Biomonitoringprogramma rondom HVC-afvalcentrale te Alkmaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Biomonitoringprogramma rondom HVC-afvalcentrale te Alkmaar"

Transcriptie

1 Biomonitoringprogramma rondom HVC-afvalcentrale te Alkmaar Januari tot en met december 2013 C.J. van Dijk, A.J. van Alfen & W.J. van Doorn Rapport 578

2

3 Biomonitoringprogramma rondom HVCafvalcentrale te Alkmaar Januari tot en met december 2013 C.J. van Dijk 1, A.J. van Alfen 1 & W.J. van Doorn 2 1 Plant Research International 2 Royal HaskoningDHV Plant Research International, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Agrosysteemkunde Rapport 578 Juli 2014

4

5 Colofon Deze uitgave is opgesteld door Plant Research International, onderdeel van Wageningen UR en Royal HaskoningDHV in opdracht van HVCafvalcentrale, Alkmaar. Samenstelling begeleidingscommissie Biomonitoringprogramma: M. Brouwer de Koning LTO Noord Tel.: T. Vaalburg LTO Noord Tel.: R. Bruin HVCafvalcentrale Alkmaar Tel.: W.J. van Doorn Royal HaskoningDHV Tel.: C.J. van Dijk Plant Research International Tel.: Plant Research International Royal HaskoningDHV Adres : Droevendaalsesteeg 1, Wageningen Adres : Barbarossastraat 35 : Postbus 616, 6700 AP Wageningen : Postbus 151, 6500 AD Nijmegen Tel. : Tel. : Fax : Fax : info.pri@wur.nl info@marketing.royalhaskoning.com Internet : Internet : Wageningen, Plant Research International Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Plant Research International

6 Inhoudsopgave pagina Samenvatting 1 1. Inleiding 3 2. Resultaten Cadmium Metingen Trendmatig verloop Kwik Metingen Trendmatig verloop Fluoriden Metingen Trendmatig verloop Polycyclische aromatische koolwaterstoffen Metingen Trendmatig verloop Dioxinen en dioxine-achtige PCB s Metingen Trendmatig verloop Ammoniak Metingen Trendmatig verloop Meldingen Evaluatie Zware metalen cadmium en kwik Fluoriden Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) Dioxinen en dioxine-achtige PCB s Ammoniak Conclusies 23 Referenties 25 Bijlage I. Toetsingskader en achtergrondgehalten 2 pp. Bijlage II. Achtergrondinformatie en werkwijze 7 pp. Bijlage III. Meteorologische gegevens 2 pp. Bijlage IV. PAK-gehalten in spinazie en boerenkool 3 pp. Bijlage V. Dioxinen en dioxine-achtige PCB s in melk 2 pp.

7

8 1 Samenvatting In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van het biomonitoringprogramma dat rond HVCafvalcentrale Alkmaar in de periode januari tot en met december 2013 werd uitgevoerd. Doel van het programma is enerzijds het vroegtijdig signaleren van effecten op de kwaliteit van agrarische producten en gewassen en anderzijds na te gaan of de achtergrondbelasting toeneemt als gevolg van de HVC-emissie. De uitvoering van het monitoringprogramma is niet gewijzigd ten opzichte van vorig jaar: het gehalte aan cadmium, kwik en polycyclische aromatische koolwaterstoffen werd meerdere malen bepaald in spinazie (voorjaar en zomer) en boerenkool ( najaar en winter). Op twee veehouderijbedrijven nabij de HVC werd voor en na het beweidingseizoen het dioxine- en dioxine-achtige PCB-gehalte in koemelk bepaald. Tenslotte werd de fluoridenbelasting beoordeeld aan de hand van het gehalte in gras (maandelijks). In het kader van een onderzoek naar de mogelijkheden van Selectieve Niet-Catalytische Reductie (SNCR) als deno x methode in de rookgasreiniging zijn vanaf februari 2011 ammoniakconcentraties (NH 3 ) in lucht bepaald op de vijf meetpunten van het biomonitoringprogramma. De metingen moeten inzicht geven in eventuele verschillen in NH 3 concentraties in lucht voor en na het omschakelen naar de SNCR methode. Op grond van de resultaten kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Het merendeel van de in gewassen bepaalde gehalten aan zware metalen (cadmium en kwik) en PAK s lag binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau. Ook zijn er geen eenduidige verschillen gevonden tussen de gemiddelde belasting binnen het depositiegebied van de HVC en het referentiepunt (achtergrond); De gehalten aan dioxinen en dioxine-achtige PCB s in koemelk kwamen zowel in het voor- als najaar overeen met het landelijk achtergrondniveau; Normen voor consumptiekwaliteit (cadmium in bladgroenten en dioxinen/pcb s in koemelk) zijn niet overschreden. Bij de geconstateerde belastingniveaus is het niet aannemelijk dat er sprake is geweest van een potentieel risico met betrekking tot de consumptiekwaliteit van de onderzochte gewassen en koemelk. In de winterperiode waren de fluoridengehalten in gras rond de installatie hoger dan op grond van het seizoenspatroon werd verwacht. De adviesnorm voor fluoriden in veevoer voor jongvee is tweemaal overschreden. Er was geen verband aantoonbaar tussen de verhoogde gehalten en het aantal uren wind vanaf de HVC naar de afzonderlijke meetpunten. Het is dus niet aannemelijk dat de emissie van de HVC van invloed is geweest op de verhoogde fluoridengehalten. In absolute zin vormen de fluoridengehalten in gras geen potentieel risico voor vee; Uit de geringe bladpuntbeschadiging bij gladiool en de relatief lage fluoridengehalten in gras blijkt dat er in het groeiseizoen (voorjaar-zomer) geen sprake is geweest van een structureel hogere fluoridenbelasting; Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de emissie van de HVC van invloed is geweest op de kwaliteit van agrarische gewassen en producten in de omgeving van de installatie; Op grond van de ammoniakmetingen zijn geen aanwijzingen gevonden dat de aanpassingen in de rookgasreiniging zouden leiden tot hogere ammoniakconcentraties op leefniveau; Het algemene beeld rond de HVC van gemiddelde belastingniveaus op achtergrondniveau met incidenteel een meetwaarde (net) boven het achtergrondniveau komt overeen met dat van andere biomonitoringprogramma s rond afvalverbrandingsinstallaties in Nederland; Voor dit jaarrapport worden naast het meten van gehalten in gewassen op leefniveau ook de HVC emissiegegevens geëvalueerd. In het afgelopen jaar zijn geen bijzonderheden in de emissiemetingen geconstateerd (opgave HVC). Niet alle componenten worden overigens (continu) in de emissiestroom gemeten; In 2014 wordt het monitoringprogramma ongewijzigd voortgezet.

9 2

10 3 1. Inleiding De N.V. Huisvuilcentrale Noord-Holland (nu HVCafvalcentrale Alkmaar) is in 1991 met de toenmalige Gewestelijke Raad voor Noord-Holland van het Landbouwschap (nu LTO Noord) een inspanningsverplichting overeengekomen om negatieve effecten op het agrarisch productiemilieu bij exploitatie van de installatie zoveel mogelijk te vermijden. De overeenkomst omvat een schaderegeling met de omwonende agrariërs. In het kader van de schaderegeling is in 1992 een biomonitoringprogramma geïmplementeerd om de mogelijke effecten van de uitstoot op de kwaliteit van agrarische producten en gewassen te registreren. Gegevens uit het programma kunnen tevens worden gebruikt bij de beoordeling en onderbouwing van eventuele claims als gevolg van gewasschade. Vanaf december 2007 is op het terrein van de HVCafvalcentrale (HVC) ook de Bioenergiecentrale (BEC) operationeel. De resultaten van het biomonitoringprogramma hebben vanaf dat moment betrekking op de gecombineerde uitstoot van HVC en BEC. In 2013 is het biomonitoringprogramma op vijf locaties rond de HVC en BEC in de Boekelermeer bij Alkmaar voortgezet. Gevoelige en sterk accumulerende gewassen werden op een gestandaardiseerde wijze geteeld en na een bepaalde expositietijd visueel beoordeeld en geanalyseerd op een aantal door de HVC geëmitteerde luchtverontreinigingscomponenten (cadmium, kwik, fluoriden en polycyclische aromatische koolwaterstoffen). Op twee melkveehouderijbedrijven nabij de HVC werd het dioxine- en dioxine-achtige PCB-gehalte in koemelk bepaald. De analyseresultaten worden geëvalueerd door ze te vergelijken met gehalten gemeten op een referentielocatie (buiten de invloedssfeer van de installatie), landelijke achtergrondgehalten en normen voor consumptie- of veevoederkwaliteit. HVC heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden over te schakelen van Selectieve Catalytische Reductie (SCR) naar Selectieve Niet-Catalytische Reductie (SNCR) als deno x methode in de rookgasreiniging. Omschakeling zou een aanzienlijke reductie in energieverbruik opleveren. Bij de SNCR techniek wordt ammonia (25%) in de rookgasstroom geïnjecteerd waarbij ammoniak (NH 3 ) vrijkomt. Om na te gaan of de additionele ammoniakemissie leidt tot hogere concentraties op leefniveau worden vanaf februari 2011 ammoniakmetingen uitgevoerd op de vijf meetpunten van het biomonitoringprogramma (nul-meting). De metingen moeten inzicht geven in eventuele verschillen in NH 3 concentraties in lucht voor en na het omschakelen naar de SNCR methode. In februari 2012 is de pilot met ammonia injectie gestart in één verbrandingslijn. Uit de proeven is inmiddels gebleken dat SNCR niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. De proeven zijn stop gezet en er zal geen verder onderzoek naar deze reinigingstechniek worden uitgevoerd. De rookgasreiniging blijft ongewijzigd. Door de keuze van gevoelige gewassen heeft het biomonitoringprogramma voornamelijk een signaalfunctie. Dit betekent dat zolang er op de meetpunten rond de installatie geen duidelijke overschrijding van normen of achtergrondwaarden plaatsvindt er geen negatieve effecten op agrarische gewassen en producten worden verwacht. In dit jaarrapport wordt een overzicht gegeven van de metingen die in de periode januari tot en met december 2013 zijn uitgevoerd. Op verschillende tijdstippen zijn analyses en beoordelingen uitgevoerd in spinazie, boerenkool, koemelk, gras, gladiolen en NH 3 absorptie-buisjes (Tabel 1). Daarnaast worden in de vorm van grafieken, naast de resultaten uit het afgelopen jaar, ook de resultaten uit voorgaande jaren gepresenteerd om een beeld te geven van de trend over langere termijn. Voor elk jaar is per gewas en per component het jaargemiddelde gehalte berekend van alle metingen op de meetpunten in de directe omgeving van de installatie. Daarnaast is het jaargemiddelde bepaald voor het referentiepunt. Bij de berekeningen is voor gehalten beneden de aantoonbaarheidsgrens de waarde van de aantoonbaarheidsgrens aangehouden. Waar mogelijk is in de grafieken ook de betreffende norm en de bandbreedte voor het achtergrondniveau weergegeven (zie ook Bijlage I). Bij de interpretatie dient rekening gehouden te worden met het gegeven dat de jaargemiddelden betrekking hebben op verschillende perioden van het jaar. Dit is afhankelijk van het gewas, zo wordt spinazie alleen in voorjaar en zomer geteeld en boerenkool alleen in de herfst en winterperiode.

11 4 In Hoofdstuk 2 worden de resultaten per component gepresenteerd, toegelicht en word een beeld gegeven van de trendmatige ontwikkeling over de jaren dat het biomonitoringprogramma operationeel is ( ). Vervolgens worden in Hoofdstuk 3 de bevindingen geëvalueerd en in perspectief geplaatst ten opzichte van het voorgaande jaar (Van Dijk et al., 2013) en tenslotte worden in Hoofdstuk 4 de belangrijkste conclusies gepresenteerd. Informatie met betrekking tot normstelling en achtergrondgehalten is te vinden in Bijlage I. Informatie over de opzet en uitvoering van het biomonitoringprogramma en een toelichting op de keuze van de verschillende componenten is toegevoegd als Bijlage II. Enkele meteorologische gegevens zijn als Bijlage III toegevoegd. Tabel 1. Tijdsplanning voor waarnemingen en monsternames in Bioindicator Weeknummer Spinazie Boerenkool Gras Gladiool Koemelk NH 3 metingen

12 5 2. Resultaten 2.1 Cadmium Metingen 2013 De cadmiumgehalten in spinazie (Tabel 2) varieerden van 42 tot 120 µg per kilogram vers gewicht (µg kg -1 v.g.). In week 18 (mei) werd het hoogste gehalte van 120 µg kg -1 v.g. gemeten op de meetpunten 1, 4 en 5 (referentiepunt). In deze periode en in iets mindere mate ook in de daarop volgende periode (week 22, juni) waren de gehalten op alle meetpunten inclusief het referentiepunt wat hoger ten opzichte van het achtergrondniveau. De overige gehalten lagen zowel op de meetpunten rond de HVC als op het referentiepunt binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau. De cadmiumgehalten in boerenkool varieerden van 13 tot 61 µg kg -1 v.g. In week 42 waren de gehalten op alle meetpunten, inclusief het referentiepunt, iets hoger dan in de voorafgaande en de daarop volgende expositieperiode. De gehalten lagen echter nog binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau met uitzondering van de gehalten op meetpunt 1 en 2 rond de HVC, deze waren iets hoger dan het achtergrondniveau. Het maximaal toelaatbare gehalte voor bladgroenten van 200 µg kg -1 v.g. (EC, 2008) is niet overschreden. Op grond van de wat hogere gehalten in spinazie in week 18 en 22 en in boerenkool in week 42 is een nadere analyse van de windrichtinggegevens uitgevoerd. Hieruit bleek dat er geen aantoonbare relatie was tussen de gevonden gehalten en het aantal uren wind uit de richting van de installatie naar de betreffende meetpunten. Uit de resultaten van vergelijkbare biomonitoringprogramma s in Nederland is bekend dat cadmiumgehalten in bladgroenten enige variatie kunnen vertonen, zowel tussen meetpunten onderling als over het seizoen. Dit verklaart ook de bandbreedte van het achtergrondniveau (Bijlage I). Voor de meetpunten rond de HVC lagen de gemiddelde gehalten voor zowel spinazie als boerenkool binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau en er zijn geen eenduidige verschillen gevonden ten opzichte van het referentiepunt. Volledigheidshalve kan nog gemeld worden dat bij beide gewassen geen specifieke zichtbare symptomen zijn waargenomen als gevolg van een verhoogde cadmiumopname. Dat was ook niet te verwachten want zichtbare symptomen treden pas op bij gehalten ruim boven de 200 µg kg -1 v.g. (Stoop & Rennen, 1991). Tabel 2. Cadmiumgehalten in spinazie en boerenkool (µg kg -1 vers gewicht). Gewas Monstername Mpt 1 Mpt 2 Mpt 3 Mpt 4 Mpt 5 Achtergrond 1 MAX 2 (referentiepunt) Spinazie Week Week Week Week Week Gemiddelde Boerenkool Week Week Week Gemiddelde Bandbreedte achtergrondniveau (als voortschrijdend 5-jarig gemiddelde van 3 meetlocaties in Noord-Nederland). Zie Bijlage I voor toelichting. 2 MAXimaal toelaatbaar gehalte voor bladgroenten (EU, 2008).

13 Trendmatig verloop Uit de vergelijking van het jaargemiddelde gehalte in de directe omgeving van de installatie (meetpunten 1 t/m 4) en het jaargemiddelde voor het referentiepunt (meetpunt 5) blijkt dat er in het afgelopen jaar voor zowel spinazie als boerenkool geen eenduidig verschil was tussen de gemiddelde belasting binnen de invloedssfeer van de HVC en het referentiepunt. Ten opzichte van het voorgaande jaar liet het gemiddelde niveau in spinazie een lichte stijging zien terwijl de gehalten in boerenkool iets afnamen. De jaargemiddelde gehalten lagen voor zowel spinazie als boerenkool binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau. Het maximum laat zien dat er in het afgelopen jaar op de meetpunten rond de HVC incidenteel gehalten in spinazie en boerenkool zijn gevonden boven het achtergrondniveau. Het beeld van het afgelopen jaar komt overeen met dat van voorgaande jaren (Figuur 1). Cadmium (µg kg -1 v.g.) Spinazie Jaargemid rond AVI/HVC Range Achtergrondniveau Maximum referentiepunt Jaargemid Referentiepunt Maximum rond AVI/HVC Max. toelaatbaar gehalte Boerenkool Jaargemid rond AVI/HVC Jaargemid Referentiepunt Range Achtergrondniveau Maximum rond AVI/HVC Cadmium (µg kg -1 v.g.) Maximum referentiepunt Max. toelaatbaar gehalte 0 Figuur 1. Trendmatig verloop van het jaargemiddelde cadmiumgehalte (µg kg -1 v.g.) in spinazie (boven) en boerenkool (beneden) in de directe omgeving van de AVI ( ) of HVC ( ) en het referentiepunt buiten de directe invloedssfeer van de installatie. De rode lijn geeft het maximaal toelaatbare gehalte voor bladgroenten weer, de zwarte lijnen de bandbreedte voor het achtergrondniveau. Het maximum geeft de hoogste waarde weer die in het betreffende jaar is voorgekomen op de meetpunten rond de AVI/HVC en het referentiepunt.

14 7 2.2 Kwik Metingen 2013 De kwikgehalten in spinazie waren relatief laag en lagen grotendeels binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau (Tabel 3). De gehalten in boerenkool lagen in week 6 op zowel de meetpunten rond de installatie als op het referentiepunt iets boven het achtergrondniveau. Gedurende de rest van het seizoen lagen de gehalten binnen de bandbreedte voor het achtergrondniveau. Voor kwik in bladgroenten is geen maximaal toelaatbaar gehalte vastgesteld waaraan de gevonden gehalten getoetst kunnen worden. Uit de resultaten van vergelijkbare biomonitoringprogramma s in Nederland is bekend dat kwikgehalten in bladgroenten relatief laag zijn en weinig variatie vertonen. Dat verklaart ook de vrij smalle bandbreedte van het achtergrondniveau (Bijlage I). Voor de meetpunten rond de HVC lagen de gemiddelde gehalten voor zowel spinazie als boerenkool binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau en er zijn geen eenduidige verschillen gevonden ten opzichte van het referentiepunt. De gehalten gaven geen aanleiding tot een nadere analyse van de windrichtinggegevens. Zoals verwacht zijn er op spinazie en boerenkool geen specifieke zichtbare symptomen waargenomen als gevolg van een verhoogde kwikopname. Deze treden pas op bij gehalten ruim boven de 200 µg kg -1 v.g. (Stoop et al., 1992). Tabel 3. Kwikgehalten in spinazie en boerenkool (µg kg -1 v.g.). Gewas Monstername Mpt 1 Mpt 2 Mpt 3 Mpt 4 Mpt 5 (referentiepunt) Achtergrond 1 Spinazie Week 18 1,1 1,1 0,9 0,8 1,0 Week 22 1,3 1,7 1,3 1,3 0,9 Week 26 1,3 1,1 1,3 1,4 1,3 Week 30 1,0 0,6 0,9 1,0 1,0 Week 34 1,7 1,6 1,2 1,2 1,3 Gemiddelde 1,3 1,2 1,1 1,1 1,1 0,9-1,5 Boerenkool Week 6 6,1 6,2 8,3 6,7 5,8 Week 42 2,7 3,2 2,6 2,4 2,4 Week 50 3,8 4,8 5,8 3,7 3,8 Gemiddelde 4,2 4,7 5,6 4,3 4,0 2,6-5,2 1 Bandbreedte achtergrondniveau (als voortschrijdend 5-jarig gemiddelde van 3 meetlocaties in Noord-Nederland). Zie Bijlage I voor toelichting.

15 Trendmatig verloop Uit de vergelijking van het jaargemiddelde gehalte in de directe omgeving van de installatie (meetpunten 1 t/m 4) en het jaargemiddelde voor het referentiepunt (meetpunt 5) blijkt dat er in het afgelopen jaar voor zowel spinazie als boerenkool geen eenduidig verschil was tussen de belasting binnen de invloedssfeer van de HVC en het referentiepunt. Ten opzichte van het voorgaande jaar liet het gemiddelde niveau in spinazie een lichte daling zien terwijl de gehalten in boerenkool iets toenamen. De jaargemiddelde gehalten lagen voor zowel spinazie als boerenkool binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau. Het maximum laat zien dat er in het afgelopen jaar op de meetpunten rond de HVC incidenteel gehalten in spinazie en boerenkool zijn gevonden (net) boven het achtergrondniveau. Het algemene beeld van relatief lage kwikgehalten in spinazie en boerenkool komt overeen met dat van voorgaande jaren (Figuur 2). Kwik (µg kg -1 v.g.) Spinazie Jaargemid rond AVI/HVC Range Achtergrondniveau Maximum referentiepunt max 2003: 26/ref 22 Jaargemid Referentiepunt Maximum rond AVI/HVC Kwik (µg kg -1 v.g.) Boerenkool Jaargemid rond AVI/HVC Range Achtergrondniveau Maximum referentiepunt max 2004: 26/ref 24 Jaargemid Referentiepunt Maximum rond AVI/HVC Figuur 2. Trendmatig verloop van het jaargemiddelde kwikgehalte (µg kg -1 v.g.) in spinazie (boven) en boerenkool (beneden) in de directe omgeving van de AVI ( ) of HVC ( ) en het referentiepunt buiten de directe invloedssfeer van de installatie. De zwarte lijnen geven de bandbreedte voor het achtergrondniveau weer. Het maximum geeft de hoogste waarde weer die in het betreffende jaar is voorgekomen op de meetpunten rond de AVI/HVC en het referentiepunt.

16 9 2.3 Fluoriden Metingen 2013 De fluoridengehalten in gras rond de HVC (Tabel 7) volgden globaal het normale seizoenspatroon. De gehalten varieerden van beneden de aantoonbaarheidsgrens (<1) tot ca. 50 µg g -1 d.s. Gehalten hoger dan op grond van het seizoenpatroon werd verwacht kwamen vooral in de winterperiode voor op meetpunt 1 en 2. Op meetpunten 3, 4 en 5 (referentiepunt) waren de gehalten gedurende het gehele jaar en met name in de zomerperiode relatief laag (lager dan op grond van het seizoenpatroon werd verwacht). De adviesnorm voor veevoer voor jongvee van 25 µg g -1 d.s. als absoluut maximum is in de periode februari maart tweemaal overschreden, beide keren op meetpunt 2. De resultaten laten zien dat er sprake is van een zekere variatie in gehalten, met name tussen meetpunten onderling in dezelfde expositieperiode. De jaargemiddelde gehalten van de meetpunten 1 en 2 waren hoger ten opzichte van de overige meetpunten rond de installatie en het referentiepunt. Op grond van deze verschillen zijn de windrichtinggegevens (Bijlage III) nader geanalyseerd. Hieruit bleek dat er geen significante correlatie aantoonbaar was tussen de voor seizoeninvloeden gecorrigeerde maandgemiddelde fluoridengehalten in gras rond de installatie en het aantal uren wind vanaf de HVC naar de afzonderlijke meetpunten (Figuur 3). De twee gehalten >45 µg g -1 d.s. op meetpunt 2 werden gevonden na een expositieperiode met relatief weinig uren wind vanuit de richting van de HVC. Omgekeerd werden in perioden met veel uren wind uit de richting van de installatie naar de meetpunten rond de HVC ook relatief lage gehalten gevonden. Tabel 4. Gehalten aan fluoriden in gras (µg g -1 d.s.). Monstername Mpt 1 Mpt 2 Mpt 3 Mpt 4 Mpt 5 (referentiepunt) SA 1 Advies norm 2 Week 2 11,7 9,8 8,8 1,2 2,8 7,5 25 Week 6 10,5 49,8 5,5 2,7 4,7 9,5 25 Week 10 22,1 45,4 5,9 1,3 2,5 9,5 25 Week 14 7,2 20,6 7,2 2,8 2,9 5,5 25 Week 18 3,3 1,7 <1,0 <1,0 <1,0 3,0 25 Week 22 1,0 <1,0 <1,0 <1,0 1,1 3,0 25 Week 26 <1,0 3 <1,0 <1,0 <1,0 <1,0 2,5 25 Week 30 1,5 1,4 1,0 <1,0 <1,0 3,0 25 Week 34 <1,0 3,5 <1,0 <1,0 <1,0 3,0 25 Week 38 4,9 2,1 <1,0 <1,0 1,0 3,5 25 Week 42 9,7 <1,0 <1,0 2,0 <1,0 4,0 25 Week 46 8,0 8,4 <1,0 <1,0 1,6 5,0 25 Week 50 14,8 12,9 1,1 1,5 5,0 6,0 25 Gemiddelde 7,4 12,2 2,8 1,4 2,0 5,0 1 Seizoensafhankelijk achtergrondniveau (Van der Eerden, 1991; zie ook Bijlage I voor toelichting). 2 Adviesnorm voor veevoer ter bescherming van jongvee bij levenslange voerconsumptie (Gezondheidsraad, 1981). 3 Gehalte beneden de aantoonbaarheidsgrens, bij berekeningen is voor gehalten beneden de aantoonbaarheidsgrens de waarde van de aantoonbaarheidsgrens aangehouden. Naast een seizoensgebonden fluctuatie wordt een deel van de variatie in fluoridengehalten in gras veroorzaakt door regenval vlak voor monstername (Tabel III-1, Bijlage III). Veel neerslag kort voor de monstername kan leiden tot uit- of afspoeling van fluoriden. Een aaneengesloten droge periode daarentegen kan tot hogere gehalten leiden omdat de

17 10 fluoriden die op gras terecht zijn gekomen niet weer gedeeltelijk door neerslag worden uit- of afgespoeld. In het afgelopen jaar was er in de meeste gevallen sprake van relatief weinig neerslag vlak voor de monsternames. Alleen in week 6 (februari), 34, 38 en 42 (juli-september) viel er veel neerslag vlak voor de monsternames. Het is niet uitgesloten dat de oorspronkelijke fluoridengehalten in het gras in die perioden hoger waren maar dat een deel van de fluoriden als gevolg van de neerslag weer is afgespoeld. De variatie in gehalten in het afgelopen jaar laat zich echter niet eenduidig verklaren aan de hand van de hoeveelheid neerslag. 60 Maandgemiddelde F G (µg g -1 d.s.) Tijdsduur wind (uren) Figuur 3. Maandgemiddelde fluoridengehalte in gras (µg g -1 d.s.; gecorrigeerd voor seizoeninvloeden volgens Van der Eerden, 1991) in relatie tot het aantal uren dat er gedurende de expositieperioden van vier weken wind heeft gewaaid vanuit de richting van de HVC naar de meetpunten rond de installatie. Gedurende het groeiseizoen werd bij het fluoridengevoelige gladiolenras Golden Goddes de specifieke bladpuntbeschadiging bepaald als indicatie voor de mate van fluoridenverontreiniging. Na een blootstelling van 12 weken was de drempelwaarde voor zichtbare beschadiging nog niet overschreden. Na 16 weken was er een geringe bladpuntbeschadiging waarneembaar (Tabel 5). Er zijn geen eenduidige verschillen in bladpuntbeschadiging gevonden tussen de meetpunten rond de installatie en het referentiepunt. Dit beeld komt overeen met dat van voorgaande jaren. Tabel 5. Gemiddelde bladpuntbeschadiging (cm) bij gladiolen cultivar 'White Goddes'. Beoordeling Expositieduur cumulatief (weken) Mpt 1 Mpt 2 Mpt 3 Mpt 4 Mpt 5 (referentiepunt) Week Week Week ,80 0,78 0,78 0,68 0,62

18 Trendmatig verloop De vergelijking van het jaargemiddelde gehalte berekend uit de metingen rond de installatie (meetpunten 1 t/m 4) en het jaargemiddelde voor het referentiepunt (meetpunt 5) laat zien dat de fluoridenbelasting van gras binnen de invloedssfeer van de HVC structureel hoger is dan op het referentiepunt, buiten de invloedssfeer van de installatie. Ten opzichte van het voorgaande jaar laat het gemiddelde niveau rond de installatie een stijging zien als gevolg van hogere gehalten in de winterperiode. Op het referentiepunt was de belasting nagenoeg gelijk aan die van voorgaande jaren. De jaargemiddelde gehalten lagen echter nog binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau. Het maximum laat zien dat er in het afgelopen jaar op de meetpunten rond de HVC incidenteel gehalten in gras zijn gevonden ruim boven het achtergrondniveau. Het algemene beeld van het afgelopen jaar komt overeen met dat van voorgaande jaren (Figuur 4). 70 Gras Jaargemid. rond AVI/HVC Maximum rond AVI/HVC Range Achtergrondniveau Jaargemid. Referentiepunt Adviesnorm jongvee Maximum referentiepunt 60 Fluoriden (µg g -1 d.s.) Figuur 4. Trendmatig verloop van het jaargemiddelde fluoridengehalte in weilandgras (µg g -1 d.s.) voor de meetpunten in de directe omgeving van de AVI ( ) of HVC ( ) en het referentiepunt buiten de directe invloedssfeer van de installatie. De zwarte lijnen geven de bandbreedte voor het achtergrondniveau weer. Het maximum geeft de hoogste waarde weer die in het betreffende jaar is voorgekomen op de meetpunten rond de AVI/HVC en het referentiepunt. De rode (stippel)lijn geeft de in 2000 vastgestelde adviesnorm weer als maximaal toelaatbaar fluoridengehalte in veevoer voor jongvee.

19 Polycyclische aromatische koolwaterstoffen Metingen 2013 Uit deze groep van organische verbindingen zijn de uit toxiciteitsoogpunt belangrijkste componenten bepaald en gesommeerd (Tabel 6). De gehalten per individuele component zijn weergegeven in Bijlage IV. De PAK-gehalten in spinazie, dat in voorjaar en zomer werd geteeld, varieerden van 67 tot 312 µg kg -1 d.s. De hoogste waarde werd gemeten op het referentiepunt in week 30 (eind juli). In die periode waren ook de gehalten op de meetpunten rond de installatie hoger t.o.v. de overige expositieperioden en het achtergrondniveau. In week 26 werd op meetpunt 3 ook een gehalte gevonden hoger dan het achtergrondniveau, terwijl de gehalten op de overige meetpunten binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau lagen. De PAK-gehalten in boerenkool, die in de herfst en winter werd geteeld varieerden tussen 117 en 200 µg kg -1 d.s. De gehalten op zowel de meetpunten rond de installatie als het referentiepunt lagen binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau. Voor PAK in bladgroenten is geen maximaal toelaatbaar gehalte vastgesteld. De PAK-gehalten in spinazie en boerenkool vertoonden enige variatie, zowel tussen meetpunten onderling in dezelfde expositieperiode als over het seizoen. Dit beeld komt overeen met dat van vergelijkbare biomonitoringprogramma s in Nederland en verklaart ook de relatief grote bandbreedte rond het achtergrondniveau (Bijlage I). Voor de meetpunten rond de HVC lagen de gemiddelde gehalten voor zowel spinazie als boerenkool binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau en er zijn geen eenduidige verschillen gevonden ten opzichte van het referentiepunt, op sommige meetpunten was het gemiddelde zelfs lager dan op het referentiepunt. Hoewel de gehalten rond de installatie gemiddeld niet hoger waren dan op het referentiepunt zijn naar aanleiding van de variatie in individuele gehalten tussen meetpunten toch de windrichtinggegevens (Bijlage III) nader geanalyseerd. De hogere gehalten in spinazie (>200 µg kg -1 d.s.) werden gevonden na expositieperioden met relatief weinig uren wind vanuit de richting van de HVC naar de betreffende meetpunten. Omgekeerd geldt ook dat een periode met veel uren wind (ca. 400 uur, week 6) gepaard ging met een relatief laag gehalte in boerenkool. Uit de analyse bleek dat er geen significant verband aantoonbaar was tussen de gesommeerde PAK gehalten en het aantal uren wind vanaf de HVC naar de afzonderlijke meetpunten rond de installatie (Figuur 5). Tabel 6. Totaal PAK-gehalten in spinazie en boerenkool (µg kg -1 d.s.). Gewas Monstername Mpt 1 Mpt 2 Mpt 3 Mpt 4 Mpt 5 (referentiepunt) Achtergrond 1 Spinazie Week Week Week Week Week Gemiddelde Boerenkool Week Week Week Gemiddelde Bandbreedte achtergrondniveau (als voortschrijdend 5-jarig gemiddelde van 3 meetlocaties in Noord-Nederland). Zie Bijlage I voor toelichting.

20 13 PAK gehalten (µg kg -1 d.s.) Spinazie Boerenkool Tijdsduur wind (uren) Figuur 5. Totaal PAK-gehalten in spinazie en boerenkool (µg kg -1 d.s.) in relatie tot het aantal uren dat er gedurende de expositieperioden wind heeft gewaaid vanuit de richting van de HVC naar de meetpunten rond de installatie.

21 Trendmatig verloop Uit de vergelijking van het jaargemiddelde gehalte in de directe omgeving van de installatie (meetpunten 1 t/m 4) en het jaargemid delde voor het referen tie punt (meetpunt 5) blijkt dat er in het afgelopen jaar voor spinazie en boeren kool geen eenduidig verschil was tussen de belasting binnen de invloedssfeer van de HVC en het referentie punt. Ten opzichte van het voorgaande jaar lieten de gemiddelde niveaus in spinazie en boerenkool op zowel de meetpunten rond de installatie als het referentiepunt een (lichte) daling zien. De jaargemiddelde gehalten lagen voor zowel spinazie als boerenkool binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau (Figuur 6). PAK gehalten (µg kg -1 d.s.) Spinazie Jaargemid rond AVI/HVC Jaargemid Referentiepunt Range Achtergrondniveau 0 PAK gehalten (µg kg -1 d.s.) Boerenkool Jaargemid rond AVI/HVC Jaargemid Referentiepunt Range Achtergrondniveau 0 Figuur 6. Trendmatig verloop van het jaargemiddelde PAK gehalte (µg kg -1 d.s.) in spinazie (boven) en boerenkool (beneden) in de directe omgeving van de AVI ( ) of HVC ( ) en het referentiepunt buiten de directe invloedssfeer van de installatie. De zwarte lijnen geven de bandbreedte van het achtergrondniveau weer.

22 Dioxinen en dioxine-achtige PCB s Metingen 2013 Uit deze groep van organische verbindingen zijn de uit toxiciteitsoogpunt belangrijkste dioxineverbindingen en dioxine-achtige PCB s bepaald en gesommeerd (Tabel 7). De gehalten per individuele component zijn weergegeven in Bijlage V. De gemiddelde dioxinegehalten in koemelk van vee dat een deel van het voer krijgt uit het maximum depositiegebied kwam zowel in het voor- als najaar overeen met het gemiddelde achtergrondniveau voor Nederland. Het maximaal toelaatbare gehalte voor melk en melkproducten is niet overschreden. De dioxine-achtige PCB gehalten waren relatief laag ten opzichte van het achtergrondniveau. De gesommeerde gehalten aan dioxinen en PCB s bleven ruim beneden het maximaal toelaatbare gehalte voor melk en melkproducten van 5,5 pg TEQ g -1 vet. Tabel 7. Gehalte aan dioxinen en dioxine-achtige PCB s in koemelk (pg TEQ/g vet) afkomstig uit het maximum depositiegebied. Componenten Monstername Melkveehouderij 1 Melkveehouderij 2 Achtergrond 1 MAX 2 Dioxinen Week 22 0,27 0,26 2,5 Week 38 0,35 0,27 2,5 Gemid. 0,31 0,27 0,34 (0,45) PCB s Week 22 0,25 0,23 Week 38 0,38 0,30 Gemid. 0,32 0,27 0,64 (0,89) Dioxinen+PCB Week 22 0,52 0,49 5,5 Week 38 0,73 0,57 5,5 Gemid. 0,63 0,53 0,98 ( - ) 1 Gemiddelde achtergrondniveau in Nederland, tussen haakjes het 99-percentiel (zie Bijlage I). 2 MAXimaal toelaatbaar gehalte voor melk en melkproducten (EC, 2011).

23 Trendmatig verloop Het gemiddelde gehalte aan dioxinen en dioxinen+pcb s in koemelk van vee dat een deel van het voer krijgt afkomstig uit het maximum depositiegebied van de HVC laat in 2013 een lichte daling zien ten opzichte van het voorgaande jaar (Figuur 7). Deze trend lijkt zich voort te zetten. 8 Koemelk Dioxinen Max. gehalte dioxinen Dioxinen/PCBs (pg TEQ g -1 vet) NL Achtergrondniveau 0 8 Koemelk Dioxinen+PCBs Max. gehalte dioxinen+pcbs Dioxinen/PCBs (pg TEQ g -1 vet) NL Achtergrondniveau 0 Figuur 7. Trendmatig verloop van het gemiddelde gehalte aan dioxinen (boven) en dioxinen plus PCB s (beneden) in koemelk (pg TEQ/g vet) afkomstig van twee melkveehouderijen in het maximum depositiegebied van de AVI ( ) of HVC ( ). De rode lijnen geven de maximaal toelaatbare gehalten weer voor respectievelijk dioxinen en dioxinen plus PCB s. De zwarte lijnen geven het gemiddelde achtergrondniveau voor Nederland weer.

24 Ammoniak Metingen 2013 De ammoniakmetingen met diffusiebuisjes (Tabel 8) geven een indicatie van de ammoniakconcentratie in de lucht. De metingen zijn gestart in 2011, pas in februari 2012 is begonnen met de injectie van ammonia in één verbrandingslijn, waardoor de ammoniakemissie mogelijk iets kan toenemen. De concentraties varieerden van ca. 2 tot 36 ppb ( parts per billion ). In het voorjaar (februari-maart) namen op alle meetpunten, inclusief het referentiepunt de concentraties toe. In de periode juli-augustus waren de concentraties op de meetpunten rond de installatie wat hoger dan op het referentiepunt maar globaal volgden de ammoniakconcentraties redelijk het regionale achtergrondniveau zoals gemeten op het meetstation in Wieringerwerf van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit ( Alleen op meetpunt 4 ten noordwesten van de installatie werden in de tweede helft van het jaar incidenteel hogere concentraties gemeten (Figuur 8). Het jaargemiddelde gehalte van meetpunt 4 was hoger ten opzichte van de overige meetpunten rond de installatie en het referentiepunt. Uit de analyse van de windrichtinggegevens bleek dat er geen aantoonbaar verband was tussen de maandgemiddelde ammoniakconcentraties rond de installatie en het aantal uren wind vanaf de HVC naar de afzonderlijke meetpunten. De hogere gehalten op meetpunt 4 werden gevonden na expositieperioden met relatief weinig uren wind vanuit de richting van de HVC. Tabel 8. Ammoniakconcentratie in lucht (ppb). Monstername Expositieperiode Mtp. 1 Mtp. 2 Mtp. 3 Mtp. 4 Mtp. 5 (referentiepunt) Regionale achtergrondconc. 1 Week / ,6 4,2 4,0 4,2 2,2 - Week / ,7 2,4 4,1 4,6 2,9 1,9 Week / ,8 12,9 11,3 15,3 9,2 2,9 Week / ,3 17,4 22,6 18,4 16,2 11,2 Week / ,7 14,4 14,5 17,6 12,8 14,4 Week / ,1 8,5 6,8 12,8 7,3 10,4 Week / ,1 12,5 11,5 29,8 6,7 8,8 Week / ,2 12,5 14,6 18,6 7,1 10,9 Week / ,5 18,0 15,8 17,2 8,3 12,4 Week / ,4 14,7 13,8 36,3 8,6 10,0 Week / ,9 7,1 4,5 18,2 4,2 3,8 Week / ,9 3,3 5,6 6,7 3,4 2,3 Week / ,9 7,7 7,8 13,5 4,3 2,6 Gemiddelde 9,0 10,4 10,5 16,4 7,2 7,6 1 LML meetstation Wieringerwerf.

25 18 Figuur 8. Maandgemiddelde ammoniakconcentratrie in lucht (ppb) in de directe omgeving van de HVC (meetp. 1 t/m 4), het referentiepunt (meetp. 5) buiten de directe invloedssfeer van de installatie en de regionale achtergrondconcentratie in 2013 (LML meetstation Wieringerwerf) Trendmatig verloop Uit de vergelijking van het jaargemiddelde gehalte in de directe omgeving van de installatie (meetpunten 1 t/m 4) en het jaargemiddelde voor het referentiepunt (meetpunt 5) blijkt dat in het afgelopen jaar de belasting binnen de invloedssfeer van de HVC hoger was dan op het referentiepunt. Echter, zowel rond de installatie als op het referentiepunt was het niveau van de ammoniakbelasting nagenoeg gelijk aan die in 2011, toen er nog geen ammonia in de verbrandingslijn werd geïnjecteerd (Figuur 9). Als indicatie voor het regionale achtergrondniveau is gebruik gemaakt van de ammoniakmetingen op het LML meetpunt Wieringerwerf. 40 Lucht Jaargemid. rond HVC Jaargemid. Referentiepunt Ammoniak (ppb.) Regionaal achtergrondniveau 10 0 Figuur 9. Trendmatig verloop van de gemiddelde ammoniakconcentratrie (ppb) in lucht in de directe omgeving van de HVC en het referentiepunt buiten de directe invloedssfeer van de installatie. De zwarte lijn geeft het regionale achtergrondniveau weer (jaargemiddelde LML station Wieringerwerf).

26 Meldingen Er zijn in het afgelopen jaar geen meldingen geweest van schade aan gewassen in de omgeving van de HVC. Op zondagmorgen 21 juli heeft er brand gewoed in de turbinehal van de Bioenergiecentrale (BEC). De brand duurde circa 1,5 uur en de rook was voornamelijk afkomstig van de dakbedekking die in vlammen is opgegaan. De rookpluim ging in zuidwestelijke richting over het bedrijventerrein, iets westelijk langs meetpunt 3 aan de Kanaalweg. Enkele dagen na de brand stond de reguliere oogst van de spinazie gepland. Er zijn toen geen zichtbare verontreinigingen op en rond het meetpunt waargenomen. Uit de PAK analyses bleek dat er geen eenduidige afwijkingen waren in gehalten op meetpunt 3 ten opzichte van de overige meetpunten. Het PAK gehalte in spinazie op meetpunt 3 was wel hoger dan het achtergrondniveau maar in die periode werden op alle meetpunten inclusief het referentiepunt hogere gehalten gevonden (zie Tabel 5, week 30). Ter aanvulling zijn twee extra grasmonsters genomen, één iets ten noorden van meetpunt 3 langs het kanaal en één ter controle op het referentiepunt en geanalyseerd op PAK s. In het gras dat onder de rook van de brand heeft gestaan nabij meetpunt 3 werd een PAK gehalte van 116 µg kg -1 d.s. gevonden. In het gras afkomstig van het referentiepunt werd een gehalte van 126 µg kg -1 d.s. gevonden. Er is dus geen aanwijzing dat de brand een additionele PAK verontreiniging heeft veroorzaakt op de gewassen in de omgeving. Na de brand is de BEC uit bedrijf genomen en zal waarschijnlijk in september 2014 weer operationeel zijn.

27 20

28 21 3. Evaluatie 3.1 Zware metalen cadmium en kwik Het merendeel van de cadmium- en kwikgehalten in spinazie en boerenkool kwam overeen met het achtergrondniveau. Incidenteel werden op verschillende meetpunten, waaronder het referentiepunt in zowel spinazie als boerenkool metaalgehalten gevonden net boven het achtergrondniveau. Er zijn echter geen eenduidige verschillen gevonden tussen de gehalten op de meetpunten binnen de directe invloedssfeer van de HVC en het referentiepunt. De cadmiumgehalten bleven ruim beneden het maximaal toelaatbare gehalte voor bladgroenten (voor kwik is geen maximaal toelaatbare gehalte vastgesteld). Uit eerdere resultaten van het biomonitoringprogramma is bekend dat cadmium-, en in minder mate ook kwikgehalten in bladgroenten een zekere variatie over het seizoen kunnen vertonen, dat was ook het afgelopen jaar het geval. De jaargemiddelde cadmium- en kwikgehalten in spinazie en boerenkool lagen rond de installatie en op het referentiepunt binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau. Dit algemene beeld van gemiddelde belastingniveaus op achtergrondniveau met incidenteel een enkele meetwaarde (net) boven het achtergrondniveau komt overeen met dat van voorgaande jaren. De resultaten tonen aan dat er geen sprake is geweest van een potentieel risico met betrekking tot de consumptiekwaliteit van de onderzochte gewassen. 3.2 Fluoriden De fluoridengehalten in gras volgden globaal het normale seizoenspatroon met hogere gehalten in het najaar en winter en lagere gehalten in voorjaar en zomer. Gehalten hoger dan op grond van het seizoenpatroon werd verwacht kwamen vooral voor in de winterperiode op enkele meetpunten rond de installatie. Op de overige meetpunten, waaronder het referentiepunt waren de gehalten relatief laag, vooral in de zomerperiode. In de periode februarimaart werd in twee grasmonsters een overschrijding van de adviesnorm voor veevoer geconstateerd. Met betrekking tot het risico voor vee zijn de gevonden gehalten echter van weinig betekenis. Naast de te verwachten seizoensgebonden variatie was er ook sprake van variatie in gehalten tussen meetpunten onderling in dezelfde expositieperiode. Op grond van deze verschillen zijn de windrichtinggegevens nader geanalyseerd. Hieruit bleek dat er geen significant verband aantoonbaar was tussen de voor seizoeninvloeden gecorrigeerde maandgemiddelde fluoridengehalten in gras en het aantal uren wind vanaf de HVC naar de afzonderlijke meetpunten. De fluoridenbelasting van gras binnen de invloedssfeer van de HVC lijkt structureel hoger dan op het referentiepunt, buiten de invloedssfeer van de installatie. De jaargemiddelde gehalten lagen echter nog binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau. Ten opzichte van het voorgaande jaar laat het gemiddelde niveau rond de installatie een stijging zien als gevolg van enkele verhoogde gehalten in de winterperiode. Op het referentiepunt was de belasting nagenoeg gelijk aan die van voorgaande jaren. De geringe bladpuntbeschadiging bij gladiool toont aan dat er in de betreffende periode (voorjaar-zomer) geen sprake is geweest van een structureel hogere fluoridenbelasting. Dat is ook in lijn met de relatief lage fluoridengehalten die in het voorjaar en zomer in gras zijn gevonden.

29 Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) Het merendeel van de PAK-gehalten in spinazie en boerenkool kwam overeen met het achtergrondniveau. Er zijn geen eenduidige verschillen gevonden tussen de gehalten op de meetpunten binnen de directe invloedssfeer van de HVC en het referentiepunt. Er was zowel bij spinazie als boerenkool echter wel sprake van enige variatie in gehalten tussen meetpunten in dezelfde expositieperiode en over het seizoen. Hierbij werden enkele gehalten hoger dan het achtergrondniveau gevonden, zowel rond de installatie als op het referentiepunt. Uit eerdere resultaten van het biomonitoringprogramma is bekend dat PAK-gehalten in bladgroenten een zekere variatie over het seizoen kunnen vertonen, dat was ook het afgelopen jaar het geval. Naar aanleiding van deze variatie in gehalten zijn de windrichtinggegevens geanalyseerd. Hieruit bleek dat er geen significant verband aantoonbaar was tussen de gesommeerde PAK gehalten en het aantal uren wind vanaf de HVC naar de afzonderlijke meetpunten. Tenslotte is nog nagegaan of afwijkende PAK gehalten gerelateerd konden worden aan de landelijke luchtkwaliteitsniveaus. Dat bleek niet zo te zijn, hogere PAK gehalten rond de HVC gingen niet gepaard met hogere NO x en fijn stof concentraties op landelijk niveau (Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit). De jaargemiddelde PAK-gehalten lagen voor zowel spinazie als boerenkool binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau. Het algemene beeld van gemiddelde belastingniveaus op achtergrondniveau met incidenteel een of enkele individuele meetwaarden (net) boven het achtergrondniveau komt overeen met dat van voorgaande jaren. Voor PAK-gehalten in land- en tuinbouwproducten zijn geen normen of advieswaarden beschikbaar waaraan getoetst kan worden. Op grond van de resultaten is het echter niet aannemelijk dat er sprake is geweest van een potentieel risico met betrekking tot de consumptiekwaliteit van de gewassen. 3.4 Dioxinen en dioxine-achtige PCB s De dioxinegehalten in koemelk van vee dat een deel van het voer krijgt uit het maximum depositiegebied kwam zowel in het voor- als najaar overeen met het gemiddelde achtergrondniveau voor Nederland. Het maximaal toelaatbare gehalte voor melk en melkproducten is niet overschreden. De dioxine-achtige PCB gehalten waren relatief laag ten opzichte van het achtergrondniveau. De som van de gehalten aan dioxinen en dioxine-achtige PCB s bleef ruim beneden het maximaal toelaatbare gehalte voor melk en melkproducten. Het gemiddelde gehalte aan dioxinen in koemelk is nagenoeg constant over de afgelopen jaren, terwijl de trend voor dioxine-achtige PCB s een lichte daling laat zien. De resultaten tonen aan dat er geen sprake is geweest van een potentieel risico met betrekking tot de consumptiekwaliteit van de onderzochte koemelk. 3.5 Ammoniak De ammoniakmetingen geven een beeld van de ammoniakconcentraties in de lucht. De concentraties op de meetpunten rond de installatie zijn over het algemeen iets hoger dan op het referentiepunt. Een mogelijke verklaring ligt in het feit dat ammoniak voornamelijk vrijkomt in agrarisch gebied door verdamping uit mest, uit stallen en bij het uitrijden van mest op gras- en bouwland. Als gevolg hiervan zijn de concentraties op de meetpunten rond de installatie, die in overwegend agrarisch gebied liggen, in de periode februari (start uitrijden mest) tot september over het algemeen iets hoger dan op het referentiepunt in de omgeving van Bergen (duingebied). Een eenduidig effect van de injectie van ammonia in een van de verbrandingslijnen op de ammoniakconcentratie in de omgeving is niet in de getallen terug te vinden. Zowel rond de installatie als op het referentiepunt was het niveau van de ammoniakbelasting namelijk nagenoeg gelijk aan dat in 2011, toen er nog geen ammonia werd geïnjecteerd. De ordegrootte van de concentraties kwam redelijk overeen met de RIVM achtergrondmetingen op het LML station in Wieringerwerf.

30 23 4. Conclusies Het biomonitoringprogramma rond de HVC is in 2013 voortgezet op vier meetpunten rond de installatie en een referentiepunt buiten de invloedssfeer van de installatie. Gedurende het seizoen zijn sterk accumulerende plantensoorten op een gestandaardiseerde wijze geteeld. Na een bepaalde expositietijd zijn de planten visueel beoordeeld en geanalyseerd op een aantal componenten die door de installatie worden geëmitteerd. Op grond van de resultaten kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Het merendeel van de in gewassen bepaalde gehalten aan zware metalen (cadmium en kwik) en PAK s lag binnen de bandbreedte van het achtergrondniveau. Ook zijn er geen eenduidige verschillen gevonden tussen de gemiddelde belasting binnen het depositiegebied van de HVC en het referentiepunt (achtergrond); De gehalten aan dioxinen en dioxine-achtige PCB s in koemelk kwamen zowel in het voor- als najaar overeen met het landelijk achtergrondniveau; Normen voor consumptiekwaliteit (cadmium in bladgroenten en dioxinen/pcb s in koemelk) zijn niet overschreden. Bij de geconstateerde belastingniveaus is het niet aannemelijk dat er sprake is geweest van een potentieel risico met betrekking tot de consumptiekwaliteit van de onderzochte gewassen en koemelk. In de winterperiode waren de fluoridengehalten in gras rond de installatie hoger dan op grond van het seizoenspatroon werd verwacht. De adviesnorm voor fluoriden in veevoer voor jongvee is tweemaal overschreden. Er was geen verband aantoonbaar tussen de verhoogde gehalten en het aantal uren wind vanaf de HVC naar de afzonderlijke meetpunten. Het is dus niet aannemelijk dat de emissie van de HVC van invloed is geweest op de verhoogde fluoridengehalten. In absolute zin vormen de fluoridengehalten in gras geen potentieel risico voor vee; Uit de geringe bladpuntbeschadiging bij gladiool en de relatief lage fluoridengehalten in gras blijkt dat er in het groeiseizoen (voorjaar-zomer) geen sprake is geweest van een structureel hogere fluoridenbelasting; Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de emissie van de HVC van invloed is geweest op de kwaliteit van agrarische gewassen en producten in de omgeving van de installatie; Op grond van de ammoniakmetingen zijn geen aanwijzingen gevonden dat de aanpassingen in de rookgasreiniging zouden leiden tot hogere ammoniakconcentraties op leefniveau; Het algemene beeld rond de HVC van gemiddelde belastingniveaus op achtergrondniveau met incidenteel een meetwaarde (net) boven het achtergrondniveau komt overeen met dat van andere biomonitoringprogramma s rond afvalverbrandingsinstallaties in Nederland; Voor dit jaarrapport worden naast het meten van gehalten in gewassen op leefniveau ook de HVC emissiegegevens geëvalueerd. In het afgelopen jaar zijn geen bijzonderheden in de emissiemetingen geconstateerd (opgave HVC). Niet alle componenten worden overigens (continu) in de emissiestroom gemeten; In 2014 wordt het monitoringprogramma ongewijzigd voortgezet.

31 24

32 25 Referenties EC, COMMISSION REGULATION (EC) No 629/2008 of 2 July 2008 amending Regulation (EC) No 1881/2006 setting maximum levels for certain contaminants in foodstuffs. EC, COMMISSION REGULATION (EU) No 1259/2011 of 2 December 2011 amending Regulation (EC) No 1881/2006 as regards maximum levels for dioxins, dioxin-like PCBs and non dioxin-like PCBs in foodstuffs Fangmeier, A., A. Hadwiger, L.J.M. van der Eerden, & H.-J. Jäger, Effects of atmospheric Ammonia on vegetation - a review. Environmental Pollution 86: Franzaring, J., Einflußgrößen beim Biomonitoring luftgetragener Polyzyklisher Aromatischer Kohlenwasserstoffe mit dem Akkumulationsindikator Grünkohl. Inaugural-Dissertation Universität Trier, Shaker Verlag, Aachen. Gezondheidsraad, Advieswaarden voor anorganische fluoriden in de buitenlucht. No. 1981/5, Ministerie van VROM, Den Haag. Halbwachs, G., Zur Frage von Schädigungen der Vegetation durch Teerdämpfe. Zhytopathologische Zeitschrift 60: Liem, A.K.D., R. van der Berg, H.J. Bremmer, J.M. Hesse & W. Slooff, Integrated criteria document dioxins. National Institute of Public Health and Environmental Protection. Report no , Bilthoven, 191 pp. Milieujaarverslag 2008 van de HVCafvalcentrale Alkmaar. HVCafvalcentrale, Alkmaar, 16 pp. Radermacher, L. & H. Rudolph, Beitragsserie Biomonitoring. II. Bioindikationsmethoden aktive Verfahren. Grünkohl als Bioindikator. Ein Verfahren zum Nachweis von organischen Substanzen in Nahrungsmitteln. UWSF-Zeitschrift für Umweltchemie und Ökotoxikologie 6: RIVM, Jaaroverzicht Luchtkwaliteit RIVM Rapport /2011 ( RIVM, Jaaroverzicht Luchtkwaliteit RIVM Rapport / Säumel, Ina, Iryna Kotsyuk, Marie Hölscher, Claudia Lenkereit, Frauke Weber & Ingo Kowarik, How healthy is urban horticulture in high traffic areas? Trace metal concentrations in vegetable crops from plantings within inner city neighbourhoods in Berlin, Germany. Environmental Pollution 165: Schoss, S., P. Adamse, J. Immerzeel, L. Portier, W. Traag & R. Hoogenboom. Levels and trends of dioxins and dioxin-like PCBs in food of animal origin in the Netherlands during the last decade ( ). RIKILT Institute of Food Safety, Wageningen (in voorbereiding). Staarink, T. & P. Hakkenbrak, Het Contaminantenboekje. Staatsuitgeverij, Den Haag, 76 pp. Stoffen en Normen, Overzicht van de belangrijke stoffen en normen in het milieubeleid. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Samson, Alphen aan den Rijn. 593 pp. Stoop, J.M., R.J.D. Leemans & A.J.M. Rennen, Schadelijke stoffen voor de land- en tuinbouw. Kwik. Centrum voor Landbouw en Milieu, CLM , Utrecht, 60 pp. Stoop, J.M. & A.J.M. Rennen, Schadelijke stoffen voor land- en tuinbouw. Cadmium. Centrum voor Landbouw en Milieu, Utrecht, 55 pp.

33 26 Van den Berg, M., L.S. Birnbaum, M. Denison, M. De Vito, W. Farland, M. Feeley, H. Fiedler, H. Hakansson, A. Hanberg, L. Haws, M. Rose, S. Safe, D. Schrenk, C. Tohyama, A. Tritscher, J. Tuomisto, M. Tysklind, N. Walker & R.E. Peterson, The 2005 World Health Organization Reevaluation of Human and Mammalian Toxic Equivalency Factors for Dioxins and Dioxin-Like Compounds. Toxicological Sciences 93: Van der Eerden, L.J.M., De invloed van asfalt- en teerdampen op planten. Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek, Rapport R250. Wageningen, 4 pp. Van der Eerden, L.J.M., Fluoride content in grass as related to atmospheric fluoride concentrations: a simplified predictive model. Agriculture, Ecosystems and Environment 37: Van der Eerden, L.J.M., W. de Vries & H. van Dobben, Effects of ammonia deposition on forests in The Netherlands. Atm. Env., 32, 3: Van Dijk, C.J., A.J. van Alfen & M.T. de Kok, Biomonitoringprogramma rondom Huisvuilcentrale Noord-Holland. Januari t/m december Plant Research International/Haskoning Rapport 459, Wageningen/Nijmegen. VDI, VDI-Richtlinie 3792, Blatt 6 Verein Deutscher Ingenieure (Hrsg.).: Messen von Immissions-Wirkungen: Standardisierte Exposition von Grünkohl. Gründruck in Arbeit. Düsseldorf. VROM, Emissiereductiedoelstellingen Prioritaire Stoffen. Notitie ten behoeve van NMP4. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Wania, F., On the origin of elevated levels of persistent chemicals in the environment. Environmental Science and Technology 30: 360A-396A. Wania, F. & D. Mackay, Global fractionation and cold condensation of low volatility organochlorine compounds in polar regions. Ambio 22:

34 I - 1 Bijlage I. Toetsingskader en achtergrondgehalten Voor het vaststellen van eventuele effecten van de uitstoot van de HVC op de kwaliteit van akker- en tuinbouwproducten worden de gemeten gehalten op de punten rond de installatie vergeleken met die op het referentiepunt, in de zelfde omgeving maar buiten de directe invloedssfeer van de installatie. Ook worden de gehalten vergeleken met achtergrondgehalten en getoetst aan normen voor consumptie- of veevoederkwaliteit (indien beschikbaar). Onderstaand een korte toelichting op de herkomst en/of berekening van de achtergrondgehalten en een overzicht van de geldende normen (Tabel I-1). De achtergrondwaarden voor cadmium, kwik en PAK s in spinazie en boerenkool zijn gebaseerd op gemeten gehalten op drie referentielocaties van vergelijkbare biomonitoringprogramma s rond afvalverbrandingsinstallaties in Harlingen, Alkmaar en Wijster. De referentielocaties liggen buiten de invloedssfeer van de installaties. De achtergrondwaarden worden weergegeven als voortschrijdend 5-jarig gemiddelde. Dat wil zeggen dat elk jaar het gemiddelde gehalte (en standaardafwijking) wordt berekend over de meetwaarden van de laatste 5 jaar. Op deze wijze is het mogelijk een vergelijking te maken tussen de gemiddelde achtergrondniveau s voor noord Nederland in het betreffende jaar met de rond HVC gemeten waarden in datzelfde jaar. Door het voortschrijdend 5-jaar gemiddelde met de bandbreedte te presenteren wordt een beeld verkregen van de mate van variatie in de tijd en of er sprake is van een stijgende of dalende trend. Het achtergrondgehalte voor dioxinen en dioxine-achtige PCB s in koemelk is gebaseerd op een inventarisatie van het RIKILT Institute of Food Safety (onderdeel van Wageningen UR) waarbij gehalten zijn bepaald in koemelk uit niet additioneel belaste gebieden verspreid over Nederland in de periode (Schoss et al., 2012). Voor dioxinen en PCB s in koemelk is in 2011 een verlaging van de normering doorgevoerd (EC, 2011). Voor consumptiegewassen (spinazie en boerenkool) gelden de normen zoals vastgelegd in de EU regelgeving (EC, 2008). In de verordening zijn normen opgenomen voor o.a. zware metalen in bladgroenten zoals spinazie en boerenkool. Voor kwik en PAK-gehalten in bladgroenten zijn geen normen geformuleerd. De achtergrondwaarde voor fluoriden in gras is gebaseerd op metingen op drie referentielocaties van vergelijkbare biomonitoringprogramma s (Alkmaar, Wijster en Harlingen) en enkele niet additioneel belaste meetpunten in de Provincie Groningen, en wordt weergegeven als voortschrijdend 5-jarig gemiddelde. Fluoridengehalten in gras vertonen over het algemeen een seizoenspatroon met lagere gehalten in de zomerperiode en hogere gehalten in de winterperiode. Het seizoenafhankelijk achtergrondgehalte voor fluoriden in gras is afgeleid door het jaargemiddelde te corrigeren met een seizoensindex. De index is bepaald op basis van analyses rond een aantal fluoridenbronnen in Nederland (Van der Eerden, 1991). De Gezondheidsraad heeft aanbevolen om in geval van twijfel over een eventuele te hoge fluoridenbelasting van vee via het voer, de gehalten in het voer te toetsen aan het door de Raad voorgestelde maximaal toelaatbare gehalten 1. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de wetenschappelijke basis voor deze veevoernorm smal is. Maximaal toelaatbaar fluoridengehalte voor jong rundvee: 25 µg g -1 voer. Maximaal toelaatbaar fluoridengehalte voor ouder vee: µg g -1 voer. De ammoniak achtergrondconcentratie in lucht is berekend als jaargemiddelde uit de (ongevalideerde) meetdata van RIVM meetstation Wieringerwerf van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. 1 Voor 2000 werd als adviesnorm voor jongvee 55 µg g -1 aangehouden.

35 I - 2 Tabel I-1. Overzicht van de maximaal toelaatbare gehalten en achtergrondgehalten voor de verschillende componenten en gewassen. Component Gewas/ Product Max. toelaatbaar gehalte Achtergrond Weergave Eenheid Herkomst onderliggende data Cadmium Spinazie 200 a Voortschr. gemid. Boerenkool 200 a Voortschr. gemid. Kwik Spinazie - 0,9-1,5 Voortschr. gemid. Boerenkool - 2,6-5,2 Voortschr. gemid. PAK s Spinazie Voortschr. gemid. Boerenkool Voortschr. gemid. µg kg -1 v.g. Referentielocaties (3) van monitoringprojecten rond AVI s ( ; n=65) µg kg -1 v.g. Referentielocaties (3) van monitoringprojecten rond AVI s ( ; n=39) µg kg -1 v.g. Referentielocaties (3) van monitoringprojecten rond AVI s ( ; n=65) µg kg -1 v.g. Referentielocaties (3) van monitoringprojecten rond AVI s ( ; n=39) µg kg -1 d.s. Referentielocaties (3) van monitoringprojecten rond AVI s ( ; n=65) µg kg -1 d.s. Referentielocaties (3) van monitoringprojecten rond AVI s ( ; n=39) Dioxinen Koemelk 2,5 b 0,34 0,45 Gemid. 99-Perc. pg TEQ g -1 vet RIKILT inventarisatie van (Schoss et al., 2012) Dioxine-achtige PCB s Koemelk 0,64 0,86 Gemid. 99-Perc. pg TEQ g -1 vet RIKILT inventarisatie van (Schoss et al., 2012) Dioxinen+PCB s Koemelk 5,5 b 0,98 Gemid. pg TEQ g -1 vet Fluoriden Gras Gras 25 c 5,2 2,5-9,5 Voortschr. gemid Seizoenpatroon µg g -1 d.s. Referentielocaties (3) van monitoringprojecten rond AVI s en drie meetpunten in provincie Groningen ( ; n=375) Jaargemiddelde van 5 µg g -1 d.s. vermenigvuldigd met een seizoenindex (Van der Eerden, 1991) Ammoniak Lucht 7,2 25,8 Gemid. 99-Perc. ppb ppb Station Wieringerwerf- Medemblikkerweg (nr. 538), Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit 2012 a Maximaal toelaatbaar gehalte in bladgroenten (EC, 2008). b Maximaal toelaatbaar gehalte voor melk en melkproducten (EC, 2011). c Maximaal toelaatbaar gehalte in veevoer voor jong rundvee (Gezondheidsraad, 1981).

36 II - 1 Bijlage II. Achtergrondinformatie en werkwijze II-1 Algemeen Het monitoringprogramma werd uitgevoerd op vier locaties op 3 à 4 km afstand van de HVC N-H, waarvan één in het berekende depositiemaximum (1). Op grotere afstand (circa 8 km), buiten de directe invloedssfeer van de installatie, werd een referentielocatie (5) ingericht. De locaties zijn zodanig aangelegd dat de aanvoer van lucht uit de richting van de installatie niet wordt belemmerd door bebouwing en/of begroeiing. Elke locatie beslaat circa 20 m 2 en is afgezet met ±1 m hoog gaas en windscherm (Figuur II-1). De geografische ligging van de meetpunten ten opzichte van de HVC is weergegeven in Figuur II-2. Onderstaand een korte beschrijving van de directe omgeving van de meetpunten en de zichtlijn richting HVC. Figuur II-1. Inrichting van een van de meetpunten rond de HVC. Meetpunt 1 Coordinaten: 52 37'50.39"N; 4 48'48.01"O Ligging: 4200 m ten noordoosten van HVC Omschrijving: het meetpunt ligt aan de achterzijde van het perceel aan de Kortemolenweg en wordt in alle richtingen omringd door akkers en weilanden. De woning en bedrijfsgebouwen staan op enkele tientallen meters afstand van het meetpunt. De aanstroming van lucht vanaf de HVC in de richting van het meetpunt wordt niet belemmerd door bebouwing, begroeing of andere obstakels. Het betreffende gebied wordt alleen doorsneden door de N243 en de noordervaart met aanliggende bebouwing, dit vormt echter geen noemenswaardige belemmering voor de aanstroming. Om praktische redenen is de afstand tussen het meetpunt en HVC groter dan bij de andere meetpunten rond de installatie. De meest optimale positie op ca m van HVC ligt namelijk midden in het landbouwgebied Schermer, vrijwel onbereikbaar vanaf de openbare weg.

37 II - 2 Meetpunt 2 Coordinaten: 52 35'33.72"N; 4 47'26.41"O Ligging: 2800m ten zuidoosten van HVC Omschrijving: het meetpunt ligt op het perceel aan de Zuidervaart naast de woning en bedrijfsgebouwen. Het meetpunt wordt aan alle kanten omringd door akkers en weilanden. De aanstroming van lucht uit de richting van de HVC naar het meetpunt wordt niet belemmerd door hoge bebouwing, begroeing of andere obstakels. De enige onderbreking in het landschap tussen HVC en het meetpunt is de Zuidervaart met aanliggende bebouwing en bomenrijen. Gezien de afstand tot het meetpunt (circa 500m) vormt dit geen noemenswaardige belemmering voor de aanstroming. Meetpunt 3 Coordinaten: 52 35'37.64"N, 4 43'57.74"O Ligging: 2700m ten zuidwesten van HVC Omschrijving: Vanaf de Kanaalweg gezien ligt het meetpunt achter op het perceel, direct achter de windsingel. Circa 500 m westelijk van het meetpunt ligt de A9. Het gebied tussen het meetpunt en HVC bestaat uit akkers en weilanden en op circa 600 m afstand van het meetpunt begint de bebouwing van het bedrijventerrein Boekelermeer. Verdere uitbreiding van het bedrijventerrein is nog mogelijk tot aan de Ringsloot (circa 400 meter van het meetpunt. De aanstroming vanaf de HVC in de richting van het meetpunt gaat dus deels over de bebouwing van het bedrijventerrein. Echter, door het relatief hoge emissiepunt is de zichtlijn tussen HVC en meetpunt onbelemmerd. Meetpunt 4 Coordinaten: 52 37'29.63"N 4 42'51.76"O Ligging: 4200 m ten noordwesten Omschrijving: het meetpunt ligt aan de voorzijde van het perceel, direct aan de weg. Op circa 130 m ten noordoosten van het meetpunt ligt de N9. De zichtlijn vanaf het meetpunt naar de HVC loopt als het ware over de N9, langs het stadion en over een deel van het bedrijventerrein Boekelermeer. Het gebied ten noordoosten van de zichtlijn/n9 bestaat uit de bebouwing van Alkmaar. Ten zuidwesten van de lijn liggen voornamelijk weilanden. Het gebied tussen de Kennemerstraatweg en de spoorlijn bestaat uit bebouwing met veel groen een een bosgebied. De aanstroming vanaf de HVC in de richting van het meetpunt gaat dus over het bedrijventerrein, een deel van Alkmaar en het meer landelijk gebied ten zuidwesten van de N9. Meetpunt 5 Coordinaten: 52 40'19.12"N 4 43'29.76"O Ligging: 7500 km ten noord-noordwesten van HVC Omschrijving: Het meetpunt ligt aan de zuidzijde van het perceel aan de Baakmeerdijk, ongeveer 300 m oostelijk van de bebouwde kom van Bergen (NH). De directe omgeving bestaat uit akkers en weilanden. het meetpunt ligt buiten de invloedssfeer van de HVC.

38 II - 3 Figuur II-2. Geografische ligging van de meetpunten rond HVC. Ook zijn de twee melkveehouderijen aangegeven waar melkmonsters worden genomen ( Melk 1 en Melk 2 ). Meetpunt 5, het referentiepunt staat niet in de figuur, deze ligt op 7,5 km ten noord-noordwesten van HVC bij Bergen. Als indicatoren werden gewassen en producten gebruikt die de geselecteerde componenten relatief snel uit de lucht opnemen en accumuleren (Tabel II-1). Om de analyseresultaten goed te kunnen interpreteren werden de planten opgekweekt in containers met potgrond, en niet in de volle grond. Daardoor is de invloed van lokale verschillen in bodemkwaliteit uitgesloten. Tabel II-1. Overzicht van de gewasindicatoren voor de verschillende componenten en de bemonsteringfrequenties. Indicator Component Bemonsteringfrequentie per jaar Blootstellingsperiode (weken) Aantal locaties Totaal aantal analyses Spinazie Cd, Hg, PAK's Boerenkool Cd, Hg, PAK's Gras Fluoriden Gladiool Fluoriden Koemelk Dioxinen en planaire PCB s Ammoniak (vanaf februari)

39 II - 4 II-2 Cadmium en kwik Uit de groep van zware metalen zijn de componenten cadmium en kwik geselecteerd omdat deze relatief vluchtige componenten vrijkomen bij verbranding van afval en deels via de rookgassen worden afgevoerd. Cadmium wordt, geadsorbeerd aan zwevende deeltjes, via de lucht verspreid. Planten kunnen het door de lucht aangevoerde cadmium via de huidmondjes opnemen. In de plant is het cadmium zeer mobiel en kan door de gehele plant worden getransporteerd. Uiteindelijk kan het in diverse plantendelen zoals wortels, bladranden en zaden worden opgeslagen (Stoop & Rennen, 1991). Het gasvormig kwik kan zich over grote afstanden verspreiden in tegenstelling tot de gebonden fractie die, afhankelijk van de deeltjesgrote, weer in de directe omgeving van de installatie neerslaat. Planten kunnen gasvormig kwik opnemen via de bovengrondse plantendelen (Stoop et al., 1992). In het monitoringprogramma is alleen de opname door de bovengrondse plantendelen bepaald. Opname via de wortels is in het biomonitoringprogramma verwaarloosbaar door het telen van de gewassen in bakken met standaard potgrond. Spinazie werd na een expositieperiode van ± 4 weken geoogst. Per meetpunt werd een mengmonster samengesteld uit al het oogstbare plantmateriaal. Voor boerenkool werd per meetpunt het oudste bladmateriaal van alle planten geoogst na een expositieperiode ± 8 weken. Van de boerenkoolmonsters wordt alleen het bladmateriaal gebruikt voor verdere behandeling, stengels en nerven worden verwijderd. De gewasmonsters werden gedroogd en gemalen en vervolgens verpakt in plastic monsterflesjes voor transport naar het laboratorium. De analyses zijn uitgevoerd door Eurofins, Heerenveen. II-3 Fluoriden Fluoridenverontreiniging kan effecten veroorzaken op met name fluoridengevoelige monocotyle gewassen zoals fresia, tulp en gladiool. Fluoriden accumuleren in de bladeren wat een vermindering van de bol- of knolopbrengst tot gevolg kan hebben. Bij monocotyle gewassen geteeld voor de bloem kan de esthetische waarde van het gewas door een geringe zichtbare beschadiging op de bladeren sterk verminderen. In het monitoringprogramma wordt de specifieke zichtbare bladbeschadiging bij gladiool bepaald. Ook bij dieren kunnen schadelijke effecten optreden (fluorosis: aantasting van beenderen en gebit) door het consumeren van planten waarin fluoriden zijn geaccumuleerd of waarop stofvormig fluoriden is gedeponeerd. De accumulatie van fluoriden in gras is behalve van de belasting via de lucht ook afhankelijk van de groeisnelheid van het gras en de meteorologische omstandigheden. De fluoridengehalten in gras kunnen van dag tot dag verschillen. Toch wordt er om praktische redenen slechts eenmaal per vier weken een monster genomen. Het is een aanvaarde methode om deze als maandgemiddelden te beschouwen. Voor de bepaling van het fluoridengehalte in gras werd eenmaal per vier weken in de directe omgeving van de meetpunten in een raster over een oppervlakte van 9 x 9 m op 16 punten gras iets boven de grond afgeknipt. Het is van belang dat bij de bemonstering geen grond of kunstmestkorrels worden meegenomen, omdat dit de analyseresultaten sterk beïnvloedt. Het verse materiaal werd gedroogd en gemalen waarna het fluoridengehalte werd bepaald. De analyseresultaten worden weergegeven als hoeveelheid fluoriden per gram droge stof (µg g -1 d.s.). De analyses zijn uitgevoerd door het Centraal Laboratorium van Wageningen UR. Specifieke bladbeschadiging aan gladiool werd bepaald aan de hand van de gemiddelde lengte van de bladpuntbeschadiging van minimaal 10 planten ( metingen per meetpunt).

40 II - 5 II-4 Polycyclische aromatische koolwaterstoffen Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) ontstaan bij onvolledige verbranding van organisch materiaal. De verhouding tussen de afzonderlijke verbindingen is sterk afhankelijk van de omstandigheden gedurende het verbrandingsproces. Planten kunnen PAK s uit de lucht opnemen en in zeer beperkte mate transporteren naar andere plantendelen. Verhoogde gehalten in bovengrondse plantendelen zijn dan ook voornamelijk het gevolg van opname via de bladeren. De belangrijkste opnameroutes zijn de actieve opname van gasvormige PAK s via huidmondjes en de passieve diffusie door de cuticula. Plantensoorten met een hoog gehalte aan lipiden, brede, gekrulde bladeren en een voor opname gunstige oppervlaktestructuur (dikke waslaag) nemen PAK s gemakkelijk op. Een voorbeeld van een dergelijk gewas is boerenkool. Deze soort wordt in Duitsland veelvuldig als monitoringplant in routinematig milieuonderzoek naar organische luchtverontreinigingscomponenten toegepast (Rademacher & Rudolph, 1994; VDI, 1999). De relatie tussen atmosferische PAK concentraties en PAK gehalten in gewassen sterk afhankelijk van het seizoen (Franzaring, 1995). In de lucht komen laag moleculaire, niet kankerverwekkende, PAK s vooral voor in de gasfase. Droge gasvormige depositie is dan het belangrijkste verwijderingsproces uit de lucht. Hoog moleculaire PAK s (overwegend kankerverwekkend) zijn vooral gebonden aan stofdeeltjes en aërosolen. Voor deze deeltjes is naast de droge depositie ook de natte depositie van belang. De temperatuur heeft een grote invloed op zowel het gedrag van de componenten (condenseren of overgaan in de gasfase) als op het verdampen vanuit het plantmateriaal van reeds opgenomen PAK s. Deze desorptie bij hogere temperatuur heeft onder andere tot gevolg dat PAK-concentraties in plantenmateriaal in de winterperiode hoger zijn dan in de zomer. Door hetzelfde proces vindt er een zeer geleidelijk accumulatie van PAK s plaats in koude berg- en poolgebieden, het zogenaamde cold-condenser-effect (Wania et al., 1993; Wania, 1999). Ondanks het feit dat PAK s in sterke mate kunnen accumuleren in bovengrondse plantendelen zijn direct zichtbare effecten slechts incidenteel waargenomen met name na blootstelling van planten aan teer- en asfaltdampen (Halbwachs, 1967; Van der Eerden, 1980). In het biomonitoringprogramma zijn uit deze groep van organische verbindingen de uit toxiciteitsoogpunt belangrijkste componenten bepaald. De PAK gehalten werden bepaald in dezelfde gewasmonsters als voor de cadmium en kwik bepaling. De analyses zijn uitgevoerd door Eurofins, Heerenveen. II-5 Dioxinen en dioxine-achtige PCB s Dioxinen is een verzamelnaam voor twee subgroepen van gechloreerde tricyclische aromatische componenten welke overeenkomstige chemische, fysische en biologische eigenschappen bezitten. Het betreft de polychloordibenzo_p_dioxinen (PCDD s) en de polychloor_dibenzofuranen (PCDF s). Het totaal aantal chlooratomen kan variëren van 1 tot 8, waardoor er 75 PCDD congeneren en 135 PCDF congeneren mogelijk zijn. Dioxinen hebben geen technische toepassing en worden derhalve dan ook niet opzettelijk gemaakt (m.u.v. wetenschappelijk onderzoek). Dioxinen kunnen gevormd worden bij allerlei verbrandingsprocessen onder andere vuilverbranding (AVI s), kabelbranderijenen etc. De verblijftijd in de lucht van de afzonderlijke componenten wordt bepaald door de verschijningsvorm. Afhankelijk van stofeigenschappen en de temperatuur komen deze voor in de gasfase of gebonden aan deeltjes. In combinatie met de meteorologische omstandigheden bepaalt dit het depositiegebied (Liem et al., 1993). Dioxinen hebben de eigenschap zich op te hopen in lichaamsvet. Vee dat vervuild (kracht)voer opneemt, accumuleert op deze wijze dioxinen in het vetweefsel en in de melk (melkvet). De toxiciteit wordt bepaald door middel van Toxiciteit Equivalenten2 (Van den Berg et al., 2006). 2 De toxiciteit van de 17 belangrijkste dioxinen wordt uitgedrukt in zgn. Toxiciteit Equivalenten (TEQ) ten opzichte van de meest toxische verbinding 2,3,7,8 tetrachloordibenzodioxine (2,3,7,8-TCDD). Dit betekent dat de componenten afzonderlijk worden gewogen op basis van hun toxiciteit ten opzichte van 2,3,7,8-TCDD. Deze wegingsfactoren worden uitgedrukt in zogenaamde Toxiciteits-Equivalentie-Factoren (TEF). De werkelijk gemeten gehalten van de 17 afzonderlijke componenten worden vermenigvuldigd met de bijbehorende TEF-factor en tenslotte gesommeerd (Van den Berg, et al., 2006).

41 II - 6 Naast de PCDD/F s zijn er ook een aantal dioxineachtige chloorbifenylen (PCB s) die in de toekomst meegenomen dienen te worden bij de beoordeling of een product geschikt is voor menselijke consumptie of als veevoeder mag worden gebruikt. Onder dioxine-achtige PCB s worden twee groepen chloorbifenylen verstaan. De eerste groep zijn die chloorbifenylen waarvan het waterstofatoom op één ortho positie vervangen is door een chlooratoom. Dit zijn de zogenaamde Mono-Ortho gesubstitueerde chloorbifenylen (MO-CB s). De tweede groep zijn die planaire chloorbifenylen waarvan geen van de waterstofatomen op de ortho positie vervangen is door een chlooratoom. Dit zijn de zogenaamde Non-Ortho gesubstitueerde chloorbifenylen (planaire PCB s). Bij de analyses van de melk worden de mono- en non-ortho gesubstitueerde chloorbifenylen en enkele indicator PCB s simultaan met de dioxinen bepaald. De toxiciteit wordt op dezelfde wijze bepaald als voor dioxinen: door middel van Toxiciteit Equivalenten. Bij de bepaling van het totaal gehalte worden de indicator PCB s buiten beschouwing gelaten. Sinds het aantonen van verhoogde dioxinegehalten in melk uit het Lickebaertgebied in 1989 is er tot op de dag van vandaag nog steeds grote maatschappelijke belangstelling voor de relatie tussen dioxinen en afvalverbrandingsinstallaties. Om hieraan tegemoet te komen worden de uit toxiciteitsoogpunt belangrijkste dioxine en PCB componenten bepaald in koemelk afkomstig uit het verwachte maximum depositiegebied van de installatie. Op twee melkveehouderijen wordt tweemaal per jaar een melkmonster genomen van vee dat hoofdzakelijk in dat gebied heeft gegraasd of daaruit voer heeft gekregen. Uit de tank met melk van meerdere dagen wordt een monster van één liter genomen en koel bewaard tijdens transport naar het laboratorium. De analyses zijn uitgevoerd door het RIKILT, onderdeel van Wageningen UR. II-6 Ammoniak Ammoniak (NH 3 ) kan schade toebrengen aan natuurlijke vegetaties en draagt bij aan de verzuring en vermesting van natuurgebieden. De meest gevoelige plantensoorten uit voedselarme vegetaties worden in vrijwel geheel Nederland al bedreigd door de achtergrondconcentraties (Van der Eerden et al., 1998). De omgeving van ammoniakbronnen (stallen) bestaat echter meestal niet uit natuur maar wordt omringd door agrarisch gebied. Het effect dat NH 3 kan hebben op planten is van een aantal stappen afhankelijk: de opname, de assimilatie ofwel omzetting van NH 3 en de eventuele gevolgen voor het metabolisme van de plant als gevolg van deze omzetting (Uit: Fangmeier et al., 1994). Ammoniak komt hoofdzakelijk in het blad via de huidmondjes. Het opnameproces wordt gestuurd door het verschil tussen de ammoniakconcentratie in de plant en in de buitenlucht. Of NH 3 schadelijk is voor een plant is voornamelijk afhankelijk van de omzettingscapaciteit van de plant. Als de omzettingscapaciteit onvoldoende is om de opgenomen NH 3 om te zetten kunnen (zichtbare) effecten optreden. In een plant wordt het opgenomen NH 3 omgezet in organische stikstofhoudende componenten zoals proteïnen en aminozuren. Een geringe bijdrage aan de stikstofvoorziening van de plant heeft over het algemeen een positief effect op de groei en leidt bij agrarische gewassen zelden tot negatieve effecten. Bij natuurlijke vegetaties kan een verandering in de soortensamenstelling optreden. De NH 3 -concentratiemetingen in de lucht zijn met behulp van zogenaamde diffusiebuisjes (Figuur II-3) in duplo uitgevoerd. Op elk meetpunt werden twee buisjes gedurende vier weken aan de buitenlucht blootgesteld. Uit het analyseresultaat kan de maandgemiddelde ammoniakconcentratie worden berekend. Levering van de buisjes en de bepaling van het ammoniumgehalte werd uitgevoerd door Gradko Environmental, Hampshire, UK.

42 II - 7 Figuur II-3. Close-up van een ammoniak-diffusiebuisje.

Biomonitoringprogramma rond de REC Harlingen

Biomonitoringprogramma rond de REC Harlingen Biomonitoringprogramma rond de REC Harlingen Inleiding LTO Noord heeft een overeenkomst gesloten met Omrin, de exploitant van de Reststoffen Energie Centrale (REC) aan de Industriehaven in Harlingen, om

Nadere informatie

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen. Januari tot en met december C.J. van Dijk & W.

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen. Januari tot en met december C.J. van Dijk & W. Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Januari tot en met december 2018 C.J. van Dijk & W. de Visser Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC)

Nadere informatie

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Januari tot en met december 2014 C.J. van Dijk & A.J. van Alfen Rapport 613 Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale

Nadere informatie

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Januari tot en met december 2013 C.J. van Dijk & A.J. van Alfen Rapport 561 Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale

Nadere informatie

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Correspondentie adres voor dit rapport: De missie van Wageningen U niversity & Research is To ex plore the potential of Postbus 16 nature to improve the q uality of life. B innen Wageningen U niversity

Nadere informatie

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Januari tot en met december 2012 C.J. van Dijk & A.J. van Alfen Rapport 512 Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale

Nadere informatie

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Correspondentie adres voor dit rapport: Bij Wageningen UR proberen plantonderz oekers de eigensch appen van planten Postbus 16 te benutten om problemen op h et gebied van voedsel, grondstoffen en energie

Nadere informatie

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen

Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale (REC) Harlingen Januari tot en met december 2011 C.J. van Dijk & A.J. van Alfen Rapport 450 Biomonitoringprogramma rond de Reststoffen EnergieCentrale

Nadere informatie

Biomonitoring: Meten van luchtkwaliteit

Biomonitoring: Meten van luchtkwaliteit Biomonitoring: Meten van luchtkwaliteit White paper Chris van Dijk Biomonitoring: zekerheid over luchtkwaliteit Industrieën die stoffen in de lucht uitstoten moeten voldoen aan door de overheid vastgestelde

Nadere informatie

RESULTATEN DIOXINE-ANALYSES HARLINGEN, februari 2016

RESULTATEN DIOXINE-ANALYSES HARLINGEN, februari 2016 RESULTATEN DIOXINE-ANALYSES HARLINGEN, februari 2016 Bijlage(n) 1 Contactpersoon Mark van Bruggen A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683

Nadere informatie

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

- 1 - april mei juni juli augustus september maand - 1 - ER Smog in zomer In dit bulletin wordt een overzicht gegeven van de smogsituatie in de periode april tot en met september voor de stoffen O 3, PM, SO 2, en NO 2. In de zomerperiode van zijn er 7

Nadere informatie

Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015.

Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015. Provincie Noord-Brabant Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015. Rapport no. 4257342, 8 maart 2016 Projectverantwoordelijke: J. van Loon Provincie Noord-Brabant Cluster

Nadere informatie

Op grond van artikel 28 uit het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269) bieden wij U hierbij aan de provinciale rapportage Luchtkwaliteit 2003.

Op grond van artikel 28 uit het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269) bieden wij U hierbij aan de provinciale rapportage Luchtkwaliteit 2003. Bezoekadres Houtplein 33 Het Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer T.a.v. de Staatssecretaris P.L.B.A. van Geel Postbus 20951 2500 EX DEN HAAG Haarlem Postadres Postbus 3007

Nadere informatie

Samenvatting eindrapport Ammoniakmetingen in Noord-Brabant

Samenvatting eindrapport Ammoniakmetingen in Noord-Brabant Samenvatting eindrapport Ammoniakmetingen in Noord-Brabant 2007-2013 ECN-O--14-044 augustus 2014 Auteur: Bleeker, A. ECN Environment & Energy Engineering Postbus 1 1755 ZG Petten T: +31 88 515 4130 a.bleeker@ecn.nl

Nadere informatie

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016 Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam Jaarrapportage 2016 Colofon Raad van Accreditatie De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005

Nadere informatie

Voedselveiligheid bij luchthavens

Voedselveiligheid bij luchthavens Voedselveiligheid bij luchthavens Rapportage van gewasmetingen spinazie en boerenkool bij de luchthavens van Lelystad en Bremen Opdrachtgever Provincie Flevoland Kenmerk R062088ad.00002.djs Versie 04_001

Nadere informatie

afvalverbrandingsinstallatie ab-dlo Januari t/m december 1995 C.J. van Dijk, AJ. van Alfen, L.J.M, van der Eerden & M.T. de Kok

afvalverbrandingsinstallatie ab-dlo Januari t/m december 1995 C.J. van Dijk, AJ. van Alfen, L.J.M, van der Eerden & M.T. de Kok Biomonitoringprogramma rondom afvalverbrandingsinstallatie Alkmaar Januari t/m december 995 C.J. van Dijk, AJ. van Alfen, L.J.M, van der Eerden & M.T. de Kok ab-dlo Rapport 62, april 996 Het DLO-Instituut

Nadere informatie

Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam).

Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam). kenmerk: 653847/687260 Memo Aan Kopie aan Datum Van Telefoon E-mail Onderwerp: College van GS 4 juni 2015 Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam). In deze

Nadere informatie

Smog in zomer van 5

Smog in zomer van 5 Smog in zomer In dit bulletin wordt een overzicht gegeven van de smogsituatie in de periode april tot en met september. Voor ozon zijn er in deze periode 6 smogdagen geweest. De dagen vielen voornamelijk

Nadere informatie

Luchtkwaliteit langs de N208 bij Hillegom

Luchtkwaliteit langs de N208 bij Hillegom CE CE Oplossingen voor Oplossingen milieu, economie voor milieu, en technologie economie en technologie Oude Delft 180 Oude Delft 180 2611 HH Delft 2611 HH Delft tel: tel: 015 015 2 150 2 150 150 150 fax:

Nadere informatie

Vuurwerk tijdens de jaarwisseling van 2012/2013

Vuurwerk tijdens de jaarwisseling van 2012/2013 Vuurwerk tijdens de jaarwisseling van 2012/2013 Samenvatting De luchtverontreiniging door vuurwerk is op 1 januari 2013 beperkt gebleven. Alleen in het eerste uur na de jaarwisseling zijn hoge concentraties

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B ONDERWERP Luchtkwaliteitsonderzoek REC Harlingen storing 6 oktober 2018 DATUM 2 november 2018 PROJECTNUMMER C05055.000169 ONZE REFERENTIE 083701871 B VAN ing. A. (Abdu) Boukich AAN Omrin 1. Inleiding Op

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A ONDERWERP Luchtkwaliteitsonderzoek REC Harlingen storing 12 november 2018 DATUM 20 november 2018 PROJECTNUMMER C05055.000169 ONZE REFERENTIE 083725337 A VAN ing. A. (Abdu) Boukich AAN Omrin Inleiding Op

Nadere informatie

RIVM-onderzoek naar Thermphos

RIVM-onderzoek naar Thermphos RIVM-onderzoek naar Thermphos Oriëntatie op de luchtkwaliteit in de omgeving 12 november 2010 1 Inleiding Aanleiding / opdracht Wat heeft RIVM onderzocht Wat heeft RIVM niet onderzocht? Wat betekenen de

Nadere informatie

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009 Gemeente Ridderkerk Rapportage Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Monitoring 3 1.2 Berekenen versus meten 3 1.3 NO 2 en PM 10 3 1.4 Tot slot 3 2 Berekende

Nadere informatie

Toelichting berekening ISL3a t.a.v. luchtkwaliteit

Toelichting berekening ISL3a t.a.v. luchtkwaliteit Toelichting berekening ISL3a t.a.v. luchtkwaliteit d.d. 22 december 2015 Initiatiefnemer Maatschap H. en E. Brink Halerweg 1 9433 TE ZWIGGELTE In lucht zitten, hoe schoon ook, altijd kleine, vaste en vloeibare

Nadere informatie

2018D Lijst van vragen

2018D Lijst van vragen 2018D01559 Lijst van vragen De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de PAS Monitoringsrapportage

Nadere informatie

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010 Gemeente Ridderkerk Rapportage Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Monitoring 3 1.2 Berekenen versus meten 3 1.3 NO 2 en PM 10 3 1.4 Tot slot 3 2 Berekende

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Directoraat-generaal Agro en Directie en Biodiversiteit Bezoekadres Bezuidenhoutseweg

Nadere informatie

Rapportage Brand afvalberg Twence in Hengelo, 1 juli 2018

Rapportage Brand afvalberg Twence in Hengelo, 1 juli 2018 Bestemd voor: De AGS van de Veiligheidsregio Twente De heer A. Ekkel 13 juli 2018 A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11

Nadere informatie

Sensormetingen luchtkwaliteit in Schiedam (juli -december2017)

Sensormetingen luchtkwaliteit in Schiedam (juli -december2017) Sensormetingen luchtkwaliteit in Schiedam (juli -december2017) analyse Henri de Ruiter, Ernie Weijers Februari 2018 Sinds juli 2017 meten burgers met behulp van goedkope sensoren de luchtkwaliteit in Schiedam.

Nadere informatie

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 MEMO Aan/To: Van/From: Datum/Date: RAI Vereniging Chris van Dijk 18 september Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 Ieder jaar publiceert het RIVM een jaaroverzicht van de meetresultaten

Nadere informatie

Verontreiniging door wegverkeer. Peter Hofschreuder

Verontreiniging door wegverkeer. Peter Hofschreuder Verontreiniging door wegverkeer Peter Hofschreuder Hebben we problemen,en met de luchtkwaliteit in Nederland? Verkorting van de levensduur door blootstelling aan fijn stof Verandering van de bekorting

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Zeist

Luchtkwaliteit in Zeist Luchtkwaliteit in Zeist Inleiding In een eerder artikel is gesproken over Samen het milieu in Zeist verbeteren en de vier pijlers onder het uitvoeringsplan, zie het artikel op deze website van 7 juni en

Nadere informatie

Onderzoek naar de gebruikswaarde van door bollenmijten beschadigde gladiolenknollen in de bloementeelt

Onderzoek naar de gebruikswaarde van door bollenmijten beschadigde gladiolenknollen in de bloementeelt Onderzoek naar de gebruikswaarde van door bollenmijten beschadigde gladiolenknollen in de bloementeelt Voortgezet diagnostisch onderzoek in 2006 Peter Vink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen

Nadere informatie

Dioxine emissie oktober verspreidingsberekeningen. D. Spoelstra F. Duijm

Dioxine emissie oktober verspreidingsberekeningen. D. Spoelstra F. Duijm NOTITIE Onderwerp REC Harlingen Project Dioxine emissie oktober 2015 - verspreidingsberekeningen Opdrachtgever FUMO Projectcode LW217-12 Status Definitief Datum 22 februari 2016 Referentie LW217-12/16-003.173

Nadere informatie

Meetnet luchtkwaliteit Rijnmond: Wat heb je er aan en wat kost het?

Meetnet luchtkwaliteit Rijnmond: Wat heb je er aan en wat kost het? Meetnet luchtkwaliteit Rijnmond: Wat heb je er aan en wat kost het? 4 maart 2009 Peter van Breugel 2 Inhoud Waarom een meetnet in R'dam Hoe is het opgezet Wat wordt er gemeten en wat zijn de ervaringen

Nadere informatie

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving. Stuurgroep Genk-Zuid 21 januari 2016

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving. Stuurgroep Genk-Zuid 21 januari 2016 Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving. Stuurgroep Genk-Zuid 21 januari 2016 1 MEETPLAATSEN De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen. Tabel 1 geeft

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Overzicht presentatie Luchtkwaliteit getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van stikstofdioxide en fijn stof De nieuwste

Nadere informatie

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4 Rapport Luchtkwaliteit 2012 Doetinchem Oktober 2013 INHOUD 1. Inleiding... 4 2. Algemeen... 5 2.1 Wet luchtkwaliteit... 5 2.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit... 5 2.3 Bronnen van luchtverontreiniging...

Nadere informatie

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1 Provinciale weg N231 Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit Afdeling Openbare Werken/VROM drs. M.P. Woerden ir. H.M. van de Wiel Januari 2006 Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en

Nadere informatie

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma

Nadere informatie

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven   KvK Utrecht T A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 info@rivm.nl Uw kenmerk Gevoeligheid van de gesommeerde depositiebijdrage onder 0,05

Nadere informatie

afvalverbrandingsinstallatie ab-dlo Januarit/m december 1994 C.J. van Dijk, A.J. van Alfen, L.J.M, van der Eerden & M.T. de Kok

afvalverbrandingsinstallatie ab-dlo Januarit/m december 1994 C.J. van Dijk, A.J. van Alfen, L.J.M, van der Eerden & M.T. de Kok Biomonitoringprogramma rondom afvalverbrandingsinstallatie Alkmaar Januarit/m december 994 C.J. van Dijk, A.J. van Alfen, L.J.M, van der Eerden & M.T. de Kok abdlo Rapport 33, Wageningen februari 995 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Gewasgezondheid in relatie tot substraatsamenstelling (Input-output Fase IV)

Gewasgezondheid in relatie tot substraatsamenstelling (Input-output Fase IV) Gewasgezondheid in relatie tot substraatsamenstelling (Input-output Fase IV) Effect twee vulgewichten op opbrengst en kwaliteit Johan Baars, Anton Sonnenberg & Pieter de Visser & Chris Blok Dit project

Nadere informatie

Oorspronkelijk werd bij de analyse de deeltjesconcentratie van 8 verschillende componenten bepaald :

Oorspronkelijk werd bij de analyse de deeltjesconcentratie van 8 verschillende componenten bepaald : 4.5 POLYAROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN (P.A.K.) In de loop van het jaar 1997 werd een procedure op punt gesteld voor de bepaling van het gehalte aan polyaromatische koolwaterstoffen in de lucht. Tussen eind

Nadere informatie

Bepalen van de luchtkwaliteit

Bepalen van de luchtkwaliteit Bepalen van de luchtkwaliteit Luchtkwaliteit in het kort De kwaliteit van de lucht waarin we leven is van invloed op de volksgezondheid. Zo kan een slechte luchtkwaliteit leiden tot onder andere luchtwegklachten

Nadere informatie

Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. parkeren Spoorzone

Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. parkeren Spoorzone Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer parkeren Spoorzone te Winterswijk Versie 2 december 2008 opdrachtnummer 08-159lucht datum 2 december 2008 opdrachtgever Gemeente Winterswijk Postbus 101 7100 AC Winterswijk

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Menen. 24 mei 2016

Luchtkwaliteit in Menen. 24 mei 2016 Luchtkwaliteit in Menen 24 mei 2016 Overzicht Deel I: dioxines en PCB s 1. Wat zijn dioxines en PCB s? 2. Wetgeving 3. Meetstrategie VMM 4. Nieuwe meetresultaten 5. Trend 6. Resultaten nabij andere schrootbedrijven

Nadere informatie

Eerste uitkomsten onderzoek luchtkwaliteit langs Nijenoord Allee Wageningen

Eerste uitkomsten onderzoek luchtkwaliteit langs Nijenoord Allee Wageningen Notitienummer Datum 3 juni 206 Onderwerp Eerste uitkomsten onderzoek luchtkwaliteit langs Nijenoord Allee Wageningen. Inleiding Buro Blauw voert in opdracht van de gemeente Wageningen luchtkwaliteitsmetingen

Nadere informatie

Rekenen Groep 7-2e helft schooljaar.

Rekenen Groep 7-2e helft schooljaar. Sweelinck & De Boer B.V., Den Haag 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm

Nadere informatie

Datarapport Ammoniakmetingen

Datarapport Ammoniakmetingen Datarapport Ammoniakmetingen 2007-2014 Albert Bleeker Arnoud Frumau Arjan Hensen Mei 2015 ECN-E--15-019 Verantwoording Dit rapport is het resultaat van de ECN-projecten 7.0172 en 6.00797 en is uitgevoerd

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017 Luchtkwaliteit in Menen 9 februari 2017 Meetnet in Menen Meetpost dioxines/pcb Meetpost fijn stof 2 Overzicht Deel I: dioxines en PCB s 1. Wat zijn dioxines en PCB s? 2. Wetgeving 3. Meetstrategie VMM

Nadere informatie

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 26 april J. van Rooij

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 26 april J. van Rooij Notitie 20120520-03 Ontwikkeling hotelzone Maastricht Aachen Airport Beoordeling luchtkwaliteitsaspecten Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 26 april 2012 20120520-03 J. van Rooij 1 Inleiding

Nadere informatie

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Overzicht presentatie Waarom luchtmetingen in Vlaanderen? Evolutie van de laatste decennia Toetsen van de luchtkwaliteit aan de heersende

Nadere informatie

Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting. Overzicht gegevens

Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting. Overzicht gegevens Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting Overzicht gegevens Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Doel 3 2 Algemeen 4 2.1 Gebruikte gegevens 4 2.2 Welke stoffen zijn betrokken? 4 2.3 Normen

Nadere informatie

Onderzoek Luchtkwaliteit

Onderzoek Luchtkwaliteit Onderzoek Luchtkwaliteit Deze bijlage bevat het luchtkwaliteitsonderzoek en is de verantwoording voor de toelichting (paragraaf 5.10). In de eerste paragraaf van deze bijlage zijn het geldende beleid en

Nadere informatie

Notitie. Aanvullend onderzoek luchtkwaliteit Bestemmingsplan Water. 1 Achtergrond aanvullend onderzoek. 2 Aanpak en uitgangspunten

Notitie. Aanvullend onderzoek luchtkwaliteit Bestemmingsplan Water. 1 Achtergrond aanvullend onderzoek. 2 Aanpak en uitgangspunten Notitie Contactpersoon ir. Liesbeth Maltha-Nix Datum 6 oktober 2011 Kenmerk N001-4811200ENI-srb-V02-NL Aanvullend onderzoek luchtkwaliteit Bestemmingsplan Water Het nieuwe Bestemmingsplan Water voorziet

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten Joost Wesseling Inhoud: Doorsneden door de luchtkwaliteit Concentraties: de laatste decennia; EU normen; Nederland in de EU. Luchtkwaliteit en gezondheid.

Nadere informatie

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur Kengetallen E-5 MPR-Kwaliteit Inleiding Via Melkproductieregistratie (MPR) worden gegevens over de melk-, vet en eiwitproductie van de veestapel verzameld. Deze gegevens zijn de basis van managementinformatie

Nadere informatie

Temperatuur oppervlaktewater,

Temperatuur oppervlaktewater, Indicator 13 december 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De gemiddelde watertemperatuur

Nadere informatie

Luchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch

Luchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch Luchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch Luchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch 19 april 2011 Projectnummer 264.14.50.00.00 Overzichtskaart Gemeente Utrechtse Heuvelrug, bron: Topografische Dienst I n h o

Nadere informatie

BEMESTINGSPROEVEN NETWERK MICROVERGISTERS. Albert-Jan Bos Dinsdag 22 november 2016

BEMESTINGSPROEVEN NETWERK MICROVERGISTERS. Albert-Jan Bos Dinsdag 22 november 2016 BEMESTINGSPROEVEN NETWERK MICROVERGISTERS Albert-Jan Bos Dinsdag 22 november 2016 BEMESTINGSPROEVEN NETWERK MICROVERGISTERS Opbrengstproeven De Marke en Den Eelder 2015 en 2016 Meting NH 3 emissie De Marke

Nadere informatie

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Vervolgonderzoek in 2005 P.J. van Leeuwen, A.Th.J. Koster en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen maart 2006 PPO

Nadere informatie

Notitie. : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 : M. Zieltjens Onze referentie : 9S6248.01/N0003/902610/Nijm

Notitie. : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 : M. Zieltjens Onze referentie : 9S6248.01/N0003/902610/Nijm Notitie Aan : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam Van : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 Kopie : M. Zieltjens Onze referentie : 9S6248.01/N0003/902610/Nijm Betreft : Luchtkwaliteitsonderzoek Tiendhove

Nadere informatie

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit 73 Bijlage L Indicatieve bepaling effect alternatieven N 377 op luchtkwaliteit Inleiding De provincie Overijssel is voornemens de N 377 Lichtmis Slagharen (verder

Nadere informatie

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!??

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!?? Luchtkwaliteit Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!?? Deel 1: Wat is luchtverontreiniging? Emissie, Verspreiding,Blootstelling 1952 2009 3 4 5 Van de bronnen van luchtvervuiling in Nederland

Nadere informatie

Speech bewonersbijeenkomst IJmond

Speech bewonersbijeenkomst IJmond Speech bewonersbijeenkomst IJmond Welkom Welkom. Luchtkwaliteit is al jaren een belangrijk thema in de IJmond. De provincie is dan ook al jaren bezig met dit onderwerp. Zoals wethouder Baerveldt al heeft

Nadere informatie

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen,

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen, Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen, 1998-2008 Indicator 17 december 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Inleiding De gemeenteraad van Alblasserdam heeft op 21 januari 2013 een motie aangenomen die luidt:

Inleiding De gemeenteraad van Alblasserdam heeft op 21 januari 2013 een motie aangenomen die luidt: Notitie Aan Ester Kardienaal (gemeente Alblasserdam) Kopie aan Datum Documentnummer Project Auteur 18 maart 2013 21539712 13-058 ir. J.W.T. Voerman en ir. P.B. van Breugel Onderwerp Fijnstofmetingen in

Nadere informatie

Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek. Robert Dees, Joop van Doorn

Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek. Robert Dees, Joop van Doorn Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek Robert Dees, Joop van Doorn Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Bloembollen, boomkwekerij & Fruit PT nr. 14592, PPO nr. 32

Nadere informatie

Concentraties zware metalen in lucht, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Concentraties zware metalen in lucht, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving ( Indicator 4 november 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De jaargemiddelde concentraties

Nadere informatie

Invloed aswolk van de vulkaanuitbarsting in IJsland op de concentraties van sulfaat, fluoride en (zware) metalen in regenwater

Invloed aswolk van de vulkaanuitbarsting in IJsland op de concentraties van sulfaat, fluoride en (zware) metalen in regenwater Invloed aswolk van de vulkaanuitbarsting in IJsland op de concentraties van sulfaat, fluoride en (zware) metalen in regenwater Eric van der Swaluw & Hans Verboom, Centrum voor Milieu Monitoring (CMM),

Nadere informatie

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer NO, NO2 en NOx in de buitenlucht Michiel Roemer Inhoudsopgave Wat zijn NO, NO2 en NOx? Waar komt het vandaan? Welke bronnen dragen bij? Wat zijn de concentraties in de buitenlucht? Maatregelen Wat is NO2?

Nadere informatie

De richtlijn 80/779/EG bepaalde als grenswaarde voor de dagwaarden:

De richtlijn 80/779/EG bepaalde als grenswaarde voor de dagwaarden: 4.9 ZWARTE ROOK (BSM) De meetposten voor Zwarte Rook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevinden zich in de Kroonlaan te Elsene (2FR002), te Ukkel (2FR012) en in het metrostation St.-Katelijne (2FB004).

Nadere informatie

Rekenen Groep 4-1e helft schooljaar.

Rekenen Groep 4-1e helft schooljaar. Sweelinck & De Boer B.V., Den Haag 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond

Samenvatting. Achtergrond Samenvatting Achtergrond Blootstelling aan asbest kan in diverse organen kanker veroorzaken. Het meest voorkomende gevolg is longvlies- en buikvlieskanker (mesothelioom) en longkanker. Omdat beide typen

Nadere informatie

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit Ministerie van Economische Zaken

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit Ministerie van Economische Zaken verricht. Hoogachtend, Dr. Ir. H. Paul Inspecteur-Generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit Ministerie van Economische Zaken > Retouradres Postbus 43006 3540 AA Utrecht Directie Staf Minister van

Nadere informatie

Geachte tweede kamerleden van de vaste Kamercommissie van landbouw.

Geachte tweede kamerleden van de vaste Kamercommissie van landbouw. Emissie arm bemesten is wetenschappelijk boerenbedrog. Geachte tweede kamerleden van de vaste Kamercommissie van landbouw. Enige tijd geleden heb ik u geïnformeerd dat het wetenschappelijk rapport : Emissiearm

Nadere informatie

Rapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3

Rapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3 Rapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3 Gemeente Almere Dienst Stedelijke Ontwikkeling Team Ruimte&Wonen A. Sjauw Telefoon (036) 5484057 Fax (036) 5399920 Stadhuisplein 1 Postbus 200 1300 AE Almere Telefoon

Nadere informatie

Reductie van ammoniak- en methaanemissie via het voerspoor

Reductie van ammoniak- en methaanemissie via het voerspoor Reductie van ammoniak- en methaanemissie via het voerspoor Onderzoek naar de wisselwerking tussen de excretie van Totaal Ammoniakaal Stikstof (TAN) en de emissie van enterisch methaan Mei 2017 Rapportnummer

Nadere informatie

Sanitair Schelpdier Onderzoek 2015

Sanitair Schelpdier Onderzoek 2015 Sanitair Schelpdier Onderzoek 2015 Resultaten De Nederlandse productiegebieden voor levende tweekleppige weekdieren worden onderzocht op de aanwezigheid van E.coli (microbiologie), potentieel toxineproducerende

Nadere informatie

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown Voortgezet diagnostisch onderzoek 2012 Peter Vink, Peter Vreeburg en Paul van Leeuwen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen

Nadere informatie

Antwoord: Ja, onder bepaalde weersomstandigheden zal de pluim zichtbaar zijn als gevolg van waterdamp in de rook.

Antwoord: Ja, onder bepaalde weersomstandigheden zal de pluim zichtbaar zijn als gevolg van waterdamp in de rook. Veelgestelde vragen en antwoorden: Op de site van Omrin worden de daggemiddelde emissiegegevens van de gemeten componenten in de schoorsteen van de Reststoffen Energie Centrale (REC) weergegeven. Naar

Nadere informatie

Toestand van het watersysteem januari 2019

Toestand van het watersysteem januari 2019 Toestand van het watersysteem januari 2019 Vlaanderen is milieu Documentbeschrijving Titel Toestand van het watersysteem - januari 2019 Samenstellers VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer Dienst Hoogwaterbeheer,

Nadere informatie

Bijlage 4 - Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 4 - Onderzoek luchtkwaliteit Bijlage 4 - Onderzoek luchtkwaliteit 1 Aanleiding In verband met het in procedure brengen van het bestemmingsplan Buitengebied, dient in het kader van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, te worden gekeken

Nadere informatie

Afbeelding 1.1. Situering emplacement Rouaanstraat 2. TOETSINGSKADER

Afbeelding 1.1. Situering emplacement Rouaanstraat 2. TOETSINGSKADER Afbeelding 1.1. Situering emplacement Rouaanstraat 2. TOETSINGSKADER In de Wet milieubeheer titel 5.2 ( Wet luchtkwaliteit ) zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen voor luchtverontreinigende stoffen in de

Nadere informatie

Werkt kwaliteitsbaggeren ook voor de chemische toestand van de KRW? Wat is de chemische toestand?

Werkt kwaliteitsbaggeren ook voor de chemische toestand van de KRW? Wat is de chemische toestand? Werkt kwaliteitsbaggeren ook voor de chemische toestand van de KRW? Dr. Jaap Postma Wat is de chemische toestand? Er zijn meerdere beschermingsdoelen voor oppervlaktewater i) Normen voor microverontreinigingen

Nadere informatie

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ]

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ] 4.10 AMMONIA (NH 3 ) Gasvormig ammonia behoort niet tot de 13 prioritaire stoffen, vermeld in annex I van de EGrichtlijn 96/62/EG. De NH 3 -uitstoot in de atmosfeer levert nochtans een niet te verwaarlozen

Nadere informatie

Lid Gedeputeerde Staten

Lid Gedeputeerde Staten Lid Gedeputeerde Staten R.A. Janssen 070 441 70 86 ra.janssen@pzh.nl F. Vermeulen T 070-441 70 49 f.vermeulen@pzh.nl Provinciale Staten Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441

Nadere informatie

Huisvuilcentrale Noord-Holland. ab-dlo. Januari t/m december C.J. vandijk,a.j. van Alfen, L.J.M, vander Eerden & M.T.deKok

Huisvuilcentrale Noord-Holland. ab-dlo. Januari t/m december C.J. vandijk,a.j. van Alfen, L.J.M, vander Eerden & M.T.deKok Biomonitoringprogramma rondom Huisvuilcentrale Noord-Holland Januari t/m december 1996 C.J. vandijk,a.j. van Alfen, L.J.M, vander Eerden & M.T.deKok ab-dlo Rapport 78, Wageningen,maart1997 Het DLO-Instituut

Nadere informatie

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen,

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen, Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen, 1998-2010 Indicator 15 februari 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi.

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi. Lotos-Euros v1.7: validatierapport voor 10 en bias-correctie Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi.nl Conclusies Bias-correctie:

Nadere informatie

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster Precisieplant tulp Basis voor precisielandbouw A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij

Nadere informatie

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC),

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC), Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC), 1990-2009 Indicator 26 mei 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Innamestops waterwinbedrijven,

Innamestops waterwinbedrijven, Indicator 4 december 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De kwaliteit van het door waterwinbedrijven

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Onderzoek van 2003 t/m 2006 P.J. van Leeuwen, P. Vink en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bollen november 2006 PPO nr.

Nadere informatie

Beoordeling luchtkwaliteit Wilhelminalaan e.o.

Beoordeling luchtkwaliteit Wilhelminalaan e.o. www.utrecht.nl Milieu en Mobiliteit Expertise Milieu 030-286 00 00 Beoordeling luchtkwaliteit Wilhelminalaan e.o. Resultaten van een nul-onderzoek rapport van de afdeling Expertise Milieu 11 februari 2016

Nadere informatie

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) Uw kenmerk : - Bijlagen : - Geachte minister, In het overleg op 27 september met de leiding van de Gezondheidsraad bracht u

Nadere informatie

Meetresultaten MOD brand Moerdijk voor gebied van 10 tot 60 km en verder Benedenwinds met uitzondering van het bedrijventerrein

Meetresultaten MOD brand Moerdijk voor gebied van 10 tot 60 km en verder Benedenwinds met uitzondering van het bedrijventerrein Meetresultaten MOD brand Moerdijk voor gebied van 10 tot 60 km en verder Benedenwinds met uitzondering van het bedrijventerrein Rapport 609022076/2011 M. Mennen E. Schols M.H. Broekman E.M. van Putten

Nadere informatie