BOUW VAN 4 VLEESKUIKENSTALLEN VOOR EPM BV a/d Vorrelveenseweg 3a te Hijken

Transcriptie

1 BOUW VAN 4 VLEESKUIKENSTALLEN VOOR EPM BV a/d Vorrelveenseweg 3a te Hijken Advies- en onderzoeksrapport brandveiligheid gelijkwaardigheid In opdracht van: Van Westreenen Adviseurs BV Varsseveldseweg 65d 7131 JA Lichtenvoorde Projectnuer: Datu: 4 deceber 2015 Gewijzigd: - Status: Auteur: DEFINITIEF ing. A.G. Geerdink

2 Inhoud 1 Inleiding 2 2 Algeene gegevens Naa / titel bouwplan Adres bouwplaats Naa rechthebbende Verwijzing naar tekeningen Uitgangspunten Van toepassing zijnde eisen / noren 3 3 Risicobenadering Doelstelling risicobenadering 4 4 Situatie en planbeschrijving Situatie Brandcopartientering Situatie ten opzichte van belendingen Bouwwijze Indeling Toepassingsgebied en algeene voorwaarden 5 5 Bepaling vuurbelasting en brandcopartientsgrootte Algeeen Peranente vuurbelasting Variabele vuurbelasting Piekvuurbelasting Totaal geiddelde en aatgevende (piek)vuurbelasting Bepaling axiale brandcopartientsgrootte 13 6 WBDBO-eisen aan de ohulling Brandscheidingen Brandwerendheid gevels 14 7 Overige voorwaarden Beperking aan de vorgeving Vluchtwegen Blusiddelen 16 8 Maatregelen op basis van risicobenadering Beperken van de kans op het ontstaan van brand Beperken van de ontwikkeling van brand Resultaat risicobenadering Protocol gebruik 20 9 Saenvatting 21 Bijlage (n) 1: Overzichtstekeningen bouwobject 2: Overzicht wartestraling gevels + afstandsbijdrage 3: Protocol gelijkwaardigheid 4: Akkoordverklaring 1

3 1. Inleiding Voor de bouw van vier vleeskuikenstallen voor EPM B.V. aan de Vorrelveenseweg 3a te Hijken is ons door Van Westreenen Adviseurs BV te Lichtenvoorde gevraagd een rapport brandveiligheid op te stellen, teneinde iniaal gelijkwaardigheid aan te tonen in verband et het overschrijden van de grenswaarde ² voor brandcopartienten et een (lichte) industriefunctie. Dit project wordt onderbouwd deels et een vuurlastberekening voor wat betreft het aspect beheersbaarheid van brand en et een risicobenadering ten aanzien van het verkleinen van de kans op het ontstaan van brand en het uitbreiden van brand en daaree indirect het aanzienlijk verkleinen van ogelijk verlies van levende have. Dit rapport betreft een beroep op artikel 1.3 van Bouwbesluit 2012 (gelijkwaardigheidsbepaling) ten behoeve van het aantonen van gelijkwaardigheid ten opzichte van het gestelde in afdeling 2.10 van Bouwbesluit De 4 vleeskuikenstallen welke per 2 stallen zijn gekoppeld iddels een voorruite worden voor beheersbaarheid van brand beschouwd als 2 afzonderlijke brandcopartienten (brandcopartient 1 (stal 1 en 2) en brandcopartient 2 (stal 3 en 4), zie tekening 04 van bijlage 1). Dit rapport oet dus aantonen of het toelaatbaar is een brandcopartient et gebruiksfunctie (lichte) industrie voor het bedrijfsatig houden van dieren, welke groter is dan ² uit te voeren als één en hetzelfde brandcopartient. Dit ten aanzien van de aanwezige vuurbelasting en het feit dat het een dierenverblijf betreft. Het betreft brandcopartient 1 (totaal gebruiksoppervlak is ²) en brandcopartient 2 (totaal gebruiksoppervlak is ²). Er wordt in dit rapport dus een vuurlastberekening voor brandcopartient 1 en brandcopartient 2 uitgevoerd waaraan gekoppeld de axiaal toelaatbare brandcopartientsgrootte en overige plantoetsingen zoals onder andere de WBDBO-eisen voor de gevels en eventuele brandscheidingen. Dit wordt gecobineerd et een rsiciobenadering. Wijzigingen in ontwerp of inventaris (anders dan opgegeven) kunnen van invloed zijn op de conclusies en aanbevelingen genoed in dit rapport. 2

4 2. Algeene gegevens 2.1 Naa / titel bouwplan Bouw 4 vleeskuikenstallen aan de Vorrelveenseweg 3a te Hijken. 2.2 Adres bouwplaats Geeente: Beilen. Kadastraal bekend: Sectie R, nrs Adres: Vorrelveenseweg 3a, 9415 TE Hijken. 2.3 Naa rechthebbende EPM B.V. te Hijken. 2.4 Verwijzing naar tekeningen Bouwtekeningen van Van Westreenen Adviseurs BV te Lichtenvoorde: Bouwtekeningnuer: BO-EPM1, 6 bladen van 6, datu: , Milieutekeningnuer: BO-EPM2, 1 blad van 1, datu: Uitgangspunten Gebouwtype: Lichte industriefunctie voor het bedrijfsatig houden van dieren; Hoogste vloer verblijfsgebied gelegen < 5,0 eter; Binnen de gebouwen bevinden zich over het algeeen zelfredzae personen (indien aanwezig); De 2 dubbele vleeskuikenstallen worden als 2 afzonderlijke brandcopartienten uitgevoerd (stal 1 en 2 als brandcopartient 1 en stal 3 en 4 als brandcopartient 2); 2.6 Van toepassing zijnde eisen/noren Eisen/noren - Bouwbesluit 2012 (Staatsblad 2011, 416), laatstelijk gewijzigd bij het besluit van 15 juni 2015 (Staatsblad 2015, 249) - NEN Overig gehanteerd naslagwerk: - Brandveiligheid: Ontwerpen en toetsen (Nibra/SBR/BNA) delen A t/ F; 3

5 3. Risicobenadering 3.1 Doelstelling risicobenadering Doel van de brandveiligheidsvoorschriften in Bouwbesluit 2012 zijn het voorkoen van slachtoffers (gewonden en doden) en het voorkoen dat een brand zich uitbreidt naar een ander perceel. Met het uitvoeren van de vuurlastberekening en plantoetsing op basis van ethode BvB 2007 wordt uitvoering gegeven aan de onderbouwing dat de brand beheersbaar is en zich niet uitbreidt naar een ander perceel. Ten aanzien van het voorkoen van ogelijke slachtoffers en in dit geval tevens het voorkoen van verlies van levende have (geen eis in het Bouwbesluit) zal op basis van risicobenadering aanvullende specifieke aatregelen worden genoen. Deze aatregelen oeten de kans verkleinen dat een brand ontstaat en kan doorontwikkelen. Tevens wordt daaree de kans op verlies van levende have aanzienlijk verkleind. De factoren die de kans op brand en het verder doorontwikkelen bepalen zijn: De aanwezigheid en posities van ogelijke ontstekingsbronnen ten opzichte van brandbare aterialen. Hoeveelheid en ate van brandbaarheid van aanwezige brandbare aterialen van inventaris en gebouw (vuurbelasting variabele en peranent), evenals de locaties daarvan. Aanwezigheid van techniek en procesautoatisering in het gebouw et risico op oververhitting en/of kortsluiting Staat en onderhoud van de elektrische installatie (NEN 3140 en/of NEN 1010). Voorzorgsaatregelen bij het uitvoeren van brandgevaarlijke werkzaaheden in of aan de stal. Mate van uitbreiden en ontwikkelen van een brand. Verogen dat vrijkot bij een brand. De beschikbaarheid van blusiddelen. Aanwezigheid van adequate detectieapparatuur voor het ontdekken van een brand. De situatie van het gebouw ten opzichte van belendingen. Gebruik van het gebouw. Over het algeeen is gebleken dat de kans op brand in een veestal relatief klein is. Op basis van gegevens uit onderzoek naar brandveiligheid voor dieren in veestallen van Wageningen UR Livestock Research is gebleken dat de kans op het ontstaan van brand in een pluiveebedrijf 8 op de bedrijven (0,008) is. Ter vergelijk: voor rundveebedrijven is die kans 2 op de bedrijven (0,002) en voor varkensbedrijven 6 op de 1000 bedrijven is (0,006) Geiddeld per jaar (over de periode ) kwaen er ca kippen o het leven bij brand. Voor rundveebedrijven zijn dat geiddeld 57 runderen en voor varkensbedrijven 950 varkens per jaar. Doel van deze rapportage is aan te tonen dat er iniaal dezelfde ate van brandveiligheid wordt behaald als beoogd et het betrokken voorschrift uit het Bouwbesluit (Bouwbesluit 2012 afdeling 2.10). Die ate van gelijkwaardigheid wordt op een algeeen geaccepteerde wijze onderbouwd et de berekening volgens ethode BvB Daarnaast stelt genoede ethode BvB2007 dat brandcopartienten voor dierenverblijven niet groter dan ² ogen zijn. In situaties waarbij het dierenverblijf groter is dan ², wordt et de huidige kennis eveneens veelal gelijkwaardigheid aangetoond op basis van risicobenadering. In dit geval zullen doelgerichte aatregelen op basis van een risicobenadering worden genoen ter voorkoing van het ontstaan van brand en ter beperking van het doorontwikkelen van brand (= kans). Resultaat daarvan is het voorkoen van een grote copartientsbrand (= effect). Het risico is bepaald door kans x effect, zodat de kans zodanig oet worden verkleind dat een groter effect (ovang) geaccepteerd kan worden. De overheid heeft overigens per 1 april 2014 ook een wijziging in de regelgeving doorgevoerd door voor constructieonderdelen in nieuw te bouwen stallen (zijde binnenlucht) te eisen dat die teninste oeten voldoen aan brandklasse B en dat nieuwe technische ruiten et 60 inuten WBDBO oeten worden gescheiden van het dierenverblijf. 4

6 4. Situatie en planbeschrijving 4.1 Situatie Zie bijlage 1 voor overzicht brandcopartient + aanvullende gegevens. 4.2 Brandcopartientering De 2 dubbele vleeskuikenstallen worden voor beheersbaarheid van brand beschouwd als 2 afzonderlijke brandcopartienten, brandcopartient 1 (stal 1 en 2) en brandcopartient 2 (stal 3 en 4). O risico s te reduceren wordt alle risicovolle apparatuur, incl. de eter/schakelkasten ondergebracht in de technische ruites welke zich bevinden in de voorruites van de 2 dubbele stallen. Deze risicovolle ruites dienen et teninste 60 inuten WBDBO (weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag) rondo richting pluiveestallen te worden afgescheiden. (Zie tekening 03 en 04 van bijlage 1). Brandcopartient 1 beslaat een totaal oppervlak van ca ² en brandcopartient 2 van ca ². 4.3 Situatie ten opzichte van belendingen Brandcopartient 1 (stallen B en C): gevel 1 5,0 eter tot belendende werktuigenberging op eigen perceel gevel 2 ca 40 eter tot de as van de weg gevel 3 7,0 eter tot belendende stal 3 op eigen perceel gevel 4 eer dan 20 eter tot de erfgrens Brandcopartient 2 (stallen F en G): gevel 5 7,0 eter tot belendende stal 2 op eigen perceel gevel 6 ca 60 eter tot de as van de weg gevel 7 eer dan 20 eter tot de erfgrens gevel 8 eer dan 20 eter tot de erfgrens 4.4 Bouwwijze Voor brandcopartient 1: Gevels: Betonnen geveleleenten et topgevels van stalen dawandplaten; Dak: Stalen spanten, houten gordingen et sandwich PIR dakpanelen; Vloer: Beton. Voor brandcopartient 2: Gevels: Betonnen geveleleenten et topgevels van stalen dawandplaten; Dak: Stalen spanten, houten gordingen et sandwich PIR dakpanelen; Vloer: Beton. 4.5 Indeling Zie bijlage Toepassingsgebied en algeene voorwaarden De gebruiker is verantwoordelijk voor het binnen de te stellen grenzen houden van het gebruik en het instandhouden van vereiste afstanden, scheidingen en voorzieningen. Gedane opgaven dienen als toetsingscriteriu van de feitelijke situatie. Blijvende beperking aan het gebruik Door een beroep te doen op de Methode BvB, koppelt de aanvrager het beoogde gebruik aan de bouwkundige diensies van het gebouw. Een aldus gerealiseerd (nieuw) gebouw heeft daardoor een blijvende gebruiksbeperking die andere toepassingen in de weg kan staan. 5

7 Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker te zorgen dat het gebouw past bij het beoogd axiaal gebruik en dat de gestelde beperking niet wordt overschreden. Ook oeten de bijbehorende voorzieningen (bouwkundig, installatietechnisch en overige) blijvend in stand worden gehouden. Indien het feitelijke gebruik een (beduidend) hogere vuurbelasting heeft dan waarop het gebouw is ontworpen, zullen de aangebrachte voorzieningen bij een brand waarschijnlijk tekort schieten. Hierdoor kan een onbeheersbare brand ontstaan, et veel schade en ogelijk onveiligheid buiten het brandcopartient. Het is dus nodig dat de voorzieningen en het gebruik op elkaar afgested zijn en zo blijven. De overheid heeft hierbij een toezichthoudende en handhavende taak. 6

8 5. Bepaling vuurbelasting en brandcopartientsgrootte 5.1 Algeeen Een belangrijke factor bij het toetsen van de axiaal toelaatbare brandcopartientsgrootte is de vuurbelasting. Aan de hand van deze waarde kan volgens NEN 6060 een plantoetsing worden uitgevoerd. De vuurbelasting bestaat uit een peranente vuurbelasting en een variabele vuurbelasting uitgedrukt in kg vurehout equivalent per vierkante eter gebruiksoppervlak. De peranente vuurbelasting is de bijdrage aan de vuurbelasting voortvloeiend uit alle brandbare onderdelen van de bouwconstructie gedeeld door het gebruiksoppervlak van het betreffende brandcopartient. De variabele vuurbelasting is de bijdrage aan de vuurbelasting koend uit de in het betreffende brandcopartient aanwezige brandbare onderdelen, zoals bijvoorbeeld achines, opgeslagen goederen, verpakkingsaterialen enz. gedeeld door het gebruiksoppervlak van het betreffende brandcopartient. Voor brandcopartienten et een gebruiksoppervlak groter dan ² is de aatgevende vuurbelasting (q ) de geiddelde vuurbelasting over de ongunstigste ², oftewel de zogenaade piekvuurbelasting. De getalswaarde van de aatgevende vuurbelasting in kg vurenhout per ² wordt gelijkgesteld aan de brandduur in inuten. 7

9 5.2 Peranente vuurbelasting Brandcopartient 1 (vleeskuikenstallen 1 en 2). Peranente vuurbelasting in het dak telt voor 1/3 deel ee. Peranente vuurbelasting in de gevels telt voor 2/3 deel ee. Voor de peranente vuurbelasting bestaat de constructie uit de in tabel 1 genoede aterialen. Houten gordingen (6,5 kg/² x 19 MJ/kg x 1/3 = 41,2 MJ/²); Sandwich dakpanelen PIR 6 c (6 c x 30 kg/³ x 26,3 MJ/kg x 1/3 = 15,8 MJ/²); Minerale dakisolatie 15 c glaswol (15 c x 45 kg/³ x 0,5 MJ/kg x 1/3 = 1,1 MJ/²); Balk- en plaathout plat dak (25 kg/² x 19 MJ/kg x 1/3 = 158,3 MJ/²); EPDM dakbedekking plat dak (1,7 kg/² x 31 MJ/kg x 1/3 = 17,6 MJ/²); PIR isolatie plat dak (8 c x 30 kg/³ x 26,3 MJ/kg x 1/3 = 21,0 MJ/²); Betonplex 9 onder plat dak (9 x 480 kg/³ x 19 MJ/kg x 1/3 = 27,4 MJ/²); Ventilatoren 1,2 Kw (700 MJ/st); Ventilatoren 0,5 Kw (300 MJ/st); Wartewisselaars ( MJ/st); Regelwerk t.b.v. dawand topgevels + stofkappen (6 kg/² x 19 MJ/kg x 2/3 = 76 MJ/²); Gevelisolatie 8 c EPS (8 c x 30 kg/³ x 38 MJ/kg x 2/3 = 60,8 MJ/²); Luchtinlaatventielen (258 MJ/st); Kozijnen raen en deuren (18 MJ/kg); Kunststof heelwaterafvoeren (18 MJ/kg); Diverse betieringen / aftieringen (19 MJ/kg); Installaties/techniek (20 MJ/²). De overige constructiedelen van het copartient zijn niet brandbaar. Hieronder een overzicht van de onderdelen die resulteren in de peranente vuurbelasting. Peranente vuurbelasting: oppervlak: 5243 ² bc 1 (stal 1 en 2) Materiaal: assa: Verbrandingswaarde: eenh MJ/eenh MJ kg MJ/² vurenhout/² 1 Houten gordingen 1/3 (²) , ,2 2,117 2 Sandwich PIR dakpanelen 1/3 (²) , ,4 0,915 3 Minerale dakisolatie (²) , ,2 0,061 4 Balk- en plaathout plat dak 1/3 (²) , ,9 0,203 5 EPDM dakbedekking plat dak 1/3 (²) , ,4 0,023 6 PIR isolatie plat dak 1/3 (²) ,4 0,022 7 Betonplex 9 onder plat dak 1/3 (²) , ,5 0,028 8 Ventilatoren 1,2 Kw (700 MJ/st) ,9 0,098 9 Ventilatoren 0,85 Kw (500 MJ/st) ,8 0, Wartewisselaar (st) ,6 0, Regelwerk topgevels + stofkap 2/3 (²) ,2 0, Gevelisolatie betonpanelen 2/3 (²) , ,8 1, Luchtinlaatventielen (st) ,2 0, Kozijnen raen en deuren (kg) ,7 0, Kunststof heelwaterafvoer (kg) ,9 0, Diverse aftieringen (kg) ,9 0, Techniek/installaties (²) ,0 1,053 totaal peranente vuurbelasting: 7,735 Tabel 1; peranente vuurbelasting brandcopartient 1 De peranente vuurbelasting voor brandcopartient 1 bedraagt dus 7,7 kg vurenhout/² gebruiksoppervlakte. 8

10 Brandcopartient 2 (vleeskuikenstallen 3 en 4). Peranente vuurbelasting in het dak telt voor 1/3 deel ee. Peranente vuurbelasting in de gevels telt voor 2/3 deel ee. Voor de peranente vuurbelasting bestaat de constructie uit de in tabel 2 genoede aterialen. Houten gordingen (6,5 kg/² x 19 MJ/kg x 1/3 = 41,2 MJ/²); Sandwich dakpanelen PIR 6 c (6 c x 30 kg/³ x 26,3 MJ/kg x 1/3 = 15,8 MJ/²); Minerale dakisolatie 15 c glaswol (15 c x 45 kg/³ x 0,5 MJ/kg x 1/3 = 1,1 MJ/²); Balk- en plaathout plat dak (25 kg/² x 19 MJ/kg x 1/3 = 158,3 MJ/²); EPDM dakbedekking plat dak (1,7 kg/² x 31 MJ/kg x 1/3 = 17,6 MJ/²); PIR isolatie plat dak (8 c x 30 kg/³ x 26,3 MJ/kg x 1/3 = 21,0 MJ/²); Betonplex 9 onder plat dak (9 x 480 kg/³ x 19 MJ/kg x 1/3 = 27,4 MJ/²); Ventilatoren 1,2 Kw (700 MJ/st); Ventilatoren 0,5 Kw (300 MJ/st); Wartewisselaars ( MJ/st); Regelwerk t.b.v. dawand topgevels + stofkappen (6 kg/² x 19 MJ/kg x 2/3 = 76 MJ/²); Gevelisolatie 8 c EPS (8 c x 30 kg/³ x 38 MJ/kg x 2/3 = 60,8 MJ/²); Luchtinlaatventielen (258 MJ/st); Kozijnen raen en deuren (18 MJ/kg); Kunststof heelwaterafvoeren (18 MJ/kg); Diverse betieringen / aftieringen (19 MJ/kg); Installaties/techniek (20 MJ/²). De overige constructiedelen van het copartient zijn niet brandbaar. Hieronder een overzicht van de onderdelen die resulteren in de peranente vuurbelasting. Peranente vuurbelasting: oppervlak: 5243 ² bc 2 (stal 3 en 4) Materiaal: assa: Verbrandingswaarde: eenh MJ/eenh MJ kg MJ/² vurenhout/² 1 Houten gordingen 1/3 (²) , ,2 2,117 2 Sandwich PIR dakpanelen 1/3 (²) , ,4 0,915 3 Minerale dakisolatie (²) , ,2 0,061 4 Balk- en plaathout plat dak 1/3 (²) , ,9 0,203 5 EPDM dakbedekking plat dak 1/3 (²) , ,4 0,023 6 PIR isolatie plat dak 1/3 (²) ,4 0,022 7 Betonplex 9 onder plat dak 1/3 (²) , ,5 0,028 8 Ventilatoren 1,2 Kw (700 MJ/st) ,9 0,098 9 Ventilatoren 0,85 Kw (500 MJ/st) ,8 0, Wartewisselaar (st) ,6 0, Regelwerk topgevels + stofkap 2/3 (²) ,2 0, Gevelisolatie betonpanelen 2/3 (²) , ,8 1, Luchtinlaatventielen (st) ,2 0, Kozijnen raen en deuren (kg) ,7 0, Kunststof heelwaterafvoer (kg) ,9 0, Diverse aftieringen (kg) ,9 0, Techniek/installaties (²) ,0 1,053 totaal peranente vuurbelasting: 7,735 Tabel 2; peranente vuurbelasting brandcopartient 2 De peranente vuurbelasting voor brandcopartient 2 bedraagt dus 7,7 kg vurenhout/² gebruiksoppervlakte. 9

11 5.3 Variabele vuurbelasting De variabele vuurbelasting volgt uit opgaaf van de inventarisatie door EPM B.V. te Hijken. Het betreft de vleeskuikenstallen BC1 (stal 1 en 2) en BC2 (stal 3 en 4). Volgens beheersbaarheid van brand hoeft de levende have niet te worden verrekend in de vuurbelasting. De piekvuurbelasting van brandcopartient 1 en 2 wordt verderop in het rapport bepaald. Brandcopartient 1 (vleeskuikenstal 1 en 2). Variabele vuurbelasting: oppervlak: 5243 ² bc 1 (stal 1 en 2) Materiaal: assa: Verbrandingswaarde: eenh MJ/eenh MJ MJ/² kg vurenhout/² 1 Kunststof silo's (st) ,3 0,333 2 Droogvoer (kg) , ,2 9,276 3 Kunststof drinknippellijn (¹) , ,0 0,107 4 Kunststof voerpannen (st) , ,4 0,285 5 Voerachines (st) ,6 0,084 6 Lierotoren voer- en drinklijnen (st) ,7 0,090 7 Lierotoren inlaatventielen (st) ,4 0,020 8 Kantoorruite (²) ,5 0,025 9 Kantineruite (²) ,4 0, Technische ruite (²) ,4 0, Diverse overige aterialen (kg) ,6 0, Overige achines (stelpost) ,0 0,050 subtotaal: 10,816 Onvoorzien 10% 1,082 totaal variabele vuurbelasting: 11,898 Tabel 3; variabele vuurbelasting brandcopartient 1 De variabele vuurbelasting voor brandcopartient 1 bedraagt dus 11,9 kg vurenhout/² gebruiksoppervlakte Brandcopartient 2 (vleeskuikenstal 3 en 4). Variabele vuurbelasting: oppervlak: 5243 ² bc 2 (stal 3 en 4) Materiaal: assa: Verbrandingswaarde: eenh MJ/eenh MJ MJ/² kg vurenhout/² 1 Kunststof silo's (st) ,3 0,333 2 Droogvoer (kg) , ,2 9,276 3 Kunststof drinknippellijn (¹) , ,0 0,107 4 Kunststof voerpannen (st) , ,4 0,285 5 Voerachines (st) ,6 0,084 6 Lierotoren voer- en drinklijnen (st) ,7 0,090 7 Lierotoren inlaatventielen (st) ,4 0,020 8 Aggregaat (st) ,4 0,020 9 Technische ruite (²) ,7 0, Diverse overige aterialen (kg) ,6 0, Overige achines (stelpost) ,0 0,050 subtotaal: 10,810 Onvoorzien 10% 1,081 totaal variabele vuurbelasting: 11,891 Tabel 4; variabele vuurbelasting brandcopartient 2 10

12 De variabele vuurbelasting voor brandcopartient 2 bedraagt dus 11,9 kg vurenhout/² gebruiksoppervlakte 5.4 Piekvuurbelasting Hieronder wordt in tabel 5 een indicatie gegeven van de aatgevende piekvuurbelasting van brandcopartient 1 en 2. De piekvuurbelasting, welke zich hoofdzakelijk concentreert in en door de inhoud van de droogvoersilo s, wordt bepaald aan de hand van de vuurbelasting over de aatgevende ² grondoppervlakte. Deze is van belang voor het bepalen van de WBDBO van de brandscheidingen en gevels. De piekvuurbelasting bevindt zich ter plaatse van de voorruite (ca 60 ²) en de voorste 21,4 eter van de vleeskuikenstallen gerekend vanaf de voorgevel (ca 940 ²). Brandcopartient 1 (vleeskuikenstal 1 en 2). Piekvuurbelasting oppervlak: 1000 ² bc1 (voorruite + tot 21,4 eter vanaf voorgevel stallen = 1000 ²) Materiaal: assa: Verbrandingswaarde: eenh MJ/eenh MJ kg MJ/² vurenhout/² 1 Houten gordingen 1/3 (²) , ,2 2,116 2 Sandwich PIR dakpanelen 1/3 (²) , ,4 0,916 3 Minerale dakisolatie (²) , ,2 0,061 4 Balk- en plaathout plat dak 1/3 (²) , ,0 0,208 5 EPDM dakbedekking plat dak 1/3 (²) 25 17, ,4 0,023 6 Regelwerk topgevel 2/3 (²) ,2 0,324 7 Gevelisolatie betonpanelen 2/3 (²) , ,8 1,200 8 Luchtinlaatventielen (st) ,1 0,638 9 Kozijnen raen en deuren (kg) ,0 0, Kunststof heelwaterafvoer (kg) ,9 0, Diverse aftieringen (kg) ,8 0, Techniek/installaties (²) ,0 1, Kunststof silo's (st) ,2 1, Droogvoer (kg) , ,0 48, Kunststof drinknippellijn (¹) 305 6, ,0 0, Kunststof voerpannen (st) , ,4 0, Voerachines (st) ,4 0, Lierotoren inlaatventielen (st) ,0 0, Kantoorruite (²) ,5 0, Kantineruite (²) ,2 0, Technische ruite (²) ,1 0, Diverse overige aterialen (kg) ,0 2, Overige achines (stelpost) ,0 0,263 subtotaal: 62,204 Onvoorzien 10% 6,220 totaal variabele vuurbelasting: 68,424 Tabel 5; piekvuurbelasting brandcopartient 1 De piekvuurbelasting (incl. peranente vuurbelasting) van brandcopartient 1 bedraagt dus 68,4 kg vurenhout/² gebruiksoppervlakte. 11

13 Brandcopartient 2 (vleeskuikenstal 3 en 4). Piekvuurbelasting oppervlak: 1000 ² bc2 (voorruite + tot 21,4 eter vanaf voorgevel stallen = 1000 ²) Materiaal: assa: Verbrandingswaarde: eenh MJ/eenh MJ kg MJ/² vurenhout/² 1 Houten gordingen 1/3 (²) , ,2 2,116 2 Sandwich PIR dakpanelen 1/3 (²) , ,4 0,916 3 Minerale dakisolatie (²) , ,2 0,061 4 Balk- en plaathout plat dak 1/3 (²) , ,0 0,208 5 EPDM dakbedekking plat dak 1/3 (²) 25 17, ,4 0,023 6 Regelwerk topgevel 2/3 (²) ,2 0,324 7 Gevelisolatie betonpanelen 2/3 (²) , ,8 1,200 8 Luchtinlaatventielen (st) ,1 0,638 9 Kozijnen raen en deuren (kg) ,0 0, Kunststof heelwaterafvoer (kg) ,9 0, Diverse aftieringen (kg) ,8 0, Techniek/installaties (²) ,0 1, Kunststof silo's (st) ,2 1, Droogvoer (kg) , ,0 48, Kunststof drinknippellijn (¹) 305 6, ,0 0, Kunststof voerpannen (st) , ,4 0, Voerachines (st) ,4 0, Lierotoren inlaatventielen (st) ,0 0, Aggregaat (st) ,0 0, Technische ruite (²) ,3 0, Diverse overige aterialen (kg) ,0 2, Overige achines (stelpost) ,0 0,263 subtotaal: 62,172 Onvoorzien 10% 6,217 totaal variabele vuurbelasting: 68,389 Tabel 6; piekvuurbelasting brandcopartient 2 De piekvuurbelasting (incl. peranente vuurbelasting) van brandcopartient 2 bedraagt dus 68,4 kg vurenhout/² gebruiksoppervlakte. 5.5 Totaal geiddelde vuurbelasting (q) en aatgevende piekvuurbelasting (q ) Brandcopartient 1. De totaal geiddelde vuurbelasting (peranente + variabele vuurbelasting) is: 7,7 + 11,9 = 19,6 kg vurenhout per ² vloeroppervlakte. Voor de verdere berekening van brandcopartient 1 gaan we uit van een totaal geiddelde vuurbelasting van 20 kg vurenhout/². De aatgevende piekvuurbelasting (incl. peranente vuurbelasting) is: 68,4 kg vurenhout per ² gebruiksoppervlakte. Voor de verdere berekening (en handhaving) voor brandcopartient 1 gaan we uit van een aatgevende piekvuurbelasting van axiaal 69 kg vurenhout/². 12

14 Brandcopartient 2. De totaal geiddelde vuurbelasting (peranente + variabele vuurbelasting) is: 7,7 + 11,9 = 19,6 kg vurenhout per ² vloeroppervlakte. Voor de verdere berekening van brandcopartient 2 gaan we uit van een totaal geiddelde vuurbelasting van 20 kg vurenhout/². De aatgevende piekvuurbelasting (incl. peranente vuurbelasting) is: 68,4 kg vurenhout per ² gebruiksoppervlakte. Voor de verdere berekening (en handhaving) voor brandcopartient 2 gaan we uit van een aatgevende piekvuurbelasting van axiaal 69 kg vurenhout/². 5.6 Bepaling axiale brandcopartientsgrootte Ervan uitgaande dat dit project valt in aatregelpakket I (basispakket) volgens NEN 6060, zal de bepaling van de axiale brandcopartientsgrootte (A ax ) volgen uit de volgende forule: A ax = L ax q waarin: A ax : L ax : Maxiaal toelaatbare gebruiksoppervlakte van het NEN 606-copartient uitgedrukt in ². Maxiaal toelaatbare totale vuurlast in het NEN 6060-copartient, afhankelijk van de gebruiksfunctie en de bouwwerkfase uitgedrukt in kg vurenhout per vierkante eter gebruiksoppervlakte. q: Geiddelde vuurbelasting in het NEN 6060-copartient uitgedrukt in kg vurenhout per vierkante eter gebruiksoppervlakte. Gebruiksfunctie: Bouwwerkfase: L ax : Industriefunctie Nieuwbouw kg vurenhout per vierkante eter gebruiksoppervlakte Dit resulteert in een axiaal toelaatbaar gebruiksoppervlak van het NEN 6060-copartient van: Brandcopartient 1: A ax = = ² is de axiale brandcopartientsgrootte. Dit betekent dus dat de gewenste gebruiksoppervlakte van ² (< ²) van het brandcopartient in het kader van beheersbaarheid van brand ruischoots toelaatbaar is. Brandcopartient 2: A ax = = ² is de axiale brandcopartientsgrootte. Dit betekent dus dat de gewenste gebruiksoppervlakte van ² (< ²) van het brandcopartient in het kader van beheersbaarheid van brand ruischoots toelaatbaar is. 13

15 6. WBDBO-eisen aan de ohulling 6.1 Brandscheidingen Brandcopartient 1: De gehele dubbele stal (stal 1 en 2), inclusief voorruite wordt uitgevoerd als 1 brandcopartient. Het betreft brandcopartient 1. De voorruite et risicovolle achines en installaties etc. wordt beschouwd als risicovolle ruite. Deze risicovolle ruite dient et teninste 60 inuten WBDBO (weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag) rondo te worden gescheiden richting pluiveestal. Zie tekening 04 van bijlage 1. Brandcopartient 2: De gehele dubbele stal (stal 3 en 4), inclusief voorruite wordt uitgevoerd als 1 brandcopartient. Het betreft brandcopartient 2. Het gedeelte van de voorruite et de eter/schakelkast en overige risicovolle apparatuur, wordt beschouwd als risicovolle ruite. Deze risicovolle ruite dient et teninste 60 inuten WBDBO (weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag) rondo te worden gescheiden richting pluiveestal. Zie tekening 04 van bijlage Brandwerendheid gevels Geen van de gevels kan brandoverslag veroorzaken en hoeven derhalve niet brandwerend te worden uitgevoerd. (zie tabellen 8 en 9) De te hanteren WBDBO-toeslag naar naburige brandcopartienten (verticale scheidingen) wordt bepaald door de grafiek in tabel 7, behalve wanneer er op het betrokken perceel voor de betreffende gevel(s) een onbebouwde (vrije) ruite aanwezig van iniaal 5 loodrecht op de gevel. In dat geval wordt de veiligheidsarge geacht aanwezig te zijn en kan dus een waarde van 0 worden ingevuld voor de toeslag. Tabel 7; Grafiek ter bepaling van de te hanteren WBDBO-toeslag naar na-burige copartienten; niet van toepassing bij instens 5 vrije afstand op het perceel Er is geen sprake van een veiligheidstoeslag op gevelnuers 1 t/ 8 aangezien afstanden tot belendingen groter dan 5 eter zijn en/of het scheidend oppervlak inder is 600 ² (zie tabel 7). Zie ook bijlage 2 voor de stralingsberekeningen van de gevels 1 t/ 8. Zie tekening 04 in bijlage 1 voor de gevelnuering. gevel hoogte breedte afstand tot rekenafstand [] [] [] x [] gevel 1 2,5 115,0 5,0 werktuigenberging 5,0 gevel 2 4,9 49,4 80,0 as weg 160,0 gevel 3 2,5 115,0 7,0 stal 3 7,0 gevel 4 4,9 49,4 20,0 erfgrens 40,0 gevel 5 2,5 115,0 7,0 stal 2 7,0 gevel 6 4,9 49,4 60,0 as weg 120,0 gevel 7 2,5 115,0 20,0 erfgrens 40,0 gevel 8 4,9 49,4 20,0 erfgrens 40,0 Tabel 8; WBDBO bepaling deel 1 14

16 gevel F v Straling C a WBDBO-eis brandwerendheid gevel [kw/²] [in] [in] [in WBDBO] gevel 1 0,25 11,2 134 in 69 0 inuten gevel 2 0,01 0,5 240 in 69 0 inuten gevel 3 0,18 8,1 240 in 69 0 inuten gevel 4 0,04 1,8 240 in 60 0 inuten gevel 5 0,18 8,1 240 in 69 0 inuten gevel 6 0,01 0,2 240 in 69 0 inuten gevel 7 0,03 1,3 240 in 69 0 inuten gevel 8 0,04 1,8 240 in 60 0 inuten Tabel 9; WBDBO bepaling deel 2 15

17 7. Overige voorwaarden 7.1 Beperking aan de vorgeving De beperkingen aan de vorgeving van een NEN 6060-copartient zijn saengevat in tabel 10. Vorgevingsaspecten Maatregelpakket I Voldoet /voldoet niet Vallend binnen één gebouw Van toepassing Voldoet Beperking aan celvorige onderverdeling < 500 2, geen eis Voldoet Maxiale netto inwendige hoogte () 15 eter Voldoet Maxiaal aandeel verdiepingen in GO 50% Aanwezig 0% < 50%, voldoet Tabel 10; Beperking aan de vorgeving 7.2 Vluchtwegen De projectie van nooduitgangen voldoet aan een axiale loopafstand door een subbrandcopartient van 60 eter. (brandcopartient = subbrandcopartient) Uitgangspunt is een bezetting van inder dan 1 persoon per 30 ². De op de tekening aangegeven nooduitgangen oeten van binnenuit, zonder gebruikaking van sleutels of andere losse voorwerpen op eenvoudige wijze snel en over de volle breedte kunnen worden geopend. Een zogenaad loopslot cq. espagnoletslot is een ogelijke oplossing. Zie tekening 03 in bijlage 1 voor een overzicht van de vluchtdeuren. 7.3 Blusiddelen Er oeten handblusiddelen (ABC poederblussers et 12 kg inhoud) worden toegepast. Alle blusiddelen oeten voor een ieder duidelijk zichtbaar en geakkelijk bereikbaar zijn aangebracht. Bij inbouw oeten ze worden aangegeven door een zogenaad pictogra. Zie tekening 03 in bijlage 1 voor een voorstel van de projectering van de handblusiddelen. 16

18 8. Maatregelen op basis van risicobenadering 8.1 Beperken van de kans op het ontstaan van brand R isico = K ans x E ffect. Beperking van de risico s voor dieren bij stalbranden is vooral gezocht in de kansreductie, oftewel aatregelen waaree de kans op ontstaan en uitbreiding van een stalbrand die tot dierlijke slachtoffers kan leiden wordt beperkt. De aanbevelingen en conclusies zijn dus niet gericht op wat het axiale effect (ovang) van een stalbrand ag zijn. De belangrijkste veroorzakers van stalbrand zijn: 1. Elektriciteit (kortsluiting / zelfontbranding). 2. Verwaring et open verbrandingssysteen. 3. Brandgevaarlijke werkzaaheden. Elektriciteit De belangrijkste oorzaak van brand in veestallen is het gevolg van kortsluiting / zelfontbranding van elektrische apparaten of de elektrische installatie. De elektrische apparaten bestaan hoofdzakelijk uit ventilatoren, lierotoren en voerachines. Daarnaast is er nog sprake van verlichting in het gebouw. In het gebouw zelf is geen eterkast aanwezig. Die is op een centrale plek in een ander gebouw ondergebracht. O de kans op brand als gevolg van kortsluiting /zelfontbranding te beperken, dienen de volgende aatregelen te worden genoen: 1. Onafhankelijke controle op installatiefouten bij oplevering van elektrische installaties (confor NEN 1010). 2. De elektrische installatie dient jaarlijks te worden gecontroleerd en onderhouden door een erkend installatiebedrijf. 3. Rekening houden et de locatie van de elektrische apparatuur ten opzichte van brandbare aterialen. 4. Zorg ervoor dat elektrische coponenten zoals bijvoorbeeld schakelkasten niet worden geonteerd op een kunststof (of andere brandbare) binnenwand. 5. De elektrische installatie en apparatuur dient stofvrij te worden gehouden d..v. periodieke reiniging. 6. O de kans op aantasting en ogelijke kortsluiting van de elektrische installatie door ongedierte te verinderen, dienen er adequate aatregelen te worden getroffen et betrekking tot ongediertebestrijding. Wij adviseren hiervoor een contract voor ongediertebestrijding af te sluiten. Verwaring et open verbrandingssysteen Het is vanzelfsprekend dat er in en nabij de stal geen gebruik ag worden geaakt van verwaring et open verbrandingssysteen. Indien er een verwaringssystee (gesloten) aanwezig is, dient deze in het afzonderlijke brandcopartient (technische ruite) te worden geplaatst. Indien er sprake is van de aanwezigheid van een (gesloten) verbrandingstoestel, dan dient dat toestel jaarlijks te worden onderhouden door een installatiebedrijf. Brandgevaarlijke werkzaaheden Na kortsluiting / zelfontbranding van elektrische apparatuur / installatie voren werkzaaheden (lassen, slijpen e.d.) in de stal een belangrijke oorzaak van brand. Dat in cobinatie et vervuiling en de ogelijke aanwezigheid van brandbare aterialen in de nabijheid van de brandgevaarlijke werkzaaheden. O de kans op brand als gevolg van brandgevaarlijke werkzaaheden te beperken dienen de volgende aatregelen te worden getroffen: 1. De brandgevaarlijke werkzaaheden binnen de stal dienen tot een iniu te worden beperkt. Indien ogelijk dienen de werkzaaheden buiten de stal te worden te worden uitgevoerd door het desbetreffende onderdeel te deonteren. 2. Indien er toch brandgevaarlijke werkzaaheden worden uitgevoerd in de stal ag dat alleen plaatsvinden onder toezicht en op aanwijzingen van de eigenaar/onderneer. 3. Inden er werkzaaheden worden verricht waarbij vonken en hitte kunnen ontstaan, dienen de werkzaaheden te worden afgescherd van eventueel in de nabijheid gelegen aanwezige brandbare aterialen (bijvoorbeeld iddels lasscheren). 4. Nabij de brandgevaarlijke werkzaaheden dienen adequate blusiddelen beschikbaar te zijn. 17

19 5. Het werkoppervlak waarop de brandgevaarlijke werkzaaheden plaatsvinden, dient vrij te zijn van brandbare aterialen of dient afgedekt te zijn et bescherend ateriaal (zoals bijvoorbeeld een brandwerend plaatateriaal). 6. Er dient een algeheel rookverbod te worden ingesteld in de stal. Stalling geotoriseerde voertuigen O te voorkoen dat er brand kan ontstaan door gestalde otorvoertuigen, ag er in de stal alleen sprake zijn van de aanwezigheid van geotoriseerde voertuigen its dit is voor dagelijks gebruik zoals voeren en dan alleen onder toezicht van de eigenaar of een door de eigenaar aangewezen volwassen persoon. 8.2 Beperken van de ontwikkeling van brand Aangezien brand niet altijd voorkoen kan worden, is het van belang dat de brand en rook zich niet te snel ontwikkelen. Met nae daar waar dieren verblijven is het belangrijk o op deze wijze de overlevingstijd te vergroten. Daarnaast kunnen andere doeltreffende aatregelen bijdragen tot het voorkoen van de ontwikkeling van brand tot een grote copartientsbrand. Die aatregelen hebben betrekking op: 1. Tijdige ontdekking van de brand. 2. Blusogelijkheden. 3. Beperken van een snelle branduitbreiding. Tijdige ontdekking van de brand Dat voorkoen van een grote brand begint bij een tijdige ontdekking is evident. Eisen stellen et betrekking tot snelle detectie heeft alleen zin wanneer een brand zich niet snel kan ontwikkelen (eisen aan toegepaste constructieonderdelen) en wanneer de eigenaar kan blussen (eisen / aanwezigheid blusiddelen). Stallen in het algeeen zijn niet geschikt voor reguliere brandeldinstallaties (detectiesysteen) als gevolg van de aanwezigheid van stof, aoniak en vocht. Gezien het feit dat er een faalkans is van ca. 90% in stallen, biedt een brandeldinstallatie/detectiesystee in de stal geen eerwaarde voor de brandveiligheid. Blusogelijkheden O een beginnende brand te kunnen blussen zijn in de stal voldoende handblusiddelen. Op tekening 03 in bijlage 1 is aangegeven waar de handblusiddelen (ABC poederblussers et een inhoud van teninste 12 kg) zijn geplaatst. Er zijn 2 bluswatervoorzieningen op ca 90 en 75 eter afstand vanaf de toegang van de pluiveestal aanwezig (zie tekening 02 in bijlage 1). De capaciteit van deze bluswatervoorzieningen dienen teninste 60 ³ per uur te bedragen. Beperken van een snelle branduitbreiding Snelle branduitbreiding vindt veelal plaats door toepassing van brandbare constructieonderdelen en dan et nae isolatieaterialen zoals EPS en PUR. Ook opslag van stro en zaagsel kunnen bijdragen tot een snelle branduitbreiding. De volgende aatregel oet een snelle branduitbreiding voorkoen: 1. Er is geen sprake van expliciete opslag van brandbare stoffen. Dit is ook niet toegestaan buiten de aanwezige aterialen voor het dagelijkse gebruik. 2. De voorruites (technische ruites etc. et risicovolle apparatuur) welke als risicovolle ruites worden beschouwd, dienen 60 inuten WBDBO (weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag) te worden afgescheiden van de pluiveestal. Eis voor brandwerendheid geldt vanuit de risicovolle ruiten richting de veestal. 18

20 8.3 Resultaat risicobenadering Op basis van gegevens verkregen vanuit de grootste verzekeraar op gebied van Agro (Achea) is bekend dat de oorzaken van brand als volgt zijn verdeeld: 1. Elektriciteit (kortsluiting / zelfontbranding): 60% van de gevallen 2. Verkeerd handelen (bijv. brandgevaarlijke werkzaaheden): 30% van de gevallen 3. Onbekende oorzaak: 10% van de gevallen Op basis van de genoen aatregelen wordt geschat dat het risico op branden et een elektrische oorzaak et ca. 80% is afgenoen. Totale afnae van risico s als gevolg van branden et een elektrische oorzaak is daaree 48%. Op basis van de genoen aatregelen wordt geschat dat het risico op branden als gevolg van enselijk handelen et ca. 60% is afgenoen. Totale afnae van risico s op branden als gevolg van enselijk handelen is daaree 18%. Aangezien op 10% van de branden waarvan de oorzaak niet bekend is ook geen doeltreffende aatregelen kunnen worden genoen, kan daarop eveneens geen afnae van risico s worden bepaald. Resultaten van de kans op brand bij genoen extra aatregelen confor dit brandveiligheidsrapport zijn opgenoen in de tabel hieronder: Oorzak brand: Verhouding (%) oorzaken Agro sector bij geen extra aatregelen (bouwen confor BB2012) Kans na extra genoen aatregelen confor brandrapportage Kansreductie Elektrische installaties 60% 12% 48% Menselijk handelen 30% 12% 18% Onbekend 10% 10% 0% Tabel 10; Bepaling kansreductie 100% Totale kansreductie t.o.v. Bouwbesluit: 66% Brandcopartient 1 (stal 1 en 2): Dierenverblijf is ² groot. Dat wil zeggen factor 2,1 overschrijding ten opzichte van het toegestane oppervlak volgens Bouwbesluit van ². De risico s zouden et iniaal 52,4% (100-(100/2,1)) oeten afneen o ten inste gelijkwaardigheid aan te tonen. Ter vergelijk: bij een ovang van ² (factor 2) zouden de risico s et 50% oeten afneen. Totale afnae van risico op brand is 48% + 18% = 66% en is daaree groter dan de benodigde afnae van 52,4% en voldoet derhalve. Brandcopartient 2 (stal 3 en 4): Dierenverblijf is ² groot. Dat wil zeggen factor 2,1 overschrijding ten opzichte van het toegestane oppervlak volgens Bouwbesluit van ². De risico s zouden et iniaal 52,4% (100-(100/2,1)) oeten afneen o ten inste gelijkwaardigheid aan te tonen. Ter vergelijk: bij een ovang van ² (factor 2) zouden de risico s et 50% oeten afneen. Totale afnae van risico op brand is 48% + 18% = 66% en is daaree groter dan de benodigde afnae van 52,4% en voldoet derhalve. 19

21 8.4 Protocol gebruik O ervoor te zorgen dat de hiervoor genoede aatregelen effectief en doeltreffend zijn zal dit oeten worden vastgelegd en zullen afspraken oeten worden geaakt zodat wordt bewerkstelligd dat het gewenste resultaat wordt bereikt. De volgende aatregelen oeten daartoe worden uitgevoerd: 1. Er dient een logboek door de eigenaar / onderneer te worden bijgehouden waarin alle onderhoud- en controlewerkzaaheden worden vastgelegd, zodat kan worden aangetoond dat wordt voldaan aan de gestelde aatregelen. 2. Registratie dient overzichtelijk en duidelijk te geschieden voorzien van oschrijving, datu, tijdstip en verantwoordelijke persoon die de werkzaaheden, controle heeft uitgevoerd. 3. Controles op ongediertebestrijding dient eveneens te worden opgenoen in het logboek 4. Brandgevaarlijke werkzaaheden dienen te worden geregistreerd in het logboek. Een half uur nadat de brandgevaarlijke werkzaaheden zijn beëindigd, dient de eigenaar/onderneer te controleren of de locatie van de werkzaaheden veilig is en er niet alsnog brand is ontstaan. Ook deze controle dient te worden vastgelegd in het logboek. 5. Indien de eigenaar/onderneer niet aanwezig is of kan zijn ten tijde van voornoede werkzaaheden en controles, dan dient hij/zij een voor verantwoordelijke vervanger zorg te dragen. In bijlage 3 is het protocol waaraan door rechthebbende dient te worden voldaan in zijn geheel weergegeven. Deze dient door rechthebbende te zijn ondertekend (bijlage 4). 20

22 9. Saenvatting Kort saengevat voldoet het beoogde nieuwe brandcopartient ten aanzien van beheersbaarheid van brand gecobineerd et een risicobenadering, daarbij rekening houdend et de volgende punten: De 2 nieuwe brandcopartienten (de vleeskuikenstallen 1 en 2 (BC1) en de vleeskuikenstallen 3 en 4 (BC2)) zijn geschikt geaakt voor een totaal geiddelde en aatgevende (piek-) vuurbelasting van 69 kg vurenhout per ² gebruiksoppervlakte en voldoen aan de axiaal toegestane brandcopartientsgrootte. O te voldoen aan gelijkwaardigheid ten opzichte van de overschrijding van de grenswaarde van ² uit het Bouwbesluit (artikel 2.83), dient in het kader van dierenwelzijn het protocol te worden opgevolgd/nageleefd zoals vereld in bijlage 3. De akkoordverklaring in bijlage 4 dient te worden ondertekend door de eigenaar/onderneer. Resultaat van de genoen aatregelen is dat de kans op brand et ca. 66% is afgenoen, bepaald ten opzichte van de kans op brand bij bouwen confor Bouwbesluit 2012 (zonder extra aatregelen), hetgeen voldoet aan de iniaal benodigde 52,4% voor brandcopartient 1 en 52,4% voor brandcopartient 2. Beide dubbele stallen, inclusief voorruites worden uitgevoerd als 2 afzonderlijke brandcopartienten. De voorruite van BC1 en gedeeltelijke voorruite van BC2 et risicovolle achines en installaties etc. wordt beschouwd als risicovolle ruite. Deze risicovolle ruites dienen et teninste 60 inuten WBDBO (weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag) rondo te worden gescheiden van de pluiveestal. Eis voor brandwerendheid geldt vanuit de risicovolle ruites richting de veestal. Zie tekening 03 en 04 van bijlage 1. Geen van de gevels kunnen brandoverslag veroorzaken en hoeven niet brandwerend te worden uitgevoerd. Er zijn 2 bluswatervoorzieningen aanwezig op ca 90 cq 75 eter afstand vanaf de toegang van de pluiveestal. Deze dienen een iniale capaciteit van teninste 60 ³ per uur te hebben. Zie tekening 02 in bijlage 1). De projectie van nooduitgangen voldoet aan een axiale loopafstand door een subbrandcopartient van 60 eter. (brandcopartient = subbrandcopartient) Uitgangspunt is een bezetting van inder dan 1 persoon per 30 ². Vluchtogelijkheden zijn zonder losse voorwerpen (zoals sleutels e.d.) te openen zijn. Zie tekening 03 in bijlage 1 voor de locatie van de vluchtogelijkheden. Er oeten handblusiddelen (ABC poederblusser 12 kg) in het gebouw aanwezig zijn. Alle blusiddelen oeten voor een ieder duidelijk zichtbaar en geakkelijk bereikbaar zijn aangebracht. Bij inbouw oeten ze worden aangegeven door een zogenaad pictogra. Zie tekening 03 in bijlage 1voor de projectering van de handblusiddelen. 21

23 De gebruiker is verantwoordelijk voor het binnen de te stellen grenzen houden van het gebruik en het instandhouden van vereiste afstanden, scheidingen en voorzieningen. Gedane opgaven dienen als toetsingscriteriu van de feitelijke situatie. Zie tevens overige voorwaarden in 3.6! Resultaten zoals genoed in dit rapport zijn van kracht, zodra bevoegd gezag goedkeuring heeft verleend op dit rapport brandveiligheid gelijkwaardigheid. Fuecon, ing. A.G. Geerdink 22

24 Bijlage 1; Overzichtstekeningen bouwobject

25

26

27

28

29

30

31 Bijlage 2; Overzicht wartestraling gevels + afstandsbijdrage

32 Fuecon brandbeheersing NEN 6060: berekening afstandsbijdrage Ca Project Gevel : : Bouw van 4 vleeskuikenstallen voor EPM B.V. aan de Vorrelveenseweg 3a te Hijken. 1 Hoogte van de brongevel h = Breedte van de brongevel b = Afstand tot doelgevel x = 2,5 115,0 5,0 Gebruiksoppervlakte brandcopartiena = Maatgevende vuurlast q = 60 inuten Gebruiksfunctie industriefunctie Bronstraling φ bron = 45 kw/2 (standaardwaarde NEN 6060:2015) Vlahoogte hv = 2,6 Verticale zichtfactor Straling op doelgevel F = φ doel = 0,25 11,2 kw/2 Afstandsbijdrage (C a ) C a = 134 inuten Afstandsbijdrage C a [in] Figuur 5.1: Vertaling van wartestraling naar een WBO-bijdrage voor grote brandcopartienten (scenario bezwijkende gevels) Wartestraling op doelgevel [kw/ 2 ]

33 Fuecon brandbeheersing NEN 6060: berekening afstandsbijdrage Ca Project : Bouw van 4 vleeskuikenstallen voor EPM B.V. aan de Vorrelveenseweg 3a te Hijken. Gevel : 2 Hoogte van de brongevel h = 4,9 Breedte van de brongevel b = 49,4 Afstand tot doelgevel x = 80,0 Gebruiksoppervlakte brandcopartiena = Maatgevende vuurlast q = 60 inuten Gebruiksfunctie industriefunctie Bronstraling φ bron = 45 Vlahoogte hv = 5,0 Verticale zichtfactor F = 0,01 Straling op doelgevel φ doel = 0,5 kw/2 (standaardwaarde NEN 6060:2015) kw/2 Afstandsbijdrage (C a ) C a = 240 inuten Afstandsbijdrage C a [in] Figuur 5.1: 134 Vertaling van wartestraling naar een WBO-bijdrage voor grote brandcopartienten (scenario bezwijkende gevels) Wartestraling op doelgevel [kw/ 2 ]

34 Fuecon brandbeheersing NEN 6060: berekening afstandsbijdrage Ca Project : Bouw van 4 vleeskuikenstallen voor EPM B.V. aan de Vorrelveenseweg 3a te Hijken. Gevel : 3 Hoogte van de brongevel h = 2,5 Breedte van de brongevel b = 115,0 Afstand tot doelgevel x = 7,0 Gebruiksoppervlakte brandcopartiena = Maatgevende vuurlast q = 60 inuten Gebruiksfunctie industriefunctie Bronstraling φ bron = 45 Vlahoogte hv = 2,6 Verticale zichtfactor F = 0,18 Straling op doelgevel φ doel = 8,1 kw/2 (standaardwaarde NEN 6060:2015) kw/2 Afstandsbijdrage (C a ) C a = 240 inuten Afstandsbijdrage C a [in] Figuur 5.1: 134 Vertaling van wartestraling naar een WBO-bijdrage voor grote brandcopartienten (scenario bezwijkende gevels) Wartestraling op doelgevel [kw/ 2 ]

35 Fuecon brandbeheersing NEN 6060: berekening afstandsbijdrage Ca Project : Bouw van 4 vleeskuikenstallen voor EPM B.V. aan de Vorrelveenseweg 3a te Hijken. Gevel : 4 Hoogte van de brongevel h = 4,9 Breedte van de brongevel b = 49,4 Afstand tot doelgevel x = 40,0 Gebruiksoppervlakte brandcopartiena = Maatgevende vuurlast q = 60 inuten Gebruiksfunctie industriefunctie Bronstraling φ bron = 45 Vlahoogte hv = 5,0 Verticale zichtfactor F = 0,04 Straling op doelgevel φ doel = 1,8 kw/2 (standaardwaarde NEN 6060:2015) kw/2 Afstandsbijdrage (C a ) C a = 240 inuten Afstandsbijdrage C a [in] Figuur 5.1: 134 Vertaling van wartestraling naar een WBO-bijdrage voor grote brandcopartienten (scenario bezwijkende gevels) Wartestraling op doelgevel [kw/ 2 ]

36 Fuecon brandbeheersing NEN 6060: berekening afstandsbijdrage Ca Project : Bouw van 4 vleeskuikenstallen voor EPM B.V. aan de Vorrelveenseweg 3a te Hijken. Gevel : 5 Hoogte van de brongevel h = 2,5 Breedte van de brongevel b = 115,0 Afstand tot doelgevel x = 7,0 Gebruiksoppervlakte brandcopartiena = Maatgevende vuurlast q = 60 inuten Gebruiksfunctie industriefunctie Bronstraling φ bron = 45 Vlahoogte hv = 2,6 Verticale zichtfactor F = 0,18 Straling op doelgevel φ doel = 8,1 kw/2 (standaardwaarde NEN 6060:2015) kw/2 Afstandsbijdrage (C a ) C a = 240 inuten Afstandsbijdrage C a [in] Figuur 5.1: 134 Vertaling van wartestraling naar een WBO-bijdrage voor grote brandcopartienten (scenario bezwijkende gevels) Wartestraling op doelgevel [kw/ 2 ]

37 Fuecon brandbeheersing NEN 6060: berekening afstandsbijdrage Ca Project : Bouw van 4 vleeskuikenstallen voor EPM B.V. aan de Vorrelveenseweg 3a te Hijken. Gevel : 6 Hoogte van de brongevel h = 4,9 Breedte van de brongevel b = 49,4 Afstand tot doelgevel x = 120,0 Gebruiksoppervlakte brandcopartiena = Maatgevende vuurlast q = 60 inuten Gebruiksfunctie industriefunctie Bronstraling φ bron = 45 Vlahoogte hv = 5,0 Verticale zichtfactor F = 0,01 Straling op doelgevel φ doel = 0,2 kw/2 (standaardwaarde NEN 6060:2015) kw/2 Afstandsbijdrage (C a ) C a = 240 inuten Afstandsbijdrage C a [in] Figuur 5.1: 134 Vertaling van wartestraling naar een WBO-bijdrage voor grote brandcopartienten (scenario bezwijkende gevels) Wartestraling op doelgevel [kw/ 2 ]