de Baar, Fortuin, Rutgers (voorzitter). 10 Kallenberg (OSZ), Wilts (OSZ), de Wit (BO, secretaris).

Transcriptie

1 Pagina 1 van 8 Definitief verslag vergadering Faculteitsraad en Faculteitsbestuur 26 april 2017 OPENBARE GEDEELTE 5 FR FB Amesz, van den Boomgaard, van Duijnen, Fossen, Kuppen, Lensink, Pakkert, Pot, Provoost, van Schaik, Voskamp, van Waterschoot, Wolters, Zandy. de Baar, Fortuin, Rutgers (voorzitter) Bureau Kallenberg (OSZ), Wilts (OSZ), de Wit (BO, secretaris). Afwezig FR van der Gun, van Os, Schoorlemmer, Sleutels. FB van t Slot, Tuurenhout. 1. Opening Om uur opent Rutgers de vergadering. 2. Vaststelling agenda De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld Verslag overlegvergadering 8 maart a. Openbare gedeelte r.70-72: Van Duijnen geeft aan dat Van Os (die vandaag afwezig is) deze passage graag aangepast ziet. Op basis van de in breng van Van Os en de reactie daarop van de decaan wordt deze passage aangepast in: Op een vraag van Van Os geven de decaan en Tuurenhout aan dat het Faculteitsbestuur gaat kijken of een meer uniforme urennormering wenselijk is. In dit licht merkt Van Os op dat er jurisprudentie is dat gehanteerde urennormen ter instemming aan de Raad moeten worden voorgelegd. Zij vraagt zich af of niet ook de normeringen die instituten nu al hanteren, aan de Raad moeten worden voorgelegd. De decaan geeft aan dat als het Faculteitsbestuur urennormeringen vast gaat stellen deze voor een overlegvergadering met de Raad geagendeerd gaan worden. Met bovenstaande wijziging wordt het verslag van de overlegvergadering van 8 maart, openbare gedeelte, vastgesteld. Naar aanleiding van r merkt Lensink op dat er tussen instituten en faculteiten verschillen bestaan in het deel van de aanstelling dat PhD-studenten onderwijs moeten verzorgen (een veelvoorkomend percentage is twintig procent). Zij vindt het wenselijk dat hiervoor facultaire richtlijnen voor zouden moeten worden opgesteld (niet alleen over het percentage onderwijs dat gegeven moet worden, maar ook het type onderwijs (BA/MA, hoorcollege/werkcollege etc.), omdat daar momenteel onduidelijkheid over bestaat onder PhD s. Zij pleit in ieder geval voor een maximum percentage. Rutgers geeft aan zich in dit onderwerp te verdiepen en een inventarisatie te doen onder de instituten. Naar aanleiding van r geeft Van Duijnen aan het jammer te vinden dat dit jaar geen vooroverleg over de facultaire Onderwijs- en Examenregelingen heeft plaatsgevonden. Fortuin geeft aan dat ik te betreuren, maar dat dit door omstandigheden helaas dit jaar zo is gelopen. Hij is het met Van Duijnen eens dat het wenselijk is dat volgend jaar een dergelijk vooroverleg wel weer wordt georganiseerd. b. Vertrouwelijke gedeelte Het verslag van de overlegvergadering van 8 maart, vertrouwelijke gedeelte, wordt ongewijzigd vastgesteld.

2 Pagina 2 van Opvolging actiepuntenlijst 8 maart Naar aanleiding van actiepunt 4 (Stappenplan herkennen en preventief hulp bieden afwijkend gedrag) geeft de decaan aan dat nadere informatie over de FGW-pilot van het Adviespunt nog niet bekend is. Wel is de notitie Notitie Zorgwekkend Gedrag/ Adviespunt Preventief ontvangen, deze wordt aan de Raad toegestuurd tbv de overlegvergadering op 31 mei. Naar aanleiding van vragen van Amesz over actiepunt 9 (verschil in beoordeling bij de BA International Studies) geeft Fortuin aan dat het geformuleerde actiepunt (het toetsen van de toetsing) een zaak van de examencommissie is, die eigenlijk niet specifiek voor één bepaalde opleiding in de Faculteitsraad besproken dient te worden. Hij geeft aan dat de geformuleerde vraag een vraagstuk in algemene zin is voor examencommissies: die kijken of er verschillen in beoordeling bestaan, en zo ja waar deze door komen. Amesz geeft aan blij te zijn dat de geuite zorgen serieus worden opgepakt. Wat behandeling in de Raad betreft is dit actiepunt hiermee afgehandeld. Naar aanleiding van actiepunt 10 (10-Punten-Plan van Aanpak Werkdruk, update), onderdeel b, voegt de decaan toe dat de ingehuurde persoon iemand was van buiten de Universiteit Leiden, dus geen student van ons die hier ook mensen zou kunnen kennen. De betreffende student studeert (in de eindfase) aan een Hogeschool en is gehouden aan geheimhoudingsplicht. Naar aanleiding van actiepunt 15 (reorganisatie LUCSoR) geeft de decaan aan dat de aan de Faculteitsraad toegezegde evaluatie van de reorganisatie van het Leiden University Institute for Religious Studies (LIRS) vertrouwelijk aan de Raad is toegestuurd ten behoeve van de overlegvergadering van 11 februari Deze evaluatie behandelde zowel procesmatige als inhoudelijke aspecten, waarbij over de inhoudelijke aspecten opgemerkt dient te worden dat inhoudelijke keuzes (zoals de wetenschapsgebieden) al waren gemaakt voordat de reorganisatie begon; de LIRS-reorganisatie is op deze gemaakte keuzes toegesneden. Destijds stond nog één herplaatsingsdossier open, welke is afgehandeld. 5. Mededelingen Zowel vanuit het Faculteitsbestuur, als vanuit de Faculteitsraad worden geen mededelingen gedaan. 6. Onderwerpen ter instemming 6.1 Facultair deel Onderwijs- en Examenregelingen (OER) Fortuin licht het toegestuurde memo en de voorgestelde wijzigingen van de facultaire Onderwijsen Examenregelingen (OER) toe. Afgesproken wordt om eerst het memo te behandelen, gevolgd door de model OER voor de bacheloropleidingen en de model OER voor de masteropleidingen. Discussie naar aanleiding van het memo Met betrekking tot het herkansen van voldoendes vraagt Van den Boomgaard waarom een voldoende alleen herkanst mag worden in dezelfde tentamineringsperiode. Dit belemmert naar zijn mening voor studenten het strategisch inzetten van de beperkte mogelijkheden om voldoendes te herkansen. Amesz reageert daarop dat het herkansen van voldoendes bedoeld is voor situaties waarbij iemand een keer een slechte dag heeft. Vanuit dat perspectief vindt hij het wenselijk dat voldoendes alleen in dezelfde periode kunnen worden herkanst. Ook vindt hij het niet wenselijk dat je als derdejaarsstudent nog de kans hebt om de dan (relatief) gemakkelijke propedeuse vakken te herkansen). De vice-decaan BA sluit zich aan bij deze argumentatie. De Raad en het Faculteitsbestuur zijn het er over eens dat het goed is om de evaluatie over een jaar uit te voeren en de huidige regelgeving komend jaar (verhelder) te verwoorden.

3 Pagina 3 van In reactie op Van Duijnen geeft Fortuin aan dat in de evaluatie van het herkansen van voldoendes wordt meegenomen of het wenselijk is dat een cursus alleen voor de gehele honderd procent, of delen daarvan, herkanst moeten kunnen worden. Van Duijnen geeft aan dat dit punt speelt bij zowel het herkansen van voldoendes en onvoldoendes. Amesz merkt op dat er een tegenstrijdigheid lijkt te staan in de OER: het kan gebeuren dat een student uiterlijk vijf dagen voor een herkansing weet wat het cijfer voor de eerste kans was (en dus of hij gebruik wil maken van de herkansing), terwijl een student ook uiterlijk tien dagen voor de herkansing zich moet hebben ingeschreven voor een tentamen. De eerste passage staat in de universitaire model OER, de tweede in het facultaire deel van de OER. Daarom stelt de Raad voor om aan dit artikel (4.6.2) een passage toe te voegen die deze omissie dekt. Het Faculteitsbestuur kan zich vinden in dit voorstel en zal hiervoor een passage opnemen. NB: aan artikel is de volgende passage toegevoegd: Indien de periode tussen de uitslag van het tentamen en het moment van herkansing korter is dan de termijn voor tentameninschrijving genoemd in artikel dient de student die gebruik wil maken van de herkansing zich binnen twee werkdagen na de dag waarop de uitslag bekend wordt gemaakt voor de herkansing in te schrijven via de onderwijsadministratie. Met betrekking tot de geldigheidsduur merkt Wilts op dat de onbeperkte geldigheidsduur geldt vanaf het moment dat de nieuwe OER van kracht wordt (1 september aanstaande) voor alle tentamens (dus ook voor tentamens van vorige jaren). Fortuin licht toe dat binnen de faculteit consensus bestond om geen aanvullende eisen te stellen aan studenten die instromen met een HBO-propedeuse. Omdat bij Engelstalige bachelors is gebleken dat het niveau van Engelse taalbeheersing van studenten met een HBO-propedeuse achterbleef, is er voor gekozen om voor deze opleidingen een Engelse taaleis op te nemen. Wolters geeft aan zich hier in te kunnen vinden. Amesz geeft aan dat de mondelinge toelichting niet terugkomt in het aan de Raad toegestuurde memo. De vice-decaan BA biedt hiervoor zijn excuses aan. In reactie op Van Duijnen zegt Fortuin toe om met het opleidingsbestuur Midden-Oostenstudies in gesprek te gaan over de gewenste voertaal van deze opleiding Tot slot licht Fortuin toe dat het nieuwe artikel 7.1 een vastlegging is van de huidige praktijk. Discussie naar aanleiding van de bacheloropleidingen Naar aanleiding van artikel discussieert de studentgeleding uitgebreid met het Faculteitsbestuur over de taaleis die aan buitenlandse studenten en studenten met een andere dan een VWO-achtergrond worden gesteld. Fortuin herhaalt dat deze wens kwam vanuit enkele Engelstalige opleidingen, omdat bij deze opleidingen problemen spelen voor wat betreft het Engelse taalniveau van studenten met een andere achtergrond dan een VWO-achtergrond. Omdat deze problemen niet spelen voor studenten met een VWO-achtergrond, is voor deze groep studenten geen passage op[genomen. Wolters plaatst hierbij vraagtekens bij het Engelse taalvaardigheidsniveau van VWO-scholieren die het vak Engels met een onvoldoende hebben afgesloten, zeker in vergelijking met studenten die in een ander Europees land het vak Engels met een voldoende hebben afgerond. Kuppen geeft aan dat in zijn ervaring het niveau van de Engelse taalvaardigheid van VWO-scholieren lager is dan die van internationale studenten. De vice-decaan BA geeft aan dat tot op heden geen geluiden zijn ontvangen vanuit Engelstalige bacheloropleidingen dat er problemen zijn met het taalniveau van studenten met een VWOachtergrond. Mochten deze signalen in de toekomst wel komen, dan zal het Faculteitsbestuur bekijken of het ook noodzakelijk is om voor deze groep studenten aanvullende eisen te stellen.

4 Pagina 4 van Kuppen, Wolters en Amesz geven aan het onredelijk te vinden dat van internationale studenten wordt gevraagd dat zij een taaltoets doen die 250 euro kost. Met deze regel wordt naar hen mening een grote groep studenten benadeeld. De decaan geeft aan dat het zeer complex is om het niveau van internationale vakken en diploma s te bepalen. Het NUFFIC houdt zich hier mee bezig, en de richtlijnen van het NUFFIC zijn leidend voor de universiteiten. Om het niveau van het Engelse taalvaardigheidsniveau in verschillende landen, met veelal verschillende regionale en lokale systemen, te bepalen is volgens hem een schier onmogelijke opgave. Fortuin geeft aan dat ook van uit dit oogpunt gekozen is voor de taaltoets. Verder merkt Rutgers op dat het gebruikelijk is dat internationale studenten kosten maken om voor een plek in het buitenland in aanmerking te komen. In dat beeld vindt hij ook de kosten van een Engelse taaltoets passend. Wilts geeft aan dat de gekozen passage in de facultaire OER de standaard passage is die vanuit de Universiteit Leiden, na afstemming met het Admissions Office, is geformuleerd voor Engelstalige BA-opleidingen die een Engelse taaleis willen stellen. De decaan sluit af met de opmerking dat in landelijk/nuffic-verband ook het niveau van Engelse taalvaardigheid en een daaraan gekoppelde taaltoets onderwerp van gesprek is. Afgesproken wordt dat Wolters en Wilts nog per contact hebben over het al dan niet moeten afleggen van een taaltoets door studenten afkomstig van de BES-eilanden. Van Duijnen vraagt waarom de geldigheidsduur van het colloquium doctum niet onbeperkt is. Wilts geeft aan dat hieraan eisen worden gesteld omdat de faculteit wil dat een student staatexamens binnen een bepaalde tijd behaalt. Vervolgens merkt Van Duijnen op het vreemd te vinden dat studenten onbeperkt over een pre-master kunnen doen, terwijl ze maar één keer collegegeld betalen. Wilts geeft aan dat een student bij het besluit tot toelating tot de pre master alleen toelaatbaar is in september van het volgende collegejaar. De Baar geeft aan het punt dat pre-master programma s buiten de OER vallen in te zullen brengen in het universitaire Onderwijsberaad. In reactie op Amesz geeft Wilts aan dat opleidingen kunnen kiezen of een scriptieseminar onderdeel is van een vak, of dat het een zelfstandig val/onderwijseenheid is. In het eerste geval is aan het scriptieseminar geen tentamen/toets verbonden, in het tweede geval wel (aan elke onderwijseenheid dient een tentamen verbonden te zijn). Discussie naar aanleiding van de masteropleidingen In reactie op Pot geeft De Baar aan dat wijzigingen in de OER door de vice-decanen worden besproken in het periodieke overleg met opleidingsvoorzitters en dat belangrijke wijzigingen in de OER per met de onderwijzende staf worden gedeeld. Ter afsluiting van de gevoerde discussies geeft de Raad aan graag te zien dat aan het vorig jaar geuite voornemen om tijdig met een werkgroep te kijken naar eventuele ongerijmdheden tussen de universitaire model OER en het facultaire deel van de OER. Het Faculteitsbestuur zegt toe dit punt op te pakken. Voorgesteld wordt dat vanuit FGW namens het faculteitsbureau Wilts dit overleg met Academische Zaken initieert. Vanuit de Raad zijn Van Os en Van Duijnen bereid om in dit overleg te participeren. Een meerderheid van de aanwezige leden van de Faculteitsraad besluit in te stemmen met het facultaire gedeelte van de Onderwijs- en Examenregelingen voor bachelor- en masteropleidingen, met aanpassing van artikel 4.6.2, en met de modeltekst voor de opleiding specifieke delen (besluit nr. 113).

5 Pagina 5 van Aangegeven wordt dat mogelijk, op basis van de Wet versterking Bestuurskracht die per 1 september in werking treedt, de OER in een komende vergadering wederom aan de Raad wordt voorgelegd. 7. Onderwerpen ter advisering 7.1 Capaciteitsbeperking Masteropleidingen De Baar licht het toegestuurde memo toe. Zij geeft aan dat de MA International Relations de grootste en snelst groeiende MA-opleiding van de faculteit is. In de afgelopen vier jaar is de instroom meer dan vertienvoudigd. Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen blijven borgen, is het noodzakelijk dat de instroom wordt getemperd. Ze verwijst hierbij ook naar het kritische midterm review rapport van de BA International Studies, welke ook te maken had met een exponentiële groei de afgelopen jaren. Naar aanleiding van gesprekken met het opleidingsbestuur International Relations en de instituten die deze opleiding bestaffen, is het Faculteitsbureau gekomen tot de in het memo opgenomen capaciteitsbeperking van 400. Dit aantal zou een stabilisatie zijn van de verwachte instroom voor het collegejaar Het instellen van een capaciteitsbeperking bij de MA International Relations heeft tot gevolg dat de opleiding niet langer voor iedereen toegankelijk is/een doorstroommaster is. Hierbij is het noodzakelijk dat op (ten minste) twee criteria een selectie wordt gemaakt. Het Faculteitsbestuur stelt voor om te selecteren op de criteria een gemiddeld cijfer van een 7,0 in de bachelor en motivatiebrief. In reactie op Fossen geeft De Baar aan dat gekozen is voor een capaciteitsbeperking van 400, omdat dat de verwachte instroom is in Om de kwaliteit bij deze studentenomvang te kunnen waarborgen, is onlangs besloten om per een achttal UD s voor deze opleiding aan te stellen. Rutgers voegt toe dat de ervaring leert dat als bij een reeds bestaande opleiding een capaciteitsbeperking wordt ingesteld, dit enige afschrikwekkende werking heeft op studenten, waardoor het aantal aanmeldingen afneemt. Het zou dan ook zo maar kunnen dat door het instellen van een capaciteitsbeperking van 400 het aantal aanmeldingen onder dit aantal blijft. De Faculteitsraad ziet de noodzaak tot het instellen van een capaciteitsbeperking bij de MA International relations. Vervolgens discussieert de studentgeleding van de Raad uitgebreid met het Faculteitsbestuur over hoe deze capaciteitsbeperking vorm te geven, met name het voornemen van het Faculteitsbestuur om een harde eis van een gemiddeld cijfer van een 7,0 in de bachelor op te nemen. In reactie op Voskamp geeft De Baar aan dat het wettelijk verplicht is om twee selectiecriteria te hebben. Zij is benieuwd naar de mogelijke criteria die de Raad wenselijk acht. In reactie op Amesz geeft de vice-decaan MA aan dat als er voor wordt gekozen om cijfers mee te laten tellen in de selectieprocedure, zonder deze als harde eis te stellen, dit er toe kan, leiden dat de eisen vager en voor meerdere uitleg vatbaar worden, wat naar verwachting leidt tot veel beroepszaken. Kuppen geeft aan dat door het stellen van de harde eis van een 7,0 studenten uitsluit die voor de bachelor gemiddeld een cijfer tussen bijvoorbeeld de 6,5 en 6,9 hebben gehaald en die veel activiteiten hebben ontplooid naast hun studie die ook door de opleiding van belang zijn, zoals activiteiten voor de studievereniging en opleidingscommissie. Meerdere studentleden vragen te kijken naar de mogelijkheden om rekening te houden met de situatie van deze groep studenten. Kuppen en Van den Boomgaard wisselen van gedachten over de suggestie om als selectiecriterium het schrijven van een essay op te nemen. Conclusie is dat dit op zich een goed middel is, maar dat dit tot veel werkdruk leidt. De vice-decaan MA voegt toe dat een essay-eis

6 Pagina 6 van inderdaad leidt tot veel werkdruk en dat het ook niet te controleren is of de student zelf daadwerkelijk het essay heeft opgesteld. Wolters geeft aan de eis van een 7,0 een redelijke eis te vinden. Hij vraagt of als er zich minder dan 400 studenten aanmelden ook studenten met een lager gemiddeld cijfer in de bachelor worden toegelaten tot de MA International Relations. Rutgers geeft aan dat dat niet het geval is. Tot slot geeft Wolters aan dat het van belang is om studenten van de BA International Studies goed voor te lichten over de capaciteitsbeperking. Aangezien deze beperking pas in ingaat, is daar volgens hem tijd genoeg voor. Pakkert vraagt of het mogelijk is om in de selectiecriteria de GMAT-test te kunnen betrekken, met name voor studenten die een gemiddelde van net onder de 7,0 in de bacheloropleiding hebben. Amesz en Van den Boomgaard zijn van mening dat het stellen van de eis van een 7,0 bij de MA International Relations ook als een devaluatie van het bachelordiploma te zien. Zandy oppert de suggestie om als harde eis een gemiddeld cijfer in de bachelor van een 6,0 te stellen, aangezien dan de facto niemand wordt uitgesloten. Amesz geeft aan een tegenstander te zijn van selectie in de master op basis van het harde cijfer van een gemiddeld behaald cijfer omdat dat weer een maatregel is die studenten dwingt om zich nog meer te focussen op hun opleiding, waardoor er minder ruimte is voor (aan de opleiding gekoppelde) bestuurlijke extra curriculaire activiteiten. In reactie op Provoost geeft de decaan aan dat gekozen is voor de harde eis van een 7,0 in de bachelor omdat dit een landelijk veel voorkomende eis is. De Baar geeft aan dat het ook mogelijk is strengere harde eisen te stellen, zoals het moeten hebben afgerond van de bachelor in drie jaar, maar dat het Faculteitsbestuur daar bewust niet voor heeft gekozen omdat dit ook de groep studenten zou treffen die relevante activiteiten naast hun studie hebben uitgevoerd. Amesz vraagt of er een correlatie bestaat tussen het gemiddeld cijfer in de bachelor en het presteren in de master. De vice-decaan MA geeft aan dat daar nu geen onderzoek naar is gedaan omdat het presteren in de master niet de aanleiding was voor het voornemen om een capaciteitsbeperking. De reden voor de invoering van de capaciteitsbeperking is het waarborgen van de kwaliteit van de MA International Relations. Amesz doet het voorstel om de harde eis van het gemiddelde cijfer in de bachelor te verlagen van een 7,0 naar een 6,5. Dit komt tegemoet aan de groep studenten die veel relevante activiteiten naast hun studie hebben ontplooid die als effect hebben dat hun gemiddelde cijfer in de bachelor geen 7,0 is geworden. Een meerderheid van de Faculteitsraad heeft besloten om: a) Positief te adviseren over de voorgestelde capaciteitsbeperkingen Masteropleidingen per bij de MA Asian Studies, de MA Media Studies (afstudeerrichting Journalistiek en Nieuwe Media) en de MA History (afstudeerrichting Europaeum). b) Te adviseren om bij de MA International relations een capaciteitsbeperking in te stellen. De Raad adviseert om daarbij de toelatingseis van een gemiddeld cijfer van een 6,5 in de bacheloropleiding te hanteren, in plaats van het door het Faculteitsbestuur voorgestelde gemiddeld cijfer van een 7,0 in de bacheloropleiding. (besluit nr. 114).

7 Pagina 7 van De decaan vat de discussie en het daaruit voortvloeiende advies van de Raad als volgt samen: de Raad is het eens met het voornemen van het Faculteitsbestuur om een capaciteitsbeperking bij de MA International Relations in te voeren. Het is complex en lastig om hiervoor criteria te formuleren die efficiënt en effectief zijn. Hij geeft aan dat naar aanleiding van het advies van de Raad het Faculteitsbestuur zich nogmaals zal buigen over de vraag van de hanteren harde eis betreffende het gemiddelde cijfer in de bachelor. Vervolgens zal het Faculteitsbestuur de aanvraag voor een capaciteitsbeperking indienen bij het College van Bestuur, die uiteindelijk over het instellen van capaciteitsbeperkingen een besluit neemt. Tijdens de overlegvergadering van 31 mei zal de Raad een update ontvangen van de voortgang van dit dossier. 8. Onderwerpen ter bespreking 8.1 Voertaal bestuurlijk overleg overlegvergadering Faculteitsraad en Faculteitsbestuur Wolters geeft aan het voorstel van het Faculteitsbestuur er naar zijn mening toe leidt dat het lastig is voor studentleden van de Raad die het Nederlands niet machtig zijn om zich te mengen in inhoudelijke discussies. De vice-decaan BA geeft aan dat de faculteit het universitaire taalbeleid volgt en daarnaast in het memo enkele handreikingen heeft gedaan om tegemoet te komen aan de geluiden vanuit de Raad. Provoost geeft aan zich te kunnen vinden in het voorstel van het Faculteitsbestuur. De decaan voegt toe dat het Faculteitsbestuur de extra activiteiten (overleg decaan in het Engels met vertegenwoordigers van de promovendiraden en klankbordgroep onder voorzitterschap van de assessor voor internationale studenten die in het Engels vergadert, waarbij de decaan geregeld aanschuift) graag samen met de Faculteitsraad wil gaan organiseren. Van den Boomgaard merkt op dat het hanteren van Engels als voertaal in de overlegvergadering bijdraagt aan de inclusiviteit van internationale studenten. Amesz is het niet met hem eens. Hij geeft aan dat als je er als student voor kiest om in het buitenland te gaan studeren je daarmee ook accepteert dat niet alle vormen van medezeggenschap en besluitvorming in jouw moedertaal of het Engels zijn ingericht. Hij kan zich vinden in het voorstel van het Faculteitsbestuur en dat wat zou wat hem betreft ook het uiterste moeten zijn waartoe wordt overgegaan voor wat betreft het verengelsen van de medezeggenschap. Wolters merkt op dat de Universiteit Leiden zich (ook in de marketing) profileert als internationale universiteit en dat studenten daarom voor Leiden kiezen. Dat zou je volgens hem dan ook moeten laten doorklinken in de medezeggenschap. Zandy geeft aan dat het overschakelen naar het Engels als bestuurstaal kan leiden tot een achteruitgang in de kwaliteit van de gevoerde discussies. Provoost en Amesz zijn dezelfde mening toegedaan. Kuppen geeft aan dat het vooral van belang is dat de grote groep internationale studenten die de faculteit kent zich betrokken voelt bij de faculteit. Hij geeft aan er van uit te gaan dat als een Engelstalige student in de Raad wordt verkozen, het Faculteitsbestuur en de Faculteitsraad zorgen voor passende ondersteuning. Wolters merkt op dat van internationale studenten pas verwacht kan worden dat zij het passief Nederlands voldoende beheersen vanaf het moment dat deze studenten gratis Nederlandse les kunnen volgen. Van den Boomgaard en Kuppen sluiten de discussie af met de opmerking dat ze blij zijn met het door het Faculteitsbestuur opgestelde document, omdat het een goed begin is vanuit het oogpunt van inclusiviteit.

8 Pagina 8 van Documenten ter kennisname Vanuit de Raad zijn geen opmerkingen bij of vragen over de ter kennisname toegestuurde documenten, 10. Rondvraag en sluiting Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. Om uur sluit Rutgers de vergadering.

9 Universiteit Leiden Besluit nummer 113 De raad van de faculteit der Geesteswetenschappen, in vergadering bijeen op woensdag 26 apnl20l7, o gezienhet voorstel van het Faculteitsbestuur, o gezienhet advies van de vaste commissie voor het Onderwijs, r gehoord de beraadslagingen in zljn vergadering van 26 apnl 2017, besluit in te stemmen met het facultaire gedeelte van de Onderwijs- en Examenregelingen voor bachelor- en masteropleidingen, met de volgende toevoeging aanartikel4.6.2: "Indien de periode tussen de uitslagvan het tentamen en het moment van herkansing korter is dan de termijn voor tentameninschrijving genoemd in artikel dient de student die gebruik wil maken van de herkansing zich binnen twee werkdagen na de dag waarop de uitslag bekend wordt gemaakt voor de herkansing in te schrijven via de o nd e rwij s admini s tr atie." EN in te stemmen met de modeltekst voor de opleiding specifieke delen van de Onderwijs- en Examenregelingen 20 I Leiden, 26 apnl2017 M decaan M. Kuppen vice-voorzitter Faculteitsraad L.P. dewit secretaris

10 Universiteit Leiden Besluit nummer 114 De raad van de faculteit der Geesteswetenschappen, in vergadering bijeen op woensdag 26 apnl20i7, a gezien het voorstel van het Faculteitsbestuur, a gehoord de beraadslagingen in zijn vergadering van 26 apt'rl2}l7, besluit Positief te adviseren over de voorgestelde capaciteitsbeperkingen Masteropleidingen per bij de MA Asian Studies, de MA Media Studies (afstudeerrichting Joumalistiek en Nieuwe Media) en de MA History (afstudeerrichting Europaeum). EN Te adviseren om bij de MA lnternational Relations per een capaciteitsbeperking in te stellen. De Raad adviseert om daarbij de toelatingseis van een gemiddeld cijfer van een 6,5 in de bacheloropleiding te hanteren, in plaats van het door het Faculteitsbestuur voorgestelde gemiddeld cijfer van een 7,0 in de bacheloropleiding. Leiden, 26 apnl2017 M.R. decaan M. Kuppen vice-voorzitter Faculteitsraad L.P. de Wit secretaris