Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

Transcriptie

1 , Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1 AANTEKENEN Raad van de gemeente Montfoort Postbus ZG MONTFOORT 04 nov 2016/1106 Datum 3 november 2016 Ons nummer /1/R2 Uw kenmerk Inlichtingen Mw. I.H.M. van de Sande Procedure Beroep Onderwerp Montfoort Niet tijdig beslissen vaststellen bp. Willeskop ten noorden van Geachte heer/mevrouw, In de bovenvermelde procedure is uitspraak gedaan. De procedure is daarmee beëindigd. Een afschrift van deze uitspraak treft u hierbij aan. Aangezien dit bericht geautomatiseerd is aangemaakt, is dit niet ondertekend. Hoogachtend, de griffier 2'>7:^i42(CAl) Postbus EA Den Haag -T F Bij correspondentie de datum en het nummer van deze brief vermelden

2 Raad vanstate /1/R2. Datum uitspraak: 3 november 2016 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen: LG. van de Hoef en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: Van de Hoef), allen wonend te Montfoort, appellanten. de raad van de gemeente Montfoort, verweerder.

3 /1/R2 3 november 2016 Procesverloop Van de Hoef heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Willeskop ten noorden van 64-68" door de raad. De raad heeft een verweerschrift ingediend. Van de Hoef heeft een nader stuk ingediend. De raad heeft een nader stuk ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. Overwegingen 1. Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. 2. Van de Hoef betwist de bevoegdheid van de Omgevingsdienst regio Utrecht om namens de gemeenteraad van Montfoort een verweerschrift in te dienen, omdat de mandaatbevoegdheid van de omgevingsdienst slechts ziet op mandatering van de bij het college van burgemeester en wethouders van Montfoort rustende bevoegdheden In artikel 160, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gemeentewet is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is te besluiten namens de gemeente, het college of de raad rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad, voor zover het de raad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist In deze zaak is gesteld noch gebleken dat de raad anders heeft beslist als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gemeentewet. Gelet hierop komt op grond van deze bepaling de bevoegdheid om te besluiten verweerschriften en andere stukken in te dienen en verweer ter zitting te voeren toe aan het college. De (directeur van de) Omgevingsdienst regio Utrecht heeft op basis van het Mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Utrecht 2013 mandaat om namens het college diverse taken uit te voeren. Uit de bijlage bij dit mandaatbesluit onder de rij 'Ruimtelijke ordening', nrs. 32 t/m 34, en onder de rij 'Bezwaar- en beroepsprocedures', nr. 38, volgt dat de Omgevingsdienst regio Utrecht onder meer gemachtigd is om het college in rechte te vertegenwoordigen, waaronder ook, zoals in dit geval, wordt verstaan het indienen van verweerschriften namens het college. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de omgevingsdienst onbevoegd heeft gehandeld. 3. Het ontwerp van het bestemmingsplan "Willeskop ten noorden van 64-68" heeft met ingang van 27 april 2016 gedurende zes weken tot en met 7 juni 2016 ter inzage gelegen. De raad heeft nog niet beslist omtrent de

4 /1/R2 3 november 2016 vaststelling van het bestemmingsplan. De termijn als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onder e, van de Wro is derhalve overschreden. 4. Bij brief van 31 augustus 2016 heeft Van de Hoef de raad meegedeeld dat hij in gebreke is tijdig een besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te nemen. Vervolgens heeft hij op 16 september 2016 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Van de Hoef verzoekt de raad op te dragen om, rekening houdend met het vergaderschema van de raad, binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog te besluiten omtrent de vaststelling van het plan. Voorts verzoekt hij aan de uitspraak een dwangsom van 100,00 voor iedere dag dat de raad in gebreke blijft de uitspraak na te leven met een maximum van ,00 te verbinden en om met ingang van 15 september 2016 aan de uitspraak een dwangsom te verbinden op grond van artikel 4:17 van de Awb van 1.260,00 wanneer de raad in gebreke blijft de uitspraak na te leven. 5. De raad stelt in zijn verweerschrift dat het beroep van Van de Hoef niet kan slagen, omdat de Afdeling in soortgelijke zaken bij een gegrondverklaring van een beroep de termijn voor het vaststellen van een bestemmingsplan meestal op twaalf weken stelt. Nu de raad voornemens is het bestemmingsplan op 12 december 2016 vast te stellen, wordt deze termijn gehaald. 6. De Afdeling is van oordeel dat Van de Hoef procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Door het uitblijven van het reële besluit blijft Van de Hoef in onzekerheid over de ontwikkelingen die al dan niet ter plaatse planologisch mogelijk zullen worden gemaakt. Bovendien verkrijgt Van de Hoef met een uitspraak, waarin de raad wordt opgedragen binnen een bepaalde termijn een bestemmingsplan vast te stellen, meer zekerheid dan met een in het verweerschrift gegeven toezegging. Dit betoog faalt Artikel 4:17 van de Awb, op grond waarvan het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom verbeurt voor elke dag dat het in gebreke is, is in de onderhavige zaak niet van toepassing, zoals de raad in zijn verweerschrift terecht opmerkt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 mei 2010 ECLI:NL:RVS:2010:BM3260) is het nemen van een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan, ook in het geval daaraan een aanvraag ten grondslag ligt, niet het nemen van een beschikking op aanvraag als bedoeld in artikel 4:17, gelezen in samenhang met artikel 1:3, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat geen dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb wordt verbeurd. 7. Gelet op het feit dat de raad niet binnen twee weken nadat hij in gebreke is gesteld alsnog een besluit heeft genomen is het beroep kennelijk gegrond en dient het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit te worden vernietigd. De raad dient een nieuw besluit te nemen tot de vaststelling van het bestemmingsplan op grond van artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb met inachtneming van hetgeen in deze

5 /1/R2 3 november 2016 uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen, waarbij rekening is gehouden met de in het verweerschrift genoemde datum van 12 december De Afdeling bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de raad een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat de raad in gebreke blijft de uitspraak na te leven. 8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

6 /1/R2 3 november 2016 Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. II. III. V. verklaart het beroep gegrond; vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan "Willeskop ten noorden van 64-68"; draagt de raad van de gemeente Montfoort 0 om uiterlijk 12 december 2016 met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken; bepaalt dat de raad van de gemeente Montfoort aan L.G. van de Hoef en anderen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde datum van 12 december 2016 overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom 100,00 (zegge: honderd euro) bedraagt, met een maximum van ,00 (zegge: vijftienduizend euro), met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; veroordeelt de raad van de gemeente Montfoort tot vergoeding van bij L.G. van de Hoef en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van 248,00 (zegge: tweehonderdachtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; gelast dat de raad van de gemeente Montfoort aan L.G. van de Hoef en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen. Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Klingers, griffier. w.g. Van Sloten lid van de enkelvoudige kamer w.g. Klingers griffier Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2016 Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).

7 /1/R2 6 3 november Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan. - In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd. - Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet Verzonden: 3 november 2016

8 /1/R2 3 november 2016 BIJLAGE Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, aanhef van de Wro is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wro, gelezen in samenhang met de artikelen 3:11 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerp van een bestemmingsplan voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wro beslist de gemeenteraad binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, van de Awb verbeurt het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing. Ingevolge artikel 6:2, eerste lid, onder b, van de Awb wordt met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit. Ingevolge artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden. Ingevolge het tweede lid, kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en er twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. Ingevolge artikel 8:55d, eerste lid, bepaalt de bestuursrechter dat, indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. Ingevolge het tweede lid - voor zover hier van belang - verbindt de bestuursrechter aan zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Ingevolge het derde lid kan de bestuursrechter in bijzondere gevallen of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.