Wethouder Economie, wonen, cultuur en dienstverlening.

Transcriptie

1 Voorstel aan de raad Portefeuille: Programma: Programma onderdeel: Steller: Afdeling: Telefoon: J.G.C. de Groote IBP Projectmanagement Wethouder Economie, wonen, cultuur en dienstverlening. 2.4 Sterke stad Werken aan de basis Punt van de agenda voor de vergadering van Onderwerp: Flevokust. Voorgesteld besluit 1. Wat betreft de door de raad gestelde criteria: vast te stellen dat voldaan wordt aan de volgende door de raad op 2 juli gestelde criteria: a. er is een exploitant voor de terminal; b. opslag en upcyclen van ongeschoonde AEC-bodemassen is uitgesloten; c. een bedrijvenlijst (bijlage 1) die rekening houdt met de mogelijk ongewenste effecten voor de omgeving; d. een (concept) beeldregieplan (bijlage 2) dat verder wordt uitgewerkt conform de uitgangspunten uit het besluit Bestuursopdracht Welstand, beeldkwaliteit en globaal en flexibel bestemmen van 15 oktober jongstleden; e. er is sprake van een sluitende businesscase; f. gebruik van bodemassen wordt alleen toegestaan wanneer het uitlogen, van gevaarlijke stoffen voor volksgezondheid en milieu, naar het grondwater en de omgeving wordt voorkomen. 2. Wat betreft de bedrijvenlijsten: a. bedrijvenlijst 1 te integreren in het nog vast te stellen bestemmingsplan omdat met die lijst voldaan wordt aan de criteria geen risico op lucht- en bodemvervuiling en geen geur-, geluid- of stankoverlast voor de omgeving van Flevokust buiten een straal van 0,4 km; b. bedrijvenlijst 2 en 3 vast te stellen met als voorwaarde dat binnen de bedrijvenlijsten 2 en 3 zich alleen bedrijven kunnen vestigen na instemming van college respectievelijk gemeenteraad; c. bedrijvenlijst 4 vast te stellen met als voorwaarde dat binnen de binnen de bedrijvenlijst 4 zich alleen bedrijven kunnen vestigen in de categorie 1 tot en met 3.1 mits zij havengerelateerd zijn; d. bedrijvenlijst 1 tot en met 4 vast te leggen in het bestemmingsplan Flevokust. 3. Wat betreft de businesscase en de grondexploitatie: a. vast te stellen de op de businesscase gebaseerde grondexploitatie (bijlage 3); b. vast te stellen om projectfinanciering toe te passen; TD

2 4. in te stemmen met het coördineren van de benodigde vergunningen voor de uitvoering van Flevokust op grond van artikel 3.30 en verder van de Wet ruimtelijke ordening; 5. de door het college ingevolge artikel 25, lid 2 van de Gemeentewet voor onbepaalde tijd opgelegde geheimhouding op de bijlagen grondexploitatie en risicoparagraaf (bijlage 3), ontwikkelingen in de businesscase (bijlage 5), intentieovereenkomsten verladers en terminalexploitant (bijlage 6) en voorstel provincie (bijlage 4) op grond van artikel 25 lid 3 van de Gemeentewet te bekrachtigen. Aanleiding De realisatie van Flevokust past binnen een aantal belangrijke beleidsdoelstellingen van de gemeente (en de provincie), waaronder het scheppen van werkgelegenheid. Op 2 juli heeft de raad besloten de ontwikkeling van Flevokust alleen dan in uitvoering te nemen als voldaan is aan een aantal criteria. Bovendien gelden er een aantal externe voorwaarden die ontbindend kunnen werken. Voor de externe voorwaarde bestemmingsplan wordt onder andere een MER opgesteld. Het onderzoek werkgelegenheidseffect van Flevokust is daar onderdeel van. Binnenkort wordt de MER door het college vastgesteld en openbaar gemaakt. Een belangrijk criterium is het vinden van een exploitant voor de (container)terminal. Havenbedrijf Amsterdam, toen nog partner in de beoogde BV Flevokust, heeft een tender voor die terminal uitgeschreven. Helaas bleven inschrijvingen uit. De redenen waarom zijn in een collegebrief aan de raad op 19 augustus toegelicht. Vervolgens is door de beoogde partners van de BV, naast het havenbedrijf ook de provincie Flevoland, besloten een ladingstromenonderzoek te doen. Dit onderzoek was en is met name gericht op regionale bedrijven die nu nog over weg vervoeren maar voor wie vervoer over water een zeer aantrekkelijk alternatief kan zijn. Zowel eigenaren van potentiële ladingstromen als potentiële terminalexploitanten zijn daarvoor benaderd. Kort na de mislukte tender heeft het havenbedrijf zich uit de samenwerking teruggetrokken. De redenen daarvoor zijn in een collegebrief aan de raad op 3 september toegelicht. Hiermee is de businesscase van 2 juli onder druk komen te staan. Op basis van het ladingstromenonderzoek en de samenwerking met de provincie is een nieuwe sluitende businesscase uitgewerkt die voldoet aan de door de raad gestelde criteria. In dit college- en raadsvoorstel wordt het nader toegelicht. Bij het opstellen van dit voorgesteld besluit is de volgorde van besluitvorming van de raad van 2 juli aangehouden. Beoogd effect Aantonen dat aan de door de raad gestelde criteria van 2 juli wordt voldaan en dat daarmee Flevokust in uitvoering genomen kan worden. Informeren over de stand van zaken van de externe voorwaarden die ontbindend kunnen werken. Argumenten Ad 1a. De provincie neemt de grond voor de terminal over en heeft een intentieovereenkomst voor de afname en de realisatie van een terminal gesloten met een terminalexploitant. Zie ook ad 4. Het ladingstromenonderzoek heeft geleid tot enerzijds een aantal bedrijven (verladers) die hun vervoer over as willen verplaatsen naar vervoer over water en anderzijds tot een terminalexploitant die de terminal wil exploiteren. Verladers hebben daartoe een intentieovereenkomst (bijlage 6) getekend. Met de terminalexploitant is mondeling overeenstemming over de intentieovereenkomst (zie ook bijlage 6). Deze wordt op zeer korte termijn door partijen ondertekend. Van het onderzoek is een rapport opgesteld (bijlage 7). De positieve resultaten van het ladingstromen onderzoek; het grote belang van versterking van het logistiek-industrieel profiel voor de regio; de beschikbare subsidies; de Green Deal en CHW; de koopintentie van een grote grondafnemer en de termijnperspectieven voor vervoer over water, doen de provincie beseffen dat nu Flevokust met terminal ontwikkeld moet worden. De provincie is daarom bereid om het terugtrekken van Havenbedrijf Amsterdam en het daardoor ontstane extra risico voor de gemeente over te nemen door een risicodragende rol te spelen in de ontwikkeling en aanbesteding van de terminal. Concreet heeft het college van GS aan de gemeente voorgesteld om de grond voor de terminal af te nemen en een contract met een terminalexploitant te sluiten. In bijgaande brief van Gedeputeerde Staten (geheime bijlage 4) heeft zij dit nader gemotiveerd. De inzet van de provincie is om voor het beoogde raadsbesluit van 17 december definitieve overeenstemming met de terminalexploitant te hebben over de voorwaarden waaronder deze de terminal gaat realiseren. TD

3 Ad 1b en 1f. Bodemassen. Op 2 juli heeft de raad besloten dat er op Flevokust geen ongereinigde AEC-bodemassen mogen worden opgeslagen en gereinigd. Wel mogen elders geschoonde vrij toepasbare bodemassen als ophoogmateriaal voor Flevokust worden gebruikt. Met BRC is daarop afgesproken dat zij de bodemassen elders moet reinigen. Dit zal met grote waarschijnlijkheid op haar locatie te Rotterdam gebeuren. Als de bodemassen vervolgens voldoen aan het besluit bodemkwaliteit, kunnen zij worden toegepast als vrij toepasbare bouwstof en mogen zij evenals andere vrij toepasbare bouwstoffen zoals bijvoorbeeld zand ingezet worden voor de ophoging van Flevokust. Voordat de gereinigde bodemassen richting Flevokust worden verscheept, dienen zij te zijn voorzien van de vereiste certificaten die toepassing mogelijk maken. Om de certificaten te verkrijgen, keuren onafhankelijke, geaccrediteerde bureaus de bodemassen. Daarbij wordt onder andere onderzocht of de in de bodemassen aanwezige stoffen onder de norm zitten en of voldaan wordt aan de voorschriften van uitloging. Voldoen de bodemassen niet aan de vereisten dan worden de certificaten niet verstrekt en mogen zij niet worden toegepast. Van de gereinigde bodemassen die wel mogen worden toegepast, wordt een logboek bijgehouden. Daarmee kan men van elke partij zien waar deze op Flevokust verwerkt is. Overigens is dit een gebruikelijke gang van zaken bij de toepassing van vrij toepasbare bouwstoffen. Ook bij bijvoorbeeld zand en grond wordt een dergelijk logboek bijgehouden. Instanties zoals de omgevingsdienst controleren hierop regelmatig. Met een klankbordgroep van bewoners en ondernemers uit de omgeving van Flevokust, de provincie, de omgevingsdient en BRC worden nadere afspraken gemaakt (protocol) om voorgaande werkwijze waterdicht te maken. Een nulmeting op Flevokust en in de omgeving maakt hier onderdeel van uit. Ad 1c. De bedrijvenlijst is conform de besluitvorming van de raad de dato 2 juli. De raad heeft op 2 juli besloten dat er een bedrijvenlijst moet komen die rekening houdt met ongewenste effecten voor de omgeving. Bij het samenstellen van die lijst moet getoetst worden op de volgende criteria: - risico op lucht- en bodemvervuiling voor de omgeving van Flevokust; - geen geur-, geluid- of stankoverlast voor de omgeving buiten een straal van 400 meter; Flevokust is bedoeld voor havengebonden en havengerelateerde bedrijven in categorie 3.2 tot en met 5. Vooropgesteld, alle bedrijven die zich op Flevokust willen vestigen, dienen te voldoen aan de weten regelgeving. Het bewuste bedrijf moet daarbij aantonen dat het aan de wet- en regelgeving voor lucht, bodem, geur, geluid etc.. voldoet. Voldoet zij daar niet aan dan wordt er geen omgevingsvergunning (de vroegere milieuvergunning is daar onderdeel van) verstrekt en kan het bedrijf zich niet vestigen. Voor overleg met een klankbordgroep van bewoners en ondernemers uit de omgeving van Flevokust zijn vier bedrijvenlijsten opgesteld. De leden van de klankbordgroep hebben geen eensluidende mening over het type bedrijvigheid dat zich naar hun mening - kan vestigen. Voor een aantal leden is categorie 3 het maximale, voor andere leden speelt dit niet of minder mits zij er maar geen nadelige effecten van ondervinden. Op basis van de criteria van de raad en de zorgen van de klankbordgroep (en anderen) zijn er nu vier lijsten met bedrijfsactiviteiten opgesteld. Bij het samenstellen van die lijsten zijn een aantal uitgangspunten gehanteerd: - het gewenste profiel in relatie tot de afspraken binnen de PLABEKA; - de criteria van de raad; - de zorgen van de klankbordgroep (en anderen). De klankbordgroep zal bij lijst 2 en 3 gevraagd worden om een actieve rol te spelen. Concreet houdt dit in dat een bedrijf die een bedrijfsactiviteit uitoefent die onder lijst 2 of 3 valt, eerst voor advies aan de klankbordgroep wordt voorgelegd. Mede aan de hand van dat advies wordt vervolgens aan het college of de raad gevraagd een besluit te nemen over de vestiging van het betreffende bedrijf en haar activiteit. Het uiteindelijke besluit is uiteindelijk aan het college of de raad. De lijsten zijn helaas vrij gedetailleerd maar dat heeft als voordeel dat de vele bedrijfsactiviteiten die er zijn, herleidbaar zijn. Daarmee ontstaat een duidelijk toetsingskader bij de acquisitie van bedrijven. TD

4 Lijst 1 betreft bedrijfsactiviteiten die passen binnen het beoogde profiel voor Flevokust en onverkort voldoen aan eerder genoemde criteria van de raad. Lijst 2 betreft bedrijfsactiviteiten waarvan de passendheid binnen het profiel van Flevokust nadere beoordeling vraagt en die het criterium van 400 meter overschrijden. Met maatregelen aan de voorkant kunnen die bedrijven wel voldoen aan de criteria. Bijvoorbeeld door op een plek op Flevokust te vestigen waar de afstand tot de omgeving minimaal overeenkomt met de richtafstand van de VNG lijst. Of door maatregelen te nemen waardoor de richtafstand van het betreffende bedrijf lager wordt. Bijvoorbeeld door extra geluidwerende voorzieningen aan te brengen. Elk bedrijf die binnen deze lijst van activiteiten valt, kan zich alleen dan vestigen als het college daar expliciet akkoord op geeft. Lijst 3 is vergelijkbaar met lijst 2 maar hierbij wordt expliciet aan de raad gevraagd om met de komst van de betreffende activiteit in te stemmen. Lijst 4 betreft bedrijfsactiviteiten die in categorie 1 tot en met 3.1 vallen maar die door hun businessmodel havengerelateerd zijn. Het college toetst of deze bedrijfsactiviteiten zich kunnen vestigen. Uit de lijsten zijn sowieso de bedrijfsactiviteiten gehaald die geen enkele relatie hebben met nat bedrijventerrein (zoals bijvoorbeeld een schietbaan of autocircuit) of op Flevokust niet gewenst zijn. Zoals natuurlijk opslag en reiniging van ongeschoonde AEC-bodemassen maar bijvoorbeeld ook cokesfabrieken en aardolieraffinaderijen. In het in de raad in behandeling zijnde voorstel Structuurvisie locatiebeleid zijn die activiteiten ook uitgesloten. Ad 1d. Het beeldregieplan heeft als doel om zowel gezien vanaf het water als vanaf de landzijde de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken. Op 15 oktober heeft de raad een besluit genomen over de Bestuursopdracht Welstand, beeldkwaliteit en globaal en flexibel bestemmen. Flevokust is daarbij benoemd als gebied waarvoor een beeldregieplan moet komen. Dit plan zal ook onderdeel uitmaken van het ontwerp bestemmingsplan Flevokust. Bij vaststelling van het bestemmingsplan wordt ook het beeldregieplan vastgesteld. Voor Flevokust zijn tot op heden een aantal ingrediënten voor het beeldregieplan gemaakt. Dat zijn artist impressions vanuit een aantal standpunten vanuit de omgeving en een kaart met een aantal ruimtelijke uitgangspunten. Op die kaart zijn die nader aangegeven. Volgende stap is het afronden van het beeldregieplan conform de uitgangspunten die in het besluit Bestuursopdracht van 15 oktober zijn benoemd. Deze zijn: - verleiden en inspireren in plaats van voorschrijven; - spelregels in plaats van harde toetsingscriteria; - globaal in plaats van gedetailleerd; - alleen de ruimtelijke dragers/de essentie vastleggen. Ad 1e. een sluitende businesscase Zie argumentatie bij ad 3 en ad 4 en bijlage 5 (ontwikkelingen in de businesscase op hoofdlijnen sinds 2 juli) Ad 1f. Bodemassen Zie ad 1b. Ad 2. Aan het criterium bedrijvenlijst is voldaan. Bij argument 1c is aangegeven dat op basis van de door de raad de dato 2 juli besloten criteria, de bedrijvenlijsten zijn samengesteld. Deze lijsten worden opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan Flevokust dat na 17 december ter visie wordt gelegd. Ad 3a en b. Het terugtrekken van Havenbedrijf Amsterdam en de samenwerking met de provincie hebben geleid tot een andere businesscase en daarmee een andere grondexploitatie en risicoparagraaf. Gemeente en provincie concluderen na het uittreden van Havenbedrijf Amsterdam dat een gemeentelijke grondexploitatie het meest haalbare model voor de ontwikkeling van Flevokust is dat recht doet aan de rol- en taakverdeling tussen gemeente en provincie. Door het uittreden uit de samenwerking door Havenbedrijf Amsterdam is een nieuwe werkelijkheid ontstaan die in eerste aanleg negatief leek uit te pakken. TD

5 Echter intensief overleg tussen de provincie en gemeente heeft geleid tot een voorstel van de provincie (bijlage 4) die positief uitpakt voor de businesscase en de grondexploitatie. Als bijlage van de grondexploitatie is een Monte Carlo risicoanalyse gevoegd. Deze is door de provincie in samenspraak met de gemeente opgesteld. De gemeente heeft in haar grondexploitatie echter een hogere risicovoorziening opgenomen dan de Monte Carlo analyse nodig acht. Concreet betekent het voorstel van de provincie: - dat de provincie de grond voor de terminal koopt voor eigen rekening en risico; - dat de provincie de grond aan een terminalexploitant verkoopt, verhuurt of verpacht voor eigen rekening en risico; - de risicodekking is in de grondexploitatie opgenomen en gebaseerd op de Monte Carlo risicoanalyse voor risicobepaling; - dat de provincie het vreemd vermogen in de grondexploitatie inbrengt en daarvoor een lage rente vraagt die het zelfde is als de rente die zij van de BNG verkrijgt. Dit verbetert de businesscase substantieel; - indien zich in de financieringsbehoefte onverhoopt significante wijzigingen voordoen, treden gemeente en provincie in overleg met elkaar; - dat de provincie mede risico draagt in de civieltechnische kosten die in het begin van het uitvoeringstraject gemaakt worden. In de businesscase zoals die op 2 juli aan de raad is voorgelegd, werd uitgegaan van de BV als rechtsvorm. Beoogd was dat Havenbedrijf Amsterdam, gemeente en Provincie Flevoland evenredig voor eventuele risico s aansprakelijk zouden zijn. Zoals gezegd, Havenbedrijf Amsterdam is uitgetreden. Na het wegvallen van Havenbedrijf Amsterdam ziet de provincie geen nut in het oprichten van een BV met gemeente en provincie als aandeelhouders. Echter een gemeentelijke grondexploitatie brengt voor de gemeente meer risico s met zich mee. De provincie begrijpt dit. Dat is mede reden geweest voor de provincie om bovenstaande voorstel te doen. Met dat voorstel laat de provincie zien dat zij de eventuele risico s van de grondexploitatie vergaand met de gemeente wil delen. Bovendien spreekt de provincie in haar voorstel uit dat zij een langjarige commitment en betrokkenheid aan het project Flevokust wenst te verbinden. De ontwikkeling van Flevokust draagt immers bij aan belangrijke provinciale doelstellingen. Normaliter wordt conform de systematiek van integrale financiering voor de renteberekening in de grondexploitaties de interne rekenrente van 4% gehanteerd. De provincie heeft aangeboden om dit project voor de volledige financieringsbehoefte te financieren tegen 2%. Dit percentage is vervolgens gehanteerd als rekenrente in de voorliggende grondexploitatie Flevokust. Dit lagere percentage heeft een direct positief effect op de grondexploitatie van de gemeente en daarmee de geprognosticeerde netto contante waarde van de grondexploitatie. Voorgesteld wordt om in afwijking op de bestaande gedragslijn voor de grondexploitatie Flevokust dit projectgebonden specifieke rentepercentage van 2% te hanteren. Het voorstel van de provincie moet nog door Provinciale Staten goedgekeurd worden. De formele goedkeuring wordt in januari 2014 verwacht. In bijlage 5 (geheim) zijn de belangrijkste wijzigingen in de businesscase na 2 juli, weergegeven. Ad 4. Voor de uitvoering en aanleg van het bedrijventerrein Flevokust zijn veel vergunningen, ontheffingen en toestemmingen van diverse overheden noodzakelijk. De coördinatieregeling is een instrument om verschillende procedures die noodzakelijk zijn voor vergunningverlening gezamenlijk te doorlopen. In artikel 3.30 Wro is de mogelijkheid opgenomen om de voorbereiding en bekendmaking ter ondersteuning van ruimtelijk beleid van de gemeente gecoördineerd te behandelen. Dit wil zeggen dat de voor de aanleg benodigde vergunningen gezamenlijk als ontwerpbesluit met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Hiertoe wordt de procedure van afdeling 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening gevolgd. Om gebruik te maken van de coördinatieregeling is een raadsbesluit nodig. Tegen de besluiten die door middel van die gecoördineerde voorbereidingsprocedure tot stand zijn gekomen kan beroep ingesteld worden. Op basis van artikel 8.3 Wro is er één beroepsprocedure bij één instantie; de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Raad van State dient binnen zes maanden na ontvangst van een verweerschrift op het beroep te beslissen. TD

6 Voordeel De coördinatieregeling maakt het overzichtelijk voor belanghebbenden, waaronder initiatiefnemers. Dit vanwege het feit dat er sprake is van één voorbereidingsprocedure en de afhandeling van beroepen in één keer gebeurt. De inhoudelijke samenhang en afstemming tussen de besluiten is beter zichtbaar en belanghebbenden hebben eerder duidelijkheid en zekerheid over hun zienswijzen. Voor een gemeente levert het voeren van één procedure in plaats van meerdere, efficiencyvoordelen op. Nadeel Een nadeel zou kunnen zijn voor een belanghebbende dat voordat de benodigde besluiten worden genomen er maar één moment is om te reageren, door middel van zienswijzen. Als een belanghebbende niet tijdig reageert, zijn er geen mogelijkheden van beroep meer. Ad 5. Veel van de onderliggende informatie is bedrijfsgevoelig of kan de gemeente schade opleveren of de onderhandelingen bemoeilijken indien de financiële gegevens bekend zijn. In de grondexploitatie en de risicoparagraaf (bijlage 3), de ontwikkeling van de businesscase (bijlage 5) en het voorstel van de provincie Flevoland (bijlage 4) zijn die financiële gegevens te vinden. De partijen waarmee de intentieovereenkomst (bijlage 6) voor de terminal is ondertekend, hebben verzocht om geheimhouding. Voorgaande documenten zijn daarom als geheime bijlage bij dit voorstel gevoegd. De motivering hiertoe wordt mede ontleend aan artikel 10 lid 1 en 2 van de WOB. Financiële aspecten Zie de bijgesloten grondexploitatie en Monte Carlo risicoanalyse. De analyse is door de provincie opgesteld in samenspraak met de gemeente. De gemeente hanteert in haar grondexploitatie een hogere bijdrage risicoreserve grondexploitatie dan de analyse aangeeft. De provincie heeft evenals de gemeente nog een besluitvormingsprocedure te doorlopen. Het voorstel dat door het college van Gedeputeerde Staten is gedaan, dient nog door Provinciale Staten te worden goedgekeurd. De verwachting is dat Provinciale Staten in januari 2014 besluit. Kanttekeningen Financiering De gemeente Lelystad heeft in de afgelopen jaren fors geïnvesteerd. Deze investeringen zijn gefinancierd. De maximale omvang van de door de gemeente aan te trekken financiering is geregeld in de Wet FIDO. Hierin zijn de instrumenten Kasgeldlimiet en Renterisiconorm beschreven, die door de toezichthouder worden gehanteerd om de financieringspositie van de gemeente te beoordelen en indien nodig in te grijpen. De huidige financieringspositie van de gemeente beweegt zich rond de maximale norm. Zowel de renterisiconorm als de kasgeldlimiet worden met enige regelmaat overschreden. In het licht van de wettelijke kaders is de financieringscapaciteit van de gemeente dan ook beperkt. Op basis van het voorstel van de provincie (bijlage 4) zal het college in november een nadere uitwerking van het met de provincie overeen te komen financieringsarrangement maken. Hierin worden de financiering- en aflossingsvoorwaarden en de risicoafdekking voor zowel gemeente en als provincie nader gespecificeerd waarin alsmede de consequenties op grond van de wettelijke normen voor het aantrekken van de benodigde financiering voor Flevokust in relatie tot toekomstige investeringen in beeld worden gebracht. Klankbordgroep Na 2 juli is er een aantal malen overleg geweest met een klankbordgroep van bewoners en ondernemers uit de omgeving van Flevokust. Verder zaten er twee raadsleden en één bewoner als toehoorder aan tafel. Vanuit de overheden waren de gemeente, de provincie en de omgevingsdienst aanwezig. Bij één overleg is de expertise ingeroepen van professor M. Haas (over bodemassen) en adviseur Rietra van Alterra (over voedselkwaliteit). Van ieder overleg is verslag gemaakt. Deze zijn als bijlage 8 toegevoegd. In de overleggen zijn meerdere onderwerpen aan de orde geweest waaronder de bedrijvenlijst. De onderwerpen waar de omgeving zich echter het meeste zorg over maakt, zijn: - de toepassing van gereinigde bodemassen. Hierbij speelt zowel de zorg wat betreft de eventuele effecten van ophoging als wel de effecten van eventuele uitloging van de bodemassen. De omgeving wil hierbij feiten. Wat is de samenstelling van de gereinigde bodemassen, is er kans op uitloging, kunnen eventueel uitgeloogde stoffen in de omgeving verspreiden, wat doet de ophoging qua horizontale en verticale zetting. In de MER is onderzocht wat de effecten zijn van ophoging met bodemassen voor bodem en water. TD

7 De gereinigde bodemassen kunnen alleen toegepast worden als zij voldoen aan de normeringen voor vrij toepasbare bouwstoffen. Daarbij wordt onder andere getoetst op de samenstelling van de bodemassen en de uitloging. Voldoen de assen niet aan de normen dan mogen zij niet worden toegepast. Voorgaande is bestaande wet- en regelgeving echter onvoldoende om de zorg bij de omgeving weg te nemen. Met de klankbordgroep is daarom afgesproken dat zij hun vragen zo concreet mogelijk noteren. De gemeente zal daar dan concreet antwoord op geven. Een aantal leden van de klankbordgroep geven aan niet meer dan categorie 3 op Flevokust te willen toestaan. Met dat standpunt is de opzet en ontwikkeling van Flevokust niet mogelijk; - het feit dat Van Bentum Recycling de partij is die bedrijventerrein wil afnemen en ophogen met gereinigde bodemassen. De omgeving heeft geen enkel vertrouwen in Van Bentum. De overleggen met de omgeving worden de komende periode voortgezet, ook nadat het college- en raadsbesluit zijn genomen. Met name daar waar het gaat over het maken van een protocol om het gebruik van de vrij toepasbare gereinigde bodemassen continu te kunnen monitoren en beheersen. In het raadsbesluit van 2 juli zijn door de raad een aantal extern ontbindende voorwaarden benoemd. Deze zijn: - Crisis en Herstelwet De procedure voor de zevende tranche loopt. Het ontwerpbesluit heeft in de zomerperiode ter inzage gelegen en ligt thans voor advies bij Raad van State. De verwachting is dat deze procedure in november is afgerond en dat daarmee het gebruik van gereinigde bodemassen als vrij toepasbare bouwstof onder de wet- en regelgeving van het Besluit Bodemkwaliteit is toegestaan. De Green Deal is inmiddels in overleg met het ministerie van Infrastructuur en Milieu aangepast op het raadsbesluit van 2 juli. Dat betekent dat niet langer door het ministerie wordt voorgeschreven dat de niet-gereinigde bodemassen op Flevokust gereinigd moeten worden maar dat elders (waarschijnlijk Rotterdam) gereinigde bodemassen voor ophoging van Flevokust gebruikt mogen worden. Het ministerie ondertekent de Green Deal kort nadat het college met dit voorstel heeft ingestemd. - Ontwerpbestemmingsplan en MER Het ontwerp bestemmingsplan Lelystad bedrijventerrein Flevokust en de MER Flevokust zijn inmiddels klaar en gaan ter visie nadat de raad op 17 december heeft ingestemd met het raadsvoorstel Flevokust. De MER is op 24 oktober al ter beschikking gesteld aan de leden van de klankbordgroep. De reden daarvoor is dat deze leden zich zorgen maken over de gevolgen van ophogen van Flevokust maar bijvoorbeeld ook over het geluid. In de MER zijn deze zaken onder andere onderzocht. Formeel kunnen de leden en andere belanghebbenden evenwel zienswijzen indienen nadat het ontwerp bestemmingsplan en de MER ter visie zijn gelegd. - Projectplanprocedure van het waterschap voor verlegging van de dijk Het waterschap heeft in juli het ontwerp-projectplan ter visie gelegd. Tevens is het concept ontwerp bestemmingsplan in het vooroverleg gebracht. De verwachting was dat het ontwerpbestemmingsplan in september ter inzage zou kunnen worden gelegd. Door uitstel van het raadsbesluit is dat laatste niet gebeurd. Tegen het ontwerp-projectplan zijn een aantal zienswijzen ingediend. Het waterschap heeft vanwege bestuurlijke redenen besloten de afhandeling van de zienswijzen op te schorten totdat het ontwerp bestemmingsplan in procedure is. Dit omdat zij niet willen vooruitlopen op het besluit van de raad over Flevokust. Dit betekent dat de Algemene Vergadering van het waterschap op 28 januari instemt met het projectplan. Kort daarop zal de provincie met het projectplan instemmen. Medio maart zullen dan naar verwachting zowel het projectplan als wel het bestemmingsplan vastgesteld zijn. Het waterschap heeft overigens aangegeven dat het projectplan en de zienswijzen niet leiden tot aanpassing van het ontwerp van de dijk. Met het waterschap is verder afgesproken om vooruitlopende op de vergunning via het sluiten van een bestuursovereenkomst het wel mogelijk te maken voorbereidende werkzaamheden uit te voeren. - Aanbesteding dijk Het ontwerp en het bestek van de dijk zijn gereed en akkoord bij het waterschap. TD

8 De aanbesteding wordt in november gestart. Echter gunning vindt niet eerder plaats nadat de raad heeft vastgesteld dat aan de criteria (besluit 1) voor Flevokust is voldaan en nadat is voldaan aan de externe randvoorwaarde dat de aanlegkosten binnen de grondexploitatie passen. Beter Benutten en EFRO Wat betreft Beter Benutten heeft het ministerie van I&M begin juli schriftelijk bevestigd dat uitstel van realisatie tot 1 januari 2016 akkoord is. Het terugtreden van Havenbedrijf Amsterdam is met het ministerie besproken en leidt niet tot het verlies van de subsidie. Wat betreft EFRO is door het voorstel van de provincie om de rol van Havenbedrijf Amsterdam over te nemen, de weggevallen dekking van HA, overgenomen door de provincie. Het terugtrekken van HA heeft daarmee geen negatieve gevolgen voor de toegekende EFRO gelden. Einddatum (31 december 2015) en bedrag ( 2,4 miljoen) blijven daarmee gelijk. Zuiderzeelijngelden De provincie zet de reserve Zuiderzeelijngelden in voor het aankopen van de grond onder de terminal. Via verkoop of verpachting van de grond aan een terminalexploitant wil de provincie het aankoopbedrag terugverdienen. Het risico hiervan ligt volledig bij de provincie. Dat wil zeggen dat een eventueel verlies van de provincie niet wordt afgewenteld op de beoogde financiële bijdrage van de provincie aan de ontsluiting van Lelystad Airport. Die bijdrage is dus gegarandeerd. Planning In de bijlage (9) is de huidige planning opgenomen. Met deze planning blijft 31 december 2015 haalbaar als datum voor een operationele haven. De druk op de planning blijft groot. Communicatie en voortgang Het besluit van het college is op 29 oktober genomen. Het voorgesteld besluit van het college is in overleg met de provincie tot stand gekomen. Inhoudelijk zijn de beider colleges het met dit voorstel eens. Het voorstel dat het college van GS aan de gemeente heeft gedaan, zal nog ter goedkeuring aan haar staten worden voorgelegd. Besluitvorming binnen gemeente en provincie wordt op elkaar afgestemd. De gemeente blijft doorlopend informatie over Flevokust verstrekken. Lelystad, 29 oktober Het college van de gemeente Lelystad, de secretaris, de burgemeester, N. Versteeg M. Horselenberg TD

9 Raadsbesluit De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 29 oktober 2013; B E S L U I T: 1. wat betreft de door de raad gestelde criteria: vast te stellen dat voldaan wordt aan de volgende door de raad op 2 juli gestelde criteria: a. er is een exploitant voor de terminal; b. opslag en upcyclen van ongeschoonde AEC-bodemassen is uitgesloten; c. een bedrijvenlijst (bijlage 1) die rekening houdt met de mogelijk ongewenste effecten voor de omgeving; d. een (concept) beeldregieplan (bijlage 2) dat verder wordt uitgewerkt conform de uitgangspunten uit het besluit Bestuursopdracht Welstand, beeldkwaliteit en globaal en flexibel bestemmen van 15 oktober jongstleden; e. er is sprake van een sluitende businesscase; f. gebruik van bodemassen wordt alleen toegestaan wanneer het uitlogen, van gevaarlijke stoffen voor volksgezondheid en milieu, naar het grondwater en de omgeving wordt voorkomen; 2. wat betreft de bedrijvenlijsten: a. bedrijvenlijst 1 te integreren in het nog vast te stellen bestemmingsplan omdat met die lijst voldaan wordt aan de criteria geen risico op lucht- en bodemvervuiling en geen geur-, geluid- of stankoverlast voor de omgeving van Flevokust buiten een straal van 0,4 km; b. bedrijvenlijst 2 en 3 vast te stellen met als voorwaarde dat binnen de bedrijvenlijsten 2 en 3 zich alleen bedrijven kunnen vestigen na instemming van college respectievelijk gemeenteraad; c. bedrijvenlijst 4 vast te stellen met als voorwaarde dat binnen de binnen de bedrijvenlijst 4 zich alleen bedrijven kunnen vestigen in de categorie 1 tot en met 3.1 mits zij haven-gerelateerd zijn; d. bedrijvenlijst 1 tot en met 4 vast te leggen in het bestemmingsplan Flevokust; 3. wat betreft de businesscase en de grondexploitatie: a. vast te stellen de op de businesscase gebaseerde grondexploitatie (bijlage 3); b. vast te stellen om projectfinanciering toe te passen; 4. in te stemmen met het coördineren van de benodigde vergunningen voor de uitvoering van Flevokust op grond van artikel 3.30 en verder van de Wet ruimtelijke ordening; TD

10 5. de door het college ingevolge artikel 25, lid 2 van de Gemeentewet opgelegde geheimhouding op de bijlagen grondexploitatie en risicoparagraaf (bijlage 3), ontwikkelingen in de businesscase (bijlage 5), intentieovereenkomsten verladers en terminalexploitant (bijlage 6) en voorstel provincie (bijlage 4) op grond van artikel 25 lid 3 van de Gemeentewet te bekrachtigen. Lelystad, De raad van de gemeente Lelystad, de griffier, de voorzitter, TD