omgevingsdienst HAAGLANDEN

Transcriptie

1 Bezoekadres Zuid-Hollandplein AW Den Haag Postadres Postbus GB Den Haag T (070) E vergunningen(godh.nl I Zaaknummer Ons Kenmerk Datum ODH APR. 20^8 Beschikking Wijziging vergunning Waterwet Onderwerp Bij besluit van 13 juli 2010, kenmerk PZH , hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op grond van de Grondwaterwet (thans Waterwet) aan Forenslsch Centrum Teylingereind, Rijksstraatweg 24 te Sassenheim, een vergunning verleend voor het onttrekken en retourneren van grondwater ten behoeve van een open bodemenergiesysteem voor de klimaatbeheersing van het Forensisch Centrum Teylingereind, Rijksstraatweg 24 te Sassenheim. Het perceel waarop de koude-/warmteopslag zich bevindt, is kadastraal bekend gemeente Sassenheim, sectie B, perceelnummer Op 27 februari 2018 hebben wij een aanvraag om wijzigingsvergunning ontvangen als bedoeld in artikel 6.4 van de Waterwet. De aanvraag betreft het wijzigen van de op 13 juli 2010, kenmerk PZH , verleende vergunning. De wijziging heeft betrekking op: Verhoging van het maximale etmaaldebiet van 720 m^ naar m^, het maanddebiet van m^ naar m^, het seizoendebiet in de winter van m^ naar m^ en het jaardebiet van m3 naar m3; Het aanpassen van de filterstelling naar de gerealiseerde diepte, tussen 65 en 112 m-mv in plaats van tussen 69 en 112 m-mv; verhoging van de maximaal gemiddelde infiltratietemperatuur van 13 C naar 25 C; Het toestaan van een koude-overschot van jaarlijks maximaal 164 MWh, 145%. Besluit Wij besluiten: I. de vergunning in het kader van de Waterwet van 13 juli 2010, kenmerk PZH , te wijzigen; II. de wijziging van de vergunning te verlenen voor onbepaalde tijd; III. IV. de in het besluit van de Waterwetvergunning van 13 juli 2010 opgenomen maximaal te verpompen waterhoeveelheid per jaar te verhogen van m^ naar m^; de voorschriften 1.2, 1.3, 3.1 en 3.2 van de vergunning van 13 juli 2010 te wijzigen en te laten luiden zoals opgenomen in deze beschikking; V. de Uitwerkingen 1 en 2 te verbinden aan de vergunning. VI. de voorschriften 2.1, 2.5, 2.6, 2.7, 3.4, 4.2, 4.5, 5.3, 5.4, 5.5, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 7.1, 7.3 en 8 van de vigerende vergunning te wijzigen voor zover deze betrekking hebben op de definitie en contactgegevens van 'het hoofd van het bureau Bijzondere Bedrijven en Opsporing', 'Gedeputeerde

2 staten' en/of 'Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland' en als volgt te laten luiden: 'Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, namens dezen de Omgevingsdienst Haaglanden, Postbus 14060, 2501 GB Den Haag, adres toezicht(q).odh.nr. VII. VIII. de voorschriften 2.7 en 5.5 van de vigerende vergunning te wijzigen voor zover deze betrekking hebben op het telefoonnummer van de Milieuklachtendienst van de provincie Zuid-Holland en als volgt te laten luiden: de volgende documenten onderdeel te laten zijn van deze vergunning: de aanvraag van 27 februari 2018, OLO kenmerk , met de volgende notitie: Notitie "wijziging vergunning BES Teylingereind Sassenheim", installect, 21 december Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen, ing. L. Hobman Hoofd To(Jtsing & Vergunningverlening Milieu van de Orri gevingsdienst Haaglanden 2/13

3 Reclitsmiddelen Voor de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen deze beschikking wijzen wij op de desbetreffende tekst in het begeleidende schrijven. 3/13

4 VOORSCHRIFTEN 1.2 De te onttrekken en retourneren hoeveelheden grondwater in de zomer mogen niet meer bedragen dan 55 m^ per uur, m^ per dag, m^ per maand. In totaal mag in de zomer niet meer dan m^ grondwater per jaar worden onttrokken en geretourneerd. De te onttrekken en retourneren hoeveelheden grondwater in de winter mogen niet meer bedragen dan 55 m^ per uur, m^ per dag en m^ per maand. In totaal mag in de winter niet meer dan m^ grondwater per jaar worden onttrokken en geretourneerd. Per jaar mag in totaal niet meer dan m^ grondwater worden onttrokken en geretourneerd. 1.3 De inrichting dient uit een monobron te bestaan. Deze monobron dient twee filters te bevatten, een warme filter en een koude filter. Beide filters dienen te worden geplaatst in het tweede watervoerende pakket. De filters dienen te worden getnstalleerd op een diepte tussen 65 en 112 m-mv. het warme filter dient boven het koude filter te worden geplaatst. De effectieve filter dient minimaal 10 m te bedragen. De afstand tussen de koude en warme filter dient minimaal 14 m te zijn. 3.1 In de zomer mag de gemiddelde maximaal temperatuur van het te retourneren grondwater niet meer dan 25 C en de maximale temperatuur van het te retourneren grondwater niet meer dan 30 C bedragen. 3.2 Het bodemenergiesysteem bereikt op 31 december 2017 het moment waarop de hoeveelheid koude, die, uitgedrukt in MWh, vanaf de datum van ingebruikneming door het systeem aan de bodem is toegevoegd, tenminste 100 % en ten hoogste 103 % bedraagt ten opzichte van het hoeveelheid warmte, die, uitgedrukt in MWh, vanaf de datum door het systeem aan de bodem is toegevoegd. Het bodemenergiesysteem bereikt uiterlijk vijf jaar na 1 januari 2018 een moment waarop de hoeveelheid koude, die, uitgedrukt in MWh, vanaf 1 januari 2018 door het systeem aan de bodem is toegevoegd, ten minste 100 % en ten hoogste 145 % bedraagt ten opzichte van de hoeveelheid warmte, die, uitgedrukt in MWh, vanaf die datum door het systeem aan de bodem is toegevoegd. Het systeem herhaalt dit telkens uiterlijk vijf jaar na het laatste moment waarop die situatie werd bereikt. De hoeveelheid aan de bodem toegevoegde warmte en koude dienen te worden berekend conform uitwerking 1. Het koudeen/of warmte-overschot dient te worden berekend conform uitwerking 2. OVERWEGINGEN Aanleiding Bij besluit van 13 juli 2010, kenmerk PZH , hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op grond van de Grondwaterwet (thans Waterwet) aan Forensisch Centrum Teylingereind, Rijksstraatweg 24 te Sassenheim, een vergunning verleend voor het onttrekken en retourneren van grondwater ten behoeve van een open bodemenergiesysteem voor de klimaatbeheersing van het Forensisch Centrum Teylingereind, Rijksstraatweg 24 te Sassenheim. Het perceel waarop de koude-/warmteopslag zich bevindt, is kadastraal bekend gemeente Sassenheim, sectie B, perceelnummer De vergunning is aangevraagd en verleend voor een onttrekking en retournering in het tweede watervoerende pakket. De vergunning bestaat uit een monobron. Het maximale onttrekkings- en retourdebiet bedraagt 55 m^ grondwater per uur, 720 m^ per etmaal en m^ per maand. Per jaar wordt in totaal maximaal m^ grondwater onttrokken en geretourneerd. De onttrekkingen en retourneringen hebben een permanent karakter. 4/13

5 In de geldende vergunning is een energetische-balanseis opgenomen. Dit betekent dat (over een langjarig gemiddelde gezien) evenveel warmte aan de bodem dient te worden toegevoegd als dat er weer uit wordt onttrokken. Ten gevolge van deze balanseis in de vergunning zou het systeem echter niet optimaal kunnen worden ingezet. In de praktijk blijkt namelijk dat de koudebehoefte voor het gebouw significant lager ligt dan de warmtebehoefte. Indien toch aan de balanseis zou moeten worden voldaan, zou (structureel) een grote hoeveelheid koude moeten worden geregenereerd. Het vernietigen van de koude kost extra geld en energie en leidt tot extra C02-uitstoot. Dit komt de duurzaamheid van het systeem en daarmee het duurzaam gebruik van de ondergrond niet ten goede. In de praktijk werkt het systeem al vanaf de ingebruikname met een koude-overschot. Dit koude-overschot is tot en met 31 december 2017 opgelopen tot ongeveer 103 % (berekend vanaf de ingebruikname van het systeem). Vanwege de nieuwe bedrijfsvoering wordt er vanaf januari 2018 een koude-overschot van 145 % gevraagd. Gezien het vorenstaande is middels de aanvraag tot wijziging van de vergunning verzocht een energetisch koude-overschot in de bodem mogelijk te maken van maximaal 103 % tot en met 31 december 2017 en 145% in de periode vanaf 1 januari De wijzigingen omtrent de energetische balans hebben betrekking op de voorschriften 3.2 en 7.2 van de vigerende vergunning. Vanwege de wijziging dienen uitwerkingen 1 en 2 aan de vergunning te worden toegevoegd. Deze uitwerkingen bevatten een (uniforme) aanduiding van de te berekenen hoeveelheden toegevoegde en onttrokken energie en de energiebalans. Daarnaast, om te kunnen voldoen aan de vergunningsvoorschriften, heeft de vergunninghouder de volgende wijziging gevraagd: Het verhogen van het onttrekkings- en retourdebiet van maximaal 720 m^ per dag naar m^ per dag, van maximaal m^ per maand naar m^ per maand, van maximaal m^ naar maximaal m^ in de winterseizoen en van maximaal m^ per jaar naar maximaal m^ per jaar. Deze wijziging heeft betrekking op het besluit en op voorschrift 1.2 van de vergunning. In de praktijk zijn de filters geplaatst tussen 65 en 112 m-mv. In de vergunning van juli 2010 is de vergunde diepte van de filters tussen 69 en 113 m-mv. Het voornemen bestaat nu om de vergunde diepte van de filters te wijzigen van tussen 69 en 113 m-mv naar tussen 65 en 112 m- mv. Deze wijziging heeft betrekking op voorschrift 1.3 van de vergunning. In de vigerende vergunning is een maximale gemiddelde infiltratietemperatuur opgenomen van 13 C. Deze waarde was gebaseerd op de vergunningaanvraag van destijds. Het voornemen bestaat nu om de gemiddelde infiltratietemperatuur in de zomer te verhogen. Hierdoor wordt de AT groter, wat de duurzame werking van het systeem ten goede kan komen. Het verzoek is om de maximale gemiddelde infiltratietemperatuur te verhogen naar 25 C. Deze wijziging heeft betrekking op voorschrift 3.1 van de vergunning. Bij de aanvraag zijn de volgende stukken gevoegd: Notitie "wijziging vergunning BES, Teylingereind Sassenheim", kenmerk 1739, Installect, 27 februari 2018; M.e.r- beoordelingsbesluit, Omgevingsdienst West-Holland, kenmerk ; Het bericht met onderwerp "wijzigings vergunning Teylingereind Sassenheim" ontvangen van Installect op 12 april Na verlening van de vergunning op 13 juli 2010 is het telefoonnummer van de Milieuklachtendienst van de provincie Zuid-Holland, zoals opgenomen in de voorschriften 2.4 en 5.4 van de vergunning, gewijzigd in Omdat de vergunning toch wordt gewijzigd, is dit gewijzigde telefoonnummer gelijk meegenomen in deze beschikking. 5/13

6 Vanaf 1 maart 2013 voert de Omgevingsdienst Haaglanden een aantal milieutaken uit namens de provincie Zuid-Holland. Daartoe zijn de provincie en de negen gemeenten in de regio Haaglanden een bestuurlijke overeenkomst aangegaan, te weten de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben onder andere de vergunnings- en handhavingstaken in het kader van de Waterwet voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland overgedragen aan de Omgevingsdienst Haaglanden. Gezien het vorenstaande is deze beschikking niet alleen door de Omgevingsdienst Haaglanden (namens Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland) opgesteld en vastgesteld, maar zijn ook de contactgegevens behorende bij de voorschriften 2.1, 2.5, 2.6, 2.7, 3.4, 4.2, 4.5, 5.3, 5.4, 5.5, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 7.1, 7.3 en 8 gewijzigd ten opzichte van de vergunde situatie. In de beschikking zijn dan ook gelijk de nieuwe contactgegevens verwerkt. Dit betreft een wijziging voor onbepaalde tijd. Procedure Titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht is toegepast op deze beschikking. adviezen Bij deze procedure hebben wij betrokken: Burgemeester en wethouders van de Gemeente Sassenheim; Dijkgraaf en Hoogheemraden van Hoogheemraadschap van Rijniand. Op 13 maart 2018 hebben wij per brief een Watenwet advies van Hoogheemraadschap van Rijniand (kenmerk , 13 maart 2018), ontvangen waarin wordt meegedeeld dat het wijzigingsaanvraag van het bodemenergiesysteem van Forensisch Centrum Teylingereind, Rijksstraatweg 24 te Sassenheim geen activiteiten heeft waarvoor in het kader van de Waterwet maatwerk door Rijniand moet worden opgesteld. Wij nemen deze mededeling voor kennisgeving aan. Op 15 maart 2018 hebben wij per brief een advies van de afdeling vergunningen Wabo van de gemeente Sassenheim. Dit advies is hierna letterlijk opgenomen: In de notitie wijziging vergunning BES Teylingereind Sassenheim is onder punt 6 (wijziging voorschriften) gevraagd om geen SPF-eis op te nemen in de vergunning. In de notitie wordt gesteld dat het lastig is om het bestaande systeem geschikt te maken voor SPF-metingen en dat dit gepaard zal gaan met hoge investeringen. Om die reden wordt verzocht geen SPF-eis in de vergunning op te nemen. Niet duidelijk wordt welke kosten hiermee dan gemoeid zijn. Deze onderbouwing is naar onze mening onvoldoende om te stellen dat geen SPF-meting moet plaatsvinden. De gemeente Teylingen vindt het belangrijk dat er doelmatig gebruik wordt gemaakt van bodemenergie. Dit moet ook achteraf op een effectieve wijze kunnen worden getoetst. Om die reden adviseren wij u om wel een SPF-meting (of een vergelijkbare methode om het energierendement te bepalen) op te nemen in de wijzigingsvergunning. Reactie op de advies Het bodemenergiesysteem van Teylingereind te Sassenheim bestaat al van voor 2013 (jaar waarin het SPF van bodemenergiesystemen in de Waterwet werd geeist). Aanpassingen van het bodemenergiesysteem van Teylingereind om de SPF te kunnen meten zoals in de BUM/HUM zijn omschreven, is voor de eigenaar van het systeem een kostbare investering. Deze aanpassing, bestaande uit bemetering, bekabeling en aanpassing van leidingwerk en regeling en besturing, kost ongeveer De gevraagde SPF bij de aanvraag van een vergunning is een eerste schatting om te checken of het systeem doelmatig zal functioneren en om te beoordelen of het de moeite waard is, om het bodemenergiesysteem te laten installeren. De daadwerkelijke doelmatigheid van het bodemenergiesysteem wordt bepaald op basis van de jaarlijkse monitoringsrapportage die moet worden overgelegd aan de Omgevingsdienst Haaglanden en beoordeeld door ons team Toetsing & Handhaving. 6/13

7 Toetsingskader en grondsiag beschikking Wetgeving en beleid Op grond van artikel 6.4 van de Waterwet zijn wij bevoegd gezag om op deze aanvraag te beslissen. Bij de besluitvorming naar aanleiding van vergunningaanvragen krachtens de Waterwet dient volgens artikel 6.21 Waterwet rekening te worden gehouden met de doelstellingen in artikel 2.1 van de Waterwet. Provinciale Staten hebben op 29 juni 2016 het Regionaal Waterplan Zuid-Holland vastgesteld. Dit Regionaal Waterplan bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water 2015 en het provinciaal Waterplan Zuid-Holland , voor zo ver dat ziet op hoofdstuk 4, 5 en bijiage 7 'Operationeel grondwaterbeleid'. Het toetsingskader voor de afweging van de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen in het kader van bedoelde vergunningverlening is opgenomen in bijiage 7 van het provinciaal Waterplan Het Regionaal Waterplan Zuid-Holland is op 8 juli 2016 in werking getreden. Om negatieve effecten van grondwateronttrekkingen en -retourneringen op het bodemsysteem, op grondgebruikfuncties of op andere onttrekkingen en ingrepen in de ondergrond te voorkomen, worden er voorwaarden gesteld aan grondwateronttrekkingen en -retourneringen die vergunningplichtig zijn in het kader van de Waterwet. In ieder geval noemt het Waterplan in bijiage 7 voor een grondwateronttrekking en -retournering de volgende voorwaarden: de vergunningaanvrager moet inzicht verschaffen in de venwachte effecten (op strategisch zoet grondwatervoorraden, zoet/brak en brak/zout grensvlakken, maaiveld en maaiveldfuncties, andere systemen die gebruik maken van bodem grondwater en bodemverontreinigingen) van de grondwateronttrekking op het grondwatersysteem. Indien sprake is van negatieve effecten (ter beoordeling van de provincie) dient aangegeven te worden welke maatregelen getroffen zullen worden om de negatieve effecten te voorkomen of te compenseren; bodemenergiesystemen in milieubeschermingsgebieden voor grondwater worden niet vergund. monobronnen zijn niet toegestaan in het eerste watervoerende pakket in strategische zoet grondwatergebieden; thermische energiesystemen moeten gesloten zijn, zodat er via het systeem geen verontreinigingen in de bodem kunnen komen; om interactie met functies in het eerste watervoerende pakket te voorkomen, moeten open bodemenergiesystemen in stedelijk en glastuinbouwgebied in principe uitwijken naar een dieper gelegen watervoerend pakket; negatieve interferentie, waardoor rendementsverliezen zullen optreden bij andere systemen, dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. Beschrijving project en te verwachten effecten Forensisch Centrum Teylingereind, Rijksstraatweg 24 te Sassenheim heeft het bodemenergiesysteem inmiddels aangelegd en in gebruik genomen. De vergunning is vergund voor een systeem bestaand uit een monobron, is gerealiseerd in het tweede watervoerende pakket en is gelegen in stedelijk gebied. De locatie is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater. Het grondwatercircuit (putten en transportleidingen) wordt luchtdicht en onder een overdruk ten opzichte van de atmosfeer gehouden, waardoor het grondwater niet in contact komt met de lucht of met het oppervlaktewater. Bij de aanvraag tot wijziging van de vigerende vergunning is het maximale uurdebiet niet gewijzigd ten opzicht van de vigerende vergunning. Het hierbij behorende hydrologisch invloedsgebied is in ieder geval niet groter dan voor de vigerende vergunning was berekend. De maximale stijghoogteveranderingen in de watervoerende pakketten en de maximale veranderingen van de freatische grondwaterstand blijven ongewijzigd. Dit betekent dus geen nadelige effecten voor natuur, groen, landbouw, houten palen, 7/13

8 Uitwerking 1 omgevingsdienst BEREKENING AAN DE BODEM TOEGEVOEGDE WARMTE EN KOUDE De hoeveelheden van aan de bodem toegevoegde warmte en koude worden per maand als volgt berekend: Hierin is: Evb: Ekb: De hoeveelheid koude die aan de bodem is toegevoegd tijdens verwarmingsbedrijf in MWh. De hoeveelheid warmte die aan de bodem is toegevoegd tijdens koelbedrijf in MWh. Tin: De temperatuur van het onttrokken grondwater voor het passeren van de warmtewisselaar in C. Tuit: De temperatuur van het in de bodem terug te brengen grondwater na het passeren van de warmtewisselaar in C. V: Het verpompte volume grondwater (in m^) in de tijdspanne van de huidige momentane meting tot aan de voorafgaande momentane meting. Dit volume wordt berekend als: het debiet tijdens de huidige momentane meting (in m^ per uur) maal de lengte van de periode van de huidige momentane meting tot aan de voorafgaande momentane meting (in uur). p: De dichtheid van de circulatievloeistof in kg/m^. Cp: De warmtecapaciteit van het grondwater in J/kg* C. Deze berekeningen worden gebaseerd op momentane metingen met een frequentie van minimaal een maal per 15 minuten van de temperatuur van het grondwater voor en na het passeren van de warmtewisselaar en het verpompte debiet daarvan. 12/13

9 Uitwerking 2 BEREKENING KOUDE- EN WARMTE-OVERSCHOT Wijze van berekeninq in het geval van een koude-overschot: K0= ^ x100% I Ekb Wijze van berekening in het geval van een warmte-overschot: W0= ^ x100% ZEvb Hierin is: KO: koude-overschot in % WO: warmte-overschot in % Evb: Ekb: de hoeveelheid koude die aan de bodem is toegevoegd tijdens verwarmingsbedrijf van de datum van ingebruikneming door het systeem, in MWh, zoals gedeflnieerd in "BEREKENING AAN DE BODEM TOEGEVOEGDE WARMTE EN KOUDE". (uitwerking 1) de hoeveelheid warmte die aan de bodem is toegevoegd tijdens koelbedrijf van de datum van ingebruikneming door het systeem, in MWh, zoals gedeflnieerd in "BEREKENING AAN DE BODEM TOEGEVOEGDE WARMTE EN KOUDE". (uitwerking 1) 13/13