Correcties en suggesties: A. Lesne M. Mergam P. Misselyn A. Van Damme S. Vansever B. Willocx. Juridische documentatie: S.

Transcriptie

1 MILIEUVERGUNNING: ADMINISTRATIEVE EN TECHNISCHE GIDS VOOR DE PRIVATE AANVRAGER (AANGEPAST IN JULI 2001) JULI 2001

2 Redactie: J. Delfosse Eerste Adviseur d.d.. Hoofd van de Afdeling "Preventie en Vergunningen" Th. Demey (voor de paragrafen overgenomen uit "De milieuvergunning, vademecum voor de ondernemingen" BIM 1994) Correcties en suggesties: A. Lesne M. Mergam P. Misselyn A. Van Damme S. Vansever B. Willocx Juridische documentatie: S. Vanschepdael Dactylografie: P. Renier Verantwoordelijke uitgevers: E. Schamp, J.-P. Hannequart Gulledelle Brussel Wettelijk depot: D/5762/2001/18 Technisch rapport BIM - 2 -

3 INHOUDSTAFEL VOORWOORD...7 WAARSCHUWING...9 HOOFDSTUK I: HOE DEZE GIDS GEBRUIKEN?...11 HOOFDSTUK II: VOOR WELKE ACTIVITEITEN IS EEN VERGUNNING NODIG? WAT WORDT VERSTAAN ONDER HET BEGRIP "INGEDEELDE INRICHTINGEN"? LIJST VAN INGEDEELDE INRICHTINGEN "NIET-INDUSTRIËLE" INGEDEELDE INRICHTINGEN INGEDEELDE INRICHTINGEN DIE BIJ AMBACHTELIJKE OF INDUSTRIËLE ACTIVITEITEN HOREN...14 HOOFDSTUK III: WANNEER EN NAAR AANLEIDING WAARVAN MOET EEN AANVRAAG WORDEN INGEDIEND? ALGEMEEN OVERNAME VAN EEN ONDERNEMING OPSTARTEN VAN EEN ACTIVITEIT UITBREIDING OF WIJZIGING VAN DE ACTIVITEIT REGULARISATIE VERPLAATSING VAN EEN INRICHTING HEROPSTARTEN VAN DE ACTIVITEIT NIEUWE ACTIVITEITEN WAARVOOR EEN VERGUNNING NODIG IS VERLENGING VAN MIJN VERGUNNING VERNIEUWING VAN MIJN VERGUNNING UITBREIDING VAN DE ONDERNEMING BIJ HET BEËINDIGEN VAN DE ACTIVITEITEN WIE MOET HANDELEN?...21 HOOFDSTUK IV: WELKE KLASSE VAN PROJECT? INLEIDING EENHEID VAN DE AANVRAAG INRICHTINGEN DIE TOT VERSCHILLENDE KLASSEN KUNNEN BEHOREN MINIMUMGRENS M.B.T. DE CLASSIFICATIE DUUR VAN DE UITBATING EN CLASSIFICATIE...24 HOOFDSTUK V : DE VERSCHILLENDE MOGELIJKE PROCEDURES ALGEMEEN AANGIFTE VAN EEN INRICHTING VAN KLASSE III (ARTIKELEN 66 TOT 69) TIJDELIJKE INRICHTINGEN (ARTIKELEN 52 EN 53) INRICHTINGEN VAN KLASSE II (ARTIKELEN 48 TOT 51) ATTEST VAN KLASSE 1B - NIET-GEMENGD DOSSIER (ARTIKELEN 37 TOT 43) VERGUNNING VAN KLASSE 1B ZONDER ATTEST - NIET-GEMENGD DOSSIER (ARTIKELEN 37 TOT 43) ATTEST VAN KLASSE 1B - GEMENGD DOSSIER (ARTIKELEN 37 TOT 43 EN ARTIKEL 12) VERGUNNING VAN KLASSE 1B ZONDER VOORAFGAAND ATTEST GEMENGD DOSSIER (ARTIKELEN 37 TOT 43 EN ARTIKEL 12) VERGUNNING VAN KLASSE 1B NA ATTEST - (AL DAN NIET)GEMENGDE DOSSIERS (ARTIKELEN 44 TOT 47) INRICHTINGEN VAN KLASSE 1A - ATTEST - VERGUNNING ZONDER ATTEST- VERGUNNING NA ATTEST MOBIELE INRICHTINGEN (ARTIKEL 58) WIJZIGING VAN DE UITBATINGSVOORWAARDEN (ARTIKEL 64) OP INITIATIEF VAN DE OVERHEID WIJZIGING VAN DE UITBATINGSVOORWAARDEN (ARTIKEL 64) OP INITIATIEF VAN DE UITBATER UITBREIDING VAN DE VERGUNNING ZONDER REGELEN VAN OPENBAARMAKING VERLENGING VAN EEN VERGUNNING (ARTIKEL 62)...54 HOOFDSTUK VI: SAMENSTELLING VAN HET DOSSIER ALGEMEEN Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

4 2. AANGIFTE VAN INRICHTINGEN VAN KLASSE AANVRAAG OM EEN TIJDELIJKE VERGUNNING EN AANVRAAG OM EEN VERGUNNING VAN KLASSE AANVRAAG OM EEN ATTEST VAN KLASSE 1B OF 1A AANVRAAG OM EEN VERGUNNING VAN KLASSE 1B OF 1A AANVRAAG TOT WIJZIGING VAN DE UITBATINGSVOORWAARDEN AANVRAAG TOT "UITBREIDING" VAN DE VERGUNNING EVALUATIE VAN DE EFFECTEN - HET EFFECTENVERSLAG...68 HOOFDSTUK VII: INDIENING EN ANALYSE VAN HET DOSSIER AANTAL EXEMPLAREN VAN DE AANVRAAG WAAR DE AANVRAAG INDIENEN? WAT MOET U KRIJGEN? ANALYSE VAN HET DOSSIER WETTELIJKE REFERENTIES...74 HOOFDSTUK VIII: DE SPECIALE REGELEN VAN OPENBAARMAKING ALGEMEEN OPENBAAR ONDERZOEK OVERLEGCOMMISSIE...76 HOOFDSTUK IX: ALS ER IN DE LOOP VAN DE PROCEDURE PROBLEMEN OPDUIKEN! PROCEDUREFOUTEN WIJZIGING VAN HET PROJECT IN DE LOOP VAN DE PROCEDURE FOUTEN TIJDENS HET OPENBAAR ONDERZOEK...79 HOOFDSTUK X: DE BESLISSING EN DE MOTIVERING ERVAN VERGUNNING OF WEIGERING UITBATINGSVOORWAARDEN EN DOELSTELLINGEN VAN DE WETGEVING MOTIVERING STILZWIJGENDE WEIGERING STILZWIJGENDE VERGUNNING...85 HOOFDSTUK XI: AANPLAKKING VAN DE BESLISSING...87 HOOFDSTUK XII: DE MIDDELEN INZAKE BEROEP (ARTIKELEN 79 TOT 84) ALGEMEEN BEROEP BIJ HET MILIEUCOLLEGE BEROEP BIJ DE REGERING...92 HOOFDSTUK XIII: DE VERPLICHTINGEN VAN DE UITBATER DE ALGEMENE VOORSCHRIFTEN DE VOORWAARDEN OPGELEGD DOOR DE ORDONNANTIE DE VOORWAARDEN VERMELD IN DE VERGUNNING(EN) VOORWAARDEN VAN HET ARAB...96 HOOFDSTUK XIV: GELDIGHEID VAN DE BESTAANDE VERGUNNINGEN EN WIJZIGING VAN DE WETGEVING WIJZIGING VAN DE LIJST VAN INGEDEELDE INRICHTINGEN DUUR VAN DE VERGUNNINGEN WIJZIGING VAN DE UITBATINGSVOORWAARDEN BIJ BESLUIT VAN DE REGERING ARREST VAN HET ARBITRAGEHOF VAN 21 OKTOBER HOOFDSTUK XV: STEDENBOUW EN MILIEU STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENINGEN HET GEWESTELIJK BESTEMMINGSPLAN BODEMBESTEMMING EN MILIEUVERGUNNING BESLUIT VAN 1993 TOT DE ONTWIKKELINGEN BIJLAGE 1. LIJST VAN DE INGEDEELDE INRICHTINGEN VAN Technisch rapport BIM - 4 -

5 BIJLAGE 2. ALFABETISCHE RANGSCHIKKING VAN DE SLEUTELWOORDEN IN HET NEDERLANDS EN DE OVEREENKOMST MET HET FRANS BIJLAGE 3. NUTTIGE ADRESSEN BIJLAGE 4: TYPOLOGIE VAN DE ONDERNEMINGEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST - OVEREENSTEMMING TUSSEN DE NACE NOMENCLATUUR EN DE INGEDEELDE INRICHTINGEN BIJLAGE 1. LIJST VAN DE INGEDEELDE INRICHTINGEN VAN BIJLAGE 2. ALFABETISCHE RANGSCHIKKING VAN DE SLEUTELWOORDEN IN HET NEDERLANDS EN DE OVEREENKOMST MET HET FRANS BIJLAGE 3. NUTTIGE ADRESSEN BIJLAGE 4: TYPOLOGIE VAN DE ONDERNEMINGEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST - OVEREENSTEMMING TUSSEN DE NACE NOMENCLATUUR EN DE INGEDEELDE INRICHTINGEN INLEIDING OVEREENSTEMMINGSTABEL CORRESPONDENTIETABEL Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

6 Technisch rapport BIM - 6 -

7 Voorwoord Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zijn inwoners en zijn ondernemingen staan voor een heuse uitdaging: een manier vinden om economische ontwikkeling en milieu met elkaar te verzoenen. Hoe kunnen we economische groei garanderen zonder de leefomgeving van de inwoners te verstoren? Hoe kunnen we ons leefmilieu verbeteren en beschermen zonder elk industrieel of commercieel initiatief resoluut in de kiem te smoren? De overheid beschikt over verschillende werktuigen om die vragen te beantwoorden. Een van die werktuigen is de milieuvergunning. Ze werd in 1993 ingevoerd ter vervanging van de "ARAB"-regelgeving, die in tal van opzichten achterhaald was. In 1997 werd ze op diverse punten gewijzigd om de procedures die ze organiseert, te vergemakkelijken en te verduidelijken. En in de toekomst zal ze ongetwijfeld nog evolueren. Deze nieuwe uitgave van het "administratief en technisch vademecum inzake milieuvergunningen" is het beste bewijs dat het BIM zijn samenwerking met de actoren op het terrein wenst voort te zetten en dat een gezond evenwicht tussen de milieudoelstellingen in het raam van een betere levenskwaliteit en de specifieke eisen van de professionals een van zijn topprioriteiten blijft. Eric Schamp Inspecteur-generaal Jean-Pierre Hannequart Directeur-generaal Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

8 Technisch rapport BIM - 8 -

9 WAARSCHUWING In 1994 heeft het BIM, naar aanleiding van de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving met betrekking tot de milieuvergunning (vroegere uitbatingsvergunning), een vademecum gepubliceerd dat goed ontvangen werd bij de voornaamste gebruikers ervan: de ondernemingen. Als gevolg van de wijzigingen die in juni 1997 in de wetgeving werden aangebracht en de publicatie van verscheidene uitvoeringsbesluiten van die ordonnantie drong een herziening van die uitgave zich op. In plaats van de oorspronkelijke tekst aan te passen, hebben we ervoor gekozen een volledig nieuwe versie te schrijven, de vrucht van 5 jaar ervaring. Zoals reeds gezegd is dit document in de eerste plaats bestemd voor privé-ondernemingen; in dit vademecum wordt bijgevolg geen aandacht besteed aan de procedures voor "openbare" aanvragers (bestuursorganen, OCMW's...). Het hoofdstuk waarin de effectenstudies aan bod komen, hebben we bewust kort gehouden aangezien er op dat vlak jaarlijks slechts een twintigtal "grote dossiers" worden ingediend. Bovendien worden die dossiers behandeld door gespecialiseerde en erkende adviesbureaus die de wetgeving tot in de puntjes kennen. Zij hebben dus geen nood aan een gedetailleerd vademecum. In de mate van het mogelijke hebben we ervoor gezorgd dat elk hoofdstuk van dit vademecum een afzonderlijk geheel vormt. Zo kan de gebruiker enkel die delen raadplegen die hem rechtstreeks aanbelangen. Nieuw ten opzichte van de vorige versie zijn onder meer de volgende punten: de samenstelling van een dossier, de manier waarop de uitgereikte vergunning moet worden "gelezen"... We hebben ook meer aandacht besteed aan belangrijke vragen: welk soort van vergunning moet ik aanvragen, op basis van welke criteria, wat moet ik doen als ik mijn inrichtingen tijdens de loop van de vergunning wens uit te breiden of aan te passen Dit document heeft tot doel een antwoord te bieden op een deel van de vele vragen die elke (toekomstige) uitbater zich stelt wanneer hij een vergunning aanvraagt. We hebben dus een keuze moeten maken tussen een volledig, maar moeilijk te raadplegen document en een onvolledig maar "soepel" document. Deze gids is niet definitief en er kunnen nog fouten zijn. De wetgeving evolueert en deze versie zal dus worden aangepast. Uiteraard zullen we u op de hoogte brengen van die aanpassingen, indien we over uw coördinaten beschikken (zie kader op keerzijde) Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

10 BELANGRIJK BERICHT Om u verder op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in de regelgeving, publiceren wij aanvullingen - de wijziging van deze gids en een informatietijdschrift, "BIMberichten Bulletin Ondernemingen en Leefmilieu". Indien u zich wilt inschrijven in onze adressenlijst en u één van onze publicaties wilt ontvangen, verzoeken wij u onderstaande strook in te vullen en ons terug te bezorgen: - Of via de post naar B.I.M. - Afdeling "Preventie en Vergunningen" Gulledelle Brussel - Of via fax: 02/ Of via technoclean@ibgebim.be U kan deze actualiteiten ook volgen op onze Internetsite: deur "ondernemingen". Er bevindt zich ook nog andere informatie betreffende het beheer van uw onderneming, zoals de lijsten van de erkende maatschappijen, de contactpersonen van de administraties, het charter "eco-dynamisme", technische informatie, de subsidies en de regionale heffingen. U kan deze gids samen met zijn bijlagen rechtstreeks downloaden van onze site.! Bedrijf : De heer/mevrouw Functie Adres :......Nr... Bus... Postnummer... Gemeente Tel:... Fax: Ik wens de wijzigingen en de aanvullingen van deze gids te ontvangen Ik wens het Bulletin Ondernemingen en Leefmilieu te ontvangen Indien ja, ja / nee ja / nee via de post / via Technisch rapport BIM

11 Hoofdstuk I: Hoe deze gids gebruiken? De gids kan natuurlijk gewoon van de eerste tot de laatste bladzijde worden gelezen. Hij werd echter niet vanuit die benadering opgesteld. Dit instrument is bestemd voor de vergunningaanvrager, de exploitant. De gids moet hem helpen bij de verschillende administratieve stappen. Er kunnen hoofdzakelijk twee situaties worden onderscheiden waarin vragen rijzen rond een milieuvergunning: - ofwel bezit de onderneming nog geen vergunning (project), zal de huidige vergunning weldra vervallen of is de vergunning verlopen (wanneer de installaties minstens twee jaar stilliggen). - ofwel bezit de onderneming een vergunning die moet worden geactualiseerd omdat de installaties wijzigingen ondergingen zonder dat de overheid daarvan op de hoogte werd gebracht (d.i. een inbreuk die moet worden geregulariseerd) of is er sprake van een uitbreidings- of hervormingsproject. In beide gevallen moet dezelfde procedure worden gevolgd en moet eerst de vraag worden gesteld: Wanneer moet actie worden ondernomen? (zie hoofdstuk III). Voor de exploitant is dit een belangrijk hoofdstuk, aangezien voor bepaalde wijzigingen aan formaliteiten moet worden voldaan, zelfs als er in de onderneming niets fundamenteels is veranderd (als ik bijvoorbeeld een rotatiepers in mijn atelier wil verplaatsen). Ook hoofdstuk II (en de bijlagen 1 en 4) zijn van groot belang. Het geeft aan waarvoor al dan niet een vergunning nodig is. Hoofdstuk IV geeft dan weer een antwoord op de belangrijke vraag: tot welke klasse behoort mijn project? Het antwoord op die vraag heeft immers verdere gevolgen voor het type van procedure dat vervolgens zal moeten worden gevolgd. In functie van dat antwoord raadpleegt de lezer de hoofdstukken V over het verloop van de procedures en de samenstelling van het dossier. Het volstaat de paragraaf te lezen die op uw situatie betrekking heeft. De hoofdstukken VII tot XIV hebben opnieuw betrekking op alle exploitanten in functie van de gestelde vragen. Bij deze gids zitten ook tal van bijlagen, met name referenties naar de omvangrijke milieureglementeringen, maar ook een lijst met nuttige adressen waarop iedereen de informatie kan verkrijgen die hij in deze publicatie niet heeft kunnen vinden.

12

13 Hoofdstuk II: Voor welke activiteiten is een vergunning nodig? BELANGRIJK Dit verklarende hoofdstuk geeft een indicatief overzicht van de inrichtingen die in een gebouw aanwezig kunnen zijn op grond van de aard van de activiteiten die er worden uitgeoefend. De bijgaande lijsten zijn dus niet volledig. In bepaalde gevallen kunnen er inrichtingen in zijn opgenomen die niet noodzakelijk overal terug te vinden zijn. In geval van twijfel doet u er goed aan contact op te nemen met de overheid " zie bijlage 3 (nuttige adressen) 1. WAT WORDT VERSTAAN ONDER HET BEGRIP "INGEDEELDE INRICHTINGEN"? Om te worden onderworpen aan een vergunning of een aangifte moet de uitgeoefende of geplande activiteit, de uitgebate of in opbouw zijnde onderneming zijn opgenomen in de lijst van ingedeelde inrichtingen of althans het gebruik impliceren van materiaal of gereedschap dat in die lijst voorkomt. Het is immers mogelijk dat een "onderneming" niet ingedeeld is, maar dat sommige van haar inrichtingen dat wel zijn. De term "onderneming" komt regelmatig voor in dit vademecum en moet in de ruime betekenis van het woord worden geïnterpreteerd. De verplichting tot het indienen van een aanvraag is immers niet verbonden met de finaliteit van de installatie: industrieel, ambachtelijk, commercieel, privé- of openbaar gebruik. Elke ingedeelde inrichting is, ongeacht haar gebruik, onderworpen aan een vergunning of een aangifte (privépersoon, onderneming, openbaar bestuur, v.z.w....). 2. LIJST VAN INGEDEELDE INRICHTINGEN Die lijst is van groot belang. Het feit of een inrichting al dan niet in die lijst is opgenomen, bepaalt immers of er een vergunning voor nodig is. Die "inrichtingen" (" zie bijlage 1) kunnen van verschillende aard zijn: - classificatie van de activiteit (bv. bakkerijen, werkplaatsen voor het onderhoud van voertuigen, wassalons); - classificatie van een installatie of een machine (bv. c.-v.-ketel, koelinstallatie, ventilatie-installatie); - classificatie van de opslag van een product (bv. opslag van ontvlambare vloeistoffen, metalen, chemische producten...). In die lijst draagt elk soort van inrichting een nummer, dat naar de klasse verwijst waarin ze is ondergebracht, en een sleutelwoord, dat het mogelijk maakt ze alfabetisch te rangschikken. Bepaalde rubrieken zijn onderverdeeld in subrubrieken die overeenstemmen met een klasse die verschilt naar gelang van het vermogen van de drijfkracht, de hoeveelheid opgeslagen of verwerkte producten, het aantal productietoestellen "NIET-INDUSTRIËLE" INGEDEELDE INRICHTINGEN Diverse niet-industriële inrichtingen zijn onderworpen aan een milieuvergunning of een aangifte. Enkele voorbeelden: stationaire batterijen (voor noodverlichting, "no break"-aggregaat voor computerzalen,...); verbrandingsinstallaties (verwarming,...); opslagplaatsen (algemeen); elektrische generatoren (stroomgeneratoren); garages (parkeerruimtes); opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (brandstof); Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

14 Hoofdstuk II: Voor welke activiteiten is een vergunning nodig? verbrandingsmotoren (stroomgeneratoren); diverse bouw- en werkplaatsen...; opslagplaatsen voor gevaarlijke producten; koelinstallaties (airconditioning); standplaatsen voor voertuigen; niet-verplaatsbare transformators (hoogspanningshuis); stoomtoestellen (stoomketels); ventilatie-installaties (luchtventilatoren). Voor elk gebouw, ongeacht zijn bestemming, dat is uitgerust met een van die inrichtingen, is dus een vergunning nodig. 4. INGEDEELDE INRICHTINGEN DIE BIJ AMBACHTELIJKE OF INDUSTRIËLE ACTIVITEITEN HOREN Wat de meest voorkomende activiteiten in het Brusselse Gewest betreft, vindt u bijgaand (zie bijlage 4) de rubrieken van ingedeelde inrichtingen die er over het algemeen mee worden geassocieerd. Technisch rapport BIM

15 Hoofdstuk III: Wanneer en naar aanleiding waarvan moet een aanvraag worden ingediend? 1. ALGEMEEN Elke ingedeelde activiteit mag slechts worden uitgeoefend en elke ingedeelde inrichting mag slechts worden uitgebaat als er een vergunning werd afgegeven en de voorwaarden van die vergunning in acht worden genomen. Dat is uiteraard een van de basisprincipes van die preventieve regelgeving. Aangezien het meestal technische installaties betreft waarbij het soms nodig is filters, speciale bakken, waterzuiveringssystemen (reinigingstoestellen...), schoorstenen, geluidsschermen... te installeren, is het logisch dat de overheid de uitbatingsregels vaststelt vóór het project wordt opgestart. In de omgekeerde veronderstelling zou het nodig kunnen zijn ingrijpende wijzigingen op te leggen die de uitbater schade zouden kunnen berokkenen... en waarschijnlijk moeilijk aanvaard zouden worden! 1.1. Interpretatie van het begrip "uitbating" Artikel 7, 1 van de ordonnantie preciseert heel duidelijk dat voor de uitbating van een ingedeelde inrichting een vergunning nodig is. Daarvoor was uitbating een synoniem van gebruik, en was het dus mogelijk een industriële installatie te plaatsen zonder dat daarvoor een vergunning was vereist. Doordat de term "vestiging" aan de huidig geldende definitie werd toegevoegd, is de draagkracht van het begrip "uitbating" als gedefinieerd in het ARAB aanzienlijk gewijzigd en uitgebreid. Onder uitbating 1 moet dus worden verstaan de vestiging, de indienststelling, de instandhouding, het gebruik of het onderhoud van een inrichting, alsook elke vorm van emissie afkomstig van een inrichting". Zoals u kunt zien is de eerste activiteit de "vestiging". Heel de discussie draait dan ook rond dat begrip. Het begrip "vestiging" heeft uiteraard betrekking op handelingen die verschillen naar gelang de aard van de ingedeelde inrichting. Maar vaak bestaat er al een verband tussen de vestiging en de werkzaamheden met betrekking tot de inrichting van de lokalen waarin de ingedeelde inrichtingen zullen staan. Wanneer de ingedeelde inrichting een economische activiteit betreft, zoals bijvoorbeeld een bakkerij of een brouwerij, begint de "vestiging" met de bouw van de lokalen, aangezien het de volledige bakkerij of brouwerij is die aan een vergunning is onderworpen. Wanneer de ingedeelde inrichting een machine of een voorziening is (bv. brandstoftank), begint de "vestiging" met de uitvoering van de werkzaamheden die nodig zijn voor de plaatsing van de voorziening en zijn toebehoren. Bepaalde toestellen en activiteiten kunnen niet los worden gezien van hun noodzakelijke toebehoren. Zo heeft elke c.v.-ketel een schoorsteen nodig. Bovendien hangen bepaalde fundamentele kenmerken van die schoorsteen (bv. de doorsnede) grotendeels af van de ingedeelde inrichting (het warmtevermogen, het soort van brandstof, het feit of de ketel al dan niet werkt volgens het condensatieprincipe...). Zo ook kan de bouw van een wastunnel niet los worden gezien van de toestellen die er zullen worden geplaatst (kuipen, toestellen voor de zuivering en de recyclage van water zoals een afwateringsinstallatie, een waterstraalinstallatie...). In sommige gevallen is het moeilijk te weten welke bestemming een lokaal zal krijgen. Dat is met name het geval met bedrijfsgebouwen die door andere mensen dan de promotor zullen worden uitgebaat en waarvan het gebruik zal afhangen van de toekomstige uitbaters. Als in het "naakte" gebouw geen enkele ingedeelde inrichting staat (wat uitzonderlijk is, zie hoofdstuk II, 1.2), zal het feit of een vergunning nodig is enkel afhangen van de toekomstige activiteiten die er zullen worden uitgeoefend en de toekomstige installaties die er in zullen worden ondergebracht. De vergunning moet dan worden aangevraagd door de gebruiker van het gebouw. 1 Artikel 3, Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

16 Hoofdstuk III: Wanneer en naar aanleiding waarvan moet een aanvraag worden ingediend? 1.2. In het geval van een "gemengd project" Wat wordt verstaan onder het begrip "gemengd project"? Volgens artikel 108, 2 van de ordonnantie houdende organisatie van de planning en de stedenbouw en artikel 3, 6 van de Ordonnantie betreffende milieuvergunningen is een gemengd project "een project waarvoor, op het ogenblik dat het wordt ingediend, terzelfder tijd een milieuvergunning betreffende een inrichting van klasse 1A of 1B en een stedenbouwkundige vergunning nodig is". De regelgeving is dus duidelijk: zodra voor een project een stedenbouwkundige vergunning en een milieuvergunning (1B of 1A) zijn vereist, is het karakter van dat project "gemengd". Op dat vlak is geen enkele interpretatie mogelijk. Wat houdt de "gemengde procedure" in? De "gemengde procedure" houdt in dat het project gezamenlijk zal moeten worden behandeld door de overheidsinstelling belast met het beheer van de milieuvergunning (dit is steeds het BIM vermits het enkel projecten van klasse 1A of 1B betreft) en de overheidsinstantie belast met het beheer van de stedenbouwkundige vergunning (gemeente, Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting). Beide procedures zijn nauw met elkaar verbonden: op het vlak van de indiening van de aanvraag, het "volledig" verklaren van het dossier, het openbaar onderzoek, de voorlegging aan de Overlegcommissie, de afgifte van de vergunning, de definitieve inwerkingtreding van de vergunning en de geldigheid van de vergunningen. Waarom werd er een "gemengde procedure" ingevoerd? Vroeger ondervonden grote projecten vaak nadelige gevolgen van de scheiding van de milieu- en de stedenbouwkundige procedure. Als gevolg daarvan suggereerden sommigen één enkele vergunning in te voeren, waarin alle milieu- en stedenbouwkundige aspecten gegroepeerd zouden zitten. Praktisch gezien was een dergelijk project echter moeilijk uitvoerbaar. Daarom heeft de Brusselse wetgever vanaf 1992 een mechanisme ingevoerd dat de twee procedures aan elkaar koppelt. Bedoeling daarvan was de nadelen van de twee procedures weg te werken zonder dat beide voornoemde overheidsinstanties aan autonomie moesten inboeten. Voorts hebben de ordonnanties van 5 juni 1997 bepaalde knelpunten van dat mechanisme weggewerkt. De tweede reden waarom een gemengde procedure werd ingevoerd, is de wijziging in 1993 van het begrip "uitbating". Vroeger mocht een gebouw niet worden gebouwd of uitgebaat zonder vergunning. In die periode was het echter vaak zo dat de vergunningen pas bij de aanvang van de uitbating werden aangevraagd, waardoor het preventieve aspect van de regelgeving in het gedrang kwam. Over het algemeen werd er dan ook van uitgegaan dat de uitbating van een gebouw werd voorafgegaan door de bouw ervan, en dat bijgevolg de aanvraag voor een vergunning kon worden ingediend als het gebouw er al stond. Naast bovenvermeld nadeel is het evident dat de overheidsinstantie belast met de afgifte van de uitbatingsvergunning (thans milieuvergunning) zich moeilijk kon verzetten tegen de uitbating van reeds gebouwde gebouwen, met alle economische gevolgen van dien. Anderzijds moest voor projecten waarvoor min of meer ingrijpende wijzigingen nodig waren op het vlak van de uitbatingsvergunning (bv. de installatie van een schoorsteen), opnieuw een stedenbouwkundige vergunning worden aangevraagd. Tot slot was er het onbegrip van de bevolking: waarom moesten voor een zelfde project twee verschillende procedures worden opgestart die over het algemeen aanleiding gaven tot twee afzonderlijke en opeenvolgende Technisch rapport BIM

17 openbare onderzoeken? Hoofdstuk III: Wanneer en naar aanleiding waarvan moet een aanvraag worden ingediend? Ter herinnering: onder "uitbating" wordt eveneens "vestiging" verstaan. Het is dus duidelijk dat behoudens uitzonderingen, voor de bouw van gebouwen waar een industriële of ambachtelijke activiteit zal worden uitgeoefend, vanaf het begin een uitbatingsvergunning vereist is. Er dient echter op te worden gewezen dat de noodzaak om "heel vroeg" een milieuvergunning aan te vragen, soms bepaalde moeilijkheden met zich brengt. Zo is het niet altijd makkelijk om op het ogenblik van de bouw van gebouwen alle kenmerken te kennen van de machines die er in zullen worden ondergebracht. Voor dat knelpunt bestaat er een bijzondere procedure: de aanvraag van een attest (artikel 8 van de ordonnantie). Mogelijkheid om een eenvoudig attest aan te vragen? Hoewel de procedure voor het aanvragen van een attest heel wat gelijkenissen vertoont met de procedure voor het aanvragen van een vergunning, hoeven de gegevens met betrekking tot de eerstgenoemde niet zo precies te zijn als die met betrekking tot de laatstgenoemde. Het attest bepaalt in welke mate en onder welke voorwaarden een milieuvergunning vervolgens zal kunnen worden afgegeven voor de in de aanvraag vermelde inrichtingen. Het dient te worden opgemerkt dat de voorwaarden van het attest het raamwerk zullen vormen van de toekomstige vergunning. Wanneer het project concrete vorm krijgt, kan een "vergunning na attest" worden aangevraagd. Een dergelijke vergunning, waarvoor normaal geen openbaar onderzoek meer is vereist, wordt binnen 45 dagen behandeld Mogelijke gevallen U weet nu of u voor uw bestaande of geplande activiteiten een vergunning nodig hebt (zie hoofdstuk II). In dit hoofdstuk staan onder meer de volgende vragen centraal: hoe verkrijg ik een vergunning voor nieuwe inrichtingen, hoe vul ik een bestaande vergunning aan, hoe regulariseer ik een situatie in het geval van overtreding (geen vergunning voor inrichting in werking)? Op de volgende bladzijde vindt u een overzicht van elke mogelijke situatie. Elke mogelijke situatie wordt besproken in een afzonderlijke paragraaf Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

18 Hoofdstuk III: Wanneer en naar aanleiding waarvan moet een aanvraag worden ingediend? Geplande activiteiten a.) Ik neem een soortgelijke reeds bestaande uitbating over..." zie 2 b.) Ik start mijn uitbating op...." zie 3 c.) Ik wijzig mijn inrichtingen... " zie 4 Reeds gevestigde activiteiten d.) Ik verleng mijn vergunning (niet van toepassing voor vergunningen afgegeven door de Bestendige Deputatie van de provincie Brabant)..." zie 9 e.) Ik vernieuw mijn vergunning..." zie 10 f.) Ik verhuis mijn inrichtingen..." zie 6 g.) Ik breid uit..." zie 11 h.) Ik start mijn uitbating opnieuw op... " zie 7 i.) Ik regulariseer mijn inrichtingen die niet in overeenstemming zijn met de wet..." zie 5 j.) Wijziging in de wetgeving..." zie 8 2. OVERNAME VAN EEN ONDERNEMING Wenst u een reeds bestaande activiteit over te nemen zonder er ook maar iets aan te veranderen, dan hoeft u enkel de overheid (de gemeente voor vergunningen van klasse 2 of "aangiftes" van klasse 3, het BIM voor vergunningen van klasse 1) per aangetekende brief (kennisgeving) met bijgaand een afschrift van de documenten die bewijzen dat de activiteit werd overgenomen, op de hoogte te brengen van de verandering van uitbater (art. 63, 1, 6 ). U zal dan per kerende een ontvangstbewijs krijgen dat akte neemt van die verandering. Wenst u een activiteit over te nemen en te wijzigen, dan moet u zich de volgende vragen stellen en de volgende informatie controleren. Te verifiëren alvorens het overnameproces op gang te brengen: Heeft de onderneming nog een geldige vergunning? Is (Zijn) voor alle activiteiten een (of meerdere) milieu- of uitbatingsvergunning(en) afgegeven?..." zie hoofdstuk II Zijn alle inrichtingen in overeenstemming met de voorwaarden van de bestaande vergunning(en), met het (de) advies (adviezen) van de brandweer?..." zie hoofdstuk XII Heeft de overheid (BIM of gemeente) de inrichtingen gecontroleerd en zo ja, zijn er knelpunten?..." zie hoofdstuk XII Is de wetgeving gewijzigd sinds de datum waarop de vergunning werd afgegeven?..." zie het document "Nuttige adressen" als bijlage. 3. OPSTARTEN VAN EEN ACTIVITEIT U mag een ingedeelde inrichting pas uitbaten als u een vergunning (of een aangifte van installaties van klasse 3) heeft. Om die vergunning te verkrijgen, moet u verschillende formaliteiten vervullen. Gelet op de termijn inzake de afgifte van die vergunning, doet u er goed aan de aanvraag zo vroeg mogelijk op te stellen en in te dienen. Hier volgen ter informatie de maximumtermijnen (vanaf het ogenblik dat uw dossier als volledig wordt beschouwd) voor de diverse procedures: dagen voor projecten waarvoor een effectenstudie nodig is, dagen voor projecten van klasse 1B, - 60 dagen voor projecten van klasse 2, - 45 dagen voor vergunningen waarvoor reeds een attest werd afgegeven, - 30 dagen voor vergunningen voor tijdelijke inrichtingen. Technisch rapport BIM

19 Hoofdstuk III: Wanneer en naar aanleiding waarvan moet een aanvraag worden ingediend? Zoals gezegd zijn dat de maximumtermijnen. Op het ogenblik dat u uw aanvraag wilt indienen, zijn twee situaties mogelijk: ofwel beschikt u over alle nodige technische informatie en kunt u onmiddellijk uw vergunningsaanvraag indienen, ofwel is het project nog niet erg gevorderd en beschikt u nog niet over precieze technische gegevens, maar wenst u toch de procedure op te starten om te weten of u een vergunning zult krijgen. In dat laatste geval is het mogelijk - voor aanvragen van klasse 1 - een milieuattest aan te vragen. Voor een dergelijk attest hoeven de technische gegevens niet zo precies te zijn. Als u een attest hebt, kunt u veel sneller de noodzakelijke vergunning verkrijgen. Voor u een vergunning of een attest aanvraagt, is het nuttig na te gaan of de activiteit die u wenst uit te oefenen wel is toegestaan in de zone die u voor ogen hebt. De verdeling in zones wordt bepaald door het sectorplan, het gewestelijk bestemmingsplan, en eventueel een bijzonder bestemmingsplan. Wilt u voor een bepaald terrein weten welke activiteiten er mogen worden uitgeoefend en in welke mate, neem dan contact op met de dienst Stedenbouw van de betrokken gemeente (zie hoofdstuk XV en bijlage 3). Voor meer informatie over de aanvulling van het dossier, zie hoofdstuk VI. Voor meer informatie over de indiening van de aanvraag en de door het dossier gevolgde procedure, zie de hoofdstukken VI tot XI. 4. UITBREIDING OF WIJZIGING VAN DE ACTIVITEIT Vóór u welke inrichting dan ook verbouwt of wijzigt, moet u voor elk project de overheid per aangetekende brief van uw plannen op de hoogte brengen. Onder verbouwing of wijziging worden onder meer verstaan een wijziging van de lokalen, de verplaatsing van een machine, de vervanging of de verplaatsing van schoorstenen, de installatie van bijkomende of verschillende machines (aard, drijfkracht,...), belangrijke wijzigingen in een productieproces met, bijvoorbeeld, het gebruik van andere soorten van producten (zie veiligheidskaarten)... Binnen één maand na ontvangst van die brief beslist de overheid of voor de gewijzigde inrichtingen een nieuwe vergunning nodig is, dan wel of de bestaande vergunning zonder onderzoek kan worden uitgebreid. 5. REGULARISATIE Strikt genomen bestaat er geen regularisatieprocedure. De regularisatie moet via een "normale aanvraag om een vergunning" verlopen. Ter herinnering: het is verboden een ingedeelde inrichting zonder vergunning uit te baten (zie hoofdstuk III, 1, 1 ). 6. VERPLAATSING VAN EEN INRICHTING Er is enkel sprake van verplaatsing van een inrichting wanneer de onderneming verhuist (adreswijziging). Het betreft dus niet de verplaatsing van ingedeelde inrichtingen binnen een onderneming; een dergelijke verplaatsing wordt gelijkgesteld met een verbouwing (zie 4). Wanneer u een inrichting wenst te verplaatsen, moet u een volledig nieuwe aanvraag daartoe indienen. De voorwaarden die de milieuvergunning oplegt, hangen immers niet alleen af van het soort van uit te baten inrichting maar ook van de "omgeving" van de onderneming (nabijheid van woningen, scholen, ziekenhuizen, aanwezigheid van groene zones, waterwinningsgebieden...). We herinneren er ook aan dat er naar gelang van de zone waar u zich bevindt, regels bestaan inzake de vestiging van ondernemingen (zie hoofdstuk XV) Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

20 Hoofdstuk III: Wanneer en naar aanleiding waarvan moet een aanvraag worden ingediend? 7. HEROPSTARTEN VAN DE ACTIVITEIT 7.1. Na een periode waarin de inrichtingen niet hebben gewerkt Voor gebouwen waar gedurende twee achtereenvolgende jaren geen activiteit heeft plaatsgehad, moet een nieuwe uitbatingsvergunning worden aangevraagd; de vergunning is immers vervallen 2. Volgens Nuyts 3 is het niet voldoende dat een machine of een compressor bijvoorbeeld gedurende twee jaar niet wordt gebruikt om die bepaling toe te passen. De toepassing ervan is slechts mogelijk wanneer de buurtbewoners de indruk zouden kunnen hebben dat aan de oorspronkelijke activiteit van de onderneming een einde is gekomen ten gevolge van de onderbreking van de activiteiten in het hele gebouw of althans in een groot deel ervan. Die toestand kan zich voordoen ten gevolge van het faillissement van de onderneming, een wijziging van de activiteit Buitengebruikstelling van de inrichtingen Elk ongeval of incident dat het milieu of de gezondheid en de veiligheid van de mensen kan schaden, moet onmiddellijk aan het BIM en de gemeente 4 worden gemeld. Het betreft a fortiori ongevallen waarbij de inrichtingen volledig of gedeeltelijk vernield zijn. Na een ongeval waardoor de inrichtingen buiten gebruik zijn gesteld, moet de overheid oordelen of een nieuwe vergunning moet worden aangevraagd, aangezien "een (nieuwe) milieuvergunning kan worden vereist indien de vernietiging of het buiten gebruik stellen van de toegelaten inrichting het gevolg zijn van gevaren, hinder of ongemakken die voortkomen uit de uitbating en waarmee geen rekening werd gehouden bij de afgifte van de oorspronkelijke vergunning" NIEUWE ACTIVITEITEN WAARVOOR EEN VERGUNNING NODIG IS Voor de nieuwe ingedeelde inrichtingen moet een volledige vergunningsaanvraag worden ingediend. De aanvraag moet worden ingediend binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de classificatie. Tijdens die termijn kan de uitbating zonder vergunning worden voortgezet tot de beslissing over de vergunningsaanvraag ter kennis wordt gebracht. 9. VERLENGING VAN MIJN VERGUNNING De vergunningen afgegeven onder het ARAB-stelsel waren geldig voor maximum 30 jaar. Momenteel worden vergunningen afgegeven voor twee periodes van 15 jaar; na het verstrijken van de eerste periode kan de vergunning door middel van een vereenvoudigde procedure worden verlengd. Tijdelijke vergunningen kunnen niet worden verlengd (hoofdstuk V 3). U moet uw aanvraag tot verlenging indienen uiterlijk één jaar voor het verstrijken van de geldigheidstermijn van de vergunning 6, anders dient u opnieuw een volledige aanvraag in te dienen. 10. VERNIEUWING VAN MIJN VERGUNNING U moet uw vergunning vernieuwen: - Zes maanden voor de vervaldag 7 voor vergunningen van klasse 2; - Een jaar voor de vervaldag voor vergunningen van klasse 1B; 2 Artikel 7, 1, 4. 3 "La réglementation relative à l environnement industriel Région Wallonne et Région de Bruxelles-Capitale", R. Nuyts ; p. IB- 25 (6B. punt 60), uitgeverij Van den Broele (november 1997) 4 Artikel 63, 1, 4 ) 5 Artikel 7, 2, 2, eerste lid 6 Artikel 62, 2. 7 Voor oude vergunningen afgegeven onder het ARAB-stelsel stemt die vervaldag overeen met de vervaldag van de oorspronkelijke vergunning.. Voor vergunningen afgegeven onder het stelsel van de Ordonnantie betreffende de milieuvergunningen, stemt die vervaldag overeen met de vervaldag van de verlenging. Technisch rapport BIM

21 Hoofdstuk III: Wanneer en naar aanleiding waarvan moet een aanvraag worden ingediend? - Anderhalf jaar voor de vervaldag voor vergunningen van klasse 1A, moet u opnieuw een volledige aanvraag indienen. 11. UITBREIDING VAN DE ONDERNEMING Vóór u een onderneming uitbreidt, moet u de overheid per aangetekende brief op de hoogte brengen van uw project. Binnen een maand na ontvangst van die brief beslist de overheid of u voor de gewijzigde inrichting een nieuwe vergunning moet aanvragen, dan wel of de bestaande vergunning zonder onderzoek kan worden uitgebreid. In de praktijk gaat in bijna alle gevallen een dergelijke uitbreiding gepaard met een volledige vergunningsaanvraag. 12. BIJ HET BEËINDIGEN VAN DE ACTIVITEITEN Wanneer er op een site een einde komt aan de activiteiten (hetzij omdat ze ten einde lopen, hetzij omdat ze niet meer zijn toegestaan), is iedereen die een milieuvergunning heeft of heeft gehad, verplicht de plaats van de inrichting opnieuw in een dusdanige staat te brengen dat er zich geen gevaar, hinder of ongemak voordoet. Het is onmogelijk een beschrijving te geven van wat die bepaling inhoudt naar gelang van de aard van de activiteit. Om te weten welke maatregelen hij moet nemen, dient de uitbater zich dus schriftelijk te wenden tot de overheid die de vergunningen heeft afgeleverd. Deze bepaling betekent doorgaans dat bij het beëindigen van de activiteiten, elk gevaarlijk product zal moeten worden verwijderd, dat de kuipen zullen moeten worden geledigd en gereinigd, dat de leidingen waarin vloeistoffen zitten, zullen moeten worden gespoeld... Bovendien zal in het geval van bodemverontreiniging de bodem moeten worden gesaneerd. 13. WIE MOET HANDELEN? Aanvraag om een nieuwe vergunning De ordonnantie bepaalt niet wie de milieuvergunning moet aanvragen. De milieuvergunning is immers niet persoonsgebonden: ze heeft betrekking op de ingedeelde inrichtingen, en niet op de hoedanigheid van de uitbater. In de praktijk wordt de vergunning meestal aangevraagd door de toekomstige uitbater. Inzake de uitbating van nietindustriële gebouwen waarvoor een vergunning nodig is, is het doorgaans de promotor (soms het architectenbureau dat het project beheert) die de aanvraag indient. Nieuwe vergunninghouder Wanneer de houder van de vergunning zijn inrichtingen stopzet (verkoop van het gebouw, stopzetting van de activiteit...), moet volgens de ordonnantie8 de overheid onmiddellijk op de hoogte worden gebracht van de verandering van vergunninghouder. De uitbater moet de overheid eveneens in kennis stellen van de stopzetting van de activiteit. Bijkomende aanvraag m.b.t. een bestaande vergunning Wanneer de bestaande vergunning moet worden uitgebreid, gewijzigd of verlengd, is het eveneens de vergunninghouder die de aanvraag daartoe moet indienen (over het algemeen is dat de uitbater van de inrichtingen). De oorspronkelijke vergunning vormt samen met de eventuele wijzigingen en uitbreidingen ervan immers één geheel. 8 Artikel 63, 1, Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

22 Hoofdstuk III: Wanneer en naar aanleiding waarvan moet een aanvraag worden ingediend? Wie is aansprakelijk als er geen stappen werden gedaan? Het is altijd de uitbater van de ingedeelde inrichtingen die in overtreding zal worden gesteld wanneer vastgesteld wordt dat er geen vergunning is. Hij moet er zich dus van vergewissen dat alle inrichtingen die hij "uitbaat", over een vergunning beschikken. Technisch rapport BIM

23 Hoofdstuk IV: Welke klasse van project? 1. INLEIDING Wanneer u een aanvraagdossier opstelt, moet u eerst een lijst maken van de inrichtingen waarvoor een vergunning nodig is (zie bijlage 1) en vervolgens de klasse van uw aanvraag bepalen. Hoe u daarbij te werk moet gaan, wordt in dit hoofdstuk uitgelegd. 2. EENHEID VAN DE AANVRAAG Artikel 11 van de ordonnantie bepaalt dat "wanneer verschillende inrichtingen een technische en geografische uitbatingseenheid vormen, zij het voorwerp dienen uit te maken van één enkele aangifte of één enkele aanvraag om een milieuattest of een milieuvergunning". Met deze bepaling heeft de wetgever er heel duidelijk op willen wijzen dat voor een project met dergelijke kenmerken, één enkele aanvraag moet worden ingediend, die bijgevolg in haar geheel moet worden bestudeerd. Er bestaat geen welomschreven definitie van het begrip "technische en geografische eenheid"; bij twijfel moet de overheid dat begrip dan ook interpreteren op basis van eventuele rechtspraak terzake. Voor de aanvraag is het basisprincipe dus eenvoudig: "een project = één enkele aanvraag". 3. INRICHTINGEN DIE TOT VERSCHILLENDE KLASSEN KUNNEN BEHOREN Soms kan een zelfde soort van inrichting in verschillende klassen worden ondergebracht. Over het algemeen is het criterium de drijfkracht van de machines, de oppervlakte van de opslagplaats, de inhoud van de tanken... Voorbeeld: Werkplaatsen voor het bewerken van hout en het vervaardigen van artikelen in hout of gerestaureerd hout, met een drijfkracht: a) kleiner dan of gelijk aan 20 kw; b) groter dan 20 kw. Wat de werkplaats betreft waar hout wordt bewerkt, zal men een lijst opstellen van alle machines die zich in de werkplaats(en) bevinden (uitgezonderd klein draagbaar materiaal) en de drijfkracht van elk van die machines opstellen. Naar gelang het totaal kleiner of groter is dan 10 kw, valt de aanvraag onder klasse 2 of 1B. Meestal staat de drijfkracht vermeld op de machine zelf (zo niet raadpleeg de technische documenten). Opgelet: de drijfkracht kan zijn uitgedrukt in kilowatt of in paardenkracht. Voor de omzetting geldt de volgende regel: 1 kw = 1,36 pk 1 pk = 0,736 kw Rubrieknummer Rubrieknummer Opslagplaatsen voor inerte afvalstoffen (papier, karton, schroot, kunststoffen, opveegsel, glas, lompen) met een oppervlakte: a) kleiner dan of gelijk aan 100 m 2 ; b) groter dan 100 m 2. Wanneer het criterium de oppervlakte (of de inhoud) is, moet rekening worden gehouden met de grootst mogelijke oppervlakte, m.a.w. de oppervlakte (of de inhoud) van het volledige lokaal, zelfs al wordt het niet volledig gebruikt. Bij lokalen bestemd voor verschillende activiteiten, waaronder het opslaan, moet enkel rekening worden gehouden met de inhoud of de oppervlakte die voor het opslaan in aanmerking kan komen (bv. een industriële hal waarvan 1/10 gebruikt wordt voor het opslaan van grondstoffen) Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

24 Hoofdstuk IV: Welke klasse van project? Wasserijen: a) met een drijfkracht groter dan 2 kw maar kleiner dan 20 kw en waarvan de machines uitsluitend door de klanten worden gebruikt; b) met een drijfkracht groter dan 2 kw maar waarvan de machines niet uitsluitend door de klanten worden gebruikt of met een drijfkracht groter dan 20 kw. Voor wassalons is er een tweevoudig criterium: opdat er sprake zou zijn van klasse 2, moet de drijfkracht van alle toestellen samen (wasmachines, droogtrommels maar ook kalanderaars...) kleiner zijn dan 20 kw en dienen de machines uitsluitend door de klanten te mogen worden gebruikt (wasserettes met zelfbediening). Opslagplaatsen voor vaste recipiënten van handelsbutaan en -propaan en hun mengsels: a) met een totale capaciteit - uitgedrukt in liters water - van 300 tot liter; b) met een totale capaciteit - uitgedrukt in liters water - van meer dan liter. In geval van opslag in een tank moet rekening worden gehouden met de maximale capaciteit van de tank. Zijn er twee of meer tanks aanwezig, dan moeten de hoeveelheden worden opgeteld, aangezien de volledige site als een opslagplaats wordt beschouwd. 4. MINIMUMGRENS M.B.T. DE CLASSIFICATIE Voor bepaalde activiteiten bestaat er een minimumgrens waaronder geen vergunning nodig is (bv. opslagplaatsen voor vaste brandstoffen van minder dan 5 ton, elektriciteitsgeneratoren van minder dan 100 kw, lunaparken met minder dan 10 toestellen...). Voor andere activiteiten bestaat er zo geen drempel, wat niet wil zeggen dat er geen minimumgrens is: Rubrieknummer Rubrieknummer Rubrieknummer Werkplaatsen voor het conditioneren van kruiden, voor het bereiden van voedingsextracten waarvan de drijfkracht: a) kleiner dan of gelijk aan 20 kw; b) groter dan 20 kw. In bovenvermelde rubriek is er sprake van werkplaatsen, wat er heel duidelijk op wijst dat de wetgever de verplichting heeft willen beperken tot industriële of ambachtelijke activiteiten: de drogist die "zijn kruiden in zakjes verpakt" in een magazijn valt dus niet onder deze rubriek. 5. DUUR VAN DE UITBATING EN CLASSIFICATIE Uitbatingen van minder dan drie maand vallen onder een bijzonder stelsel (tijdelijke vergunning). Het is onmogelijk de algemene minimumduur te bepalen van een uitbating waarvoor een vergunning nodig is: enkele dagen, enkele uren? Bij geschillen behoort de bevoegde overheid te beslissen of een vergunning al dan niet nodig is. Er dient te worden op gewezen dat een uitbating van korte duur die zich echter regelmatig op dezelfde plaats herhaalt, in elk geval aan een vergunning is onderworpen. De overheid zal bij elke beslissing rekening houden met de risico's en de hinder die de activiteit veroorzaakt. Technisch rapport BIM

25 Hoofdstuk V : De verschillende mogelijke procedures 1. ALGEMEEN We herinneren er allereerst aan dat de procedures die in dit hoofdstuk aan bod komen, niet van toepassing zijn wanneer de aanvrager een publiekrechtelijke rechtspersoon is of wanneer de aanvraag betrekking heeft op inrichtingen van openbaar nut (vervoer van energie, verkeerswegen). Dergelijke situaties hebben voornamelijk betrekking op overheidsinstellingen en niet op privé-ondernemingen. De procedures van klasse 1A zullen we niet tot in de details bestuderen, aangezien er jaarlijks slechts enkele van die procedures worden opgestart en ze bovendien moeten worden "begeleid" door een erkend adviesbureau. Wenst u meer gedetailleerde informatie over de procedure van klasse 1A, neem dan rechtstreeks contact op met het BIM (afdeling "Preventie en Vergunningen", departement "Effectenstudies"). U weet nu al tot welke klasse uw inrichting behoort: 3, 2, 1B of 1A (zie hoofdstuk IV). Daarnaast kent u ook al het verschil tussen een gemengde en een niet-gemengde procedure en weet u of u voor uw project al dan niet een tijdelijke vergunning nodig hebt. U hoeft dus nu alleen nog de paragraaf (zie onderstaande lijst) te raadplegen die op uw situatie van toepassing is. Lijst van de procedures met verwijzing naar de overeenkomstige paragraaf Aangifte van een inrichting van klasse Aanvraag om een vergunning voor tijdelijke inrichtingen (behalve bouwterreinen)... 3 Aanvraag om een vergunning voor tijdelijke inrichtingen (bouwterreinen)... 3 Aanvraag om een vergunning van klasse Aanvraag om een attest van klasse 1B, niet-gemengd dossier... 5 Aanvraag om een vergunning van klasse 1B zonder voorafgaand attest, niet-gemengd dossier. 6 Aanvraag om een attest van klasse 1B, gemengd dossier... 7 Aanvraag om een vergunning van klasse 1B zonder voorafgaand attest, gemengd dossier... 8 Aanvraag om een vergunning van klasse 1B volgend op een attest, niet-gemengd dossier... 9 Aanvraag om een vergunning van klasse 1B volgend op een attest, gemengd dossier... 9 Aanvraag om een vergunning van klasse 1A, niet-gemengd dossier Aanvraag om een vergunning van klasse 1A, gemengd dossier Aanvraag om een vergunning van klasse 1A zonder voorafgaand attest, niet-gemengd dossier Aanvraag om een vergunning van klasse 1A zonder voorafgaand attest, gemengd dossier Aanvraag om een vergunning van klasse 1A volgend op een attest, niet-gemengd dossier Aanvraag om een vergunning van klasse 1A volgend op een attest, gemengd dossier Opgelet! Alle termijnen zijn uitgedrukt in "kalenderdagen", niet in "werkdagen" Administratieve en technische gids inzake milieuvergunningen

26 Hoofdstuk V : De verschillende mogelijke procedures 2. AANGIFTE VAN EEN INRICHTING VAN KLASSE III (ARTIKELEN 66 TOT 69) 2.1. Waarschuwing Na een voorbereiding die vele maanden heeft geduurd, is de nieuwe lijst van de ingedeelde inrichtingen de 16de augustus 1999 in werking getreden na de publicatie in het Staatsblad van de volgende teksten: - De ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de lijst der ingedeelde inrichtingen van klasse I.A. (Staatsblad van 05/08/99); - Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de lijst der ingedeelde inrichtingen van klasse I.B., II en III (Staatsblad van 07/08/99); - Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verplichting van het inwinnen van het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp (Staatsblad van 18/08/99); - Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het voorafgaande aangifteformulier voor de inrichtingen van klasse III (Staatsblad van 02/07/99). De door de regering en door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad aangebrachte wijzigingen aan de lijst van de ingedeelde inrichtingen hebben tot enkele nieuwigheden en wijzigingen geleid ten opzichte van de vorige lijst, als bijlage toegevoegd aan de ordonnantie van 23 november 1993 (Belgisch Staatsblad van 26 november 1993). Klasse III groepeert de inrichtingen waarvan het bestaan aan de overheden bekend moet zijn omwille van veiligheids- of milieubeheersredenen (productie van afvalstoffen, risico van graduele vervuiling,...). Klasse III ontslaat eenvoudigweg de aanvrager van elke voorafgaande procedure tot verkrijging van de vergunning en verplicht hem enkel tot een eenvoudige kennisgeving (waarvan de modaliteiten bij besluit zullen worden gepreciseerd). Een en ander ontslaat de uitbater evenwel niet van de naleving van bepaalde voorwaarden (bepaald of vastgelegd door de regering of, individueel, door het College van Burgemeester en Schepenen voor de particuliere aanvragers). Dit betekent dan ook dat elke inbreuk vervolgd zal worden overeenkomstig de voorschriften van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu (Staatsblad 24/06/1999) Ontvangst van de aanvraag (art. 66, 1) De aanvraag kan uitsluitend via aangetekende brief bij de gemeentelijke administratie worden ingediend. De ordonnantie voorziet niet in de mogelijkheid om de aanvraag binnen te dragen Analyse inzake de volledigheid van de aangifte De gemeentelijke administratie heeft 20 kalenderdagen om te oordelen over de volledigheid van de aangifte. # Als de aanvraag volledig is, stuurt het College van Burgemeester en Schepenen de aanvrager een aangetekend ontvangstbewijs. # Als de aanvraag onvolledig is, stuurt de gemeentelijke administratie de aanvrager een brief met een overzicht van de ontbrekende documenten of inlichtingen. Binnen 10 dagen na ontvangst van die documenten of inlichtingen stuurt het College van Burgemeester en Schepenen de aanvrager een aangetekend ontvangstbewijs Aanvang van de uitbating (art. 67) De uitbating mag worden aangevat na ontvangst van het ontvangstbewijs of, als de gemeentelijke administratie niet heeft gereageerd, de dag na het verstrijken van de termijn (m.a.w. 21 dagen na de verzending van het dossier of 11 dagen na de verzending van de ontbrekende documenten of inlichtingen) Duur De ordonnantie voorziet in geen enkele beperking inzake de duur van de uitbating. Hoewel een aangifte dus Technisch rapport BIM