Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar XV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XV (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 1991) Nr. 86 BRIEF VAN DE MINISTER EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 10juli 1991 In het mondeling overleg van 24 januari 1991 over de nota Passende arbeid van 9 november 190 (kamerstuk XV nr. 25) is u een aanvullende nota over dit onderwerp toegezegd. Tijdens het mondeling overleg van 4 juni 1991 over de evaluatie van de Regeling personeels voorziening agrarische sector 1990 en over de nieuwe regeling voor 1991 is aangekondigd dat u bedoelde nota voor het zomerreces zult ontvangen. Hierbij doen we u de toegezegde nota toekomen. De nota geeft de resultaten weer van een bezinning op de mogelijk heden om binnen de bestaande jurisprudentie tot een zekere standaardi satie te komen. Hierbij zijn tevens de aanbevelingen van de WRR, gedaan in zijn rapport «Een werkend perspectief», betrokken. Het functioneren van het beleid ten aanzien van passende arbeid is daarnaast bezien in het licht van een analyse van de huidige arbeidsmarktsituatie. De conclusie van het kabinet is dat een aanscherping van de te hanteren criteria met betrekking tot het begrip passende arbeid via wetswijziging niet nodig is. Wel dient - binnen de kaders van de huidige jurisprudentie - een intensivering van de toepassing van deze criteria in de uitvoeringspraktijk plaats te vinden. Om dit te bereiken zijn wij voornemens om na overleg met de Kamer over deze notitie aan de hand van een algemene richtlijn bestuurlijk overleg te voeren met de uitvoe ringsorganen van de Sociale Zekerheid en met het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. de Vries De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, E. ter Veld F ISSN Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 86

2 NOTITIE PASSENDE ARBEID 1. Inleiding In het mondeling overleg van 24 januari jongstleden naar aanleiding van de nota «Passende Arbeid» van 9 november 1990 (SZ/SVW/90/5442a) is een aanvullende notitie toegezegd met betrekking tot (de toepassing van) het begrip passende arbeid. De discussie over de inhoud en hantering van het begrip passende arbeid in werkloosheidsregelingen is opgekomen naar aanleiding van de bollenpro blematiek. In deze notitie zullen de resultaten worden weergegeven van een bezinning op de mogelijkheden om binnen de huidige jurisprudentie tot een zekere standaardisatie te komen die tot verbetering van de uitvoeringspraktijk leidt. Hierbij zullen ook de aanbevelingen worden betrokken die de WRR heeft gedaan in zijn rapport «Een werkend perspectief». Bezien zal worden of de criteria die op grond van de juris prudentie gelden met betrekking tot het begrip passende arbeid aanscherping behoeven in het licht van de huidige arbeidsmarktsituatie. De bezinning op de toepassing van het begrip passende arbeid maakt onderdeel uit van het kabinetsbeleid dat gericht is op een grotere partici patie aan de betaalde arbeid, ondermeer via de bestrijding van de werkloosheid. In hoofdstuk 2 wordt de context aangegeven waarin de beleidsvoornemens met betrekking tot de passende arbeid moeten worden bezien. In hoofdstuk 3 wordt aan de hand van een als bijlage bijgevoegde analyse van de jurisprudentie nagegaan, of de criteria inzake het begrip passende arbeid die in de rechtspraak worden gehanteerd adequaat kunnen worden geacht, gelet ook op de discrepanties die zich op de arbeidsmarkt voordoen, of dat een aanscherping hiervan geboden is. Hierbij zal worden betrokken de door de WRR in zijn rapport «Een werkend perspectief» gedane suggestie om na te gaan of in beginsel alle arbeid als passend moet worden beschouwd, of dat er nog restricties met betrekking tot opleidingsniveau en/of arbeidsverleden moeten blijven gelden. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt aangegeven op welke wijze een meer adequate toepassing van het begrip kan worden bewerk stelligd. 2. Arbeidsmarktbeleid, sociale zekerheid en passende arbeid In de reactie van het kabinet op het WRR-rapport «Werkend perspectief» is ingegaan op de onderlinge samenhang van het arbeids marktbeleid, het beleid met betrekking tot de begrippen passende arbeid en noodzakelijke scholing en het sanctiebeleid bij de bestrijding van de werkloosheid. De volgende hoofdlijnen worden aangegeven: - analyse van de werkloosheidsontwikkeling leert het kabinet, dat het accent in het beleid (verder) gelegd dient te worden bij «preventie»; - het kabinet neemt zich voor grotere aandacht te besteden aan het vraagstuk van effectiviteit van maatregelen ten behoeve van werklozen, en zal mede daarom in het CBA onverkort aandacht vragen voor het scholingsinstrumentarium; - de aanbevelingen van de WRR terzake van wederkerende scholing sporen in het algemeen met het ingezette beleid; - het kabinet beraadt zich over een adequate samenhang in het arbeidsmarktinstrumentarium; - het kabinet is voornemens een grotere objectivering van passende arbeid in de uitvoeringspraktijk te bevorderen, en eventueel tot aanscherping van criteria te komen; - het kabinet neemt zich voor het bestaande sanctiebeleid voor werkzoekende uitkeringsgerechtigden, waar nodig, te doen aanscherpen. Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 86

3 Eén van de kernpunten van de benadering van het kabinet welke tot een grotere participatie aan de betaalde arbeid dient te leiden, vormt een betere effectuering van het evenwicht tussen rechten en plichten. Enerzijds is er het recht van de uitkeringsgerechtigde op een uitkering en het aanbod van bemiddeling, begeleiding, scholing, werkervaring en andere faciliteiten welke zijn of haar kansen op inschakeling in de arbeid bevorderen, anderzijds is er de plicht van de uitkeringsgerechtigde om de geboden mogelijkheden te benutten en zo al het mogelijke te doen om de uitkeringsafhankelijkheid te beëindigen. De afgelopen jaren is als gevolg van de stijging van de werkgele genheid de totaliteit van mogelijkheden tot arbeidsinschakeling beduidend toegenomen. Tevens heeft het arbeidsmarktinstrumentarium de afgelopen jaren een aanzienlijke uitbreiding ondergaan. Er is een belangrijke verschuiving in de richting van scholingsmaatregelen te constateren. Daarnaast zijn er verschillende nieuwe maatregelen geïmplementeerd, zoals de Banenpools, de Loonkostenreductie op minimumloonniveau (WLOM), en de Jeugdwerkgarantiewet die per 1 september in werking treedt. De aldus verbeterde arbeidsmarktkansen voor niet-actieven rechtvaardigen een zwaarder accent op de plicht van uitkeringsgerechtigden om deze kansen ook daadwerkelijk te benutten. Ook het institutionele kader heeft een drastische wijziging ondergaan door de oprichting met ingang van 1 januan 1991 van de Arbeidsvoorzie ningsorganisatie met haar tripartiete besturen op centraal niveau en in de regio's, waardoor het arbeidsvoorzieningsbeleid tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid, werkgevers en werknemers is geworden. Gegeven deze nieuwe ontwikkelingen ligt verdere uitbreiding van het bestaande arbeidsmarktinstrumentarium niet in de rede. Aan de orde is nu met name dat vanuit de betrokken instanties een samenspel wordt ontwikkeld om tot een zo effectief mogelijke toepassing van instrumenten te komen, gericht op de (her)inschakeling van uitkeringsge rechtigden in de betaalde arbeid. Gelet op de urgentie van de problematiek kan van geen van de betrokken partijen meer een vrijblijvende benadering worden geaccep teerd. De gezamenlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot het arbeidsvoorzieningsbeleid brengt met zich mee dat binnen het CBA en de RBA's besproken moet worden op welke wijze uitkeringsgerechtigden voor aanwezige en nieuwe vacatures in aanmerking gebracht kunnen worden. Vanuit de bestuurlijke taak zal dit zijn doorwerking moeten hebben naar het wervingsgedrag van werkgevers en de hierbij te stellen functievereisten. Het arbeidsvoorzieningsapparaat dient uitkeringsgerechtigden, met name ook degenen die middels een voortraject van scholing of werker varing hun afstand ten opzichte van de arbeidsmarkt hebben verkleind, actief te bemiddelen. Aan een vrijblijvende houding van de uitkeringsgerechtigde moeten via kennisgevingen van het arbeidsbureau en de eigen controle van de uitke ringsinstantie, gericht en doeltreffend gevolgen worden verbonden voor de uitkering. In het concept Landelijk Meerjarenbeleidskader wordt omtrent het meldingsbeleid gesteld dat het CBA met het kabinet van mening is dat werklozen dienen mee te werken aan de bevor dering van hun arbeidsmarktkansen. Wanneer de bemiddelingsinspan ningen van arbeidsbureaus onnodig worden bemoeilijkt, omdat passend geacht werk niet wordt aanvaard of omdat geen medewerking wordt verleend aan de toepassing van arbeidsvoorzieningsmaatregelen, zal een stringent meldingsbeleid worden gevoerd in de richting van de uitke ringsinstanties. In het kader van het in gang gezette landelijk meldings beleid is inmiddels een nieuw meldingsformulier Ingevoerd. Nadere richt lijnen om de effectiviteit te bevorderen zullen worden opgesteld. Veel aandacht zal worden besteed aan een adequate vastlegging van de Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 86

4 melding in de registratie van werkzoekende werklozen en de verslag legging over de uitvoering in de kwartaalrapportages. In het kader van de problematiek op de arbeidsmarkt zijn i.c. twee verplichtingen van uitkeringsgerechtigden van centrale betekenis: de verplichting om passende arbeid te accepteren en de verplichting om deel te nemen aan noodzakelijk geachte scholing. Beide maken in onder linge samenhang reeds deel uit van de werkloosheidsregelingen. De verplichting tot het aanvaarden van passende arbeid is met name van belang voor de beoordeling door de uitkeringsinstantie of sprake is van verwijtbaar gedrag wanneer betrokkene niet op een aanbod is ingegaan. De criteria voor passende arbeid behoren bij de bemiddelingspraktijk van de arbeidsbureaus in acht te worden genomen. Wanneer na een bepaalde periode is gebleken dat het zoeken naar werk dat aansluit bij de vorige werkkring of opleiding niet heeft geleid tot het vinden van een betrekking zijn er twee mogelijkheden: omscholing of het aanvaarden van andere - zonodig lager gekwalificeerde - arbeid. Dit kan ook wanneer al op het moment van werkloos worden duidelijk is, dat zonder omscholing of een ruimere opstelling op de arbeidsmarkt in de betref fende situatie het werkloosheidsrisico groot is. Het arbeidsbureau heeft dan de mogelijkheid om of bijscholing aan te bieden naar een beroep waarvoor de arbeidsmarkt meer mogelijkheden biedt. De uitkeringsge rechtigde dient zich hiertoe de vereiste kwalificaties eigen te maken. De uitvoeringsorganen beoordelen in hoeverre de scholing noodzakelijk moet worden geacht voor de inschakeling in de arbeid. Op grond van de regelgeving heeft voor de duur van de opleiding vrijstelling plaats van de verplichting om passende arbeid te aanvaarden. Na voltooiing van het scholingstraject is deze verplichting weer actueel. De andere mogelijkheid is dat het arbeidsbureau betrekkingen aanbiedt die verder afstaan van het vorige beroep, zowel qua richting als niveau. Wanneer de uitkeringsgerechtigde hier niet op ingaat is in beginsel sprake van het niet aanvaarden van passende arbeid en derhalve van sanctioneerbaar gedrag. 3. Beoordeling van de criteria voor passende arbeid Na het weergeven van de contekst voor het beleid met betrekking tot passende arbeid en de afbakening ten opzichte van het begrip noodzake lijke scholing, wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de vraag of de criteria inzake passende arbeid en de wijze waarop hieraan door de rechter invulling wordt gegeven, adequaat kunnen worden geacht gelet op de discrepanties die zich op de arbeidsmarkt voordoen. In dit verband zal ook aandacht worden besteed aan de suggestie van de WRR in het rapport 'Een werkend perspectief' om na te gaan of in beginsel alle arbeid als passend moet worden beschouwd, of dat er nog restricties met betrekking tot bijvoorbeeld opleidingsniveau en arbeidsverleden moeten blijven gelden. 3.1 Criteria jurisprudentie inzake passende arbeid Uit de toelichtende stukken bij de (nieuwe) WW als ook uit de kamer behandeling bij gelegenheid van de stelselherziening sociale zekerheid blijkt dat er bij de tot standkoming van de huidige wetgeving bewust voor gekozen is om veeleer een omschrijving dan een definitie van het begrip passende arbeid te geven. tevens komt naar voren dat met de gegeven omschrijving niet beoogd is af te wijken van hetgeen in de juris prudentie onder passende arbeid wordt verstaan. De algemene omschrijving van het begrip in de wet biedt de uitkeringsorganen en de rechter dan ook de mogelijkheid de individuele toets, waardoor de recht Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 86

5 spraak in deze wordt gekenmerkt, blijvend te hanteren. In de bij deze notitie gevoegde bijlage is een uitgebreide beschrijving gegeven van de criteria inzake passende arbeid die in de rechtspraak naar voren komen. Bij de beoordeling van wat passend is gaat het veelal om de beoordeling van een aantal factoren die met elkaar interfereren. Een werknemer kan aangeboden werk bijvoorbeeld weigeren in verband met de aard van het werk, waarbij het soort werk en het niveau van de te verrichten werkzaamheden een rol spelen, of omdat hij voorkeur heeft voor ander werk of omdat hij bezwaren van strikt persoonlijke aard heeft tegen een bepaald aanbod. Daarnaast kunnen er bezwaren zijn tegen een bepaald aanbod in verband met de hoogte van het geboden loon of met betrekking tot de afstand tot het werk. Aan de andere kant betekent het afwijzen van een aanbod dat de werkloosheid voortduurt, hetgeen enerzijds wellicht de kansen op werk in de toekomst doet afnemen en anderzijds een verdere belasting van de met uitkeringen terzake van werkloosheid gemoeide gelden met zich brengt. Bij de beantwoording van de vraag of arbeid passend is, wordt dan ook tegen elkaar afgewogen het belang van betrokkene bij ander werk dan het gebodene en zijn werkloosheidsrisico, dat wil zeggen: zijn kans om werkloos te blijven. Het werkloosheidsrisico wordt onder meer bepaald aan de hand van het arbeidsverleden van betrokkene en de duur van de werkloosheid. Indien uit de beoordeling van het complex van deze factoren blijkt dat de aanvaarding van aangeboden werk in redelijkheid niet van betrokkene kan worden gevergd, dan is de aangeboden arbeid niet passend en omgekeerd, indien dit wel gevergd kan worden, dan is die arbeid wel passend. De strekking van de jurisprudentie is, dat de criteria ruimer dienen te worden geïnterpreteerd al naar gelang de duur van de werkloosheid toeneemt of om andere redenen het werkloosheidsrisico hier aanleiding toe geeft. Dit impliceert onder meer dat er na kortere of langere tijd ten aanzien van onder meer de aard van de te aanvaarden arbeid gerelateerd aan (vroeger) beroep en opleidingsniveau, concessies gedaan moeten worden ongeacht bijvoorbeeld de duur of het karakter van het arbeids verleden en het niveau van de opleiding. Dit moment is eerder in de tijd gelegen indien het werkloosheidsrisico van betrokkene hiertoe aanleiding geeft, zoals uit de jurisprudentie blijkt. Het ligt immers niet in de rede dat een aanbod geweigerd kan worden op grond van het feit dat de werkloosheid bijvoorbeeld nog maar één maand heeft geduurd, als op voorhand vaststaat dat betrokkene gezien kwalificaties, arbeidsverleden en vooruitzichten om in zijn (vroegere) beroep werkzaam te kunnen zijn, hiermee het risico loopt langdurig werkloos te zullen blijven. Voorts kan uit jurisprudentie worden afgeleid, dat subjectieve overwegingen en strikt persoonlijk getinte bezwaren tegen een aanbod slechts onder stringente voorwaarden acceptabel worden geacht. De persoonlijke bezwaren betreffen onder meer: zorg voor gezinsleden, gewetensbezwaren en gezondheidsbezwaren. Over het geheel genomen blijkt dat de recht spraak kritisch oordeelt over de weigering van aangeboden werk en het met het toenemen van de werkloosheidsduur steeds moeilijker wordt arbeid als niet passend te weigeren. 3.2 Discrepanties op de arbeidsmarkt In deze paragraaf worden de criteria passende arbeid bezien vanuit het functioneren van de arbeidsmarkt. Met betrekking tot de duur van de werkloosheid geldt dat de kans om werkloos te blijven toeneemt naarmate de duur van de werkloosheid langer duurt. Langdurig werklozen moeten bij de vervulling van vacatures concurreren met kortdurend werklozen, nieuwkomers op de arbeidsmarkt en werkenden die van baan veranderen. Voor 1990 geldt, dat gemiddeld van een Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 86

6 instroom van 100 nieuwe werklozen in het bestand van de arbeidsbu reaus na zes maanden nog 39 personen werkloos zijn, na èén jaar nog 20 personen en na twee jaar nog 9 personen. Hieruit blijkt derhalve, dat binnen een half jaar het merendeel van de ingestroomde werklozen (namelijk 61%) het bestand van de arbeidsbureaus weer verlaten heeft. In de periode tussen 0,5 en 2 jaar werkloosheid stroomt 30% van de oorspronkelijke instromers uit. De conclusie die hieruit volgt is dat al in een vroeg stadium, in casu na een zoektijd van een half jaar, van een individuele werkloze moet worden verlangd dat hij of zij zich ruimer opstelt op de arbeidsmarkt. Dit betekent het aanvaarden van arbeid in een geheel andere richting, het gebruik maken van mogelijkheden tot omscholing teneinde kwalificaties te verwerven waarnaar op de arbeids markt meer vraag is, dan wel het aanvaarden van lager gekwalificeerde arbeid. Na een jaar werkloosheid dient de betrokkene zich nog ruimer op te stellen. Als omscholing niet mogelijk is moet arbeid op nog lager niveau worden aanvaard. Het risico op zeer langdurige werkloosheid is anders aanzienlijk. Deze benadering is conform de lijn van de jurispru dentie. Hieruil blijkt dat de duur van de werkloosheid duidelijk als criterium wordt gehanteerd om andere en/of lager gekwalificeerde, of verder van huis gelegen arbeid als passend te kwalificeren. Met betrekking tot de vacature-ontwikkeling geldt het volgende. Volgens de CBS vacature-enquête stonden eind september 1990 circa vacatures open (exclusief onderwijs, overheid en uitzendbu reaus), tegen ruim in september '89. Het totale aantal vacatures dat op jaarbasis op de arbeidsmarkt beschikbaar komt en vervuld wordt, is vele malen groter. Het betreft in 1990 volgens het CBS vacatures, tegen in Zoals uit deze cijfers blijkt, is het totaal aantal beschikbaar gekomen vacatures in 1990 vergeleken met 1989 gedaald. Niettegenstaande deze lagere vacature-stroom nam de gemiddelde vacatieduur van vervulde vacatures toe van 45 dagen in 1989 tot 66 dagen in 1990 en was ook het gemiddeld aantal openstaande vacatures in 1990 hoger dan in Dit wijst op een toename van de vacatureproblematiek: het kostte werkgevers in 1990 vergeleken met 1989 meer moeite om hun vacatures vervuld te krijgen. Het aandeel in het aantal vacatures dat door de werkgevers als moeilijk vervulbaar (mmv) wordt beschouwd, bedraagt gemiddeld ongeveer 50%. Bezien we de verhouding tussen de aantallen beschikbare vacatures en beschikbaar aanbod naar opleidingsniveau en richting dan blijkt dat met name op het ongeschoolde niveau een ruim aanbod van ongeschoolde werklozen aanwezig is. In het westen en zuiden van Nederland vormt het aanbodoverschot op dit niveau naar schatting circa de helft van het totale aanbodoverschot. Tegelijk zijn er aanwijzingen dat er in dit segment sprake is van een slechte aansluiting tussen vraag en aanbod van laaggekwalificeerde arbeid, waarbij het geringe verschil in beloning tussen actieven en in-actieven op minimumloonniveau een belangrijke rol speelt. In paragraaf 5.3 van de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Een werkend perspectief» wordt nader onderzoek aangekondigd, onder meer naar de werking van de arbeidsmarkt. Daarbij heeft vooral belangstelling de bezetting van vacatures aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Bedoeld onderzoek is thans in voorbereiding en wordt waarschijnlijk nog voor het eind van de zomer afgerond. Gelet op de verhoudingen is het onaanvaardbaar dat vacatures op dit niveau moeilijk vervulbaar blijken. Het aanbod van ongeschoolde werklozen is van zodanige omvang, dat afgezien van normale frictieverschijnselen deze vacatures zonder noemenswaardige problemen vervuld moeten kunnen worden. De criteria passende arbeid zijn in dit verband ook heel duidelijk en afdoend: elk aanbod van ongeschooid werk is op zichzelf als passend te beschouwen voor een ongeschoolde werkloze. Het is essentieel dat ongeschoolde werklozen door het arbeidsbureau daadwerkelijk naar deze vacatures Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 86

7 worden bemiddeld en dat bij niet aanvaarding sanctionering plaats vindt. Voor de overige onderdelen van de arbeidsmarkt geldt dat voor de technische richtingen, in het bijzonder op MBO en HBO-niveau sprake is van absolute tekorten. Hetzelfde geldt voor de economisch-administratief commerciële richting op HBO-niveau Elders is er voor wat betreft oplei dingsniveau wel een aanbodoverschot, maar doet zich een aantal kwali tatieve discrepanties voor naar opleidingsrichting en beroep. Hier ligt in de rede om, als men niet op eigen kracht uitstroomt, een ruime opstelling te eisen van de uitkeringsgerechtigde, in die zin dat hij al het werk accepteert op het betrokken opleidingsniveau waar hij op grond van zijn kwalificaties toegang toe heeft, ook al is dit een ander beroep dan hij had. Biedt dit te weinig perspectief op uitstroom, dan is omscholing noodzakelijk naar een baan in een opleidingsinrichting op hetzelfde niveau waar wel vraag naar is, zoals de technische en de economisch administratieve en commerciële richtingen Vormt ook dit in een indivi dueel geval geen oplossing dan zal arbeid op een lager opleidingsniveau aanvaard moeten worden. De jurisprudentie inzake passende arbeid biedt hiervoor de ruimte. De conclusies uit het voorgaande met betrekking tot het begrip passende arbeid zijn in dit verband de volgende. Voor het naast elkaar bestaan van vacatures en in beginsel qua opleidingsniveau en richting geschikt werkloos aanbod - wat tot uitdrukking komt in een lange vacatieduur - is op basis van de thans geldende criteria voor passende arbeid geen reden. Een aanscherping van de criteria voor passende arbeid, waar de bestaande regels reeds streng genoeg zijn, vormt als zodanig geen bijdrage aan het beter functioneren van de arbeidsmarkt en zou voorbijgaan aan de feitelijke problemen. Het ligt daarom niet in de rede om hiertoe over te gaan. Een stringentere toepassing van het begrip in de uitvoeringspraktijk kan wèl een bijdrage leveren aan het oplossen van knelpunten die zich aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt voordoen. Tevens kunnen met name de kwalitatieve discrepanties worden bestreden door werklozen met een hoog werkloosheidsrisico waar mogelijk een omscholing te laten volgen. Een dergelijk aanbod heeft een verplichtend karakter richting werklozen. Voorts ligt het in de rede dat waar mogelijk regionale discrepanties worden opgelost door vergroting van de mobiliteit. De jurisprudentie biedt deze mogelijkheid en kan derhalve worden benut. Met andere woorden, indien aan de bestaande criteria grondig uitvoering wordt gegeven kan een bevredigend resultaat worden bereikt. Dit betekent dat naar middelen moet worden gezocht om de uitvoerings organisatie - inclusief het arbeidsvoorzieningsapparaat - meer rekening te laten houden met hetgeen in het kader van passende arbeid van werkloze werknemers kan wora'en verlangd Hierop dienen de inspan ningen te worden gericht. In het vervolg van deze notitie zal worden aangegeven langs welke weg dit kan worden bereikt. 3.3 Voorstel WRR De WRR heeft in diens rapport «Een werkend perspectief» de vraag aan de orde gesteld in hoeverre in beginsel alle arbeid als passend moet worden beschouwd, danwel of er nog restricties met betrekking tot opleidingsniveau en/of arbeidsverleden moeten blijven gelden. De CEC heeft in diens advisering ten behoeve van de Tussenbalans in overweging gegeven de werking van het begrip passende arbeid in de tijd te beperken en voor de vervolgperiode over te gaan op een minder stringent begrip wat gekenschetst zou kunnen worden als «geschikte arbeid». Ten aanzien van het niet langer in aanmerking nemen van criteria als arbeidsverleden en opleidingsniveau voor de beoordeling van de vraag of Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 86

8 een aanbod passend is, wordt opgemerkt dat aan deze criteria in de rechtspraak minder gewicht wordt toegekend als het werkloosheidsrisico van betrokkene hiertoe aanleiding geeft, hetgeen onder meer kan blijken uit de duur van de werkloosheid. Met andere woorden, er is of komt een moment dat deze criteria niet (langer) van doorslaggevende betekenis zijn voor de vaststelling of een bepaald aanbod van werk passend is. Dit geldt overigens ook voor de criteria loon en reisduur. Gelet ook op de strekking van de jurisprudentie, onderschrijven wij de gedachte, dat afhankelijk van het werkloosheidsrisico en in het bijzonder de werkloosheidsduur van betrokkene, op een gegeven moment de genoemde criteria niet langer in aanmerking dienen te worden genomen voor de beoordeling of aangeboden arbeid passend is. Daarbij zijn de volgende overwegingen van belang. Het begrip passende arbeid, zoals dit in de jurisprudentie van de CRvB inhoud heeft gekregen, biedt gedurende een zekere periode bescherming aan personen die buiten hun schuld niet meer kunnen deelnemen aan het arbeidsproces. Zij worden, indien de redelijkheid dit vergt, in de gelegenheid gesteld om gedurende enige tijd naar arbeid te zoeken die aansluit bij het vorige beroep en daarmee bij het door opleiding en/of werkervaring bereikte niveau. Wij achten dit niet alleen rechtvaardig, doch zijn voorts van mening, dat een doelmatige allocatie op de arbeids markt vereist, dat iedere werkloze werknemer over een adequate zoekpe riode beschikt om werk te vinden dat aansluit bij de verworven opleiding en/of werkervaring c.q. het vroegere beroep. Vanuit arbeidsmarktper spectief geldt daarbij tevens dat verdringing van lager door hoger opgeleiden in het algemeen ongewenst is. Het ligt in de rede, dat een grotere investering in opleiding en/of door werkervaring verworven vakbekwaamheid ook tot uitdrukking komt in een langere zoektijd, indien nodig. Het zou maatschappelijk niet aanvaardbaar zijn en vanuit arbeids marktperspectief ondoelmatig, om iedere werkloze werknemer bij aanvang van de werkloosheid te confronteren met de verplichting alle voorhanden zijnde arbeid te aanvaarden, ongeacht bijvoorbeeld de aard van het werk, het loonniveau en de reisafstand. Het voordeel van de hiervoor genoemde zoektijd moet echter worden afgewogen tegen het nadeel dat een langere werkloosheidsduur op zichzelf als een belemmering gaat functioneren voor reïntegratie in het arbeidsproces. Wij achten het dan ook tevens gerechtvaardigd, dat een werkloze werknemer zijn risico op (zeer) langdurige werkloosheid verkleint door bijtijds met om of bijscholing te beginnen dan wel door na een bepaalde periode arbeid op een lager niveau te accepteren. Indien dit geen oplossing biedt dan kan - stapsgewijs - het moment aanbreken, dat arbeid ongeacht de aard hiervan en behoudens gerecht vaardigde in de strikt persoonlijke sfeer gelegen bezwaren hiertegen, als passend moet worden beschouwd. Hoewel uit arbeidsmarktperspectief niet strikt noodzakelijk - er is op ongeschoold niveau een aanbodover schot - is een dergelijk meest ruime opstelling dan het enige alternatief voor zeer langdurige werkloosheid. 4. Intensivering beleid en uitvoering Om te komen tot een intensivering van de toepassing van het begrip passende arbeid in de uitvoeringspraktijk zijn twee opties denkbaar, te weten: precieze voorschriften aan de uitvoeringsorganen door middel van wet en nadere regelgeving, of door het voeren van bestuurlijk overleg met de uitvoeringsorganen Sociale Zekerheid en het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening aan de hand van een algemene richtlijn die aangeeft wat in beginsel van een werkloze werknemer in het kader van het begrip passende arbeid kan worden gevergd. De voorkeur gaat uit naar het laatste, waarbij heldere afspraken met de Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 86

9 uitvoeringsorganen worden gemaakt omtrent de toepassing van het begrip passende arbeid. Hierbij is overwogen dat de criteria inzake passende arbeid als zodanig en de wijze waarop hiermee in de recht spraak wordt omgegaan adequaat worden geacht en dat wetgeving of op de wet gebaseerde nadere regelgeving uit dien hoofde niet noodzakelijk is. Ook thans is men bij de uitvoeringsorganisatie reeds gehouden voor de beoordeling van de vraag of een aanbod terecht geweigerd is of bij de beoordeling door het arbeidsbureau of een vacature in beginsel passend kan worden geacht, ten minste uit te gaan van de criteria die terzake in de jurisprudentie worden gehanteerd. Regelgeving voegt hier op zichzelf niets aan toe. Voorts is overwogen dat gegeven de eisen die uit een oogpunt van uitvoerbaarheid aan wet en nadere regelgeving worden gesteld, normen die in de regelgeving worden gesteld concreet en helder van aard moeten zijn. Dit geldt in casu temeer, omdat iets geregeld zou worden dat tot op heden aan de rechter wordt overgelaten. Voor laatstgenoemde moet duidelijk zijn waar de grenzen liggen hetgeen evenzeer geldt voor de uitvoeringsinstanties. Uit dien hoofde zou bij wet en/of nadere regel geving dan ook niet kunnen worden volstaan met het geven van een aantal algemene regels betreffende bijvoorbeeld de hoogte van het loon, of de reisduur in relatie tot het al dan niet aanvaardbaar zijn van een arbeidsaanbod. Dit met name omdat het bij de beoordeling van passende arbeid steeds gaat om de interferentie van een belangrijk aantal factoren. Met betrekking tot de meer objectieve elementen zal moeten worden aangegeven wanneer afwijking van de algemene regel gerechtvaardigd is, hetgeen de regelgeving compliceert en wellicht tot uitvoeringspro blemen zal leiden. Tevens is overwogen dat door middel van wettelijke normering niet altijd tijdig rekening kan worden gehouden met de ontwikkelingen die zich op de arbeidsmarkt voordoen. De factoren die van belang zijn bij het begrip passende arbeid, zoals aard van het werk, de loonhoogte en de duur van de werkloosheid hebben als zodanig weliswaar hun geldigheid in elke arbeidsmarktsituatie, de concrete arbeidsmarktomstandigheden kunnen invloed hebben op het gewicht dat aan deze factoren moet worden toegekend in hun afweging tegenover het werkloosheidsrisico. De mogelijkheid om hiermee flexibel om te gaan moet dan ook blijven bestaan en kan door (concrete) wettelijke normering worden belemmerd. De voorkeur gaat dus uit naar het maken van afspraken met de uitvoe ringsorganisatie aan de hand van een algemene richtlijn inzake het begrip passende arbeid. Na het overleg met de Kamer over deze notitie zullen zij hiertoe worden uitgenodigd. Het is verder onze intentie, de hierna opgenomen richtlijn onderdee! te laten uitmaken van de thans in voorbereiding zijnde voorlichtingsbijeenkomsten, welke door RBA's zullen worden georganiseerd, betreffende onder meer passend arbeids marktgedrag, het kennisgevingenbeleid en - in het verlengde hiervan - het sanctiebeleid. Passend arbeidsmarktgedrag heeft een ruimere strekking dan het al dan niet accepteren van passende arbeid en wordt mede beoordeeld aan de hand van de bereidheid van betrokkene om aan arbeidsvoorzieningsmaatregelen zoals scholing deel te nemen. Daarnaast zal bij deze voorlichtingsbijeenkomsten aandacht worden besteed aan samenwerking op regionaal niveau. De bijeenkomsten zijn bedoeld voor medewerkers van het arbeidsbureau, de bedrijfsvereniging, de gemeen telijke sociale dienst en de rijksconsulentschappen sociale zekerheid. 5. Algemene richtlijn De bedoeling van een algemene richtlijn is het geven van een aantal uit de jurisprudentie afgeleide geobjectiveerde normen, die aangeven wat van een werkloze werknemer in de regel kan worden verlangd in relatie Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 86

10 tot het aanvaarden van een werkaanbod. De individuele toets geeft aan wat in het individuele geval van iemand mag worden verwacht gezien ook de overige in de jurisprudentie gehanteerde criteria; met andere woorden: wat in redelijkheid van betrokkene kan worden gevergd. Dit kan ook méér zijn dan waartoe de algemene regel «verplicht» en is onder meer afhankelijk van het werkloosheidsrisico in het individuele geval. Bij de richtlijn wordt uitgegaan van het gegeven - indachtig de jurispru dentie - dat een langere werkloosheidsduur leidt tot een verruiming van de criteria. Dit uitgangspunt is goed hanteerbaar daar waar het betreft personen die qua opleiding en/of werkervaring en bijvoorbeeld qua leeftijd goed in de markt liggen. Dat wil zeggen, voor wie er op het moment van werkloos worden in beginsel voldoende perspectief bestaat om weer op de (regionale) arbeidsmarkt te worden ingepast. Anders is het voor personen die geen goede kansen hebben op een enigszins duurzame inschakeling op de (regionale) arbeidsmarkt. Voor hen ligt aanvaarding van anderssoortig of verder van huis gelegen werk op een kortere termijn meer voor de hand, danwel het kiezen voor of een verplichting tot omscholing. Met andere woorden, indien het werkloos heidsrisico van betrokkene hiertoe aanleiding geeft, dan dienen voor wat betreft het werk/loonniveau en/of de reisduur reeds bij aanvang van de werkloosheid concessies te worden gedaan als zich een aanbod voordoet. Hoewel de subjectief bepaalde factoren niet in de algemene richtlijn zijn opgenomen en dit ook niet in de rede ligt gezien de diversiteit hiervan, betekent dit niet dat zij voor de vaststelling van de vraag of arbeid passend is niet (langer) van belang zijn. Zoals uit de jurisprudentie blijkt, kunnen zij er onder stringente voorwaarden toe leiden dat een op grond van meer objectieve criteria passend te achten aanbod, in het individuele geval niet passend is. Met andere woorden, individueel bepaalde groriden kunnen er toe leiden dat in het specifieke geval van de algemene regel wordt afgeweken. Zowel bij de te maken afspraken als bij de voorlichtingsbijeenkomsten zal voorts aandacht worden gevraagd voor het feit, dat zich in het recente verleden een soort natuurlijke verdringing heeft voorgedaan van lager en ongeschoolde arbeidskrachten door hoger opgeleiden. Zoals eerder aangegeven geldt vanuit arbeidsmarktperspectief, dat verdringing van lager door hoger opgeleiden als zodanig ongewenst is, gezien het gevaar dat dit inhoudt voor een structurele uitsluiting van laag en ongeschoolden van betaalde arbeid. Het risico van verdringing kan worden beperkt indien een werkloze werknemer het risico op langdurige werkloosheid verkleint door bijtijds met omscholing te beginnen naar andere arbeid op het door hem of haar bereikte niveau. Indien ook dit geen uitkomst biedt dan dient arbeid op een lager niveau te worden aanvaard. Het risico van verdringing, dat via omscholing vaak zal kunnen worden ondervangen, dient in dergelijke individuele situaties te worden geaccepteerd. Voorts zal er aandacht voor worden gevraagd dat, indien in de verschillende regio's voldoende aanbod voor personeel is, het in eerste instantie niet in de rede ligt om mensen uit bijvoorbeeld Friesland te verplichten te verhuizen of lange reistijden te maken om elders werk te aanvaarden. Veeleer zal het streven van de uitvoeringsorganen er op gericht moeten zijn, het in de regio beschikbaar werkloos arbeidspoten tieel hiervoor te benutten. In de algemene richtlijn zijn de volgende meer objectieve criteria opgenomen: - de aard van het werk, gerelateerd aan het vroegere beroep en het niveau van het werk dat wordt bepaald door opleiding en werkervaring; - de beloning voor het werk; - de reisduur. Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr

11 De genoemde criteria moeten in onderlinge samenhang worden toegepast, in die zin dat in beginsel zowel ten aanzien van de aard van het werk, het loonniveau als de reisafstand de aangegeven concessies gevraagd kunnen worden. Bij concrete aanbiedingen zullen uiteraard veelal niet alle concessies gelijktijdig aan de orde zijn. a. Aard van het werk Als algemene regel voor wat betreft de aard van een te aanvaarden werkaanbod dient te worden aangehouden, dat een ieder die zich door opleiding en/of werkervaring voor een bepaald beroep of voor arbeid op een bepaald niveau heeft gekwalificeerd, na aanvang van de werkloosheid een half jaar de tijd heeft om zich te richten op het zoeken naar arbeid overeenkomstig het vroegere beroep en niveau en in beginsel niet verplicht is werk op een lager niveau of in een ander beroep te aanvaarden. Arbeid van tijdelijke aard of arbeid die in afwachting van arbeid in het eigen beroep tijdelijk kan worden verricht, is ook tijdens het eerste half jaar van de werkloosheid passend, ook al is de aard van de werkzaamheden niet geheel in overeenstemming met de vroeger verrichtte arbeid en voor zover het niveau niet al te zeer afwijkt van het door opleiding of werkervaring verkregen niveau. Arbeid voor onbepaalde duur in het eigen beroep doch van een lager niveau is passend, indien mogelijkheden worden geboden om binnen een afzienbare termijn op eigen niveau terug te keren. Na het eerste halfjaar en naarmate de werkloosheid langer duurt, dient men zich indachtig de jurisprudentie terzake, ruimer op te stellen en arbeid op een (steeds) lager niveau en zo mogelijk in een ander beroep te accepteren. Voor de verschillende categorieën werklozen ingedeeld naar het niveau dat door opleiding en/of werkervaring is bereikt wordt gedacht aan de hantering van perioden van een half jaar. Het geheel ziet er dan als volgt uit. Niveau Acad HBO MBO LBO Basis Academicus HBO'er MBO'er 1 LBO'er mnd 6-12 mnd. 0-6 mnd mnd mnd. 0-6 mnd mnd mnd mnd. 0-6 mnd na 24 mnd na 18 mnd na 12 mnd na 6 mnd 1 Onder MBO niveau wordt mede verstaan HAVO/VWO niveau 2 Onder LBO niveau wordt mede verstaan MAVO niveau Een en ander betekent voor een werkloze werknemer die zich door opleiding en werkervaring heeft gekwalificeerd voor werk op HBO niveau, dat betrokkene gehouden is om werk op MBO niveau te aanvaarden, indien hij er na een half jaar werkloosheid niet in is geslaagd werk op het eigen niveau te vinden. Na het volgende half jaar is betrokkene in beginsel gehouden werk te aanvaarden op LBO niveau en een half jaar nadien is hij of zij gehouden ongeschoolde arbeid te aanvaarden. Gekozen is primair voor indeling naar niveau. Een verdere indeling of specificatie naar beroep dan het vroegere beroep of aanverwante beroepen is gezien de veelheid aan vaak gespecialiseerde beroepen niet goed mogelijk en voor wat betreft het aanvaarden van passende arbeid in eerste instantie ook minder relevant. Voor zover men niet voor een bepaald beroep c.q. een bepaalde vacature is gekwalificeerd, zal immers een aanbod voor het vervullen hiervan achterwege blijven. Wel is men gehouden ook tijdens het eerste half jaar van de werkloosheid tijdelijk werk te aanvaarden dat afwijkt van het vroegere beroep als de kwalifi caties van betrokkene dit mogelijk maken. Voor de goede orde wordt opgemerkt, dat ongeschoold werk in beginsel altijd passend is voor werkloze werknemers die tot de categorie «ongeschoold» behoren. Dat Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr

12 wil zeggen, werknemers die zich niet door werkervaring of opleiding voor een bepaald beroep hebben gekwalificeerd. De keuze met betrekking tot de eerste periode voor de tijdsduur van 0 tot 6 maanden waarin een werkloze werknemer in beginsel niet verplicht is om arbeid op een lager niveau te aanvaarden dan hij gewend was, is mede ingegeven door de thans bekende uitstroomgegevens van werklozen waaraan in hoofdstuk 3 werd gerefereerd. Hieruit blijkt dat binnen zes maanden, 60% van de oorspronkelijke instroom op eigen kracht uit het werklozenbestand stroomt in verband met het aanvaarden van een baan. Voorts wordt het van belang geacht, zowel voor betrokkene als vanuit arbeidsmarktperspectief geredeneerd, dat men enige tijd wordt gegund om op het eigen niveau en indien men zich hiervoor voldoende heeft gekwalificeerd, in het eigen of aanverwant beroep, naar werk te zoeken en niet voortijdig gedwongen wordt om arbeid op een (veel) lager niveau te accepteren met gevaar voor het verlies van vakbekwaamheid. b. Loonniveau Als algemene regel dient te worden aangehouden, dat gedurende het eerste half jaar na aanvang van de werkloosheid de werkloze werknemer geacht wordt werk te aanvaarden waarvoor de beloning niet of niet in belangrijke mate lager is dan hetgeen betrokkene voorheen verdiende, voorzover dit laatste niet afwijkt van hetgeen door werknemers als betrokkene in zijn oude beroep in de regel wordt verdiend, of verkregen is door het verrichten van seizoenarbeid of arbeid op uitzendbasis. Ook hier geldt, dat na het eerste half jaar en naarmate de werkloosheid langer duurt, concessies moeten worden gedaan ten aanzien van het gewenste inkomen. Die concessies ten aanzien van het loon corresponderen met het verschil in niveau van te aanvaarden werkzaamheden zoals hiervoor aangegeven. Een meer kwantitatieve richtlijn die voor alle of merendeel van de beroepsgroepen geldig is valt niet te geven. Loon lager dan het uitkeringsniveau is ook daar waar het betreft tijdelijk werk niet passend, voor zover althans het dagloon waarnaar de uitkering is berekend niet afwijkt van hetgeen door werknemers als betrokkene in zijn oude beroep in de regel wordt verdiend en niet is gebaseerd op seizoenwerk of op werk op uitzend basis. In het individuele geval kan dit ertoe leiden, dat voor een werkloze werknemer met een WW-uitkering minder snel laaggekwalificeerde arbeid als passend kan worden aangemerkt dan het schema onder a. aangeeft. De praktische betekenis hiervan dient evenwel niet te worden overschat. De WW-uitkering is, in de eerste plaats, een in duur beperkte uitkering en verder heeft een aanzienlijk deel van de WW-populatie een uitkering op minimumloonniveau. Voor zover sprake is van een hogere uitkering, voorziet de marge van 30% ten opzichte van het oude dagloon in aanzienlijke mogelijkheden om zonodig arbeid op lagere niveaus als passend te beschouwen. Zowel in het eerste half jaar als de periode daarna dient de beloning wel overeenkomstig de geldende CAÓ te zijn, of overeenkomstig het voor werknemers als betrokkene gebruikelijke loon doch tenminste overeenkomstig het voor hem geldende wettelijke minimumloon. Voorts dient bij de beoordeling rekening te worden gehouden met te maken reiskosten, voor zover deze substantieel van aard zijn. c. Reisduur Als algemene regel dient te worden aangehouden, dat tijdens het eerste half jaar van de werkloosheid een werkaanbod gerelateerd aan de reisduur passend is, voor zover de reistijd niet bedraagt dan rond de 2 uur per dag, tenzij in het oude beroep langere reistijden voor betrokkene gebruikelijk waren. Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr

13 Na het eerste half jaar kunnen langere reistijden met een maximum van rond de drie uur per dag (tenzij voorheen een langere reistijd gebrui kelijk was) in beginsel geen belemmering vormen voor het aanvaarden van een werkaanbod. Bij voortdurende werkloosheid dient een werkloze werknemer één jaar na aanvang van de werkloosheid zonodig van woonplaats te veranderen. Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr

14 BIJLAGE CRITERIA VOOR PASSEIMDE ARBEID ONTLEEND AAN DE JURISPRUDENTIE 1. Inleiding Bij de jurisprudentie van de CRvB op grond van de (oude) WW als ook bij de rechtspraak in het kader van de RWW waarbij dezelfde criteria worden gehanteerd, geldt als algemeen principe, dat het handelen van een werkloze werknemer in relatie tot het al dan niet aanvaarden van een werkaanbod, wordt getoetst aan de norm van zorgvuldigheid die hij of zij jegens de gemeenschap dient te betrachten. Deze zorgvuldigheidsnorm, of anders gezegd deze omgekeerde solidariteitsnorm, betekent dat een werkloze werknemer alles behoort te doen wat in zijn vermogen ligt om zijn werkloosheid te beëindigen en onder bepaalde omstandigheden arbeid zal dienen te aanvaarden die hem minder prettig voorkomt dan hij gewend was te verrichten. Het gaat er bij het begrip passende arbeid om, wat indachtig deze zorgvuldigheidsnorm van een werknemer in redelijkheid kan worden verlangd. Wat in redelijkheid van een werknemer kan worden verlangd, met andere woorden: of aangeboden arbeid passend is, is - zoals uit de jurisprudentie blijkt - afhankelijk van een aantal factoren die in onderling verband en samenhang moeten worden beschouwd. De factoren en overwegingen die hierbij een rol spelen zijn: a. Objectieve factoren, onder verdelen in: de aard van het werk (niveau en soort werk), de loonhoogte en de reisduur en hiermee gemoeide kosten. b. Subjectieve overwegingen in relatie tot het werk, onder te verdelen in: voorkeur voor oude werkgever, voorkeur voor seizoenwerk, voorkeur voor andere werkgever. c. Strikt persoonlijke overwegingen, zoals gezinsomstandigheden, gezondheidsbezwaren en gewetensbezwaren. Naast of in combinatie met deze factoren en overwegingen speelt het werkloosheidsrisico steeds een belangrijke rol. Om het werkloosheids risico te bepalen worden in de jurisprudentie in beschouwing genomen, het arbeidsverleden van betrokkene, de duur van de werkloosheid, de toekomstverwachting bij het weigeren van een aanbod, de leeftijd van betrokkene en zijn of haar gezondheidstoestand. Aangezien deze factoren en overwegingen in elk geval weer feitelijk anders liggen is de jurisprudentie inzake passende arbeid nogal casuïstisch, zoals bij eerdere gelegenheden opgemerkt. Niettemin kunnen wel enige algemene lijnen gevonden worden. 2. Objectieve factoren 2.1 Aard van het werk Een werkloze werknemer kan arbeid weigeren omdat hij gezien zijn arbeidsverleden het niveau van de aangeboden arbeid en daarmee waarschijnlijk ook de beloning te laag vindt. De vraag is dan of zo'n weigering uit hoofde van de toepassing van de werkloosheidsregelingen gerechtvaardigd is. Vooropgesteld wordt, dat het niveau van het werk bepaald wordt door de factoren ervaring en/of scholing c.q. opleiding. Voor iemand die geen bepaalde werkervaring of scholing heeft of een bepaalde algemeen vormende vooropleiding, is in principe ongeschoolde arbeid passend. lemand die arbeid heeft verricht waarvoor ervaring of scholing vereist is hoeft niet elke arbeid te aanvaarden. Wel is dan vereist dat men zich voor de hoger geclasseerde arbeid heeft gekwalifi ceerd. Onvoldoende is als men slechts korte tijd, zonder de daarvoor vereist diploma's te bezitten, een bepaald beroep heeft uitgeoefend; Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr

15 eveneens is het onvoldoende als men wel de vereiste diploma's heeft maar het daarbij behorende beroep nog niet (of zonder veel succes) heeft uitgeoefend. Of een werkloze werknemer arbeid van een lager niveau dient te accepteren hangt ook af van de duur van de werkloosheid. Arbeid die in eerste instantie niet passend is kan dat na verloop van tijd wel worden. De gedachte hierachter is, dat iemand een redelijke tijd moet worden gegund uit te zien naar werk op eigen niveau. Als dit echter niet lukt dan dient arbeid op een ander, meestal lager niveau te worden aanvaard. Welke tijd versterken dient te zijn voordat qua niveau niet passende arbeid passend wordt is in het algemeen op grond van de jurisprudentie niet te zeggen; dit hangt van de omstandigheden van het geval af. Verder kan in zijn algemeenheid worden gesteld dat zij die zich beperkt beschikbaar stellen (of allen voor seizoenwerk) eerder arbeid op een lager niveau zullen moeten aanvaarden indien het werk waarvoor zij zich beschikbaar stellen niet of nauwelijks in deeltijdfuncties voorhanden is. Ook wordt het door de CRvB niet zo bezwaarlijk gevonden om tijdelijke minder aantrekkelijke arbeid te verrichten dan wanneer men blijvend dergelijk werk zou moeten verrichten. Een werkloze werknemer kan bezwaren hebben tegen het moeten verrichten van ander werk dan hij gewend was, zonder dat er sprake is van niveauverschil. Het probleem van de aard van de arbeid speelt in die gevallen waarin de werkloze werknemer zich alleen maar beschikbaar stelt voor een bepaald soort werk waaraan hij de voorkeur geeft en alle andere passende arbeid afwijst. Het hangt van het arbeidsverleden, de opleiding van betrokkene, het werkloosheidsrisico en de duur van de werkloosheid af, of men een dergelijke voorkeur (nog) mag koesteren. Uit de jurisprudentie blijkt dat het hebben van een voorkeur voor een bepaald soort werk, gezien iemands arbeidsverleden begrijpelijk kan zijn, maar dat de gevolgen van het vasthouden aan die voorkeur niet ten laste van het uitkeringsorgaan mogen worden gebracht, tenzij het werkloos heidsrisico wordt verminderd. Na een werkloosheidsduur van enkele maanden, zal de werknemer dan ook andere arbeid hebben te aanvaarden. Zowel bij arbeid van andere aard als bij arbeid van een lager niveau kijkt de beroepsrechter of de betrokken werknemer gezien zijn arbeids verleden, opleiding en werkloosheidsrisico terug moet kunnen naar het hogere niveau of het oorspronkelijke beroep. Is dit wel het geval, dan wordt er in de jurisprudentie vervolgens acht op geslagen of betrokkene als hij arbeid van een lager niveau of van andere aard zou hebben aanvaard, een reële kans had om weer terug te keren op het oude niveau of in het oude beroep. Is deze kans er niet door het aanvaarden van de aangeboden arbeid, dan is er geen sprake van passende arbeid; dit neemt overigens niet weg, dat dezelfde arbeid bij het voortduren van de werkloosheid wel passend kan worden. Is deze kans op terugkeer er wel dan is de andersoortige arbeid voor de tussenliggende periode wel passend. In dit verband speelt tevens de vraag of de geboden arbeid zelf promotiemogelijkheden heeft om via de weg van arbeid op een lager niveau en dus met een lagere beloning alsnog op het hogere niveau terug te kunnen keren. Een belemmering om op het oude niveau of beroep te kunnen terug keren kan ook gelegen zijn in het feit dat, eenmaal het geboden werk aanvaard hebbende, men hiervan niet gemakkelijk loskomt, wanneer men eenmaal werk op het oude niveau of in het vroegere beroep zou hebben gevonden. Dit in de rechtspraak gehanteerde criterium impliceert echter gelijktijdig, dat minder aantrekkelijke arbeid dient te worden aanvaard indien gemakkelijk kan worden teruggekeerd naar het oude niveau of beroep als de gelegenheid hiertoe zich voordoet. Vaak wordt dan ook overwogen, dat werk - al dan niet via een uitzendbureau - tijdelijk Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr

16 aanvaard had moeten worden in afwachting van meer aantrekkelijke arbeid. 2.2 Hoogte van het loon Arbeid kan worden geweigerd omdat het loon lager is dan het loon waarop de uitkering is gebaseerd. In het verleden verdiend loon geeft in principe een aanwijzing wat als passend moet worden aangemerkt. Dit geldt echter niet altijd. Loon bijvoorbeeld dat slechts verdiend kon worden door extreem hard of lang te werken, een seizoenloon, loon dat is verdiend in een uitzend of uitleenverhouding en zwart loon vormen geen maatstaf. Daarnaast kan het zijn dat de werknemer wegens fysieke beperkingen niet meer in staat is tot de vroegere mate van arbeid. Ook in dat geval biedt het oude loon geen reële maatstaf. Als het vroegere loon geen juiste maatstaf is, wordt aan de hand van de omstandigheden beoordeeld of het geboden loon passend is. Het loon dat overeenkomstig de CAO wordt aangeboden, of het loon dat door vergelijkbare werknemers wordt verdiend is in het algemeen passend. Een functie die niet overeenkomstig de geldende CAO wordt beloond danwel ligt beneden het wettelijk minimumloon is niet passend. Als de CAO tot het geven van een bepaalde vergoeding niet verplicht, doch in de betref fende branche een dergelijke vergoeding wel gebruikelijk is, dan brengt de redelijkheid met zich mee dat een beloning zonder vergoeding niet snel passend zal zijn. Betrekkelijke geringe kosten moet de werknemer daarentegen zeker na een werkloosheidsperiode van enkele maanden zelf dragen, in afwachting van beter betaald werk. Daar waar het CAO loon lager is dan het CAO loon in de oude bedrijfstak kan niet zonder meer worden gesteld, dat arbeid passend is omdat het overeenkomstig de CAO wordt beloond. Dit wil overigens niet zeggen dat een lager loon nooit passend zal zijn. Opnieuw hangt een en ander van de omstandigheden af, waarbij met name het werkloosheids risico wederom een rol speelt. In het algemeen is loon lager dan het uitkeringsniveau echter niet passend, althans voor zover het laatst verdiende loon een juiste maatstaf voor de beoordeling biedt. Het blijft evenwel steeds een afwegen van factoren. Uit de uitspraken valt op te maken, dat werknemers met een stabiel arbeidsverleden en een gering werkloosheidsrisico, gekoppeld aan een positieve instelling bij het zoeken naar ander werk ook na werkloosheid van langere duur geen werkaanbod behoeven te aanvaarden waarvan het loon beduidend lager ligt dan het uitkeringsniveau. Ook hier geldt, net als bij «de aard van de arbeid», dat het aanvaarden van een baan met een lager loon een belemmering kan zijn om op het oude niveau terug te keren. Enerzijds omdat werkgevers de lagere beloning niet zullen zien als een aanbeveling voor de kwaliteiten van betrokkene, anderzijds omdat men het risico loopt hier niet gemakkelijk meer van te zullen loskomen. Waar het werkloze werkzoekenden betreft, kan uit de jurisprudentie worden afgeleid, dat waar het de vraag betreft of aangeboden arbeid al dan niet passend moet worden geacht, het te verdienen loon wordt bezien in relatie tot de uitkering. 2.3 Reisduur/kosten In het algemeen is het weigeren van overigens passende arbeid in verband met te maken reisuren slechts aanvaardbaar bij particuliere overwegingen die zo ernstig zijn, dat aanvaarding van de arbeid redelij kerwijs niet kan worden gevergd. Een reisduur van tenminste 1 uur (2 uur per dag) wordt bij een korte werkloosheidsduur en ongeacht de afstand in kilometers acceptabel geacht. Ingeval van een hoog werkloosheids Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr

17 risico of naarmate de werkloosheid langer duurt, dienen ook ten aanzien van de reisduur concessies te worden gedaan. Voor werknemers wier beroep een grote mate van mobiliteit vergt (zoals bijvoorbeeld in de bouw) kan afstand in het algemeen geen belemmerende factor zijn. Bij de te overbruggen afstand zullen in de regel primair de openbaar vervoersmogelijkheden worden bezien, tenzij aangegeven wordt dat van eigen vervoer gebruik gemaakt wordt. Bij vervoersproblemen mag worden verwacht en verlangd dat betrokkene actief naar een oplossing zoekt. Hoe langer de reisduur, hoe meer ook het aspect van de kosten een rol kan gaan spelen bij de beoordeling. Geringe kosten moet de werknemer, zeker na een langere werkloosheidsperiode, eventueel in afwachting van beter betaald werk, zelf dragen. Zeer hoge (niet vergoede) kosten kunnen echter aanleiding zijn een aanbod te weigeren indien een dergelijke vergoeding in de betreffende bedrijfstak wel gebruikelijk is. Er is hier overigens een samenhang met de hoogte van het loon; niet vergoede kosten drukken in feite het loon. De vraag is dan of gezien de totale verdiensten in redelijkheid van betrokkene gevergd kan worden om het geboden werk te accepteren zonder zekerheid omtrent de vergoeding van te maken kosten. Na een langere periode van werkloosheid mag een aanbod van passende arbeid niet worden geweigerd op basis van het feit dat men zou dienen te verhuizen, tenzij zwaarwegende (meestal in de strikt persoonlijke sfeer gelegen) argumenten zich hiertegen verzetten. Toepassing van een migratieregeling of tegemoetkoming in de verhuis kosten door de werkgever kunnen de financiële bezwaren ten aanzien van het kostenaspect wegnemen. 3. Subjectieve overwegingen Een aanbod kan soms worden afgewezen omdat de betreffende werknemer voorkeur heeft voor de oude werkgever, seizoenarbeid of een andere werkgever. Het uiten van een voorkeur voor de vroegere werkgever doet zich bijvoorbeeld veelal voor bij werknemers die in de bouw werkzaam zijn. Vaak wordt hier met projekten gewerkt, waarbij werknemers voor de duur van een projekt worden ingehuurd en in tussenliggende perioden aangewezen zijn op een werkloosheidsuitkering. Soms hebben deze werknemers dan de toezegging gekregen voor een volgend projekt te zullen worden ingehuurd. Of een dergelijke voorkeur kan worden gehonoreerd is afhankelijk enerzijds van het belang van betrokkene, anderzijds van het werkloosheidsrisico dat men hiermee loopt. Het werkloosheidsrisico weegt hier zwaar: men heeft immers kans op werkhervatting doch ziet hiervan af, teneinde de eigen voorkeur te kunnen volgen. Aan de hand van de jurisprudentie zijn de volgende concrete lijnen aan te geven aan de hand waarvan beoordeeld wordt of de belangen van de werknemer van een zodanig gewicht zijn dat zij prevaleren. 3.1 Voorkeur voor oude werkgever of andere werkgever Een langdurig dienstverband van enige jaren kan een omstandigheid zijn, die het ook na een werkloosheidsduur van enkele maanden aanvaardbaar maakt, dat de werknemer van zijn voorkeur voor terugkeer naar zijn vorige werkgever doet blijken, indien tevens een redelijke mate van zekerheid bestaat dat de werknemer binnen korte tijd, d.w.z. enkele weken, bij zijn vorige werkgever geplaatst kan worden. Hoe langer de duur van de werkloosheid, hoe minder men een voorkeur voor zijn vroegere werkgever mag blijven houden. Als het werkloosheidsrisico bij de vorige werkgever geringer is dan bij Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr

18 de aspirant werkgever is voorkeur voor eerstgenoemde gerechtvaardigd. Andersom prevaleert werk voor onbepaalde tijd of op een jaarcontract boven tijdelijk werk bij de oude werkgever. Bij een betrekkelijk kort dienstverband dat minder dan twee jaar heeft geduurd doet het feit dat de werkloosheid nog slechts korte tijd geleden (enkele dagen) is ingetreden niet ter zake. Wel kan de omstandigheid dat de oude werkgever rekening wil houden met bijvoorbeeld de gezondheidstoe stand van betrokkene reden zijn de voorkeur in stand te mogen houden. Hetgeen hiervoor is vermeld geldt ook voor het hebben van een voorkeur voor een andere werkgever. In die situatie ontbreekt in ieder geval de band met de vorige werkgever en hangt wederom van de omstandigheden af, of een dergelijke voorkeur acceptabel is. Voorzover er al een voorkeur mag gelden voor werk bij de oude (of een andere) werkgever, dient de werknemer de tussenliggende periodes uit te zien naar opvularbeid, ook via uitzendbureaus. 3.2 Voorkeur voor seizoenwerk Een voorkeur voor seizoenwerk wordt door de CRvB niet snel gehono reerd gezien het hieraan verbonden werkloosheidsrisico. In gevallen waarin sprake is van iemand die al jaren in het seizoen werkzaam is en in die arbeid geschooid kan worden geacht, wordt deze voorkeur door de CRvB gehonoreerd. lemand die in het verleden steeds kans zag tussen de seizoenen door werk te vinden zal zijn voorkeur eerder mogen behouden. Aan de andere kant zal iemand die door het feit dat hij ongeschoold is of door het feit dat hij nog jong is, of pas sedert korte tijd in het seizoen werkt en die dus gezien zijn arbeidsverleden eigenlijk nog nauwelijks enige band heeft met het seizoenwerk, de voorkeur hiertoe niet mogen handhaven. Dit is temeer het geval als het werkloosheids risico groot is gezien bijvoorbeeld het arbeidsverleden. Als de voorkeur geaccepteerd wordt, dan geldt ook hier dat betrokkene met betrekking tot de buiten het seizoen voor hem beschikbare arbeid in ieder geval niet te kieskeurig mag zijn en arbeid dient te aanvaarden die voor anderen in beginsel niet passend zou zijn (bijvoorbeeld omdat het ongeschoold werk betreft) als passend te aanvaarden. Aangeboden arbeid voor onbepaalde tijd waarmee minder kan worden verdiend dan met verrichtte seizoenarbeid kan niettemin passend zijn, daar een hoog seizoenloon niet maatgevend kan worden geacht bij de beoordeling van passendheid van werk, zoals opgemerkt in paragraaf Strikt persoonlijke overwegingen Uit de jurisprudentie blijkt, dat particuliere omstandigheden in het algemeen geen voor de toepassing van de werkloosheidsregelingen aanvaardbare grond opleveren om overigens passende arbeid van de hand te wijzen. Dit is slechts anders, als uit de omstandigheden voort vloeiende overwegingen van zo een ernstige aard zijn, dat op grond daarvan het van een werknemer niet in redelijkheid kan worden gevergd om het werk te aanvaarden. Bij de beoordeling wordt enerzijds de ernst en de omvang van de voor betrokkene bij aanvaarding optredende problemen nagegaan en anderzijds de door betrokkene in het leven geroepen omvang van het werkloosheidsrisico door die bezwaren te laten prevaleren. De persoonlijke bezwaren betreffen onder meer: zorg voor gezinsleden, gewetensbezwaren en gezondheidsbezwaren. 5. Het werkloosheidsrisico Hiervoor is een aantal keren gerefereerd aan het werkloosheidsrisico. Naast de aard van het werk, de beloning, andere arbeidsvoorwaarden en Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr

19 persoonlijke voorkeuren voor bepaalde werkzaamheden of een bepaalde werkgever, speelt dit criterium altijd mede een rol bij de beantwoording van de vraag of arbeid passend is. In het algemeen wordt naarmate het werkloosheidsrisico groter is, arbeid sneller passend. Factoren die van belang zijn voor het werkloosheidsrisico zijn: het arbeidsverleden, de duur van de werkloosheid, de verwachting hoe lang de werkloosheid zal voortduren bij het niet aanvaarden van een werkaanbod, de leeftijd van betrokkene en zijn gezondheidstoestand. Veelal zal bijvoorbeeld een oudere werknemer moeilijker plaatsbaar zijn en kan dit tot gevolg hebben dat men eerder arbeid dient te aanvaarden die niet geheel aan de wensen voldoet. Het arbeidsverleden geeft een zekere aanwijzing omtrent hetgeen in de toekomst te verwachten is inzake het werkloosheidsrisico. Zoals al eerder aangegeven wordt iemand met een stabiel arbeidsverleden zonder aanmerkelijke perioden van werkloosheid enige tijd gegund om naar zijn oordeel passend werk te vinden. Het feit dat iemand in het verleden vaak perioden werkloos is geweest wordt daarentegen ook mede gebruikt als argument om een bepaald aanbod als passend te beschouwen. Ook kan iemands arbeidsverleden voor wat betreft het soort werk of het niveau daarvan - gegeven ook de arbeidsmarktsituatie - een aanduiding geven omtrent de kans op werkhervatting. Is die kans gering dan zal men zich eerder ruimer dienen op te stellen, dan wanneer dit niet het geval is. Naarmate men langer werkloos is, zal bij de afweging van de belangen van de betrokkene en die van het uitvoeringsorgaan, het werkloosheids risico zwaarder gaan wegen. De langere duur van de werkloosheid is een indicatie voor het werkloosheidsrisico van betrokkene en leidt er toe, dat arbeid die aanvankelijk niet passend was na afloop van tijd passend wordt. De duur van de werkioosheid weegt minder zwaar, daar waar er blijkens verklaringen van het Arbeidsbureau (AB) ook geen mogelijk heden waren om te hervatten. Anderzijds kan men echter ook buiten het AB om werk vinden en wordt een dergelijke verklaring dan ook niet zo zwaarwichtig door de CRvB beschouwd. Omgekeerd zal iemand die enkele dagen werkloos is naar zijn oordeel niet passende arbeid niet onmiddellijk hoeven te aanvaarden. De specifieke omstandigheden van het geval kunnen echter tot een andere conclusie leiden. Zo werd het argument dat de werkloosheid slechts 1 dag had geduurd niet van belang geacht omdat betrokkene al twee maanden tevoren wist dat hij werkloos zou worden en het werk op zichzelf passend geacht moest worden. Indien er geen enkele vooruitzicht is om binnen korte tijd gewenste of hoger betaalde arbeid te verkrijgen, zal men eerder andere of lager betaalde arbeid dienen te aanvaarden. Wel is vereist dat de werknemer bij het weigeren van een aanbod redelijkerwijs kon weten of voorzien dat er geen vooruitzicht was en omgekeerd wordt ook afgegaan op wat de werknemer redelijkerwijs wel mocht verwachten omtrent spoediger werkhervatting. Van belang kan zijn dat betrokkene al naar een andere functie heeft gesolliciteerd en die ook achteraf heeft gekregen. Overigens ook indien er wel een gerede verwachting bestaat om spoedig weer werk te vinden tegen een hogere dan de aangeboden beloning wil dit nog niet zeggen dat betrokkene om die reden eerder ingaande arbeid kan weigeren. Een uitzendkracht die een aansluitende mogelijkheid om bij de laatste inlener een vast dienstverband aan te gaan tegen een lagere beloning dan hij in de toekomst zou kunnen verdienen bij het uitzendbureau werd verweten passende arbeid te hebben geweigerd. De voorkeur om de relatie met het uitzendbureau aan te houden (met hogere verdiensten en korte werkloosheidsperioden) tegenover vast werk met lager loon en zonder werkloosheidsrisico, diende voor rekening van betrokkene te komen. Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr

RICHTLIJN PASSENDE ARBEID juni 2008, Stcrt. 2008, 123 Inwerkingtreding: 1 juli 2008

RICHTLIJN PASSENDE ARBEID juni 2008, Stcrt. 2008, 123 Inwerkingtreding: 1 juli 2008 RICHTLIJN PASSENDE ARBEID 2008 30 juni 2008, Stcrt. 2008, 123 Inwerkingtreding: 1 juli 2008 1. Aanleiding De Werkloosheidswet (WW) biedt werklozen de mogelijkheid om een periode waarin zij tijdelijk geen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1991-1992 22 300 XV Vaststelling van de begrotïng van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XV (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) voor

Nadere informatie

RICHTLIJN PASSENDE ARBEID 1996 (vervallen 1 juli 2008)

RICHTLIJN PASSENDE ARBEID 1996 (vervallen 1 juli 2008) RICHTLIJN PASSENDE ARBEID 1996 (vervallen 1 juli 2008) Inleiding Het kabinet hecht grote waarde aan een op de reactivering van uitkeringsgerechtigden afgestemd sociaalzekerheidsbeleid. Het kabinet blijft

Nadere informatie

Richtlijn passende arbeid 2008

Richtlijn passende arbeid 2008 DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE 1.2.2.518 vervallen: het gelijknamige bericht, datumnr 0807-765 Richtlijn passende arbeid 2008 tekst + toelichting bronnen Staatscourant 2008, nr. 123, d.d. 30.06.2008

Nadere informatie

Richtlijn passende arbeid 1999

Richtlijn passende arbeid 1999 OCenW-Regelingen Richtlijn passende arbeid Bestemd voor: de bevoegde gezagsorganen, directies en overig personeel van: c scholen voor basisonderwijs; c scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 525 Besluit van 11 december 2014, houdende nadere regels omtrent het begrip passende arbeid zoals genoemd in de artikelen 24, derde lid, van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 729 Evaluatie Wet inkomensvoorziening oudere werklozen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Bommelerwaard (hierna te noemen Sociale Dienst Bommelerwaard);

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Bommelerwaard (hierna te noemen Sociale Dienst Bommelerwaard); Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Bommelerwaard (hierna te noemen Sociale Dienst Bommelerwaard); gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van 20 november 2014;

Nadere informatie

Verordening tegenprestatie Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard 2015

Verordening tegenprestatie Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard 2015 Verordening tegenprestatie Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard 2015 Het algemeen bestuur van de Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard (RSDHW); gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de

Nadere informatie

Toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Waterland 2015

Toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Waterland 2015 Toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Waterland 2015 Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, ook als die tegenprestatie

Nadere informatie

De raad van de gemeente Schiermonnikoog,

De raad van de gemeente Schiermonnikoog, De raad van de gemeente Schiermonnikoog, Gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel e van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

Nadere informatie

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Castricum 2015

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Castricum 2015 Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Castricum 2015 De raad van de gemeente Castricum; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 oktober [nummer]; gelet op

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 82 6 mei 2009 Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 april 2009, nr. IVV/I/2009/9524, tot

Nadere informatie

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening.

Nadere informatie

Ons kenmerk W&B/URP/08/17468 Datum 23 juni 2008 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand,

Ons kenmerk W&B/URP/08/17468 Datum 23 juni 2008 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand, Datum 23 juni 2008 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Verordening Tegenprestatie 2015

Verordening Tegenprestatie 2015 Bijlage 2 Verordening Tegenprestatie 2015 De raad van de gemeente Hengelo, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2014, gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de

Nadere informatie

Reïntegratieverordening. werk en bijstand

Reïntegratieverordening. werk en bijstand Reïntegratieverordening werk en bijstand Midden-Delfland, augustus 2004 1 De Raad van de gemeente Midden-Delfland, Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2004,

Nadere informatie

Conflictverlof bij situatieve arbeidsongeschiktheid lost niets op.

Conflictverlof bij situatieve arbeidsongeschiktheid lost niets op. Conflictverlof bij situatieve arbeidsongeschiktheid lost niets op. oktober 2008 De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van, Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 De raad van de gemeente Tiel, Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van, Gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van

Nadere informatie

2. Het college werkt bij de uitvoering van het eerste lid, onderdeel a, samen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

2. Het college werkt bij de uitvoering van het eerste lid, onderdeel a, samen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Artikel 7. Opdracht college 1. Het college: a. ondersteunt bij arbeidsinschakeling: 1. personen die algemene bijstand ontvangen, 2. personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35,

Nadere informatie

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Enschede 2015

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Enschede 2015 Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Enschede 2015 De raad van de gemeente Enschede, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2014, gelet op artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 200 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2008 Nr. 58 BRIEF VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 22187 Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid IMr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAIM SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1991-1992 22 300 XV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XV (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) voor

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2010;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2010; CVDR Officiële uitgave van Eemsmond. Nr. CVDR63088_1 11 oktober 2016 Re-integratieverordening 2010 De raad van de gemeente Eemsmond; Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

szw0001021 De analyse van Deloitte & Touche Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 december 2001

szw0001021 De analyse van Deloitte & Touche Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 december 2001 szw0001021 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 december 2001 De SER heeft in zijn advies van 19 mei 2000 Onvolledige AOW-opbouw aandacht gevraagd voor het inkomensprobleem

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Tholen

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Tholen CVDR Officiële uitgave van Tholen. Nr. CVDR43763_1 20 maart 2018 Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Tholen De raad der gemeente Tholen; gelezen het voorstel van het college van

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Besluit:

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Besluit: Regeling van de Minister van Sociale Zaken van 14 juli 2009,, tot wijziging van het Ontslagbesluit betreffende verruiming van de mogelijkheid tot afwijking van het afspiegelingsbeginsel De Minister van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 000 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2012 Nr. 64 BRIEF VAN

Nadere informatie

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Heerhugowaard Officiële naam regeling verordening tegenprestatie gemeente Heerhugowaard 2015 Citeertitel Verordening Tegenprestatie

Nadere informatie

vast te stellen de hierna volgende Verordening tegenprestatie Alkmaar 2015 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

vast te stellen de hierna volgende Verordening tegenprestatie Alkmaar 2015 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Alkmaar. Nr. 1818 8 januari 2015 Verordening tegenprestatie Alkmaar 2015 De raad van de gemeente Alkmaar; gelezen het voorstel de stuurgroep fusie; gelet op

Nadere informatie

Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp

Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten,

Nadere informatie

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden Gemeente Achtkarspelen Verordening Langdurigheidstoeslag WWB Dienst Werk en Inkomen De Wâlden November 2011 1 Gemeente Achtkarspelen de Raad van de gemeente Achtkarspelen; gelet op het bepaalde in artikel

Nadere informatie

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ ASTEN 2015

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ ASTEN 2015 VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ ASTEN 2015 De raad van de gemeente Asten, gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 19 mei 2015; gehoord het advies van de Commissie

Nadere informatie

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015. Gemeente

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015. Gemeente De raad van de gemeente.; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders..; gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 34, eerste lid onderdeel e

Nadere informatie

Individuele omstandigheden. Geen tegenprestatie. Afstemmen. Bevoegdheid opdragen tegenprestatie. Tegenprestatie is geen re-integratie-instrument

Individuele omstandigheden. Geen tegenprestatie. Afstemmen. Bevoegdheid opdragen tegenprestatie. Tegenprestatie is geen re-integratie-instrument Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Doesburg Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, ook als die tegenprestatie

Nadere informatie

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET GEMEENTE ASSEN 2015

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET GEMEENTE ASSEN 2015 VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET GEMEENTE ASSEN 2015 Wetstechnische informatie 1. Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Officiële naam regeling Verordening tegenprestatie participatiewet

Nadere informatie

Verordening Tegenprestatie Participatiewet 2015

Verordening Tegenprestatie Participatiewet 2015 De raad van de gemeente Boxtel, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, gelet op artikelen 8a, eerste lid, onderdeel b en 9 eerste lid onderdeel c van

Nadere informatie

Datum : 12 juni 2009 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Ministerie van Financiën

Datum : 12 juni 2009 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Ministerie van Financiën CPB Notitie Datum : 12 juni 2009 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Ministerie van Financiën Budget deeltijd-ww 1 Inleiding Per 1 april 2009 is de regeling deeltijd-ww tot behoud van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET GEMEENTE ASSEN 2015

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET GEMEENTE ASSEN 2015 VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET GEMEENTE ASSEN 2015 Wetstechnische informatie 1. Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Officiële naam regeling Verordening tegenprestatie participatiewet

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen. Reactie op de brief van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) inzake het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Herziening van het stelsel van sociale zekerheid BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 766 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2018) Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING

Nadere informatie

Raad. gfedc OR. gfedc. Besluitenlijst d.d. d.d. gfedcb Akkoordstukken. (paraaf adjunct-secretaris) Bijlagen

Raad. gfedc OR. gfedc. Besluitenlijst d.d. d.d. gfedcb Akkoordstukken. (paraaf adjunct-secretaris) Bijlagen Nota voor burgemeester en wethouders Onderwerp Eenheid/Cluster/Team ST/PZ/KZ Iinkomstenvrijlating langdurigheidstoeslag WWB 1- Notagegevens Notanummer 2007.00896 Datum 24-1-2007 Portefeuillehouder Weth.

Nadere informatie

Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving

Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving Advies nummer 8 's-gravenhage, 16 oktober 1996 ROP-advies nr. 8, blad 2 Commentaar gericht aan de

Nadere informatie

VERORDENING TEGENPRESENTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

VERORDENING TEGENPRESENTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015 VERORDENING TEGENPRESENTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015 Artikel 1. Begrippen In deze verordening wordt verstaan onder: a) uitkeringsgerechtigden: personen die een uitkering ontvangen op grond van

Nadere informatie

io-fó-m nr. 6293^ n Heemst

io-fó-m nr. 6293^ n Heemst ' oort bij raadsbesii' io-fó-m nr. 6293^ n Heemst Verordening tegenprestatie Participatiewet Heemstede 2015 De raad van de gemeente Heemstede; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze, De raad der gemeente Aa en Hunze; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze, d.d. 28-10-2014 nummer.; gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en op artikel

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude Verordening tegenprestatie Participatiewet Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2015 De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 september

Nadere informatie

Artikelsgewijze. toelichting. Reïntegratieverordening. werk en bijstand

Artikelsgewijze. toelichting. Reïntegratieverordening. werk en bijstand Artikelsgewijze toelichting Reïntegratieverordening werk en bijstand 1 Aanhef en artikel 1 In de aanhef is expliciet gewezen op de EU-verordening betreffende staatssteun, die voorschrijft dat wanneer sprake

Nadere informatie

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Gouda van 29 november 2011;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Gouda van 29 november 2011; 00007777 besluit van de gemeenteraad voorstelnummer 723668 onderwerp Verordening langdurigheidstoesiag 2012 29 november 2011 de raad van de gemeente gouda Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 23 972 Bestrijding langdurige werkloosheid Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELE- GENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Artikelsgewijze toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Renkum

Artikelsgewijze toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Renkum Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Renkum 2015 Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, ook als die

Nadere informatie

Artikel 9 Herplaatsing

Artikel 9 Herplaatsing Artikel 9 Herplaatsing 1. Bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, worden arbeidsplaatsen

Nadere informatie

Verordening tegenprestatie Participatiewet en IOAW / IOAZ Krimpen aan den IJssel 2015

Verordening tegenprestatie Participatiewet en IOAW / IOAZ Krimpen aan den IJssel 2015 Verordening tegenprestatie Participatiewet en IOAW / IOAZ Krimpen aan den IJssel 2015 De raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel; Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao.

Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao. Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao. Zaida Lake Inleiding Via de media zijn de laatste tijd discussies gaande omtrent de plaats die de buitenlandse arbeidskrachten

Nadere informatie

Een loonkostensubsidie kan worden ingezet ten behoeve van de re-integratie van:

Een loonkostensubsidie kan worden ingezet ten behoeve van de re-integratie van: Richtlijn Loonkostensubsidie Gemeente Doetinchem Inleiding Het bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling is voor bepaalde doelgroepen als taak voor het college vastgelegd in de Wet Werk en Bijstand.

Nadere informatie

DE RAAD VAN DE GEMEENTE SCHINNEN Verseonnummer:

DE RAAD VAN DE GEMEENTE SCHINNEN Verseonnummer: DE RAAD VAN DE GEMEENTE SCHINNEN Verseonnummer: 125135 Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d.: met nummer: Gelet op artikel 8a, eerste lid onderdeel b, van de Participatiewet; Gehoord

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

besluit vast te stellen de Bijlage van de gemeente Wijchen bij de Verordening tegenprestatie

besluit vast te stellen de Bijlage van de gemeente Wijchen bij de Verordening tegenprestatie Het Algemeen Bestuur van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen (MGR), gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen van 6 januari 2015; gelet op artikel

Nadere informatie

Verordening tegenprestatie participatiewet 2015 Documentnummer INT-14-13314

Verordening tegenprestatie participatiewet 2015 Documentnummer INT-14-13314 Verordening tegenprestatie participatiewet 2015 Documentnummer INT-14-13314 VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET 2015 GEMEENTE BEVERWIJK De raad van de gemeente Beverwijk; gelet op artikel 8a, eerste

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 24765 17 mei 2016 Beleidsregels Scholing 2016 Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, Gelet op het bepaalde in artikel

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 Kenmerk: 183277 De raad van de gemeente Oldebroek; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014; gelet op artikel 8a, eerste lid,

Nadere informatie

Door deze komen wij terug op de Viva! dossiers die bij ons in behandeling zijn, waaronder uw dossier.

Door deze komen wij terug op de Viva! dossiers die bij ons in behandeling zijn, waaronder uw dossier. Datum Onderwerp advies Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door Geachte -------------------------, Door deze komen wij terug op de Viva! dossiers die bij ons in behandeling zijn, waaronder uw dossier. De

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 29 september 2016

No.W /III 's-gravenhage, 29 september 2016 ... No.W12.16.0191/III 's-gravenhage, 29 september 2016 Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2016, no.2016001298, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij

Nadere informatie

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) b e s l u i t :

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) b e s l u i t : GEMEENTE HOOGEVEEN Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Het college van de gemeente Hoogeveen, gezien de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden d.d. 17

Nadere informatie

Regeling Begeleiding Van Werk Naar Werk bij reorganisaties

Regeling Begeleiding Van Werk Naar Werk bij reorganisaties Regeling Begeleiding Van Werk Naar Werk bij reorganisaties Pre-ambule In de cao provincies 2012-2015 zijn uit oogpunt van goed werkgeverschap afspraken gemaakt over een sectorale regeling Van Werk Naar

Nadere informatie

ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING TEGENPRESTATIE

ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING TEGENPRESTATIE ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING TEGENPRESTATIE Het college is bevoegd een uitkeringsgerechtigde te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, ook als die tegenprestatie niet direct samenhangt

Nadere informatie

Toelichting. Artikelsgewijs

Toelichting. Artikelsgewijs Toelichting Algemeen Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid Nr.AAM/ASAM/02/1400 Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet Het Hogeland 2019

Toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet Het Hogeland 2019 Toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet Het Hogeland 2019 Algemene toelichting Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te laten verrichten,

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/20105. Datum 10 maart 2003

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/20105. Datum 10 maart 2003 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a DEN HAAG Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333

Nadere informatie

Loon voor en na WW. Samenvatting

Loon voor en na WW. Samenvatting Loon voor en na WW Samenvatting len voor en na de WW onderzocht UWV heeft onderzocht in hoeverre het loon van werknemers voor en na de WW-uitkering verschilt. Daarbij is in de periode 2012-2013 gekeken

Nadere informatie

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Deurne 2018

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Deurne 2018 CVDR Officiële uitgave van Deurne. Nr. CVDR612889_1 28 september 2018 Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Deurne

Nadere informatie

MAATREGELENVERORDENING IOAW EN IOAZ 2010

MAATREGELENVERORDENING IOAW EN IOAZ 2010 Pag.1/5 HOOFDSTUK 1ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Definities 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

Nadere informatie

Afstemmingsverordening gemeente Arnhem 2015

Afstemmingsverordening gemeente Arnhem 2015 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Arnhem. Nr. 19431 22 februari 2016 Afstemmingsverordening gemeente Arnhem 2015 Op 15 december 2014 heeft de gemeenteraad de 'Afstemmingsverordening gemeente

Nadere informatie

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister).

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister). KlRz 041/2013 RAPPORT inzake de klacht van [Verzoeker ] tegen een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister). - 2-1. Inleiding

Nadere informatie

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Heerenveen 2015

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Heerenveen 2015 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Heerenveen. Nr. 82635 29 december 2014 Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Heerenveen 2015 De raad van de gemeente Heerenveen;

Nadere informatie

RAADSBESLUIT. Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Asten februari

RAADSBESLUIT. Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Asten februari RAADSBESLUIT Onderwerp: Dagtekening: nummer: Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Asten 2010 1 februari 2011.. De raad van de gemeente Asten; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Gelet op artikel 130 van de Werkloosheidswet;

Gelet op artikel 130 van de Werkloosheidswet; Ontwerp- Besluit van... (datum), tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130 van de Werkloosheidswet ten behoeve van het experimenteren met stageplaatsen voor jongeren

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011; De raad van de gemeente Schiermonnikoog; overwegende, dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden jonger dan 65 jaar bij verordening

Nadere informatie

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Orionis Walcheren

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Orionis Walcheren Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Orionis Walcheren Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Orionis Walcheren; Overwegende dat het wenselijk is beleid over

Nadere informatie

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Ronald van Bekkum (UWV), Harry Bierings en Robert de Vries In arbeidsmarktbeleid en in statistieken van het CBS wordt een duidelijk onderscheid gemaakt

Nadere informatie

De Verordening tegenprestatie Participatiewet IOAW en IOAZ Waddinxveen 2015.;

De Verordening tegenprestatie Participatiewet IOAW en IOAZ Waddinxveen 2015.; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Waddinxveen. Nr. 81579 24 december 2014 Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Waddinxveen 2015 De raad van de gemeente Waddinxveen gelezen

Nadere informatie

Verdringing op de arbeidsmarkt: Wat is het en hoe meet je het?

Verdringing op de arbeidsmarkt: Wat is het en hoe meet je het? Verdringing op de arbeidsmarkt: Wat is het en hoe meet je het? Presentatie op studiemiddag NISZ Utrecht, 22 januari 2016 Arjan Heyma www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630 Relevante vragen

Nadere informatie

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND RIJSWIJK 2005

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND RIJSWIJK 2005 -1.833.52 REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND RIJSWIJK 2005 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet : de WWB b. WWB:

Nadere informatie

Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Orionis Walcheren 2015

Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Orionis Walcheren 2015 Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Orionis Walcheren 2015 HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijving 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. Tegenprestatie:

Nadere informatie

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet gemeente Midden- Delfland 2015

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet gemeente Midden- Delfland 2015 Registratienummer : 2015-00722 / 15Z.000072 Onderwerp : conceptverordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen De raad van de gemeente Oldebroek; Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 kenmerk 98182 gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 april 2012; gelet op de artikelen 7 en 8 en 10

Nadere informatie

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf 7 Klemmende redenen van humanitaire aard Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50

Nadere informatie

gelet op; - artikel 35 lid 1 van de Participatiewet - het gestelde in de nota Samen actief tegen armoede en het daarin genoemde speerpunt;

gelet op; - artikel 35 lid 1 van de Participatiewet - het gestelde in de nota Samen actief tegen armoede en het daarin genoemde speerpunt; Beleidsregels scholingsbudget Werk en Inkomen Het college van burgemeester en wethouders; gelet op; - artikel 35 lid 1 van de Participatiewet - het gestelde in de nota Samen actief tegen armoede en het

Nadere informatie