BELEVINGSONDERZOEK NAAR CASE MANAGEMENT VANUIT HET PERSPECTIEF VAN JONGEREN IN ONDERSTEUNINGSCENTRA JEUGDZORG

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BELEVINGSONDERZOEK NAAR CASE MANAGEMENT VANUIT HET PERSPECTIEF VAN JONGEREN IN ONDERSTEUNINGSCENTRA JEUGDZORG"

Transcriptie

1 BELEVINGSONDERZOEK NAAR CASE MANAGEMENT VANUIT HET PERSPECTIEF VAN JONGEREN IN ONDERSTEUNINGSCENTRA JEUGDZORG Aantal woorden: Emily Ver Eecke Studentennummer: Promotor: Prof. dr. Wouter Vanderplasschen Masterproef II voorgelegd voor het behalen van de graad Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Academiejaar:

2

3 Abstract Emily Ver Eecke Academiejaar Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Promotor: Wouter Vanderplasschen Belevingsonderzoek naar case management vanuit het perspectief van jongeren in Ondersteuningscentra Jeugdzorg Met de komst van het nieuwe decreet integrale jeugdhulp (IJH) en aansluitend de belangrijke functie die een Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ) binnen dit systeem inneemt, is het noodzakelijk de bijdrage van case management in het traject van jongeren van naderbij te onderzoeken. Bovendien zal er in dit onderzoek bijzondere aandacht uitgaan naar de afstemming tussen de vraag van de cliënt en de bijhorende ondersteuning door een OCJ en zal ook geluisterd worden naar hoe jongeren de continuïteit in hun traject ervaren. Aangezien in literatuur weinig aandacht uitgaat naar de stem van jongeren in deze thematieken, wil deze masterproef hen alsnog de kans bieden ervaringen, noden en verwachtingen hierover te delen. Aan de hand van een semigestructureerd interview, (participatieve) observatie en een beknopte dossierstudie worden de beleving en ervaring van elf jongeren omtrent bovenstaande thema s in kaart gebracht. De resultaten tonen aan dat het begrip case manager relatief onbekend is bij jongeren en dat ze bijgevolg de identiteit van hun case manager en zijn functies moeilijk kunnen benoemen. Bovendien is de ervaren meerwaarde omtrent de aanwezigheid van een case manager verdeeld en blijkt de wijzigende hulpvraag van jongeren niet altijd beantwoord. De participanten ervaren verder weinig inspraak, vinden meerdere case managers in hun traject lastig en ervaren de voorbereiding op verdere hulp na een traject in een OCJ vaak ondermaats. Wat betreft de samenwerking met het netwerk, het hebben van een (vertrouwens)band en het gevoel beroep te kunnen doen op hun case manager, zijn jongeren eerder positief. Deze bevindingen houden implicaties in voor zowel onderzoek en praktijk en zullen besproken worden aan de hand van enkele suggesties. Kernwoorden: Jongeren Beleving Case Management Continuïteit Zorg op maat OCJ IJH I

4 Woord vooraf Vijf jaar verstreken en het is zover. Tijd om de opleiding pedagogische wetenschappen af te sluiten met als kers op de taart, het schrijven van deze masterproef. Dankzij deze masterproef kreeg ik de kans mij te verdiepen in onderwerpen die mij doorheen mijn opleiding en stageperiodes steeds meer intrigeerden. De bijzondere jeugdbijstand, het is en blijft een vakgebied dat me nauw aan het hart ligt. Hoewel het een boeiende zoektocht was waarbij ik de kans kreeg mijn theoretische basis aan te vullen met de nodige praktijkervaringen, dacht ik bij momenten het spoor bijster te zijn. Uiteindelijk kan ik, met enige trots, mijn masterproef aan u voorstellen. Dit eindproduct is er gekomen dankzij de steun en kritische blik van een aantal personen. Daarom wil ik hen graag mijn dank betuigen. Bedankt aan mijn promotor, prof. dr. Wouter Vanderplasschen, omdat u mij de kans gaf deze masterproef te schrijven rond een onderwerp dat me uitermate boeit. Bedankt aan mijn begeleider, Jan Naert, om deze masterproef te voorzien van de nodige feedback en mij te allen tijde kritische inzichten en invalshoeken te verschaffen. In het bijzonder wil ik Fien, Sander, Jens, Thomas, Jan, Kurt, Griet, Ine, Emma, Elien & Sara bedanken. Dankzij jullie engagement is deze masterproef tot stand kunnen komen. Bedankt voor jullie enthousiasme, kritische blik, tijd en vertrouwen om jullie traject met mij te delen. Ook de Ondersteuningscentra Jeugdzorg die deelnamen aan dit onderzoek wil ik nadrukkelijk bedanken. Zonder jullie bereidheid de jongeren de vraag te stellen deel te nemen aan dit onderzoek, was dit resultaat niet mogelijk. Dankzij jullie motiverende woordjes, hebben elf jongeren de kans gekregen hun ervaringen te delen. Bedankt aan mijn vriendinnen/medestudenten orthopedagogiek, om mij naast deze masterproef ook de nodige ontspanning te bezorgen. De bib-uitjes samen met jullie hebben het blokken de afgelopen jaren en het schrijven van deze masterproef heel wat aangenamer gemaakt. Bovenal wil ik ook Ruth, Rielke en Maxim bedanken voor de tijd die jullie vrijgemaakt hebben om dit werk kritisch na te lezen. Tot slot wil ik mijn ouders, zus en tante bedanken voor de bemoedigende woorden wanneer het even wat moeilijker ging. De dagen dat we samen aan het brainstormen waren en het vele taxi spelen, hebben er ongetwijfeld voor gezorgd dat ik deze opleiding en masterproef in schoonheid heb kunnen afronden. Bedankt! Emily II

5 Inhoudsopgave ABSTRACT... I WOORD VOORAF... II INHOUDSOPGAVE... III INLEIDING... 1 HOOFDSTUK 1: LITERATUURSTUDIE CASE MANAGEMENT Ontstaan en terminologie Basisfuncties en kenmerken Modellen Meerwaarde en beperkingen INTEGRALE JEUGDHULP Ontstaan Doelstellingen Evolutie van het begrip case management binnen IJH ONDERSTEUNINGSCENTRUM JEUGDZORG Wat? Case management in OCJ s CONTINUÏTEIT Terminologie en modellen Continuïteit in de jeugdzorg PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN HOOFDSTUK 2: METHODOLOGIE ONDERZOEKSBENADERING PARTICIPANTEN Toegang tot participanten DATAVERZAMELING Semigestructureerd interview Dossierstudie DATA-ANALYSE KWALITEITSCRITERIA III

6 HOOFDSTUK 3: RESULTATEN EEN CASE MANAGER IN HET TRAJECT VAN JONGEREN Case manager versus consulent Een case manager is meer dan een luisterend oor Een case manager: hulp of last? case manager, 1 traject? Impact op het eigen traject Terugblik op het traject EEN BLIK OP DE TOEKOMST Voorbereiding op verdere hulp: taak van een OCJ? Uitbouwen van een eigen toekomst Noodzaak aan een case manager na 18 jaar HOOFDSTUK 4: DISCUSSIE DE BELEVING VAN JONGEREN BETREFFENDE DE AANWEZIGHEID VAN EEN CASE MANAGER IN HUN TRAJECT DE ERVARINGEN VAN JONGEREN WAT BETREFT HUN EVOLUERENDE ZORGVRAAG/NODEN EN DE BIJHORENDE ONDERSTEUNING VAN DE CASE MANAGER IN DE LOOP VAN HUN TRAJECT Werken op basis van krachten en mogelijkheden Promoten van het informeel netwerk De jongere als copiloot van zijn traject DE BELEVING VAN JONGEREN AANGAANDE (DIS)CONTINUÏTEIT IN HUN TRAJECT BEPERKINGEN & AANBEVELINGEN HOOFDSTUK 5: ALGEMENE CONCLUSIE LITERATUURLIJST BIJLAGEN BIJLAGE 1. INFORMED CONSENT Informed Consent: jongeren Informed Consent: OCJ BIJLAGE 2. INTERVIEWSCHEMA BIJLAGE 3. LOGBOEK IV

7 Inleiding Hoewel de overheid stelt dat het relatief goed gaat met jongeren in de jeugdzorg, blijft het aantal jeugdhulpvragen verder toenemen (Vlaamse overheid, 2012). Alleen al in de Ondersteuningscentra Jeugdzorg 1 (OCJ) is er een stijging waarneembaar van 887 aanmeldingen in de overgang van 2015 naar 2016 (Agentschap Jongerenwelzijn, 2016). OCJ s kwamen er toen de overheid in 2014 ingreep met een nieuw decreet integrale jeugdhulp 2 (IJH). Het decreet wou inspelen op de vernieuwde hulpvragen en noden van de jongeren, met als centrale doelstelling: Voor elke hulpvraag zo snel mogelijk en in zo weinig mogelijk stappen het minst ingrijpende en het meest passende beschikbare hulpaanbod inzetten (Vlaamse overheid, 2012, p. 4). Deze doelstelling kwam er doordat bleek dat nog steeds heel wat jongeren in Vlaanderen door de mazen van het hulpverleningsnet glippen, wat wijst op een blijvend onder druk staan van de jeugdhulpsectoren (Vlaamse overheid, 2012). Daarnaast staat zowel binnen het decreet als in een OCJ-werking, overeenkomstig met het internationaal verdrag van de rechten van het kind, het belang van de minderjarige centraal. Maar ook andere principes krijgen een belangrijke plaats. Context gericht werken, participatief werken, inzetten op continuïteit en vermaatschappelijking vormen hot topics in de jeugdhulp (Vlaamse overheid, 2012; Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Om tegemoet te komen aan enkele van deze doelstellingen werd de case manager in het leven geroepen. Hoewel case management in internationale literatuur en andere sectoren vrij bekend is, blijkt deze in de jeugdhulp maar recent zijn intrede gemaakt te hebben. Het concept kent bovendien geen vaststaande definitie (Naert, 2014; Vanderplasschen, Wolf & Colpaert, 2004). Alsnog worden wereldwijd enkele gemeenschappelijke doelen vooropgesteld, waaronder het verbeteren van toegankelijkheid, het promoten van verantwoordelijkheid en het verbeteren van resultaten bij cliënten (Hesse, Broekaert, Fridell, Rapp & Vanderplasschen, 2007; Intagliata, Willer & Egri, 1986). Of een case manager effectief slaagt in deze doelen en hoe een OCJ deze implementeert, is omwille van het beperkte onderzoek naar case management, in sectoren zoals jeugdzorg, niet gekend (Schley et al., 2008; Schley, Radovini, Halperin & Fletcher, 2011). Ook continuïteit wordt hierboven beschreven als een belangrijke doelstelling. Denk maar aan het verhaal van Jordy, de 19-jarige jongen die van ontbering stierf in Gent. Dit verhaal toont aan dat het niet alleen gaat over continuïteit in een traject, maar evenzeer de overgang naar volwassenheid inhoudt. Er is nog een te grote breuk tussen de zorg die minderjarigen krijgen en de zorg die daarna volgt (Vanhee, 2016). Om continuïteit te realiseren, zowel gedurende het traject als bij afloop, wijst literatuur op de noodzaak van een case manager (Naert, Roose, Rapp & Vanderplasschen, 2017b; Ungar, Liebenberg & Ikeda, 2014). Met de komst van het nieuwe decreet IJH en aansluitend de belangrijke functie die een OCJ binnen dit systeem inneemt, is het noodzakelijk de bijdrage van case management in het traject van jongeren van naderbij te bestuderen. Aangezien literatuur aantoont dat de stem van jongeren vaak ontbreekt (Grube & Mendenhall, 2016) en hoofdzakelijk met de expertise van de professional gewerkt wordt (Naert et al., 2017b), wil deze masterproef hen alsnog de kans bieden ervaringen, noden en verwachtingen hieromtrent te delen. 1 Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (hierna: OCJ) 2 Integrale Jeugdhulp (hierna: IJH) 1

8 In het eerste hoofdstuk komt de literatuurstudie aan bod. Als eerste zal case management van naderbij bestudeerd worden, met daarbij bijzondere aandacht voor de terminologie van het begrip en zijn basisfuncties. Daarnaast zal het strengths-based model, gehanteerd in OCJ s, toegelicht worden. Ten tweede zal ingegaan worden op IJH zoals deze vandaag vorm krijgt. Na een korte bespreking van de geschiedenis van dit systeem volgt een toelichting rond het begrip case management in IJH. Ten derde zal binnen het theoretisch kader gesproken worden over de OCJ s en zal ook hier aandacht uitgaan naar de relatie met het concept case management. Ten vierde zal een onderdeel gewijd worden aan de continuïteit van zorg binnen de jeugdhulp. Vermits deze masterproef zich focust op jongeren tussen de 15 en 18 jaar, wil er ook inzicht verkregen worden in wat mogelijkheden zijn voor jongeren die de volwassenheid naderen. Ook continuïteit gedurende het traject krijgt een plaats. Ter afsluiting van het theoretisch kader komen we tot de probleemstelling uitgewerkt in een aantal onderzoeksvragen. In de daaropvolgende hoofdstukken worden respectievelijk de beschrijving van de methodologie, de resultaten, de discussie en algemene conclusie besproken. Voor de bibliografische verwijzingen in deze masterproef werden de regels van de American Psychological Association (APA, 6 de editie) gehanteerd. 2

9 Hoofdstuk 1: Literatuurstudie 1.1. Case management Heel wat jongeren komen aankloppen of worden aangemeld bij de jeugdhulp met een complexe en vaak meervoudige problematiek (Actieplan Jeugdhulp, 2014). Om een gepast en vraaggestuurd antwoord te bieden, dient men te kiezen voor een individueel traject. Deze mogelijkheid is bijna onbestaande in het aanbod dat nu voorhanden is. Wanneer men wil instaan voor gespecialiseerde hulp, op maat van de cliënt is er nood aan een goed ontwikkeld systeem: If the only tool one has is a hammer, then every problem becomes a nail (Ungar et al., 2014, p. 689). Door het ontbreken aan afstemming tussen de verschillende zorgsystemen, krijgen jongeren niet altijd de nodige zorg en bouwen ze daarnaast een uitgebreid traject uit (Naert, Gesquiere & Van Havere, 2014), wat kan leiden tot een dalende motivatie of het geloof dat verloren gaat (Naert, 2014). Case management in de jeugdhulp wil daarom inzetten op de afstemming tussen de vraag van de cliënt en het aanbod dat voor handen is (Van Riet & Wouters, 1997), met als doel jongeren niet het gevoel te geven nergens thuis te horen (Ungar et al., 2014) Ontstaan en terminologie Het begrip case management kent een lange voorgeschiedenis. De invulling ervan is al voor het eerst terug te vinden in de jaren 20, maar het werkelijke ontstaan vindt zijn wortels in het begin van de jaren 70 (Vanderplasschen, Lievens & Broekaert, 2001). De Verenigde Staten kenden op dat moment een grote golf van deïnstitutionalisering in de geestelijke gezondheidszorg (Vanderplasschen, Wolf, Rapp & Hesse, 2007). Door het verdwijnen van de totaalinstituten was er heel wat fragmentatie en versnippering binnen het hulpverleningslandschap, wat ertoe leidde dat heel wat mensen geen aansluiting meer vonden bij de noodzakelijke zorg (Ashery, in Vanderplasschen et al., 2001). Deze evolutie zorgde voor een stroomversnelling in de uitbouw van ambulante begeleidingsvormen, met als doel te beantwoorden aan de noden (Geenens, Vanderplasschen, Broekaert, De Ruyver & Alexandre, 2005). Vanuit deze ontwikkelingen ontstond de noodzaak aan een case manager die cliënten kan wegwijs maken in het vernieuwde hulpverleningslandschap (SAMHSA, 2012; Naert & Colle, 2014). Daarnaast kregen case managers de taak om de toegang en coördinatie naar hulpverlening te organiseren (Geenens et al., 2005). Vanaf de jaren 80 zette ook Europa in op case management bij hulpverlening aan chronisch psychiatrische patiënten. Het werkveld breidde zich intussen uit naar verscheidene doelgroepen (Ashery, in Vanderplasschen et al., 2001). Centraal stond de betere afstemming en coördinatie van de zorg en het efficiënter en effectiever aanbieden van hulpverleningsvormen (Vanderplasschen et al., 2001). Dit was de voorbode om ook in te zetten op case management in Vlaanderen. Het begrip werd in de jaren 90 ingevoerd om beter te kunnen inspelen op het welzijn van mensen met complexe en meervoudige problemen. Later werd het ook gebruikt met als doel de verslavingszorg toegankelijker te maken (Vanderplasschen & Wolf, 2005). Pas recent werd case management ook geïmplementeerd in de kinder- en jeugdhulpverlening (Bruffaerts, Vanderplasschen, Van Hal & Demyttenaere, 2011; Naert & Colle, 2014). De toepassing van het concept in verscheidene vormen van hulpverlening zorgde ervoor dat case management een ruime waaier kent aan mogelijke definities (Naert & Colle, 2014). 3

10 Hoewel het begrip al geruime tijd wereldwijd gehanteerd wordt (Vanderplasschen & Wolf, 2005), kent het nog steeds geen eenduidige definitie (Naert, 2014; Vanderplasschen et al., 2004). In het Nederlandstalig gebied worden de concepten trajectbegeleiding en case management door elkaar gebruikt en varieert de invulling. Waar sommige bronnen trajectbegeleiding een engere betekenis toeschrijven, wijzen andere studies op de vage grens tussen beide concepten (Naert & Colle, 2014). In dit onderzoek zal gesproken worden over case management, vermits deze benaming gebruikt wordt in de OCJ s (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014) Basisfuncties en kenmerken Hoewel er nog geen eensgezindheid is over de beschrijving van case management, is er in literatuur wel overeenstemming over wat de basisvoorwaarden zijn om te kunnen spreken over dit concept. Coördinatie, het afstemmen van de hulpverlening op de vraag van de cliënt en het garanderen van zorgcontinuïteit zijn minimale voorwaarden (Naert & Colle, 2014; Vanderplasschen et al., 2001). Bovendien moeten naast bovenstaande aspecten een aantal basisfuncties systematisch opgenomen worden (Intagliata, 1982; Van Riet & Wouters, 1997; Geenens et al., 2005; Vanderplasschen et al., 2001). Assessment vormt de eerste basisfunctie en omvat het in beeld brengen van het probleem in overleg met de jongere. Naast het nagaan wat het probleem is, wordt ook ingezet op het ontdekken van de sterktes van de jongere en zijn omgeving, om hier later verder mee aan de slag te kunnen (Naert & Colle, 2014; Vanderplasschen et al., 2001). Een volgende functie is de planningsfase en staat volledig in het teken van de jongere en zijn vragen. In het plan is er ruimte voor belangrijke aandachtsgebieden en de bijhorende doelstellingen (Moxley, 1989; Vanderplasschen et al., 2001) en wordt gezocht naar welke acties ondernomen moeten worden (Naert, 2014). Vervolgens is er de interventie, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen directe en indirecte interventie (Moxley, in Vanderplasschen et al., 2001). Directe dienstverlening wijst op de betrokkenheid van de jongere in zijn proces en de daaraan gekoppelde wederzijdse (vertrouwens)relatie tussen case manager en cliënt (Naert, 2014). Hierbij staat het uitbouwen van een verhoogd engagement bij de jongere centraal. Indirecte interventie daarentegen wijst op de louter indirecte betrokkenheid van de jongere bij de interventies. De case manager onderneemt hierbij actie vóór, maar tegelijk zonder de jongere (Vanderplasschen et al., 2001; Naert, 2014). Het monitoren van het hulpverleningsproces vormt ook een basisfunctie van case management. In deze fase controleert de case manager op vastgelegde tijdstippen of vooropgestelde acties gevolgd worden en de hulpverlening kwaliteitsvol blijft (Vanderplasschen et al., 2001; Van Riet & Wouters, 1997). Bij veranderende vragen of noden van jongeren dient het plan aangepast te worden (Van Riet & Wouters, 1997; Naert, 2014). Evalueren vormt de laatste basisfunctie. In deze fase wordt het geleverde product, dat door hulpverlening gerealiseerd werd, geëvalueerd. Hierbij staat volgende vraag centraal: Zijn de doelstellingen bereikt en in welke mate is de cliënt tevreden met de hulp (Vanderplasschen et al., 2001)? Overleg met de cliënt, waarbij geluisterd wordt naar ervaringen en verdere noden, is essentieel met de bedoeling een inschatting te maken of vervolghulpverlening noodzakelijk is (Naert, 2014). Case management wordt verder nog gekenmerkt door cliëntgerichtheid, aanklampende hulp, assertiviteit en flexibiliteit en maatschappijgerichtheid (Geenens et al., 2005). Een korte toelichting van de begrippen is nodig om de link te kunnen leggen met case management in de jeugdzorg. Binnen jeugdzorg dienen de vragen en noden van jongeren als uitgangspunt genomen te worden in het organiseren van de hulpverlening. 4

11 Deze cliëntgerichtheid vormt eveneens een doelstelling in het decreet IJH. Daarnaast vormt aanklampende hulp een centraal kenmerk. Aanklampende hulp betekent dat hulpverleners telkens weer de eerste stap moeten zetten in het werken met het cliëntsysteem en het opbouwen van vertrouwen. Hierbij wordt gestreefd naar het uitbouwen van een efficiënte hulpverlening waarin de jongere goed kan functioneren. Bovendien helpt het om maximaal in te zetten op het vrijwillige karakter van de hulpverlening (Bittremieux, 2006). Verder dient een case manager assertief en flexibel te zijn. Dit doet hij door de jongere actief te benaderen en op te komen voor zijn cliënt bij andere betrokken diensten. Evenzeer de maatschappijgerichtheid of de gerichtheid op de leefwereld van de jongere zijn belangrijk. Case management situeert zich dichtbij de leefwereld van de cliënt en past zich aan, aan de problemen en noden op het expliciete moment (Naert, 2014). Tijdens het afnemen van de interviews werden deze basisvoorwaarden in het achterhoofd gehouden Modellen Voor de invulling van case management zijn verschillende modellen voor handen. De keuze voor een model wordt bepaald op basis van de doelstellingen, de reikwijdte en de mate van betrokkenheid van de cliënt (Vanderplasschen et al., 2001). In Amerikaanse literatuur wordt verwezen naar vier modellen, met elk hun eigen (unieke) kenmerken (Ridgely & Willenbring, 1992; SAMHSA, in Vanderplasschen et al., 2004). Deze modellen kunnen geplaatst worden op een continuüm met op de twee uitersten het makelaars- en klinische model (Van Riet & Wouters, 1997). Daartussen bevinden zich ook het Assertive Community Treatment Model (ACT) en het strengths-based model. In het makelaarsmodel, ook wel het Brokersmodel genoemd, is het de taak van de case manager om de cliënt naar de gepaste vorm van hulpverlening te verwijzen. Wegens het weinig langdurig contact, wordt dit model kritisch in vraag gesteld (Naert & Colle, 2014). Daarnaast tonen studies nopens de effectiviteit van dit model maar weinig positieve uitkomsten en blijkt deze benadering voornamelijk te werken voor jongeren met een weinig complexe problematiek (Kroon, 1996; Vanderplasschen et al., 2001). Het klinische model wordt geplaatst op het andere uiterste en zet in op case management in combinatie met therapie in functie van herstel en zelfredzaamheid van de cliënt (Kroon, 1996; Vanderplasschen et al., 2001). Voorts zijn nog twee modellen te vinden op dit continuüm. Naast het ACT-model, waar vooral de nadruk ligt op een intensieve individuele begeleiding (Vanderplasschen et al., 2004), wordt ook het strengths-based model geregeld gehanteerd. In dit model wordt vertrokken vanuit het cliëntgericht denken waarbij de krachten van de cliënt centraal staan. Ook de betrokkenheid van de omgeving en de relatie van de case manager met de cliënt vormen belangrijke uitgangspunten. Uit onderzoek blijkt dit model tot heel wat positieve resultaten te leiden bij verschillende doelgroepen, waaronder de drughulpverlening, in de praktijk (Vanderplasschen et al., 2001). In punt werden diverse basisfuncties en kenmerken besproken die centraal staan bij case management. Deze kenmerken blijken ook een centrale plaats in te nemen in het strengths-based model. Daarnaast zijn ze ook goede uitgangspunten voor case management bij jongeren in jeugdzorg (Naert, 2014) en dragen OCJ s heel wat belangrijke eigenschappen van dit model mee in hun werking (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Uit onderzoek van Brun en Rapp (2001), blijkt echter onvoldoende aandacht uit te gaan naar hoe individuen deze methodiek ervaren. Strengths-based case management wordt gezien als een implementatie van het sterktegerichte perspectief dat reeds geruime tijd aanwezig is in het werkveld. 5

12 Het vormt een combinatie van enerzijds de focus op de cliënt en zijn zelfsturing en anderzijds drie andere principes, namelijk: - Promoten van het gebruik van informele netwerken. - De cliënt voldoende betrokkenheid aanbieden. - Het benadrukken van en werken aan de relatie tussen cliënt en case manager (Rapp & Chamberlain, 1985; Siegal et al., in Brun & Rapp, 2001). Een overzicht van de belangrijkste kenmerken bij elk model, is terug te vinden in tabel 1 (Vanderplasschen & Wolf, 2015, p. 73). Tabel 1: Belangrijkste kenmerken van de genoemde modellen van case management Noot. Herdrukt van Case management bij drugsverslaafden, door Vanderplasschen, W., & Wolf, J., 2015, Verslaving, 1(2), p Meerwaarde en beperkingen Literatuur toont aan dat case management wel degelijk een meerwaarde kan vormen in hulpverlening. Uit onderzoek van Bender, Kapp en Hahn (2011) blijkt dat jongeren meer participeren, onafhankelijk van de ernst van hun symptomen en socio-demografische status, naargelang ze meer case management ontvangen. Dit zou een indicatie kunnen zijn voor de effectiviteit van case management wat betreft het voortzetten van hun traject en drop-out cijfers (Bender et al., 2011). Daarnaast kan case management heel wat ondersteuning bieden aan de jongere en zijn (complexe) problematiek (Hahn, Aaron & Kingsley, 1989). Onderzoek wijst ook op een aantal beperkingen. Case management kan onder andere niet gezien worden als een cure-all voor alle problemen van jongeren. 6

13 Bovendien is het vaak niet evident te implementeren, tijdsintensief en is het afhankelijk van de bereidheid van een dienst of persoon (Hahn et al., 1989; Challis, 1988). Daarnaast wijzen Ungar et al. (2014) op problemen die kunnen samengaan met de uitvoering van case management. Deze zijn: een gebrek aan capaciteiten om het kind medeverantwoordelijk te houden, een gebrek aan macht om invloed uit te oefenen op de ouders van het kind en een tekort aan coördinatie en continuïteit in diensten. Omwille van het beperkte onderzoek naar case management in de jeugdzorg en samengaand de beleving van de jongeren hierbij, zal deze studie hier verder onderzoek naar voeren. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de attitude van jongeren en hun families ten aanzien van case management, directe implicaties heeft op hun gedrag. Wanneer ze dus niet geloven in case management, zal hun engagement ook beduidend lager liggen (Staudt, 2007; Grube & Mendenhall, 2016) Integrale jeugdhulp Ontstaan De IJH kent een lange voorgeschiedenis. Om te begrijpen waar we nu staan lijkt het aangewezen deze kort te bespreken. De eerste bouwstenen voor IJH zijn terug te vinden in de jaren 90, waar duidelijk werd dat veranderingen dienden te gebeuren aan de organisatie van de jeugdzorg (Naert & Colle, 2014). Na een aantal jaren van daling, stijgt in 1998 de instroom van jongeren in de bijzondere jeugdzorg opnieuw (Germeijs, 2013). Vervolgens was er in 1999, de Maatschappelijke Beleidsnota Bijzondere Jeugdzorg die ervoor gezorgd heeft dat het jeugdlandschap hertekend werd en de IJH als concept ontstond (Germeijs, 2013; Vlaamse overheid, 2012). Verscheidene knelpunten werden vastgesteld, waaronder de verzuiling tussen de verschillende sectoren, het beperkte aanbod vanuit voorzieningen en de beperkte aandacht voor subsidiariteit 3 (Team Beleidsondersteuning IJH, 2004; Vlaams Parlement, 2013). In het nieuwe decreet van 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp, kregen de hervormingen van 1999 een plaats. Centrale doelstellingen waren het vrijwaren van ontplooiingskansen van jongeren en hun ouders en het bevorderen van welzijn en gezondheid. Men trachtte dit te realiseren aan de hand van sector overschrijdend werken en intersectorale afstemming tussen volgende sectoren (Vlaamse overheid, 2012): Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), Centra voor Algemeen Welzijn (CAW), Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) 4, Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en Kind en Gezin (Van Tomme, Verhoest, Voets & De Peuter, 2011; Naert, 2011). Uiteindelijk was er het keerpunt in 2012, waar in het nieuwe decreet resultaat- en cliëntgerichte doelstellingen voorop stonden (Vlaamse overheid, 2012). De laatste herziening van het decreet gebeurde op 1 maart Wanneer zich op het vlak van hulpverlening gelijkwaardige alternatieven voordoen, geniet het minst ingrijpende alternatief de voorkeur (Team Beleidsondersteuning IJH, 2004). 4 Bijzondere Jeugdbijstand (hierna: BJB) 7

14 Doelstellingen In de laatste herziening van het decreet IJH werden zes centrale doelstellingen opgesteld, teneinde nieuw leven te blazen in de jeugdhulp. Een eerste doelstelling omvat het inzetten op de vermaatschappelijking van de jeugdhulpverlening (Doelstellingen van de integrale jeugdhulp, 2014, artikel 8). Doorheen de tijd zijn er steeds meer jongeren aangewezen op een gespecialiseerde aanpak, omwille van hun complexe problematieken. Naast het investeren in meer gespecialiseerde hulp, lijkt het ook belangrijk om de cliënt met zijn of haar eigen expertise aan het woord te laten. Met het nieuwe decreet wordt nu, voor het eerst, decretaal vastgelegd dat er moet gewerkt worden vanuit de eigen krachten en mogelijkheden van de jongere en zijn omgeving. Dit zou moeten leiden tot een hogere participatiegraad en de toepassing van het subsidiariteitsprincipe (Vlaamse overheid, 2012). Er zijn heel wat methodieken terug te vinden, waarop hulpverleners in het werkveld kunnen terugvallen om hieraan te voldoen. OCJ s opteerden om te werken met Signs of Safety 5 (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Een volgende doelstelling zet in op de toegankelijkheid van zowel rechtstreekse- als niet-rechtstreekse hulpverlening (De toegang tot de jeugdhulpverlening, 2014; Vlaamse overheid, 2012). De toegang tot jeugdhulp moet vlotter en meer op maat van de cliënt verlopen, door ofwel de brede instap te versterken of te streven naar een toename van rechtstreeks toegankelijke hulp (Vlaamse overheid, 2012). De derde doelstelling omvat het waarborgen van flexibiliteit en continuïteit, met inbegrip van de naadloze overgang naar andere vormen van hulpverlening (Continuïteit in de jeugdhulpverlening, 2014, artikel 30). Om deze continuïteit te garanderen en doorverwijzing dus vlotter te laten verlopen, is er nood aan een goede afstemming en coördinatie tussen de verschillende hulpverleners. Daarbij is er ook steeds behoefte aan een betrokkene (cf. case manager) die doorheen het volledige proces aanwezig is om de noden en het welzijn van de cliënt van nabij op te volgen (Vlaamse overheid, 2012). Ook het gepast omgaan met verontrusting, het voorzien in een subsidiair aanbod crisis-jeugdhulp en het inzetten op maximale participatie van de cliënt, vormen doelstellingen (Vlaamse overheid, 2012). Deze doelstellingen hangen nauw samen met de onderzoeksvragen in deze masterproef. Met de komst van het nieuwe decreet, was het de bedoeling om een vereenvoudiging van de jeugdhulpverlening te realiseren. Op Figuur 1 (Agentschap Jongerenwelzijn, s.d.) is het mogelijk de vernieuwde structuur waar te nemen, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen rechtstreeks- en niet rechtstreeks toegankelijke hulpverlening. Ook de gemandateerde voorzieningen 6 (GV) worden nu onderdeel van de (rechtstreeks toegankelijke) jeugdhulp. Of de komst van het nieuwe decreet IJH een meerwaarde is, wordt in een grote externe evaluatie in 2018 nagegaan (Vlaamse overheid, 2015). Figuur 1: Jeugdhulpschema Noot. Herdrukt van Jeugdhulplandschap, door Agentschap Jongerenwelzijn, s.d. Geraadpleegd van 5 Signs of Safety is een oplossingsgerichte benadering, waarbij naast het benoemen van zorgen en de aanwezige risicofactoren, ook doelbewust samen met het gezin gezocht wordt naar positief aanwezige krachten (Wiggerink, 2017). 6 Gemandateerde voorziening (hierna: GV) 8

15 Evolutie van het begrip case management binnen IJH In de Maatschappelijke beleidsnota Bijzondere Jeugdzorg van 1999, werd voor het eerst onrechtstreeks verwezen naar de noodzaak tot een case manager. Een naar voren geschoven knelpunt was dat jongeren vaak zoekende waren naar een vertrouwenspersoon (Germeijs, 2013). Vervolgens kwam in het decreet van 2004 trajectbegeleiding voor het eerst ter sprake. De functie van trajectbegeleiding zag men toen als het bieden van ondersteuning en het bevorderen van het hulpverleningstraject van jongeren. Dit aanbod moest toegankelijk zijn voor elke jongere in de hulpverlening (Vlaamse regering, 2004). De trajectbegeleider zou de bewaker kunnen zijn van zorgcontinuïteit en kan de noodzakelijke verbinding vormen tussen het hulpverleningslandschap en de jongere (Lynen, 2013). Dit met de bedoeling dat eenzelfde persoon een jongere van bij de start zou bijstaan, tot die 18 wordt (Vanhee, 2016). Hoewel in 2004 trajectbegeleiding vernoemd werd, was er nog geen concrete invulling van dit concept. Pas in 2012, met het voorstel van het nieuwe decreet, werd hier opnieuw over gesproken. In het voorontwerp van dit decreet was er niet langer sprake van een aparte dienst die trajectbegeleiding zou faciliteren, maar ging de begeleiding van het traject ondersteund worden door de betrokken hulpverleners (Vlaams parlement, 2013). Het opvolgen van een jongere door eenzelfde persoon bleek namelijk geen haalbare kaart (Vanhee, 2016), hoewel dit wel de uitdrukkelijke vraag vormt van de cliënt. Zij willen namelijk iemand die naast hen staat, waarbij ze liefst eenmalig hun verhaal kwijt kunnen. In de maatschappelijke beleidsnota uitgaande van het Vlaams Parlement in 2011, maakt men duidelijk dat een individuele trajectbegeleider volgens hen nog steeds noodzakelijk is, omwille van onderstaande redenen: Het Kinderrechtencommissariaat en een aantal getuigen pleiten voor een coach, een trajectbegeleider, die de jongere voor lange termijn ondersteunt. Dan vermijd je in één beweging twee problemen: de jongere moet niet telkens opnieuw het hele verhaal doen en hij loopt minder risico op herval en verzwaring van de problematiek. (Vlaams parlement, 2011, p. 110) In 2013, spreekt men in de voorstellen van het decreet uiteindelijk toch van trajectbegeleiding eerder dan een individuele trajectbegeleider (Vlaams Parlement, 2013). Het is de taak van verschillende hulpverleners met zorg om te gaan met jongeren en ervoor te zorgen dat er geen gaten vallen (Vanhee, 2016). Echter, in het uiteindelijke decreet, dat van kracht ging op 1 maart 2014, wordt trajectbegeleiding niet langer opgenomen. Daarom werd op 19 juni 2015 een voorstel van resolutie ingediend waarbij men opnieuw ijvert voor de implementatie van dit concept (Vlaams Parlement, 2015a). Zoals besproken in het onderdeel case management: ontstaan en terminologie mogen case management en trajectbegeleiding als identieke concepten beschouwd worden. IJH vormt de basis voor het ontstaan van de OCJ s. Echter, welke rol een case manager inneemt in IJH en de OCJ s is nog onduidelijk en zal in dit onderzoek een plaats krijgen. 9

16 1.3. Ondersteuningscentrum Jeugdzorg Wat? Een OCJ is een GV die met de start van het nieuwe decreet op 1 maart 2014 zijn intrede maakte. Ze zijn werkzaam binnen het agentschap jongerenwelzijn op niveau van de buitengerechtelijke jeugdhulp (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). OCJ s heetten voor het decreet IJH, Comité Bijzondere Jeugdzorg. Naast de naamsverandering kreeg een OCJ ook de taak pas in te grijpen wanneer vrijwillige hulpverlening maar moeilijk loopt en het akkoord van een cliënt ontbreekt (Van Braeckel, 2016). Zoals vermeld in artikel 33 1 van het decreet in 2013, werd een OCJ opgericht om aan vier kerntaken te voldoen (Vlaams Parlement, 2013). Allereerst dienen ze advies en consult te bieden aan jeugdhulpaanbieders, andere voorzieningen en personen (Vlaams Parlement, 2013; Rahoens & Verhegge, 2014). Vervolgens wordt bij een aanmelding in een OCJ een onderzoek opgestart. Een aanmelding kan gebeuren door het gezin zelf, maar ook andere partners uit IJH of het parket kunnen de aanmelding op zich nemen (Vlaams loket jeugdhulp, 2016). Om te voorzien in de continuïteit van de zorg is het aangewezen dat wanneer een hulpverlener aanmeldt, deze gedurende het volledige onderzoek in beeld kan blijven. De uitkomst van dit onderzoek zal uiteindelijk bepalen welke rol de aanmelder nog zal innemen in het verdere traject (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Tijdens deze onderzoeksfase gaat men na of het noodzakelijk is dat de overheid tussenkomt in de hulpverlening. Dit doen ze door te onderzoeken of er verontrusting aanwezig is, waarbij ofwel de ontwikkelingskansen of integriteit van de minderjarige bedreigd worden ofwel beide in gevaar zijn. Als dit het geval is spreekt men van Maatschappelijke Noodzaak 7 (MaNo) en is er het recht tot interveniëren (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Een volgende kerntaak houdt het opstarten of opvolgen van hulpverlening in, naargelang de situatie van de jongere (Rahoens & Verhegge, 2014). Het daadwerkelijk verlenen van jeugdhulpverlening moet bovendien gewaarborgd worden aan de magistraten die belast zijn met de jeugdzaken (Vlaams Parlement, 2013). Evalueren wordt gezien als de belangrijkste stap in de opvolging van het hulpverleningstraject. Zes maandelijks vindt een evaluatie plaats die kan leiden tot bijsturing van het traject. Hierin worden de effecten van de hulpverlening en de evolutie samen met de cliënt en zijn context besproken. Daarbij staan volgende vragen centraal: Is de huidige hulpverlening adequaat? en Zijn er voldoende elementen aanwezig om de betrokkenheid van een OCJ te continueren?. Uiteindelijk kan deze evaluatie leiden tot een veranderende rol voor de consulent, maar kan ook beslist worden om de hulp stop te zetten (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Als laatste is het de taak van een OCJ door te verwijzen naar gerechtelijke jeugdhulp wanneer een van volgende zaken optreedt: jeugdhulpverlening blijkt noodzakelijk maar de jongere en/of zijn ouders aanvaarden deze hulp niet vrijwillig of de jongere en/of zijn ouders weigeren mee te werken aan het onderzoek naar de MaNo (Vlaams Parlement, 2013; Rahoens & Verhegge, 2014). Deze kerntaken worden uitgevoerd door een consulent (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014) Case management in OCJ s Case management neemt een belangrijk onderdeel in, in het functieprofiel van een consulent. In een OCJ wordt consulent als gangbare term gebruikt voor de persoon die case management uitoefent. De onderzoeker opteert om in het verdere verloop van dit onderzoek gebruik te maken van de term case manager in plaats van consulent. Dit om consequent om te springen met de terminologie. 7 Maatschappelijke Noodzaak (hierna: MaNo) 10

17 Hun functiedoel wordt als volgt omschreven: Je levert een bijdrage aan de voorbereiding (case onderzoek) en het beheer (case management) van de hulpverlening ten behoeve van minderjarigen en hun gezinnen in situaties van maatschappelijke noodzaak ten einde een kwaliteitsvolle hulpverlening ten aanzien van de desbetreffende jongeren te garanderen. Dit alles doe je in nauwe samenwerking en overleg met je team en MDT (multidisciplinair team deel van de regionale staf). (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, s.d.) Case management vertrekt dus vanuit het idee dat de case manager een rol heeft in de opvolging van hulp. Daarnaast moeten ze waken over de MaNo en vormen ze een aanspreekpunt voor hulpverlener en cliënt (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014; Vlaamse overheid, 2013b). OCJ s maakten tot 2015 een onderscheid tussen twee vormen van case management. Enerzijds sprak men over observerend case management (OCM), wat inhoudt dat de case manager een louter observerende rol gaat innemen. Een OCJ voorziet de contouren van het traject, maar het traject wordt individueel bewandeld door de cliënt en zijn hulpverlener. De verantwoordelijkheid ligt bij de jongere en de hulpverlener, waarbij die laatste over een informatieplicht beschikt naar OCJ s. Om die reden blijft een OCJ nog steeds op de hoogte van de evoluties of ondernomen acties (Vlaamse overheid, 2012; Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Daarnaast is er ook interveniërend case management (ICM) wat wijst op een hogere intensiteit. Waar de verantwoordelijkheid bij OCM vooral bij de jongere en zijn hulpverlener ligt, nemen OCJ s binnen ICM een actieve rol in. Een OCJ, het cliëntsysteem en de hulpverlener vormen onderling een actieve driehoek (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014; Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, s.d.). Er is pas sprake van ICM wanneer hulp echt noodzakelijk is en in situaties waar geen hulpvraag meer aanwezig is (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Het onderscheid tussen OCM en ICM bleef bestaan tot 2015, maar sinds 2016 vindt er een uitdoving plaats tussen beide soorten case management. Er zou nu enkel nog sprake zijn van (interveniërend) case management (Vlaams loket jeugdhulp, 2016), waarbij een OCJ pas tussenkomt wanneer de hulpverlener verontrust is en hulpverlening niet loopt. Case management wordt dus vaak ervaren als een controleorgaan of een manier van ingrijpen wanneer het dreigt mis te lopen (Vlaams Parlement, 2013). Bovendien staat binnen een OCJ, conform met het internationaal verdrag van de rechten van het kind, het belang van de minderjarige centraal. Ook een aantal andere werkingsprincipes, waaronder contextgericht werken, werken op maat van de cliënt en het inzetten op participatie worden gehanteerd (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Om deze principes werkbaar te maken, gebruiken OCJ s sinds 2012 de oplossingsgerichte en krachtgerichte pijler Signs Of Safety. Deze strengths-based strategie maakt gebruik van een collaboratieve benadering in het werken met jongeren en hun context. Centraal hierbij staat het aan de slag gaan met zowel de problemen als krachten van jongeren en hun context, met de bedoeling een grotere betrokkenheid te creëren (Turnell, in Scerra, 2011; Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Er is reeds heel wat positieve evidentie terug te vinden, voor het werken met deze strategie (Scerra, 2011). Door de recente ontstaansgeschiedenis van OCJ s, kon de onderzoeker nog geen evaluatie terugvinden omtrent hun werking. In deze masterproef wordt alsnog gefocust op deze nieuwe GV, aangezien deze op heden wel een belangrijke rol inneemt in de jeugdhulp. 11

18 1.4. Continuïteit Terminologie en modellen Hoewel continuïteit een vaak gehanteerd concept is, ontbreekt een eenduidige definitie (Heaton, Corden & Parker, 2012). Dit zorgt voor een hiaat betreffende de impact van zorgcontinuïteit, maar creëert ook een drempel om het probleem aan te pakken (Freeman, Shepperd, Robinson, Ehrich & Richards, 2001). Bijkomend beïnvloeden diverse factoren de zorgcontinuïteit, waaronder eigenschappen van de cliënt, zijn familie en kenmerken van de professional (Parker, Corden & Heaton, 2011). Tevens is de invulling van continuïteit heel onduidelijk en afhankelijk van het ingenomen perspectief. Internationale literatuur nopens continuïteit situeert zich hoofdzakelijk in sectoren als eerstelijnsgezondheidszorg en de geestelijke gezondheidszorg (Naert et al., 2017b). In de jeugdzorg daarentegen wordt het zelden gezien als een centraal onderzoeksonderwerp, maar eerder als een aanbeveling (Naert, Stevens, Roose & Vanderplasschen, 2017a). Deze sector beschrijft continuïteit als het naadloos aansluiten van zorg op elkaar en als coördinatie tussen zorgaanbieders (Naert et al., 2017a). Bovendien is er hoofdzakelijk aandacht voor continuïteit in complexe hulpverleningssituaties, waarbij meerdere instanties betrokken zijn (Lauwers & Piessens, 2013). Vanuit internationaal onderzoek werden een aantal modellen ontwikkeld die het belang van een individuele kijk van het individu op continuïteit benadrukken (Naert et al., 2017a). Volgens het model, gecreëerd door Freeman et al. (2001) is er sprake van drie grote types van continuïteit, namelijk: relationele -, management- en informatie continuïteit. Bij relationele continuïteit wordt hoofdzakelijk ingezet op de kwaliteit van de therapeutische relatie vanuit verbinding, toewijding en flexibiliteit. Management continuïteit wijst daarentegen op het ervaren van coördinatie doorheen het traject. Als laatste wordt informatie continuïteit hoofdzakelijk gezien als de uitwisseling van informatie waarbij er tegemoetgekomen wordt aan het niet steeds moeten herhalen van een verhaal (Tobon, Reid & Brown, 2015). In dit model lijkt meer aandacht uit te gaan naar de ervaren of beleefde continuïteit, eerder dan de visie van het systeem die instaat voor de zorg (Freeman et al., 2007). Aansluitend ziet men dit model als een belangrijke stap naar het partnerschapsparadigma. In dit paradigma ligt de focus op de connectie en relatie tussen hulpverleners en het cliëntsysteem. Continuïteit ontstaat vanuit een co-constructie waarbij interactie tussen de verschillende partners centraal staat. Het bereiken van een goede continuïteit in de zorg hangt uiteindelijk af van de sterkte van de connecties tussen de diverse partners (Heaton et al., 2012) Continuïteit in de jeugdzorg In de jeugdhulpverlening wordt continuïteit ervaren als een probleem dat ondanks inspanningen nog steeds aanwezig blijft (Jones et al., 2009). Verkokering en fragmentatie zijn struikelblokken die ervoor zorgen dat jongeren niet de gepaste zorg krijgen door een gebrekkige afstemming tussen systemen (Naert et al., 2014; Naert et al., 2017a). Het is opvallend dat jongeren vaak hun weg niet kennen in het hulpverleningslandschap en zo van de ene hulpverleningsvorm in de andere belanden (Lynen, 2013). Ze hebben nood aan duidelijke informatie. Om continuïteit te verzekeren wordt vanuit diverse bronnen, waaronder het kinderrechtencommissariaat, uitgegaan van de noodzaak aan een case manager. 12

19 Deze kan gezien worden als een ondersteunende figuur om coördinatie en continuïteit te bereiken in de jeugdzorg, wat een van de doelstellingen vormt van het decreet (Lynen, 2013). Inspiratie hiervoor werd gehaald uit internationaal onderzoek, dat wijst op de mogelijkheid te onderzoeken wat case management kan betekenen voor de realisatie van zorgcontinuïteit (Naert et al., 2017a). Uit onderzoek, gevoerd door het Vlaams Parlement, blijkt deze stelling te kloppen. Eén aanspreekpunt zou drempelverlagend werken en zou leiden tot een sterkere vertrouwensband tussen cliënt en hulpverlener. Het zorgt bovendien voor een verhoogde betrokkenheid van de cliënt in zijn traject (Vlaams Parlement, 2015b). Door het toevoegen van een case manager kunnen de moeilijkheden die jongeren ervaren bij de uitstroom uit BJB gereduceerd worden tot een minimum en wordt de kans op herval kleiner (Vlaamse jeugdraad en kinderrechtencommissariaat, 2010; Vlaams Parlement, 2011). Het is van belang deze jongeren meer te betrekken bij hun begeleiding en hun noden goed te beluisteren, om deze vervolgens mee te nemen in de uitwerking van hun traject (Bender et al., 2011). Als laatste blijkt de stem van jongeren, in onderzoek naar continuïteit, slechts beperkt aanwezig. Het lijkt erop dat er binnen deze sector hoofdzakelijk gewerkt wordt met de expertise van de professional (Naert et al., 2017a). Om hieraan tegemoet te komen, zal in dit onderzoek vertrokken worden vanuit de beleving van de participerende jongeren Probleemstelling en onderzoeksvragen Na het lezen van de beschikbare literatuur omtrent case management, IJH, OCJ s en zorgcontinuïteit werd duidelijk dat er tegenwoordig nog altijd heel wat onduidelijkheid is, over welke plaats een case manager inneemt binnen IJH, meer specifiek in OCJ s, en welke functies zij werkelijk vervullen. Zo blijken continuïteit en zorg op maat belangrijke doelstellingen in het nieuwe decreet IJH en in een OCJwerking en dient een case manager mee in te staan voor de realisatie hiervan. Aangezien de recente oprichting van de OCJ s is het onderzoek omtrent bovenstaande aspecten in een OCJ, voor zover geweten, onbestaande. Aanvullend wordt in literatuur de beleving van jongeren omtrent case management en continuïteit maar weinig besproken. Hun stem lijkt met andere woorden te ontbreken. Daarom wil dit onderzoek aan de hand van volgende onderzoeksvragen trachten tegemoet te komen aan deze probleemstelling. Het verhaal van de jongeren met daaraan gekoppeld hun beleving, vormt hierbij de rode draad. - Hoe beleven jongeren de aanwezigheid van een case manager in hun traject? - Hoe ervaren jongeren hun evoluerende zorgvraag/noden en de bijhorende ondersteuning van de case manager in de loop van hun traject? - Hoe beleven jongeren (dis)continuïteit in hun traject? Door middel van kwalitatief onderzoek zal een antwoord geboden worden op bovenstaande onderzoeksvragen. In het volgende hoofdstuk zal daarom de gehanteerde methodologie nauwkeurig beschreven worden. 13

20 Hoofdstuk 2: Methodologie 2.1. Onderzoeksbenadering Op basis van wat deze studie wil onderzoeken en daarmee gepaard de aard van de onderzoeksvragen, heeft dit onderzoek als finaliteit inzicht te krijgen in de beleving van jongeren die een traject doorlopen (hebben) in een OCJ, dit betreffende case management. Om in staat te zijn hier een duidelijk beeld over te krijgen, is werken aan de hand van kwalitatief belevingsonderzoek een gebruikelijke methode (Baarda, de Goede & Teunissen, 2001). Belevingsonderzoek omschrijft Eggermont (1999) als onderzoek waarin gepeild wordt naar de manier waarop mensen een eigen betekenis verlenen aan een bepaalde situatie. De interesse bij deze onderzoeken gaat met andere woorden uit naar de subjectieve perceptie van de respondent en niet zozeer het verzamelen van feiten (Baarda, 2014). De uitkomst staat of valt met de eigen inbreng en aanvulling van de participanten, waar achteraf de onderzoeker de mogelijkheid heeft de antwoorden te interpreteren. Het is de taak van de onderzoeker een adequate interpretatie te geven aan de verkregen data (Levering & Smeyers, 1999) Participanten De populatie waarop dit onderzoek betrekking heeft werd verworven op basis van drie vereisten. Allereerst dienen de participanten tussen 15 en 18 jaar oud te zijn. Bovendien moeten zij ook een traject doorlopen hebben in een OCJ, dat niet noodzakelijk moet continueren gedurende het onderzoek. Als laatste is de toestemming van participanten nodig voor het verrichten van een beperkte dossierstudie, uitgevoerd door de onderzoeker. De participanten werden aangesproken op basis van leeftijd, onafhankelijk van geslacht en duur van hun traject. Echter, dient een kanttekening gemaakt te worden op het criterium leeftijd. Concreet kregen jongeren ouder dan 18 ook de kans deel te nemen aan het onderzoek. Hoewel zij niet langer ondersteuning krijgen door een OCJ, vormen ze alsnog een belangrijke en vaak moeilijk te bereiken doelgroep. Zij kunnen namelijk aanzien worden als ervaringsdeskundigen die een terugblik kunnen werpen op zowel de start, het verloop als de afloop van hun traject. Daarnaast vormen deze jongeren een uiterst kwetsbare groep. Dit wegens de vaak moeilijke uitstroom uit de BJB, waarbij case managers maar aanwezig kunnen blijven tot de 18 de verjaardag. In tabel 2 is een overzicht te vinden van de deelnemende participanten. Oorspronkelijk werden 18 jongeren aangesproken. Uiteindelijk bleken elf jongeren gemotiveerd om deel te nemen aan het onderzoek. Van de overgebleven zeven jongeren wensten vier jongeren niet deel te nemen wanneer de case manager hen contacteerde. De andere drie jongeren stemden toe, deel te nemen aan het onderzoek, maar haakten af wanneer de onderzoeker zelf contact opnam om de praktische kant verder te bekijken. 14

21 Tabel 2: Overzicht respondenten en hun traject8 Jongere Leeftijd Geslacht Periode opvolging Onderbrekingen Aantal verschillende case managers 1 15 jaar Vrouw Sinds Ja Nog lopende ondersteuning door een OCJ 2 17 jaar Man Sinds Neen: gestopt in februari jaar Man Sinds Neen: gestopt wanneer jongere 18 werd 4 17 jaar Man Sinds oktober Ja 5 15 jaar Vrouw Sinds Ja 6 17 jaar Vrouw Sinds Ja 7 18 jaar Man Sinds Neen: gestopt wanneer jongere 18 werd 8 17 jaar Man Sinds Ja 9 16 jaar Vrouw Sinds juni Ja jaar Vrouw Sinds Ja jaar Vrouw Sinds Neen: gestopt wanneer jongere 18 werd 8 Vier van de elf jongeren werden op het moment van afname niet langer opgevolgd door een case manager doordat ze, ofwel 18 waren geworden of omdat er niet langer sprake was van MaNo. Om de anonimiteit van de jongeren te kunnen garanderen zal in de resultaten met fictieve namen gewerkt worden. 15

22 Toegang tot participanten Na goedkeuring door de ethische commissie, werd in november 2017 het eerste contact gelegd 9. De rekrutering van de participanten gebeurde met behulp van verschillende gatekeepers, zoals de regioverantwoordelijke van de provincie West-Vlaanderen, teamverantwoordelijken en case managers. Literatuur omschrijft gatekeepers als een individu, groep of organisatie die beschikt over de macht om te beslissen of de onderzoeker toegang krijgt tot een bepaalde groep mensen die noodzakelijk zijn bij het uitvoeren van een onderzoek (De Laine, 2000). Voor de OCJ s was het een vereiste te fungeren als eerste contactlegger (Crowhust & Kennedy-macfoy, 2013) en pas bij toestemming van de jongeren kon ook de onderzoeker contact opnemen. Er bestond met andere woorden een afhankelijkheid van de goodwill en bereidheid van regioverantwoordelijken, teamverantwoordelijken en case managers, of jongeren al dan niet ingelicht werden over het bestaan van dit onderzoek. Vermits de onderzoeker reeds stage had doorlopen bij een MDT-lid en gedurende het onderzoek een nieuwe stage aanvatte in het OCJ te Ieper, kwam die op regelmatige basis in contact met de doelgroep en hun case managers. Dit vereenvoudigde de toegang tot de participanten. Er is sprake van participerende observatie. Berkers (1998) benoemt hierbij twee nadelen. Enerzijds is er het gevaar op een selectieve perceptie en interpretatie door de onderzoeker. Aangezien er voor de onderzoeker geen eigen belangen aan dit onderzoek gekoppeld waren, bleek dit gevaar onterecht. Anderzijds spreekt hij over het gevaar op rolconflicten. Dit houdt het risico in op een onvoldoende afgebakende rolomschrijving, wat kan zorgen voor zowel negatieve effecten op de onderzoeker als op de participant. Aangezien de participanten hoofdzakelijk jongeren waren waar de onderzoeker nog niet eerder mee in aanraking was gekomen, was dit conflict minimaal. Met de participanten die de onderzoeker wel mee opvolgde, was het contact beperkt tot één observerend gesprek voor de afname van het interview. Dit wijst opnieuw op een minimale overlapping in beide functies. Op deze manier werd de betrouwbaarheid van het onderzoek gewaarborgd. Het zoeken van respondenten en aansluitend het bewerkstelligen van een representatieve verdeling van de doelgroep bleek niet evident. Omwille van de schaarse bereidheid van de diverse gatekeepers, heeft dit onderzoek zich beperkt tot de regio West-Vlaanderen. Concreet waren case managers uit de OCJ s in Brugge, Ieper, Kortrijk, Roeselare en Veurne bereid deel te nemen aan het onderzoek Dataverzameling Semigestructureerd interview Om enerzijds in staat te zijn overeenkomsten en verschillen te vinden tussen de verscheidene interviews en anderzijds de geïnterviewde alsnog voldoende vrijheid te bieden, werd gebruikgemaakt van een semigestructureerd interview. De participanten kregen zelf de keuze waar en wanneer het interview plaats zou vinden, met het oog op het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving. Alle jongeren kozen ervoor het interview in een voor hen bekende ruimte te laten doorgaan. Omwille van ethische implicaties, werd alvorens te starten met de afname van de interviews een informed consent voorgelegd aan de teamverantwoordelijke. 9 In bijlage kan het logboek geraadpleegd worden met de oplijsting van de verscheidene contacten. 16

23 Aanvullend werd een informed consent overlopen samen met de jongeren, zodanig anonimiteit en vertrouwelijkheid van de gegevens gegarandeerd kan worden. Hierbij werd ook de toestemming gevraagd om het gesprek op te nemen. Dit werd telkens mondeling goedgekeurd. Wat betreft het verloop van het interview, werd gebruikgemaakt van een interviewleidraad. Deze leidraad werd echter flexibel gehanteerd. Er kon op elk moment afgeweken worden, om de eigen inbreng van de participanten een plaats te geven (Mortelmans, 2013). Bij aanvang van het interview werd gebruikgemaakt van een tijdslijn. De bedoeling hierbij was om als onderzoeker zicht te krijgen op het gelopen traject van de jongere in de hulpverlening, dit vanuit een onbevangen en actieve luisterhouding. Anderzijds bood het ook de mogelijkheid voor de jongere om op een gestructureerde wijze zijn verhaal te vertellen. Deze tijdslijn werd doorheen het verdere verloop van het interview gebruikt. Vervolgens werd het interview opgedeeld in verscheidene delen. In het eerste deel werd hoofdzakelijk de focus gelegd op het traject van de jongere in de hulpverlening, om in een volgend deel in te zoomen op het traject in een OCJ. Ten slotte werd in het laatste onderdeel gefocust op de toekomst. Bij afronding van het interview werd de nodige ruimte voorzien tot het stellen van vragen, delen van opmerkingen of aanvullende informatie. De duur van een interview bedroeg minimaal 1 uur en maximaal 1u45 minuten Dossierstudie Als aanvulling op de interviews werd een beperkte dossierstudie uitgevoerd. Het baseren van dit onderzoek op eenvoudigweg de dossiers van de jongeren is uiteraard niet voldoende. Het directe contact vormt een essentieel onderdeel van deze studie. Het biedt de mogelijkheid dieper in te gaan op visies, bedenkingen, gevoelens en gedachten. Daarnaast krijgen de respondenten ook de mogelijkheid thema s te bespreken waar zij veel belang aan hechten (Longhurst, 2010). Alsnog is deze dossierstudie een manier om de betrouwbaarheid van dit onderzoek te verhogen en gerichter zaken te bevragen bij de jongeren. Daarnaast werd bepaalde informatie, die niet door elke jongere herinnerd kon worden, teruggevonden in hun dossiers. Tijdens deze dossierstudie werd hoofdzakelijk gefocust op het traject en de duur hiervan. Verder bood het de onderzoeker ook de mogelijkheid zicht te krijgen op de noden van de jongeren. Volgende vragen konden hierbij als aanvulling dienen op wat zij vertelden tijdens het interview: Wat werkt? Wat zijn valkuilen? Wat zijn motiverende factoren? Wat is de invloed van de context van de jongere? 2.4. Data-analyse Het uitoefenen van kwalitatief onderzoek genereert heel wat ruwe data, wat kwalitatieve data-analyse vaak heel complex maakt. De finaliteit van kwalitatieve data-analyse is te komen tot een reductie, interpretatie en reconstructie van gegevens. Dit zit vervat in een continu proces (van Staa & Evers, 2010) om uiteindelijk een saturatie-effect te bereiken, waarbij geen nieuwe informatie meer gevonden wordt. Gedurende de analyse werd een diepgaande verkenning van elke jongere zijn afzonderlijk verhaal uitgevoerd. Hierdoor probeerde de onderzoeker de participant zijn verhaal eigen te maken en belangrijke klemtonen te herkennen, ten einde familiair te worden met de data. Hieraan werd tegemoetgekomen doordat de onderzoeker de interviews op zelfstandige basis afnam en transcribeerde (Van Hove, 2014). Tijdens het transcriberen werden de verscheidene interviews aangevuld met bruikbare informatie verkregen uit de dossierstudie. 17

24 Aangezien jongeren hun verhaal niet beperkt bleef tot hun traject binnen een OCJ, maar zij ook andere zaken zoals hun beleving aangaande hulpverlening in het algemeen wilden delen, leek het zinvol de interviews letterlijk te transcriberen. Nadien werd de thematische analyse uitgevoerd met behulp van Nvivo Zo was de onderzoeker in staat verschillende thema s af te bakenen om deze daarna adequaat te beschrijven. Er werd hierbij zowel op zoek gegaan naar gelijkenissen als verschillen in de ervaringen/belevingen die naar voren kwamen over de verschillende interviews heen. Vooral de reden voor deze onderlinge verschillen, die bovendien ook besproken werden met de participanten, en de voorbeelden en bedenkingen die jongeren hierbij aanhaalden vormen een grote meerwaarde. Ter illustratie van de resultaten wordt daarom veelvuldig gebruikgemaakt van citaten. De thema s die de rode draad vormden gedurende het interview en de verwerking ervan zijn: continuïteit, beleving van case management, het traject en de toekomstvisie Kwaliteitscriteria Lincoln en Guba (1985) bespreken geloofwaardigheid, overdraagbaarheid, betrouwbaarheid en neutraliteit als belangrijke kwaliteitsvereisten in interpretatief onderzoek. Geloofwaardigheid wijst op de interne consistentie tussen onderzoek en realiteit (Morrow, 2005). Dit werd bewerkstelligd door gebruik te maken van triangulatie enerzijds en de aanhoudende observaties op het werkveld anderzijds. Triangulatie wijst volgens Baarda et al. (2001) op het gebruik van verschillende soorten gegevens, gegevensbronnen en dataverzamelingsmethoden. Gehanteerde dataverzamelingsbronnen in dit onderzoek waren semigestructureerde interviews, dossierstudies en (participerende) observatie. Overdraagbaarheid wordt geïnterpreteerd als de mate van generaliseerbaarheid naar andere contexten (Morrow, 2005). Interpretatief onderzoek heeft, in tegenstelling tot kwantitatief onderzoek, generaliseerbaarheid niet als doelstelling (Mortelmans, 2013). Desalniettemin heeft de onderzoeker hier wel aan trachten te voldoen, door inzicht te bieden in de onderzoekcontext, het proces, de participanten en de relatie tussen de onderzoeker en de participanten (Morrow, 2015). Ook het installeren van authenticiteit wordt hierbij benoemt. Door middel van het gebruik van citaten, wordt aan deze vereiste tegemoetgekomen. Het derde criteria is betrouwbaarheid, wat nauw verbonden is met de geloofwaardigheid van het onderzoek. Indien stappen ondernomen worden om te voorzien in geloofwaardigheid, kom je automatisch tegemoet aan de betrouwbaarheid (Guba & Lincoln, 1989). Door het nauwkeurig beschrijven van de methodologie, procedure en analyse wil de onderzoeker de controleerbaarheid versterken. Het laatste criterium is neutraliteit en verwijst naar het feit dat onderzoekers nooit volledig objectief zijn (Morrow, 2005). Daarom is het noodzakelijk een zelfkritische houding aan te nemen en gedurende het onderzoek meermaals aan de slag te gaan met de verkregen data (Levering & Smeyers, 1999). De onderzoeker stond gedurende het proces stil bij eigen waarden, normen en opvattingen, om beïnvloeding hiervan zoveel mogelijk uit te sluiten. 10 Het programma Nvivo is een programma voor kwalitatieve analyse, die het verwerkingsproces van data sneller en efficiënter laat verlopen (Mortelmans, 2011). 18

25 Hoofdstuk 3: Resultaten 3.1. Een case manager in het traject van jongeren Case manager versus consulent Zoals besproken in de literatuurstudie, wordt in OCJ s over consulenten gesproken eerder dan case managers. Daarom is het niet verwonderlijk dat uit de analyse van de resultaten blijkt dat het begrip case manager weinig gekend is onder de participanten. De meeste jongeren kunnen geen omschrijving geven van een case manager, maar enkelen komen via woordanalyse toch tot een uitleg. Echter, een meer gekend concept onder de jongeren is consulent. In de bespreking van de resultaten zal verder gebruikgemaakt worden van het begrip case manager. Sander: Van case weet ik dat het een situatie is. Dat is dan vooral iemand die bekijkt hoe zitten alle situaties in mekaar. Het is eigenlijk een beetje een coördinator die zegt van welke jongeren kunnen we in begeleiding nemen en welke jongeren niet. Daarnaast werd gevraagd aan de participanten of hen een omschrijving gegeven werd van een case manager en zijn functies. Dit blijkt bij de meeste jongeren wel het geval bij aanvang van hun traject. Ze kunnen zich echter nog moeilijk herinneren wat de case manager dan exact gezegd heeft. De beschrijving van wie een case manager is en wat hij doet, kent hierdoor een heel uiteenlopende invulling. Alsnog geven de meeste jongeren aan het noodzakelijk te vinden op de hoogte te zijn van wie voor hen zit en waarom zij aangesproken worden door deze persoon. Slechts enkelen vinden het belangrijker hulp te krijgen, dan te weten wie deze hulp aanbiedt. Jens: Was dat niet iemand die kijkt of je situatie thuis oké is? Die komt praten over de situatie als er iets gebeurd is? Of ja, vooral over de thuissituatie gaan ze babbelen. Thomas: Dat is iemand die u helpt. Er voor u is, om u te kunnen wijzen wat je wel en niet kan doen op een bepaald vlak. Bij sommige is dat school, bij sommige is dat. Ik kan het niet uitleggen. Het is iemand die je helpt bij wat je nodig hebt of tekort hebt. Jan: Dat is iemand die helpt zoeken naar oplossingen. En die je een beetje helpt door het leven gaan tot je 18 bent. Kurt: Ik denk de persoon die mij opvolgt vanuit de jeugdzorg. Als je ouders niet meer voor jou kunnen zorgen dat zij de grote beslissingen over jou neemt en samen met jou kijkt voor oplossingen waar je terecht kan wanneer je dingen fout gedaan hebt. Griet: Het is alleja. Ik weet het niet. Zo een helper thuis. Ine: Iemand die helpt met de persoon hun leven. Als het bijvoorbeeld moeilijk gaat op school dat zij daarmee helpt en helpt zoeken naar een oplossing. En ook niet als het bijvoorbeeld opgelost is dat ze dan stopt. En meestal is het ook zo dat ze blijft kijken dat het gaat en als ze merkt oei het gaat niet meer, dat ze dan weer komt helpen. 19

26 Een case manager is meer dan een luisterend oor Bij het peilen naar de functies die een case manager volgens de jongeren zou moeten vervullen, blijkt heel wat overeenstemming te zijn. Luisteren, raad geven, oplossingen zoeken, informatie doorspelen en het bekijken van mogelijkheden zijn de meest voorkomende antwoorden. Tevens komen functies aan het licht die jongeren graag diepgaander willen bespreken. Zo hebben enkelen de indruk dat een case manager hoofdzakelijk beslissingen moet nemen over wat met hen zal gebeuren. Zowel Elien als een andere jongere ervaren dat de case manager beslissingen neemt maar verder geen andere functies invult. Elien: Voor mij waren zij eigenlijk monsters. Ze kennen jou niet en ze zien jou om de 6 maanden en zij gaan dan eigenlijk beslissen wat er zal gebeuren met jou. Ook al weten ze zelf dat dat niet echt de meest goede situatie is. Sander beschrijft het uitoefenen van druk op zijn ouders, wanneer deze niet akkoord gaan met een voorstel, als een andere belangrijke functie van een case manager. Andere instanties en voorzieningen, kunnen aan deze functie vaak niet tegemoetkomen. Sander: Dienst X had wel het voorstel gegeven op internaat te gaan maar zij kunnen het alleen maar voorstellen en de ouders moeten 100% akkoord zijn, zij kunnen geen invloed uitoefenen erop. Dus zij hadden niets van invloed. Dus als een van de ouders nog maar zei van neen dit gaat niet door dan kon dienst X niets doen. En dan uiteindelijk is dat wel goed dat het OCJ erbij gekomen is omdat zij echt wel de druk konden uitoefenen en wel konden zeggen het is nodig en het moet gebeuren. Meerdere participanten in het onderzoek zien een OCJ als laatste redmiddel. Ze vinden het de taak van een case manager, te voorkomen dat de stap naar de jeugdrechtbank moet gezet worden. Tijdens het bevragen van de functies van een case manager, geven jongeren spontaan heel wat vaardigheden op die zij als belangrijk ervaren, gaande van vriendelijkheid, hulpvaardig zijn en waakzaamheid tot gevoel voor humor en het plegen van overleg. Vooral betrouwbaarheid en daarmee het belang van geruststelling blijkt een belangrijke eigenschap. Jongeren ervaren doorheen hun traject geregeld ontgoochelingen thuis of in andere levensdomeinen. Het belang open te kunnen spreken vormt een essentiële actie. Sara: Het zou moeilijk zijn moest je zeggen nu moet je je verhaal vertellen maar ik ken je niet. Hij heeft mij ook veel gerustgesteld en gezegd dat blijft tussen ons en als er iets is mag je altijd komen. Ik zou denk ik niet zo open zijn tegen hem als hij gewoon zou doen van zeg het en dan weer weg is. Het merendeel van de participanten zegt een (vertrouwens)relatie opgebouwd te hebben. Zo spreken sommigen onder hen zelfs van een soort vriendschap, terwijl anderen niet echt weten hoe ze de relatie met hun case manager nu eigenlijk kunnen beschrijven. Sander: Uiteindelijk is het wel de consulent dus iemand die ervoor betaald wordt om je te helpen. Maar langs de andere kant is het ook wel een soort van vriendschapsband geworden. De consulent heeft mij wel gemaakt tot waar ik nu sta hé. 20

27 Ine: Ik weet het niet. Het is niet dat we echt afstand nemen van elkaar en het is ook niet dat we echt dicht zitten. Het is gewoon we kunnen met elkaar praten over wat er mis gaat. Maar het is niet dat ik zo alleen kan praten over wat er mis gaat. Ik denk dat het gewoon een beetje alles is Een case manager: hulp of last? Door de uiteenlopende en vaak vage omschrijving van een case manager, rees de vraag of jongeren een verschil ervaren tussen andere betrokken hulpverleners en de case manager. Uit de analyse blijkt dat velen slechts een beperkt verschil ervaren en zij het niet evident vinden om andere betrokken hulpverleners te differentiëren van de case manager. Elien: Het zijn allemaal mensen die samengewerkt hebben met mij die niet konden inschatten in welke situatie ik zat. Voor mij waren zij allemaal niets. En gewoon mensen die zeiden wat ik moest doen of zeiden wat ik beter kon doen maar eigenlijk niet beseften wat een invloed dat had op mij. Uit dit citaat blijkt bovendien dat deze jongere slechts weinig invloed ervaren heeft van de betrokkenheid van een case manager. Andere jongeren sluiten hierbij aan en zeggen de case manager te zien als iemand die er gewoon bijkomt en waarvan de aanwezigheid niet veel verschil maakt. Ze hebben de indruk zich uitsluitend te moeten bewijzen voor hen, aangezien zij het voor het zeggen hebben. Daarnaast krijgen participanten vaak toenemende of veranderende verwachtingen doorheen hun traject. Hierbij hebben ze het gevoel dat de case manager niet altijd meegaat in hun verwachtingen. Zo is er het verhaal van de 15-jarige Fien. Gedurende haar traject ervaarde zij een veranderende hulpvraag, waarbij vooral vrijheid centraal stond. Zij had de indruk dat deze vraag niet beluisterd werd. Fien: Sowieso kan ze wel meer doen hé. Moest ik een consulent zijn hé, ik zou wel meer doen hoor. Ik doe het nu al zo lang, ik kom er echt boos van. Ze kon toch iets doen. Wat voor nut hebben die gesprekken gehad? Als dat iedere keer hetzelfde is. Ja ik zal het volhouden hé, maar ja. Ze gaan zij ook niets gedaan hebben voor mij. Nu ook, ik moet weer mijn eigen vrijheid ontwikkelen, terwijl zij het wel hebben afgepakt. Ik heb daar ook niet achter gevraagd. Echter, ervaren veel participanten de aanwezigheid van hun case manager wel als een meerwaarde. Ine: Ja ik vind dat wel want als het opeens weer slecht gaat met iemand ofzo. Bijvoorbeeld iemand die drugs begint te doen, vind ik het ook belangrijk dat er op tijd stappen worden ondernomen als je merkt dat er signalen zijn. Dat je kan zeggen er moet iets gebeuren en dat ze dan meteen kunnen stappen zetten. Sander: Wat daar een meerwaarde aan was Vooral dat het niet gewoon puur het feit was dat hij mee volgde als consulent maar dat het ook zoiets was van iemand die naast jou staat en dat echt ook gewoon luistert zonder direct in de probleemoplossende rol te kruipen. Het is gewoon meevolgen en luisteren en dan eventueel eens iets insmijten waardoor je zegt ik zou dat of dat kunnen doen, of dat zou misschien kunnen helpen. Thomas: Dat betekende eigenlijk veel voor mij. Ik zou dat normaal gezien nooit doen. Het is niet evident om te luisteren wat je wel en niet mag doen. Maar bij haar kon ik wel luisteren. Ze had een hele positieve invloed op mij. 21

28 Het al dan niet ervaren van een meerwaarde van een case manager hangt volgens jongeren niet samen met de persoon die voor hen zit. Zelfs al is er een goede band met de case manager, dan nog hebben enkelen de indruk geen invloed te ondervinden van hun aanwezigheid. Daarnaast achten de meeste jongeren de betrokkenheid en hulp van een case manager gedurende hun traject, steeds minder noodzakelijk. Waar de intensiteit van bijeenkomsten steeds afneemt en jongeren vaker beroep doen op een individuele begeleider of andere betrokken hulpverlener, krijgt de case manager een steeds minder belangrijke rol toebedeeld doorheen het traject. Aansluitend is een groot verschil merkbaar wat betreft de intensiteit in contacten tussen het begin van het traject en het verdere verloop. De jongeren die bevraagd werden, hebben bijna allen een langer traject in een OCJ achter de rug en toch hebben de meesten de indruk de case manager over het algemeen niet veel gezien te hebben. Dit varieert van een 3 tot 10 keer, ondanks het traject minimaal een halfjaar tot maximaal meerdere jaren duurt of geduurd heeft. Jongeren vinden het vooral in het begin van hun traject noodzakelijk de case manager geregeld te zien, zodanig dat vragen en onzekerheden besproken kunnen worden. Maar in het verdere verloop vinden ze contacten steeds minder noodzakelijk. Enkel wanneer ze hier nood aan hebben of wanneer evaluaties plaatsvinden moet de case manager wel klaarstaan. Griet: Het is belangrijk dat ze hier geweest is voor ons op weg te zetten en dat duwtje te geven. Maar nu is het niet meer nodig dat ze er is. Het is goed zoals het nu is. Ik heb ook gemerkt dat het gaat zonder haar. Fien: Ik heb de consulent bijna nooit gezien. De tweede consulent heb ik nu in totaal 3-4 keer gezien. Het waren altijd andere begeleiders of mijn ouders. Ik zei bij de eerste direct: wie ben jij en wat doe jij hier? Je weet wel, ze heeft nooit heel mijn leven meegemaakt. Mijn ouders wel. En jij gaat nu beslissen waar ik moet zitten zeker? Dat maakt me echt boos. Verder hebben bijna alle jongeren het gevoel beroep te kunnen doen op hun case manager wanneer nodig. Meestal gebeurt dit via of wachten jongeren het eerstvolgende gesprek af. Slechts weinigen durven de stap zetten te bellen. Daarnaast blijkt facebook een laagdrempelig medium te zijn om contact te zoeken met hun case manager. Op deze manier kan men eender wanneer een berichtje sturen met bepaalde vragen en krijgt men vlugger een reactie. Opnieuw geven jongeren aan dat dit doorheen hun traject gewijzigd is. Bij aanvang van hun traject gaan ze sneller beroep doen op hun case manager, maar na verloop van tijd gebeurt dit steeds minder. Sara: Vroeger had ik zelfs zijn nummer en als er iets was contacteerde ik hem wel. Maar nu is het meer als er iets is moet ik het zeggen aan begeleiding. Maar het is niet dat ik direct mijn consulent ga bellen. Dat was vroeger wel meer maar nu niet meer case manager, 1 traject? Een minderheid van de participanten kreeg doorheen hun traject te maken met meerdere case managers. Echter, de jongeren die hier wel mee te maken kregen, geven aan dat dit voor hen moeilijk was. Het telkens opnieuw herhalen van hun verhaal vinden ze niet eenvoudig. Daarnaast vergt het inspanningen om een nieuwe vertrouwensrelatie op te bouwen. Zo zei Jens dat hij eigenlijk niet wou dat veel mensen wisten van zijn probleem, maar door de wissel en de vele hulpverleners dit niet gelukt is. Naast de wissel van case managers, zijn bovendien geregeld wissels van andere hulpverleners aan de orde. Dit maakt het voor de participanten nog moeilijker. 22

29 Fien: Ik kon eerst niet babbelen. Dat is niet makkelijk hoor. Er zijn er dan ook nog van het CLB naar school gekomen. Super veel mensen en altijd babbelen. Altijd nieuwe, je moet dan je problemen telkens weer uitleggen. Snap je? Als je een nieuw gezicht ziet, kan die persoon niet direct zeggen hoe het zit hé. Dan moet je dat weer uitleggen. Veel gesprekken hoor. Sander, die maar één case manager had gedurende zijn lange traject, heeft hier geen moeite mee. Sander: Zelf heb ik zoiets, dat verhaal ja, dat komt erbij en het is gewoon zoals je voorleest uit een boek. Maar dit boek zit vanbinnen. Bovendien gaan jongeren vaak zelf op zoek naar een vertrouwd persoon wanneer het moeilijker gaat. Ze zoeken vertrouwde voorzieningen op of nemen in tweede instantie opnieuw contact op met hun case manager. Ze hechten veel belang aan het vertrouwen dat ze reeds opgebouwd hebben met begeleiders en vinden het helpend niet van nul te moeten herbeginnen. Maar bovenal willen jongeren niet het gevoel hebben dat alles zomaar verder verteld wordt. Informatieoverdracht en daarbij zelf inspraak hebben in wat door gaat en wat niet, vinden ze van uiterst groot belang. Hoewel jongeren zeggen hiervoor bijna altijd toestemming te geven, vinden ze het wel noodzakelijk dat de vraag gesteld wordt. Deze bevraging gebeurt niet altijd, maar desondanks hebben ze hier positieve ervaringen mee. Ze willen zelf liever niet opnieuw hun verhaal moeten vertellen en vinden het daarom goed dat dit kan gebeuren via de case manager. Emma: Ze weten wel alles over mij, over mijn gezondheid en mijn geboortedatum en over wat nog allemaal. Maar met mijn verhaal moet ik wel telkens opnieuw beginnen. Soms zeg ik van moet ik dit nu weer helemaal opnieuw vertellen, maar soms doet het ook wel eens deugd om je hartje te luchten. Langs de andere kant ook weer niet omdat dit het verleden weer bovenhaalt en ik het eigenlijk achter mij moet laten en verder moet gaan met mijn leven Impact op het eigen traject Jongeren vinden het noodzakelijk inspraak te hebben in hun traject. Echter, niet elke jongere ervaart voldoende inspraak en betrokkenheid. Alhoewel ze het gevoel hebben dat er nagedacht wordt over hoe ingegrepen kan worden, voelen ze zich niet altijd beluisterd in hun verhaal. Er worden beslissingen genomen zonder in overleg te treden. Enkelen ervaren wel een grote betrokkenheid in hun traject. Sommigen nemen hiervoor ook zelf initiatief. Ze vinden het belangrijk om naast de gesprekken met de case manager, op de hoogte gehouden te worden van wat verder gebeurt. Twee jongens die reeds 17 en 18 jaar zijn, praten zelfs over bepaalde vakterminologie en zijn in staat uit te leggen welke documenten er opgesteld moeten worden voor het krijgen van de noodzakelijke zorg. Sander heeft na zijn traject de kans gekregen zijn dossier in te kijken. Hij maakte hier graag gebruik van, dit vanuit de interesse inzicht te krijgen in zijn traject en hier verdere lessen uit te kunnen trekken. Sander: Het is vooral belangrijk geweest in heel die periode dat ik wist waarmee ik bezig was, dat ik wist wat ik deed, dat ik wist wat er aan het gebeuren was want vanaf dat mijn ouders een argument aan brachten over iets waar ik totaal niets van wist wat er aan het gebeuren was dan stond ik voor blok en was het van waar ben ik mee bezig? Dan begin je alles in twijfel te trekken. De participanten vinden het cruciaal dat zij de eerste overlegpartner zijn in het proces. Ze vinden het belangrijk dat wat zij zeggen primeert op de visie van hun ouders. 23

30 Daarom verwachten ze dat hun ouders pas ingelicht worden wanneer zij dit nodig achten. Ze hebben het gevoel oud en wijs genoeg te zijn om gehoord te worden en zelf keuzes te maken, ook zonder hierover eerst te overleggen met hun ouders. Overleg met ouders vindt naar hun mening beter plaats nadat ze eerst afzonderlijk hebben kunnen samenzitten met de case manager. Ze voelen zich namelijk geremd wanneer ouders aansluiten bij het gesprek en hebben het gevoel niet alles te kunnen zeggen. Elien: Ik durfde nooit iets zeggen als mijn grootouders erbij zaten. Ik kan niet vertellen hoe ik dat ervaarde terwijl dat zij erbij zaten omdat ik bang was dat ik misschien niet bij mijn grootouders ging mogen blijven. Dat was voor mijzelf de enige redelijke oplossing. ( ) Met de consulent alleen kon ik dat dan wel zeggen. Waar ze enerzijds zelf een impact willen uitoefenen op hun traject, vinden jongeren het ook belangrijk dat significante anderen betrokken worden. Zolang dit haalbaar blijft, willen ze dat hun ouders en zijzelf blijvend kansen krijgen om oplossingen te zoeken binnen het gezin, dit via een actieve samenwerking en zoektocht met de case manager. De participanten zijn blij dat er eerst op zoek gegaan wordt naar ondersteuning in de nabije omgeving. Hoewel dit niet altijd een positief resultaat had en sommigen uiteindelijk toch terecht kwamen in een voorziening, zijn ze dankbaar dat ze alsnog deze kans gekregen hebben. Kurt: Als je direct bij iemand anders gaat ken je die mensen niet. Als je het kan doen bij iemand die je kent is het toch al Je zit in een veiligere omgeving. Het is niet dat je van nul moet beginnen. Elien: Het positieve aan al die dingen is wel dat ik geluk heb gehad dat ik door hun bij mijn grootouders geplaatst ben geweest want voor hetzelfde geld zat ik ook in een tehuis ofzo. Ik denk dat ik toen meer afgeschermd zou zijn van mijn familie. Terwijl ik ze nu nog wel allemaal heb. ( ) Dat was vooral mijn grootste angst. Ik was bang dat ik ergens anders ging belanden en dat ik nog ongelukkiger ging zijn dan ik toen was. Inzetten op de verbinding en relatie tussen de verschillende gezinsleden vinden jongeren bovendien cruciaal. De participanten hadden ook de indruk een betere relatie gekregen te hebben met opvoedingsfiguren doorheen hun traject. Ine: Het gaat veel beter dan vroeger. Vroeger hadden we veel conflicten enzo door het spijbelen. Hij verstond niet waarom ik het deed. Ik had zelf ook geen motivatie. Dus dat botste eigenlijk gewoon. En bij mama ging het ook niet omdat onze karakters botsten. En dus had ik eigenlijk niemand waar ik mij echt goed bij voelde. De consulent was wel helpend. Daarnaast nemen bepaalde figuren ook een motiverende rol op in hun traject. Zoals het verhaal van Ine, die sinds kort een nieuwe vriend heeft en hierdoor opnieuw zichzelf graag heeft leren zien. Bovendien is hij een steunfiguur voor haar geworden en helpt dit haar om haar best te doen. Als laatste blijken jongeren over het algemeen graag naar evolutiebesprekingen en rondetafelgesprekken te gaan. Niet alleen om de stand van zaken te horen, maar ook om zelf nieuwe zaken aan te brengen. Het feit dat ze hiertoe niet verplicht worden, creëert voor een aantal onder hen een bepaalde rust. Wanneer ze niet aanwezig zijn, zijn ze overtuigd dat ze achteraf op de hoogte zullen worden gebracht. Tijdens deze momenten had de helft van de participanten het gevoel eigen ideeën en voorstellen te kunnen aanbrengen en hierin gehoord te worden. 24

31 Sander: Ik was ook redelijk vlot. Ik kon zelf ook direct mijn voorstel ingeven en direct zeggen dat is iets dat ik wil. En van zodra ik een voorstel had was dat ook vanuit de consulent aangehoord en had hij het idee dat is iets wat moet kunnen bereikt worden want het is wel nodig Terugblik op het traject In het laatste deel van het interview werd samen met de jongeren een terugblik geworpen op de voorbije periode in een OCJ (start, verloop en eventueel einde van het traject). De meningen omtrent dit traject blijken verdeeld. Waar sommigen heel positief terugkijken op hun voorbije traject, is dit bij anderen niet het geval. Het merendeel heeft de indruk zelfstandiger geworden te zijn en beschrijven hun traject als leerrijk. Daarnaast hebben ze ook geleerd mensen opnieuw te vertrouwen. Zo zegt Sara dat ze bij aanvang van haar traject opgelucht was dat er eindelijk hulp kwam. Ze zag zichzelf niet in staat om alleen een toekomst uit te bouwen. Een viertal jongeren kijken eerder kritisch terug op het voorbije traject. Sommigen ervaren het als een toch wel lastige periode met veel zware momenten, waarbij ze soms het gevoel hadden niet begrepen te worden. Het was de start van een woelige periode waarbij heel veel mensen zicht wilden krijgen op de problemen bij hun thuis. Anderen beschrijven hun traject als saai, omwille van het vele praten en de vele goede raad, maar de beperkte verandering. Elien blikt als enige héél negatief terug op haar traject. Elien: Het is eigenlijk nooit geweest wat ik wou maar ik had ook niet echt een visie wat ik wou. Maar je zou gewoon denken dat zijn mensen die zoveel ervaring hebben, met hoeveel kinderen werken zij niet samen, dat ze toch wel een oplossing hebben voor jou maar dat ze mij die nooit gegeven hebben. Voor mij was het echt een gruwelijke periode. Velen benoemen de start als de moeilijkste periode. Ze voelden zich angstig over wat zou komen en of die persoon hen wel zou kunnen helpen. Ze beschrijven het als een hectische tijd waar alles nieuw en onbekend was. Over het algemeen zijn jongeren tevreden over de begeleiding die ze krijgen van een case manager. Op basis van een schaalvraag werd de kans geboden een cijfer toe te kennen aan de ondersteuning. Een 0 houdt in dat de case manager echt niet deed wat ze verwacht hadden en ze zich niet goed voelden bij deze begeleiding. Een 10 was het tegenovergestelde. Twee jongeren scoorden respectievelijk een 2 en 3, de anderen gaven een score van 8 of meer. Bijkomend werd gevraagd wat ervoor zou kunnen zorgen dat ze een hogere score zouden toekennen. Hieruit komt naar voren dat zijzelf en/of hun ouders meer betrokken moeten worden en de jongere zelf mag bepalen hoe lang zijn traject loopt Een blik op de toekomst Voorbereiding op verdere hulp: taak van een OCJ? Het is de verwachting van elke jongere die deelgenomen heeft aan dit onderzoek om op de hoogte gesteld te worden van wat verder mogelijk is, eens begeleiding door een case manager noodgedwongen moet stoppen. Ze zeggen hier zelf weinig tot geen kennis over te hebben. Sara: Ik hoop en ik verwacht dat wel Iemand die nog iets zegt. Van dat moet je zeker doen of dat zijn mogelijkheden. Ik zou het echt niet sjiek vinden moest hij gewoon zeggen, hier stopt het. We hebben leuke tijden gehad maar ik ben hier nu weg. 25

32 Echter, heel wat participanten geven aan dat zij bij afloop van hun traject geen verdere informatie verkregen hebben over mogelijkheden. Veel jongeren zien het mogelijk zelf terug contact te zoeken met een belangrijke begeleider in hun traject, indien nodig. Elien: Ik vond dat niet goed gedaan. Erg vond ik dat niet omdat ik nooit graag ging naar hun, maar ik vond het geen manier. Na zoveel jaar vond ik dat niet juist. Sander, die pas 18 is geworden en dus niet langer opgevolgd wordt door een OCJ ervaarde het afsluiten van zijn dossier eerder positief. Voornamelijk de overgangsperiode die hij gekregen heeft, waarbij de intensiteit stelselmatig afnam, was voor hem een goede manier om volledig los te komen van de ondersteuning. Ook de mogelijkheid die de case manager gaf om zijn dossier in te kijken, vormde een grote meerwaarde voor hem. Mede dankzij de ondersteuning die hij nog steeds krijgt in kamertraining verliep deze, toch wel woelige periode, zoals hij het zelf wou. Sander: Uiteindelijk is het wel iets van een tijd ervoor hé. Toen ik in pleegzorgplaatsing zat zag ik hem nog regelmatig. Nu is het eigenlijk maar, sinds dat ik hier zit, dat ik hem om de drie maanden gezien heb. Dus eigenlijk stelselmatig is de intensiteit van zijn begeleiding ook wel afgenomen. ( ) Het is echt wel op zijn gemak kunnen gaan. Voor die periode dat het gestopt is, is het eigenlijk gewoon in 1x weggevallen en was dit in 1x terug volledig op jezelf. Ik denk dat dat dan wel goed is langs de ene kant dat het geleidelijk is gegaan. ( ) Nu de situatie waar ik nu sta is grotendeels nog altijd een tussenperiode. Het is nog altijd de verwerking van het weggaan van thuis wat een slechte situatie was, naar het werken naar mijn eigen omgeving, een eigen huis waar ik er volledig zelf voor sta. ( ) Voor mij was dat zeer belangrijk, want moest ik er direct in 1 keer volledig alleen ingesmeten zijn. Ik ben daar ook nog veel te jong voor Uitbouwen van een eigen toekomst Het uitbouwen van een toekomst vormt voor het merendeel van de participanten een belangrijk thema. Alle jongeren, uitgezonderd twee meisjes die liever dag per dag kijken naar hoe het verder gaat, zijn zeer enthousiast hierover in gesprek te gaan en kunnen de onderzoeker reeds een uitgestippelde versie van hun toekomst voorschotelen. De participanten ervaren vaak een groot verschil tussen zichzelf en leeftijdsgenoten die geen traject in de jeugdhulp doorlopen hebben. Ze hebben de indruk veel volwassener te zijn. Dit zorgt vaak voor spanningen in het aangaan van relaties of vriendschappen. Emma: Als je dan zegt ik zit hier bijna ieder weekend te werken of ik ga naar huis en doe mijn best en het loopt goed thuis. Het is zo dat het verder moet in de toekomst. Als ik mijn school afgewerkt heb allee ik ga al een schoon bedrag hebben hé op mijn rekening. Ik heb gezegd van kijk op mijn 17 wil ik naar kamertraining en op mijn 18 wil ik naar buiten en wil ik een studiootje hebben en kijken voor mijn rijbewijs enzo. Dat ik het alleszins verder kan schoppen dan mijn ouders en hoe zij het vroeger gedaan hebben. Bovendien zijn de bevraagde jongeren het er unaniem over eens dat ze bij het uitbouwen van hun toekomst geen hulp meer nodig hebben van een case manager. Ze voelen zich zelfstandig en hebben de indruk zelf verandering gerealiseerd te hebben. De belangrijkste hulpbronnen voor hen zijn familie en vrienden. Als dit niet voldoende zou blijken, denken ze de stap te zetten naar een belangrijke individuele begeleider, eerder dan beroep te doen op hun case manager. Ze willen bewijzen aan familie, kennissen en betrokken hulpverleners dat ze het wel degelijk alleen kunnen. 26

33 Bij nieuwe problemen of wanneer zou blijken dat ze het probleem niet alleen kunnen dragen en nergens anders terecht kunnen, komen het JAC, CLB en een psycholoog wel naar voren als mogelijke hulpverleningsinstanties. Deze zouden op moeilijke momenten de taken die een case manager vervult op zich moeten nemen. Emma: Ik kan zeggen De mensen die mij gekwetst hebben en die mij in het diepste in de put getrokken hebben dat ik erboven kan komen en ik hen in de put kan smijten. En kan zeggen hier Je mag hem steken waar de zon niet schijnt en ik ga positief verder met mijn leven en ik ga het verder schoppen dan jullie. Eigenlijk heb ik, en het zijn er niet veel die dat kunnen zeggen, maar eigenlijk heb ik het wel op mijn eentje gedaan. Elien: Ik kan op mijn eigen benen staan door al hetgeen wat ik meegemaakt heb. Daardoor ben ik heel volwassen hé. En ook doordat ik het gevoel heb dat ik altijd alles alleen heb moeten doen. Zij hebben wel dingen voor mij beslist maar ik heb het wel altijd allemaal moeten doen. Naast deze eventuele ondersteuning bij het uitbouwen van hun toekomst, geven enkele jongeren aan dat motivatie ook een noodzakelijk aspect is in hun toekomstplan. Ze hebben geleerd in de jeugdhulpverlening, om wanneer iets niet lukt niet meteen op te geven en desondanks te blijven doorzetten. Ze willen dit naar eigen zeggen, volhouden in de toekomst Noodzaak aan een case manager na 18 jaar Zoals reeds aan bod kwam, vinden de bevraagde jongeren het niet noodzakelijk verder opgevolgd te worden door een case manager wanneer zij 18 zijn. Toch vindt de helft het niet goed dat een case manager noodgedwongen aan 18 dient op te houden. Deze leeftijdsgrens is overbodig en zou volgens hen eerder bepaald moeten worden op basis van de situatie. Jongeren die met andere woorden nog steeds problemen kennen en nog niet voldoende zelfstandig zijn om los gelaten te worden, moeten alsnog beroep kunnen doen op een case manager. De overgang naar de volwassenheid zien jongeren als een kantelmoment in hun traject. Waar de meeste participanten voornamelijk hun persoonlijke visie vertelden, reageerde Sander vanuit een andere invalshoek. Sander: Het is vooral ik weet ook wel dat de jeugdzorg sowieso niet groot genoeg is en niet beschikt over de mogelijkheden die er zouden moeten zijn. Dat heb ik ook gemerkt in de psychische jeugdzorg. Maar ik vind vooral dat er geen vaste datum op mag staan. Dat het niet mag zijn, nu ben je 18 dus nu stopt het. Dat moet zijn dat ze dit wel nog kunnen opvolgen tot dat het stabiel is en dat ze het dan ook kunnen loslaten of overschakelen naar iets anders. Daarnaast wijzen een aantal jongeren op het feit dat, wanneer het nog niet goed zou gaan, het vooral belangrijk is dat er andere mensen zijn waarbij je terecht kan en je bovendien volwassen genoeg moet zijn om het zelf te kunnen. Ondanks je 18 bent, is niet iedereen hiertoe in staat en moeten jongeren die geen beroep kunnen doen op anderen alsnog de kans krijgen verder ondersteund te worden. Maar ook de relatie die men opgebouwd heeft met de case manager neemt hierbij een plaats in. Kurt: Ik vind dat wel belangrijk, maar als het niet kan dan kan het niet hé. Die persoon, je hebt die al zoveel jaren vertrouwd, dat is altijd de persoon geweest waar je op kon terugvallen. Dat was een vertrouwd persoon. 27

34 Hoofdstuk 4: Discussie In dit hoofdstuk wordt teruggegrepen naar de onderzoeksvragen waarop deze masterproef een antwoord wil bieden. Teneinde deze vragen te beantwoorden, worden de verkregen resultaten geconfronteerd met relevante literatuur. Nadien volgen enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek en worden de beperkingen van dit onderzoek besproken. Deze masterproef zal afgesloten worden met een algemeen besluit in het vijfde hoofdstuk De beleving van jongeren betreffende de aanwezigheid van een case manager in hun traject Uit de analyse van dit onderzoek blijkt dat er bij de bevraagde jongeren weinig duidelijkheid is over een case manager en zijn functies. De functies die de participanten toeschrijven aan hun case manager zijn heel uiteenlopend en zijn gebonden aan hun eigen ervaringen. Dit blijkt niet verwonderlijk. Hoewel de vele inspanningen om de elementen die case management bevat bloot te leggen, blijkt de definitie doorheen de tijd enkel nog vager geworden (Rapp & Goscha, 2004). De participanten geven aan dat zij het alsnog noodzakelijk vinden te weten wie een case manager is en welke rol deze vervult. Door hierover duidelijk te communiceren bij aanvang van het traject en bovendien ruimte te maken voor het beantwoorden van onduidelijkheden en het beluisteren van verwachtingen, kan hieraan tegemoetgekomen worden (Grube & Mendenhall, 2016). Het merendeel van de participanten ervaren een meerwaarde van de betrokkenheid van een case manager. Redenen die ze hiervoor aanhalen zijn: hun langdurige aanwezigheid, mogelijkheid tot multidisciplinair overleg, overleg met het netwerk, het opnieuw leren vertrouwen van mensen en de praktische ondersteuning. Ze hebben bovendien het gevoel altijd beroep te kunnen doen op hun case manager. Via facebook kan er bijvoorbeeld op een laagdrempelige manier contact genomen worden. Deze bevinding bevestigt bestaand onderzoek dat aantoont dat case management een meerwaarde kan betekenen in het ondersteunen van jongeren met hun (complexe) problematieken (Kapp & Hahn, 2011; Hahn et al., 1989). Anderzijds zijn een aantal participanten hier niet mee akkoord en hebben zij juist het gevoel zich te moeten bewijzen voor deze persoon en zien zij hun aanwezigheid als weinig helpend. Dit valt volgens Staudt (2007) te verklaren. Het is onwaarschijnlijk dat er vanuit de cliënt waarde gehecht kan worden aan diensten, wanneer zij het nut van dergelijke diensten niet erkennen of begrijpen. Dit blijkt, zoals vermeld in de vorige paragraaf, het geval te zijn bij de bevraagde jongeren. Hoewel jongeren bij aanvang van hun traject heel onwetend en angstig waren over wat zou komen en of een case manager wel zou kunnen helpen, blikken ze over het algemeen tevreden terug op de begeleiding. Dit blijkt uit de waarderingsscores die ze aan de case manager geven. Op een schaal van 0 tot 10 scoren de meeste jongeren 8 of hoger, wat betekent dat ze zich over het algemeen goed voelen bij de begeleiding die ze krijgen. Echter, twee jongeren scoren respectievelijk een 2 en 3 en zijn dus niet tevreden over hun begeleiding. Om hoger te scoren verwachten jongeren dat zijzelf en hun context nog wat meer betrokken worden en een traject los staat van leeftijd, maar loopt zolang ze dit nodig achten. 28

35 4.2. De ervaringen van jongeren wat betreft hun evoluerende zorgvraag/noden en de bijhorende ondersteuning van de case manager in de loop van hun traject De bevraagde jongeren ervaren toenemende of veranderende verwachtingen doorheen hun traject. Enkelen hadden het gevoel dat een case manager deze maar moeilijk kan inlossen. Jongeren willen vaak meer vrijheid en verantwoordelijkheid krijgen doorheen hun traject of willen wanneer het beter gaat terug naar huis. Anderen willen, wanneer de situatie stabiliseert, werken aan andere levensdomeinen zoals onderwijs, zelfstandig wonen Dit sluit aan bij het onderzoek van Rutman en Hubberstey (2016), waarin gewezen wordt op de noodzaak aan voldoende ondersteuning hierbij. Bovendien hebben participanten de indruk telkens bij iemand anders te moeten aankloppen, waardoor ze het gevoel krijgen dat een case manager maar weinig verandering kan bewerkstelligen. Dit creëert het risico dat jongeren de weg naar hulpverlening niet altijd vinden of het gevoel krijgen dat ze nergens op hun plaats zijn en zich derhalve niet geholpen voelen (Vlaamse overheid, 2012). Vanuit dit onderzoek blijkt deze zorg gerechtvaardigd. Sommige jongeren geven aan dat een case manager opnieuw iemand extra is, die bovendien niet in staat is hun noden in te schatten. OCJ s zeggen te werken vanuit het strengths-based model wat zou moeten betekenen dat ze, aan de hand van deze principes, toch beter in staat moeten zijn te beantwoorden op de evoluerende zorgvraag en noden van de cliënt. Er worden in dit model zes principes onderscheiden, namelijk: (a) ieder individu en zijn omgeving heeft krachten en mogelijkheden en de focus ligt hierop, (b) de samenleving is een rijke bron aan middelen, (c) interventies zijn gebaseerd op zelf-determinatie, (d) collaboratie is essentieel in de relatie case manager-cliënt, (e) outreachende interventie, (f) iedereen heeft de inherente capaciteit om te groeien, leren en veranderen (Saint-Jacques, Turcotte & Pouliot, 2009). Daarnaast kunnen volgende handvaten instaan voor een beter resultaat: (a) beïnvloeden van de betrokkenheid van participanten, (b) effectiviteit en empowerment van familie vergroten en (c) versterken van relaties tussen de participanten en hun sociaal netwerk (Green, McAllister & Tarte, in Saint-Jacques et al., 2009). In wat volgt zullen de resultaten van het onderzoek gekoppeld worden aan deze principes en handvaten Werken op basis van krachten en mogelijkheden Hoewel uit de observaties van de onderzoeker blijkt dat in de deelnemende OCJ s heel uitdrukkelijk sterktegerichte werkwijzen geïmplementeerd worden in de gesprekken die gevoerd worden met cliënten, zoals de drie kolommen methodiek, blijken de participerende jongeren niet het gevoel te hebben dat er effectief met hun krachten aan de slag wordt gegaan. Hulpmiddelen als de drie kolommen kunnen de meesten zich niet herinneren. Bovendien hebben ze de ervaring dat de focus hoofdzakelijk ligt op de aanwezige problemen. Eén jongere gaf aan dat zij wel al met de drie kolommen gewerkt had en het waardevol vond om na te denken over welke krachten aanwezig waren. Bovendien kon ze een evolutie waarnemen waarbij de zorgen beperkter werden en de krachten toenamen. Dit sluit aan bij onderzoek van Holmes en Saleebey (1993), dat wijst op de effectiviteit van het inzetten op krachten eerder dan tekorten. Door in te zetten op problemen gaat men namelijk de mogelijkheden inperken, om het eigen leven te veranderen. Een belangrijke nuancering hierbij is dat de methodiek nog niet zo lang geïmplementeerd wordt in de OCJ s. Daarnaast is de implementatie zeer afhankelijk van een individuele case manager en zijn team. 29

36 Promoten van het informeel netwerk Jongeren hechten veel belang aan het betrekken van ouders en significante anderen in het proces. Dit blijkt zowel uit literatuur als dit onderzoek (Kanter, 2010). Ze willen dat eerst in hun nabije omgeving gezocht wordt naar oplossingen, alvorens verdere stappen te ondernemen. Het verblijven in een veilige omgeving met mensen rondom zich die ze kennen, vinden ze belangrijk. Hoewel dit op lange termijn niet altijd houdbaar blijkt en er toch gezocht moet worden naar oplossingen buiten het netwerk, zijn ze alsnog dankbaar dat eerst de mogelijkheden binnen het netwerk werden verkend. Het brengt daarenboven voor cliënten vaak een groeiende motivatie met zich mee (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Daarnaast blijkt uit onderzoek van Turnell (2012) dat door gebruik te maken van het informeel netwerk heel wat uithuisplaatsingen vermeden worden en zo de cliënt tevredener is. In dit onderzoek spreken jongeren over het algemeen positief over de betrokkenheid van hun context in het proces. Bovendien wensen jongeren te werken aan de relatie met hun netwerk, en primair met hun ouders. Het is meestal een verwachting om de nodige begeleiding te ontvangen bij het uitbouwen en/of onderhouden van een band met significante anderen, zodanig ze in de toekomst de mogelijkheid behouden op hen te kunnen terugvallen. Ook in literatuur wordt het belang hiervan beschreven. Zowel Daining en DePanfilis (2007) als Geenen en Powers (2007) wijzen op het belang van het blijvend onderhouden van contact tussen de jongeren en hun gezin van herkomst, gedurende hun tijd in de jeugdzorg. Dit met het oog op de overgang naar volwassenheid waar ze de informele steun van BJB verliezen. Door in te zetten op het netwerk en hun betekenis in het verhaal van de jongere, wil men vanuit de Vlaamse overheid enerzijds de participatiegraad verhogen, maar hoopt men anderzijds meer gespecialiseerde hulp te kunnen houden voor jongeren waarbij alle voorgaande hulpbronnen zijn uitgeput. Dit komt tegemoet aan de doelstelling van subsidiariteit, vooropgesteld in het decreet (Vlaamse overheid, 2012) De jongere als copiloot van zijn traject Voor de participerende jongeren zijn inspraak en betrokkenheid vereisten. Ze willen beluisterd worden, betrokken in het maken van beslissingen en willen meedenken in functie van hun traject. Luisteren volstaat met andere woorden niet, er moet ook actief met hen aan de slag gegaan worden. Ze verwachten als het ware een vorm van gezamenlijke reflectie. Ook binnen een OCJ vormt het inzetten op participatie een belangrijke vereiste. Bovendien vormt het naast een centrale rol van een case manager in een OCJ (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014) ook een doelstelling in het decreet (Vlaamse overheid, 2012). Van Riet en Wouters (1997) spreken over een belangrijke afstemming tussen de vraag van de cliënt en het aanbod dat voor handen is. Case management neemt hier volgens hen een belangrijke rol in op. Om te kunnen spreken over case management moeten systematisch een aantal basisfuncties uitgevoerd worden (Intagliata, 1982; Van Riet & Wouters, 1997; Geenens et al., 2005), waarbij vooral de basisfunctie interventie herhaaldelijk zal opgenomen worden door de case manager (Vanderplasschen et al., 2001). Volgens Moxley (1989) kan er sprake zijn van directe of indirecte interventie. Waar directe interventie vooral de betrokkenheid van de jongere in zijn proces centraal plaatst en daaraan gekoppeld inzet op een wederzijdse relatie (Naert, 2014), is er bij indirecte interventie sprake van indirecte betrokkenheid waarbij de case manager vooral actie onderneemt vóór, maar tegelijk zonder de jongere (Vanderplasschen et al., 2001; Naert, 2014). 30

37 Een aantal jongeren in dit onderzoek hebben het gevoel direct betrokken te worden en de kans te krijgen mee na te denken over hun traject. Voor anderen is dit niet het geval. Dit sluit aan bij onderzoek van Geenen en Powers (2007), die stellen dat jongeren vaak onvoldoende inspraak krijgen. Het is de verwachting van de participanten dat er voldaan wordt, of op zijn minst geprobeerd wordt te voldoen aan hun wensen en noden. Dit blijkt niet altijd mogelijk. Zo geeft één jongere aan dat de vele regeltjes en wetten ervoor zorgen dat het onduidelijk wordt wat een case manager kan doen. De gestelde hulpvragen werden niet op de verwachte manier ingelost. Uiteindelijk is dan toch gekozen voor de weg die de case manager voor ogen had en voelde de jongere zich verplicht hierin te volgen. Uit de dossieranalyse blijkt echter dat de case manager de vragen van de jongere wel meenam, maar botste op de beperkingen van de hulpverlening. Een gebrek aan duidelijke en open communicatie ligt in deze situatie aan de basis van het probleem. In een GV krijgt gedeelde verantwoordelijkheid en dus onderhandelen met de cliënt een belangrijke plaats toegewezen. Hiervoor maken OCJ s gebruik van het aanklampend werken, maar gaan ze anderzijds ook bemiddelend te werk, met het oog op het streven naar vrijwillig aanvaarde hulp in een aanklampende context (Vlaamse overheid, 2013a). Uit de observaties van de onderzoeker blijkt dat case managers aanklampend werken als een belangrijk onderdeel van hun takenpakket beschouwen. Het meenemen van de cliënt in zijn traject vormt namelijk een essentieel onderdeel om binnen de vrijwilligheid te kunnen blijven werken. Ook jongeren geven aan dat ze dit noodzakelijk achten. Ze hebben schrik bij de jeugdrechtbank terecht te komen en zo niet meer in staat te zijn mee te beslissen. Ze vinden het een noodzakelijke taak van de case manager om alle mogelijkheden binnen de vrijwilligheid uit te putten. Over het algemeen hebben jongeren hier positieve ervaringen mee De beleving van jongeren aangaande (dis)continuïteit in hun traject Continuïteit wordt gezien als een belangrijke eis voor een kwaliteitsvolle jeugdhulp (Holland, Faulkner & Perez-del-Aguila, 2005). Zo stelt het Vlaams Parlement (2015c): Als zijn traject zorgzaam, transparant en naadloos vorm krijgt, weet hij zich gedragen in zijn noden (p. 93). In het nieuwe decreet is hiervoor een rol toegewezen aan alle hulpverleners, die als opdracht krijgen de noodzakelijke continuïteit voor de cliënt te creëren door overleg, coördinatie (Vlaamse overheid, 2012). Naast het feit dat jongeren in de hulpverlening in contact komen met meerdere hulpverleners, kunnen ze binnen hun traject ook te maken hebben met wisselende case managers. Twee of zelfs drie verschillende case managers in een traject is geen uitzondering. Jones et al. (2009) spreken hierbij van relationele discontinuïteit. Hoewel de case manager in het leven werd geroepen om in te staan voor continuïteit (Ungar et al., 2014), blijkt dit in de praktijk niet altijd mogelijk. De relatie tussen case manager en jongere zou persoonlijk moeten zijn, waarbij zorg op lange termijn voorop staat. De relationele continuïteit vormt met andere woorden de lijm tussen zorg in het verleden, heden en de toekomst (Naert et al., 2017b, p. 1). Een nieuwe case manager houdt ook het opnieuw vertellen van het verhaal in en het heropbouwen van een band, wat de participanten als ongunstig ervaren. Beide zaken zijn geen evidentie en vragen veel moed. Bovendien beschrijven de participanten, de case manager als centrale figuur die instaat voor het nemen van beslissingen en daarbij oog heeft voor het uitstippelen van het traject. Jongeren missen hierbij vaak overleg, inspraak en betrokkenheid. Freeman en Huges (2010), spreken hierbij van management discontinuïteit. Naast het naadloos aansluiten van diensten op elkaar (Naert et al., 2017a), wordt ook verwacht dat onderhandelen tussen diensten en cliënten een plaats krijgt (Freeman & Huges, 2010). 31

38 Om te voldoen aan management continuïteit, moet ingezet worden op informatie continuïteit (Freeman & Huges, 2010), wat vooral informatieoverdracht inhoudt (Freeman et al., 2001). De bevraagde jongeren hebben de indruk dat alle informatie, zonder veel problemen doorgaat naar anderen. Zij hebben hierbij niet altijd de mogelijkheid een selectie te maken van wat wel en niet gezegd kan worden. Desondanks ervaren zij dit niet noodzakelijk als negatief. Ze vinden het goed dat er een effectieve samenwerking plaatsvindt tussen de verschillende diensten. Daarnaast zorgt het voor velen onder hen voor een bepaalde rust. Ze hoeven niet alles opnieuw te vertellen en moeten zo het verleden niet nogmaals oprakelen. Anderzijds missen ze wel de mogelijkheid zelf te bepalen hoe uitgebreid de informatieoverdracht gebeurt. Hoewel de overgang naar volwassenheid voor vrijwel elke jongere een spannende levensfase is en een periode betreft waar grote veranderingen plaatsvinden op verschillende levensdomeinen (Barker & Galambos, 2005; Bucx & Van Wel, 2008), krijgen jongeren in de BJB te maken met een extra uitdagende overgang (Geenen & Powers, 2007). Echter, vanuit de gesprekken met de participanten blijkt dat zij het gevoel hebben hier onvoldoende ondersteuning bij te krijgen. Zo zijn ze vaak niet op de hoogte van welke vervolghulpverlening verder mogelijk is. Alsnog vinden ze het belangrijk hierover aangesproken te worden door de case manager met als doel in de toekomst te weten waar zij, indien nodig, nog terecht kunnen. Deze jongeren, die de leeftijd van 18 naderen, hebben weinig zicht op welke mogelijkheden er zijn en staan er met andere woorden van de ene op andere dag alleen voor. Hun rots in de branding, waarbij ze terecht zouden kunnen met vragen, valt weg en ze dienen zich vanaf nu als meerderjarige te redden in de samenleving. Hier gaat een bepaalde angst en onzekerheid mee gepaard die ook aanwezig is bij de participanten. Uit zowel de literatuur als dit onderzoek blijkt dat deze jongeren een positief toekomstperspectief hebben (Bradt, Pleysier, Siongers & Spruyt, in Van Audenhove, 2015; McCoy, McMillen & Spitznagel, 2008). Ze kijken ernaar uit om op eigen benen te staan en zo hun dromen te verwezenlijken. Hoewel de participanten zelf verantwoordelijkheid willen opnemen en daarom de betrokkenheid van een case manager na verloop van tijd steeds minder noodzakelijk zien, achten velen het wel noodzakelijk dat opvolging door een case manager, na de leeftijd van 18 jaar mogelijk blijft. Ze zijn ervan overtuigd dat leeftijd geen grens moet zijn. Indien jongeren dit noodzakelijk vinden, moet er nog beroep kunnen worden gedaan op de case manager. Hoewel het hun wens is om op eigen benen te staan, beseffen ze dat niet elke 18-jarige hiertoe in staat is en voelen sommigen de noodzaak om mogelijks nog te kunnen terugvallen op vroegere begeleiding (Clé, 2015). Dit strookt met wat verwacht wordt, vanuit het decreet IJH. Jongeren moeten begeleid worden tot zolang zij dit zelf nodig achten, dit om optimaal te kunnen werken aan hun welzijn (Continuïteit in de jeugdhulpverlening, 2014, artikel 31) Beperkingen & aanbevelingen Kwalitatief onderzoek naar de perceptie en ervaringen van jongeren in de BJB betreffende case management is heel beperkt. Het luisteren naar individuele verhalen kan een belangrijke aanvullende informatiebron omvatten voor professionelen en het beleid. Het kan bovendien bijdragen tot een beter begrip en het maken van betere keuzes, mét eerder dan voor jongeren. Met de intrede van het nieuwe decreet IJH en aansluitend de komst van de OCJ s, die als laatste instantie gezien worden alvorens terecht te komen in gedwongen hulpverlening, is het noodzakelijk om ook jongeren die hier een traject lopen voldoende te beluisteren. Aanvullend lijkt het waardevol naast jongeren ook de case manager te beluisteren. Dit onderzoek toont namelijk aan dat de verwachtingen nog onvoldoende op elkaar afgestemd zijn en bijgevolg deze soms mijlenver uit elkaar liggen. 32

39 Een onderzoek waarbij simultaan gewerkt wordt met jongeren en hun case manager lijkt hierbij zeer waardevol. Bovendien vormde een belangrijke, maar vaak weinig bereikbare groep in deze studie, jongeren die reeds een korte periode geen ondersteuning meer krijgen vanuit een OCJ. In dit onderzoek was dit slechts het geval bij vier jongeren. De inzichten die door deze groep worden aangereikt, kunnen een belangrijke aanvulling zijn op deze van jongeren die de leeftijd van 18 naderen, maar wel nog opgevolgd worden door een OCJ Het beleid zou aan de hand van vervolgonderzoek, kunnen nadenken over hoe men tegemoet kan komen aan verwachtingen van jongeren. Op deze manier zouden IJH en meer specifiek OCJ s hervormingen kunnen doormaken, waardoor OCJ s in staat zijn de vragen van jongeren beter te beantwoorden. Daarnaast kunnen positieve ervaringen van jongeren meegenomen worden om verder toe te passen in de verscheidene OCJ s. Verder was de onderzoeker voor deze studie in zekere mate afhankelijk van een aantal gatekeepers. Heel wat teamverantwoordelijken en/of case managers kozen ervoor niet deel te nemen aan het onderzoek. Aangezien het eerste contact met jongeren gebeurde door de case manager kreeg slechts een selecte groep de kans, betrokken te worden bij het onderzoek. Anderzijds was er ook de selectie die (on)bewust gemaakt werd op voorhand. Vooral aan jongeren waarvan gedacht werd dat ze een verhaal te vertellen hadden en waarbij men het vermoeden had dat ze voor dit onderzoek zouden openstaan, werd de vraag gesteld. Dit zorgt ervoor dat het onderzoek minder representatief is. Aansluitend was het onderzoek beperkt in aantal participanten en vond het plaats in een kort tijdsbestek. Bijgevolg dienen de resultaten gerelativeerd te worden. Volgend onderzoek met een groter aantal respondenten uit diverse regio s waarbij de duur danig uitgebreid wordt, lijkt zeker aangewezen. Ook kon het gevaar op sociaal wenselijke antwoorden niet vermeden worden. De loyaliteit van de jongere tegenover de case manager mag niet onderschat worden en neemt een plaats in binnen dit onderzoek. Echter werd getracht dit te beperken door de jongeren bij aanvang van het interview te wijzen op het feit dat deze studie geen implicaties heeft naar het verdere traject. Tenslotte is deze studie gebaseerd op een kwalitatieve dataverwerving. Het is met andere woorden niet de bedoeling op zoek te gaan naar een bepaalde waarheid. Centraal staat de beleving van de participanten waarbij ze de kans krijgen hun verhaal te delen. Bijgevolg is het niet mogelijk algemene conclusies te trekken over deze groep jongeren, maar hoopt de onderzoeker aan de hand van deze studie toch een duiding te geven van enkele noden en verwachtingen. 33

40 Hoofdstuk 5: Algemene conclusie Deze masterproef beoogde een exploratie van de beleving van jongeren aangaande case management met bijzondere aandacht voor de continuïteit en de zorg op maat in een traject in een OCJ. De verkenning hiervan gebeurde aan de hand van een semigestructureerd interview en een beperkte dossierstudie. Daarnaast vond ook een participatieve observatie plaats, aangezien de onderzoeker op het moment van afname een stage doorliep in een van de OCJ s. Omwille van de beperkte implementatie van de stem van jongeren in dergelijk onderzoek (Naert et al., 2017b, Grube & Mendenhall, 2016), werd in deze studie vertrokken vanuit hun perspectief. Waar het nieuwe decreet IJH in 2014 vertrok vanuit een aantal basisdoelstellingen, blijken deze nog niet compleet gerealiseerd in de ogen van de participanten in dit onderzoek. Ook de OCJ s blijken niet altijd in hun opzet te slagen, ondanks werkingsprincipes die inzetten op participatie, contextgericht werken en werken op maat van de cliënt (Agentschap Jongerenwelzijn, 2014). Uit de analyse van de resultaten werd duidelijk dat er bij de participanten, net als in de literatuur, weinig duidelijkheid is over wie een case manager is en wat deze doet. Dit blijkt onder andere uit de heel uiteenlopende functies die jongeren toekennen aan een case manager. Hun verwachtingen worden doorheen het traject niet altijd beantwoord. Het is belangrijk de geschreven verwachtingen hieromtrent te confronteren met de beleefde werkelijkheid van jongeren. Toch zien velen heel wat voordelen in de aanwezigheid van een case manager. Anderen zijn het hier niet mee eens en ervaren maar weinig meerwaarde. Dit toont aan dat de betrokkenheid van een case manager gerechtvaardigd kan worden, maar dat we op zoek moeten naar hoe in de toekomst meer jongeren een verschil kunnen ervaren. Verder zijn de meningen van de participanten verdeeld. Over het algemeen kan er een positieve houding waargenomen worden, omtrent volgende onderwerpen: samenwerking en afstemming met het netwerk, het hebben van een goede (vertrouwens)band met de case manager, het dalende belang van de betrokkenheid van een case manager gedurende hun traject, het gevoel beroep te kunnen doen op de case manager Zaken waar de jongeren eerder negatief tegenover staan, zijn: meerdere case managers in één traject, impact op het eigen traject, voorbereiding op verdere hulp na hun traject in een OCJ, het inlossen van toenemende en veranderde hulpvragen Ze vinden het noodzakelijk dat zij een actieve rol krijgen in hun eigen traject. Opvallend hierbij is dat heel wat jongeren het heft in eigen handen nemen en zelf op zoek gaan naar hoe ze deze actieve rol kunnen opnemen. Over het algemeen is een hele grote betrokkenheid en inzet waar te nemen bij de participanten, wat wijst op een oprechte interesse in hun eigen traject. Het is duidelijk dat jongeren geen schrik hebben om zelf verantwoordelijkheid op te nemen mits de nodige ondersteuning. Hoewel deze studie niet kan leiden tot generaliseerbare conclusies, hoopt de onderzoeker alsnog een bijdrage te leveren aan de geschetste problematiek. Met deze studie wil vooral aangezet worden tot reflecteren en kritisch nadenken omtrent de huidige aanpak op beleidsniveau. Evenzeer wil dit onderzoek zich richten tot OCJ s, met het oog op het installeren van een betere afstemming tussen de verwachtingen van de jongeren en de gehanteerde manier van werken. Maar in het bijzonder wil deze studie zich richten tot jongeren, die een traject doorlopen in een OCJ, met als doel hen te stimuleren verder in communicatie te treden met de case manager en daarnaast in staat te zijn hun vragen en noden te erkennen. Het is onontbeerlijk aandacht te besteden aan eigen ervaringen van jongeren. Zij kunnen namelijk een belangrijke bijdrage leveren aan onderzoek en praktijk. 34

41 Literatuurlijst Actieplan Jeugdhulp. (2014). Met de kracht van de jeugd naar Geraadpleegd op 25 maart 2017, van Agentschap Jongerenwelzijn. (s.d.). Jeugdhulplandschap. Geraadpleegd op 4 mei 2017, van Agentschap Jongerenwelzijn. (2014). Het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg. Geraadpleegd op 10 maart 2017, van ngsprocessen_ocj.pdf Agentschap Jongerenwelzijn. (2016). Publicaties: jaarverslagen. Geraadpleegd op 5 april 2017, van Baarda, D. B. (2014). Dit is onderzoek! : Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. (2de geheel herziene druk). Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Baarda, D. B., De Goede, M. P. M., & Teunissen, J. (2001). Basisboek kwalitatief onderzoek: praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen: Stenfert Kroese. Barker, E. T., & Galambos, N. L. (2005). Adolescents implicit theories of maturity: Ages of adulthood, freedom, and fun. Journal of Adolescent Research, 20(5), doi: / Bender, K., Kapp, S., & Hahn, S. (2011). Are case management services associated with increased utilization of adolescent mental health treatment? Children and Youth Services Review, 33, doi: /j.childyouth Berkers, W. (1998). Praktijkgericht onderzoek en methodiek-ontwikkeling: reflectie op het methodisch handelen van de hulpverlener. Geraadpleegd op 5 mei 2018, van ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false Bittremieux, M. (2006). Aanklampende hulpverlening. Geraadpleegd op 23 maart 2017, van Bruffaerts, R., Vanderplasschen, W., Van Hal, G., & Demyttenaere, K. (2011). Crisisopvang Voor Middelengebruikers in België: Een formele evaluatie en aanbevelingen voor een duurzaam beleid. Geraadpleegd op 23 maart 2017, van 35

42 Brun, C., & Rapp, R. (2001). Strengths-based case management: individuals' perspectives on strengths and the case manager relations. Social Work, 46(3), doi: /sw/ Bucx, A.J., & Van Wel, F. H. (2008). Parental bond and life course transitions from adolescence to young adulthood. Adolescence, 35(169), Geraadpleegd op 6 mei 2018, van Challis, D. (1988). Case management: problems and possibilities. Geraadpleegd op 20 maart 2017, van Clé, A. (2015). Sur ma Route. Samen op zoek naar een beter parcours van jeugdhulp naar zelfstandigheid. Geraadpleegd op 11 mei 2018, van Continuïteit in de jeugdhulpverlening. (2014, 1 maart). In decreet betreffende de integrale jeugdhulp. Geraadpleegd op 20 maart 2017, van Daining, C., & DePanfilis, D. (2007). Resilience of youth in transition from out-of-home care to adulthood. Children and Youth Services Review, 29, doi: /j.childyouth De toegang tot de jeugdhulpverlening. (2014, 1 maart). In decreet betreffende de integrale jeugdhulp. Geraadpleegd op 20 maart 2017, van Doelstellingen van de integrale jeugdhulp. (2014, 1 maart). In Decreet betreffende de integrale jeugdhulp. Geraadpleegd op 10 mei 2017, van Freeman, G., & Huges, J. (2010). Continuity of care and the patient experience (research paper). Geraadpleegd op 6 mei 2018, van Freeman, G., Shepperd, S., Robinson, I., Ehrich, K., & Richards, S. (2001). Continuity of care: report of a scoping exercise for the National Co-ordinating Centre for NHS Service Delivery and Organisation NCCSDO. Geraadpleegd op 10 april 2017, van Freeman, G., Woloshynowych, M., Baker, R., Boulton, M., Guthrie, B., Car, J.,... Tarrant, C. (2007). Continuity of care 2006: What Have We Learned Since 2000 and What are Policy Imperatives Now? (Rapport). Geraadpleegd op 10 april 2017, van 36

43 Geenen, S., & Powers, L. E. (2007). Tomorrow is another problem : The experiences of youth in foster care during their transition into adulthood. Children and Youth Services Review, 29(8), doi: /j.childyouth Geenens, K., Vanderplasschen, W., Broekaert, E., De Ruyver, B., & Alexandre, S. (2005). Tussen droom en daad: implementatie van case management voor druggebruikers binnen de hulpverlening en justitie. Wetenschap en Maatschappij. Gent: Academia Press. Germeijs, V. (2013). Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies. Caleidoscoop, 25(4), Geraadpleegd op 10 april 2017, van Grube, W., & Mendenhall, A. (2016). Adolescent Mental Health Case Management: Consumer Perspectives. Families in Society: The Journal of Contemporary Social Services, 97(2), doi: / Guba, E. G., & Lincoln, Y. S. (1989). Fourth generation evaluation. Geraadpleegd op 5 mei 2018, van 2C%20E.%2C%20%26%20Lincoln%2C%20Y.%20(1989).%20Fourth%20Generation%20Ev aluation.%20newbury%20park%2c%20calif.%3a%20sage%20publications.&ots= 4atnaL EY&sig=eUcWK04VpIXG6GPBSCT3W-tHqdU#v=onepage&q&f=false Hahn, A., Aaron, P., & Kingsley, C. (1989). Case Management with At-Risk Youth. Geraadpleegd op 20 april 2017, van Heaton, J., Corden, A., & Parker, G. (2012). Continuity of care : a critical interpretive synthesis of how the concept was elaborated by a national research programme. International Journal of Integrated Care, 12. Geraadpleegd op 5 mei 2018, van Hesse, M., Broekaert, E., Fridell, M., Rapp, R., & Vanderplasschen, W. (2007). Case management for persons with substance use disorders (review). Geraadpleegd op 5 april 2017, van Holland, S., Faulkner, R., & Perez-del-Aquila, R. (2005). Promoting stability and continuity of care for looked after children. Child and Family Social Work, 10, doi: /j x Holmes, G.E., & Saleebey, D. (1993). Empowerment, the Medical Model, and the Politics of Clienthood. Journal of Progressive Human Services, 4, doi: /J059v04n01_06 Intagliata, J. (1982). Improving the Quality of Community Care for the Chronically Mentally Disabled: the Role of Case Management. Schizophrenia Bulletin, 8(4), doi: /schbul/ Intagliata, J., Willer, B., & Egri, G. (1986). Role of the family in case management of the mentally mentally ill. Schizophrenia Bulletin, 12, doi: /schbul/

44 Jones, I. R., Ahmed, N., Catty, J., McLaren, S., Rose, D., Wykes, T., & Burns, T. (2009). Illness careers and continuity of care in mental health services: A qualitative study of service users and carers. Social Science & Medicine, 69, doi: /j.socscimed Kanter, J. (2010). Clinical Case Managament. In J. R. Brandell (Red), Theory & Practice in Clinical Social Work (second edition, pp ). Geraadpleegd op 5 mei 2018, van 2.pdf Kroon, H. (1996). Groeiende zorg: ontwikkeling van case management in de zorg voor chronisch psychiatrische patiënten. Utrecht: Nederlands Centrum Geestelijke Volksgezondheid. Lauwers, H., & Piessens, A. (2013). Cliëntoverleg met externe voorzitter in de integrale jeugdhulp (Rapport). Geraadpleegd op 20 maart 2017, van Levering, B., & Smeyers, P. (1999). Opvoeding en onderwijs leren zien:een inleiding in interpretatief onderzoek. Amsterdam: Boom. Lincoln, Y. S., & Guba, E. G. (1985). Naturalistic inquiry. Geraadpleegd op 5 mei 2018, van n%2c%20y.%2c%20%26%20guba%2c%20e.%20(1985).%20naturalistic%20inquiry.%20 Londen%20- %20New%20Delhi%3A%20Sage%20Publications.&ots=0tlyVfWfwq&sig=3D6OxPZpy- ANn9vvTp7ZRhS_csk#v=onepage&q&f=false Longhurst, R. (2010). Semi-structured interviews and focus groups. In N. Clifford, M. Cope, T. Gillepsie & S. French (Reds), Key methods in geography (2 nd edition, pp ). London: Sage. Lynen, J. (2013). De moeizame implementatie van trajectbegeleiding in de integrale jeugdhulp als invulling van de zorg voor continuïteit in de jeugdhulpverlening (Masterthesis). Geraadpleegd op 25 maart 2017, van McCoy, H., McMillen, J. C., & Spitznagel, E. L. (2008). Older youth leaving the foster care system: Who, what, when, where, and why? Children and Youth Services Review, 30(7), doi: /j.childyouth Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap: Agentschap Jongerenwelzijn. (s.d.). Functiebeschrijving: consulent ondersteuningscentrum jeugdzorg. Geraadpleegd op 20 maart 2017, van Morrow, S.L. (2005). Quality and Trustworthiness in Qualitative Research in Counseling Psychology. Journal of Counseling Psychology, 52(2), doi: /

45 Mortelmans, D. (2011). Kwalitatieve analyse met Nvivo. Leuven/Den Haag: Acco. Mortelmans, D. (2013). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden (Fourth revised edition ed.). Leuven: Acco. Naert, J. (2011). Toegankelijke jeugdhulp: nog veel werk aan de winkel. Pow Alert, 37(1), Geraadpleegd op 20 maart 2017, van Naert, J. (2014). Trajectbegeleiding in het jeugdwelzijnswerk. 10 jaar écht vraaggestuurd werken. Geraadpleegd op 20 maart 2017, van Naert, J., & Colle, P. (2014). Trajectbegeleiding van jongeren in een risicomaatschappij: waar gaan ze naartoe? Tielt: Lannoo. Naert, J., Gesquiere, M., & Van Havere, T. (2014). Naar een Integrale Jeugdhulp in Vlaanderen. In C. Claes, S. Vandevelde & W. Vanderplasschen (Eds.), Orthopedagogiek: een situering van praktijk, onderzoek en beleid (pp. 1-32). Leuven: Acco Naert, J., Stevens, C., Roose, R., Vanderplasschen, W. (2017a). Continuïteit in het hulpverleningstraject: Interpretatief onderzoek naar de beleving van jongeren in de jeugdhulp. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 56(3-4), Geraadpleegd op 1 mei 2018, van Naert, J., Roose, R., Rapp, R. C., & Vanderplasschen, W. (2017b). Continuity of care in youth services: a systematic review. Children and Youth Services Review, 75, doi: /j.childyouth Parker, G., Corden, A., & Heaton, J. (2011). Experiences of and influences on continuity of care for service users and carers: synthesis of evidence from a research programme. Health and social Care in the Community, 19(6), doi: /j x Rapp, C. A., & Goscha, R. J. (2004). The Principles of Effective Case Management of Mental Health Services. Psychiatric Rehabilitation Journal, 27(4), doi: / Ridgely, M. S., & Willenbring, M. (1992). Application of case management to drug abuse treatment: overview of models and research issues. In R. S. Ashery (Red.), Progress and Issues in case management (NIDA Research Monograph 127), Rockville: National Institute on Drug Abuse. Rutman, D., & Hubberstey, C. (2016). Is anybody there? Informal supports accessed and sought by youth from foster care. Children and Youth Services Review, 63, doi: /j.childyouth Saint-Jacques, M.-C., Turcotte, D., & Pouliot, E. (2009). Adopting a Strenghts Perspective in Social Work Practice with Families in Difficulty: From Theory to Practice. Families in Society: The Journal of Contemporary Social Service, 90(4), doi: /

46 Scerra, N. (2011). Strenghts-based practice: the evidence (Research paper). Geraadpleegd op 10 april 2017, van Schley, C., Radovini, A., Halperin, S., & Fletcher, K. (2011). Intensive outreach in youth mental health: Description of a service model for young people who are difficult-to-engage and high risk. Children and Youth Services Review, 3, doi: /j.childyouth Schley, C., Ryall, V., Crothers, L., Radovini, S., Fletcher, K., Marriage, K.,... Yuen, H.P. (2008). Early intervention with difficult to engage high-risk youth: Evaluating an intensive outreach approach in youth mental health. Early intervention in Psychiatry, 2, doi: /j x Staudt, M. (2007). Treatment Engagement with Caregivers of At-risk Children: Gaps in Research and Conceptualization. Journal of Child and Family Studies, 16(2), doi: /s Substance Abuse and Mental Health Administration (SAMHSA). (2012). Comprehensive Case Management for Substance Abuse Treatment: Treatment Improvement Protocol (TIP). Geraadpleegd op 20 april 2017, van Team Beleidsondersteuning IJH. (2004). Integrale jeugdhulp in vogelvlucht. Geraadpleegd op 20 maart 2017, van Tobon, J. I., Reid, G. J., & Brown, J. B. (2015). Continuity of Care in Children's Mental Health: Parent, Youth and Provider Perspectives. Community Ment Health J, 51, doi: /s Turnell, A. (2012). The Signs of Safety Comprehensive Briefing Paper. Geraadpleegd op 6 mei 2018, van df Ungar, M., Liebenberg, L., & Ikeda, J. (2014). Young people with complex needs: designing coordinated interventions to promote resilience across child welfare, juvenile corrections, mental health and education services. British Journal of social work, 44(3), doi: /bjsw/bcs147 Van Audenhove, S. (2015). Overgang naar volwassenheid: belevingsonderzoek bij jongeren die de bijzondere jeugdbijstand verlaten (Doctoraat). Geraadpleegd op 6 mei 2018, van Van Braeckel, L. (2016). Van vrijwillige tot gedwongen jeugdhulp. Ondersteuningscentrum jeugdzorg onderzoekt nood aan hulp in verontrustende situaties. Welzijns en gezondheidsmagazine voor Vlaanderen. Geraadpleegd op 10 mei 2018, van 40

47 Vanderplasschen, W., & Wolf, J. (2005). Case management bij drugsverslaafden: ABC voor implementatie en praktijk. Verslaving, 1(2), doi: /BF Vanderplasschen, W., Lievens, K., & Broekaert, E. (2001). Implementatie van een methodiek van case management in de drughulpverlening: een proefproject in de provincie Oost-Vlaanderen. Orthopedagogische Reeks Gent, 14. Geraadpleegd op 26 maart 2017, van Vanderplasschen, W., Wolf, J., & Colpaert, K. (2004). Effectiviteit van case management voor druggebruikers. In: W. Buisman, et al. (Eds.), Handboek Verslaving: hulpverlening, preventie en beleid (pp. 1-34). Geraadpleegd op 20 maart 2017, van Vanderplasschen, W., Wolf, J., Rapp, R., & Hesse, M. (2007). Case management for substance abusers: Panacea, makeshift or binding agent? Geraadpleegd op 10 mei 2018, van ers_panacea_makeshift_or_binding_agent Vanhee, J.P. (2016). Over de nieuwe rol van de afdeling ACT. Geraadpleegd op 2 mei 2018, van Van Hove, G. (2014). Qualitative research for educational sciences (2nd edition). Harlow: Pearson Education Limited. Van Riet, N., & Wouters, H. (1997). Case management: een leer- en werkboek over de organisatie en coördinatie van zorg-, hulp- en dienstverlening. 2 e druk Assen: Van Gorcum. Van Staa, A., & Evers, J. (2010). Strategie om de kwaliteit van kalitatieve data-analyse te verhogen. Kwalon 43, 15(1), 5-6. Geraadpleegd op 15 maart 2018, van Van Tomme, N., Verhoest, K., Voets, J., & De Peuter, B. (2011). Evaluatie van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de Integrale Jeugdhulp. Geraadpleegd op 3 april 2017, van Vlaams Loket Jeugdhulp. (2016). Gemandateerde voorziening: ondersteuningscentra jeugdzorg. Geraadpleegd op 18 maart 2017, van Vlaams Parlement. (2011). Maatschappelijke beleidsnota jeugdzorg. Geraadpleegd op 30 maart 2017, van Vlaams Parlement. (2013). Ontwerp van decreet betreffende de integrale jeugdhulp: tekst aangenomen door de plenaire vergadering. Geraadpleegd op 20 maart 2017, van 41

48 Vlaams Parlement. (2015a). Voorstel van resolutie betreffende de evaluatie van het decreet Integrale Jeugdhulp. Geraadpleegd op 10 mei 2017, van Vlaams Parlement. (2015b). 1 jaar integrale jeugdhulp: een tussentijdse terug- en vooruitblik. Geraadpleegd op 20 maart 2017, van Vlaams Parlement. (2015c). Verslag van de hoorzittingen en gedachtewisselingen over de uitvoering van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp. Geraadpleegd op 5 mei 2018, van Vlaamse jeugdraad en kinderrechtencommissariaat. (2010). Advies intersectorale toegangspoort binnen integrale jeugdhulp. Geraadpleegd op 21 maart 2017, van _intersectorale_toegangspoort_binnen_integrale_jeugdhulp.pdf Vlaamse overheid. (2012). Integrale Jeugdhulp: de krachtlijnen van het nieuwe decreet. Geraadpleegd op 15 maart 2017, van ecreet.pdf Vlaamse overheid. (2013a). Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen. Brochure over het Decreet integrale jeugdhulp. Geraadpleegd op 21 maart 2017, van Vlaamse overheid. (2013b). Omgaan met verontrusting in het nieuwe landschap. Geraadpleegd op 3 april 2017, van wde-landschap-belendende-sectoren_notities.pdf Vlaamse overheid. (2015). Een 2.0-aanpak voor integrale jeugdhulp in Vlaanderen. Geraadpleegd op 21 maart 2017, van Vlaamse regering. (2004). Decreet betreffende de Rechtspositie van de Minderjarige in de Integrale Jeugdhulp. Geraadpleegd op 20 maart 2017, van publicaties/werkmap-decreet_en_memorie.pdf Wiggerink, J. (2017). Signs of Safety. Geraadpleegd op 11 mei 2018, van 42

49 Bijlagen Bijlage 1. Informed Consent Informed Consent: jongeren FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Vakgroep Orthopedagogiek Onderzoeker: Emily Ver Eecke INFORMED CONSENT Deelname onderzoek naar de beleving van jongeren, tussen de 15 en 18 jaar, aangaande case management in het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg. Ik, ondergetekende,. verklaar hierbij dat ik, (Volledige naam in drukletters a.u.b.) (1) Begrijp dat dit interview afgenomen wordt in het kader van wetenschappelijk onderzoek voor een masterproef aan de vakgroep Orthopedagogiek. (2) Uit vrije wil deelneem aan het interview. (3) De toestemming geef om mijn resultaten op vertrouwelijke wijze te bewaren en te verwerken en anoniem te rapporteren. Alles wat besproken wordt tijdens het interview zal enkel gebruikt worden in het kader van wetenschappelijk onderzoek. De verzamelde informatie zal vertrouwelijk behandeld worden (4) Op de hoogte ben van de mogelijkheid om mijn deelname aan het onderzoek op ieder moment stop te zetten en dit zonder opgave van reden. (5) Op de hoogte ben van het feit dat ik op aanvraag een samenvatting van de onderzoeksbevindingen kan krijgen. In twee exemplaren opgemaakt te (plaats) op (datum) Naam en handtekening deelnemer Naam en handtekening onderzoeker Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Orthopedagogiek Henri Dunantlaan 2, B-9900 Gent, 43

50 Informed Consent: OCJ FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Vakgroep Orthopedagogiek Onderzoeker: Emily Ver Eecke INFORMED CONSENT Onderzoek naar de beleving van jongeren, tussen de 15 en 18 jaar, aangaande case management in het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg. Ik, ondergetekende,.. (Volledige naam in drukletters a.u.b.) teamverantwoordelijke van het OCJ te. (plaats) verklaar hierbij dat ik akkoord ga om jongeren, die voldoen aan de voorwaarden vooropgesteld door de onderzoeker, te laten deelnemen aan dit onderzoek in het kader van een masterproef aan de Universiteit Gent. Ik ben ervan op de hoogte dat: (1) het interview afgenomen wordt in het kader van wetenschappelijk onderzoek voor een masterproef aan de vakgroep Orthopedagogiek. (2) deelname aan dit onderzoek gebeurt op vrijwillige basis en ik steeds bijkomende informatie kan verkrijgen over dit onderzoek (3) de resultaten op vertrouwelijke wijze zullen worden bewaard, verwerkt en gerapporteerd. Alles wat besproken wordt tijdens het interview zal enkel gebruikt worden in het kader van wetenschappelijk onderzoek. De verzamelde informatie zal vertrouwelijk behandeld worden. (4) de jongere de deelname aan het onderzoek op elk moment stop kan zetten. (5) ik op aanvraag een samenvatting van de onderzoeksbevindingen kan krijgen. In twee exemplaren opgemaakt te (plaats) op (datum) Naam en handtekening Ondersteuningscentrum Jeugdzorg Naam en handtekening onderzoeker Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Orthopedagogiek Henri Dunantlaan 2, B-9900 Gent, 44

51 Bijlage 2. Interviewschema INTERVIEW: BELEVING VAN CASE MANAGEMENT BIJ JONGEREN TUSSEN DE 15 EN 18 JAAR IN HET OCJ 1. Inleiding: - Uitleg over het onderzoek - Overlopen van het informed consent - Ondertekenen van het informed consent - Start opname - Start interview 2. Basisgegevens: Naam: Geboortedatum: Geslacht: Leeftijd: Datum afname interview: Setting: Opmerkingen: 3. Eigen traject binnen het OCJ en andere hulpverlening: Dit interview wil ingaan op jouw ervaringen in contact met een case manager in het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg. Ik wil hierbij graag jouw eigen ervaringen beluisteren en horen hoe jij jouw begeleiding door de case manager ervaart. Interessant is om te horen wat jij zelf belangrijk vindt, wat moeilijk loopt, wat net heel goed loopt Daarnaast zal ik ook, met jou toestemming, je traject van dichterbij bekijken. Hiervoor zal ik je dossier inkijken. Zaken die ik zal lezen zijn je reeds gelopen traject, de duur van je traject, de betrokken hulpverleningsinstanties,. Op deze manier kunnen we je noden in kaart brengen en op zoek gaan naar de momenten waarop je het gevoel had voldoende gesteund te worden en op welke momenten dit gevoel juist minder aanwezig was. We willen dus focussen op de positieve elementen in jouw traject, zoals personen die heel helpend waren, maar zullen ook in kaart brengen wat jij gemist hebt in je ondersteuning. 45

Gemandateerde voorzieningen

Gemandateerde voorzieningen Gemandateerde voorzieningen Ondersteuningscentrum Jeugdzorg Hulpaanbieders hebben allen een verantwoordelijkheid in het omgaan met verontrusting. Indien zij hier zelf tegen de grenzen aanbotsen en twijfelen

Nadere informatie

Gemandateerde voorzieningen - Ondersteuningscentrum Jeugdzorg

Gemandateerde voorzieningen - Ondersteuningscentrum Jeugdzorg Gemandateerde voorzieningen - Ondersteuningscentrum Jeugdzorg Hulpaanbieders hebben allen een verantwoordelijkheid in het omgaan met verontrusting. Indien zij hier zelf tegen de grenzen aanbotsen en twijfelen

Nadere informatie

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen Met vereende kracht naar een nieuwe in Vlaanderen Een woordje geschiedenis 1998: commissie ad hoc Bijzondere Jeugdzorg 1999: maatschappelijke beleidsnota BJZ 1999-2004: experimentele pilootregio s 2004:

Nadere informatie

Gemandateerde voorziening

Gemandateerde voorziening Gemandateerde voorziening Ondersteuningscentrum Jeugdzorg Hulpaanbieders hebben allen een verantwoordelijkheid in het omgaan met verontrusting. Indien zij hier zelf tegen grenzen aanbotsen en twijfelen

Nadere informatie

Coördinatie van de hulp. Workshop 4

Coördinatie van de hulp. Workshop 4 Coördinatie van de hulp Workshop 4 Voorstellingsrondje Maatschappelijke evoluties Perspectief van de cliënt Casusoverleg Cliëntoverleg met externe voorzitter Bemiddeling Vertrouwenspersoon vragen Wie is

Nadere informatie

UKJA in het landschap van de Vlaamse jeugdhulp en Geestelijke Gezondheid voor kinderen en jongeren. Dr. Linda Van Grootel Medisch diensthoofd UKJA

UKJA in het landschap van de Vlaamse jeugdhulp en Geestelijke Gezondheid voor kinderen en jongeren. Dr. Linda Van Grootel Medisch diensthoofd UKJA UKJA in het landschap van de Vlaamse jeugdhulp en Geestelijke Gezondheid voor kinderen en jongeren Dr. Linda Van Grootel Medisch diensthoofd UKJA Casus 5 Je werkt voor een opvang van jongeren die geplaatst

Nadere informatie

Continuïteit. Bemiddeling

Continuïteit. Bemiddeling Continuïteit De afdeling Continuïteit en toegang (ACT) levert met de uitbouw van een regionaal info-en aanspreekpunt een bijdrage aan de realisering van continuïteit. Cliëntoverleg en bemiddeling zijn

Nadere informatie

Studiedag Rechten in de jeugdhulp 6 maart 2015. Mia Claes UCLL

Studiedag Rechten in de jeugdhulp 6 maart 2015. Mia Claes UCLL Studiedag Rechten in de jeugdhulp 6 maart 2015 Mia Claes UCLL Hulp continuïteit waarborgen Op een gepaste wijze omgaan met verontrusting Tijdige toegang tot de jeugdhulp Voorzien in een aanbod crisisjeugd

Nadere informatie

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen Accenten: Een nieuw decreet Jeugdhulp Vermaatschappelijking van de jeugdhulp Tijdige toegang tot de jeugdhulp Rechtstreeks en niet rechtstreeks

Nadere informatie

Voorstelling Gemandateerde voorziening. Welkom

Voorstelling Gemandateerde voorziening. Welkom Voorstelling Gemandateerde voorziening Welkom Ondersteuningscentrum Jeugdzorg en VK - Situering - 4 taken - Vragen Situering gemandateerde voorziening De comités voor Bijzondere Jeugdzorg worden vervangen

Nadere informatie

TERUGKOMDAG. 15 november 2016

TERUGKOMDAG. 15 november 2016 TERUGKOMDAG 15 november 2016 PROGRAMMA TERUGKOMDAG 9u00-10u30: Integrale Jeugdhulp. En wat met de school? 10u30 11u00 pauze (lokaal A03.03) 11u00-12u00: Trajectgroepen. Groepen trajectcoachen Isabelle

Nadere informatie

Centra voor Leerlingenbegeleiding sterke partners in de integrale jeugdhulpverlening

Centra voor Leerlingenbegeleiding sterke partners in de integrale jeugdhulpverlening Centra voor Leerlingenbegeleiding sterke partners in de integrale jeugdhulpverlening Vandaag werd het jaarverslag jeugdhulp voorgesteld. Tot onze spijt werd er in de samenvatting geen aandacht besteed

Nadere informatie

Ondersteuningscentra Jeugdzorg en Sociale Diensten bij de Jeugdrechtbank

Ondersteuningscentra Jeugdzorg en Sociale Diensten bij de Jeugdrechtbank Ondersteuningscentra Jeugdzorg en Sociale Diensten bij de Jeugdrechtbank Hilde Smits Studiedag De Kiem 18.10.2016 Situering Jongerenwelzijn, afdeling Ondersteuningscentra Jeugdzorg en Sociale Diensten

Nadere informatie

WIE? Aanmelden bij de toegangspoort. Iedere jeugdhulpaanbieder in Vlaanderen. Eén voorwaarde: registratie in E-Healthkadaster

WIE? Aanmelden bij de toegangspoort. Iedere jeugdhulpaanbieder in Vlaanderen. Eén voorwaarde: registratie in E-Healthkadaster Aanmelden bij de toegangspoort WIE? Iedere jeugdhulpaanbieder in Vlaanderen Eén voorwaarde: registratie in E-Healthkadaster 3 type aanmelders: jeugdhulpaanbieders uit RTJ of NRTJ jeugdhulpaanbieders buiten

Nadere informatie

Stand van zaken rond een vereenvoudigd A-document. Klaartje Cops Beleidsmedewerker afdeling Continuïteit en Toegang

Stand van zaken rond een vereenvoudigd A-document. Klaartje Cops Beleidsmedewerker afdeling Continuïteit en Toegang Stand van zaken rond een vereenvoudigd A- Klaartje Cops Beleidsmedewerker afdeling Continuïteit en Toegang Overzicht Aanleiding voor een vereenvoudigd A- Werkzaamheden van de ad-hoc werkgroep vereenvoudigd

Nadere informatie

nota Toepassing van het decreet Integrale Jeugdhulp voor voogden van niet begeleide minderjarige vreemdelingen

nota Toepassing van het decreet Integrale Jeugdhulp voor voogden van niet begeleide minderjarige vreemdelingen nota nota aan de Dienst Voogdij, federale overheidsdienst Justitie datum 1 maart 2014 uw kenmerk naam lijnmanager Lucien Rahoens naam auteur Virna Saenen onderwerp toepassing van het decreet Integrale

Nadere informatie

Omgaan met verontrusting. In de intersectorale toegangspoort Maart 2014 AnLaureyn CGG Kempen

Omgaan met verontrusting. In de intersectorale toegangspoort Maart 2014 AnLaureyn CGG Kempen Omgaan met verontrusting In de intersectorale toegangspoort Maart 2014 AnLaureyn CGG Kempen Structuur: Verontrusting Maatschappelijke noodzaak Gemandateerde voorzieningen Motivatiedocument Gerechtelijke

Nadere informatie

Besluit en verslag werkgroep

Besluit en verslag werkgroep Studiedag rechten in de jeugdhulp - werkgroep Studiedag rechten in de jeugdhulp Verslag werkgroepen Afdeling Beleidsontwikkeling Koning Albert II-laan 35 bus 30 1030 BRUSSEL T 02 553 32 43 F 02 553 31

Nadere informatie

Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten

Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten 06/06/2016 Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten Vandaag is het eerste intersectorale jaarverslag 2015 van de jeugdhulp voorgesteld, in aanwezigheid van Jo Vandeurzen, Vlaams minister

Nadere informatie

Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid

Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid Trefdag Jong en zonder (t)huis 2 juni 2017 David Debrouwere Afdelingshoofd Voorzieningenbeleid Jongerenwelzijn Inhoud Actieplan jongvolwassenen

Nadere informatie

nr. 590 van KATRIEN SCHRYVERS datum: 16 juni 2016 aan JO VANDEURZEN Ondersteuningscentra Jeugdzorg - Meldingen en wachttijd

nr. 590 van KATRIEN SCHRYVERS datum: 16 juni 2016 aan JO VANDEURZEN Ondersteuningscentra Jeugdzorg - Meldingen en wachttijd SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 590 van KATRIEN SCHRYVERS datum: 16 juni 2016 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Ondersteuningscentra Jeugdzorg - Meldingen en wachttijd De

Nadere informatie

Hulpverlening bij problematisch middelengebruik vanuit een welzijn- en gezondheidsperspectief

Hulpverlening bij problematisch middelengebruik vanuit een welzijn- en gezondheidsperspectief Hulpverlening bij problematisch middelengebruik vanuit een welzijn- en gezondheidsperspectief Is er een probleem? Stadia van motivatie Stadia van verslaving. Experimenteren Gebruiken Misbruiken Verslaving

Nadere informatie

Integrale jeugdhulp, verandert de zaak

Integrale jeugdhulp, verandert de zaak Integrale jeugdhulp, verandert de zaak JEAN-PIERRE VANHEE, ALGEMEEN DIRECTEUR AGENTSCHAP JONGERENWELZIJN PROF. DR. VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL Integrale jeugdhulp als dispositief Heterogeen performant geheel

Nadere informatie

Integrale Jeugdhulp. Naar een betere jeugdzorg? Jan Naert Vakgroep Orthopedagogiek UGent

Integrale Jeugdhulp. Naar een betere jeugdzorg? Jan Naert Vakgroep Orthopedagogiek UGent Integrale Jeugdhulp Naar een betere jeugdzorg? Jan Naert Vakgroep Orthopedagogiek UGent Geschiedenis 1998: maatschappelijke beleidsnota jeugdzorg verkokering ondoorzichtig kluwen restgroepen aanbodgestuurde

Nadere informatie

Eén gezin één plan. Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp

Eén gezin één plan. Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp Eén gezin één plan Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp Inhoud De oproep Context en beleidskeuzes Finaliteit van de oproep: één gezin, één plan Samenstelling en uitbouw

Nadere informatie

Missie & visie Opvoedingswinkel Gent

Missie & visie Opvoedingswinkel Gent Missie & visie Opvoedingswinkel Gent 1 Inhoudstafel... 1 Missie & visie Opvoedingswinkel Gent... 1 Inhoudstafel... 1 Intro... 3 1. Missie... 4 2. Doelgroep... 4 3. Werking... 4 4. Beleidskader... 5 5.

Nadere informatie

Integrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak

Integrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak Integrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak Document opgesteld door: vzw de Keeting vzw Recht-Op Kroonstraat 64/66 Lange Lobroekstraat 34 2800 Mechelen 2060 Antwerpen email: info@dekeeting.be

Nadere informatie

Wat is Mano? Dialoogdag

Wat is Mano? Dialoogdag Wat is Mano? Dialoogdag 14.12.18 Inleiding Eric Berx Regioverantwoordelijke OSD Limburg Gepast omgaan met verontrusting Hulp continuïteit waarborgen Op een gepaste wijze omgaan met verontrusting Wat: Verontrusting

Nadere informatie

Cliëntoverleg, bemiddeling en crisishulp

Cliëntoverleg, bemiddeling en crisishulp Cliëntoverleg, bemiddeling en crisishulp HULPVRAGER MINDERJARIGE-OUDERS-CONTEXT BREDE INSTAP Rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp Jeugdhulp buiten toep. gebied IJH Probleem gebonden hulp MDT MDT Gemand.

Nadere informatie

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen Met vereende kracht naar een nieuwe in Vlaanderen 2.0 aandacht voor de eigen krachten in netwerk, familie, maatschappij Gebruik maken van aangepaste hodieken Verslag doen van krachtgericht werken bij stap

Nadere informatie

40 JAAR CRISISTEAM DE SCHELP. Crisisteam De Schelp. Crisishulp binnen/vanuit CAW Oost-Vlaanderen

40 JAAR CRISISTEAM DE SCHELP. Crisisteam De Schelp. Crisishulp binnen/vanuit CAW Oost-Vlaanderen 40 JAAR CRISISTEAM DE SCHELP Crisisteam De Schelp Crisishulp binnen/vanuit CAW Oost-Vlaanderen Visie op crisishulp binnen CAW Oost-Vlaanderen Crisishulp in CAW Oost-Vlaanderen CAW Oost-Vlaanderen biedt

Nadere informatie

40 JAAR CRISISTEAM DE SCHELP. Crisisteam De Schelp. Crisishulp binnen/vanuit CAW Oost-Vlaanderen

40 JAAR CRISISTEAM DE SCHELP. Crisisteam De Schelp. Crisishulp binnen/vanuit CAW Oost-Vlaanderen 40 JAAR CRISISTEAM DE SCHELP Crisisteam De Schelp Crisishulp binnen/vanuit CAW Oost-Vlaanderen Crisishulp in CAW Oost-Vlaanderen CAW Oost-Vlaanderen biedt professionele hulp voor elke hulpvrager in een

Nadere informatie

Congres NVKVV Maart 2014

Congres NVKVV Maart 2014 Samen naar een nieuwe in Vlaanderen Congres NVKVV Maart 2014 Sectoren van de Sectoren Jeugdhulp gevat onder het decreet IJH: Agentschap Jongerenwelzijn (AJ) Algemeen Welzijnswerk (AWW) Centra Geestelijke

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid VR 2017 2402 DOC.0170/2BIS Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,

Nadere informatie

Trajectbegeleiding van jongeren in kwetsbare situaties: enkele reflecties op basis van onderzoek en recente ontwikkelingen

Trajectbegeleiding van jongeren in kwetsbare situaties: enkele reflecties op basis van onderzoek en recente ontwikkelingen Trajectbegeleiding van jongeren in kwetsbare situaties: enkele reflecties op basis van onderzoek en recente ontwikkelingen Prof. Dr. W. Vanderplasschen UGent, Vakgroep Orthopedagogiek Wouter.Vanderplasschen@UGent.be

Nadere informatie

Kwaliteitshandboek CKG Molenberg

Kwaliteitshandboek CKG Molenberg 3. Kwaliteitssysteem 3.3. Overzicht van de procedures 3.3.1. Het informeren van en maken van afspraken met de gebruikers versie 2010 Doel: Ministerieel besluit: Art. 5 1: Hoe het de gebruikers informeert

Nadere informatie

Omgaan met verontrusting

Omgaan met verontrusting Samen werken rond kindermishandeling: een praktische benadering Destoop Tine Vertrouwenscentrum Antwerpen Omgaan met verontrusting Protocol van Moed (proefproject 1/1/2012-31/12/2013) Start nieuwe jeugdhulplandschap

Nadere informatie

Vlaams Decreet Integrale Jeugdhulp

Vlaams Decreet Integrale Jeugdhulp Vlaams Decreet Integrale Jeugdhulp Ann Bourgeois en Ilse Vandenbroucke Substituut procureur des Konings Jeugdparket Gent 2 Verontrustende situaties: VOS Definitie / Leidraad Werkwijze Brede Instap GV /

Nadere informatie

Verslag dialoogmoment verontrusting en maatschappelijke noodzaak: 15/03/2016 in VOT in Ieper

Verslag dialoogmoment verontrusting en maatschappelijke noodzaak: 15/03/2016 in VOT in Ieper Verslag dialoogmoment verontrusting en maatschappelijke noodzaak: 15/03/2016 in VOT in Ieper Dit verslag is een synthese van de drie de groepen tijdens het dialoogmoment in Ieper. Casus 1 Er is verwaarlozing

Nadere informatie

Spannend: Participatieprocessen in de Bijzondere Jeugdzorg.

Spannend: Participatieprocessen in de Bijzondere Jeugdzorg. Vzw Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg info@osbj.be - www.osbj.be Spannend: Participatieprocessen in de Bijzondere Jeugdzorg. Deel 2: aandachtspunten voor organisaties Naar aanleiding van het

Nadere informatie

Kinderopvang en MFC s realiseren samen inclusieve kinderopvang voor elk kind en elke ouder

Kinderopvang en MFC s realiseren samen inclusieve kinderopvang voor elk kind en elke ouder Open oproep Pionieren in samenwerking Kinderopvang en MFC s realiseren samen inclusieve kinderopvang voor elk kind en elke ouder INLEIDING Vlaams minister Jo Vandeurzen streeft naar een sterkere samenwerking

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 10 juli 2018;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 10 juli 2018; Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het lokaal sociaal beleid, vermeld in artikels 2, 9 tot en met 11, 17, 19 en 26 van het decreet van 9 februari 2018 betreffende het lokaal sociaal beleid DE

Nadere informatie

Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken. Ervaringen uit het veld

Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken. Ervaringen uit het veld Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken Ervaringen uit het veld Overzicht programma Wie ben ik: - Philip Stein - masterstudent sociologie - afgerond A&O-psycholoog Programma: - half uur presentatie,

Nadere informatie

Reguleringsimpactanalyse voor het decreet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende het decreet betreffende de

Reguleringsimpactanalyse voor het decreet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende het decreet betreffende de Reguleringsimpactanalyse voor het decreet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende het decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp en het decreet betreffende

Nadere informatie

Advies opgemaakt door Vlaams Instituut Gezond Leven, VAD, Sensoa en VWVJ

Advies opgemaakt door Vlaams Instituut Gezond Leven, VAD, Sensoa en VWVJ Advies op het voorontwerp van decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. Advies opgemaakt door Vlaams Instituut

Nadere informatie

Alle verslagen van Zorginspectie worden overgemaakt aan het VAPH en/of Jongerenwelzijn.

Alle verslagen van Zorginspectie worden overgemaakt aan het VAPH en/of Jongerenwelzijn. LEESWIJZER Toegepaste wetgeving: - Ministerieel besluit van 7 oktober 2015 met betrekking tot de minimale kwaliteitseisen en de vergoeding van de multidisciplinaire teams en met betrekking tot de erkenning

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, BESLUIT: De Vlaamse minister

Nadere informatie

INTEGRALE JEUGDHULP NIEUWSBRIEF 06 28/10/2015

INTEGRALE JEUGDHULP NIEUWSBRIEF 06 28/10/2015 VLAAMS LOKET JEUGDHULP Indien u deze nieuwsbrief niet kan lezen, klik hier voor een online versie INTEGRALE JEUGDHULP NIEUWSBRIEF 06 28/10/2015 De intersectorale nieuwsbrief over jeugdhulp in Vlaanderen

Nadere informatie

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Samenvatting Dit proefschrift gaat over casemanagement van gezinnen binnen jeugdbescherming

Nadere informatie

Het Geïntegreerd Breed Onthaal. Een beschrijvend en evaluerend onderzoek

Het Geïntegreerd Breed Onthaal. Een beschrijvend en evaluerend onderzoek Het Geïntegreerd Breed Onthaal Een beschrijvend en evaluerend onderzoek Wie-is-wie? Didier Boost (onderzoeker) Universiteit Antwerpen, OASeS, Master Sociaal Werk Sara Elloukmani (onderzoeker) Universiteit

Nadere informatie

Afstemming GGZ en Welzijn. OPZ GEEL 5 december 2013

Afstemming GGZ en Welzijn. OPZ GEEL 5 december 2013 Afstemming GGZ en Welzijn OPZ GEEL 5 december 2013 Jeugdhulpverlening in beweging Nieuwe beleidsmatige ontwikkelingen Vlaams en federaal Effectuering art.11 ziekenhuiswet ( netwerk van zorgvoorzieningen

Nadere informatie

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) De Hoge Raad voor Vrijwilligers (HRV) kijkt relatief tevreden terug op 2011, het Europees Jaar voor het Vrijwilligerswerk.

Nadere informatie

Praktijkgericht onderzoek: een kwestie van tweerichtingsverkeer. Els Evenboer UMC Groningen Monique Meijne Odion

Praktijkgericht onderzoek: een kwestie van tweerichtingsverkeer. Els Evenboer UMC Groningen Monique Meijne Odion Praktijkgericht onderzoek: een kwestie van tweerichtingsverkeer Els Evenboer UMC Groningen Monique Meijne Odion Inhoud workshop Hoe is het allemaal begonnen? Het onderzoek Procesbeschrijving (zoektocht

Nadere informatie

Wettelijke basis voor het samenwerkingsverband GBO

Wettelijke basis voor het samenwerkingsverband GBO Wettelijke basis voor het samenwerkingsverband GBO De wettelijke basis voor het samenwerkingsverband geïntegreerd breed onthaal wordt gelegd binnen het nieuwe decreet lokaal sociaal beleid. In uitvoering

Nadere informatie

Agenda. 1. Verwelkoming 2. Kennismaking 3. Huis van het kind - Toelichting 4. Ronde tafel met kernvragen 5. Cirkels 6. Slot

Agenda. 1. Verwelkoming 2. Kennismaking 3. Huis van het kind - Toelichting 4. Ronde tafel met kernvragen 5. Cirkels 6. Slot Agenda 1. Verwelkoming 2. Kennismaking 3. Huis van het kind - Toelichting 4. Ronde tafel met kernvragen 5. Cirkels 6. Slot 1. Verwelkoming door Schepen Kaat Olivier 2. Kennismaking 3. Huis van het kind

Nadere informatie

EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGdZORG

EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGdZORG EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGdZORG 2 Inleiding In deze brochure vind je informatie over het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg. We leggen uit wat het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg is, wie er werken

Nadere informatie

Contactpersoon Team vergunningen en erkenningen Telefoon Bijlagen 3

Contactpersoon Team vergunningen en erkenningen  Telefoon Bijlagen 3 Zenithgebouw Koning Albert II-laan 37 1030 BRUSSEL www.vaph.be INFONOTA Gericht aan: aanbieders van rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH-diensten) 8 mei 2019 INF/19/38 Contactpersoon Team vergunningen

Nadere informatie

Anker kracht. Verankering in de maatschappij door intensieve multi-disciplinaire begeleiding

Anker kracht. Verankering in de maatschappij door intensieve multi-disciplinaire begeleiding Anker kracht Verankering in de maatschappij door intensieve multi-disciplinaire begeleiding Inleiding In januari 2014 startte OCMW Gent het project 'Ankerkracht'. Dit project bundelt de krachten en visie

Nadere informatie

Historiek en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg

Historiek en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg Historiek en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg Info avond SEL Waasland 24 mei 2012 Sint-Niklaas Stefaan Baeten Directeur psychiatrisch centrum Sint-Hiëronymus Historische context

Nadere informatie

tractor 30 maart 2011 ACT Assertive Community Treatment

tractor 30 maart 2011 ACT Assertive Community Treatment tractor 30 maart 2011 ACT Assertive Community Treatment Behandelmethodiek die door haar specifieke aanpak patiënten met psychisch lijden wil helpen bij het: Bevorderen van herstel en rehabilitatie Bevorderen

Nadere informatie

KRACHTGERICHTE KORTDURENDE CONTEXTBEGELEIDING

KRACHTGERICHTE KORTDURENDE CONTEXTBEGELEIDING KRACHTGERICHTE KORTDURENDE CONTEXTBEGELEIDING -positieve heroriëntering van context, organisaties en samenleving- Van crisis tot kracht Van complexiteit tot essentie Van slachtofferschap tot engagement

Nadere informatie

1. PRINCIPE ACTIEPLAN JONGVOLWASSENEN

1. PRINCIPE ACTIEPLAN JONGVOLWASSENEN PROCEDUREFLOW VOOR AANVRAGEN VOORTGEZETTE JEUGDHULP TOT 25 JAAR. Dit document schetst het kader waarin voortgezette jeugdhulp mogelijk is en licht de procedure toe die gevolgd moet worden bij een aanvraag

Nadere informatie

JIJ EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGDZORG

JIJ EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGDZORG JIJ EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGDZORG 2 JIJ EN HET ONDERSTEUNINGSCENTRUM JEUGDZORG / 3 INLEI DING In deze brochure vind je informatie over het Ondersteuningscentrum jeugdzorg. We leggen uit wat het

Nadere informatie

Themarapport: Positie van bijzondere jeugdzorg binnen integrale jeugdhulp en samenwerking

Themarapport: Positie van bijzondere jeugdzorg binnen integrale jeugdhulp en samenwerking Themarapport: Positie van bijzondere jeugdzorg binnen integrale jeugdhulp en samenwerking STATUUT van deze tekst: De voorbije maanden vonden per thema drie vergaderingen plaats waarbij verschillende experten

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp; Ministerieel besluit met betrekking tot de werking van de gemandateerde voorzieningen en van de sociale diensten in de integrale jeugdhulp en de organisatie van bemiddeling in de regio Oost-Vlaanderen

Nadere informatie

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin a. Situering Jonge kinderen (0-6 jaar) groeien op in diverse contexten: thuis, eventueel in de kinderopvang, en in de kleuterschool.

Nadere informatie

1 jaar integrale jeugdhulp Hoorzitting Vlaams Parlement

1 jaar integrale jeugdhulp Hoorzitting Vlaams Parlement 1 jaar integrale jeugdhulp Hoorzitting Vlaams Parlement 21 april 2015 Een tussentijdse terug- en vooruitblik Vernieuwing op basis van ervaring Uitgangspositie: 1 maart 2014 geconsolideerde start cf. externe

Nadere informatie

Themasessie Organisatie en continuïteit van zorg. Woensdag 24 april 2019 Conferentie Opgroeien en Ontwikkelingstrajecten

Themasessie Organisatie en continuïteit van zorg. Woensdag 24 april 2019 Conferentie Opgroeien en Ontwikkelingstrajecten Themasessie Organisatie en continuïteit van zorg Woensdag 24 april 2019 Conferentie Opgroeien en Ontwikkelingstrajecten Inleiding Welkom Achtergrond en situering Werkwijze Aankondiging 4 deelthema s Aan

Nadere informatie

De sociale plattegrond

De sociale plattegrond De sociale plattegrond Sector: Agentschap Jongerenwelzijn Spreker: Tom Elen (Agentschap Jongerenwelzijn) H1 - Opdracht Agentschap Jongerenwelzijn (beleidsdomein = WVG) Afdeling Preventie- en Verwijzersbeleid

Nadere informatie

IJH hoorzitting commissie Welzijn, Vlaams Parlement 13 mei 2015

IJH hoorzitting commissie Welzijn, Vlaams Parlement 13 mei 2015 IJH hoorzitting commissie Welzijn, Vlaams Parlement 13 mei 2015 Danny Aelvoet, Tanderuis vzw www.thuisbegeleidingautisme.be Erik Buelens, Het Raster vzw www.hetraster.be INHOUD Wie zijn wij? Beschouwing

Nadere informatie

Vernieuwing op basis van ervaring

Vernieuwing op basis van ervaring 1 jaar integrale jeugdhulp Vernieuwing op basis van ervaring Een doordachte start Het decreet integrale jeugdhulp dat van toepassing werd op 1 maart 2014 kwam niet uit het niets. De evolutie naar een meer

Nadere informatie

RECHT OP BIJSTAND VAN EEN VERTROUWENSPERSOON. Artikel 24

RECHT OP BIJSTAND VAN EEN VERTROUWENSPERSOON. Artikel 24 RECHT OP BIJSTAND VAN EEN VERTROUWENSPERSOON Artikel 24 1. De minderjarige heeft het recht om zich in alle contacten met de jeugdhulpaanbieders, de toegangspoort en het ondersteuningscentrum Jeugdzorg

Nadere informatie

Hoe kan de ontwikkeling van ervaringswerk en -kennis een participatieve jeugdhulp versterken?

Hoe kan de ontwikkeling van ervaringswerk en -kennis een participatieve jeugdhulp versterken? Hoe kan de ontwikkeling van ervaringswerk en -kennis een participatieve jeugdhulp versterken? Tijs Van Steenberghe, vakgroep sociaal werk, expertisecentrum Quality of Life Jessica De Maeyer, vakgroep orthopedagogiek,

Nadere informatie

Publicatie B.S.: Inwerkingtreding: Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.

Publicatie B.S.: Inwerkingtreding: Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1. BESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 24 april 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de experimentele subsidiëring van een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod in de intersectorale aanpak van

Nadere informatie

Het nieuwe hulpverleningslandschap

Het nieuwe hulpverleningslandschap Het nieuwe hulpverleningslandschap Integrale jeugdhulp 1 Hilde Vanautgaerden VCLB Leuven 29/04/2015 Hoe was het voor 1 maart 2014 VAPH Jongerenwelzijn Gezondheidszorg & Welzijnswerk MDV door erkende dienst

Nadere informatie

Begeleiding in haar context

Begeleiding in haar context Begeleiding in haar context Contextbegeleiding: Krachtlijnen vanuit de overheid Brussel, 16 september 2014 Openness and participation are antidotes to surveillance and control. (Howard Rheingold) WWW.JONGERENWELZIJN.BE

Nadere informatie

Kwaliteitsvolle vraagverduidelijking

Kwaliteitsvolle vraagverduidelijking Kwaliteitsvolle vraagverduidelijking Prof. Dr. Bea Maes K.U.Leuven Inhoud Wat is vraagverduidelijking? Wat is kwaliteitsvolle vraagverduidelijking? Wat zijn de ervaringen van personen met een handicap

Nadere informatie

G.V.Basisschool Hamont-Lo

G.V.Basisschool Hamont-Lo G.V.Basisschool Hamont-Lo Zorg onze schooleigen visie op BREDE zorg Als school hebben we de opdracht om met brede zorg te werken aan de ontplooiing van iedere leerling. Dat is één van de pijlers van het

Nadere informatie

Voorbereiding studiedag

Voorbereiding studiedag Voorbereiding studiedag 1. Van waar de behoefte om in overleg te gaan met het parket in je regio? Er zijn verschillende zaken die maken dat overleg met het parket aan de orde was. 1.1. De regio Halle Vilvoorde

Nadere informatie

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij Waarom? Daarom! Goed uitgebouwde basisondersteuning voor alle kinderen en gezinnen Aanvullende en specifieke opdracht voor jeugdhulp wanneer ontwikkeling vast loopt

Nadere informatie

Samenwerkingsprotocol provinciale hulpverlening partnergeweld met de Mee-ander 1

Samenwerkingsprotocol provinciale hulpverlening partnergeweld met de Mee-ander 1 Samenwerkingsprotocol inzake partnergeweld tussen Provinciebestuur en Thuisbegeleidingsdienst De Mee-ander Tussen enerzijds: Thuisbegeleidingsdienst De Mee-ander, Gasthuisstraat 19, 9500 Geraardsbergen

Nadere informatie

Intersectorale toegangspoort - Indicatiestelling

Intersectorale toegangspoort - Indicatiestelling Intersectorale toegangspoort - Indicatiestelling Op 1 maart 2014 gaat in heel Vlaanderen de intersectorale toegangspoort (ITP) van start (na de opstart van voorstartregio Oost-Vlaanderen op 16 september

Nadere informatie

Samenvatting. Introductie

Samenvatting. Introductie 200 Introductie Kinderparticipatie is een cruciaal aspect van kinderbescherming en jeugdhulpverlening. Sinds de jaren 90 is er vanuit het perspectief van de rechten van het kind meer aandacht voor het

Nadere informatie

Een korte rondleiding door Martine Puttaert. Integrale Jeugdhulp Vlaams-Brabant

Een korte rondleiding door Martine Puttaert. Integrale Jeugdhulp Vlaams-Brabant Een korte rondleiding door Martine Puttaert Integrale Jeugdhulp Vlaams-Brabant Integrale Jeugdhulp (IJH) Historiek Wat is IJH? Wie is betrokken? Werkingsprincipes Structuur, opdrachten en thema s Concrete

Nadere informatie

DRAAIBOEK GESPREKSDRIEHOEK

DRAAIBOEK GESPREKSDRIEHOEK DRAAIBOEK GESPREKSDRIEHOEK Cliënt Familie/naasten Hulpverlener Inhoudsopgave 1 Inleiding... 1 2 De Gespreksdriehoek... 2 2.1 Opstelling... 2 2.2 Participatie= krachtgericht concept... 2 2.3 In welke situatie

Nadere informatie

Anker kracht. Verankering in de maatschappij door intensieve multi-disciplinaire begeleiding

Anker kracht. Verankering in de maatschappij door intensieve multi-disciplinaire begeleiding Anker kracht Verankering in de maatschappij door intensieve multi-disciplinaire begeleiding Inleiding In januari 2014 startte OCMW Gent het project 'Ankerkracht'. Dit project bundelt de krachten en visie

Nadere informatie

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader Doel van de functiefamilie Leiden van een geheel van activiteiten en medewerkers en input geven naar het beleid teneinde een kwaliteitsvolle, klantgerichte dienstverlening te verzekeren en zodoende bij

Nadere informatie

JIJ EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGDZORG.

JIJ EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGDZORG. JIJ EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGDZORG www.jongerenwelzijn.be INHOUD Wat is een Ondersteuningscentrum Jeugdzorg? 4 Wat doet een Ondersteuningscentrum Jeugdzorg? 6 Advies geven 6 Onderzoeken of de

Nadere informatie

SAMENSPRAAK 2012. Perspectieven in het omgaan met verontrusting en maatschappelijke noodzaak

SAMENSPRAAK 2012. Perspectieven in het omgaan met verontrusting en maatschappelijke noodzaak Integrale Jeugdhulp Regio Vlaams-Brabant en Brussel SAMENSPRAAK Perspectieven in het omgaan met verontrusting en maatschappelijke noodzaak -Herhaling startdagen 2011 op algemene vraag van de voorzieningen-

Nadere informatie

1. SITUERING 1 2. UITGANGSPUNTEN

1. SITUERING 1 2. UITGANGSPUNTEN //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// NOTA Visie ivm vertrouwenspersoon/steunfiguur

Nadere informatie

VR DOC.1387/1BIS

VR DOC.1387/1BIS VR 2017 2212 DOC.1387/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit

Nadere informatie

LEEN DE CONINCK ARTEVELDEHOGESCHOOL GENT ACHG KULEUVEN PROJECT VALNET UZLEUVEN

LEEN DE CONINCK ARTEVELDEHOGESCHOOL GENT ACHG KULEUVEN PROJECT VALNET UZLEUVEN LEEN DE CONINCK ARTEVELDEHOGESCHOOL GENT ACHG KULEUVEN PROJECT VALNET UZLEUVEN Introductie Begripsomschrijving Componenten van een casemanagement programma Voordelen van casemanagement Voorwaarden voor

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2010

Nadere informatie

Dagcentrum 't Spant. Dagcentrum voor gezins- en jongerenbegeleiding binnen de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp 'T SPANT

Dagcentrum 't Spant. Dagcentrum voor gezins- en jongerenbegeleiding binnen de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp 'T SPANT Dagcentrum 't Spant Dagcentrum voor gezins- en jongerenbegeleiding binnen de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp 'T SPANT Wat is het dagcentrum? Dagcentrum t Spant is een voorziening van Huize St. Vincentius

Nadere informatie

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder Doel van de functiefamilie Het beleidsthema vanuit theoretische en praktische deskundigheid implementeren en uitbouwen teneinde toepassingen omtrent het thema te initiëren, te stimuleren en te bewaken

Nadere informatie

V R A G E N K A A R T THEMA JEUGDHULP

V R A G E N K A A R T THEMA JEUGDHULP V R A G E N K A A R T? THEMA JEUGDHULP THEMA: JEUGDHULP? Vragenkaart: waar staan we nu? Bepaal een score tussen 1 en 9, waarbij 1 staat voor we hebben nauwelijks samenwerking rond het thema jeugdhulp en

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 459 (2011-2012) Nr. 1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZIT TING 2011-2012 17 NOVEMBER 2011 VOORSTEL VAN RESOLUTIE van mevrouw Elke ROEX betreffende het waarborgen van het recht op kinderopvang

Nadere informatie

WELKOM. Op ons 5e netwerkforum

WELKOM. Op ons 5e netwerkforum WELKOM Op ons 5e netwerkforum Programma 9:30 Welkomstwoordje van onze voorzitter van de Netwerkstuurgroep, Mark Neyens 9:40 Voorstelling van 1G1P Jeugdhulp Hageland Voorstelling van 1G1P Asse-Meise-Vilvoorde

Nadere informatie

Dienst Maatschappelijk Werk van het ziekenfonds

Dienst Maatschappelijk Werk van het ziekenfonds Dienst Maatschappelijk Werk van het ziekenfonds INHOUD Wat is de Dienst Maatschappelijk Werk en waarvoor kan je er terecht? 2 Directe hulp en ondersteuning 3 Langdurige begeleiding 4 Evaluatie van het

Nadere informatie

Plan voor een scholingsaanbod CJG: in en vanuit het CJG

Plan voor een scholingsaanbod CJG: in en vanuit het CJG Plan voor een scholings CJG: in en vanuit het CJG Uitgaan van de eigen kracht van ouders en kinderen, die eigen kracht samen versterken en daar waar nodig er op af en ondersteunen Het scholingsplan CJG

Nadere informatie