omgevingsdienst HAAGLANDEN

Transcriptie

1 Buro Bron t.a.v. de heer A. Dotinga Postbus AC NIJMEGEN omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein AW Den Haag Postadres Postbus GB Den Haag T (070) E vergunningen@odh.nl I Datum 1 1 AOS. 7ni7 Uw Brief 12 Oktober februari 2017 Ons Kenmerk ODH Afdeling Toetsing & Vergunningverlening Milieu Contactpersoon C.C.L van der Pijl Bijlage(n) Uw kenmerk OLO Zaaknummer Team T&V Bodem, Grondwater & Ontgronding Telefoonnummer Betreft Watenwet: Buiten behandeling laten aanvraag om vergunning open bodemenergiesysteem Greentower, Kanaalpark 145 te Leiden Charles.van.der.I Dodh.nl Geachte heer Dotinga, Op 16 februari 2017 hebben wij uw aanvraag van 12 oktober 2016 voor een vergunning als bedoeld in artikel 6.4 van de Waterwet, alsnog in behandeling genomen. De aanvraag heeft betrekking op het installeren en in werking hebben van een open bodemenergiesysteem voor de klimaatbeheersing van het gebouw 'Greentower' aan het Kanaalpark 145 te Leiden. Over de voortgang van de procedure berichten wij u het volgende. Aanvullende gegevens Wij hebben de aanvraag getoetst aan de artikelen 6.18, 6.19, 6.20, 6.27, 6.28 en 6.29 van de Waterregeling. De conclusie was dat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. Op 2 mei 2017 hebben wij u schriftelijk (ons kenmerk ODH ) verzocht om binnen zes weken na dagtekening van de brief, dus voor ISjuni 2017, aanvullende gegevens te verstrekken. Voorts hebben wij aangegeven dat, indien de ontbrekende gegevens niet of niet volledig binnen de door ons gestelde termijn zouden worden verstrekt, wij zouden overwegen uw aanvraag niet verder in behandeling te nemen. Op 30 mei 2017 hebben wij van Vaanster Energie per bericht een verzoek om uitstel van het aanleveren van aanvullende gegevens ontvangen. Vaanster Energie heeft ons verzocht om zes weken uitstel te geven voor het aanleveren van de gevraagde gegevens. Op 12 juni 2017 hebben wij u schriftelijk (ons kenmerk ODH ) aangegeven dat wij kunnen instemmen met het verzochte uitstel. De aanvullende gegevens dienden derhalve te worden verstrekt voor 25 juli Op 30 mei 2017 hebben wij via het Omgevingsloket Online (OLO) de volgende aanvullende gegevens ontvangen; Effectenstudie Zaimhaventoren Rotterdam, 29 mei 2017, Buro Bron, referentie 16BB104 (vanaf hier: aangepaste effectenstudie); Notitie "aanvullende gegevens betreffende wijzigingen in het OLO formulier", 29 mei 2017, Buro Bron, referentie 16BB104 (vanaf hier: notitie).

2 Zoals in het OLO was aangegeven was deze aanvulling nog niet volledig. Op 25 juli 2017 waren geen nieuwe documenten binnengekomen. Beoordeling aanvullende gegevens Wij hebben de aanvullende gegevens tezamen met de ingediende aanvraag getoetst aan de artikelen 6.18, 6.19, 6.20, 6.27, 6.28 en 6.29 van de Waterregeling. De conclusie is dat de verstrekte gegevens en bescheiden nog steeds onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. Voor wat betreft de ingediende aangepaste effectenstudie en de notitie hebben wij de volgende opmerkingen: 1. In paragraaf 1.1 van de effectenstudie van 12 oktober 2016 is aangegeven dat voor de klimatisering van Greentower wordt gedacht aan een duurzaam bodemenergiesysteem. In paragraaf 3.1 was aangegeven dat het gebouw een bepaalde energiebehoefte heeft en dat op basis van deze behoefte en de locatiekenmerken het bodemenergiesysteem is ontworpen. In paragraaf 3.2 werd vervolgens aangegeven dat op basis van de energievraag de energetische uitgangspunten van het bodemenergiesysteem zijn bepaald. Uit ons beschikbare informatie bleek dat de bouwkundige ontwikkeling op de locatie nog niet zo ver is dat de projeetontwikkelaar een energieconcept heeft opgesteld. Het was op dat moment dus nog niet zeker wat de energetische uitgangspunten van het gebouw zullen zijn. In artikel 6.29, eerste lid, onder g, van de Waterregeling, is opgenomen dat bij een aanvraag om een vergunning voor een open bodemenergiesysteem de omvang van de behoefte aan warmte en koude waarin het bodemenergiesysteem voorziet, dient te worden aangegeven. Het ontwerp van een open bodemenergiesysteem dient te zijn afgestemd op aard en omvang van de behoefte aan warmte of koude waarin het systeem voorziet. Het ontwerp moet zijn opgesteld conform de normdocumenten BRL en de BRL Op grond van artikel 15 van het Besluit bodemkwaliteit is het verboden een werkzaamheid uit te voeren zonder daartoe verieende erkenning en op grond van artikel 18 van het Besluit bodemkwaliteit is het verboden een werkzaamheid uit te voeren in strijd met het daarvoor geldende normdocument. Deze normdocumenten zijn - vanaf 25 augustus 2016 integraal - aangewezen in bijlage C onder categorie 21 en 22 van de Regeling Bodemkwaliteit. Hieruit volgt dat het ontwerp opgesteld moet zijn conform de normdocumenten BRL en de BRL Deze eis is ook genoemd (herhaald) in de BRL en BRL In Protocol zijn in hoofdstuk 4 de eisen opgenomen over het ontwerpen van open bodemenergiesystemen. Hier wordt ter toelichting het volgende gemeld: "Voordat wordt overgegaan tot het ontwerpen van het bodemenergiesysteem dient eerst de benodigde communicatie met de ontwerpende partij van de bovengrondse installatie plaats te vinden. Dit zodanig dat beide ontwerpen uiteindelijk, op basis van eenduidige basisgegevens, randcondities en verantwoordelijkheden, resulteren in een integraal ontworpen systeem (concept)." Vervolgens worden de eisen nader uitgewerkt. In paragraaf 4.4 wordt onder andere ingegaan op het opstellen van het energieconcept, dat wordt bepaald door de randvoorwaarden van het gebouw. In de BRL wordt voor wat betreft de eisen over het ontwerpen van (het bovengrondse deel van) een open bodemenergiesysteem vooral verwezen naar de eisen die worden gesteld in de ISSO-publicatie 39 (in de Regeling Bodemkwaliteit, bijlage C, onder categorie 22, is deze publicatie als normdocument voor het bovengrondse deel aangewezen). De gebouwinstallaties voor venwarming en koeling, de energiecentrale en de WKO-installatie moeten op elkaar zijn afgestemd. De ISSO-publicatie 39 biedt verder ontwerpprocedures voor werktuigkundige ontwerpers van het bovengrondse deel van energiecentrales met een open bodemenergiesysteem. De energiecentrales met een open 2/5

3 bodemenergiesysteem dienen in samenhang met de gebouwinstallaties ontworpen te worden. In hoofdstuk 4 en hoofdstuk 13 van de ISSO-publicatie 39 is aangegeven wat de minimaal benodigde gegevens van de gebouwinstallatie zijn. Hieruit blijkt dat er veel gegevens zijn die op voorhand wel bekend kunnen en moeten zijn en die als grondslag dienen voor de vergunningaanvraag. In ons verzoek om aanvullende gegevens hebben wij bij punt 4 aangegeven dat u nader diende te motiveren hoe u de energiebehoefte, energievraag en energetische uitgangspunten heeft bepaald en hoe u heeft kunnen komen tot een ontwerp van een bodemenergiesysteem. U diende hierbij aan te tonen dat u in overieg bent geweest met de ontwerpende partij van de bovengrondse installatie en van het gebouw en dat de bovengrondse installatie reeds ontworpen is, zodat u aan kunt tonen dat er sprake is van een integraal ontworpen systeem. Wij hebben geen antwoord ontvangen op deze punten. Gezien het vorenstaande komen wij tot de conclusie dat niet aannemelijk is gemaakt dat de aangegeven omvang van de behoefte aan warmte en koude waarin het bodemenergiesysteem voorziet, afgestemd is op aard en omvang van de behoefte aan warmte of koude van het nieuw te bouwen gebouw en besproken is met de partij die het gebouwzijdige deel van de klimatisering heeft ontworpen. 2. In paragraaf 3.4 van de effectenstudie van 12 oktober 2016 waren de milieuvoordelen beschreven. Aangegeven was dat op basis van de energetische uitgangspunten in tabel 1 een SPF is berekend van 4,0. De als bijlage bij de aanvraag gevoegde SPF-verklaring zou zijn uitgevoerd conform artikel 6.29 van de Waterregeling. In artikel 6.29, eerste lid, onder h, van de Waterregeling is opgenomen dat bij een aanvraag om een vergunning voor een open bodemenergiesysteem het volgende dient te worden verstrekt: 'het energierendement, uitgedrukt als Seasonal Performance Factor (SPF), dat het bodemenergiesysteem zal behalen bij voorzien gebruik van het bouwwerk overeenkomstig de bestemming waarvoor het systeem is ontworpen, blijkend uit een schriftelijke verklaring van de installateur'. In de toelichting bij het 'Besluit van 25 maart 2013 tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met regels inzake bodemenergiesystemen en enkele technische verbeteringen' (hierna: Wijzigingsbesluit) wordt in 7.8 (Energierendement) ingegaan op de relatie tussen het aan te leggen bodemenergiesysteem, het (te verwachten energieverbruik van het) te klimatiseren gebouw en het energierendement van het bodemenergiesysteem. Uit deze toelichting blijkt dat de in het artikel genoemde installateur de installateur moet zijn die daadwerkelijk betrokken is bij de installatie van het systeem. In de toelichting wordt ook vermeld dat de installateur bij zijn opgave van het te verwachten energierendement uiteraard zal moeten uitgaan van het ontwerp van het systeem dat hij installeert. Op grond van hetgeen door ons is aangegeven in punt 4 van ons verzoek om aanvullende gegevens, betwijfelden wij of de opgegeven SPF voldoet aan de eisen die hieraan worden gesteld in het Waterbesluit en de Waterregeling. Hierbij hebben wij aangegeven dat het ontwerp van dit systeem dient te zijn afgestemd op aard en omvang van de behoefte aan warmte of koude waarin het systeem voorziet. U diende nader toe te lichten op basis van welke informatie de SPF was berekend. Verder diende u aan te geven of de installateur die de SPF-verklaring heeft afgegeven (Duurzaam Opgewekt) daadwerkelijk de partij is die de installatie van het systeem zal gaan uitvoeren. Wij hebben geen antwoord gekregen op de gestelde vragen. Aangezien er geen nadere gegevens hebben ontvangen, komen wij tot de conclusie dat niet aannemelijk is gemaakt dat de aangegeven omvang van de behoefte aan warmte en koude waarin het bodemenergiesysteem voorziet afgestemd is op aard en omvang van de behoefte aan warmte of koude van het nieuw te bouwen gebouw. De SPF berekening is mede gebaseerd op deze behoefte aan warmte en koude (zie ook hoofdstuk 6 van de ISSO-publicatie 39, alsmede artikel 6.29 van de Waterregeling) en zal daarom naar onze verwachting ook niet correct zijn. 3. In tabel 4 van de effectenstudie van 12 oktober 2016 waren overige kenmerken weergegeven. In ons verzoek om aanvullende gegevens hebben wij opgemerkt dat voor de bepaling van de ligging van het zoet/brak grensvlak en brak/zout grensvlak gebruik is gemaakt van REGIS. REGIS geeft slechts 3/5

4 regionale en vaak gedateerde informatie. Er diende derhalve nader onderzoek te worden gedaan om te bepalen of er meer informatie beschikbaar is, onder andere bij al gerealiseerde open bodemenergiesystemen (of overige onttrekkingen) in de omgeving. Eventuele extra informatie diende te worden gebruikt bij de beschouwing van de ligging van de grensvlakken. In de aangepaste effectenstudie zijn geen aanvullende informatiebronnen vermeld. Verder is ook niet toegelicht in hoeverre is onderzocht ofer nadere informatiebronnen te vinden zijn. In ons verzoek om aanvullende gegevens hebben wij tevens opgemerkt dat voor wat betreft de informatiebronnen ter bepaling van (onder andere) de ligging in of nabij stadsgroen en natuur, houten paalfunderingen en zettingsgevoelige gebouwen en infrastructuur en infrastructurele werken slechts wordt venwezen naar interactieve atlassen en kaarten van de provincie Zuid-Holland. Dit was te algemeen aangegeven. Er diende per onderwerp te worden aangegeven welke kaart of informatiebron is geraadpleegd. Ook dit is niet verwerkt in de aangepaste effectenstudie. 4. In paragraaf 4.3 van de effectenstudie van 12 oktober 2016 zijn de grondwatergebruikers aangegeven. Allereerst werd aangegeven dat er twee andere grondwatergebruikers zijn vergund. Het was voor ons hiermee niet duidelijk of er wel gekeken is naar eventueel aanwezige gemelde grondwateronttrekkingen of gesloten bodemenergiesystemen. Dit diende nog te worden aangegeven. In de aangepaste effectenstudie is hier niets gewijzigd, het is dus nog steeds niet duidelijk of de aanwezigheid van gemelde grondwateronttrekkingen of gesloten bodemenergiesystemen is onderzocht. Besluit Ondanks ons verzoek heeft u niet alle gevraagde gegevens (volledig) verstrekt. Vanwege het ontbreken van een deel van de gevraagde noodzakelijke gegevens zijn wij niet in staat een welovenwogen beslissing te nemen op de aanvraag. Gezien het vorenstaande besluiten wij op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de aanvraag buiten behandeling te laten. Voor nadere informatie over dit besluit kunt u contact opnemen met de contactpersoon in het briefhoofd. Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen. Ing. L. Hopman Hoofd afqeling Toetsing & Vergunningveriening Milieu Omgevingsdienst Haaglanden Afschrift aan: Vaanster XII BV, t.a.v. de heer H. Krebbers, bb@vaanster.nl Burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijniand, post@rijnland.net 4/5

5 Bezwaar Bent u het niet eens met dit besluit? En bent u belanghebbende? Dan kunt u een bezwaarschrift indienen. Stuur uw bezwaar uiterlijk binnen 6 weken na de dag van bekendmaking van dit besluit naar: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland t.a.v. het Awb-secretariaat, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag. In het bezwaarschrift moet het volgende staan; de naam en het adres van de indiener; de datum en handtekening; een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt (maak een kopie of noem het kenmerk); de argumenten voor bezwaar; Om uw bezwaar zo snel mogelijk af te kunnen handelen, verzoeken wij u ook uw telefoonnummer te vermelden. Bij spoedeisend belang is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de voorzieningenrechter van de Sector Bestuursrecht van de Rechtbank 's-gravenhage, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag. In dat geval moet u griffierecht betalen. U moet wel eerst een bezwaarschrift hebben ingediend. Het is ook mogelijk om een verzoek om voorlopige voorziening digitaal bij de Rechtbank in te dienen via het Digitaal loket bestuursrecht ( Voor het digitaal verzenden van het verzoek om voorlopige voorziening moet u beschikken over DigiD. Voor nadere informatie over de bezwaarschriftenprocedure verwijzen wij u naar de website Wij verzoeken u een kopie van een verzoek om voorlopige voorziening te zenden aan de Omgevingsdienst Haaglanden, Afdeling Toetsing & Vergunningverlening Milieu, Postbus 14060, 2501 GB Den Haag of per e- mail (vergunningen@odh.nl). 5/5