Verweerder heeft bij die gelegenheid een eis in reconventie ingediend.

Transcriptie

1 College van Arbiters Meervoudige Kamer (prof. mr. Sackers, mrs. Beelen en Geerling) Zaak: CvA Arbitraal vonnis In de zaak van: Het bestuur van de ttv. Heksenberg, gevestigd te Heerlen, vertegenwoordigd door mrs. M.J.E.L. Delissen en N.J. de Jong; en: Het Hoofdbestuur van de NTTB, gevestigd te Zoetermeer, vertegenwoordigd door mr. O. Diels Namens het bestuur van de ttv. Heksenberg, is bij geschrift met dagtekening 22 november 2010 (door het Bondsbureau ontvangen op 23 november 2010) een verzoek ingediend om arbitrage in een geschil tussen het bestuur van de ttv. Heksenberg (nader te noemen: eiser, tevens verweerder in reconventie) en het Hoofdbestuur van de NTTB (nader te noemen: verweerder, tevens eiser in reconventie). Eiser heeft verzocht om spoedarbitrage. Op voet van artikel 38 lid 3 Arbitragereglement is, na ontvangst op 23 november 2010 van de voorgeschreven gelden, het verzoek om spoedarbitrage op grond van voldoende spoedeisend belang toegewezen, en is partijen vergund de stukken per e- mail aan het College aan te bieden. Verweerder heeft bij die gelegenheid een eis in reconventie ingediend. Partijen zijn in de gelegenheid geweest mondeling hun standpunten ten overstaan van het College toe te lichten ter zitting van de Meervoudige Kamer op 27 november 2010 te Bunnik. Partijen hebben zich tevens uitgelaten over de eis in reconventie. Eiser stelt (kort samengevat) dat verweerder een nietig, althans vernietigbaar besluit heeft genomen door niet toe te staan dat de competitiewedstrijd in het kader van de finale play offs Eredivisie waarbij het eerste team van eiser (genaamd Enjoy & Deploy) is betrokken, wordt uitgesteld. Eiser heeft gesteld bij een dergelijke beslissing en/of handelen een groot belang te hebben. Verweerder heeft zich (kort samengevat) op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit is genomen in overeenstemming met de reglementen, in het bijzonder op de grond dat artikel 17 Competitiereglement bepaalt dat uitstel wedstrijden slechts bij hoge uitzonderingen en alleen om bijzondere reden kan worden verleend. 1

2 Het College van Arbiters heeft zich over de zaak beraden en daarover als volgt overwogen. 1. Voorop moet worden gesteld dat de beslechting van een geschil op een dusdanig korte termijn, zoals hier aan de orde, het nadeel heeft dat niet op alle ins en outs van de zaak kan worden ingegaan. Dit is onvermijdelijk en inherent aan spoedeisende oordelen. 2. In de kern gaat het erom dat eiser op 4 december 2010 tijdens de door de ttv. SKF te organiseren finaledag in de wedstrijd tegen de ttv. Wijzenbeek / Westa niet kan beschikken over de spelers Indeherberg en Vanrossomme, omdat deze door de Belgische Bond zijn opgenomen in de ploeg die deelneemt aan de World Junior Table Tennis Championships (de Wereldkampioenschappen Jeugd, hierna WJK). 3. Partijen hebben gewezen op het juridisch kader, voor zover hier van belang onder meer bestaande uit de Gedragsregels & Doelstellingen voor de Werkgroep Eredivisie (hierna: de Gedragsregels) en het Competitiereglement. 4. Het College stelt vast dat de Gedragsregels geen reglement van de NTTB vormen zoals bij of krachtens de Statuten en het Algemeen Reglement is bepaald. Blijkens het bepaalde in artikel I van de Gedragsregels gaat het bij deze regels om een richtlijn ten behoeve van de leden van de werkgroep, is primair bedoeld voor intern gebruik en is ter inzage beschikbaar gesteld aan onder meer verweerder. Voor zover aan de Gedragsregels bindende werking toekomt is die beperkt tot de leden van de BVE. 5. Dit betekent dat van derogerende werking of een specialis-generalis - verhouding tussen bepalingen van de Gedragsregels en het Competitiereglement geen sprake kan zijn. 6. Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat de Gedragsregels uit 2001 stammen, door de Werkgroep Eredivisie sedertdien steevast worden gehanteerd, en telkenmale ter kennis worden gebracht van de verenigingen waarvan teams uitkomen in de Eredivisie, had het op de weg van verweerder gelegen zich te beraden over de juridische status van (de materiële bepalingen van) deze Gedragsregels. Daaraan doet niet af dat het door de Werkgroep Eredivisie voorbereide wedstrijdrooster (inclusief de datum van de finalewedstrijd) nadien door de Hoofd Competitieleider is overgenomen en vastgesteld. 7. Van belang is hetgeen artikel 17 Competitiereglement bepaalt. Deze bepaling luidt (kort samengevat) dat uitstel van competitiewedstrijden slechts bij hoge uitzonderingen en alleen om bijzondere redenen, te beoordelen door de betrokken competitieleider, kan worden verleend. Deze bepaling strekt ertoe om het belang van een evenwichtig en eerlijke competitieverloop te dienen en zij kwam reeds voor in het na een algemene herziening van de reglementen vastgestelde Competitiereglement

3 8. Deze bepaling is ongewijzigd gebleven en gaat terug tot de gelijkluidende tekst van artikel 4.03 Competitiereglement, zoals dat in 1978 luidde. Bij de algemene herziening van het Competitiereglement in 1998 is de oude bepaling (blijkens de toelichting) ongewijzigd overgenomen. Dit duidt erop dat de Bondsraad geen aanleiding heeft gezien het sedert lange tijd bestaande beleid flexibeler te maken. Aan artikel 4.03 Competitiereglement 1978 lag immers de gedachte ten grondslag dat over het algemeen geen bezwaren bestaan tegen het omdraaien van uit- en thuiswedstrijden en tegen het (met vooraf verkregen) toestemming vervroegen van competitiewedstrijden. Bij het uitstellen van wedstrijden naar een later tijdstip heeft de Bondsraad steeds gedacht aan exceptionele omstandigheden (steeds ter beoordeling van de competitieleider). Als voorbeelden zijn bij de totstandkoming van de betreffende bepaling gedacht aan vormen van collectieve overmacht, zoals het door calamiteiten onverwacht niet kunnen beschikken over de zaal (brand in een verenigingslokaliteit) of het overlijden van een belangrijk verenigingslid, of andere vormen van uitwendige, niet een of meer van de individuele spelers betreffende, omstandigheden. 9. In 2003 heeft de reglementgever een nieuwe volzin aan het artikel toegevoegd, imperatief inhoudende dat uitstel zal worden verleend indien een speler door de NTTB is uitgenodigd voor deelname aan nader vast te stellen evenementen. Daarbij heeft de reglementgever afstand genomen van het eerdere standpunt dat uitstel niet aan de orde kon zijn ingeval van omstandigheden die een individuele speler betreffen. 10. Deze bepaling is laatstelijk (november 2009) opnieuw gewijzigd, bij welke gelegenheid de laatste volzin van dit artikel is uitgebreid met het zinsdeel indien een speler door de ETTU of ITTF voor een evenement is uitgenodigd. Ook dan zal de betrokken competitieleider uitstel verlenen. 11. Met deze toevoeging heeft de reglementgever kennelijk een verdere uitbreiding voor ogen gestaan van hetgeen in de eerste volzin is bepaald. Dit geeft in redelijkheid aanleiding voor de veronderstelling dat de hoge uitzondering en de bijzondere omstandigheden respectievelijk minder hoog is, en een ruimere toepassing hebben gekregen, hetgeen wordt versterkt doordat de derde volzin begint met de woorden In ieder geval. 12. Voorts merkt het College op dat bij de laatste reglementswijziging kennelijk verzuimd is het eerste lid van artikel 19 Competitiereglement aan te passen, nu dat immers een speler nog steeds verbiedt om zich te onttrekken aan de verplichting een competitiewedstrijd te spelen, door binnen ETTU of ITTFverband op een andere wijze de tafeltennissport te beoefenen. Op dit moment is sprake van een innerlijke tegenstrijdigheid tussen artikel 17 en artikel 19 Competitiereglement. 13. Daarbij tekent het College aan dat haar het standpunt van eiser met betrekking tot het uit Europeesrechtelijk oogpunt gelijkschakelen van uitnodigingen door de NTTB met de sportbonden van andere EU-landen, verdedigbaar voorkomt. 3

4 14. Dit alles maakt het juridisch kader voor eiser weinig rechtszeker. 15. Uit de redactie van artikel 17 vloeit voort dat uitstel zal worden verleend, kort gezegd als spelers door de ITTF worden uitgenodigd voor een evenement. Weliswaar moet uit de stukken worden afgeleid dat de spelers Indeherberg en Vanrossomme niet persoonlijk door de ITTF werden uitgenodigd voor deelname aan de WJK, maar op grond van een redelijke uitleg (gelet wederom op de redactie van artikel 17 Competitiereglement) dient aan een louter grammaticale uitleg voorbij te worden gegaan. 16. Dit geldt ook de formeel juiste vaststelling dat eiser heeft nagelaten op grond van de tweede volzin een verzoek te doen om uitstel. Het College passeert verweerders standpunt, nu het verweerder genoegzaam en tijdig bekend is geweest dat de genoemde spelers op 4 december 2010 voor deelname aan de WJK in aanmerking kwamen en de bezwaren die eiser om die reden tegen de vastgestelde finaledatum had. 17. In dit verband kan het eiser niet worden tegengeworpen voor onvoldoende breedte in de selectie te hebben gezorgd, nu in een vroeg stadium de toevoeging aan het team van de speler Wu Fan is verzocht. Het enkele feit dat termijnoverschrijding van het verzoek de honorering van die toevoeging in de weg heeft gestaan, vanwege het risico van precedentwerking, kan het College niet overtuigen. 18. Binnen de korte periode waarin het College is geroepen een beslissing in het onderhavige geding te nemen, is onvoldoende komen vast te staan dat verweerder alles eraan heeft gedaan om aan de gerezen problemen tegemoet te komen. Er is weliswaar gesteld dat veelvuldig, maar vruchteloos overleg heeft plaatsgevonden, maar van de inhoud daarvan is het College grotendeels verstoken gebleven. 19. Dit neemt niet weg dat het College een afweging behoort te maken van de betrokken belangen. Deze belangen zijn gelegen in het belang van eiser op uitstel van de betrokken competitiewedstrijd. Voor verweerder is het belang gelegen in de handhaving van artikel 17 Competitiereglement. 20. Het belang van eiser is duidelijk. Indien ten minste twee spelers vanwege ITTF-verplichtingen niet kunnen spelen in de wedstrijd die beslissend is voor het kampioenschap, is het volkomen gerechtvaardigd dat alles in het werk wordt gesteld om uitstel van de wedstrijd te verkrijgen. Een zuiver en eerlijk competitieverloop is gediend bij het zoveel mogelijk elimineren van oneigenlijke invloeden, zoals het noodgedwongen moeten aantreden met kwalitatief minder sterke invallers. Buiten redelijke twijfel is dat het noodgedwongen moeten opstellen van de spelers Rengenhart, Ververs en/of Strik een (aanzienlijke) verzwakking en een deflatie van de kampioensstrijd oplevert. Dit laatste lijkt in niemands belang. 21. Voor het College is in dit verband (zoals het in meerdere arbitrale vonnissen heeft overwogen) de (vaste) rechtspraak van het CAS van belang. Kort samengevat komt die rechtspraak erop neer dat het altijd de voorkeur verdient 4

5 de strijd in de sport niet in de rechtszaal te beslechten, maar zo enigszins mogelijk in het vuur van de echte wedstrijd. Derhalve behoren reglementen en beslissingen van sportbesturen tegen dat licht te worden gewogen, en dient (in tafeltennistermen) alles in het werk te worden gesteld de strijd volwaardig en fair achter de tafel te voeren. 22. Uit oogpunt van fair play kunnen ook de belangen van de ttv. Wijzenbeek / Westa niet anders zijn dan dat een door haar mogelijk te behalen overwinning het gevolg behoort te zijn van een zo eerlijk mogelijk verlopen competitie en finalewedstrijd. Daaronder verstaat het College mede een wedstrijd waarin wordt aangetreden met teams in zoveel mogelijk dezelfde samenstelling als waarmee de finaleplaats werd afgedwongen. 23. Nu de speeldatum 4 december 2010 op geen enkele wijze kan worden aangemerkt als een fatale datum, en derhalve in beginsel als uitstelbaar mag worden beschouwd, komen de belangen van de ttv. SKF aan de orde. 24. Het College heeft de belangen van de ttv. SKF, bestaande onder meer in de extra inkomsten van een goed met publiek gevulde zaal en de promotionele waarde van de wedstrijd, indien de wedstrijd op 4 december 2010 zou worden gespeeld, uiterst zorgvuldig meegewogen. Tevens heeft het College zich rekenschap gegeven van de belangen van verweerder, zich in de toekomst te kunnen verzekeren van voldoende belangstelling van verenigen die deze finaledag willen organiseren. 25. Doorslaggevend daarbij is hetgeen eiser ter zitting heeft gesteld, en verweerder niet heeft betwist, dat eiser de ttv. SKF in haar schade heeft gecompenseerd of zal compenseren, op een wijze die voor de ttv. SKF onder de gegeven omstandigheden acceptabel is. 26. Daartegenover staat het belang van verweerder op een regelmatig en ordelijk verloop van de competitie, waaronder mede moet worden begrepen een gelijkmatige beëindiging daarvan. Daartoe dient ook het tijdig bekend maken van een wedstrijdrooster, inclusief de mogelijkheid van de betrokken verenigingen om tijdig te anticiperen op problemen die met de nakoming van de verplichting om volgens het wedstrijdrooster te spelen, samenhangen. 27. Alles overwegende en alle belangen afwegende, komt het College tot het oordeel dat er doorslaggevende argumenten zijn om eiser in zijn vordering tegemoet te komen. Dit betekent dat de vordering in conventie behoort te worden toegewezen en dat verweerder als de in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd. Aan een inhoudelijke beoordeling van de eis in reconventie komt het College niet meer toe, nu deze reconventionele eis op grond van bovenstaande dient te worden afgewezen. 28. Dit houdt tevens in dat verweerder in de kosten van deze procedure moet worden veroordeeld. 29. Het College ziet echter voldoende reden in de aard van het conflict om partijen overigens op te dragen zelf in de overige kosten waaronder die van de 5

6 rechtsbijstand te voorzien. Het College acht daarvoor redengevend de gevoelde noodzaak om uiteindelijk de zaak ter beslechting aan het College op te dragen, in belangrijke mate als het gevolg van het onderlinge onvermogen om eerder tot een oplossing te komen. Hieraan doet niet af dat het College eerder heeft overwogen dit laatste vooral verweerder aan te rekenen. Dit leidt tot de volgende uitspraak. Het College van Arbiters van de Nederlandse Tafeltennisbond, bestaande uit prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter), mrs. Beelen en Geerling (leden) Gezien de stukken, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving en reglementering, oordelend naar recht en billijkheid; BESLUIT: 1. De vordering van het bestuur van de ttv. Heksenberg toe te wijzen; 2. Het hoofdbestuur van de NTTB te gelasten een nieuwe datum vast te stellen voor het spelen van de competitiewedstrijd tussen Enjoy & Deploy en Wijzenbeek/Westa uiterlijk op een datum die een regelmatig verloop van de aanvang van de voorjaarscompetitie niet schaadt en die het bepaalde in artikel 43 Competitiereglement onverlet laat; 3. De reconventionele vordering van het hoofdbestuur van de NTTB af te wijzen; 4. Het hoofdbestuur van de NTTB te veroordelen in de kosten van het geding jegens de rechtspersoon Nederlandse Tafeltennisbond, begroot op 220,- (zegge tweehonderd twintig euro); 5. De Nederlandse Tafeltennisbond te gelasten het door het bestuur van de ttv. Heksenberg betaalde arbitragerecht tot een bedrag van 220,- (zegge tweehonderd twintig euro) binnen vier weken na de datum van deze uitspraak te restitueren overigens zonder vergoeding van rente; 6. Het bestuur van de ttv. Heksenberg en het hoofdbestuur van de NTTB voor het overige in hun eigen kosten te veroordelen; 7. Te verklaren (voor zoveel nodig) dat deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn. Deze uitspraak wordt geacht te zijn gewezen te Zoetermeer op 30 november