ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK PERCEEL ACHTER ZANDWEG 214 TE VLEUTEN GEMEENTE UTRECHT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK PERCEEL ACHTER ZANDWEG 214 TE VLEUTEN GEMEENTE UTRECHT"

Transcriptie

1 ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK PERCEEL ACHTER ZANDWEG 214 TE VLEUTEN GEMEENTE UTRECHT

2 Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Perceel achter Zandweg 214 te Vleuten Opdrachtgever PartnersRO Julianaplein BC 's-hertogenbosch Rapportnummer Versienummer 1 Status Conceptrapportage Datum 25 april 2017 Vestiging Gelderland Fabriekstraat 19c 7005 AP Doetinchem doetinchem@econsultancy.nl Opsteller ir. E.M. ten Broeke ( ) Paraaf Kwaliteitscontrole drs. A.H. Schutte Paraaf Econsultancy bv, Doetinchem Foto s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. ISSN: (Analoog rapport) ISSN: (Digitaal rapport E-depot) Econsultancy Archeologisch Rapport

3 Projectcode Administratieve gegevens plangebied Toponiem Perceel achter Zandweg 214 Opdrachtgever Gemeente Plaats Provincie PartnersRO Utrecht Vleuten Utrecht Kadastrale gegevens Gemeente Vleuten, sectie E, nummer 2458 Omvang plangebied Circa m² Kaartblad 31 G (1:25.000) Coördinaten centrum plangebied X: / Y: Bevoegd gezag Gemeente Utrecht Team Monumenten en Cultuurhistorie Postbus RK Utrecht Tel monumenten@utrecht.nl ARCHIS3 Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) Bureauonderzoek Booronderzoek Archeoregio NOaA Beheer en plaats documentatie Uitvoerders Utrechts-Gelders rivierengebied Econsultancy, Doetinchem / Provinciaal Archeologisch Depot Utrecht Econsultancy, Ir. E.M. ten Broeke Kwaliteitszorg Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Verder is Econsultancy lid van de Nederlandse Vereniging van Archeologische Opgravingsbedrijven (NVAO). De leden van de NVAO bieden kwalitatief hoogstaand archeologisch onderzoek. Het lidmaatschap is een waarborg voor kwaliteit en betrouwbaarheid. Tevens is Econsultancy aangesloten bij de Vereniging van Ondernemers in Archeologie (VOiA). De VOiA behartigt de belangen van meer dan 100 bedrijven in alle takken van de archeologie. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booronderzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie. Econsultancy Archeologisch Rapport

4 SAMENVATTING Econsultancy heeft in opdracht van PartnersRO een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Zandweg (ong.) te Vleuten in de gemeente Utrecht (zie figuren 1 en 2). In het plangebied zal de nieuwbouw van twee vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. De verplichting tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek (zie bijlage 3) komt voort uit het vigerende bestemmingsplan en/of het vigerend gemeentelijk beleid (Archeologische waardenkaart 2009 van de gemeente Utrecht), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de beoogde bouw van twee woningen. Volgens de Archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt het plangebied in een gebied van archeologische waarde en de noordoostelijke strook binnen een gebied met een hoge archeologische waarde, dat tevens een lijnelement betreft. Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de perioden vanaf de Vroege-IJzertijd. Het plangebied neemt namelijk een landschappelijke positie in binnen de meandergordel/stroomgordel van de Heldam die actief gesedimenteerd heeft vanaf circa 550 voor Chr. tot 120 n. Chr. (Vroege- IJzertijd t/m Midden-Romeinse tijd). De ligging op een oeverwal dan wel een kronkelwaardrug gaf de beschikking over voldoende areaal bouwland (akkergronden) en het houden van vee, en daarmee de ontwikkeling van een nederzetting((s)complex). Door de Romeinen is de Heldammer stroomgordel specifiek gebruikt om een deel van hun grensverdedigingssysteem aan te leggen tijdens het midden van de 1 e eeuw na Chr. Dit grensverdedigingssysteem is aangelegd op de zuidflank van deze stroomgordel. Eerder uitgevoerd onderzoek heeft geresulteerd in het aantreffen van restanten van de limes-weg, ook vrijwel direct ten noorden en westen van de grens van onderhavig plangebied. Dit deel van de limes-weg is waarschijnlijk tussen 90 en 125 na Chr. aangelegd en onderhouden/versterkt en is tot ver in de 3 e eeuw na Chr. in gebruik gebleven. Ook op basis van vondstmateriaal jonger dan de Romeinse tijd blijkt dat er occupatie en agrarische activiteiten bleven plaatsvinden. De zone van de meandergordel/stroomgordel van Heldam en naastgelegen oeverwallen behielden ook in de Middeleeuwen en Nieuwe tijd hun gunstige ligging als bewoningslocatie. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal laat wel zien dat vanaf het begin van de 19 e eeuw binnen het plangebied geen bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en dat het in agrarisch gebruik was. Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat de aangetroffen bodemopbouw vanaf het maaiveld uit oeverwalafzettingen bestaat, waar zich in de top een kalkrijke/kalkhoudende poldervaaggrond heeft gevormd. De overwalafzettingen lopen door tot een diepte van gemiddeld 145 cm -mv. Deze afzettingen zullen gesedimenteerd zijn tijdens de periode van activiteit van de meandergordel/stroomgordel van de Heldam. Onder de oeverwalafzettingen is in géén van de boringen beddingzand aangetroffen. Het plangebied ligt dan ook niet binnen de zone van de meandergordel/stroomgordel van Heldam. Deze grens moest zeer waarschijnlijk gezocht worden vrijwel direct ten noorden/noordoosten van het plangebied. Rapport versie 1

5 Onder de oeverwalafzettingen komen juist zwaar getextureerde en kalkloze komklei voor die gesedimenteerd zullen zijn voordat de meandergordel/stroomgordel van de Heldam actief werd. In de top is nog duidelijk een laklaag/vegetatiehorizont aanwezig, wat aangeeft dat het plangebied voor het ontstaan van de meandergordel/stroomgordel van Heldam een ligging had in een zeer nat/moerasachtig gebied (broekbos met veel rietgroei) met een beperkte influx van sediment (komafzettingen). In het algemeen is er binnen het plangebied sprake van een vrij intacte bodemopbouw, waar bij de meeste boringen sprake is van een recent bewerkte, huidige bouwvoor (Ap-horizont). Alleen ter plaatse van de boringen 4, 7 en 8 heeft diepgaande bodembewerking plaatsgevonden, tot minimaal 70 en maximaal 95 cm -mv, waarbij tot deze diepte de kalkarme, zandige kleilaag zwak humeus is en vermengd is met spikkels baksteen. Of deze bewerking van de bodem van vrij recente datum is, of dat het gaat om een oudere bewerkingsfase, is op basis van visuele interpretatie moeilijk te duiden. In de boringen gezet in het noordoostelijke deel van het plangebied zijn voornamelijk in de top van de oeverwalafzettingen (de bouwvoor/bovengrond) archeologische indicatoren aangetroffen in de vorm van een tweetal fragmenten Bataafs grijs aardewerk uit de 1 e t/m 4 e eeuw na Chr. (Romeinse tijd), een aantal witte kiezels en zelfs een vrij forse steen/kei. Verder waren er lokaal in de bovengrond spikkels baksteen en houtskool zichtbaar. Conclusie Op basis van de geleverde onderzoeksinspanning en de daarbij aangetroffen archeologische indicatoren, wordt geconcludeerd dat er sprake is van een archeologische vindplaats in het noordoostelijke deel van het plangebied Het is zeer goed mogelijk dat de aangetroffen kiezels/stenen gebruikt zijn als verharding van de Romeinse weg, waarvan verwacht wordt dat deze net in de uiterst noordoostelijke zone dan wel aangrenzend ten noordoosten van het plangebied heeft gelopen (op basis van de Archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht). De twee fragmenten Bataafs grijs aardewerk kunnen nog duiden op de aanwezigheid van een ander type vondstcomplex, maar anderzijds kan het ook gaan om afvalresten die binnen dan wel direct naast de zone van de Romeinse weg terecht zijn gekomen. De hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten daterend vanaf de Vroege-IJzertijd wordt hiermee wel bevestigd. Advies Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren voor het noordoostelijke deel van het plangebied (zie figuur 17), waar in de gezette boringen archeologische indicatoren zijn aangetroffen en tevens de zone betreft binnen dan wel direct langs de vermoedelijke ligging van een Romeinse weg, zoals aangegeven op basis van de Archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht. Behoud van de mogelijk aanwezige archeologische vindplaats zal niet mogelijk zijn bij een niet aangepaste uitvoering van de huidige plannen. Geadviseerd wordt een vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Indien er vanuit de proefsleuven duidelijk aanwijzingen zijn dat een archeologische vindplaats zal doorlopen in het overige deel van het plangebied (zuidelijke helft), dan dient het proefsleuvenonderzoek uitgebreid te worden naar dit deel van het plangebied. Voor het proefsleuvenonderzoek (IVO-P) dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, waarin beschreven staat op welke wijze het onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit PvE dient te worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Utrecht). Rapport versie 1

6 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN BUREAUONDERZOEK Methoden Afbakening van het plangebied Toekomstige situatie Beschrijving van het historische gebruik Aardwetenschappelijke gegevens Archeologische waarden Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek Aanbevolen onderzoeksmethode INVENTARISEREND VELDONDERZOEK Methoden Resultaten Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek CONCLUSIE EN ADVIES Conclusie Advies LITERATUUR BRONNEN Rapport versie 1

7 LIJST VAN TABELLEN Tabel I. Tabel II. Tabel III. Tabel IV. Tabel V. Tabel VI. Tabel VII. Tabel VIII. Tabel IX. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Grondwatertrappenindeling Overzicht AMK terreinen Overzicht onderzoeksmeldingen Overzicht onderzoeksmeldingen Gespecificeerde archeologische verwachting Algemene bodemopbouw plangebied Overzicht aangetroffen archeologische indicatoren LIJST VAN AFBEELDINGEN Figuur 1. Situering van het plangebied binnen Nederland Figuur 2. Detailkaart van het plangebied Figuur 3. Luchtfoto van het plangebied Figuur 4. Situering van het plangebied binnen de Kadastrale kaart uit 1832 (Minuutplan) Figuur 5. Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1880 (Bonneblad) Figuur 6. Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1892 (Bonneblad) Figuur 7. Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1959 Figuur 8. Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1969 Figuur 9. Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1988 Figuur 10. Holocene stroomgordels en afgedekt Pleistoceen Figuur 11. Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart van Nederland Figuur 12. Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Figuur 13. Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart van Nederland Figuur 14. Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied met het AHN als achtergrond Figuur 15. Situering van het plangebied binnen de archeologische beleidskaart van de gemeente Utrecht Figuur 16. Boorpuntenkaart van het plangebied Figuur 17. Resultaten booronderzoek BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Bewoningsgeschiedenis van Nederland AMZ-cyclus Inrichtingsplan Overzichtsfoto s plangebied en foto s van de opgeboorde profielen Boorprofielen Rapport versie 1

8 1 INLEIDING Econsultancy heeft in opdracht van PartnersRO een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Zandweg (ong.) te Vleuten in de gemeente Utrecht (zie figuren 1 en 2). In het plangebied zal de nieuwbouw van twee vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. De verplichting tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek (zie bijlage 3) komt voort uit het vigerende bestemmingsplan en/of het vigerend gemeentelijk beleid (Archeologische waardenkaart 2009 van de gemeente Utrecht), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de beoogde bouw van twee woningen. Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (hoofdstuk 3) en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) door middel van boringen (hoofdstuk 4). Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (hoofdstuk 5). 2 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied op te stellen. De archeologische verwachting is gebaseerd op bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden in en om het plangebied. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Ligt de locatie binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een oeverwal of een rivierduin)? Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen. Het is gericht op het verkrijgen van inzicht in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied en het inventariseren van eventueel aanwezige archeologische vondsten en/of sporen om een eerste indruk te vormen van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging hiervan. Het veldonderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen: Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring? Zijn, daar waar het bodemprofiel intact is, archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats? Zo ja, wat is de aard en diepteligging ervan? Rapport versie 1 Pagina 1 van 34

9 Zijn er archeologische lagen aangetroffen (cultuur- en afvallagen c.q. ophogingslagen)? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? In welke mate stemmen de resultaten overeen met de verwachtingen? Indien er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig is, wat zijn dan de gevolgen van de voorgenomen bodemingrepen voor de vindplaats? Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 16 en 17 maart 2017 door ir. E.M. ten Broeke (senior prospector). Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op 30 maart 2017 door ir. E.M. ten Broeke (senior prospector). Het rapport is gecontroleerd door drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog/kwaliteitscontroleur). 3 BUREAUONDERZOEK 3.1 Methoden Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 4.0, ), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda. Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06. 1 Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht: afbakening van het plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01); beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02); beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03); beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04); opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05). Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd: het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS); de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); geologische kaarten, geomorfologische kaarten en bodemkaarten; de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINOLoket); het bodemloket van de provincie Utrecht; literatuur en historisch kaartmateriaal; bouwhistorische gegevens; de recente topografische kaart (schaal 1:25.000); recente luchtfoto s; het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); de archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht; plaatselijke (amateur-)archeoloog c.q. heemkundevereniging. 1 Beschikbaar via Rapport versie 1 Pagina 2 van 34

10 3.2 Afbakening van het plangebied Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 1 km rondom het plangebied. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa m² en ligt aan de Zandweg (ong.), binnen het zuidwestelijke deel van de bebouwde kom van Utrecht en in de wijk Vleuten-De Meern (zie figuren 1 en 2). Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) ligt het maaiveld op een hoogte tussen circa 0,1 en 0,3 m +NAP. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Vleuten, sectie E, nummer Huidige situatie Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en bebouwing kunnen van invloed zijn op de archeologische verwachting. Het plangebied betreft een braakliggend perceel/grasveld. Inde omgeving van het plangebied komen voornamelijk woonpercelen voor, waaronder direct ten zuiden van het plangebied het woonerf gelegen aan de Zandweg 214. De Zandweg loopt dan ook met een nagenoeg oost-west oriëntatie ten zuiden van het plangebied. Langs de westzijde van het plangebied loopt een fietspad dat tevens de aansluiting vormt tussen de Zandweg en de Kweektuinlaan (zie figuur 3). Bodemloket provincie Utrecht 2 Met het bodemloket wil de provincie Utrecht inzicht geven in maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstellen (bodemsanering). Ook laat het Bodemloket van de provincie Utrecht zien waar vroeger (bedrijfs-) activiteiten hebben plaatsgevonden die extra aandacht verdienen. Het raadplegen van het bodemloket van de provincie Utrecht heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgeleverd. 3.4 Toekomstige situatie Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventueel aanwezige archeologische waarden (deels of geheel) onverstoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen. De initiatiefnemer is voornemens de nieuwbouw van twee vrijstaande woningen te realiseren (zie bijlage 4). De toekomstige bebouwing zal worden gefundeerd op betonbalken tot circa 1 m -mv. Voor zover bekend zal de nieuwbouw niet onderkelderd worden. De overige delen van het plangebied die niet bebouwd worden, zullen worden voorzien van een verharding (grind/tegels/klinkers) en verder worden ingericht als groenstrook/siertuin. Tevens zullen diverse nutsvoorzieningen worden aangelegd (kabels en leidingen). 2 Rapport versie 1 Pagina 3 van 34

11 3.5 Beschrijving van het historische gebruik In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook historische relicten voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historisch geografische relicten zoals nederzettingsvormen en wegen- en kavelpatronen. Veel van deze bewaard gebleven historische geografie geeft door de herverkavelingen in de tweede helft van de 20 e eeuw een incompleet beeld van het historisch landschap. Historische kaarten van vóór de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige incomplete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd. Historisch kaartmateriaal De situatie van het plangebied is op verschillende historische kaarten als volgt: Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal 3 Bron Periode Kaartblad Schaal Omschrijving plangebied Bijzonderheden/directe omgeving Kadastrale kaart (Minuutplan) 1832 Gemeente Vleuten, sectie C, blad 03 1:2.500 Geheel in agrarisch gebruik, vermoedelijk boomgaard. Voorloper van de Zandweg reeds aanwezig ten zuiden, met hierlangs de gekanaliseerde loop van de Leidse Vaart. Ten zuidoosten van het plangebied is een woonerf/boerenerf aanwezig. Verder agrarisch buitengebied. Dorpskern van Vleuten lag circa 2 kilometer ten noorden van het plangebied. Militaire topografische kaart (Bonneblad) Militaire topografische kaart (Bonneblad) :2.500 Geheel in gebruik als boomgaard : Geen noemenswaardige veranderingen. Geen noemenswaardige veranderingen. Akkerlanden op de hoger gelegen oeverwallen/stroomrug, graslanden in de naastgelegen komgebied, deel uitmakend van de Vleuterweidsche Polder. Bebouwing ten zuiden van plangebied op hetzelfde perceel. Perceel ten noorden van plangebied in gebruik als boomgaard. Leidse Vaart wordt aangeduid als de Leidsche Rijn. Topografische kaart G 1: In gebruik als grasland. Geleidelijke uitbreiding van (boeren)erven langs de Zandweg. Topografische kaart G 1: Geen noemenswaardige veranderingen. Topografische kaart G 1: Geen noemenswaardige veranderingen. Aanleg van enkele ontsluitingswegen vanaf de Zandweg, tevens verdere uitbreiding van (boeren)erven langs de Zandweg. Ontsluitingsweg aanwezig direct langs de oostzijde van het plangebied. Verder zuiveringsinstallatie aangelegd ten westen van plangebied. Op basis van het beschikbare historische kaartmateriaal uit het begin van de 19 e eeuw was het plangebied destijds geheel in agrarisch gebruik, vermoedelijk als boomgaard. De voorloper van de Zandweg was reeds aanwezig ten zuiden van het plangebied, met hierlangs de gekanaliseerde loop van de Leidse Vaart (zie figuur 4). Deze vaart is al in de Middeleeuwen gegraven, ter vervanging van de kronkelige Oude Rijnloop. Ten zuidoosten van het plangebied was een woonerf/boerenerf aanwezig. Verder betrof de omgeving agrarisch buitengebied. De dorpskern van Vleuten lag circa 2 kilometer ten noorden van het plangebied. 3 / beeldbank.cultureelerfgoed.nl Rapport versie 1 Pagina 4 van 34

12 In de loop van de 19 e eeuw en de eerste helft van de 20 e eeuw vinden er binnen als in de omgeving van het plangebied geen noemenswaardige veranderingen plaats. Akkerlanden waren aanwezig op de hoger gelegen oeverwallen/stroomrug, graslanden in de naastgelegen komgebied, deel uitmakend van de Vleuterweidsche Polder (zie figuren 5 en 6). Aan het begin van de tweede helft van de 20 e eeuw was het plangebied in gebruik genomen als grasland. Langs de Zandweg vond een geleidelijke uitbreiding plaats van het aantal (boeren)erven. Vanaf de Zandweg werden enkele insluitingswegen naar de agrarische percelen aangelegd (zie figuren 7 en 8). Deze geleidelijke uitbreiding van bebouwing langs de Zandweg vond ook verder plaats in de loop van de jaren 70 en 80 van de 20 e eeuw. Ten westen van het plangebied werd tevens een zuiveringsinstallatie aangelegd (zie figuur 9). De sterke uitbreiding van de bebouwde kom van Utrecht vond pas plaats vanaf het begin van de 21 e eeuw. Bouwhistorische gegevens Aangezien er geen aanwijzingen zijn dat het plangebied vanaf het begin van de 19 e eeuw tot heden bebouwd is geweest, wordt het raadplegen van het archief Bouw- en Woningtoezicht bij de gemeente Utrecht niet zinvol geacht. Tweede Wereldoorlog Om vast te stellen of mogelijke archeologische waarden uit de Tweede Wereldoorlog in het plangebied aanwezig zijn, is een aantal publicaties geraadpleegd. 4 Het raadplegen van deze bronnen geeft geen redenen om aan te nemen dat er archeologische waarden uit de Tweede Wereldoorlog in het plangebied te verwachten zijn. 3.6 Aardwetenschappelijke gegevens Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en de hydrologie van een gebied te bestuderen. De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied: Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Type gegevens Geologie 5 Gegevensomschrijving Oeverwal-/beddingafzettingen van de Formatie van Echteld, afgezet tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Heldam. Op grotere diepte Pleistocene dekzanden, behorende tot de Formatie van Boxtel, of al direct grindhoudende fluviatiele zanden van de Formatie van Kreftenheye. Geologische-geomorfologische kaart van de Rijn- Maas delta 6 Geomorfologie 7 Bodemkunde 8 Binnen de meandergordel/stroomgordel van Heldam, actief vanaf circa 550 voor Chr. tot 120 n. Chr. (Vroege-IJzertijd t/m Midden-Romeinse tijd). Binnen een rivieroeverwal (3K25). Kalkhoudende poldervaaggronden, bestaande uit zavel (Rn52AG/RN95AG). 4 Amersfoort & Kamphuis, 1990/De Jong, /ikme.nl/Klep & Schoenmaker, 1995/Zwanenburg, De Mulder et al., Berendsen & Stouthamer, 2001/Cohen et al., Alterra, Stichting voor Bodemkartering, 1970 Rapport versie 1 Pagina 5 van 34

13 Geologie 9 Het plangebied is gelegen in het rivierengebied en maakt onderdeel uit van de Holocene Rijn-Maas delta. De basis van het landschap binnen de gemeente Nieuwegein is gevormd gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien (ca jaar geleden). Tijdens deze ijstijd bereikte het landijs Nederland niet. Toentertijd heerste er in Nederland wel een continentaal periglaciaal klimaat. Dit houdt in dat de omstandigheden erg koud en droog waren. Het landschap in Nederland bestond uit een poolwoestijn, waarin vrijwel geen vegetatie aanwezig was. Over een groot deel van Nederland werd een pakket dekzand afgezet. De dekzanden zijn onderverdeeld in het Oude en Jonge Dekzand. Het Oude Dekzand betreft vaak matig gesorteerde zanden, welke onder zeer koude omstandigheden door water en wind (fluvioperiglaciaal of fluvio-eolisch) als een vlakke deken over het landschap zijn afgezet. Kenmerkend is dan ook dat het Oude Dekzand veelal horizontaal gelaagd is en dat er lemige banden in voorkomen. De fluvio-eolische afzettingen worden vaak aangezien voor verspoelde dekzanden. De term verspoeld dekzand is enigszins misleidend. Het gaat namelijk niet om eolische zanden die later zijn verspoeld, maar eerder om fluviatiele zanden die later deels zijn opgestoven. Het Jonge Dekzand is afgezet tijdens het Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal) in de vorm van langgerekte, vaak ZW-NO georiënteerde ruggen. Gelaagdheid is in het Jonge Dekzand meestal niet aanwezig, er komen geen leemlagen in voor en het betreffen vaak goed gesorteerde, eolisch afgezette zanden (beter gesorteerd dan het Oude Dekzand). Zowel het Oude als het Jonge Dekzand behoort tot de Formatie van Boxtel. Op deze manier ontstond een golvend landschap van ondiepe dalen en ruggen van enkele meters hoog. De exacte diepteligging van de top van het pleistocene oppervlak is niet bekend, maar bevindt zich in het zuidwestelijke deel van de gemeente Utrecht rond 4 m -mv (tussen circa 4 en 5 m NAP). Naar verwachting zal het dekzand buiten de geulen van de voormalige rivierlopen nog goed intact zijn. Ten zuiden van het gebied van de gemeente Utrecht lagen de voorlopers van de rivieren de Rijn en de Maas. Deze hadden destijds een vlechtend karakter, in de vorm van ondiepe, brede en snel verleggende geulen en er werd voornamelijk grofzandig en grindrijk sediment afgezet in de vorm van banken en terrassen. Aan het einde van het Weichselien, tijdens het Laat-Glaciaal ( tot jaar geleden) waren er perioden dat het minder koud was. Het landschap raakte geleidelijk bedekt met een aaneengesloten vegetatie. Hierdoor verminderde de sedimentaanvoer vanuit het achterland (stroomgebied van de Rijn en Maas). Ook de waterafvoer werd regelmatiger. Hierdoor begonnen de Rijn en de Maas zich in te snijden en veranderd zijn geulpatroon van vlechtend naar meanderend, waarbij de afvoer zich concentreerde in één centrale, diepere en meanderende geul. Tijdens overstromingen door hoogwater werd op het hoger gelegen Laagterras een vrij stugge, sterk zandige kleilaag afgezet en staat bekend als de Laag van Wijchen (Wijchen I). Door de stijging van de zeespiegel schuift de terrassenkruising, het overgangspunt waar stroomopwaarts de rivier zich insnijdt en stroomafwaarts aggradeert (ophoogt), naar het oosten op. Rond het begin van het Atlanticum (7.000 jaar gelegen) lag de terrassenkruising niet ver ten oosten van IJsselstein, op de lijn Utrecht-Nieuwegein-Houten-Culemborg-Zaltbommel. Tijdens jaarlijkse overstromingen werd vooral het zandige materiaal dicht bij de rivierbedding afgezet, in de vorm van hoog gelegen oeverwallen of stroomruggen, de zogenaamde stroomgordelafzettingen. Het fijnere materiaal (vooral klei) werd verder van de rivierloop afgezet als komafzettingen, daar waar het water rustiger stroomde (de lager gelegen komgebieden). Deze afzettingen van de Rijn behoren tot de Formatie van Echteld. Daar waar geen sediment van de Rijn werd afgezet vond veenvorming plaats, aangeduid als de Basisveenlaag en behorend tot de Formatie van Nieuwkoop. 9 De Mulder et al., 2003 / Berendsen, 2008 / Cohen et al., 2009 Rapport versie 1 Pagina 6 van 34

14 Als gevolg van de nog steeds snel stijgende zeespiegel, de snelle verticale accumulatie van sediment en de erosiebestendigheid van de oever (klei en veen) krijg kreeg de Rijn aan het einde van het Atlanticum en het begin van het Subboreaal (ca jaar geleden, zie bijlage 1) binnen het centrale deel van de Rijn-Maas delta een meer anastomoserend karakter, gekenmerkt door smalle, diepe riviergeulen die zich nauwelijks verleggen en onderling met elkaar verbonden zijn. Omdat de oeverwallen langs de rivier niet overal even hoog waren was het mogelijk dat bij hoogwater het water over de laagste delen van de oeverwal stroomde. Door erosie werd een diepe geul (soms enkele meters diep) door de oeverwal uitgesleten, een zogenaamde crevassegeul. Crevassegeulen gedragen zich als een miniatuur rivierbedding, waarbij in en langs de geulen sedimentatie plaatsvindt, in de vorm van crevasse-afzettingen (vroeger ook wel beschreven als oevergronden of natuurlijke overslaggronden). Crevasse-afzettingen zijn minder dik dan stroomgordelafzettingen, smaller, en meestal slechts over enkele honderden meters, tot hoogstens enkele kilometers te volgen. Hun lithologische opbouw is vaak bijzonder complex; op korte afstand is de lithologische variatie zeer groot. Crevassecomplexen zijn, in relatief zeldzame gevallen, uitgegroeid tot een rivierverlegging (avulsie) in de tijd voordat de bedijking van de grote rivieren plaatsvond. Rond jaar geleden begint de snelheid van de zeespiegelstijging af te nemen en ontstond er een gesloten kustlijn. De gevormde kustbarrière zorgde voor het ontstaan van een rustig en nat milieu landinwaarts. De Rijn krijgt tevens weer een meanderend karakter. Tussen de rivieren vond weer veel veenvorming plaats in de vorm van bos- en broekveen behorend tot het Hollandveen Laagpakket van de Formatie van Nieuwkoop. Ook oeverwaldoorbraken (crevasses) vonden nog steeds plaats, echter in mindere mate in vergelijking tot de voorgaande periode, waarbij de Rijn een anastomoserend karakter had. De vorming van crevasses werd destijds vooral beïnvloed door de getijdewerking vanuit zee op de rivierwaterstand. Bij vloed wordt het rivierwater opgestuwd in stroomopwaartse richting, waardoor bij hoogwater oeverwaldoorbraken in oostelijke richting plaatsvonden. Door de stijgende zeespiegel wordt de Rijn-Maas delta verder opgevuld met sediment en raakten de flanken van de rivierduinen, of vaak de gehele rivierduin, bedekt met veen of rivierafzettingen (zand en klei). De rivierduinen zijn echter voor lange tijd gunstige bewoningslocaties gebleven, en door bedekking met jonger sediment en veen zijn resten hiervan vaak goed bewaard gebleven. Na de bedijking (vanaf 1200 na Chr.) zijn als gevolg van dijkdoorbraken, door de kracht van het overstromende water, vele uitkolkingsgaten gevormd. Deze worden ook wel aangeduid als wiel of waai. Het materiaal dat ter plaatse van het wiel werd geërodeerd, werd als een waaier aan de stroomafwaartse zijde afgezet (overslagen). Geologische-geomorfologische kaart van de Rijn-Maas delta Volgens de digitale geologische-geomorfologische kaart van de Rijn-Maas delta (2012) (zie figuur 10) ligt het plangebied binnen de begrenzing van de meander/stroomgordel van Heldam. Deze meandergordel/stroomgordel was actief tussen circa 550 voor Chr. tot 120 na Chr. (Vroege-IJzertijd t/m Midden-Romeinse tijd), waarvan de top van het gesedimenteerde beddingzand zich bevindt op een diepte rond 0,0 +NAP. 10 De Heldamse stroomgordel betrof een zijtak van de Oude Rijn en heeft, evenals de Oude Rijn, meerdere perioden van activiteit gekend. Dit blijkt onder andere uit de aanwezigheid van meerdere restgeulen binnen de stroomgordel. Bekend is dat langs de zuidzijde van de geïdentificeerde restgeul een Romeinse weg heeft gelopen, op de oeverwal. Constructie van deze weg is dendrochronologisch gedateerd in 123 na Chr. Deze weg is binnen delen in enige mate geërodeerd door een geul, wat aangeeft dat er sprake was van rivieractiviteit tijdens het verloop van de Romeinse tijd. 10 Cohen et al., 2012 Rapport versie 1 Pagina 7 van 34

15 Voor het plangebied is de verwachting dat afzettingen die gesedimenteerd zijn voordat de meandergordel/stroomgordel van Heldam ontstond, zijn geërodeerd. De meandergeulen reiken vaak tot in de oorspronkelijke top van de dekzandafzettingen. Eventueel aanwezige archeologische resten uit de perioden vóór de IJzertijd zullen ter plaatse tevens zijn geërodeerd (geen ligging meer in hun oorspronkelijke context). Er geldt dan ook géén archeologische verwachting meer op het voorkomen van in situ liggende archeologische resten uit de perioden vóór de IJzertijd. DINO 11 Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grondwatergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteranalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt beheerd door TNO. In het DINOloket zijn enkele boringen bestudeerd. 12 Hieruit blijkt dat binnen de begrenzing van de meandergordel/stroomgordel van Heldam veelal een dunne laag zandige klei op matig fijn tot matig grof zand voorkomt die doorloopt tot een diepte van in ieder geval 5 m -mv (4,5 m -NAP). Deze afzettingen behoren tot de Formatie van Echteld. Aan weerszijden buiten de begrenzing van de meandergordel/stroomgordel van Heldam komen bovenin het bodemprofiel nog zandige kleien voor (oeverwallen gevormd tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Heldam) die liggen op oudere en zwaarder getextureerde komkleien en kleiig veen, tot een diepte van circa 4 m -mv (4,5 m -mv). Vanaf deze diepte komt goed gesorteerd, matig fijn dekzand voor, met in de top een begraven podzolprofiel. Tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Heldam was ter plaatse als in de omgeving van het plangebied sprake van een grote dynamiek in de landschappelijke/paleogeografische ontwikkeling. Geomorfologie De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onderscheiden zijn weer. Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) ligt het plangebied binnen een rivier-oeverwal (3K25, zie figuur 11). Dit betreft de zone van de meandergordel/stroomgordel van Heldam en de naastgelegen oeverwallen. Verder naar het noorden en zuiden van de loop van deze meandergordel/stroomgorde vindt de overgang plaats naar rivierkom- en oeverwalachtige vlakten (2M22) en vervolgens de lager gelegen rivierkomvlakte (1M23). Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) 13 Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetailleerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. In een overzicht van het hoogtebeeld is goed de hogere ligging van de meandergordel/stroomgordel van Heldam te onderscheiden (zie figuur 12). Binnen de meandergordel/stroomgordel en de naastgelegen zones van de aflopende flanken van de oeverwallen zijn duidelijk percelen te onderscheiden waar ontgravingen hebben plaatsgevonden. Voor het plangebied zelf zijn uit het kaartbeeld geen aanwijzingen te halen dat er ontgravingen hebben plaatsgevonden. Het hoogtebeeld dateert uit de periode voordat de sterke uitbreiding van de bebouwde kom van Utrecht plaatsvond, voordat de dorpen Vleuten en De Meern werden ingesloten door Vinex-wijken DINO boornummer B31G1090, B31G1101, B31G1115 en B31G Rapport versie 1 Pagina 8 van 34

16 Bodemkunde Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is het plangebied gekarteerd als een kalkhoudende poldervaaggrond, bestaande uit zavel (Rn52AG/RN95AG, zie figuur 13). Bij een vaaggrond heeft (nog) weinig of geen bodemvorming plaatsgevonden. Deze gronden zijn wel geheel gerijpt. Bij poldervaaggronden bestaat het bodemprofiel meestal uit een dunne A-horizont (humeuze toplaag) met direct daaronder de C-horizont (oorspronkelijk moedermateriaal) waar gleyverschijnselen (roestvlekken) ondieper dan 50 cm -mv in voorkomen. De kalkhoudendheid is een goede aanwijzing dat er binnen het plangebied relatief jong gesedimenteerde oeverwalafzettingen voorkomen. Grondwatertrap Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden gekarakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen grondwatertrappen bepaald. Deze worden als witte vlekken op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven. Tabel III geeft een overzicht van de klassengrenzen die worden aangehouden bij de indeling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII van respectievelijk extreem nat tot extreem droog. Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven: het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen. Tabel III. Grondwatertrappenindeling 14 Grondwatertrap GHG (cm - mv) GLG (cm - mv) I II' III' IV V' VI VII" VIII - <40 <40 >40 < >80 > 140 < >120 >120 >120 - ') Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden ") Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI, VII en VIII) zijn zeer geschikt voor landbouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Tevens is het grondwaterpeil een indicatie voor de conservering van metalen en organische resten, hoe beter de ontwatering hoe slechter de conservering. Het plangebied heeft een grondwatertrap III. Voordat bedijking, ontginning en regulering van grondwaterstanden plaats ging vinden zal het plangebied waarschijnlijk te maken hebben gehad met periodiek vrij natte/drassige condities. Toch werden de oeverwallen gevormd tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Heldam gezien als gunstige bewonings-/ontginningslocaties, ondanks perioden van natte voeten. 14 Locher & Bakker, 1990 Rapport versie 1 Pagina 9 van 34

17 3.7 Archeologische waarden Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). 15 In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen. De bekende archeologische waarden zijn middels kaartmateriaal weergegeven in figuur 14. Tevens zijn in de figuur de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS geregistreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 1 kilometer weergegeven. Indicatieve archeologische waarde De IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op het voorkomen van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën (per landen waterbodem): een hoge, middelhoge, lage en zeer lage verwachting. Bebouwde gebieden, waarvan geen bodemkundige of geologische gegevens bekend zijn, zijn niet gekarteerd. De IKAW is voornamelijk gebaseerd op de relatie die bestaat tussen de bodemkundige en/of geologische kwalificaties en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. De IKAW is gebaseerd op een aantal kaarten met een grotere schaal. De aangegeven grenzen op de IKAW zijn daardoor globaal en worden op lokaal niveau minder betrouwbaar geacht. Aangezien de gemeentelijke beleidskaart een hoger detailniveau heeft dan de IKAW is de IKAW voor het onderzoek niet geraadpleegd. Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Utrecht De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Utrecht geeft inzicht in de archeologische, historisch-stedenbouwkundige en de historisch-geografische waarden van de regio. Het plangebied behoort tot het voormalige agrarisch cultuurlandschap waar rationele verkaveling heeft plaatsgevonden tussen de Leidsche Rijn en Hollandsche IJssel. Voor de Zandweg wordt aangegeven dat deze in 1604 in opdracht van de Staten van Utrecht is aangelegd als voetpad op de noordelijke oever van de Leidsche Rijn. Later werd het pad verbreed tot jaagpad, weer later volgde verharding. De weg ligt nu midden in de grote Utrechtse Vinex-locatie Leidsche Rijn. Bij de bouw van Leidsche Rijn is het bewoningslint aan beide zijden van de Leidse Rijn in stand gebleven. De aanwezige boerderijen aan de Zandweg hebben hun agrarische functie verloren; de meeste zijn nu woonhuis. In het lint staan enkele 18 e -eeuwse boerderijen: Vleuterweide (nr. 200), een monumentale dwarshuisboerderij met T- vormige plattegrond en Goedenburch (nr. 225), een witgepleisterde boerderij met ervoor leilinden, met mogelijk bouwdelen van voor de 18 e eeuw. Archeologische beleidskaart Gemeente Utrecht Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures. 15 Archeologisch informatiesysteem Archis3, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort Rapport versie 1 Pagina 10 van 34

18 Volgens de Archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt het plangebied in een gebied van archeologische waarde en de noordoostelijke strook binnen een gebied met een hoge archeologische waarde, dat tevens een lijnelement betreft (zie figuur 15). Het gebied met een hoge archeologische waarde is hierbij leidend. Binnen deze gebieden dient, bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij een verstoringsoppervlak groter dan 50 m², vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het lijnelement betreft de locatie van een Romeinse weg, waarvan al restanten in de omgeving van het plangebied zijn aangetroffen en hieronder verder wordt behandeld. AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische monumenten/terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn deze ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waarde, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarde met een beschermde status. Binnen het plangebied liggen geen AMK-terreinen. Binnen het onderzoeksgebied liggen vier AMKterreinen (zie tabel IV en figuur 14). Tabel IV. Overzicht AMK terreinen AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Datering Waarde en omschrijving meter ten zuiden Romeinse tijd midden A Toponiem: Veldhuizen; Vleuterweide Complex: Weg Waarde: Terrein van zeer hoge archeologische waarde Betreft een terrein met de resten van de Romeinse Limesweg. Dendro-datering houten palen 124/125 na Chr. Over een afstand van meter zijn resten aangetoond van de Romeinse Limesweg (Veldhuizen: 1400 meter; Vleuterweide 1050 meter). RAAP 1997 en ROB meter ten zuidoosten Middeleeuwen laat Toponiem: Rijksstraatweg Complex: Nederzetting Waarde: Terrein van hoge archeologische waarde Betreft een terrein met sporen van bewoning. De bewoningslaag is voor een deel in de bouwvoor opgenomen. De vondsten van het RAAP-onderzoek wijzen op de periode na Chr. Het terrein ligt op een stroomrug. 1993: RAAP 80, cat. nr. 15 (veldkartering en boringen) meter ten westen Middeleeuwen laat B Toponiem: Boerderij Goedenburch, Zandweg 225 Complex: Huisplaats, onverhoogd Waarde: Terrein van hoge archeologische waarde Betreft een terrein met sporen van een huisplaats uit circa 1300; op basis van baksteenformaten (30.5x15x6 cm) en historische vermelding. Ligging op Heldammer stroomrug. 1990, kartering door Historische Vereniging Vleuten-De Meern. Resten van muren waargenomen en door middel van "stoothamer" gekarteerd. Benaming `Lantscroon' vermeld in historische bron meter ten zuidoosten Middeleeuwen laat - Nieuwe tijd Toponiem: Polder Blijveld En Rijerscop; Nieuwveld Complex: Havezate/ridderhofstad Waarde: Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd Het betreft een terrein met overblijfselen van de ridderhofstad Nieveld uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd, gelegen in klei op een oeverwal nabij een wetering in een middeleeuwse ontginning. Vermoedelijk veroorzaken spelende kinderen onbedoeld schade aan het bovengrondse muurwerk. In het kader van het AMR-project is het monument op 2 juni 2004 bezocht. Voor nadere informatie en aanvullende literatuurverwijzingen zie Livelink en/of dossier. Het bestond uit een omgracht voor- en hoofdterrein. De grachten zijn nog aanwezig, evenals muurresten op het hoofdterrein. Het hoofdgebouw had een Rapport versie 1 Pagina 11 van 34

19 vierkante opzet met gebouwen rond een binnenplein. Er zijn geen aanwijzingen dat het voorterrein bebouwd is geweest. Het is overigens niet duidelijk of deze altijd op dezelfde plek heeft gelegen. Mogelijk heeft het in het begin ten oosten van het voorterrein gelegen, en niet ten zuiden, zoals het nu omgrachte terrein. Het kasteel is waarschijnlijk in de tweede helft van de 13 e eeuw gebouwd. In 1356 is het verwoest, waarna het weer hersteld is. Waarschijnlijk verschilden de oudste en de latere opzet niet wezenlijk van elkaar. Tijdens de Franse bezetting in 1672/73 raakte het snel in verval. In 1832 blijkt het verdwenen. 1991: Opgraving oostzijde hoofdterrein, 1993: Veldverkenning, RAAP 80, cat.nr. 16. Het kasteelterrein is ingepast in de woonwijk. Rondom het kasteel is gegraven door de gemeente Utrecht. De resultaten ervan staan in Graafstal 2000, in de Archeologische kroniek Provincie Utrecht Op het aangrenzend en oostelijk gelegen grasveld is m.b.v. geofysisch onderzoek de aanwezigheid van tenminste drie grachten vastgesteld. de resultaten staan beschreven in Thanos De oppervlakte van het noordelijke en in mindere mate het zuidelijke eiland ligt bezaaid met middeleeuwse bakstenen, puin en op het noordelijke eiland zelfs middeleeuws aardewerk. Het noordelijke eiland vertoont een zeer en het zuidelijke eiland een enigszins onregelmatig reliëf. In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal zeventien archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij alleen om vijf bureau- en/of booronderzoeken (prospectief onderzoek), één archeologische begeleiding en elf (nood)opgravingen (zie tabel V en figuur 14). Tabel V. Overzicht onderzoeksmeldingen Zaakindentificatie (OMnummer) Situering t.o.v. plangebied Aard, uitvoerder en resultaten van het onderzoek (2310) 100 meter ten noordwesten Type onderzoek: opgraving Toponiem: De Meern Uitvoerder: ADC ArcheoProjecten Datum: Resultaat: Bouwwerkzaamheden. De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS (1767) 250 meter ten zuidoosten Type onderzoek: opgraving Toponiem: De Meern Uitvoerder: Onbekend Datum: Resultaat: Bouwwerkzaamheden. De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS (66750) 350 meter ten noordwesten Type onderzoek: opgraving Toponiem: Vlen3-00 Utrecht Uitvoerder: Gemeente Utrecht Datum: Resultaat: De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS (1876) 400 meter ten zuidoosten Type onderzoek: opgraving Toponiem: De Meern Uitvoerder: Onbekend Datum: Resultaat: Bouwwerkzaamheden. De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS (2023) 400 meter ten zuidoosten Type onderzoek: opgraving Toponiem: De Meern Uitvoerder: Onbekend Datum: Resultaat: Noodonderzoek/bouwwerkzaamheden. De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS. Rapport versie 1 Pagina 12 van 34

20 (3344) 450 meter ten noordwesten Type onderzoek: bureau- en booronderzoek Toponiem: Harmelen Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: Resultaat: De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS. Wel is aanbevolen om op vindplaats 2 een waarderend archeologisch onderzoek te laten plaatsvinden (1766) 550 meter ten zuidoosten Type onderzoek: opgraving Toponiem: De Meern Uitvoerder: Onbekend Datum: Resultaat: Noodonderzoek m.b.t. begrenzing en status meldingsgebied. De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS (1763) 600 meter ten zuiden Type onderzoek: opgraving Toponiem: De Meern Uitvoerder: Onbekend Datum: Resultaat: Bouwwerkzaamheden. De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS (1762) 750 meter ten zuidoosten Type onderzoek: opgraving Toponiem: De Meern Uitvoerder: Onbekend Datum: Resultaat: Bouwwerkzaamheden bestemmingsplan. De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS (65838) 750 meter ten zuidoosten Type onderzoek: opgraving Toponiem: Vleuten Uitvoerder: Onbekend Datum: Resultaat: Deze onderzoeksmelding is administratief aangemaakt t.b. v. koppeling van data uit RADAR. De precieze onderzoekslocatie was niet in alle gevallen te achterhalen (5285) 850 meter ten zuidoosten Type onderzoek: bureau-en booronderzoek en geofysisch onderzoek Toponiem: Vleuten-De Meern Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: Resultaat: De boringen leverden tijdens dit haalbaarheidsonderzoek nl. de beste resultaten op. In iedere boorraai, met uitzondering van raai T-'T (die ten behoeve van het in kaart brengen van de restgeul is uitgevoerd) zijn sporen van het Romeinse weglichaam waargenomen. Ruim 1400 meter van het tracé van de weg is in kaart gebracht. Beschermende maatregelen nemen. De weg als terrein van zeer hoge archeologische waarde in het bestemmingsplan opnemen (24300) 850 meter ten zuidwesten Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Harmelen Uitvoerder: Synthegra BV Datum: Resultaat: Geadviseerd is om voorafgaand aan de geplande grondwerkzaamheden een archeologisch booronderzoek (inventariserend veldonderzoek, overig) uit te voeren in het noordelijke deel van het plangebied, deelgebied 1, waar de Blokse stroomgordel zich in de ondergrond bevindt en waar een buffer van 500 meter ten opzichte van de Limes wordt aangehouden. Het booronderzoek dient zich te concentreren op het karteren van de lithologische samenstelling van het gebied, zodat de precieze ligging van de Blokse stroomgordel kan worden vastgesteld. Geadviseerd is om binnen het overige deel van het plangebied, waarvoor op basis van het bureauonderzoek, een lage archeologische verwachting geldt voor alle perioden, geen nader archeologisch onderzoek uit te voeren (1765) 950 meter ten zuidoosten Type onderzoek: opgraving Toponiem: De Meern Uitvoerder: Onbekend Datum: Resultaat: De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS (3260) meter ten zuidoosten Type onderzoek: bureau- en booronderzoek en geofysisch onderzoek Toponiem: Vleuten Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Rapport versie 1 Pagina 13 van 34

21 Datum: Resultaat: In het onderzoeksgebied zijn de drie voormalige grachten teruggevonden, door de resultaten van het weerstandsonderzoek te combineren met die van het booronderzoek. De oostrand van de binnenste gracht valt in de noordelijke helft van het onderzoeksgebied waarschijnlijk samen met de steilrand. Deze steilrand loopt door tot in de kavelsloot die het onderzoekgebied in twee stukken verdeelt; de loop van de gracht is in de zuidelijke helft vastgesteld. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een voormalige voorburcht. De aangetroffen voormalige grachten zijn niet onderbroken, hetgeen er op wijst dat er geen ruimte is geweest voor een dergelijke voorburcht. Er lijkt zich een vierde gracht af te tekenen langs de oostelijke grens van het onderzoekgebied. De resultaten van het booronderzoek geven echter geen overtuigende bevestiging van dit beeld (54810) meter ten zuidoosten Type onderzoek: bureau- en booronderzoek Toponiem: De Meern Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: Resultaat: De resultaten van het onderzoek worden niet vermeld in ARCHIS. Wel is geadviseerd een passieve archeologische begeleiding te laten uitvoeren tijdens het uitbaggeren van de waterpartijen van het kasteelterrein Nijevelt (63739) meter ten zuidoosten Type onderzoek: archeologische begeleiding, naar aanleiding van de resultaten van het eerder uitgvoerde bureau- en booronderzoek (zie zaakindentificatie (OMnummer) (54810)) Toponiem: Dmmv3 Utrecht Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: Resultaat: Tijdens de begeleiding van het baggeren van de gracht zijn geen archeologische waarden aangetroffen (65924) meter ten zuidoosten Type onderzoek: opgraving Toponiem: Vleuten Uitvoerder: Onbekend Datum: Resultaat: Deze onderzoeksmelding is administratief aangemaakt t.b.v. koppeling van data uit RADAR. De precieze onderzoekslocatie was niet in alle gevallen te achterhalen. Vondsten en/of grondsporen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan alle bekende archeologische vondsten en grondsporen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen vondsten en/of grondsporen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan 36 vondstnummers geregistreerd (zie tabel VI en figuur 14). Tabel VI. Overzicht onderzoeksmeldingen Vondstnummer (Waarnemingsnr.) Locatie t.o.v. plangebied Datering (139116) 40 meter ten oosten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. Boorraai AA' en JJ'. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139117) 60 meter ten noorden Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139118) 180 meter ten noordwesten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Resten van de doorgaande weg langs de Romeinse rijksgrens (limes-weg). Door RAAP werd in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim 1400 m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht door middel van boringen. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens 1050 m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht door RAAP. De onderhavige waarneming maakt deel uit van het plangebied Vleuterweide. NB: Van deze door RAAP vrijwel volledig opspoorde tracés zijn alleen de beide uiteinden geregistreerd onder het toponiem '(Limes)', evenals een cruciaal punt waar de weg afbuigt naar het zuiden. Rapport versie 1 Pagina 14 van 34

22 (139115) 200 meter ten zuidoosten Romeinse tijd : wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. D.m.v. een booronderzoek is in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139114) 250 meter ten zuidoosten Romeinse tijd : wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. Boorraai CC' en UU' D.m.v. booronderzoek is in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139119) 250 meter ten noordwesten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht () 250 meter ten zuidoosten Romeinse tijd: wegen, ophogingen, palen, planken, beschoeiingen, constructies, steigers en brokken. Complextype: weg. Van maart tot en met december 1998 heeft er een archeologisch onderzoek d.m.v. proefsleuven plaatsgevonden in het plangebied Waterland in de plaats De Meern in de toenmalige gemeente Vleuten-De Meern (na gemeentelijke herindeling onderdeel van de gemeente Utrecht). Al dit onderzoek vond plaats in opdracht van de toenmalige gemeente Vleuten-De Meern. De kern van het project Waterland werd gevormd door zes opgravingsputten dwars op de Romeinse weg, de meeste 5 m breed en 30 m lang. Omdat twee doorsnijdingen samenvielen met een complex knooppunt van rioolsleuven moesten 2 putten 20 m breed worden. Het was uitgerekend hier dat de Romeinse weg twee grote verrassingen in petto had: een loskade en een brug. Met elkaar bestreken de opgravingsputten een complete rivierbocht, waar de geul en de weg het 150 jaar lang tegen elkaar hebben opgenomen. Wanneer in het vervolg gesproken wordt over de 'bocht van Waterland ', dan wordt daarmee de meest westelijke 450 m van de weg in het bouwplan Veldhuizen bedoeld. De microregio waarbinnen dit onderzoek zich afspeelde wordt gevormd door de Heldammer stroomrug, opgebouwd door een zijrivier van de Rijn. In de 2 e en 3 e eeuw is de Heldammer stroom een waterloop met betrekkelijk bescheiden dimensies: 20 à 30 m breed en 3 à 4 m diep. Het begin van de verlanding van deze Rijntak kan worden bepaald rond het midden van de 4 e eeuw. De Romeinen hebben in het midden van de 1 e eeuw na Chr. besloten om hun grensverdedigingssysteem te oriënteren op deze zijrivier. Ook het castellum op de Hoge Woerd ligt in feite op deze stroomgordel; de rivier liep er letterlijk voor de poort langs. Omdat de Romeinen ervoor kozen om het grensverdedigingssysteem op te hangen aan deze min of meer actieve en vrij meanderende rivierloop, waren zij gedwongen om de limesweg ten westen van De Meern aan te leggen op de zuidflank van de stroomgordel. De weg ligt overal net ten zuiden van de zandige meandergordel, waarin de rivier zo gemakkelijk zijn bedding verplaatste. Hij rust in feite op een dun pakket van ongefundeerde oeverafzettingen, doorgaans van lichte klei. Al tegen het jaar 90 na Chr. stond de rivier strak tegen de Romeinse weg aan en waren hier de eerste zware oeververstevigingen nodig. Met hun keuze voor de Heldammer stroomrug hebben de Romeinen een zware prijs betaald. De aanleg en het onderhoud van de limes in de Nederlandse (Neder-Germaanse) rivierdelta waren qua investeringen in mankracht en materiaal vergelijkbaar met de beroemde grensverdedigings-werken in Zuid-Duitsland. Bij onderzoek in het plangebied Vleuterweide door het ADC (zomer 2000) is een bescheiden militaire aanwezigheid vastgesteld, vermoedelijk verband houdend met een wachttoren. De site, waar indirect steenbouw is aangetoond, ligt op de jongste afzettingen van de Heldammer stroom, 150 m ten noorden van het oude tracé van de weg, en heeft gefunctioneerd van het einde van de 2 e eeuw tot op een onbepaald moment in de (eerste helft van de) 3 e eeuw (139093) 300 meter ten noordwesten Late Middeleeuwen: cultuurlagen, houtskool en aardewerk. Complextype: bewoning (inclusief verdediging). Deze vindplaats staat mogelijk in verband met de op belendende percelen waargenomen puinwaaier die duidt op de aanwezigheid van de resten van een boerderij uit de Late Middeleeuwen of het begin van de Nieuwe tijd. Bij eerder uitgevoerde oppervlakte-verkenningen zijn echter ook fragmenten handgevormd aardewerk uit de IJzertijd/Romeinse tijd aangetroffen (Haarhuis en Graafstal, 1993: objectnrs. 53 t/m 60). Vooral de vondsten uit boring 50 zouden hiermee in verband kunnen staan (139113) 400 meter ten zuiden Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. D.m.v. booronderzoek is in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139120) 400 meter ten westen Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens 1050 m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (120361) 450 meter ten zuiden Romeinse tijd-late Middeleeuwen: handgevormd aardewerk, gladwandig aardewerk, ruwwandig gedraaid aardewerk, belgisch grijs/terra nigra-achtig aw., dakpannen, ruwwandige kommen/schalen, terra nigra, geverfd aardewerk, proto-steengoed en Rapport versie 1 Pagina 15 van 34

23 Paffrath aardewerk. Complextype: complextype niet te bepalen. Catalogusnr. 13 uit het RAAP-rapport. Tijdens karterend onderzoek werden bij een goede vondstzichtbaarheid 55 fragmenten van merendeels Romeins aardewerk gevonden, duidelijk geconcentreerd aan weerszijden van een sloot op een oppervlak van ca. 20 bij 20 m. Het vondstmateriaal wijst op een datering in de midden-romeinse periode, ca. 2 e eeuw - eerste helft 3 e eeuw. Boringen in de kern van de vondstconcentratie leverden geen spoor van antropogene verontreiniging/verkleuring op. Geadviseerd is om de locatie te registeren. Zie CMA nr. 31G-A07. Deze waarneming bevat de administratieve gegevens van voormalig monument 11376/31G-A07: Hoewel bij het RAAPonderzoek bij de slootkant Romeins aardewerk werd gevonden, is bij boringen geen antropogene laag aangeboord. Mogelijk gaat het om een huisplaats. Het aardewerk dat bij het RAAP-onderzoek is gevonden duidt op de periode 2 e eeuw/eerste helft 3 e eeuw. Dit terrein ligt op een oeverwal, die weer op een kom is gelegen. 1993: RAAP 80, cat.nr. 13 (veldkartering en boringen). Mogelijk kan dit terrein na verder onderzoek opgewaardeerd worden tot meldingsgebied. Dit terrein is inmiddels geheel overbouwd en daarom afgevoerd op De digitale gegevens zijn ondergebracht onder waarneming (120365) 550 meter ten zuidoosten Late Middeleeuwen: gedraaid aardewerk, grijsbakkend gedraaid aardewerk, kogelpotten, steengoed, objecten, proto-steengoed, Paffrath aardewerk en geel-witbakkend Pingsdorf aardewerk. Complextype: complextype niet te bepalen. Catalogusnr. 15 uit het RAAP-rapport. Tijdens het karterend onderzoek werden ca. 25 fragmenten aardewerk gevonden min of meer geconcentreerd op een oppervlak van ca. 30 bij 30 m. direct ten zuiden van de Rijksstraatweg, de voormalige Rijndijk. Op grond van het vondstmateriaal kunnen de bewoningsresten ongeveer in de 11 e -13 e eeuw worden gedateerd. In de zuidelijke periferie werd een verspreiding (ca. 100 bij 10 m.) van materiaal van ongeveer gelijke en iets latere datum gevonden. Vastgesteld is -d.m.v. boringen- dat de bewoningslaag voor een deel in de bouwvoor is opgenomen, voor een deel ook net daaronder bewaard is gebleven. Op drie punten werden diepere grondsporen (mogelijk greppels) aangeboord. Geadviseerd is om de locatie te registreren. Zie CMA nr. 31G (58059) 550 meter ten zuidoosten Romeinse tijd: munten. Complextype: weg. Uit stort van opgraving. KPK-nummer BJvdV Nabij vond dhr. Vogel tevens een 17 e -eeuwse stuiver ( / ). Een gevonden Denarius houdt mogelijk verband met de Limesweg. Ook een ijzeren speerpunt, mogelijk middeleeuws, vond dhr. Vogel (139111) 550 meter ten zuidoosten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Resten van de doorgaande weg langs de Romeinse rijksgrens (limes-weg). Door RAAP werd in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim 1400 m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht d.m.v. boringen. De onderhavige waarneming betreft boorraai LL' en II'. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens 1050 m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht door RAAP. NB: Van deze door RAAP vrijwel volledig opspoorde tracés zijn alleen de beide uiteinden geregistreerd onder het toponiem '(Limes)', evenals een cruciaal punt waar de weg afbuigt naar het zuiden (139121) 550 meter ten westen Romeinse tijd - Nieuwe tijd: wegen, gladwandig aardewerk, kogelpotten en roodbakkend geglazuurde grapen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht. Ongeveer 70 m ten zuiden van de weg ligt een vindplaats LMEB/NT In oktober en november 1997 is in het bestemmingsplangebied Veldhuizen bij Vleuten-De Meern ruim 1400 meter tracé van de kort daarvoor ontdekte Romeinse weg door middel van karterend booronderzoek in kaart gebracht (Haarhuis, 1999). Op grond van de resultaten van dit karterend onderzoek en de geomorfogenetische situatie werd aangenomen dat het tracé in noordwestelijke richting ruim 1000 meter door het noordelijk aangrenzende bestemmingsplangebied Vleuterweide loopt. Vanwege de vergelijkbare bedreiging door het bestemmingsplan heeft archeologisch adviesbureau RAAP van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) te Amersfoort opdracht gekregen het aansluitende deel van de Romeinse weg in het bestemmingsplangebied Vleuterweide in kaart te brengen. Het veldonderzoek is uitgevoerd in de periode van 13 t/m 21 januari In totaal zijn hierbij 169 boringen in tien raaien dwars op de (vermoede) richting van de Romeinse weg gezet. Uitgangspunt voor het onderzoek vormde de meest noordelijke waarneming van het karterend onderzoek in bestemmingsplangebied Veldhuizen, even ten zuiden van de Leidsche Rijn. Ondanks de relatief ongunstige uitgangspositie voor het karterend onderzoek in het bestemmingsplangebied Vleuterweide is het gelukt de Romeinse weg over de gehele breedte van dit gebied (oost-west) in kaart te brengen. Op grond van de evidente archeologische waarde van de Romeinse weg komt deze in aanmerking voor maatregelen ter bescherming van het weglichaam. Hiertoe is het in de eerste plaats noodzakelijk dat Rapport versie 1 Pagina 16 van 34

24 graafwerkzaamheden in het wegtracé zoveel mogelijk vermeden worden. In ieder geval dient per tracédeel een maximum werkdiepte aangegeven te worden, gebaseerd op de lokale diepteligging van het weglichaam. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de over het algemeen onzekere hoogteligging van de top van het weglichaam. Derhalve is het van belang een nader vast te stellen marge te hanteren van enkele decimeters. Naast verstoring door graafwerkzaamheden bestaat ook een bedreiging door daling van het grondwaterpeil. De organische componenten van het weglichaam (hout, rijshout en biezen) kunnen bij daling (of sterke fluctuaties) van het grondwaterpeil oxideren (120364) 600 meter ten zuiden Romeinse tijd: gedraaid aardewerk, handgevormd aardewerk, ruwwandig gedraaid aardewerk en belgisch grijs/terra nigra-achtig aaardewerk. Complextype: complextype niet te bepalen. Catalogusnr. 15 uit het RAAP-rapport. Tijdens karterend onderzoek werden bij een matige vondstzichtbaarheid 7 fragmenten van Romeins aardewerk gevonden, aan weerzijden van een sloot over een oppervlak van ca. 20 bij 20 meter. De landschappelijke ligging en vondstmateriaal suggereren eenzelfde datering als geldt voor waarn. nr Boringen door de kern van de vondstconcentratie leverden geen spoor van antropogene verontreiniging/verkleuring op. Geadviseerd is om de locatie te registreren. Zie CMA nr. 31G-A08. Deze waarneming bevat tevens de administratieve gegevens van voormalig monument 11377/31G-A08: Bij het RAAP-onderzoek zijn weliswaar tijdens de kartering fragmenten aardewerk gevonden, in de boringen is echter geen antropogene laag waargenomen. Er is nauwelijks handgevormd aardewerk gevonden, maar voornamelijk import. Dit terrein ligt op een oeverwal. 1993: RAAP 80, cat.nr. 14 (veldkartering en boringen). Mogelijk kan dit terrein na nader onderzoek opgewaardeerd worden tot meldingsgebied. Dit terrein is inmiddels geheel overbouwd en het is ook onderzocht door de gemeente Utrecht (rapportage was nog niet beschikbaar). Derhalve is dit terrein op afgevoerd van de AMK en zijn de gegevens ondergebracht onder waarneming (139110) 600 meter ten zuidoosten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. D.m.v. booronderzoek is in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (57814) 600 meter ten westen Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd: botmateriaal en cultuurlagen. Complextype: bewoning (inclusief verdediging). Deze vindplaats is in verband te brengen met het ter plaatse reeds bekende middeleeuwse boerderijenlint. In het onderzoeksgebied bevindt zich de Heldammer stroomrug, die het gebied globaal van oost naar west doorkruist. De te onderzoeken boorlocaties bevinden zich voornamelijk in de oeverzone en het komgebied van deze stroomrug. In het kader van het booronderzoek zijn 63 boringen gezet met een maximale diepte van 2,0 m -mv. In 16 boringen is een laklaag aangetroffen. De diepte van de laklaag varieert van 70 tot 190 cm -mv. In twee boringen is een tweede laag aangetroffen die kenmerken van een laklaag vertoont (boringen 34 en 45). Deze is minder duidelijk en bevindt zich dicht onder de bouwvoor, tussen 30 en 50 cm -mv. In zeven boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen op grond waarvan onderstaande vindplaatsen zijn onderscheiden. Aanbevolen wordt om op vindplaats 2 een waarderend archeologisch onderzoek te laten plaatsvinden teneinde uitspraken te kunnen doen over aspecten zoals de kwaliteit (gaafheid en conservering), omvang, diepteligging, aard en datering van de vindplaats, m.a.w. om een actuele waardebepaling aan de vindplaats te kunnen geven (139122) 600 meter ten westen Romeinse tijd: wegen, gladwandig aardewerk en dakpannen. Complextype: weg Vgl. CMA-nr. 31G-033. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens 1050 m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht. In oktober en november 1997 is in het bestemmingsplangebied Veldhuizen bij Vleuten-De Meern ruim meter tracé van de kort daarvoor ontdekte Romeinse weg door middel van karterend booronderzoek in kaart gebracht (Haarhuis, 1999). Op grond van de resultaten van dit karterend onderzoek en de geomorfogenetische situatie werd aangenomen dat het tracé in noordwestelijke richting ruim 1000 meter door het noordelijk aangrenzende bestemmingsplangebied Vleuterweide loopt. Vanwege de vergelijkbare bedreiging door het bestemmingsplan heeft archeologisch adviesbureau RAAP van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) te Amersfoort opdracht gekregen het aansluitende deel van de Romeinse weg in het bestemmingsplangebied Vleuterweide in kaart te brengen. Het veldonderzoek is uitgevoerd in de periode van 13 t/m 21 januari In totaal zijn hierbij 169 boringen in tien raaien dwars op de (vermoede) richting van de Romeinse weg gezet. Uitgangspunt voor het onderzoek vormde de meest noordelijke waarneming van het karterend onderzoek in bestemmingsplangebied Veldhuizen, even ten zuiden van de Leidsche Rijn. Ondanks de relatief ongunstige uitgangspositie voor het karterend onderzoek in het bestemmingsplangebied Vleuterweide is het gelukt de Romeinse weg over de gehele breedte van dit gebied (oost-west) in kaart te Rapport versie 1 Pagina 17 van 34

25 brengen. Op grond van de evidente archeologische waarde van de Romeinse weg komt deze in aanmerking voor maatregelen ter bescherming van het weglichaam. Hiertoe is het in de eerste plaats noodzakelijk dat graafwerkzaamheden in het wegtracé zoveel mogelijk vermeden worden. In ieder geval dient per tracédeel een maximum werkdiepte aangegeven te worden, gebaseerd op de lokale diepteligging van het weglichaam. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de over het algemeen onzekere hoogteligging van de top van het weglichaam. Derhalve is het van belang een nader vast te stellen marge te hanteren van enkele decimeters. Naast verstoring door graafwerkzaamheden bestaat ook een bedreiging door daling van het grondwaterpeil. De organische componenten van het weglichaam (hout, rijshout en biezen) kunnen bij daling (of sterke fluctuaties) van het grondwaterpeil oxideren (139109) 700 meter ten zuidoosten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. D.m.v. booronderzoek is in het bestemmingsplangebied Veldhuizenruim m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139108) 750 meter ten zuidoosten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. Raai QQ' en NN'. D.m.v. booronderzoek is in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139123) 750 meter ten westen Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (411843) 750 meter ten zuidwesten Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd: grijsbakkend gedraaid aardewerk, steengoed en roodbakkend geglazuurd aardewerk. Complextype: complextype niet te bepalen. Het betreft oppervlaktevondsten aangetroffen bij booronderzoek naar de Blokse stroomgordel. Tijdens het veldonderzoek van RAAP zijn 24 boringen geplaatst in vier raaien. De raaien liggen verspreid over het oostelijke deel van het onderzoeksgebied en zijn haaks georiënteerd op de stroomgordel. De onderlinge afstand tussen de boringen bedraagt 12,5 m en 25 m. De maximale boordiepte bedroeg 3,5 meter. De resultaten van het booronderzoek bevestigen dat de ligging van de Blokse stroomgordel overeenkomt met de kronkelende rug zoals weergegeven op de kaart van de AHN. Er zijn drie profieltypen aangetroffen tijdens het booronderzoek. Deze drie kunnen worden geïnterpreteerd als kom-, restgeulen oeverafzettingen, die alle zijn afgedekt met komafzettingen. De top van de stroomgordel ligt gemiddeld rond 1,0 m -NAP, dat wil zeggen 1,2 m -mv. Deze is geleidelijk afgedekt door venige komafzettingen. Ook buiten de stroomgordel liggen komafzettingen. Deze komafzettingen bestaan uit een afwisseling van matig siltige klei (met silt worden deeltjes met een grootte van 2 tot 50 micron bedoeld) en zwak kleiig veen. De oeverafzettingen van de stroomgordel bestaan uit matig siltige klei met enkele dunne zandlagen, die naar beneden in aantal toenemen. De afzettingen van de restgeul bestaan uit zwak siltig zand met enkele dunne humeuze lagen afgewisseld met sterke siltige klei met zandlagen. De top van de stroomgordel is volledig intact aanwezig. Verder bleek uit het booronderzoek dat de bovengrond tot een diepte van maximaal 30 cm is verstoord als gevolg van bodembewerking. Gezien de geringe omvang van de Blokse stroomgordel is het niet waarschijnlijk dat zich een omvangrijk crevassestelsel heeft afgesplitst. Crevasses zijn smalle geulafzettingen die vanuit de oeverwallen het veengebied inlopen en daar als het ware doodlopen. De hoogtekaart laat in het onderzoeksgebied geen duidelijke hoogtes of ruggen zien die als crevasses te interpreteren zijn. De aanwezigheid van kleinere crevasses (breedte circa 5-10 m) is evenwel niet uit te sluiten. Het vaststellen van de aanwezigheid van dergelijke smalle crevasses viel buiten het bestek van het onderhavige verkennende onderzoek. Hiervoor is namelijk een zeer intensief booronderzoek vereist (boringen om de 5 m) (139107) 800 meter ten zuidoosten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. D.m.v. booronderzoek is in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht () 800 meter ten zuidoosten Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd: kuilen, greppels/sloten, paalgaten, waterputten, grijsbakkend gedraaid aardewerk, steengoed, roodbakkend geglazuurd aardewerk, steengoed geglazuurd, witbakkend geglazuurd aardewerk, zuigflessen, botmateriaal, zaden/vruchten en wegen. Complextype: huisterp / huiswierde. In april 1997 heeft een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) door de ROB plaatsgevonden in Vleuten-De Meern, Plangebied Veldhuizen, op de locatie Veldhuizen A. Daarna heeft van 24 september t/m 15 oktober 1997 een vervolgonderzoek plaatsgevonden. De voorbereidingen voor dit onderzoek zijn verricht door de gemeentelijke archeoloog E.P. Graafstal. De projectleiding was in handen van H. Sarfatij, de dagelijkse wetenschappelijke leiding was in handen van E.P. Graafstal en de basisrapportage is verzorgd door M. Bijlsma. K. Greving had de technische leiding in het veld waar hij werd bijgestaan door veldtechnicus W. Koudijs en verschillende vrijwilligers van de Archeologische Werkgroep Oude Rijn. Aanleiding Gezien de resultaten van het AAO op locatie Rapport versie 1 Pagina 18 van 34

26 Veldhuizen A werden op deze locatie de gebouwsporen van een laatmiddeleeuwse boerderij verwacht. Om de eventuele resten, die anders door bouwactiviteiten ten gevolge van het bestemmingsplan Veldhuizen verloren zouden gaan, te registreren heeft hier een vervolgonderzoek plaatsgevonden. Methode: Eerst is er over het terrein een grid uitgezet met vakken van 5 x 5 m. Op de hoekpunten van deze vakken zijn hoogtemetingen gedaan om een hoogtekaart te kunnen maken. Dit is gedaan om een duidelijker beeld te krijgen van de precieze plaats van de verhoging, die de huisterp voor de boerderij zou moeten zijn. en het hoogteverschil met de omgeving. Vervolgens is het terrein opgedeeld in drie ongeveer gelijke delen. Hierdoor konden aangrenzend aan de proefsleuven van het AAO (putten 1 en 2) drie putten van ca. 15 x 30 m uitgezet worden. Het totaal komt dan op vijf putten, genummerd in volgorde van aanleg. Machinaal is van alle putten de bovenste 30 cm grond verwijderd. Hierna is de laatste laag van de bouwvoor tot op het niveau van de sporen verwijderd. Als laatste werd het vlak geschaafd met de schaafbak om het goed 'leesbaar' te maken. Vervolgens zijn de vlakken op schaal 1:50 ingetekend, de hoogtes ingemeten en de eventuele sporen afgewerkt. In iedere put is slechts één vlak aangelegd, op ca. 50 cm -mv, vlak onder de bouwvoor. Opvallend in de rapportage is dat er bij het onderzoek Veldhuizen A dubbele spoornummers voorkomen; het is waarschijnlijk dat de sporen per opgravingsput opnieuw zijn genummerd. Dit is voor een lezer uiteraard nogal verwarrend. Daar waar deze dubbele spoornummers voorkomen is in het vondsten/sporenoverzicht dan ook nadrukkelijk tevens het werkputnummer vermeld. Resultaten: Uit het vervolgonderzoek is genoeg aanvullend bewijs gekomen voor de aanwezigheid van een boerderijplaats. Rondom een lichte verhoging in het veld zijn enkele greppels aangetroffen. Bovendien werden de resten van een waterput, enkele afvalkuilen en een reeks paalsporen gevonden, maar helaas ontbreken duidelijke gebouwsporen. Uit het vondstmateriaal van de verschillende sporen blijkt dat we hier te maken hebben met een kortstondige bewoning. De vondsten zijn allemaal te dateren tussen het einde van de 14 e eeuw en de eerste helft van de 15 e eeuw (139106) 850 meter ten zuidoosten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033 D.m.v. booronderzoek is in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139124) 850 meter ten westen Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139105) 950 meter ten zuidoosten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. D.m.v. booronderzoek is in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139104) meter ten zuidoosten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Vgl. CMA-nr. 31G-033. D.m.v. van booronderzoek is in het bestemmingsplangebied Veldhuizenruim m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht (139131) meter ten westen Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. In boringen 313 t/m 319 (breedte van 15 m) werd een lichtbruine zandige klei aangetroffen met roestvlekken, een flinke hoeveelheid grind en enkele fragmentjes (slakken)schelpen. Vooral in de naast elkaar gelegen boringen 313, 315 en 317 (5 m breed) is zeer waarschijnlijk het talud van de weg aangeboord op een diepte van 0,4 m -mv tot 1,0 m -mv. Er is ook een puntje puin waargenomen. Er bevindt zich een laklaag op 1,15 -mv tot 1,4 -mv. Daaronder ligt veen. In boring 314 werd een waarschijnlijk recente sloot aangeboord, die mogelijk een deel van het Romeinse talud verstoord heeft. Aanbevolen wordt de Romeinse weg te beschermen conform CMA-nr 31G (120372) meter ten zuidoosten Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd: grachten, aardewerk en muurrestanten. Complextype: moated site (58061) meter ten zuidoosten Romeinse tijd: munten. Complextype: weg. KPK-nummer BJvdV Pakweg 100 m verder werd een penning van Jan I/II uit gevonden ( / ) (139133) meter ten westen Romeinse tijd-late Middeleeuwen: wegen en grijsbakkend gedraaid aardewerk. Complextype: weg. De Romeinse weg kenmerkt zich in deze boorraai voornamelijk door de aanwezigheid van grind. In boring 381 zijn ook de resten van een biezen mat aangetroffen. In de iets noordelijker gelegen boringen 379 en 384 werd mogelijk een laatmiddeleeuws spoor aangetroffen (met onder andere een fragment grijsbakkend aardewerk). Aanbevolen wordt de Romeinse weg te beschermen conform CMA-nr. 31G (139112) meter ten oosten Romeinse tijd: wegen. Complextype: weg. Door RAAP werd in het bestemmingsplangebied Veldhuizen ruim 1400 m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart Rapport versie 1 Pagina 19 van 34

27 gebracht door middel van boringen. In aansluiting op het booronderzoek op het bestemmingsplangebied Veldhuizen is in Vleuterweide nog eens 1050 m van het tracé van de Romeinse limes-weg in kaart gebracht door RAAP. De onderhavige waarneming maakt deel uit van het plangebied Veldhuizen (139326) meter ten zuidoosten Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd: grachten. Complextype: kasteel. In opdracht van Archeoplan heeft een archeologisch-geofysisch onderzoek plaatsgevonden in het De Milan Viscontipark te Vleuten-De Meern, ten oosten van kasteel Nijevelt. Uit opgravingen ten noorden van het park was gebleken dat het kasteel, behalve door de huidige gracht, omringd is geweest door een verdedigingsstelsel van nog eens drie grachten. Het vermoeden bestond dat deze grachten zich ook binnen het park bevinden. Daarnaast werd niet uitgesloten dat zich in het noordelijke deel van het park een voormalige voorburcht bevindt. Voor het verkrijgen van informatie over de loop en vorm van de eventueel aanwezige buitengrachten en voorburcht is een geofysisch onderzoek uitgevoerd. Bij de start van het onderzoek stonden de volgende twee vragen centraal: 1) Zijn binnen het te onderzoeken gebied voormalige grachten aanwezig en zo ja: waar? 2) Is er een voormalige voorburcht aanwezig? Op basis van de resultaten van het onderzoek is er een kort vervolgonderzoek uitgevoerd. Hierbij werden aan de oostzijde van de noordelijke helft van het onderzoeksgebied weerstandsmetingen verricht en zijn er extra boringen gezet. Tijdens dit aanvullend onderzoek werden, naast bovengenoemde vragen, ook nieuwe vragen gesteld: 3) Is er sprake van een vierde gracht? 4) Zo ja, is er een verband met de huidige zichtbare en langgerekte depressies? De resultaten van het onderzoek hebben de volgende antwoorden op deze vragen opgeleverd: 1) In het onderzoeksgebied zijn de drie verwachte voormalige grachten teruggevonden. De ligging ervan is vastgesteld door de resultaten van het weerstandsonderzoek te combineren met die van het booronderzoek. De oostrand van de binnenste gracht valt in de noordelijke helft van het onderzoeksgebied waarschijnlijk samen met de steilrand. Deze steilrand loopt door tot de kavelsloot die het onderzoeksgebied in twee stukken verdeelt; de loop van de gracht is in de zuidelijke helft vastgesteld. 2) Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een voormalige voorburcht. De aangetroffen voormalige grachten zijn niet onderbroken, hetgeen er op wijst dat er geen ruimte is geweest voor een dergelijke voorburcht. 3) Te oordelen naar de resultaten van het weerstandsonderzoek lijkt zich een vierde gracht af te tekenen langs de oostelijke grens van het onderzoeksgebied. De resultaten van het booronderzoek geven geen overtuigende bevestiging van dit beeld. Er werd uitsluitend in drie boringen een mogelijke grachtvulling aangeboord. 4) Omdat een vierde gracht niet duidelijk is aangetoond, kan er moeilijk een verband gelegd worden met de langgerekte depressies. Wel kan opgemerkt worden dat deze depressies duidelijk zichtbaar zijn op luchtfoto's, in tegenstelling tot een eventuele vierde gracht. De drie historische grachten zijn in het onderzoeksgebied noch op luchtfoto's noch aan het oppervlak zichtbaar. Derhalve is het waarschijnlijk dat de depressies, op basis van oversnijding, jonger zijn dan de historische grachten (139132) meter ten westen Romeinse tijd: wegen en houtskool. Complextype: weg. De Romeinse weg werd zeer overtuigend aangetroffen in de boringen ,346, Vooral in boringen 346, 348 en 349 (5 m breed) werd veel grind aangetroffen op het niveau 0,4 -mv tot 0,8 -mv. Ook werden er puinfragmentjes en houtsnippers waargenomen. Opvallend was dat er een tweede niveau grind zichtbaar was op 0,95-1,05 -mv. In boring 349 werd massief hout aangetroffen op een diepte van 1,7 tot 1,90 m -mv. en in boring 346 werd (toevallig) met de boor een houten paal geraakt op een diepte van 1,2 -mv tot 2,8 -mv. Uiteindelijk werd zelfs de bewerkte punt van deze paal opgeboord! Aanbevolen wordt de Romeinse weg te beschermen conform CMA-nr 31G-033 Rapport versie 1 Pagina 20 van 34

28 3.8 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Op grond van het bureauonderzoek is de volgende gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld: Tabel VII. Gespecificeerde archeologische verwachting Archeologische periode Gespecificeerde verwachting Te verwachten resten en/of sporen Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld (Laat-)Paleolithicum t/m Midden-Neolithicum Laag en verwacht wordt geen ligging in situ Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen Vermoedelijk alleen nog als verspoelde resten in de beddingafzettingen behorend tot de meandergordel/stroomgordel van Heldam (buiten hun oorspronkelijke context/ex situ) Laat-Neolithicum t/m Bronstijd Laag en verwacht wordt geen ligging in situ kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen Vermoedelijk alleen nog als verspoelde resten in de beddingafzettingen behorend tot de meandergordel/stroomgordel van de Hollandsche IJssel (buiten hun oorspronkelijke context/ex situ) IJzertijd en Romeinse tijd Hoog -Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaalresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen In het bovenste pakket oeverwal- /stroomgordelafzettingen, afgezet tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van de Heldam -Uiterst noordoostelijke deel plangebied zeer hoog -Romeinse weg; aangelegde grindbaan met mogelijk bermsloten en beschoeiingen Middeleeuwen en Nieuwe tijd Hoog Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen. In de top van het pakket oeverwal-/stroomgordelafzettingen, afgezet tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van de Heldam/in en direct onder de bouwvoor Op basis van de verzamelde landschappelijke gegevens geldt voor het plangebied de volgende paleogeografische ontwikkeling. Tijdens het (Laat-)Paleolithicum en het Mesolithicum had het plangebied een ligging binnen het dekzandgebied. Met het naderen van de terrassenkruising ter plaatse van het plangebied, rond 5000 voor Chr., vond er geleidelijk aan wat sedimentatie plaats van overstromingsklei bij overstromingen van voorlopers van de Rijn. Het plangebied behield tot aan het einde van de Bronstijd deze liggen binnen een komgebied/rivieroverstromingsvlakte. In deze perioden hebben binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen voorlopers van de Rijn gelegen. In de Vroege-IJzertijd komt het plangebied binnen de meandergordel/stroomgordel van Heldam te liggen. Deze meandergordel/stroomgordel heeft actief gesedimenteerd vanaf circa 550 voor Chr. tot 120 na Chr. (Vroege-IJzertijd t/m Midden-Romeinse tijd). Afzettingen die gesedimenteerd zijn voordat de meandergordel/stroomgordel van Heldam ontstond, zullen grotendeels zo niet geheel zijn geërodeerd. Zeer waarschijnlijk reiken de beddingzanden gesedimenteerd tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Heldam tot voorbij de oorspronkelijke top van de dekzandafzettingen (zullen zijn geërodeerd). Eventueel aanwezige archeologische resten uit de perioden vóór de IJzertijd zullen tevens zijn geërodeerd (geen ligging meer in hun oorspronkelijke context). Daarom geldt er geen archeologische verwachting meer voor in situ liggende resten uit de perioden vóór de IJzertijd. Rapport versie 1 Pagina 21 van 34

29 Met het ontstaan van de meandergordel/stroomgordel van Heldam, en daarmee de vorming van hoger gelegen kronkelwaardruggen, oeverwallen en crevassen, kreeg het plangebied wel een gunstigere ligging voor bewoning door Landbouwers. De ligging op een oeverwal dan wel een kronkelwaardrug gaf de beschikking van voldoende areaal bouwland (akkergronden) en het houden van vee, en daarmee de ontwikkeling van een nederzetting((s)complex). Door de Romeinen is de Heldammer stroomgordel specifiek gebruikt om een deel van hun grensverdedigingssysteem aan te leggen tijdens het midden van de 1 e eeuw na Chr. Dit grensverdedigingssysteem is aangelegd op de zuidflank van deze stroomgordel. Eerder uitgevoerd onderzoek heeft geresulteerd in het aantreffen van restanten van de limes-weg, ook vrijwel direct ten noorden en westen van de grens van onderhavig plangebied. Dit deel van de limes-weg is waarschijnlijk tussen 90 en 125 na Chr. aangelegd en onderhouden/versterkt en is tot ver in de 3 e eeuw na Chr. in gebruik gebleven. Ook op basis van vondstmateriaal jonger dan de Romeinse tijd blijkt dat er occupatie en agrarische activiteiten bleven plaatsvinden. De zone van de meandergordel/stroomgordel van Heldam en naastgelegen oeverwallen behielden ook in de Middeleeuwen en Nieuwe tijd hun gunstige ligging als bewoningslocatie. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal laat wel zien dat vanaf het begin van de 19 e eeuw binnen het plangebied geen bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en dat het in agrarisch gebruik was. Binnen het plangebied kunnen archeologische resten worden verwacht in principe daterend vanaf de Vroege-IJzertijd en waarvoor een hoge verwachting geldt (zie tabel VII). Archeologische resten worden verwacht in de oeverwal-/stroomgordelafzettingen van de meandergordel/stroomgordel van Heldam. Archeologische resten worden, indien aanwezig, vooral verwacht in de top van het bovenste pakket oeverwal-/stroomgordelafzettingen, in en direct onder de voormalige bouwvoor. Voor de perioden IJzertijd - Romeinse tijd kunnen er in de archeologische laag nederzettingssporen, grafvelden en/of rituele plaatsen gevonden worden. Specifiek het uiterst noordoostelijke en oostelijke deel van het plangebied heeft een zeer hoge verwachting op het aantreffen van restanten van een Romeinse weg (limes-weg), in de vorm van een aangelegde grindbaan met mogelijk bermsloten en beschoeiingen. Voor de periode Middeleeuwen tot aan Nieuwe tijd kunnen er resten en sporen van een (boeren)erf gevonden worden. Voor de perioden Nieuwe tijd wordt de kans op het aantreffen van restanten van bouwwerken/ bebouwing (bijvoorbeeld in de vorm van muurresten/fundering) echter minder waarschijnlijk geacht, op basis van het geraadpleegde historische kaartmateriaal. De archeologische laag zal vooral bestaan uit een vermenging van onder meer kleine fragmenten aardewerk, houtskool en bot met het oorspronkelijke substraat. Door de in het verleden heersende nattere bodemcondities zullen organische resten en bot relatief goed geconserveerd zijn. De vandaag de dag gereguleerde grondwaterstanden zullen wel hebben gezorgd voor (beginnende) aantasting van dergelijke resten, indien aanwezig en gelegen boven het huidige grondwaterniveau. Bodemverstoring Dat een gebied een middelhoge of hoge archeologische verwachting heeft, betekent niet dat eventuele aanwezige archeologische resten behoudenswaardig zijn. De waarde van archeologische vindplaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin grondsporen dan wel vondsten in situ bewaard zijn gebleven. Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als boomgaard en grasland. Door rooiwerkzaamheden kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden, die vanaf het maaiveld worden verwacht, mogelijk verloren zijn gegaan. Rapport versie 1 Pagina 22 van 34

30 3.9 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek Voor het bureauonderzoek is een drietal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het bureauonderzoek de daarvoor benodigde gegevens hebben opgeleverd. Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als boomgaard en grasland. Door rooiwerkzaamheden kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden, die vanaf het maaiveld worden verwacht, mogelijk verloren zijn gegaan. Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een oeverwal of een rivierduin)? Op basis van de verzamelde landschappelijke gegevens geldt voor het plangebied de volgende paleogeografische ontwikkeling. Tijdens het (Laat-)Paleolithicum en het Mesolithicum had het plangebied een ligging binnen het dekzandgebied. Met het naderen van de terrassenkruising ter plaatse van het plangebied, rond 5000 voor Chr., vond er geleidelijk aan wat sedimentatie plaats van overstromingsklei bij overstromingen van voorlopers van de Rijn. Het plangebied behield tot aan het einde van de Bronstijd deze liggen binnen een komgebied/rivieroverstromingsvlakte. In deze perioden hebben binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen voorlopers van de Rijn gelegen. In de Vroege-IJzertijd komt het plangebied binnen de meandergordel/stroomgordel van Heldam te liggen. Deze meandergordel/stroomgordel heeft actief gesedimenteerd vanaf circa 550 voor Chr. tot 120 na Chr. (Vroege-IJzertijd t/m Midden-Romeinse tijd). Afzettingen die gesedimenteerd zijn voordat de meandergordel/stroomgordel van Heldam ontstond, zullen grotendeels, zo niet geheel, zijn geërodeerd. Zeer waarschijnlijk reiken de beddingzanden gesedimenteerd tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Heldam tot voorbij de oorspronkelijke top van de dekzandafzettingen (zullen zijn geërodeerd). Eventueel aanwezige archeologische resten uit de perioden vóór de IJzertijd zullen tevens zijn geërodeerd (geen ligging meer in hun oorspronkelijke context). Daarom geldt er geen archeologische verwachting meer voor in situ liggende resten uit de perioden vóór de IJzertijd. Met het ontstaan van de meandergordel/stroomgordel van Heldam, en daarmee de vorming van hoger gelegen kronkelwaardruggen, oeverwallen en crevassen, kreeg het plangebied wel een gunstigere ligging voor bewoning door Landbouwers. De ligging op een oeverwal dan wel een kronkelwaardrug gaf de beschikking van voldoende areaal bouwland (akkergronden) en het houden van vee, en daarmee de ontwikkeling van een nederzetting((s)complex). Door de Romeinen is de Heldammer stroomgordel specifiek gebruikt om een deel van hun grensverdedigingssysteem aan te leggen tijdens het midden van de 1 e eeuw na Chr. Dit grensverdedigingssysteem is aangelegd op de zuidflank van deze stroomgordel. Eerder uitgevoerd onderzoek heeft geresulteerd in het aantreffen van restanten van de limes-weg, ook vrijwel direct ten noorden en westen van de grens van onderhavig plangebied. Dit deel van de limesweg is waarschijnlijk tussen 90 en 125 na Chr. aangelegd en onderhouden/versterkt en is tot ver in de 3 e eeuw na Chr. in gebruik gebleven. Ook op basis van vondstmateriaal jonger dan de Romeinse tijd blijkt dat er occupatie en agrarische activiteiten bleven plaatsvinden. De zone van de meandergordel/stroomgordel van Heldam en naastgelegen oeverwallen behielden ook in de Middeleeuwen en Nieuwe tijd hun gunstige ligging als bewoningslocatie. Rapport versie 1 Pagina 23 van 34

31 Geraadpleegd historisch kaartmateriaal laat wel zien dat vanaf het begin van de 19 e eeuw binnen het plangebied geen bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en dat het in agrarisch gebruik was. Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? Binnen het plangebied kunnen archeologische resten worden verwacht in principe daterend vanaf de Vroege-IJzertijd en waarvoor een hoge verwachting geldt. Archeologische resten worden verwacht in de oeverwal-/stroomgordelafzettingen van de meandergordel/stroomgordel van Heldam. Archeologische resten worden, indien aanwezig, vooral verwacht in de top van het bovenste pakket oeverwal-/stroomgordelafzettingen, in en direct onder de voormalige bouwvoor. Voor de perioden IJzertijd - Romeinse tijd kunnen er in de archeologische laag nederzettingssporen, grafvelden en/of rituele plaatsen gevonden worden. Specifiek het uiterst noordoostelijke en oostelijke deel van het plangebied heeft een zeer hoge verwachting op het aantreffen van restanten van een Romeinse weg (limes-weg), in de vorm van een aangelegde grindbaan met mogelijk bermsloten en beschoeiingen. Voor de periode Middeleeuwen tot aan Nieuwe tijd kunnen er resten en sporen van een (boeren)erf gevonden worden. Voor de perioden Nieuwe tijd wordt de kans op het aantreffen van restanten van bouwwerken/ bebouwing (bijvoorbeeld in de vorm van muurresten/fundering) echter minder waarschijnlijk geacht, op basis van het geraadpleegde historische kaartmateriaal. De archeologische laag zal vooral bestaan uit een vermenging van onder meer kleine fragmenten aardewerk, houtskool en bot met het oorspronkelijke substraat. Door de in het verleden heersende nattere bodemcondities zullen organische resten en bot relatief goed geconserveerd zijn. De vandaag de dag gereguleerde grondwaterstanden zullen wel hebben gezorgd voor (beginnende) aantasting van dergelijke resten, indien aanwezig en gelegen boven het huidige grondwaterniveau Aanbevolen onderzoeksmethode Gezien de in dit bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting is binnen het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk om deze te toetsen. Het vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek door middel van een gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek. Gezien de kleine omvang van het plangebied, de ligging van het archeologisch niveau direct onder de bouwvoor en een verwachting van een archeologische laag of vondststrooiing met een hoge vondstdichtheid (> 40 vondsten/m²) is in dit stadium de meest geschikte onderzoeksmethode een gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek. De boringen dienen gelijkmatig verspreid te worden gezet om inzicht te krijgen in de toestand van het bodemprofiel en de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen (die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen). Daar waar sprake is van een (deels) intact profiel dient de laag waar archeologische indicatoren meest waarschijnlijk kunnen worden verwacht te worden versneden/verbrokkeld. Specifiek in het uiterst noordoostelijke deel van het plangebied dienen een aantal boringen te worden gezet om na te gaan of er sprake is van een (vrijwel direct onder het maaiveld) aanwezige grindlaag die gebruik is voor de aanleg van een Romeinse weg (limes-weg). Het versneden/verbrokkelde opgeboorde bodemmateriaal dient verder beoordeeld te worden op het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aardewerk, houtskool, verbrande leem, bot etc. Door middel van het gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek dient te worden vastgesteld of er binnen het plangebied archeologische resten in situ te verwachten zijn. Rapport versie 1 Pagina 24 van 34

32 4 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK 4.1 Methoden Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek, conform de eisen van de BRL SIKB 4000 (versie 4.0, ) en KNA, versie 4.0, specificatie VS03. Voor het inventariserend veldonderzoek is op 20 maart 2017 door ir. E.M. ten Broeke (senior prospector) een Plan van aanpak (PvA) opgesteld. In totaal zijn er acht boringen gezet (zie figuur 16). Er is geboord tot een diepte van maximaal 220 cm -mv met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. De boringen zijn gelijkmatig verspreid binnen het plangebied gezet. De boringen 1, 5, 6 en 8 zijn tevens gezet in het meest noordoostelijke en oostelijke deel van het plangebied, binnen de zone waarvoor een zeer hoge verwachting geldt op het aantreffen van restanten van een Romeinse weg (limes-weg). De boringen zijn lithologisch conform de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode beschreven. 16 De boringen zijn met meetlinten en een meetwiel ingemeten (x- en y-waarden). Van alle boringen is de maaiveldhoogte afgeleid van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). In Bijlage 5 worden overzichtsfoto s van het plangebied en foto s van de opgeboorde profielen weergegeven. Aan de hand van het opgeboorde materiaal is beoordeeld of er wel, niet of deels sprake is van een gaaf bodemprofiel. Tevens is gekeken naar de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen, die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen (verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek). Daar waar sprake is van een (deels) intact profiel is de laag waar archeologische indicatoren meest waarschijnlijk kunnen worden verwacht versneden en verbrokkeld en vervolgens geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aardewerk, houtskool, verbrande leem, bot, et cetera. Vanwege het gebruik van het plangebied (braakliggend terrein/grasveld) was het niet mogelijk een oppervlaktekartering uit te voeren. 4.2 Resultaten Geologie en bodem De resultaten van de boringen zijn opgenomen in de vorm van boorprofielen en worden in bijlage 6 weergegeven. De hoofdlijn van de opbouw van de bodem kan als volgt worden weergegeven: Tabel VIII. Algemene bodemopbouw plangebied Diepte (cm -mv) Samenstelling Interpretatie Vanaf maaiveld tot gemiddeld 30 Tussen gemiddeld 30 en 95 Tussen gemiddeld 95 en Bruin gekleurde, zwak humeuze, matig zandige klei, kalkarm, lokaal spikkels baksteen en houtskool Grijsbruin en naar onderen toe lichtbruingrijs gekleurde, matig zandige en naar onderen toe sterk zandige tot sterk kleiig, matig siltig, zeer fijn zand, bovenin kalkarm en naar onderen toe kalkrijk, zwak gleyvlekken Bruingrijs en naar onderen toe grijs gekleurde, matig tot zwak zandige klei kalkrijk, zwak gleylekken Ap-horizont, huidige bouwvoor, oeverwalafzettingen Cg-horizont, oeverwalafzettingen, gesedimenteerd tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Heldam. Cg-/Cr-horizont, oeverwalafzettingen, gesedimenteerd tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Heldam, waarschijnlijk oudere fase 16 Bosch, 2005 Rapport versie 1 Pagina 25 van 34

33 Tussen gemiddeld 145 en 160 Vanaf gemiddeld 160 tot 220 (einddiepte boringen) Donkerblauwgrijs gekleurd, matig humeuze, sterk siltige klei, kalkloos Donkergrijs tot donkerbruingrijs gekleurde, sterk humeuze, sterk siltige klei tot venige klei, kalkloos Ab-horizont, vegetatiehorizont/laklaag, top komafzettingen gesedimenteerd voordat de meandergordel/stroomgordel van Heldam actief werd (voor 550 voor Chr.) Cr-horizont, komafzettingen gesedimenteerd voordat de de meandergordel/stroomgordel van Heldam actief werd (voor 550 voor Chr.) In het algemeen is er binnen het plangebied sprake van een vrij intacte bodemopbouw, waar bij de meeste boringen sprake is van een recent bewerkte, huidige bouwvoor (Ap-horizont), in de vorm van bruin gekleurde, zwak humeuze, kalkarme, zwak tot matig zandige klei. Tevens waren in de bouwvoor spikkels baksteen en kleine fragmenten houtskool zichtbaar. Hieronder komt tot gemiddeld 95 cm -mv grijsbruin een naar onderen toe lichtbruingrijs gekleurde, matig tot sterk zandige klei tot sterk sterk kleiig zand voor. Binnen deze eerste meter van de bodemopbouw is goed te zien dat er sprak is van een verfijning van textuur in opwaartse richting (fining up sequentie), wat kenmerkend is voor oeverwalafzettingen, naast de aanwezigheid van duidelijk zavelige gronden. Tussen gemiddeld 95 en 145 cm -mv komt een laag bruingrijs tot grijs (onder grondwaterniveau) gekleurde, matig zandige en naar onderen toe zwak zandige klei voor. Tevens is deze laag nog kalkarm tot kalkrijk. Het gaat om oeverwalafzettingen die waarschijnlijk tijdens een eerdere actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Heldam zijn gesedimenteerd, met een verplaatsing van de meandergeul duidelijk in de richting van het plangebied, waardoor sediment lichter van textuur werd afgezet. Onder de oeverwalafzettingen is in géén van de boringen beddingzand aangetroffen. Het plangebied ligt dan ook niet binnen de zone van de meandergordel/stroomgordel van Heldam. Deze grens moest zeer waarschijnlijk gezocht worden vrijwel direct ten noorden/noordoosten van het plangebied, waar ook op het hoogtebeeld (zie figuur 12) een beduidend hoger gelegen terreindeel zichtbaar is. Ter plaatse van het plangebied komen onder de oeverwalafzettingen juist zwaar getextureerde en kalkloze komklei voor. In de top is nog duidelijk een laklaag/vegetatiehorizont aanwezig, in de vorm van donkerblauwgrijs gekleurde, matig humeuze, sterk siltige klei. Naar onderen toe is ook goed zichtbaar dat het gaat om donkergrijs gekleurde, venige klei met veel rietresten en delen/brokken hout. Voor het ontstaan van de meandergordel/stroomgordel van Heldam had het plangebied voor langere tijd een ligging in een zeer nat/moeras-achtig gebied (broekbos met veel rietgroei). De venige klei loopt in ieder geval door tot de einddiepte van de boringen, tot 220 cm -mv. De laklaag/vegetatiehorizont geeft verder aan dat vlak voordat de meandergordel/stroomgordel van Heldam ontstond het plangebied een periode heeft gekend waar geen tot nauwelijks sedimentatie. Alleen ter plaatse van de boringen 4, 7 en 8 heeft diepgaande bodembewerking plaatsgevonden, tot minimaal 70 en maximaal 95 cm -mv, waarbij tot deze diepte de kalkarme, zandige kleilaag zwak humeus is en vermengd is met spikkels baksteen. Of deze bewerking van de bodem van vrij recente datum is, of dat het gaat om een oudere bewerkingsfase, is op basis van visuele interpretatie moeilijk te duiden. De in de top van de oeverwalafzettingen gevormde bodem betreft dan ook een kalkhoudende poldervaaggrond, een bodemtype dat te verwachte is in vrij jonge stroomgordelafzettingen (meest waarschijnlijk uit de Romeinse tijd). Rapport versie 1 Pagina 26 van 34

34 Archeologische indicatoren Van elke boring is het opgeboorde materiaal versneden en verbrokkeld. Hierbij zijn in een aantal boringen binnen het plangebied archeologisch vondsten gedaan (zie figuur 17). Het materiaal is ter determinatie voorgelegd aan de heer P. Wemerman (materiaalspecialist). De resten worden in onderstaande tabel schematisch weergegeven en worden tevens op onderstaande foto s afgebeeld. Tabel IX. Overzicht aangetroffen archeologische indicatoren Boring nr. Diepte/Traject in cm -mv Omschrijving en datering (bouwvoor/bovengrond) Enkele witte kiezels en een grote steen (bouwvoor/bovengrond) Enkele witte kiezels en een fragment Bataafs grijs aardewerk, bodemfragment van waarschijnlijk een pot, 1 e t/m 4 e eeuw na Chr. (Romeinse tijd) (geroerde/bewerkte grond) Enkele witte kiezels en een klein fragment Bataafs grijs aardewerk, 1 e t/m 4 e eeuw na Chr. (Romeinse tijd). Boring 5: Enkele witte kiezels en een grote steen Boring 6: Enkele witte kiezels en een fragment Bataafs grijs aardewerk, bodemfragment van waarschijnlijk een pot, 1 e t/m 4 e eeuw na Chr. (Romeinse tijd) Boring 8: Enkele witte kiezels, een grotere steen en een klein fragment Bataafs grijs aardewerk, 1 e t/m 4 e eeuw na Chr. (Romeinse tijd) Rapport versie 1 Pagina 27 van 34

35 Aangetroffen dateerbaar materiaal betreft in zowel boring 6 als 8 een fragment Bataafs grijs aardewerk uit de 1 e t/m 4 e eeuw na Chr. (Romeinse tijd). Van het fragment uit boring 6 blijkt dat het tevens een bodemfragment van waarschijnlijk een pot betreft. Naast de fragmenten aardewerk zijn er in de boringen in het noordoostelijke deel van het plangebied boringen 5, 6 en 8) in de bovengrond dan wel de laag geroerde/bewerkte grond (boring 8) witte kiezels aangetroffen en ter plaatse van boring 5 zelfs een vrij forse steen/kei. Deze kunnen niet door natuurlijke processen zijn gesedimenteerd door de rivier (Heldam). De Romeinen gebruikten voor de wegen in het Nederlandse rivierengebied juist vaak grind als wegverharding. Eerder uitgevoerde archeologisch onderzoeken in het Kromme Rijngebied nabij Bunnik als elders in Utrecht, laten zien dat voor de Romeinse wegen grind werd gebruikt als wegverharding. 17 Verder waren er lokaal in de bovengrond spikkels baksteen en houtskool zichtbaar. De aangetroffen indicatoren duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Het is zeer goed mogelijk dat de aangetroffen kiezels/stenen gebruikt zijn als verharding van de Romeinse weg, waarvan verwacht wordt dat deze net in de uiterst noordoostelijke zone dan wel aangrenzend ten noordoosten van het plangebied heeft gelopen (op basis van de Archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht). De twee fragmenten Bataafs grijs aardewerk kunnen nog duiden op de aanwezigheid van een ander type vondstcomplex, maar anderzijds kan het ook gaan om afvalresten die binnen dan wel direct naast de zone van de Romeinse weg terecht zijn gekomen. 4.1 Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek Voor het veldonderzoek is een aantal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het veldonderzoek de daarvoor benodigde gegevens heeft opgeleverd; Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? De aangetroffen bodemopbouw bestaat tot een diepte van 220 cm -mv (einddiepte boringen) uit oeverwal- op venige komafzettingen. Binnen deze eerste meter van de bodemopbouw is goed te zien dat er sprak is van een verfijning van textuur in opwaartse richting (fining up sequentie), wat kenmerkend is voor oeverwalafzettingen, naast de aanwezigheid van duidelijk zavelige gronden. Kalkrijke oeverwalafzettingen lopen door tot gemiddeld 145 cm -mv die waarschijnlijk tijdens een eerdere actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Heldam zijn gesedimenteerd. Onder de oeverwalafzettingen is in géén van de boringen beddingzand aangetroffen. Er komen juist zwaar getextureerde en kalkloze komklei voor. In de top is nog duidelijk een laklaag/vegetatiehorizont aanwezig, in de vorm van donkerblauwgrijs gekleurde, matig humeuze, sterk siltige klei. Naar onderen toe is ook goed zichtbaar dat het gaat om donkergrijs gekleurde, venige klei met veel rietresten en delen/brokken hout. Voor het ontstaan van de meandergordel/stroomgordel van Heldam had het plangebied voor langere tijd een ligging in een zeer nat/moeras-achtig gebied (broekbos met veel rietgroei). De laklaag/vegetatiehorizont geeft verder aan dat vlak voordat de meandergordel/stroomgordel van Heldam ontstond het plangebied een periode heeft gekend waar geen tot nauwelijks sedimentatie. De in de top van de oeverwalafzettingen gevormde bodem betreft dan ook een kalkhoudende poldervaaggrond, een bodemtype dat te verwachte is in vrij jonge stroomgordelafzettingen (meest waarschijnlijk uit de Romeinse tijd) Rapport versie 1 Pagina 28 van 34

36 Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring? In het algemeen is er binnen het plangebied sprake van een vrij intacte bodemopbouw, waar bij de meeste boringen sprake is van een recent bewerkte, huidige bouwvoor (Ap-horizont). Alleen ter plaatse van de boringen 4, 7 en 8 heeft diepgaande bodembewerking plaatsgevonden, tot minimaal 70 en maximaal 95 cm -mv, waarbij tot deze diepte de kalkarme, zandige kleilaag zwak humeus is en vermengd is met spikkels baksteen. Of deze bewerking van de bodem van vrij recente datum is, of dat het gaat om een oudere bewerkingsfase, is op basis van visuele interpretatie moeilijk te duiden. Zijn, daar waar het bodemprofiel intact is, archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? Aangetroffen dateerbaar materiaal betreft in zowel boring 6 als 8 een fragment Bataafs grijs aardewerk uit de 1 e t/m 4 e eeuw na Chr. (Romeinse tijd). Van het fragment uit boring 6 blijkt dat het tevens een bodemfragment van waarschijnlijk een pot betreft. Naast de fragmenten aardewerk zijn er in de boringen in het noordoostelijke deel van het plangebied boringen 5, 6 en 8) in de bovengrond dan wel de laag geroerde/bewerkte grond (boring 8) witte kiezels aangetroffen en ter plaatse van boring 5 zelfs een vrij forse steen/kei. Deze kunnen niet door natuurlijke processen zijn gesedimenteerd door de rivier (Heldam). Verder waren er lokaal in de bovengrond spikkels baksteen en houtskool zichtbaar. Zijn er archeologische lagen aangetroffen (cultuur- en afvallagen c.q. ophogingslagen)? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? Vanuit de gezette boringen is moeilijk te zeggen of er al dan niet sprake is van een archeologische laag. Kenmerken van diepere bodembewerking zijn zichtbaar in de boringen 4, 7 en 8, tot minimaal 70 en maximaal 95 cm -mv, waarbij tot deze diepte de kalkarme, zandige kleilaag zwak humeus is en vermengd is met spikkels baksteen. Of deze bewerking van de bodem van vrij recente datum is, of dat het gaat om een oudere bewerkingsfase, is op basis van visuele interpretatie moeilijk te duiden. Het is zeer goed mogelijk dat de aangetroffen kiezels/stenen gebruikt zijn als verharding van de Romeinse weg. Wel dient er rekening te worden gehouden dat door agrarische bewerking (ploegen) dergelijke voor de verharding van een weg gebruikte kiezels/stenen over een groter oppervlak verspreid zijn geraakt. Structuren van een Romeinse weg zullen verder moeilijk herkenbaar zijn vanuit het zetten van boringen. In welke mate stemmen de resultaten overeen met de verwachtingen? Vanuit het bureauonderzoek was de verwachting hoog op het aantreffen van archeologische resten uit de perioden vanaf de Vroege-IJzertijd. Het plangebied neemt namelijk een landschappelijke positie in binnen de meandergordel/stroomgordel van de Heldam die actief gesedimenteerd heeft vanaf circa 550 voor Chr. tot 120 n. Chr. (Vroege-IJzertijd t/m Midden- Romeinse tijd). De ligging op een oeverwal dan wel een kronkelwaardrug gaf de beschikking over voldoende areaal bouwland (akkergronden) en het houden van vee, en daarmee de ontwikkeling van een nederzetting((s)complex). Door de Romeinen is de Heldammer stroomgordel specifiek gebruikt om een deel van hun grensverdedigingssysteem aan te leggen tijdens het midden van de 1 e eeuw na Chr. Dit grensverdedigingssysteem is aangelegd op de zuidflank van deze stroomgordel. Eerder uitgevoerd onderzoek heeft geresulteerd in het aantreffen van restanten van de limes-weg, ook vrijwel direct ten noorden en westen van de grens van onderhavig plangebied. Rapport versie 1 Pagina 29 van 34

37 Dit deel van de limes-weg is waarschijnlijk tussen 90 en 125 na Chr. aangelegd en onderhouden/versterkt en is tot ver in de 3 e eeuw na Chr. in gebruik gebleven. Ook op basis van vondstmateriaal jonger dan de Romeinse tijd blijkt dat er occupatie en agrarische activiteiten bleven plaatsvinden. De zone van de meandergordel/stroomgordel van Heldam en naastgelegen oeverwallen behielden ook in de Middeleeuwen en Nieuwe tijd hun gunstige ligging als bewoningslocatie. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal laat wel zien dat vanaf het begin van de 19 e eeuw binnen het plangebied geen bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en dat het in agrarisch gebruik was. De resultaten van het booronderzoek (combinatie van verkennende en karterende fase) laten zien dat er vanaf het maaiveld oeverwalafzettingen voorkomen, waar zich in de top een kalkrijke/kalkhoudende poldervaaggrond heeft gevormd. De overwalafzettingen lopen door tot een diepte van gemiddeld 145 cm -mv. Deze afzettingen zullen gesedimenteerd zijn tijdens de periode van activiteit van de meandergordel/stroomgordel van de Heldam. Onder de oeverwalafzettingen is in géén van de boringen beddingzand aangetroffen. Het plangebied ligt dan ook niet binnen de zone van de meandergordel/stroomgordel van Heldam. Deze grens moest zeer waarschijnlijk gezocht worden vrijwel direct ten noorden/noordoosten van het plangebied. Onder de oeverwalafzettingen komen juist zwaar getextureerde en kalkloze komklei voor die gesedimenteerd zullen zijn voordat de meandergordel/stroomgordel van de Heldam actief werd. In de top is nog duidelijk een laklaag/vegetatiehorizont aanwezig, wat aangeeft dat het plangebied voor het ontstaan van de meandergordel/stroomgordel van Heldam een ligging had in een zeer nat/moeras-achtig gebied (broekbos met veel rietgroei) met een beperkte influx van sediment (komafzettingen). In de boringen gezet in het noordoostelijke deel van het plangebied zijn voornamelijk in de top van de oeverwalafzettingen (de bouwvoor/bovengrond) archeologische indicatoren aangetroffen in de vorm van een tweetal fragmenten Bataafs grijs aardewerk uit de 1 e t/m 4 e eeuw na Chr. (Romeinse tijd), een aantal witte kiezels en zelfs een vrij forse steen/kei. Verder waren er lokaal in de bovengrond spikkels baksteen en houtskool zichtbaar. Deze aangetroffen indicatoren duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het noordoostelijke deel van het plangebied. Het is zeer goed mogelijk dat de aangetroffen kiezels/stenen gebruikt zijn als verharding van de Romeinse weg, waarvan verwacht wordt dat deze net in de uiterst noordoostelijke zone dan wel aangrenzend ten noordoosten van het plangebied heeft gelopen (op basis van de Archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht). De twee fragmenten Bataafs grijs aardewerk kunnen nog duiden op de aanwezigheid van een ander type vondstcomplex, maar anderzijds kan het ook gaan om afvalresten die binnen dan wel direct naast de zone van de Romeinse weg terecht zijn gekomen. De hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten daterend vanaf de Vroege- IJzertijd wordt hiermee wel bevestigd. Indien er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig is, wat zijn dan de gevolgen van de voorgenomen bodemingrepen voor de vindplaats? Door de voorgenomen ingreep (de nieuwbouw van twee vrijstaande woningen en verdere inrichting van de woonpercelen) zal de vermoedelijk aanwezige archeologische vindplaats in het noordoostelijke deel van het plangebied (mogelijk een deel van Romeinse weg en/of een ander type vondstcomplex), worden verstoord. De archeologische laag kan al direct onder de huidige bouwvoor aanwezig zijn, vanaf circa 30 cm -mv. Zeker resten en sporen relateerd aan de Romeinse weg worden in bovenste meter van de bodemopbouw verwacht (bijvoorbeeld karrensporen, aangebrachte verhardingslagen voor de weg, beschoeiingen om aangebrachte verhardingslagen op hun plek te houden). Rapport versie 1 Pagina 30 van 34

38 5 CONCLUSIE EN ADVIES 5.1 Conclusie Op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de perioden vanaf de Vroege-IJzertijd. Het plangebied neemt namelijk een landschappelijke positie in binnen de meandergordel/stroomgordel van de Heldam die actief gesedimenteerd heeft vanaf circa 550 voor Chr. tot 120 n. Chr. (Vroege- IJzertijd t/m Midden-Romeinse tijd). De ligging op een oeverwal dan wel een kronkelwaardrug gaf de beschikking over voldoende areaal bouwland (akkergronden) en het houden van vee, en daarmee de ontwikkeling van een nederzetting((s)complex). Door de Romeinen is de Heldammer stroomgordel specifiek gebruikt om een deel van hun grensverdedigingssysteem aan te leggen tijdens het midden van de 1 e eeuw na Chr. Dit grensverdedigingssysteem is aangelegd op de zuidflank van deze stroomgordel. Eerder uitgevoerd onderzoek heeft geresulteerd in het aantreffen van restanten van de limes-weg, ook vrijwel direct ten noorden en westen van de grens van onderhavig plangebied. Dit deel van de limes-weg is waarschijnlijk tussen 90 en 125 na Chr. aangelegd en onderhouden/versterkt en is tot ver in de 3 e eeuw na Chr. in gebruik gebleven. Ook op basis van vondstmateriaal jonger dan de Romeinse tijd blijkt dat er occupatie en agrarische activiteiten bleven plaatsvinden. De zone van de meandergordel/stroomgordel van Heldam en naastgelegen oeverwallen behielden ook in de Middeleeuwen en Nieuwe tijd hun gunstige ligging als bewoningslocatie. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal laat wel zien dat vanaf het begin van de 19 e eeuw binnen het plangebied geen bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en dat het in agrarisch gebruik was. De aangetroffen bodemopbouw bestaat vanaf het maaiveld uit oeverwalafzettingen, waar zich in de top een kalkrijke/kalkhoudende poldervaaggrond heeft gevormd. De overwalafzettingen lopen door tot een diepte van gemiddeld 145 cm -mv. Deze afzettingen zullen gesedimenteerd zijn tijdens de periode van activiteit van de meandergordel/stroomgordel van de Heldam. Onder de oeverwalafzettingen is in géén van de boringen beddingzand aangetroffen. Het plangebied ligt dan ook niet binnen de zone van de meandergordel/stroomgordel van Heldam. Deze grens moest zeer waarschijnlijk gezocht worden vrijwel direct ten noorden/noordoosten van het plangebied. Onder de oeverwalafzettingen komen juist zwaar getextureerde en kalkloze komklei voor die gesedimenteerd zullen zijn voordat de meandergordel/stroomgordel van de Heldam actief werd. In de top is nog duidelijk een laklaag/vegetatiehorizont aanwezig, wat aangeeft dat het plangebied voor het ontstaan van de meandergordel/stroomgordel van Heldam een ligging had in een zeer nat/moeras-achtig gebied (broekbos met veel rietgroei) met een beperkte influx van sediment (komafzettingen). In het algemeen is er binnen het plangebied sprake van een vrij intacte bodemopbouw, waar bij de meeste boringen sprake is van een recent bewerkte, huidige bouwvoor (Ap-horizont). Alleen ter plaatse van de boringen 4, 7 en 8 heeft diepgaande bodembewerking plaatsgevonden, tot minimaal 70 en maximaal 95 cm -mv, waarbij tot deze diepte de kalkarme, zandige kleilaag zwak humeus is en vermengd is met spikkels baksteen. Of deze bewerking van de bodem van vrij recente datum is, of dat het gaat om een oudere bewerkingsfase, is op basis van visuele interpretatie moeilijk te duiden. In de boringen gezet in het noordoostelijke deel van het plangebied zijn voornamelijk in de top van de oeverwalafzettingen (de bouwvoor/bovengrond) archeologische indicatoren aangetroffen in de vorm van een tweetal fragmenten Bataafs grijs aardewerk uit de 1 e t/m 4 e eeuw na Chr. (Romeinse tijd), een aantal witte kiezels en zelfs een vrij forse steen/kei. Verder waren er lokaal in de bovengrond spikkels baksteen en houtskool zichtbaar. Rapport versie 1 Pagina 31 van 34

39 Op basis van de geleverde onderzoeksinspanning en de daarbij aangetroffen archeologische indicatoren, wordt geconcludeerd dat er sprake is van een archeologische vindplaats in het noordoostelijke deel van het plangebied Het is zeer goed mogelijk dat de aangetroffen kiezels/stenen gebruikt zijn als verharding van de Romeinse weg, waarvan verwacht wordt dat deze net in de uiterst noordoostelijke zone dan wel aangrenzend ten noordoosten van het plangebied heeft gelopen (op basis van de Archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht). De twee fragmenten Bataafs grijs aardewerk kunnen nog duiden op de aanwezigheid van een ander type vondstcomplex, maar anderzijds kan het ook gaan om afvalresten die binnen dan wel direct naast de zone van de Romeinse weg terecht zijn gekomen. De hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten daterend vanaf de Vroege-IJzertijd wordt hiermee wel bevestigd. 5.2 Advies Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren voor het noordoostelijke deel van het plangebied (zie figuur 17), waar in de gezette boringen archeologische indicatoren zijn aangetroffen en tevens de zone betreft binnen dan wel direct langs de vermoedelijke ligging van een Romeinse weg, zoals aangegeven op basis van de Archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht. Behoud van de mogelijk aanwezige archeologische vindplaats zal niet mogelijk zijn bij een niet aangepaste uitvoering van de huidige plannen. Geadviseerd wordt een vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Indien er vanuit de proefsleuven duidelijk aanwijzingen zijn dat een archeologische vindplaats zal doorlopen in het overige deel van het plangebied (zuidelijke helft), dan dient het proefsleuvenonderzoek uitgebreid te worden naar dit deel van het plangebied. Voor het proefsleuvenonderzoek (IVO-P) dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, waarin beschreven staat op welke wijze het onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit PvE dient te worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Utrecht). Econsultancy Doetinchem, 25 april 2017 Rapport versie 1 Pagina 32 van 34

40 LITERATUUR Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1: Amersfoort, H. & P.H. Kamphuis, 1990: Mei De strijd op Nederlands grondgebied. s- Gravenhage. Berendsen, H.J.A., 2008: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., Stouthamer, E., 2001: Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Van Gorcum, Assen. Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport, NITG A). Cohen, K.M., Stouthamer, E., Pierik, H.J. & Geurts, A.H., 2012: Digitaal basisbestand paleogeografie van de Rijn-Maas delta. Universiteit Utrecht. Cohen, K.M., Stouthamer, E., Hoek, W.Z., Berendsen, H.J.A. & Kempen, H.F.J., 2009: Zand in banen. Zanddieptekaarten van het Rivierengebied en het IJsseldal in de provincies Gelderland en Overijssel. Provincie Gelderland. Jong, L. de, : Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. s- Gravenhage. Klep C. & B. Schoenmaker, 1995: De Bevrijding Van Nederland Oorlog op de flank. Den Haag. Locher, W.P. & Bakker, H. de, 1990: Bodemkunde van Nederland. Deel 1: Algemene bodemkunde. Malmberg Den Bosch, 2 e druk. Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E. & Wong, T.E., 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen. Stichting voor Bodemkartering, 1970: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 31 Oost/Utrecht. Zwanenburg G.J., 1990: En nooit was het stil - Kroniek van een luchtoorlog. Emmen. Rapport versie 1 Pagina 33 van 34

41 BRONNEN AHN; internetsite, maart Archeologisch informatiesysteem Archis3, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, maart Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; internetsite, maart Bodemloket provincie Utrecht Bodemloket; internetsite, maart Digitaal basisbestand paleogeografie van de Rijn-Maas delta; Digitale cultuurhistorische Atlas provincie Utrecht; internetsite, maart ad0a09c477c72f60147ca4ca629000f Dinoloket, internetsite, maart Indicatieve kaart Militair Erfgoed; internetsite, maart Kadaster Topotijdreis; internetsite, maart SIKB; internetsite, maart Rapport versie 1 Pagina 34 van 34

42 Figuur 1. Situering van het plangebied binnen Nederland Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen Nederland (bron: Legenda Plangebied Rapport versie 1

43 Figuur 2. Detailkaart van het plangebied Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Detailkaart van het plangebied (bron: Legenda Plangebied Rapport versie 1

44 Figuur 3. Luchtfoto van het plangebied Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Luchtfoto van het plangebied (bron: gspot:lufo_2014) Legenda Rapport versie 1

45 Figuur 4. Situering van het plangebied binnen de Kadastrale kaart uit 1832 (Minuutplan) Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de Kadastrale kaart uit 1832 (Minuutplan) (bron: Legenda Plangebied Rapport versie 1

46 Figuur 5. Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1880 (Bonneblad) Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1880 (Bonneblad) (bron: Legenda Plangebied Rapport versie 1

47 Figuur 6. Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1892 (Bonneblad) Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1892 (Bonneblad) (bron: Legenda Plangebied Rapport versie 1

48 Figuur 7. Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1959 Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1959 (bron: Legenda Plangebied Rapport versie 1

49 Figuur 8. Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1969 Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1969 (bron: Legenda Plangebied Rapport versie 1

50 Figuur 9. Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1988 Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1988 (bron: Legenda Plangebied Rapport versie 1

51 Figuur 10. Holocene stroomgordels en afgedekt Pleistoceen Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied ten opzichte van de Holocene beddinggordels en het afgedekt Pleistoceen niveau (Digitaal basisbestand Paleogeografie van de Rijn-Maas Delta) Legenda zie volgende bladzijde Plangebied Rapport versie 1

52 Rapport versie 1

53 Figuur 11. Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart van Nederland Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart van Nederland Legenda Plangebied Rapport versie 1

54 Figuur 12. Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Legenda Plangebied Rapport versie 1

55 Figuur 13. Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart van Nederland Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart van Nederland Legenda Plangebied Rapport versie 1

56 Figuur 14. Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied met het AHN als achtergrond Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied (bron: Archeologisch informatiesysteem Archis3, AHN) Rapport versie 1

57 Figuur 15. Situering van het plangebied binnen de archeologische beleidskaart van de gemeente Utrecht Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de archeologische beleidskaart van de gemeente Utrecht Legenda zie volgende bladzijde Plangebied Rapport versie 1

58 Rapport versie 1

59 Figuur 16. Boorpuntenkaart van het plangebied Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Boorpuntenkaart van het plangebied Legenda Plangebied Rapport versie 1

60 Figuur 17. Resultaten booronderzoek Utrecht (gemeente Utrecht) Zandweg (ong.) Resultaten booronderzoek Legenda Plangebied Boring zonder archeologisch vondstmateriaal Boring met archeologisch vondstmateriaal Terreindeel waar vervolgonderzoek voor wordt geadviseerd Rapport versie 1

61 Bijlage 1 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Ouderdom in jaren Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk Holoceen 1 (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel) Late Dryas (koud) Laat- Allerød Weichselien (warm) (Laat- Vroege Dryas Glaciaal) (koud) 2 Bølling (warm) Midden- Weichselien (Pleniglaciaal) Vroeg- W eichselien (Vroeg- Glaciaal) Eemien (warme periode) Laat- Pleniglaciaal Midden- Pleniglaciaal Vroeg- Pleniglaciaal 3 4 5a 5b 5c 5d 5e Saalien (ijstijd) 6 Formatie van Kreftenheye Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Boxtel Formatie van Beegden Holsteinien (warme periode) Elsterien (ijstijd) Cromerien (warme periode) Pre-Cromerien Formatie van Urk Formatie van Sterksel Formatie van Peelo Rapport versie 1

62 Cal. jaren v/n Chr C jaren Chronostratigrafie Pollen zones Vegetatie Archeologische perioden Vb2 Loofbos Nieuwe tijd eik en hazelaar Subatlanticum overheersen Middeleeuwen koeler Vb1 haagbeuk vochtiger veel cultuurplanten Romeinse tijd Va rogge, boekweit, korenbloem IJzertijd Subboreaal koeler droger IVb IVa Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen) Bronstijd Neolithicum Atlanticum warm vochtig III Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol Laat- Weichselien (Laat- Glaciaal) Boreaal warmer Preboreaal warmer Late Dryas Allerød Vroege Dryas Bølling II I LW III LW II LW I den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen Mesolithicum Laat-Paleolithicum Midden- Weichselien (Pleniglaciaal) perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra Vroeg- Weichselien (Vroeg- Glaciaal) Eemien (warme periode) perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap loofbos Midden-Paleolithicum Saalien (ijstijd) Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005). Rapport versie 1

63 Bijlage 2 Bewoningsgeschiedenis van Nederland Als aanvullende informatie wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland weergegeven. Paleolithicum (tot ca voor Chr.) De vroegste bewoningssporen in Nederland uit deze periode dateren uit de voorlaatste ijstijd, ca jaar geleden. Waarschijnlijk hebben in de koudste fasen van de ijstijden in Nederland geen mensen geleefd. Daarentegen was bewoning in de warmere perioden wel mogelijk. De mensen die hier toen leefden trokken als jagers/vissers/verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. Veranderingen in het klimaat zorgden voor een veranderende flora en fauna. Tijdens de koude perioden bestond het groot wild onder meer uit rendieren, mammoeten, paarden en steppewisenten. Vooral op paarden en rendieren werd in het Laat Paleolithicum intensief jacht gemaakt. Tijdens de warmere perioden werd er onder andere op herten, wilde zwijnen en oerossen gejaagd. Mesolithicum (ca voor Chr.) Rond de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen (ca voor Chr.) verbeterde het klimaat zich voor een langdurige periode. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor de variatie in flora en fauna (o.a. bosontwikkeling) toenam. De mens kreeg nu de mogelijkheid om meer gevarieerd te eten: vruchten en andere eetbare gewassen stonden nu vaker op het menu. Doordat de temperatuur steeg, trok het groot wild (met name rendieren) naar het noorden, dat plaats maakte voor meer territoriumgebonden klein wild, vogels en vissen. Door deze veranderende leefomstandigheden werd de jachttechniek aangepast. De vuursteen bewerkingstechniek hield met deze ontwikkeling gelijke tred. Er werden kleine spitse vuursteenspitsen vervaardigd die als pijl- en harpoenpunt werden gebruikt. Met de stijging van de temperatuur begon het landijs te smelten en de zeespiegel te stijgen. Het tot dan toe droge Noordzee-Bekken kwam onder water te staan. De groepen jagers/vissers/verzamelaars wisselden nog wel van locatie maar exploiteerden kleinere gebieden. In het voorjaar viste men in de rivieren, tijdens de zomer leefde men voornamelijk langs de kust, waar naast vis en schaaldieren ook zeehonden als voedselbron dienden. In de herfst verzamelde men noten en vruchten, terwijl in de winter op onder meer pelsdieren werd gejaagd. Neolithicum (ca voor Chr.) Aan het begin van deze periode gingen het jagen, vissen en verzamelen een steeds minder belangrijke rol spelen. Men ging nu zelf cultuurgewassen telen en dieren houden bij het kamp. Uit vondsten valt af te leiden dat het om twee groepen mensen gaat, enerzijds kolonisten met een vrijwel agrarische levenswijze, anderzijds om de autochtone mesolitische bevolking die een halfagrarische levensstijl erop na gaat houden. Deze verandering ging gepaard met enkele technologische en sociale vernieuwingen zoals: het wonen op een vaste plek in een huis, het gebruik van vaatwerk van (gebakken) klei en de introductie van geslepen stenen dissels en bijlen. De bevolking groeide nu gestaag, mede door de productie van overschotten. Uit het Neolithicum zijn verschillende nu nog zichtbare grafmonumenten bekend, te weten grafkelders, hunebedden en grafheuvels. Rapport versie 1

64 Bronstijd (ca voor Chr.) Het begin van dit tijdvak valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen zoals bijlen. Vuurstenen werktuigen bleven, zij het minder, in gebruik. Het aardewerk uit deze periode is over het algemeen tamelijk zeldzaam. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Lange tijd bleven bronzen voorwerpen zeer schaars binnen Nederlands grondgebied. Door het van nature ontbreken van de benodigde grondstoffen moest het brons worden geïmporteerd en ontstonden er handelscontacten over langere afstanden. Eén en ander had wel tot gevolg dat er binnen de bevolking grotere verschillen ontstonden door verschillen op basis van bezit. De grafheuveltraditie, die tijdens het Neolithicum haar intrede deed, werd in eerste voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, omgeven door een greppel. Een Kopertijd voorafgaand aan de Bronstijd wordt in Noordwest-Europa niet onderscheiden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Middellandse Zeegebied. Wel zijn uit het Laat-Neolithicum koperen voorwerpen bekend. IJzertijd (ca voor Chr.) In deze periode werden voor het eerst ijzeren voorwerpen vervaardigd. Voor de productie van werktuigen en wapens werd brons vervangen door ijzer. Er ontstond een inheemse ijzerproductie. Het gebruik van vuursteen voor het vervaardigen van werktuigen duurde nog in beperkte mate voort. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie geen radicale veranderingen op. Evenals in het Neolithicum en de Bronstijd woonden de mensen in verspreid liggende hoeven ('Einzelhöfe') of in nederzettingen bestaande uit maar enkele huizen; deze werden in een beperkt gebied nogal eens verplaatst. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen ('Celtic fields'). Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand (bezit van metalen voorwerpen), die mogelijk op sociale ongelijkheid duiden. In de zogenaamde vorstengraven uit Zuid Nederland, met daarin luxe, geïmporteerde bijgaven, zijn vermoedelijk lokale of regionale autoriteiten begraven. De meeste begravingen vonden nog immer plaats in urnenvelden. Tijdens de IJzertijd werd het Friese kustgebied gekoloniseerd en ontstonden de eerste terpen. Romeinse tijd (ca. 12 voor Chr na Chr.) Met de komst van de Romeinen eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. Aangezien de schriftelijke bronnen slechts een zeer fragmentarisch beeld schetsen, is men toch nog in belangrijke mate aangewezen op de archeologie als informatiebron. Een tijd lang diende het Nederlandse rivierengebied als uitvalsbasis voor veldtochten in het noorden van Germanië. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als Romeinse rijksgrens ingesteld. Ter controle en verdediging van deze zogenaamde 'limes' werden langs de Rijn, tot diep in Duitsland, 'castella' (militaire forten) gebouwd. De inheemse manier van leven handhaafde zich nog lange tijd. Wel werd, vooral na de opstand van de Bataven tegen de Romeinse overheersers in na Chr., de Romeinse invloed steeds duidelijker. In veel inheems-romeinse nederzettingen was bijvoorbeeld, naast het eigen handgevormde aardewerk, Romeins importaardewerk in gebruik, dat op de draaischijf was vervaardigd. Er werden, vooral in Limburg, grootse villa's (Romeinse herenboerderijen) gebouwd, hetzij nieuw gesticht, hetzij ontwikkeld vanuit een bestaande inheemse nederzetting. Rapport versie 1

65 De Romeinen legden een voor die tijd al uitgebreide infrastructuur aan, waardoor het gebied steeds beter werd ontsloten. Op verschillende plaatsen ontstonden aanzienlijke nederzettingen, waarvan er enkele met een stedelijk karakter (zoals Nijmegen). De inheemse bevolking, ten noorden van de de Limes, werd niet zo sterk beïnvloed door de Romeinse aanwezigheid. Er was wel sprake van handelscontacten en het uitwisselen van geschenken. In de tweede helft van de 3 e eeuw ontstond, onder meer door invallen van Germaanse stammen, een instabiele situatie die met korte onderbrekingen voortduurde tot in de 5 e eeuw. Uiteindelijk leidde dit in het jaar 406 tot de definitieve ineenstorting van de grensverdediging langs de Rijn. Middeleeuwen (ca na Chr.) Over de Vroege Middeleeuwen, vooral over het tijdvak na Chr., is relatief weinig bekend. Zowel historische bronnen als archeologische overblijfselen zijn schaars. De bevolkingsomvang was ten opzichte van de voorafgaande periode sterk afgenomen. De marktgerichte economie verdween en de mensen vielen terug op zelfvoorziening. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinse staatsorganisatie in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Een gezaghebbende status was nu vooral gebaseerd op militair succes en materiële welstand. Deze instabiele periode wordt ook wel aangeduid als de 'tijd van de volksverhuizingen'. Vanaf de 10 e - 11 e eeuw wordt een overheersende positie van de al dan niet adelijke grootgrondbezitters waargenomen. Dit vertaalt zich in nieuwe nederzettingsvormen als mottes, kastelen en versterkte hoeven. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei, en mede dankzij gunstige klimatologische omstandigheden, werd een begin gemaakt met het ontginnen van woeste gronden als bos, heide en veen. Veel van de huidige dorpen en steden dateren uit deze periode. Door de aanleg van dijken en kaden werden laaggelegen gebieden beschermd tegen wateroverlast. De heersende rivaliteit tussen de vorsten leidde, in combinatie met een zwak centraal gezag, veelvuldig tot lokaal geweld, waarvan de bevolking vaak het slachtoffer werd. Door het aanleggen van burgen, schansen, landweren en wallen trachtte men zich te beveiligen. Nieuwe tijd (1500-heden) De Nieuwe tijd kenmerkt zich door een groot aantal veranderingen vooral op het gebied van mens- en wereldbeeld. Er is sprake van een Europese overzeese expansie wat leidt tot handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. Er ontstaat een nieuwe wetenschappelijke belangstelling wat zich uit in vele uitvindingen. Deze uitvindingen vormen de motor van de industriële revolutie. Er ontstaat een nationale staat die centraal bestuurd wordt. Als gevolg van deze ontwikkelingen neemt het belang en de omvang van steden toe en neemt de macht van adel af. Het grootste deel van de bevolking is niet meer werkzaam en woonachtig op het platteland maar in de steden. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei worden aan het eind van de 19 e tot het begin van de 20 e eeuw op grote schaal woeste gronden gecultiveerd. Door de industriële revolutie komen steeds meer producten beschikbaar voor steeds meer mensen waardoor de welvaart stijgt. In de Nieuwe tijd vindt er eveneens een hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid plaats, wat zich tot in het begin van de 20 e eeuw uit in de kunsten. Rapport versie 1

66 Bijlage 3 AMZ-cyclus Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in het algemeen uitgevoerd binnen het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. Om inhoudelijke, prijs- en planningstechnische redenen kan er soms voor gekozen worden om bepaalde stappen gelijktijdig uit te voeren. Bovendien kan, indien reeds voldoende gegevens bekend zijn, een stap worden overgeslagen. Elke stap eindigt met een rapport met daarin een advies voor de vervolgstappen. Na elke stap wordt er een besluit genomen door de bevoegde overheid, gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Indien na een bepaalde stap blijkt dat geen nader vervolgonderzoek nodig is, wordt het archeologisch onderzoek afgesloten. Ook kan het bevoegd gezag besluiten dat een vindplaats van zo groot belang is, dat deze in situ behouden moet worden. Dan dienen de archeologische resten in de grond beschermd te worden door planaanpassing of planinpassing. Het begint met het bepalen van de onderzoeksplicht. Gemeentelijke, provinciale en landelijke archeologische waardenkaarten geven aan of het plangebied in een gebied ligt met een archeologische verwachting. Indien dit het geval is, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyclus (zie schema). De eerste fase: Bureauonderzoek Elk archeologisch onderzoek begint met een bureauonderzoek. Dit heeft tot doel het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen het plangebied om tot een gespecificeerd verwachtingsmodel te komen, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van een eventuele vervolgstap. De tweede fase: Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) Het doel van een IVO is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel. Het IVO moet informatie geven over de aan- of afwezigheid, de aard, het karakter, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Inventariserend Veldonderzoek; Booronderzoek en Veldkartering Door een booronderzoek kan er een goede inschatting gemaakt worden van de kans op archeologische waarden (grondsporen en daarmee samenhangende voorwerpen). Bij het booronderzoek is een onderscheid aangebracht in een verkennende, karterende en waarderende fase. De verkennende fase heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze. Op deze manier worden kansarme zones uitgesloten en kansrijke zones geselecteerd voor de volgende fasen. Tijdens de karterende fase wordt het onderzoeksgebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten of sporen. De waarderende fase sluit aan op de karterende fase. Het waarnemingsnet kan verdicht worden om de horizontale begrenzing, ligging en omvang van archeologische vindplaatsen vast te stellen. Een veldkartering wordt uitgevoerd wanneer vondsten of sporen aan de oppervlakte worden verwacht en zichtbaar zijn op het moment dat het onderzoek uitgevoerd wordt. Dit type onderzoek bestaat uit het systematisch belopen van het maaiveld van het plangebied. Rapport versie 1

67 Inventariserend Veldonderzoek; Proefsleuven Als uit vooronderzoek blijkt dat binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen worden kan het bevoegd gezag beslissen tot een proefsleuvenonderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van minimaal twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De KNA schrijft voor dat bij een dergelijk onderzoek minimaal 5% van het te verstoren gebied onderzocht dient te worden. Variant archeologische begeleiding Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot proefsleuven variant archeologische begeleiding van de sloop- of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen bij het graafwerk aanwezig zijn om het werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten (van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan. De derde fase: Opgraven Indien de archeologische resten niet in situ bewaard kunnen blijven, maar wel van belang zijn voor de wetenschap, kan het bevoegd gezag besluiten over te gaan tot een opgraving. Het doel hiervan is volgens de KNA het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden, die van belang is voor kennisvorming over het verleden. Variant archeologische begeleiding Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot een opgraving variant archeologische begeleiding van de sloop- of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen bij het graafwerk aanwezig zijn om het werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten (van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan. Rapport versie 1

68 Schema van de Archeologische Monumenten Zorg Vergunningaanvraag/ruimtelijke ontwikkeling Toetsing aan archeologisch beleid (Gemeente, Provincie, Rijk) Bureauonderzoek* (verzamelen gegevens en opstellen verwachtingsmodel) Besluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) Inventariserend veldonderzoek* Verkennend veldonderzoek **** Karterend veldonderzoek Door middel van: Door middel van: - terreininspectie - - oppervlaktekartering booronderzoek** - booronderzoek** - proefsleuven*** ***** Besluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) Bewezen of hoge kans op de aanwezigheid van archeologie ****** Waarderend veldonderzoek door middel van proefsleuven*** (variant begeleiding) Besluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) Opgraven*** Verwijderen van de archeologische resten door archeologen (variant begeleiding) Beschermen Bescherming van de archeologie door planaanpassing Vergunningverlening indien geen onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten worden over te gaan op het begeleiden van de graafwerkzaamheden door archeologen.*** Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten worden over te gaan op het begeleiden van de graafwerkzaamheden door archeologen.*** Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie, wel archeologische waarden aanwezig maar geen vervolgonderzoek noodzakelijk op grond van waardering. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). * Combinatie bureauonderzoek en IVO verkennende of karterende fase mogelijk, indien een PvA aanwezig is. ** Voorafgaand aan het booronderzoek dient een PvA worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag. *** Voorafgaand aan het onderzoek dient een PvE en PvA te worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag. **** Na een verkennend booronderzoek kan het bevoegd gezag besluiten dat een aanvullend karterend bureauonderzoek moet worden uitgevoerd. ***** Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag. ****** Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven of een IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag. Rapport versie 1

69 Bijlage 4 Inrichtingsplan Rapport versie 1

70 Kavel (excl water) Water behorend bij kavel Bouwvlak Mandelig terrein NB Alle maatvoering is bij benadering. De kadastrale lijnen (geleverd door C111) zijn niet maatvast. Aan deze tekening kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Een naverkenning in het veld, evenals een juiste aanlevering van kadastrale grenzen zijn noodzakelijk.

71 Kavel (excl water) Water behorend bij kavel Bouwvlak Mandelig terrein NB Alle maatvoering is bij benadering. De kadastrale lijnen (geleverd door C111) zijn niet maatvast. Aan deze tekening kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Een naverkenning in het veld, evenals een juiste aanlevering van kadastrale grenzen zijn noodzakelijk.

72 Bijlage 5 Overzichtsfoto s plangebied en foto s van de opgeboorde profielen Vanuit noordelijke richting nabij boring 1 Vanuit oostelijke richting nabij boring 8 Vanuit zuidoostelijke richting nabij boring 7 Vanuit zuidwestelijk richting nabij boring 3 Boring 1 Boring 2 Rapport versie 1

73 Boring 3 Boring 4 Boring 5 Boring 6 Boring 7 Boring 8 Rapport versie 1

Heesch - Beellandstraat

Heesch - Beellandstraat Archeologische Quickscan Heesch - Beellandstraat Gemeente Bernheze 1 Steller Drs. A.A. Kerkhoven Versie Concept 1.0 Projectcode 12110023 Datum 22-11-2012 Opdrachtgever LWM Ewislaan 12 1852 GN Heiloo Uitvoerder

Nadere informatie

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand 18 november 2010 Inleiding Het plangebied ligt ten westen van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de gemeente Loon op Zand (afb. 1). De

Nadere informatie

4 Archeologisch onderzoek

4 Archeologisch onderzoek 4 Archeologisch onderzoek 99044462 Inhoudsopgave ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK 1 Inleiding... 2 1.1 Algemeen... 2 1.2 Aanleiding en doelstelling... 2 2 Bureauonderzoek... 3 2.1 Werkwijze... 3 2.2 Resultaten

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK NIEUWSTRAAT TUSSEN NR. 18 EN 20 TE ZUILICHEM

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK NIEUWSTRAAT TUSSEN NR. 18 EN 20 TE ZUILICHEM ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK NIEUWSTRAAT TUSSEN NR. 18 EN 20 TE ZUILICHEM Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek

Nadere informatie

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand 12 augustus 2010 Inleiding Het plangebied ligt in het noorden van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Document Archeologische Quickscan Plangebied Bestemmingsplan Burgerfarm, Middenweg 56, Dirkshorn, gemeente Schagen Adviesnummer 17059 Opsteller drs. C.M. Soonius (regio-archeoloog) Datum 31-03-2017 Advies

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK VALBURGSEWEG 129 TE ELST GEMEENTE OVERBETUWE

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK VALBURGSEWEG 129 TE ELST GEMEENTE OVERBETUWE ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK VALBURGSEWEG 129 TE ELST GEMEENTE OVERBETUWE Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Document: Archeologische Quickscan versie 2 Plangebied: Polderpark, Oudesluis, gemeente Schagen Adviesnummer: 16185 Opsteller: drs. C.M. Soonius (senior archeoloog) & drs. S. Gerritsen (senior archeoloog)

Nadere informatie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie

Nadere informatie

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Bijlage 3 bij Nota van Uitgangspunten Strijpsche Kampen Definitief Gemeente Oirschot Grontmij Nederland bv Eindhoven, 11 mei 2007 Verantwoording Titel :

Nadere informatie

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan Quickscan Kenmerk Betreft 1 Inleiding Provincie Noord-Holland heeft het voornemen om de provinciale weg N244 tussen de A7 bij Purmerend en de N247 bij Edam-Volendam op te waarderen tot een regionale weg.

Nadere informatie

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01)

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01) OMnummer: 43567 Datum: 21-10-2010 Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr.10-122) Opdrachtgever (LS01) Naam / organisatie: Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Contactpersoon: Mevr. H. van der

Nadere informatie

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad Quickscan Archeologie Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad Steller Versie Drs. A.A. Kerkhoven Definitief-2 Projectcode 12110029 Datum 04-02-2013 Opdrachtgever Uitvoerder

Nadere informatie

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Opsteller: B. van Sprew Opdrachtgever: H. de Jongh (H. de Jongh Advies) Datum: 22-8-2012 Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek Administratieve gegevens provincie: gemeente: plaats: Groningen Slochteren Slochteren toponiem: Hoofdweg 39 bevoegd gezag:

Nadere informatie

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek 39 Bijlage 4 Archeologisch onderzoek Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) 40 Bodemverstoringsvergu nning Archeologie Plangebied: Gemeente:

Nadere informatie

Archeologische Quickscan. Uitbreiding zwembad t Bun Staartweg 30, Urk (gemeente Urk)

Archeologische Quickscan. Uitbreiding zwembad t Bun Staartweg 30, Urk (gemeente Urk) Archeologische Quickscan Uitbreiding zwembad t Bun Staartweg 30, Urk (gemeente Urk) 1 Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht T: 030-7620705 F: 030 7620706 E: informatie@transect.nl Auteur Drs. A.A. Kerkhoven

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK ST. WILLIBRORDUSSTRAAT (ONG.) TE HERVELD GEMEENTE OVERBETUWE

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK ST. WILLIBRORDUSSTRAAT (ONG.) TE HERVELD GEMEENTE OVERBETUWE ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK ST. WILLIBRORDUSSTRAAT (ONG.) TE HERVELD GEMEENTE OVERBETUWE Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend

Nadere informatie

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.) Laagland Archeologie Rapport 11 Inventariserend veldonderzoek karterende fase Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.) Opdrachtgever: gemeente Steenwijkerland april 2016 Versie 1 Inventariserend

Nadere informatie

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke) RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke) Bureauonderzoek 2016I81 Landschappelijk booronderzoek 2016I121 Nazareth 2016 Colofon Opdrachtgever: Waterwegen

Nadere informatie

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat 88-126 (QSnr 14-036) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat 88-126

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat 88-126 (QSnr 14-036) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat 88-126 OMnummer: 61324 Datum: 23-04-2014 Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat 88-126 (QSnr 14-036) Opdrachtgever (LS01) Naam / organisatie: Stadsdeel Oost Contactpersoon: Robbert Leenstra Postbus:

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK VELDWEG (ONG.) TE HEDEL GEMEENTE MAASDRIEL

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK VELDWEG (ONG.) TE HEDEL GEMEENTE MAASDRIEL ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK VELDWEG (ONG.) TE HEDEL GEMEENTE MAASDRIEL Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Veldweg (ong.) te Hedel in de gemeente Maasdriel

Nadere informatie

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas QUICKSCAN ARCHEOLOGIE KLAVER 8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente 8 2017 Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas 20 APRIL 2017 20 APRIL 2017 Contactpersonen KOOS MOL Arcadis Nederland B.V.

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek locaties Oranjehof en Appelgaard

Archeologisch onderzoek locaties Oranjehof en Appelgaard Archeologisch onderzoek locaties Oranjehof en Appelgaard Inventariserend veldonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 201 Archeologisch onderzoek locaties Oranjehof en Appelgaard Inventariserend veldonderzoek

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK UILECOTENWEG (ONG.) TE AMMERZODEN GEMEENTE MAASDRIEL

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK UILECOTENWEG (ONG.) TE AMMERZODEN GEMEENTE MAASDRIEL ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK UILECOTENWEG (ONG.) TE AMMERZODEN GEMEENTE MAASDRIEL Archeologisch bureauonderzoek Uilecotenweg (ong.) te Ammerzoden in de gemeente Maasdriel Opdrachtgever SAB Postbus 479

Nadere informatie

Bureauonderzoek plangebied. De Plantage te Barneveld, gemeente Barneveld

Bureauonderzoek plangebied. De Plantage te Barneveld, gemeente Barneveld Bureauonderzoek plangebied De Plantage te Barneveld, gemeente Barneveld 1 Gegevens Datum: 08-02-18 Opdrachtgever: Gemeente Barneveld Uitvoerder: Gemeente Barneveld Bevoegde overheid: Gemeente Barneveld

Nadere informatie

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012 Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn Utrecht, 25 november 2012 Inleiding De provincie heeft voornemens om de zuidwestelijke oever van de kruising van de Oude Rijn met

Nadere informatie

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA Gemeente Breda Bureau Cultureel Erfgoed ErfgoedBesluit 2009-30 Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA Controle BCE Johan Hendriks Bureau Cultureel Erfgoed, Naam Afdeling/bedrijf Datum Paraaf

Nadere informatie

Bureau voor Archeologie. Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden

Bureau voor Archeologie. Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden 1 Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden 2 1 Administratieve gegevens projectleiding uitvoering soort onderzoek opstellers Arjan de Boer Verkennend en eventueel karterend

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK TIENDWEG 7B TE KEDICHEM GEMEENTE LEERDAM

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK TIENDWEG 7B TE KEDICHEM GEMEENTE LEERDAM ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK TIENDWEG 7B TE KEDICHEM GEMEENTE LEERDAM Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek

Nadere informatie

Adviesnotitie (Quickscan) Middenweg te Horssen

Adviesnotitie (Quickscan) Middenweg te Horssen Adviesnotitie (Quickscan) Middenweg te Horssen (gemeente Druten) Colofon Opdrachtgever: HSRO bv Contactpersoon: Dhr. J. van Lierop Hoogstraat 1 6654 BA AFFERDEN Projectnummer: S090135 Titel: Adviesnotitie

Nadere informatie

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1. Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). (Steekproef 2006-03/18, ISSN 1871-269X) Inleiding Voor De Lange, Bureau voor Stedebouw

Nadere informatie

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst) RAAP België - Rapport 035 Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst) Archeologienota Archeologisch Vooronderzoek Programma van Maatregelen Bureauonderzoek 2016L20 Landschappelijk booronderzoek 2016L21

Nadere informatie

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen Archeologie Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen Gemeente Moerdijk Het plangebied op een kaart uit 1870 (bron: www.watwaswaar.nl) In opdracht van : AGEL adviseurs Auteur : drs.

Nadere informatie

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38 Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38 Administratieve gegevens 3 1. Inleiding 4 2. De uitgangspunten 4 3. Beschrijving van de historische situatie 4

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK DE HOGE HOFSTRAAT TE OOSTERHOUT GEMEENTE OVERBETUWE

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK DE HOGE HOFSTRAAT TE OOSTERHOUT GEMEENTE OVERBETUWE ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK DE HOGE HOFSTRAAT TE OOSTERHOUT GEMEENTE OVERBETUWE Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend

Nadere informatie

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART BAAC rapport GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART BAAC rapport V-09.0172 januari 2010 Status definitief Auteur(s) drs. A. Buesink drs. M.A. Tolboom H.M.M. Geerts ARCHEOLOGIE

Nadere informatie

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899 1. ALGEMENE GEGEVENS Titel Auteur(s) Autorisatie Gemeente Plaats Toponiem / Straat Onderzoekskader Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam,

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK FLORIDALAAN (ONG.) TE IJSSELSTEIN GEMEENTE IJSSELSTEIN

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK FLORIDALAAN (ONG.) TE IJSSELSTEIN GEMEENTE IJSSELSTEIN ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK FLORIDALAAN (ONG.) TE IJSSELSTEIN GEMEENTE IJSSELSTEIN Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Floridalaan (ong.) te IJsselstein

Nadere informatie

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn Document: Archeologische Quickscan Plangebied: Oosterdijk 54, Oosterdijk, gemeente Enkhuizen Adviesnummer: 16078 Opsteller: F.C. Schinning (archeoloog) & C.M. Soonius (regio-archeoloog) Datum: 09-05-2016

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK CERES (ONG.) TE BEMMEL GEMEENTE LINGEWAARD

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK CERES (ONG.) TE BEMMEL GEMEENTE LINGEWAARD ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK CERES (ONG.) TE BEMMEL GEMEENTE LINGEWAARD Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkenend en karterend booronderzoek

Nadere informatie

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop Plan van Aanpak Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Opdrachtgever: Van Wengerden en Visser B.V. Plangebied: Dorpsstraat 63 / Vijverhofpad 4 in Nieuwkoop, gemeente Nieuwkoop

Nadere informatie

Adviesdocument 434. Project: Adviesdocument, N.C.B.-laan te Veghel, gemeente Veghel. Projectcode: 14714VENCB. Opdrachtgever: Aveco de Bondt

Adviesdocument 434. Project: Adviesdocument, N.C.B.-laan te Veghel, gemeente Veghel. Projectcode: 14714VENCB. Opdrachtgever: Aveco de Bondt Adviesdocument 434 Project: Adviesdocument, N.C.B.-laan te Veghel, gemeente Veghel Projectcode: 14714VENCB Opdrachtgever: Aveco de Bondt Initiatiefnemer: G. van Hemert Onroerend Goed BV Datum: 6 mei 2010

Nadere informatie

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). Afbeelding I.1. Vorming stuwwal Nijmegen en stuwwal Reichswald Zandige

Nadere informatie

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen Gemeentelijk beleid Algemeen Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interim beleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke

Nadere informatie

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel) Delftse Archeologische Notitie 122 Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel) Een verkennend booronderzoek Bas Penning Delftse Archeologische Notitie 122 Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel) Een verkennend

Nadere informatie

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013 NAW plan: Plan: Opp plangebied: RO-procedure: Opsteller: Aanvrager: Inrichting openbare ruimte plangebied Pantarhei aanleg ontsluitingsweg, parkeergelegenheid, openbaar groen ca. 5000 m² (locatie Pantarhei);

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK PERENBOOMGAARD AAN DE AMMANSWAL TE WAARDENBURG GEMEENTE NEERIJNEN

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK PERENBOOMGAARD AAN DE AMMANSWAL TE WAARDENBURG GEMEENTE NEERIJNEN ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK PERENBOOMGAARD AAN DE AMMANSWAL TE WAARDENBURG GEMEENTE NEERIJNEN Archeologisch bureauonderzoek perenboomgaard aan de Ammanswal te Waardenburg

Nadere informatie

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies B O O R O N D E R Z O E K Oldebroek, Vierhuizenweg, gemeente Oldebroek (Gld.) Een inventariserend veldonderzoek verkennende fase ArGeoBoor rapport 1379 auteur:

Nadere informatie

BUREAUONDERZOEK MOLENAKKERSTRAAT TE GEMERT

BUREAUONDERZOEK MOLENAKKERSTRAAT TE GEMERT BUREAUONDERZOEK MOLENAKKERSTRAAT TE GEMERT WONINGCORPORATIE 'GOED WONEN' 26 mei 2010 074704539:0.1 B02034.000139.0120 Inhoud Samenvatting 3 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Onderzoeksgebied 5 1.3 Doel

Nadere informatie

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM LUPGENS EN PARTNERS (STICHTING SIG) 13 augustus 2012 076558654:0.4 - Concept B01043.200918.0100 Inhoud Samenvatting... 3 1 Inleiding en Doel Onderzoek... 4 1.1

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies B U R E A U O N D E R Z O E K A R C H E O L O G I E Geesbrug, Geeserraai 4a (Coevorden), bouw werktuigenberging Een Bureauonderzoek Het plangebied op een

Nadere informatie

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden Hieronder worden de resultaten van de archeologische toets per deelgebied weergegeven. Drieschouwen Binnen de grenzen van het deelgebied Drieschouwen

Nadere informatie

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen Quickscan Archeologie Bedrijfsunits te Deil Opdrachtgever: Van Es architecten Hazenberg AMZ-publicaties 2009-12 Auteur Datum Versie Status dr. W.K. Vos 24 juli 2009 1.1 Definitief Contactgegevens Hazenberg

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat T.D. Hamburg Archol briefrapport 15 Inleiding In opdracht van de gemeente Oss heeft Archeologische Onderzoek Leiden (Archol bv) op maandag 26 augustus een

Nadere informatie

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Adviescode: 2015.020 Auteur: R. Terluin, archeoloog gemeente Vlaardingen Oktober 2017 Inleiding Scoutinggroepen worden verplaatst

Nadere informatie

RAAP-NOTITIE 2891. Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

RAAP-NOTITIE 2891. Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek RAAP-NOTITIE 2891 Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Colofon Opdrachtgever: NIBAG Milieu Advies Titel: Plangebied Burloseweg,

Nadere informatie

Archeologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein

Archeologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein Ex-Situ Archeologierapport 1 Archeologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein Auteur: drs. Y. Raczynski-Henk Status: Eindversie Datum: 25-08-2016 Ex-Situ Archeologierapport 1 Archeologische

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAU EN INVENTARISEREND VELDONDERZOEK WIEKERSEWEG TE KERKDRIEL GEMEENTE MAASDRIEL

ARCHEOLOGISCH BUREAU EN INVENTARISEREND VELDONDERZOEK WIEKERSEWEG TE KERKDRIEL GEMEENTE MAASDRIEL ARCHEOLOGISCH BUREAU EN INVENTARISEREND VELDONDERZOEK WIEKERSEWEG TE KERKDRIEL GEMEENTE MAASDRIEL Archeologisch bureau en inventariserend veldonderzoek Wiekerseweg te Kerkdriel in de gemeente Maasdriel

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING VAN DE SANERING VAN ZINKASSEN HEIJERSTRAAT 26 TE WESTERHOVEN GEMEENTE BERGEIJK

ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING VAN DE SANERING VAN ZINKASSEN HEIJERSTRAAT 26 TE WESTERHOVEN GEMEENTE BERGEIJK ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING VAN DE SANERING VAN ZINKASSEN HEIJERSTRAAT 26 TE WESTERHOVEN GEMEENTE BERGEIJK Archeologische begeleiding van de sanering van zinkassen Heijerstraat 26 te Westerhoven in de gemeente

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK DOELDIJK 16 TE MONTFOORT GEMEENTE MONTFOORT

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK DOELDIJK 16 TE MONTFOORT GEMEENTE MONTFOORT ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK DOELDIJK 16 TE MONTFOORT GEMEENTE MONTFOORT Archeologisch bureauonderzoek Doeldijk 16 te Montfoort in de gemeente Montfoort Opdrachtgever Buro SRO 't Goylaan 11 3525 AA Utrecht

Nadere informatie

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek Administratieve gegevens provincie: gemeente: plaats: toponiem: bevoegd gezag: opdrachtgever:

Nadere informatie

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg RAAP-NOTITIE *nummer* Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg Gemeente Nieuwegein Archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (karterende fase) Versie 6.4 Colofon Opdrachtgever: De gemeente

Nadere informatie

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1. 1. ALGEMENE GEGEVENS Titel Auteur(s) Autorisatie Gemeente Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.0) H.

Nadere informatie

MEMO. Alphen aan den Rijn. Stevinstraat 9 2405 CR ALPHEN AAN DEN RIJN. Contactpersoon opdrachtgever Dhr. R. Teunisse; (0172) 245 611 / (06) 2021 06 09

MEMO. Alphen aan den Rijn. Stevinstraat 9 2405 CR ALPHEN AAN DEN RIJN. Contactpersoon opdrachtgever Dhr. R. Teunisse; (0172) 245 611 / (06) 2021 06 09 MEMO Van : Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie Aan : Dhr. R. Teunisse namens Stichting Ipse de Bruggen Onderwerp : Quickscan Drietaktweg te Datum : 13 oktober 2010 Ons Kenmerk : V10-22710 / V10-1944

Nadere informatie

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden 0 SOB Research, 26 juni 2014 1 1. Archeologisch onderzoek 1.1 Inleiding

Nadere informatie

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel Programma van Maatregelen Auteur: J.A.G. van Rooij (veldwerkleider) Autorisatie: P. Hazen (OE/ERK/Archeoloog/2015/00072) 1 Inleiding Op het terrein van het OPZ in Geel, is een vijftal nieuwe gebouwen gepland,

Nadere informatie

Bureau voor Archeologie Rapport 273

Bureau voor Archeologie Rapport 273 Driekoppenland, Noorden, gemeente Nieuwkoop: een inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen, karterende fase 2 Colofon titel: auteur:. Driekoppenland, Noorden, gemeente Nieuwkoop: een inventariserend

Nadere informatie

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede)

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede) (gem. Ede) Een Inventariserend Veldonderzoek door middel van een veldverkenning en karterend booronderzoek J. Walstra R. van Lil Colofon ADC Rapport 930 (gem. Ede) Een Inventariserend Veldonderzoek door

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK BURGEMEESTER VAN SUCHTELENSTRAAT 26 TE BEUNINGEN GEMEENTE BEUNINGEN

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK BURGEMEESTER VAN SUCHTELENSTRAAT 26 TE BEUNINGEN GEMEENTE BEUNINGEN ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK BURGEMEESTER VAN SUCHTELENSTRAAT 26 TE BEUNINGEN GEMEENTE BEUNINGEN Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Burgemeester van

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK TRECHTWEG (ONG.) TE COTHEN GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK TRECHTWEG (ONG.) TE COTHEN GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK TRECHTWEG (ONG.) TE COTHEN GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend

Nadere informatie

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie Provincie Gelderland 10 december 2010 Definitief Documenttitel Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie Verkorte documenttitel Verkenning N345 Voorst Status

Nadere informatie

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Steekproefrapport 2013-05/11Z Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch

Nadere informatie

Archeologieparagraaf Wetgeving omtrent archeologie Gemeentelijk beleid omtrent archeologie Procedure

Archeologieparagraaf Wetgeving omtrent archeologie Gemeentelijk beleid omtrent archeologie Procedure Archeologieparagraaf Wetgeving omtrent archeologie Met de ondertekening van het Verdrag van Malta in 1992 door bijna alle Europese landen (waaronder Nederland), werd archeologie steeds meer een onderdeel

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK DE CLINCKHOEFF TE IJSSELSTEIN GEMEENTE IJSSELSTEIN

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK DE CLINCKHOEFF TE IJSSELSTEIN GEMEENTE IJSSELSTEIN ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK DE CLINCKHOEFF TE IJSSELSTEIN GEMEENTE IJSSELSTEIN Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek De Clinckhoeff te IJsselstein in de

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK KAPELSTRAAT 1 EN 3 TE VELDDRIEL IN DE GEMEENTE MAASDRIEL

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK KAPELSTRAAT 1 EN 3 TE VELDDRIEL IN DE GEMEENTE MAASDRIEL ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK KAPELSTRAAT 1 EN 3 TE VELDDRIEL IN DE GEMEENTE MAASDRIEL Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KAR- TEREND BOORONDERZOEK TERBORGSEWEG (ONG.) TE DOETINCHEM GEMEENTE DOETINCHEM

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KAR- TEREND BOORONDERZOEK TERBORGSEWEG (ONG.) TE DOETINCHEM GEMEENTE DOETINCHEM ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KAR- TEREND BOORONDERZOEK TERBORGSEWEG (ONG.) TE DOETINCHEM GEMEENTE DOETINCHEM Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend

Nadere informatie

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1 Gemeente Breda Ruimtelijke Ontwikkeling Bureau Cultureel Erfgoed Erfgoedbesluit 2009-22 V&L Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1 Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg Ruimtelijke Ontwikkeling Controle

Nadere informatie

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn Document Archeologische Quickscan Plangebied Bladstraat, Tuitjenhorn, gemeente Schagen Adviesnummer 18138 Opsteller(s) drs. C.M. Soonius (regio archeoloog) & F. Schinning (archeoloog) Datum 06-08-2018

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK PROVINCIALEWEG 40 TE VELDDRIEL GEMEENTE MAASDRIEL

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK PROVINCIALEWEG 40 TE VELDDRIEL GEMEENTE MAASDRIEL ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK PROVINCIALEWEG 40 TE VELDDRIEL GEMEENTE MAASDRIEL Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554 Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554 NOTITIE TML554 Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht, (gemeente Zuidplas).

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK HOOFDSTRAAT 79 TE APELDOORN GEMEENTE APELDOORN

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK HOOFDSTRAAT 79 TE APELDOORN GEMEENTE APELDOORN ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK HOOFDSTRAAT 79 TE APELDOORN GEMEENTE APELDOORN Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend

Nadere informatie

.txl. Advies: - Noordelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos) - Zuidelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos)

.txl. Advies: - Noordelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos) - Zuidelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos) Archeologie Texel.txl Document: Archeologische Quickscan Plangebied: Planlocatie Pelgrim, Den Burg, gemeente Texel Adviesnummer: 16192 Opsteller: H. de Weerd (archeoloog) en M.H. Bartels (senior-archeoloog)

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK KONINGIN WILHELMINASTRAAT 19/21 TE HEDEL IN DE GEMEENTE MAASDRIEL

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK KONINGIN WILHELMINASTRAAT 19/21 TE HEDEL IN DE GEMEENTE MAASDRIEL ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK KONINGIN WILHELMINASTRAAT 19/21 TE HEDEL IN DE GEMEENTE MAASDRIEL archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Koningin Wilhelminastraat

Nadere informatie

Eesterweg 48 te Doezum, gemeente Grootegast. Een Archeologisch Bureauonderzoek

Eesterweg 48 te Doezum, gemeente Grootegast. Een Archeologisch Bureauonderzoek Eesterweg 48 te Doezum, gemeente Grootegast Een Archeologisch Bureauonderzoek Administratieve gegevens provincie: Groningen gemeente: Grootegast plaats: Doezum toponiem: Eesterweg 48 bevoegd gezag: gemeente

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK SCHAARSESTRAAT (ONG.) TE BERGHAREN GEMEENTE WIJCHEN

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK SCHAARSESTRAAT (ONG.) TE BERGHAREN GEMEENTE WIJCHEN ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK SCHAARSESTRAAT (ONG.) TE BERGHAREN GEMEENTE WIJCHEN Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK MULLIGENWEG 7-9 TE OLDEBROEK - LOO GEMEENTE OLDEBROEK

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK MULLIGENWEG 7-9 TE OLDEBROEK - LOO GEMEENTE OLDEBROEK ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK MULLIGENWEG 7-9 TE OLDEBROEK - LOO GEMEENTE OLDEBROEK Archeologisch bureauonderzoek Mulligenweg 7-9 te Oldebroek - Loo in de gemeente Oldebroek Opdrachtgever maatschap OOSTZEE

Nadere informatie

memo Locatiegegevens: Inleiding

memo Locatiegegevens: Inleiding memo van Bram Silkens afdeling RB Datum Contact 28-04-2016 Walcherse Archeologische Dienst (gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen) postbus 70 4330 AB Middelburg b.meijlink@middelburg.nl (06-52552925)

Nadere informatie

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies V E R K E N N E N D B O O R O N D E R Z O E K Gieterveen, Streek 17 (Gemeente Aa en Hunze) Een verkennend booronderzoek. Plangebied (paars) op een topografische

Nadere informatie

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning ARCHEOLOGIE CHECKLIST Beoordeling standaard rapport IVO-verkennend Algemene vragen 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Nadere informatie

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies B U R E A U O N D E R Z O E K Ursem, Mijzendijk 4 (Gemeente Koggenland) Een bureauonderzoek Plangebied op een kaart uit 1899. (Bron: Bureau Militaire Verkenningen

Nadere informatie

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda *OMWB524761* Postbus 75 5000 AB Tilburg 013 206 01 00 info@omwb.nl http://www.omwb.nl Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda Vooronderzoek

Nadere informatie

Archeologische Quickscan Riethstraat te Tegelen Gemeente Venlo. KSP Archeologie

Archeologische Quickscan Riethstraat te Tegelen Gemeente Venlo. KSP Archeologie Archeologische Quickscan Riethstraat te Tegelen Gemeente Venlo KSP Archeologie Colofon Titel : Archeologische Quickscan Riethstraat te Tegelen. Gemeente Venlo. Auteur : S.M. Koeman (senior KNA Prospector)

Nadere informatie

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies B U R E A U O N D E R Z O E K Bemmel, Bemmelse waard (Gemeente Lingewaard) Een bureauonderzoek Afbeelding uit 1649 (Geraadpleegd op www.wildernis.eu/chart-room)

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek N242 Westtangent gem. Heerhugowaard

Archeologisch onderzoek N242 Westtangent gem. Heerhugowaard Archeologisch onderzoek N242 Westtangent gem. Heerhugowaard Bureauonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 1025 Archeologisch onderzoek N242 Westtangent gem. Heerhugowaard Bureauonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE

Nadere informatie

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies Q U I C K S C A N B U R E A U O N D E R Z O E K B O O R O N D E R Z O E K A D V I E S Zevenhuizen Dwarshaspel 12 Gemeente Leek Een bureauonderzoek ArGeoBoor

Nadere informatie

BODEMINTACTHEIDSONDERZOEK ZWARTE PLAKWEG TE AMERICA GEMEENTE HORST AAN DE MAAS

BODEMINTACTHEIDSONDERZOEK ZWARTE PLAKWEG TE AMERICA GEMEENTE HORST AAN DE MAAS BODEMINTACTHEIDSONDERZOEK ZWARTE PLAKWEG 59-61 TE AMERICA GEMEENTE HORST AAN DE MAAS Bodemintactheidsonderzoek Zwarte Plakweg 59-61 te America in de gemeente Horst aan de Maas Opdrachtgever Pijnenburg

Nadere informatie

Advies Bouwlocatie Oranjestraat te Tubbergen, gem. Tubbergen

Advies Bouwlocatie Oranjestraat te Tubbergen, gem. Tubbergen Laagland Archeologie Rapport 38 Advies Bouwlocatie Oranjestraat 10-14 te Tubbergen, gem. Tubbergen December, 2016 Versie 1.0 (concept) In opdracht van: SOM= 7 Colofon Laagland Archeologie Rapport 38 Auteur:

Nadere informatie