Onderzoeksvoorstellen 2011
|
|
- Martina Wauters
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Onderzoeksvoorstellen 2011 Volledige beschrijvingen Na landelijk overleg Mei 2010
2 Onderzoeksvoorstellen 2011 Volledige beschrijvingen Na landelijk overleg COLOFON Uitgave: Productschap Akkerbouw Redactie: Ir. J.B. Kimmann Stadhoudersplantsoen JL Den Haag Telefoon Mei 2010 Gebruik van de inhoud van deze publicatie is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.
3 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... i Voorwoord... ii 1. Teelt en kwaliteit van akkerbouwgewassen Nematoden Onkruiden Plagen Schimmels, virussen en bacteriën Bodem, bemesting en water Economie en management Bijlage 1: in 2011 doorlopend onderzoek Bijlage 2: in 2010 afgesloten / af te sluiten onderzoek i
4 VOORWOORD In dit rapport zijn alle door het Productschap Akkerbouw (PA) ontvangen voorstellen voor nieuw te starten onderzoek in 2011 weergegeven. De voorstellen zijn binnen de onderzoeksprogramma's onderverdeeld naar gewasgroep en/of onderwerp. Bij de indeling naar gewasgroep is zoveel mogelijk de volgende volgorde aangehouden: maaigewassen (granen, peulvruchten, graszaad, handelsgewassen en voedergewassen), wortel-, knol- en bolgewassen (aardappelen, suikerbieten, cichorei, uien), overige akkerbouwgewassen en diversen/algemeen. Binnen een gewasgroep of onderwerp zijn eerst de onderzoekswensen van de praktijk weergegeven, daarna de wensen vanuit onderzoeksinstellingen. Het volgnummer van de voorstellen, rechtsonder aan elke pagina te vinden, wordt in hierop volgende rapporten gebruikt voor de samenvatting en de status van alle onderzoeksvoorstellen. Opmerkingen bij een onderzoeksvoorstel zijn, als er geen afzender is vermeldt, afkomstig van de indiener van het onderzoeksvoorstel en anders van een regionale programmeringsgroep of van de onderzoekscoördinator van het PA. In de bijlagen wordt het doorlopend (bijlage 1) en in 2010 afgesloten of af te sluiten (bijlage 2) onderzoek weergegeven. De regionale programmeringsgroepen beoordelen alle voorstellen op relevantie en formuleren een preadvies. Op basis van deze preadviezen en de adviezen van de onderzoekscoördinator wordt vervolgens in een landelijk overleg (NL) met (een vertegenwoordiging van) de landelijke gewaswerkgroepen granen (GR), vlas (VL), graszaad (GZ), aardappelen (AA (PA, CA en ZA)), uien (UI) en suikerbieten (SB))en de Werkgroep Vaktechniek Akkerbouw (WVA, overige en gewasoverschrijdende onderwerpen) gekomen tot een eindoordeel. Tenslotte zal de van het PA op basis van offertes besluiten over het wel of niet uitvoeren van als belangrijk beoordeelde onderzoekswensen. N NWC NO ZO ZW OC NL A1 A2 A3 C N O V1 V2 Her xx Regio Noord Regio Noordwest-centraal Regio Noordoost Regio Zuidoost Regio Zuidwest Advies onderzoekscoördinator Landelijk overleg Hoogste prioriteit, onderzoek moet worden uitgevoerd Hoge prioriteit, onderzoek zo mogelijk uitvoeren Prioriteit, maar nu is reeds in te schatten dat uitvoering niet realiseerbaar is Lage prioriteit of voldoende bekend Problematiek komt in de regio niet voor of geen oordeel Onderzoek vindt al plaats Extra aandacht in kennisoverdracht moet plaatsvinden Zo mogelijk extra aandacht in kennisoverdracht Nummer in vorige bundel van opnieuw ingediende voorstel ii
5 1. TEELT EN KWALITEIT VAN AKKERBOUWGEWASSEN Onderzoeksvoorstel 2011 ZO 14 Rendementsverbetering graanteelt op zandgrond Graan RPPA ZO Rendementsverbetering graanteelt op zandgrond: zaaidichtheden, bemesting en ziektenbestrijding. RPPA NWC : A3 / C; RPPA N : V2, wij sluiten ons aan bij de onderzoekscoordinator; RPPA NO : C; RPPA ZO : A2; RPPA ZW : N; OC : Wel erg ruim geformuleerd; NL : A3. 1
6 Onderzoeksvoorstel 2011 Gewasbescherming in de graszaadteelt Graszaad en graszoden D. Kasse, werkgroep Graszaden en Graszoden van PA Bij de teelt van graszaden (raming 2010: ha) en graszoden (ongeveer ha) in Nederland is de beschikbaarheid van een voldoende breed pakket aan gewasbeschermingsmiddelen onvoldoende. Het gaat daarbij om 2 aspecten: bescherming van het gewas tegen factoren die de opbrengst negatief kunnen beïnvloeden en bescherming van het gewas om er voor te zorgen dat aan de hoge kwaliteitseisen die vanuit de markt gesteld worden, kan worden voldaan. Straatgras en duist zijn probleemonkruiden in de graszaadteelt. Om ervoor te zorgen dat Nederland zijn plaats behoudt als leverancier van hoogwaardig graszaad, is het nodig om continu te zoeken naar de beste onkruidbestrijdingsmiddelen. Voor kleine teelten is een extra inspanning nodig om een voldoende breed pakket aan gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar te krijgen. In verhouding tot de kosten die gemaakt moeten worden om toelatingen te krijgen, zijn de financiële opbrengsten voor de producenten van gewasbeschermingsmiddelen in dergelijke kleine teelten beperkt. Om dit probleem op te lossen is een collectieve aanpak nodig. Screening van nieuwe middelen en het optimaliseren van de toepassing (tijdstip van toepassing, dosering, etc.). Om te bepalen welke middelen geschikte kandidaten zijn, is het nodig om regelmatig te overleggen met gewasbeschermingsmiddelenfabrikanten, de coördinatoren effectief middelen pakket van de productschappen en onderzoeksinstellingen in binnen- en buitenland. Wat dit laatste betreft is het nodig dat contacten met deze instellingen worden opgebouwd en onderhouden waardoor een uitwisseling van kennis een permanent karakter kan krijgen. Onderzoek aan gewasbeschermingsmiddelen loopt al op Rusthoeve. Deze proefboerderij ontwikkelt zich in samenwerking met DLV Plant tot een kenniscentrum voor de graszaadteelt en de teelt van graszoden. Om dit te kunnen is continuïteit van het onderzoek van groot belang. Afhankelijk van de uitkomsten in 2010 zal voor 2011 een programma worden opgesteld. Indiener : De aandacht voor zowel graszaad als graszoden geeft meerwaarde aan het onderzoek. De graszodenkwekers hebben enkele jaren geleden besloten om ook financieel te participeren in het onderzoek. De heffingen van het Productschap Akkerbouw zijn ook van toepassing op de kwekers van graszoden; RPPA NWC : A3; RPPA N : A1 met cofinanciering; RPPA NO : C; RPPA ZO : Middelencoördinator; RPPA ZW : A1 / O; OC NL : Het onkruidbestrijdingsonderzoek in graszaden en -zoden wordt al jaren meegefinancierd door de telers. Deze onderzoekswens is in feite een verzoek dit onderzoek mee te blijven betalen; : A1 met cofinanciering. 2
7 Onderzoeksvoorstel 2011 DLV 19 Oogstzekerheid Westerwolds raaigras Graszaad S. Arends, DLV Plant, team akkerbouw Noordoost Graszaad past heel goed in het intensieve aardappelbouwplan in de Veenkoloniën en de noordelijke kleigronden. Een volggewas aardappelen geeft met graszaad als voorvrucht meer rendement. Ook is er dankzij graszaad een meerwaarde door opbouw organisch materiaal en meer bodemleven. Vaak wordt Westerwolds raaigras enkele jaren geteeld en dan laat men het, vanwege oogstrisico en lage opbrengst, weer vallen. Wellicht kan dit verbeterd worden door tijdig te stamdorsen en meer droogkosten te accepteren. RPPA NWC : C / A3; RPPA N : N (stamdorsen wordt toch al geadviseerd?); RPPA NO : C; RPPA ZO : Combineren met andere voorstellen graszaad; RPPA ZW : N; NL : C. 3
8 Onderzoeksvoorstel 2011 ECG 4 Gemengde zaai graszaad met klaver Graszaad J. Wander en S. de Vlieger, Expertisecentrum graszaad (Rusthoeve/DLV plant) In Denemarken is de teelt van raaigrassen of zwenkgrassen combineren (mengen) met klaver niet ongebruikelijk. Klaver zorgt voor de leverantie van stikstof en voorkomt onkruidvorming. Tevens is in de biologische teelt gebleken dat een nasnede van gras/klaver kan worden ingekuild en in een volgend oogstjaar voor aanvang van een nieuwe teelt (bijv. aardappelen, uien of zomergranen) kan dienen als meststof voor een volgende teelt. Een en ander zou een aanzienlijke vervanging kunnen zijn voor het aanwenden van kunstmeststoffen en het beperken van herbicidebespuitingen. Het onderzoek zou zich moeten richten op het zoeken naar de meest geschikte klaver voor mengzaai. Momenteel onderzoek door LBI in de biologische teelt van gras/klaver. Indieners : Marktpotentieel kan geschat worden op ca ha graszaad (ca telers). Andere belanghebbenden zijn graszaad handels- en kweekbedrijven; RPPA NWC : A1 (ten laste van biologisch budget); RPPA N : C (voldoende bekend); RPPA NO : C; RPPA ZO : C, klaver is niet relevant voor akkerbouw, kan in bepaalde gevallen zelfs problematisch zijn; RPPA ZW : C, Als nadeel wordt gezien dat er geen middelen voor onkruidbestrijding kunnen worden ingezet; NL : C, aan orde stellen in biologische sector. 4
9 Onderzoeksvoorstel 2011 ECG 1 Optimalisatie toepassing Moddus en effect combinatie met conserveringsmiddel Graszaad J. Wander en S. de Vlieger, Expertisecentrum graszaad (ECG) In graszaad wordt veelvuldig Moddus ingezet om legering te beperken. De zaadzetting en zaadvulling verbeteren zodoende. Voor de effectiviteit van Moddus zijn het spuittijdstip en de omstandigheden van belang. Vroeg spuiten kan volgens Deens onderzoek meer volwaardige zaden en zodoende een hogere opbrengst leveren. Volgens Vlaams onderzoek lijken er mogelijkheden om een bespuiting te herhalen als de omstandigheden bij de 1 e bespuiting achteraf suboptimaal bleken. Er is daartoe onderzoek nodig naar timing en split-up. Ook zijn er aanwijzingen dat hulpstoffen de werking kunnen verbeteren. Er worden voor graszaad diverse conserveringsmiddelen aangeboden die zaaduitval van graszaad tegengaan. Er zijn vragen over: - toepassingstijdstip; - dosering; - mogelijke interactie met toepassing van Moddus, omdat Moddus de zaadvulling verbetert. - Onderzoek met Moddus door PPO; - Oriënterend proefje door Expertisecentrum graszaad in Indiener : Andere belanghebbenden zijn de leveranciers van Moddus en van conserveringsmiddelen; RPPA NWC : A3; RPPA N : A3; RPPA NO : C; RPPA ZO : C; RPPA ZW : O / A1, onderzoek richten op toepassing van bijvoorbeeld Spodnam en Podstick als conserveringsmiddelen; OC : Het langdurige onderzoek van PPO naar de toepassing van Moddus heeft geleerd dat de resultaten variabel en sterk afhankelijk van de omstandigheden zijn. Het is de vraag of meer onderzoek wel antwoorden op zal leveren; NL : A3. 5
10 Onderzoeksvoorstel 2011 N2 (her 3) Voorkomen van zaaduitval koolzaad/wintertarwe Koolzaad, wintertarwe J. van t Westeinde, Nieuw-Beerta Bij de teelt van koolzaad is de afrijpingsfase risicovol, omdat weersomstandigheden bepalend zijn voor het al dan niet optreden van zaaduitval door hevige regenval of wind. Ook tijdens de oogst kan zaaduitval optreden, vooral wanneer tweewassigheid in het gewas voorkomt. Ook bij de teelt van wintertarwe kan zaaduitval een probleem zijn, vooral als de oogst door periode met veel regen wordt vertraagd. Naast zaaduitval kan kwaliteitsverlies een nog groter probleem geven bij een aanhoudende natte periode in de oogsttijd. Het hectolitergewicht van de korrel gaat hard achteruit en schottigheid van de korrel kan voor grote problemen zorgen (vooral bij hoge temperaturen in combinatie met vochtig weer). Het probleem doet zich vooral voor in jaren met wisselvallige oogstomstandigheden, bij zowel tarwe- als koolzaadtelers. Maar ook in de teelt van bijvoorbeeld graszaad kan dit een rol spelen. Er zijn enkele middelen op de markt die een soort "lijmwerking" hebben, waardoor het gewas tegen zaaduitval kan worden beschermd. Er kan worden gedacht aan Spodnam, POD-stick en Flexi. Landelijk 2009: V1; RPPA NWC : C, middel en toepassing bestaan al langer, genoeg bekend; RPPA N : A1, In het buitenland is al veel bekend over deze toepassing; RPPA NO : C; RPPA ZO : O en V1; RPPA ZW : O; OC : In 2010 zullen vakbladartikelen verschijnen over de toepassing van lijm middelen in koolzaad en graszaad; NL : O. 6
11 Onderzoeksvoorstel 2011 NO 20 Teelt van lupine Lupine De heer Grobbink, Orvelte Teelt van lupine als vervanger van soja in veevoer. Dit is misschien een gewas dat betere financiële opbrengsten zou kunnen geven dan granen. Teeltoptimalisatie. RPPA NWC : A1, combi met 12 (NO 21); RPPA N : A1, combi met 12 (NO 21); in tweede instantie vindt RPPA Noord dat er een integrale visie moet komen op eiwitproductie in Nederland. Daarbij moet serieus worden afgestemd met handel/afnemers om te voorkomen dat alleen de telers enthousiast zijn. Een combinatie van alle eiwitvoorstellen in deze bundel kan het begin zijn van zo n visie; RPPA NO : A1, combi met 136, 12 en 33 (NO 8, 21 en 32); RPPA ZO : A1, combineren met alle andere lupine-voorstellen; RPPA ZW : A1, literatuuronderzoek starten. Deze fase tijdig aanbesteden om er iets mee te doen voor veldonderzoek Drie speerpunten in onderzoek zetten: rassenvergelijking / selectie rassen voor kalkrijke gronden, onkruidbestrijding, afzetmogelijkheden voor menselijke consumptie; NL : A1, marktonderzoek voor veevoerspoor, gecombineerd eiwitproject. 7
12 Onderzoeksvoorstel 2011 NAV Kalktolerante lupinerassen voor menselijke consumptie Lupine J.H. van t Hul, Nieuw Vennep In het kader van de eiwittransitie wordt gezocht naar plantaardige eiwitten voor menselijke consumptie. Daarnaast wordt ook gezocht naar alternatieven voor van ver komende soja incl. het bijbehorende gmo-vraagstuk. Zoete lupine biedt hier perspectief, maar vooralsnog niet voor kalkrijke gronden. Bij verdere marktontwikkeling (wordt via andere lijnen aan gewerkt) kan akkerbouwbreed geprofiteerd worden, mits ook kalktolerante rassen ter beschikking komen. Lupineteelt voor menselijke consumptie (gezonde toevoeging aan vlees of vleesvervanger, gezonde toevoeging aan brood, etc.) is vernieuwend (een nieuwe economische drager en een extra gewas in de vruchtwisseling/rustgewas) en levert milieuwinst (stikstofbinder, bodemverbeteraar, fosfaatmobilisator). Probleem is dat de momenteel beschikbare rassen alleen op kalkarme grond geteeld worden. De grootste arealen akkerbouw in NL zijn niet kalkarm (Haarlemmermeer, Zeeland, Flevopolders, West-Brabant, etc.). Oplossingsrichting is het testen van lijnen op kalktolerantie (meeste kans bij van oorsprong uit Egypte komende witte lupinesoorten). Met de onder Nederlandse omstandigheden best scorende rassen op kalkrijke gronden kan het veredelingsbedrijfsleven vervolgens verder. Uittesten van bijv. 100 niet marktrijpe lijnen op 2 kalkrijke locaties (zwaardere grond en lichtere grond + risicospreiding). Scoren op ziektegevoeligheid, opkomst, gewasstand, opbrengst, vroegheid, etc. Selectie van meest veelbelovende lijnen voor verdere veredeling. Contacten met veredeling borgen. In Noord-Brabant is de afgelopen drie jaar door het Louis Bolk Instituut positieve ervaring opgedaan met lupinerassen voor menselijke consumptie (zoete lupine zonder giftige bitterstof). Opbrengsten komen steeds dichter bij het niveau van rendabele productie (ten opzichte van Australische import: lage opbrengsten, maar goedkope grond). Indiener : De uitvoering van het onderzoek neerleggen bij LBI; RPPA NWC : A1, zie 7; RPPA N : A1, zie 7; RPPA NO : A1, zie 7 en indien nodig over de grens kijken en voorkomen dat de samenvoeging tot een jaar vertraging leidt en ook sonderen wat de politiek vindt. Ten slotte: van alle eiwitvoorstellen is deze niet de belangrijkste ; RPPA ZO : Alleen met cofinanciering van veredelingsbedrijven en van te voren interesse toetsen en combineren met alle andere lupine-voorstellen; RPPA ZW : zie 7; NL : A1, gecombineerd eiwitproject. 8
13 Onderzoeksvoorstel 2011 NAV Praktijkonderzoek rassenvergelijking en teeltoptimalisatie lupine (incl. tarwi) Paarse Lupine en Andes Lupine (Tarwi) H. van Kessel, telersvereniging Lupine i.o., NAV De teelt van lupine is grotendeels verdwenen uit Nederland. Hierdoor is de kennis van rassen en teelt in Nederland vrijwel nihil. Mede door de discussies over soja (kap Amazonewoud voor sojaplantages, genetische modificatie en grote transportafstanden) is de aandacht voor lupine weer vergroot. Door het hoge eiwitgehalte en de goede eiwitkwaliteit vormt lupine een goed alternatief voor soja, in zowel diervoeding als voor menselijke consumptie. Vanwege het hoger oliegehalte kan tarwi in de toekomst wellicht ook palmolie vervangen. De grote variatie in beschikbare rassen maakt het gewas enerzijds lastig te vatten (het mislukken van één ras zegt nog weinig van het perspectief van het gewas), maar geeft ook nog volop ruimte voor het vinden van de juiste rassen voor de juiste omgeving. Lupineteelt voor menselijke consumptie (gezonde toevoeging aan vlees of vleesvervanger, gezonde toevoeging aan brood, etc.) is vernieuwend (een nieuwe economische drager en een extra gewas in de vruchtwisseling/rustgewas) en levert milieuwinst (stikstofbinder, bodemverbeteraar, fosfaatmobilisator). De maatschappelijke interesse in lupine neemt ook toe. Momenteel wordt lupine geïmporteerd. In de bakkerijsector wordt soja meer en meer vervangen door lupine en zijn er plannen voor lupinebrood. Verder wordt gewerkt aan een keten met nieuwe vleesvervangers. Lupine lijkt hiervoor erg geschikt. Gezien de wereldmarktprijzen lijkt de teelt van lupine voor de menselijke consumptie op korte termijn kansrijker dan de teelt van lupine voor veevoer. Onderzoek richten op zowel lichte gronden als klei m.b.t. opbrengst, productkwaliteit (eiwitsamenstelling, verwerkbaarheid, alkaloidgehalte en -samenstelling), zaaitijdstip, gewasverzorging, groeisnelheid en hoogte i.v.m. onkruidonderdrukking, ziektegevoeligheid (incl. gevoeligheid voor en bevorderen van bodemziekten), afrijping, gevoeligheid voor legering, oogstbaarheid en oogstverliezen en teeltoptimalisatie. Resultaat moet zijn een rassenlijst en een teelhandleiding. Op kleine schaal is in Nederland onderzoek verricht door Louis Bolk Instituut met paarse lupinerassen. In Duitsland is ook rassenonderzoek gedaan, vooral met wat oudere rassen die minder geschikt zijn voor menselijke voeding. Indiener : Andere belanghebbenden zijn Kiemkracht, veredelaars en potentiële afnemers; RPPA NWC : A1, zie 7; RPPA N : A1, zie 7; RPPA NO : A1, zie 7; RPPA ZO : A1, combineren met alle andere lupine-voorstellen; RPPA ZW : zie 7; NL : A1, gecombineerd eiwitproject. 9
14 Onderzoeksvoorstel 2011 NAV Praktijkonderzoek en toelating gewasbeschermingsmiddelen lupine voor menselijke consumptie Paarse Lupine en Andes Lupine (Tarwi) H. van Kessel, telersvereniging Lupine i.o., NAV De teelt van lupine is grotendeels verdwenen uit Nederland. Hierdoor is de kennis van rassen en teelt in Nederland vrijwel nihil en zijn er geen gewasbeschermingsmiddelen toegelaten. Mede door de discussies over soja is de aandacht voor lupine weer vergroot. Door het hoge eiwitgehalte en de goede eiwitkwaliteit vormt lupine een goed alternatief in zowel diervoeding als voor menselijke consumptie. Vanwege het hoger oliegehalte kan tarwi in de toekomst wellicht ook palmolie vervangen. De grote variatie in beschikbare rassen maakt het gewas enerzijds lastig te vatten (het mislukken van één ras zegt nog weinig van het perspectief van het gewas), maar geeft ook nog volop ruimte voor het vinden van de juiste rassen voor de juiste omgeving. Lupineteelt voor menselijke consumptie is vernieuwend (een nieuwe economische drager en een extra gewas in de vruchtwisseling / rustgewas) en levert milieuwinst (stikstofbinder, bodemverbeteraar, fosfaatmobilisator). De maatschappelijke interesse in lupine neemt ook toe. Momenteel wordt lupine geïmporteerd. In de bakkerijsector wordt soja meer en meer vervangen door lupine en zijn er plannen voor lupinebrood. Verder wordt gewerkt aan een keten met nieuwe vleesvervangers. Lupine lijkt hiervoor erg geschikt. Gezien de wereldmarktprijzen lijkt de teelt van lupine voor de menselijke consumptie op korte termijn kansrijker dan de teelt van lupine voor veevoer. Onkruiden vormen zeker op de lichte gronden een probleem. Specifiek geldt dit voor nachtschade. Nachtschade maakt lupine ongeschikt voor menselijke voeding. Wat betreft ziekten en plagen gaat het onder meer om middelen ter bestrijding van Rhizoctonia solani, Botrytus ssp., Fusarium ssp. en Fusarium culmorum tijdens groei of Oidium ssp., Erysiphe pisi, Botrytis cinerea bij afrijping. In welke mate de ziekten en plagen teeltbedreigend zijn, is onbekend. Het onderzoek moet zich richten op het voorkomen van onkruiden, selectie geschikte middelen tegen onkruid, ziekten en plagen (literatuuronderzoek en praktijkonderzoek), faciliteren toelating middelen tegen onkruid, ziekten en plagen in lupine (regeling voor kleine teelten), voorkomen ziekten en plagen. Resultaat is een handleiding voor het voorkomen van onkruiden en ziekten en plagen en de bestrijding hiervan in lupine voor menselijke consumptie. Ook dient het project de toelating van chemische middelen in lupine te helpen realiseren. In Duitsland is meer ervaring met gewasbescherming in lupine, waarvan in dit project gebruik gemaakt kan worden. Ook ervaringen in Australië zouden bruikbaar kunnen zijn. Indiener : Andere belanghebbenden zijn Kiemkracht, veredelaars en potentiële afnemers; RPPA NWC : A1, zie 7; RPPA N : A1, zie 7; RPPA NO : A1, zie 7; RPPA ZO : A1, combineren met alle andere lupine-voorstellen; RPPA ZW : zie 7; NL : A1, gecombineerd eiwitproject. 10
15 Onderzoeksvoorstel 2011 LBI Lupine in de Veenkoloniën als hoofdgewas Lupine LBI in afstemming met NAV Zie voor achtergrondinfo over het perspectief van lupine de NAV-voorstellen 9 en 10. De akkerbouw in de Veenkoloniën kent over het algemeen een krappe vruchtwisseling. Een nieuwe teelt kan daarom een economische versterking betekenen. Meestal zijn kalkarme gronden daarbij in het nadeel. In geval van lupine ligt dat juist omgekeerd. De komende jaren wordt de behoefte aan een nieuw gewas extra groot i.v.m. de 20% krimp van het zetmeelaardappelareaal door aanpassing in het EU-zetmeelbeleid. samenvatting pilot rassentest, teelt en ketenaanpak teeltintroductie en -optimalisatie (rasselectie, onkruidbeheersing, opbrengstverbetering, inpassing in vruchtwisseling, etc.) op veenkoloniale gronden; opzetten van een samenwerking van boeren en veredelaars om de perspectieven van zaaizaadvermeerdering verder te onderzoeken; uitwisseling ervaringen met zandgronden in Noord-Brabant; vraagontwikkeling: is essentiële sleutel tot succes. Naast de zich ontwikkelende markt voor de vleesvervanging zal gekeken worden naar het ontwikkelen van de afzet in het bakkerijsegment; kennis delen (teelttechnisch en economisch) en samenwerking tussen telers organiseren (telersafzetvereniging); ketenopbouw van veredeling tot afzet; teelt- en afzetervaringen demonstreren en communiceren. LBI heeft in samenwerking met telers in zuidwest-nederland een aantal jaren pilotonderzoek verricht naar rassen (voor humane consumptie). Hierbij is samengewerkt met het Zeeuwse bedrijf Meatless dat sinds 2004 bezig is met het opzetten van de verwerking van lupinemeel. De eerste resultaten gaven aan dat lupine voor humane consumptie perspectief biedt. In de vervolgjaren ( ) is de opbrengstpotentie bevestigd en is een begin gemaakt met het verkennen van de verwerkingsmogelijkheden van deze lupine tot een product dat door Meatless kan worden gebruikt. Indiener RPPA NWC : A1, zie 7; RPPA N : A1, zie 7; RPPA NO : A1, zie 7; : In het project wordt samengewerkt met Kiemkracht. Er is een uitgewerkt projectvoorstel beschikbaar; RPPA ZO RPPA ZW : zie 7; NL : A1, gecombineerd eiwitproject. : A1, combineren met alle andere lupine-voorstellen; 11
16 Onderzoeksvoorstel 2011 NO 21, PPO, ZO 19 en 27 Vervanging van soja-eiwit door eiwit van olie- en eiwithoudende gewassen Dederzaad en koolzaad PPO Lelystad (L. van den Brink), RPPA ZO, studieclub akkerbouw Noord-Limburg De mengvoerindustrie verwerkt op grote schaal soja om eiwithoudende krachtvoeders te produceren. De zelfvoorzieningsgraad van plantaardig eiwit in de EU bedraagt minder dan 25%. In dit tekort wordt voorzien door importen van soja uit Amerika. Deze importen hebben verschillende nadelen: o.a. ontbossingen in Zuid-Amerika, hoge broeikasgasemissies, hoog energieverbruik vanwege het transport, slechte traceerbaarheid (residuen), geen gesloten kringlopen voor stikstof en fosfaat. Daarnaast wordt in Amerika veel GMO-soja geteeld, zodat er steeds minder garanties gegeven kunnen worden dat krachtvoer GMO-vrij is. De lokale teelt van eiwitrijke vervangers van soja zou een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van deze problemen. Er zijn mogelijkheden om eiwit uit soja te vervangen door eiwit uit perskoek van olie- en eiwithoudende gewassen, zoals dederzaad en koolzaad. Het dubbeldoel van deze teelten, afzet van olie en afzet van eiwitrijke perskoek, is mogelijk interessant om daarmee een voldoende hoog saldo voor de akkerbouwer te realiseren. Daarnaast komen uit de literatuur aanwijzingen dat met behulp van dederzaadperskoek ook de kwaliteit van zuivelproducten positief beïnvloed kan worden (omega-3-vetzuren). Ook voor koolzaadperskoek is het interessant om het effect op de kwaliteit van zuivelproducten na te gaan. Daarnaast liggen er wat betreft dederzaad waarschijnlijk mogelijkheden om ook de vezel af te zetten naar de vezelverwerkende industrie. Het onderzoek zou zich moeten richten op de kwaliteit van de perskoek en de op basis hiervan geproduceerde zuivelproducten (vetzuursamenstelling, gezondheid voor de mens). Bij dederzaad en koolzaad zou hierbij met name gekeken moeten worden naar rasverschillen. Daarnaast zou het onderzoek zich ook moeten richten op de teeltwijze van dederzaad. Het onderzoek kan uitgevoerd worden in aansluiting met het project Energieboerderij dat op PPO Vredepeel in zuidoost-nederland wordt uitgevoerd. Er zijn ook al contacten gelegd met de Vereniging Innovatief Platteland, de lokale mengvoerindustrie in zuidoost-nederland, de zuivelindustrie en de lokale vezelverwerkende industrie. RPPA NWC : A1, graag alle eiwitgewassen meenemen in screening; RPPA N : A1, koppelen met 7 (NO 20), cofinanciering industrie is gewenst. Graag breder trekken (meer gewassen); RPPA NO : A1, combi met 7 (NO 20); RPPA ZO : A1, combineren met alle andere lupine-voorstellen; RPPA ZW : N; NL : A1, marktonderzoek. 12
17 Onderzoeksvoorstel 2011 ZW Optimalisatie gewasbescherming teunisbloem Teunisbloem ZLTO Vakgroep Akkerbouw De teelt van teunisbloemen komt in zuidwest-nederland opnieuw in de belangstelling te staan. Knelpunt bij de teelt is een effectieve onkruid- en ziektenbestrijding. Op dit gebied zijn er nog de nodige vragen welke middelen effectief ingezet kunnen worden. In de jaren is er ook het nodige onderzoek uitgevoerd in teunisbloemen op Proefboerderij Rusthoeve door het toenmalige PAV. Dit onderzoek zou ge-update moeten worden op basis van o.a. nieuwe middelen die er in de tussenliggende periode op de markt zijn gekomen. RPPA NWC : N; RPPA N : A2 (vorm: deskstudie); RPPA NO : C; RPPA ZO : C; RPPA ZW : A1, gaat om regelen van de juiste toelatingen. Bloemzaadstudieclub Tholen kan onderzoek ondersteunen middels screeningsproeven. Inzet Fonds Kleine Toepassingen en medefinanciering fabrikanten; NL : A2. 13
18 Onderzoeksvoorstel 2011 ZW (deels Her 4) Gewasbescherming in de teelt van vezelvlas Vezelvlas Commissie Vlas van het Productschap Akkerbouw (D. Kasse) Het probleem bij de teelt van vezelvlas is de beschikbaarheid van een voldoende breed pakket aan gewasbeschermingsmiddelen. Het gaat daarbij om de bestrijding van onkruiden, ziekten en insecten en om regulering van de groei. Voor kleine teelten als vlas (2.000 ha in Nederland) is een extra inspanning nodig om een voldoende breed pakket aan gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar te krijgen voor de praktijk. In verhouding tot de kosten die gemaakt moeten worden om toelatingen te krijgen, zijn de revenuen voor de producenten van gewasbeschermingsmiddelen in dergelijke kleine teelten beperkt. Om dit probleem op te lossen is een collectieve aanpak noodzakelijk. Voor vezelvlas speelt daarbij de concurrentieverhouding met het belangrijkste vlasland Frankrijk en met België een grote rol. Zo beschikt de Franse vlasteler al enige jaren over meerdere middelen tegen ziekten die optreden aan het einde van de groeicyclus. In Nederland is hiervoor onlangs een eerste middel, Score, toegelaten. Dit verschil in toelatingen heeft ertoe geleid dat de vezelopbrengsten in Nederland achterblijven bij Frankrijk. Een probleemonkruid is varkensgras, dat bij de verwerking van het vlas problemen kan geven. Afhankelijk van de groeiomstandigheden kan het optreden van schimmelziekten leiden tot aanzienlijke verliezen in vezelopbrengst. Een breder pakket aan ziektebestrijdingsmiddelen is noodzakelijk. Ook de mogelijkheid van het reguleren van de groei is van belang. Op dit moment ontbreekt daarvoor een goed middel. De beschikbaarheid van een goede groeiregulator leidt tot een grotere zekerheid dat het gewas niet legert en beïnvloedt de zaadopbrengst positief. Het onderzoek moet zich richten op screening van nieuwe middelen en het optimaliseren van de toepassing (tijdstip van toepassing, dosering etc.). Om te bepalen welke middelen geschikte kandidaten zijn, is het nodig om regelmatig te overleggen met de gewasbeschermingsmiddelenfabrikanten, de coördinatoren effectief middelen pakket van de productschappen en met onderzoeksinstellingen in binnen- en buitenland. Wat dit laatste betreft is bij vlas een samenwerking tot stand gekomen tussen Rusthoeve, het Belgische POVLT en het Franse ITL: het Europees Vlasinstituut. Het is nodig deze samenwerking verder uit te bouwen waardoor de uitwisseling van kennis zich verder kan ontwikkelen. Het voorgestelde onderzoek is een vervolg op het programma dat al loopt op de Rusthoeve. Afhankelijk van de uitkomsten in 2010 zal voor 2011 een programma moeten worden opgesteld. Continuïteit in het onderzoek is van groot belang voor de vlasteelt. Landelijk (2009): A2; RPPA NWC : A2; RPPA N : N (indienen bij Fonds Kleine Toepassingen); RPPA NO : N; RPPA ZO : N; RPPA ZW : O; NL : A2. 14
19 Onderzoeksvoorstel 2011 ZO 4 ( deels Her 5) Voortzetting rassenonderzoek consumptieaardappelen op zuidoostelijke zand- en lössgronden Consumptieaardappel RPPA ZO De afgelopen drie jaren heeft er aardappelrassenonderzoek op zand- en lössgrond plaatsgevonden. De programmeringscommissie ZO zou dit onderzoek graag continueren. De belangstelling voor de open dagen ter gelegenheid van de beoordeling neemt voortdurend toe. In 2009 heeft voorafgaand aan de beoordeling op zand een mini-symposium over de toekomst van de aardappelteelt plaatsgevonden, waarbij vertegenwoordigers uit alle ketenpartijen aanwezig waren. Ook tijdens de beoordeling in het veld waren telers en vertegenwoordigers van handelsfirma s in ruime mate aanwezig, waaruit blijkt dat het aardappelrassenonderzoek voorziet in een brede behoefte. RPPA NWC : wij zien graag een keer een integrale visie op het rassenonderzoek in plaats van alle ad-hoc verzoeken die jaarlijks passeren; RPPA N : A3; RPPA NO : A1 + cofinanciering; RPPA ZO : A3. Het rassenonderzoek verbreden met meer nieuwe rassen, die potentie bieden voor het gebied, en teeltoptimalisatie voor gangbare rassen. Alleen als de afnemers / verwerkende industrieën voor 100% meedoen aan het onderzoek, dan wordt het A1; RPPA ZW : N; NL : A3. 15
20 Onderzoeksvoorstel 2011 DLV 22 Gewas : Aardappelbewaring met hoog CO2-gehalte Consumptieaardappel J. van Nieuwenhuizen te Goes A. van der Velde, DLV Plant, team Akkerbouw ZW Bij de bewaring van fruit wordt gewerkt met hoge CO2-gehalten en lage O2-gehalten. Bekend is dat bij de bewaring van aardappelen het CO2-gehalte i.v.m. de bakkleur niet te hoog mag oplopen. Als bewaard kan worden bij een hoger CO2-gehalte, dan kan wel bespaard worden op stroom en zal het bewaarverlies dankzij minder ventileren en lagere activiteit van de aardappel lager zijn. Het kan dus interessant zijn om bij de bewaring aan te koersen op een CO2-gehalte van 0,5%. Bij de bestemming tafelaardappel komt de bakkleur sowieso niet in gevaar. Bij frieten chipsrassen met een goede bakkleur kan de methode ook interessant zijn. Hier mag het maximale C02-gehalte wellicht nog hoger zijn. Vermoedelijk is het huidige advies van maximaal 0,5% gebaseerd op onderzoek uitgevoerd met het ras Bintje. Dit ras heeft echter meer dan veel andere rassen soms last van een slechte bakkleur. Indiener : Andere belanghebbenden zijn de handel/afnemers; RPPA NWC : A2 (dit is gevaarlijk); RPPA N : C (lage prioriteit); vanwege de afvoer van vocht is ventileren onvermijdelijk. Het zal sowieso niet meevallen om op 0,5 % CO2 te komen; RPPA NO : C; RPPA ZO : C; RPPA ZW : A1, onderzoek doen met tafelaardappelen (bijv. Melody); NL : A3. 16
21 Onderzoeksvoorstel 2011 NO 46 Gewas : Gaatjes in consumptieaardappelen Consumptieaardappel PPO, Lelystad Gaatjes in consumptieaardappelen (tafel- en verwerkingsaardappelen) zijn een belangrijk kwaliteitsprobleem in Nederland. Gaatjes verlagen de uitwendige en inwendige kwaliteit en leiden tot extra schilverliezen. De oorzaak van het probleem is niet precies bekend, waardoor een efficiënte bestrijdingsstrategie ontbreekt. Identificatie van de gaatjesveroorzaker(s) op perceelsniveau Perceelsregistratie Kennisoverdracht naar telers en teeltbegeleiders Ontwikkelen van een bestrijdingsstrategie ter voorkoming van gaatjes in aardappelen Indiener : Kwantificering van de financiële schade is niet exact mogelijk, maar wordt geschat op vijf tot tien miljoen euro per jaar in de Nederlandse consumptieaardappelteelt; RPPA NWC : A2; RPPA N : A2, oorzaak is bekend en is meestal Rhizoctonia. In eerder onderzoek is geen aangrijpingspunt gevonden voor een aanpak; RPPA NO : V1 voor wat al bekend is. Mocht het tot onderzoek komen dan is dit niet de goede opzet; RPPA ZO : Combineren met voorstellen verder in bundel; RPPA ZW : C, oorzaak vaak wel te zien (Rhizoctonia of vreterij). Eerder onderzoek heeft geen handvaten gegeven voor bestrijding; NL : A2. 17
22 Onderzoeksvoorstel 2011 DLV 4 Gewas : Vergelijking en combinatie van middelen bij de rijenbehandeling bij poten (Poot)aardappel Klanten DLV Plant, team akkerbouw Noordoost DLV Plant, team Akkerbouw Noordwest In de pootgoedteelt wordt gebruik gemaakt van een rijenbehandeling tijdens het poten tegen Rhizoctonia-aantasting. Deze wijze van toediening biedt mogelijkheden voor het toedienen van andere middelen tijdens het poten. Voorbeelden hiervan zijn polyfosfaat (APP) en insecticiden (Actara). Toediening gaat in de praktijk goed, maar onduidelijk is wat het effect van de werking van de verschillende middelen op elkaar is. Ook is het onduidelijk wat de duurwerking is van Actara en Amigo en wat het verschil is tussen deze middelen ter preventie van virusoverdracht en of er een nevenwerking is op bodeminsecten als ritnaalden. Onderzocht moet worden wat het effect is op de pootgoedkwaliteit en de opbrengst. Alleen door fabrikanten. Indiener RPPA NWC : A2; RPPA N RPPA NO : C; RPPA ZO RPPA ZW NL : Van belang voor pootgoedtelers en zetmeeltelers die overstappen naar grondbehandeling tegen Rhizoctonia; : V1 ; het wordt niet duidelijk wat de indiener precies wil. Er zijn soms problemen met de oplosbaarheid maar daar redt de praktijk zich wel mee. Wat betreft de mengbaarheid met Rhizoctonia-middelen is al het nodige bekend; : Ruim geformuleerd: wat wil men nu precies onderzoeken? Er zijn meerdere onderzoeksvragen uit te distilleren: op onderdelen combineren met andere voorstellen; : A1, wordt in de praktijk veel gewerkt met mix van Actara, Amistar en Polyfosfaat (Actara heeft overigens geen toelating voor deze toepassing). Werking en interactie van de middelen wordt gezien als belangrijke onderzoeksvraag; : O m.b.t. werkingsduur insecticiden. A1 als het gaat om mengen. 18
23 Onderzoeksvoorstel 2011 N 19 Uniformering NAK-keuring pootaardappelen Pootaardappelen W. Wassenaar, Tzummarum Ieder handelshuis heeft volgens indiener zijn eigen normen (eisen) ten aanzien van de kwaliteit van pootaardappelen en noemt dat dan kwaliteitsbeoordeling. De NAK moet dus volgens indiener op ieders erf een andere kwaliteit beoordelen volgens de normen van het betreffende handelshuis. Bij het ene handelshuis moet dat op de NAK-kaart en bij de andere niet. Heel veel willekeur dus vindt indiener. Indiener : merkt op dat de NAK-controleurs openlijk zeggen dat de beoordelingen gelijk behoren te zijn én dat beoordelingen als rotte knollen die al versmeren in de sorteermachine in de beoordeling niet mee worden genomen. We hebben toch een ERWINIA-probleem?! Is pokschaal 1.5 als enige norm 10 procent korting genuanceerd? Alle poot- en consumptietelers in binnen en buitenland zullen eenvoud en duidelijkheid vinden bij een eenduidige en uniforme NAK-norm voor de kwaliteit van pootaardappelen; RPPA NWC : Dit hoort thuis bij de NAK (via de wijzigingsvoorstellen); RPPA N : A3; RPPA NO : Dit hoort thuis bij de NAK, de pootgoedavonden en de handelshuizen; RPPA ZO : Idem NO: elk jaar kunnen wijzigingsvoorstellen bij NAK ingediend worden; RPPA ZW : C; NL : wordt niet behandeld, dit is beleid. 19
24 Onderzoeksvoorstel 2011 N 50 Optimalisering maatsortering Pootaardappel Douwe Werkman te Munnekezijl In de teelt van pootgoed is het erg belangrijk dat er een goede opbrengst gerealiseerd kan worden in bepaalde maten (28-55 mm). Hoe meer knollen er in deze maat aanwezig zijn, hoe meer kilogramopbrengst in deze maat aanwezig is. Een goede start van de teelt is dan van groot belang en dat begint bij het voorbereiden van het pootgoed. Tegenwoordig zie je steeds meer manieren om het pootgoed te bewaren en voor het poten te behandelen. Er wordt naast gebruik van de koeling steeds meer gebruik gemaakt van Talent en ethyleen, ook om een goede beginsituatie te creëren. Ook zien we door het voorkiemsysteem van Joppe steeds meer boeren die terugkeren naar het voorkiemen. De vraag van veel telers hierbij is wat het effect is van de diverse systemen is op het knolaantal en opbrengst. Dit probleem speelt bij alle pootgoedtelers en tafelaardappeltelers. Iedere teler is erbij gebaat om meer knollen in de maat te kunnen afleveren, want dat levert een positief financieel resultaat en minder tarra. Kan door de manier van pootgoedbehandeling en de manier waarop het pootgoed in het voorjaar klaargemaakt wordt het knolaantal verbeterd worden? Er moet een vergelijkend onderzoek opgezet worden naar verschillende pootgoedbehandelingstrategieën. Te denken valt aan ethyleen, Talent, Joppe, kiembakken en kisten draaien. Rasverschillen kunnen hierop ook een bepalende invloed hebben. Dit moet zeker worden meegenomen in het onderzoek. RPPA NWC : V1; RPPA N : V1, je bent vooral afhankelijk van de knolzetting, dus van vocht. Nu er geen einddata meer bestaan, is het al een stuk makkelijker om genoeg kilo s in de maat te krijgen. De praktijk probeert zelf al veel. De effecten van voorkiemen zijn bekend. Ook al veel kennis over Talent; RPPA NO : A3; RPPA ZO : V1, aansluiten bij Noord; RPPA ZW : C, via handelshuizen; NL : V1, artikel nog eens plaatsen. 20
25 Onderzoeksvoorstel 2011 DLV 27 Rasverschillen pootgoed bij behandeling met ethyleen Pootaardappel J. Willemse, DLV Plant marktgroep ZW, Westmaas Uit de praktijk en kleine testen blijkt dat het ene ras wel reageert op een toepassing van ethyleen door meer stengels en een hogere knolaanleg en het andere niet. In een proef zou duidelijk gemaakt moeten worden welke rassen wel en welke niet reageren. Daarnaast zou bekeken kunnen worden of er bepaalde omstandigheden zijn die dit proces beïnvloeden. Indiener : Gewasbeschermingsmiddelenfabrikanten en leveranciers, leverancier Restrain; RPPA NWC : A2; laat de handelshuizen eerst maar eens uitzoeken wat de optimale toepassing is voor hun eigen rassen. Er zijn veel invloedsfactoren; RPPA N : A2; RPPA NO : C (klusje voor de handelshuizen); RPPA ZO : A2, alleen met cofinanciering; RPPA ZW : A1, met ethyleen i.p.v. mechanische koeling is energiebesparing te realiseren. Medefinanciering Restrain en handelshuizen; NL : A2. 21
26 Onderzoeksvoorstel 2011 NO 15 Onderwerp Gewas Ingediend door : Rassenonderzoek zetmeelaardappelen : Zetmeelaardappel : G.H.M. Manning, Mussel Juiste rassenkeuze op basis van onafhankelijk onderzoek is van groot belang. Er gaan geluiden dat dit onderzoek niet meer door het Produktschap Akkerbouw gefinancierd gaat worden en daardoor komt te vervallen. Dit zal een groot gemis zijn voor de zetmeelsector. Aan resultaten van kweekbedrijven en andere commerciële bedrijven wordt veel minder waarde gehecht. Zorg daarom dat dit onderzoek behouden blijft! Onafhankelijk rassenonderzoek van (alle) zetmeelaardappelrassen op de proefboerderijen t Kompas en Kooyenburg. RPPA NWC : Er is een fundamentele discussie gewenst over het rassenonderzoek. Als we onafhankelijk rassenonderzoek willen houden, zullen we daar in moeten investeren. Als je meebetaalt, kun je ook meepraten; RPPA N : V1, veel discussie in Noord, o.a. wegens opmerkingen NWC. Steun voor idee om een fundamentele discussie te voeren over rassenonderzoek. Het is regio Noord niet bekend wat er allemaal gebeurt en waar; RPPA NO : A1, dit onderzoek wordt al voortgezet in 2010; RPPA ZO : A1; RPPA ZW : N; OC NL : De rassenvergelijking zetmeelaardappelrassen wordt in 2010 voortgezet. Wel wordt er kritisch(er) gekeken naar welke rassen wel of niet met financiering van het PA worden onderzocht (lage opbrengst/kwaliteit, ontbreken resistenties); : O 22
27 Onderzoeksvoorstel 2011 NO 5 Gewas : Grondbewerking en kwaliteit zetmeelaardappelen Zetmeelaardappelen L.R. Diepenbroek, Borgercompagnie Gezien de huidige ontwikkeling op de zetmeelmarkt zal AVEBE op korte termijn aansturen op een verlaging van het gewenste zetmeelaardappelareaal. Tevens zullen klanten en consumenten in de toekomst zeker hogere eisen stellen aan de kwaliteit van het eindproduct van AVEBE. De keuringscriteria zullen mogelijk wijzigen en daardoor de kans op afkeuringen vergroten. Verontreinigingen die afkeuringen kunnen veroorzaken zijn o.a. darg en kienhout. Telers van zetmeelaardappelen worden zich steeds meer bewust van het belang van een duurzame bodem. Niet-kerende grondbewerkingen, maar zeker ook het lostrekken van storende lagen en woelen hebben hierin een rol. Welk rol speelt een veranderende bodembewerking op het risico van afgekeurde partijen zetmeelaardappelen? Wat is het effect van een veranderende grondbewerking op de kwaliteit zetmeelaardappelen i.v.m. verontreinigingen? RPPA NWC : N; RPPA N : N; RPPA NO RPPA ZO : N; RPPA ZW : N; NL : A2. : A2, Er zijn in het verleden wel eens problemen geweest met diepgewoelde percelen. Er zijn over grondbewerking (bij wijze van spreken) net zoveel meningen en adviezen als er boeren zijn. In minder dan 0,1% van de gevallen leidt darg tot afkeuring; 23
28 Onderzoeksvoorstel Gebruik grondbewerkingsperioden voor een gezonder gewas Aardappel Hans Bruinsma, stichting Agrikos te Bilthoven Probleemstelling Het idee: Door verbetering van de groeiwijze van aardappelen de gewasgezondheid en opbrengst verbeteren volgens de methode van het selectief gebruiken van vier grondbewerkingsperioden. Het is gebaseerd op vroeger biologisch-dynamisch onderzoek en nieuw in particulier beheer ontwikkeld onderzoek. De methode is het meest uitgebreid in biologische teelten getoetst zonder bestrijdingsmiddelen. Er is tot nu toe nooit verschil vastgesteld in effecten tussen de biologische en reguliere situatie. Essentieel is een goede bemesting en overige optimale groeiomstandigheden. De methode is gebaseerd op een viervoudige analyse van het gewas, waarbij vier grondbewerkingsperioden via onderzoek worden vastgesteld. De methode heeft invloed op Phytophthora in loof en knol, opbrengst, schurft, Rhizoctonia, OWG, groeischeuren en de algehele kwaliteit. Deze brede werking is er omdat de methode gericht is op het sturen van de groei naar de genetische mogelijkheden van het gewas. Daarmee ontstaat er een voor het ras optimale groeiwijze, gewasgezondheid en opbrengst. Er liggen knollen van het ras Agria dat voor 75% onderzocht is. Met een afsluitend onderzoek zijn voor dit ras alle vier benodigde grondbewerkingsperioden volledig in kaart gebracht. Daarvoor worden op een bedrijf op kleine schaal de tot nu toe gebruikte grondbewerkingsperioden gebruikt en worden er in experimentele opzet nog twee perioden aan toegevoegd. Dit moet minimaal twee jaar herhaald worden. Als derde staan op dit proefveld de zelfde Agria s op grondbewerkingen gelijk aan die in het afgelopen project, dus met 75% toepassing. Het Agriaonderzoeksmateriaal kan daarna ook voor langere periode op een proefstation gevolgd worden ten behoeve van langjarige beoordeling. Met Agria is het ook mogelijk vanaf 2010 al op grotere schaal pootgoed te volgen en dit vanaf 2011 op grote schaal verder te vermeerderen op een proefboerderij. Daarmee is er van dit materiaal onderzoeksinformatie beschikbaar vanaf In het pas afgesloten PADGG-praktijkproject in Flevoland verbeterde de Phytophthoraveldresistentie in teelt zonder bestrijdingsmiddelen met 75%. Deze verbetering gaf 35% meer opbrengst. Bij het achterwege laten van de methode viel het resultaat terug naar de waarde van voor het project, de methode moet dus jaarlijks gebruikt worden. RPPA NWC : C; RPPA N : Te beoordelen door biologische sector; wij hebben te weinig kennis en houvast voor een oordeel. Eventuele uitvoering niet ten laste van gangbaar onderzoeksbudget; RPPA NO : zie Noord; RPPA ZO : We sluiten ons aan bij RPPA N; RPPA ZW : C; OC : Dit voorstel is ook ingediend bij het Masterplan Phytophthora en afgewezen; NL : C. 24
29 Onderzoeksvoorstel 2011 N 17 Onderwerp Gewas Ingediend door : Rassenonderzoek suikerbieten op tarra-aspecten : Suikerbieten : B. Prins, Zuidbroek Bietenrassen met vertakkingen met als gevolg teveel tarra met name op zware klei. 5% Meer grondtarra in suikerbieten is een behoorlijke kostenpost. Dit is vooral een probleem op de zware kleigronden. Vrijwel iedere akkerbouwer op de zwaardere kleigronden kijkt bij de rassenkeuze naar zaken als kophoogte en bietvorm (glad en zonder zijtakken), terwijl het IRS hier steeds minder gegevens over verstrekt. Gebruikswaardeonderzoek specifiek gericht op tarrapercentage, bietvorm, kophoogte (in cm) op zware kleigronden, bij voorkeur op de regionale proefboerderijen (Ebelsheerd) en de resultaten ook als zodanig publiceren. Indiener : Bij de wintertarwerassenproeven kun je toch ook zien hoe een ras presteert op een bepaalde locatie? RPPA NWC : A3, de rassenlijst en praktijkervaringen geven samen voldoende indicaties; RPPA N : Doorsturen naar IRS; RPPA NO : V2; RPPA ZO : Doorsturen naar IRS; RPPA ZW : Doorsturen naar IRS; NL : A3. 25
30 Onderzoeksvoorstel 2011 ZO 2 Verkorting teeltrotatie suikerbieten door afvoer naar vergister Suikerbiet E. Michiels, LLTB vakgroep akkerbouw Onderzoek naar mogelijk effect van verkorting rotatie suikerbieten naar b.v. 1 op 3 door afvoer blad en bieten voor vergisting. RPPA NWC : A3 / C; RPPA N : N / C; RPPA NO : C; RPPA ZO RPPA ZW : C; NL : C. : C, afvoer blad heeft alleen effect op Cercospora, maar is dat het grootste probleem? Op aaltjes heeft het geen effect. Men zal inleveren op opbrengst. RPPA ZO ziet hier geen voordeel in. Bieten moet niet intensiever geteeld gaan worden. Het is alleen interessant als bieten economisch interessant zijn voor vergisting en de ondernemer daar direct baat bij heeft. De verdiensten zijn leidend; 26
31 Onderzoeksvoorstel 2011 ZO 5 Teeltoptimalisatie cichorei op zandgrond Cichorei CSV Covas In de teelt van cichorei worden in vergelijking tot bijvoorbeeld het gewas suikerbieten geen grote sprongen gemaakt in opbrengst en kwaliteit (wortel en inuline). Waarom blijven de cichoreiopbrengsten op gelijk niveau of nemen zelfs af? - bemestingsonderzoek; - ziektebestrijding; - aaltjesonderzoek; - verbetering mechanisatie: zaai- en rooitechniek. RPPA NWC : C; RPPA N : V2 (klusje voor Sensus); RPPA NO : C (te algemeen geformuleerd); RPPA ZO : A1, eventueel verbreden naar zwaardere grond als löss en klei; RPPA ZW : N; NL : A3. 27
32 Onderzoeksvoorstel 2011 ZO 10 (deels Her 13) Rassenonderzoek zaaiuien op löss-/zandgrond Zaaiui RPPA ZO Momenteel worden rassenproeven uitgevoerd op de klei in Zeeland en Flevopolder. Resultaten van dit onderzoek zijn onvoldoende bruikbaar voor telers op de zand- en met name lössgrond, omdat de groeiomstandigheden op zand- en lössgrond heel anders zijn. Uitbreiding van het bestaande onderzoek op kleigrond met een locatie op zand en op löss. - Landelijk (2009): A2; RPPA NWC : A2; RPPA N : A2; RPPA NO : A2; RPPA ZO : A1 en aansluitend bij bestaand onderzoek; RPPA ZW : N; NL : A2. 28
33 Onderzoeksvoorstel 2011 NO 13 Teeltoptimalisatie bladrammenas Bladrammenas H.J. Hospers, Zwartemeer Indiener signaleert de laatste jaren een steeds slechtere groei van bladrammenas. Volgens hem komt dit door de lagere N-normen, waardoor er te weinig in de grond achterblijft en de norm van 60 kg N/ha voor groenbemesters en vooral voor de bladrammenas te laag is. De gele mosterdpercelen waren wel goed, maar voor de vrijlevende aaltjes (tabaksratelvirus) is dit weer slechter. Rogge kan ook met minder toe, maar is ook voor de vrijlevende aaltjes een probleem. De kosten voor bladrammenas, wat betreft zaaizaad en stikstof, welke door de lagere fosfaatnormen nu veelal in de vorm van Kas gegeven moet worden, zijn te hoog om de teelt te laten mislukken. Hoe houden we onze organische stofgehaltes en de bodemvruchtbaarheid op peil? Hoe kunnen we een goede groenbemester bladrammenas telen, nu hierin ook steeds meer resistenties ingekruist worden? RPPA NWC : V2, voor bladrammenas is de N-gift inderdaad aan de krappe kant. Ook (te) late zaai staat een goede ontwikkeling vaak in de weg. Na half augustus hoef je het niet meer te proberen; RPPA N : V2; RPPA NO : A1, combi met 126 (NO 35/PPO); RPPA ZO : V2; RPPA ZW NL : V2. : V2, 60 kg N is niet probleem. Zoeken naar groenbemester met lage stikstofbehoefte; 29
34 Onderzoeksvoorstel 2011 NO 58 Optimalisatie en verduurzamen van de teelt van energiegewassen Energiegewassen M.C.M. Raaphorst, Nordic Maizebreeding De teelt van biomassagewassen voor de productie van energie zal in de toekomst duurzamer moeten plaatsvinden. De duurzaamheid van de teelt van de energiegewassen wordt echter beperkt door traditionele teeltsystemen die van oudsher ten behoeve van bijvoorbeeld de veehouderij of akkerbouw zijn ontwikkeld. Door toepassing van alternatieve teeltsystemen kan de teelt efficiënter, duurzamer, bedrijfseconomischer en meer in balans met input en output van organische stof en meststoffen plaatsvinden. De verduurzaming van de energiegewassen teelt kan zowel het draagvlak voor energie uit biomassa als het (bedrijfseconomisch) rendement verhogen. De huidige energiegewassenteelt richt zich vooral op monoteelten van maïs. Met de toekomstige meststoffenregelgeving zal een optimale monoteelt van massamaïs echter moeilijk worden. Door C3-gewassen (bv. triticale, rogge, gras) in rotatie te telen met C4-gewassen (double cropping), is een duurzamere teelt van energiegewassen mogelijk. Dit teeltsysteem zorgt voor een betere balancering van organische stof en nutriëntenvoorziening en een actiever en diverser bodemleven. Dit leidt tot een betere optimalisering van de groeiomstandigheden van gewassen en daarmee tot een hogere droge stofproductie en minder verliezen (uitspoeling N, afbraak organische stof). Daarnaast kan een efficiëntere benutting van meststoffen mogelijk worden gemaakt door genoemde teeltsystemen te combineren met volvelds inzaaitechnieken. Teeltoptimalisatie van double cropping -systemen van C3- en C4-gewassen. Onderzoek naar organische stofbalans en N- (en evt. P-) balans. Invloed van zomer- en winterteelten o.a. door vastlegging in bodem en gewas. Optimalisatie meststoffen gift door toepassen volveldse teelten (bv. nauwe rijafstanden, hoge plantdichtheden) van maïs in combinatie met winterteelten (bv. mengteelten rogge/triticale/erwt/boon). N- en P-benuttingsoptimalisatie en -efficiëntie. Stimulatie (bio)diversiteit en activiteit bodemleven. Energiekompas PPO (afgesloten); Ontwikkeling en introductie landschapsmaïstypen en duurzame teeltsystemen voor Noord- Nederland (lopend onderzoek ). Indiener : Andere mogelijke medefinanciers zijn provincies, LNV, VROM, EZ, LTO, gemeenten en zaadbedrijven; RPPA NWC : A3; RPPA N : V1; RPPA NO : A1 + cofinanciering. Het gaat hier om een kortstro-ras dat snel rijpt en vroeg ruimt. Dat biedt mogelijkheden voor een groenbemester; RPPA ZO : A1 en aansluiten bij Energieboerderij; RPPA ZW : C; NL : A2. 30
SPNA SPNA. Laboratorium. Directzaai. Directzaai 12-1-2011. Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 2003 2010
12-1-211 SPNA Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw: 12-1-211 Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 23 21 Masterclass Niet-Kerende Grondbewerking Jaap van t Westeinde www.spna.nl
Nadere informatieVoorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen
Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen In PPL het (Programma PrecisieLandbouw) (PPL) investeren investeren landbouwbedrijfsleven en en ministerie van van LNV LNV in in hulpmiddelen
Nadere informatieBASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond:
BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond: Zoektocht naar een duurzaam bodembeheer op klei en zand Programma Bodem 5 juni 2012, Janjo de Haan en Derk van Balen Systeemonderzoek Ontwikkeling van strategieën
Nadere informatieBeter Bodembeheer de diepte in
Beter Bodembeheer de diepte in 6 april 2017 Nijkerk Partners in PPS Duurzame Bodem: LTO Nederland, NAV, Brancheorganisatie Akkerbouw (Penvoerder), Agrifirm, IRS, Suiker Unie, AVEBE, CZAV, NAO, Bionext
Nadere informatieBiedt de nieuwe GLB kansen voor voedergewassen? L.Tjoonk Kennisontwikkelaar ruwvoerteelt
Biedt de nieuwe GLB kansen voor voedergewassen? L.Tjoonk Kennisontwikkelaar ruwvoerteelt Hervorming Gemeenschappelijk Europees Landbouwbeleid Toeslagrechten 2014 Betalingsrechten 2015 Nationale invulling
Nadere informatieTeeltonderzoek soja in Nederland
Teeltonderzoek soja in Nederland Eiwitdag Innovatie Veenkoloniën, Valthermond 3 september 2015: Ruud Timmer & Chris de Visser Inhoud Plantaardig eiwit en Europa Rassenonderzoek Stikstofonderzoek Aandachtspunten
Nadere informatieKnelpuntenrapportage nieuwe teelten
Knelpuntenrapportage nieuwe teelten Rapportage van de Afzet- en Teeltknelpunten bij a) Langwerpige radicchio, b) Grootbladige spinazie, c) Salatrio, d) Wortelpeterselie C. van Wijk PPO-agv, Lelystad Praktijkonderzoek
Nadere informatieEiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen
Eiwitgewassen Eiwitrijke gewassen Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja Voordelen luzerne Nadelen luzerne Positief effect op bodemstructuur Droogteresistent door diepe beworteling Nalevering N: 60
Nadere informatieir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011
ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011 De vruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem worden behouden en verbeterd - Door de teelt van vlinderbloemigen, groenbemesters
Nadere informatieAanleiding project. 2. Opzet project 3. Resultaten eerste. 4. Vervolg. Bodemkwaliteit op zandgrond. Inhoud presentatie
Bodemkwaliteit op zandgrond Inhoud presentatie Resultaten en ervaringen NKG eerste jaar 2011 Borkel & Schaft, 14 december 2011, Janjo de Haan 1. Aanleiding project en visie op bodembeheer 2. Opzet project
Nadere informatieInteractie Moddus en Actirob
Interactie Moddus en Actirob Effect op zaadopbrengst Engels raaigras 2011 Expertisecentrum graszaad en graszoden Proefboerderij Rusthoeve en DLV Plant p/a Noordlangeweg 42 4486PR Colijnsplaat C Sam de
Nadere informatieEvenwicht in de volkstuin? april 1, 2014 DLV Plant
Evenwicht in de volkstuin? Evenwichtige bemesting Bodemmonster Belangrijk om te weten: Algemeen: Fosfaat, kali, magnesium Op zand: ph en o.s. Op klei: % slib Bodemmonster Fosfaat laag: voldoende bemesten
Nadere informatieBodemmonster Bodemmonster
Evenwicht in de volkstuin? Evenwichtige bemesting Bodemmonster Bodemmonster Belangrijk om te weten: Fosfaat laag: voldoende bemesten Kali laag: voldoende bemesten of bijsturen Magnesium laag: bijsturen
Nadere informatieProgramma voor vandaag:
Aardappelteelt Programma voor vandaag: Standdichtheid en benodigde hoeveelheid pootgoed Bemesting van aardappelen Opdrachten no.2 Pauze 10:30 10:45 PowerPoint presentatie / werk in groepen Opdrachten no.
Nadere informatieRuwvoeravond. Passen alternatieve gewassen bij u?
Ruwvoeravond Passen alternatieve gewassen bij u? Hoornaar, 16 feb 2017 Akkerbouwmatige Ruwvoerteelt Planmatig werken aan een optimale(ruwvoer)opbrengst door te sturen op bodem en gewas +2.000 kg ds Wat
Nadere informatieKENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 KOSTPRIJZEN AARDAPPELEN. www.dlvplant.nl
KENNISBUNDEL Biologische aardappelen Mei 2013 TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN ZIEKTEN EN PLAGEN / VIRUSZIEKTEN ZIEKTEN EN PLAGEN / PHYTOPHTHORA INFESTANS ZIEKTEN EN PLAGEN
Nadere informatieHandboek bodem en bemesting
Handboek bodem en bemesting Van adviesbasis naar nieuwe basis voor adviezen Symposium bemesting in de 21 e eeuw Wageningen 28 november 2014 Janjo de Haan Belang bemestingsadviezen Handvaten voor (economisch)
Nadere informatieRaseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman
Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman Inleiding In opdracht van VBU (Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal) werd in
Nadere informatieProgramma voor vandaag:
Aardappelteelt Programma voor vandaag: Padlet Aardappelteelt Rassenkeuze en pootgoedkwaliteit Opdrachten PowerPoint presentatie / werk in groepen Pauze 10:30 10:45 Werkgroepen No. Roepnaam Tv Achternaam
Nadere informatieHét kiemremmingsmiddelen voor aardappelen en uien
GROEIREGULATOREN Hét kiemremmingsmiddelen voor aardappelen en uien - Zorgeloze start van kiemremming Behoud van uitwendige kwaliteit Beperking van inwendige kieming Uitstekende korrelformulering met een
Nadere informatieOpen teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn
Resultaten Systeemonderzoek Vredepeel geven aan: Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn BAVB workshop 11 februari 2014 Janjo de Haan Nieuw mestbeleid heeft
Nadere informatieMAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN!
MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN! In deze editie aandacht voor: Vernietigen en verkleinen vanggewas ph Organische stof: compost Kali bemesting Onderzaai Raskeuze Organisatie maisteelt Een plant groeit
Nadere informatieTopopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt
Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt (P.C.B.T.) v.z.w. Ieperseweg 87 8800 RUMBEKE Tel. : 051/26 14 00, Fax. : 051/24 00 20 Verslag BT03ZTA_RAS01 Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe
Nadere informatieRassenonderzoek sojabonen op lössgrond 2004-2006
Rassenonderzoek sojabonen op lössgrond 2004-2006 Droog te oogsten Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente december 2006 PPO
Nadere informatieHandboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs...
1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs... 10 6 1 Inleiding Na gras is snijmaïs het belangrijkste gewas voor de melkveehouderij.
Nadere informatieORGANISCHE STOF: WAT LEVERT HET OP? KOSTEN EN BATEN VAN ORGANISCHE STOF VOOR DE AKKERBOUWER
ORGANISCHE STOF: WAT LEVERT HET OP? KOSTEN EN BATEN VAN ORGANISCHE STOF VOOR DE AKKERBOUWER Masterplan Mineralenmanagement INLEIDING Organische stof in de bodem staat sterk in de belangstelling. Organische
Nadere informatieOpen teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn
Resultaten Systeemonderzoek Vredepeel geven aan: Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn Themadag NBV, Wageningen, 8 november 2013 Janjo de Haan Nieuw mestbeleid
Nadere informatieHoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen
Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen Natuur en Landschap Pleasure green Milieu Tonnis van Dijk Nutriënten Management Instituut NMI 3 november 2011 Beperkingen in bemesting Europese regelgeving:
Nadere informatieGroeiregulatie in Engels raaigras
Groeiregulatie in Engels raaigras Effect Moddus, Robbester, MCPA en stikstof op zaadopbrengst in 2013 In opdracht van en gefinancierd door Productschap Akkerbouw en Werkgroep graszaden en graszoden Postbus
Nadere informatieGroenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering
Groenbemesters 2015-2016 Een vruchtbare investering Beste akkerbouwer, Gezondheid, structuur en een goed bodemleven van de bodem verbeteren de opbrengst van teeltgewassen en hiermee ook uw bedrijfsresultaat.
Nadere informatieGroenbemester als vervanging vals zaaibed
Groenbemester als vervanging vals zaaibed Onkruidonderdrukking door groenbemesters 24 januari 2019, Wiepie Haagsma Onkruidbeheersing in de praktijk Vruchtwisseling en gewaskeuze Hoofdgrondbewerking Teeltwijze
Nadere informatieBeproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud
Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen Resultaten uit onderzoek PPO en andere WUR-instituten Willem van Geel, PPO-AGV, 8-11-2012, Bergeijk Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
Nadere informatieEffect van organische stof op opbrengst, stikstofuitspoeling en bodemkwaliteit
Effect van organische stof op opbrengst, stikstofuitspoeling en bodemkwaliteit Resultaten Bodemkwaliteit op Zand Congres Beter Bodem Beheer, Lunteren, 4 oktober 2016 Janjo de Haan, Harry Verstegen, Willem
Nadere informatieConsultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen
Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen DLV Plant Postbus 7001 6700 CA Wageningen Agro Business Park 65 6708 PV Wageningen T 0317 49 15 78 F 0317 46 04 00 In opdracht van: Begeleidende groep
Nadere informatieHandboek Bodem en Bemesting
Handboek Bodem en Bemesting Voor een optimale bemesting en een beter bodembeheer Jaarvergadering vakgroep Akkerbouw LLTB Baexem, 19 januari 2016 Janjo de Haan Van adviesbasis bemesting naar Handboek bodem
Nadere informatieGroeiregulatie in Engels raaigras
Groeiregulatie in Engels raaigras Effect Moddus, Actirob, MCPA en middel X op zaadopbrengst in 2012 In opdracht van en gefinancierd door Productschap Akkerbouw en Werkgroep graszaden en graszoden Postbus
Nadere informatieGewasbeschermingsplan 2011
Preventie Gewas: Logboek 1. Grondgebonden ziekten / plagen. 2. Goed uitgangsmateriaal. 3. Rassenkeuze. 4. Bedrijfshygiëne Afdekken afvalhopen Reinigen machines 5. Aaltjes beheersstrategie. 6. Vrucht- en
Nadere informatieBegeleidingscommissie Bodem Vredepeel. 15 december 2015 Janjo de Haan, Harry Verstegen, Marc Kroonen
Begeleidingscommissie Bodem Vredepeel 15 december 2015 Janjo de Haan, Harry Verstegen, Marc Kroonen Programma Mededelingen Eerste resultaten 2015 Teeltseizoen 2015 Opbrengsten Eerste resultaten uitspoelingsmetingen
Nadere informatieKwaliteit verhoogt het rendement
Kwaliteit verhoogt het rendement Akkerbouw informatie bijeenkomst 2016 www.tenbrinkebv.nl 16 14 12 13,3 Akkerbouw 2016 % verlagingen pootaardappelen 15,3 10 8 6 4 2 7,4 7,6 6,7 0 2011 2012 2013 2014 2015
Nadere informatieDUURZAAM BODEMBEHEER IN DE LANDBOUW
DUURZAAM BODEMBEHEER IN DE LANDBOUW Samen de schouders onder duurzaam bodembeheer EEN GEZONDE BODEM IS IN BELANG VAN DE HELE MAATSCHAPPIJ Wageningen UR en het Louis Bolk Instituut hebben in opdracht van
Nadere informatie1/25/2018. Resultaten druppelirrigatie diverse gewassen. Inleiding. More crop per drop. Wie ben ik en wat is mijn rol
Inleiding Resultaten druppelirrigatie diverse gewassen Sigrid Arends Wie ben ik Over het project Resultaten 2014-2017 Zetmeelaardappelen Consumptieaardappelen Soja Uien/Plantuien Pootaardappelen Samenvatting
Nadere informatieVanggewas na mais ook goed voor de boer
Vanggewas na mais ook goed voor de boer Gaat u meer aandacht aan uw groenbemester besteden? Janjo de Haan 12 februari 2015 Verschil tussen vanggewas en groenbemester (Stikstof)vanggewas Onbemest 1e doel
Nadere informatieKan stimuleren van agrobiodiversiteit zonder externe gelden?
Resultaten met functionele agrobiodiversiteitsmaatregelen vanuit project Boeren en Agrobiodiversiteit.. Kan stimuleren van agrobiodiversiteit zonder externe gelden? Jan de Wit Louis Bolk Instituut 1 Biodiversiteit?
Nadere informatieKansen voor NKG op zand
Kansen voor NKG op zand Sander Bernaerts DLV plant 14 juni Vessem NKG Niet Kerende Grondbewerking betekent het systematisch vermijden van intensief kerende of mengende grondbewerking en het zoveel mogelijk
Nadere informatieActualiteiten. Suikerbieten voor bio-energie?! Suikerbieten voor bio-energie. Voorwaarden. Waarom? Toon Huijbregts
IRS Van Konijnenburgweg 24 4611 HL Bergen op Zoom The Netherlands email: irs@irs.nl http://www.irs.nl Suikerbieten voor bio-energie?! Actualiteiten Toon Huijbregts Suikerbieten voor bio-energie waarom
Nadere informatieTeelt Voederbieten en eiwithoudende gewassen
Teelt en eiwithoudende gewassen Alex De Vliegher Studiedag : het nieuwe GLB- Vergroening: wat zijn passende keuzes voor uw melkveebedrijf? Meerhout 28 juni 2016 Oostkamp 30 juni 2016 Inhoud Vlinderbloemigen
Nadere informatieReken af met duist in stappen
Reken af met duist in stappen Zo blijft resistente duist beheersbaar Duist is een lastig onkruid in wintertarwe. Dat komt met name doordat het een directe concurrent is voor het gewas. Het ontneemt voedsel
Nadere informatieBIOSTIMULANT. Het begint bij de wortel
BIOSTIMULANT Het begint bij de wortel - Stimuleert de wortelgroei en -activiteit Verhoogt stresstolerantie onder ongunstige groeiomstandigheden Vergroot wortellengte en biomassa Verbetert opname van water
Nadere informatieIRS Postbus AA Bergen op Zoom / Gewasbescherming. Jan D.A. Wevers
IRS Postbus 32 4600 AA Bergen op Zoom www.irs.nl / wevers@irs.nl Gewasbescherming Jan D.A. Wevers Inhoud geen Condor meer Mesurol gaat verdwijnen uit het zaad gewasbescherming en certificering Insectenbestrijding
Nadere informatieVerbeter de bodem Blijf ervan af!
Verbeter de bodem Blijf ervan af! Combinatie rijpaden en gereduceerde grondbewerking Wijnand Sukkel, Wiepie Haagsma Derk van Balen, e.a. Grondbewerking en bodemverdichting Hoofdgrondbewerking o.a. ingezet
Nadere informatieTeeltsystemen voor concurrerende teelt van wintertarwe EH 0412 Door: Henk Floot (SPNA) en Ruud Timmer (PPO)
Teeltsystemen voor concurrerende teelt van wintertarwe EH 0412 Door: Henk Floot (SPNA) en Ruud Timmer (PPO) Inleiding Door de lage graanprijzen staat het rendement van de graanteelt onder druk. De aanzienlijke
Nadere informatievan harte welkom Koolstof Kringlopen
van harte welkom Koolstof Kringlopen 1 Programma 13:30 Opening met lezing 14:00 Instructie geleide rondgang 14:15 Geleide rondgang 16:45 Actieve demonstratie machines Afsluiting met drankje & snack Koolstof
Nadere informatieToetsing van effecten van toediening van biochar op opbrengst en bodemkwaliteit in meerjarige veldproeven
Toetsing van effecten van toediening van biochar op opbrengst en bodemkwaliteit in meerjarige veldproeven J.J. de Haan, D. van Balen & C. Topper (PPO-agv Wageningen UR) M.J.G. de Haas, H. van der Draai
Nadere informatieOrganische stof, meer waard dan je denkt
Organische stof, meer waard dan je denkt Ervaringen uit het systeemonderzoek PPO-locatie Vredepeel Bodem Anders Den Bosch, 20 maart 2015 Janjo de Haan De bodem Vaste fractie Water Lucht De bodem en organische
Nadere informatieRapport enquête en workshop (Bio Vak Zwolle 2012) Locale rassen; het juiste ras locatie teler concept Bertus Buizer & Kitty de Jager, december 2012
Rapport enquête en workshop (Bio Vak Zwolle 2012) Locale rassen; het juiste ras locatie teler concept Bertus Buizer & Kitty de Jager, december 2012 Inleiding: De veredeling van gewassen heeft onder andere
Nadere informatieAardappelteelt. Docent: Muhtezan Brkić
Aardappelteelt Docent: Muhtezan Brkić Programma voor vandaag: Belangrijke plagen en knolgebreken. Oogst / rooien van aardappelen. Opdrachten aardappelteelt Thuis zelf bestuderen en leren Aardappelen signalen
Nadere informatieC. Meijer BV Lady Anna. Willem in t Anker
C. Meijer BV Lady Anna Willem in t Anker Historie CMK 2001-022-033 Doel: goed bewaarbaar frietras met goede verwerkingseigenschappen Oogst 2009 eerste pootgoed productie buiten kweekbedrijf Oogst 2014
Nadere informatieHet Nederlands Lelie Rapport Met Micosat mycorrhizae, schimmel en bacteriën
Het Nederlands Lelie Rapport 16 Met mycorrhizae, schimmel en bacteriën Inhoudsopgave Test met Resultaten Perceel 1 Perceel 2 Perceel 3 Perceel 4 Conclusie Kostencalculatie staat voor een schone bodem en
Nadere informatieKansrijke teelt van vlas voor een gezonde bodem
Kansrijke teelt van vlas voor een gezonde bodem www.vandebiltzadenvlas.com Langeweg 26 4541 PC Sluiskil info@vandebiltzadenvlas.com The Netherlands Tel. +31 115 471922 Fax. +31 115 472229 1. Introductie
Nadere informatieKENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN
KENNISBUNDEL Biologische aardappelen Mei 2013 TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN ZIEKTEN EN PLAGEN / VIRUSZIEKTEN ZIEKTEN EN PLAGEN / PHYTOPHTHORA INFESTANS ZIEKTEN EN PLAGEN / RHIZOCTONIA SOLANI DE SMAAK
Nadere informatieRAPPORT. Gevoeligheid van aardappelrassen voor schade door stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci) Ing. Egbert Schepel
RAPPORT Gevoeligheid van aardappelrassen voor schade door stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci) Ing. Egbert Schepel rapport 711 project 9071 december 2010 RAPPORT titel Gevoeligheid van aardappelrassen voor
Nadere informatieEffect van borium op de hardheid van uien. L. van den Brink
Effect van borium op de hardheid van uien L. van den Brink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroenten PPO nr. 3250096600-01
Nadere informatieCONSERVERENDE AKKERBOUW. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman BIOBEURS
CONSERVERENDE AKKERBOUW Saalland Mts Klein Swormink - Stegeman WIE BEN IK? Wim Stegeman Tot 2009 werkzaam bij R&D DuPont Vanaf 2005 boer samen met Marga Klein Swormink Vanaf 2009 eigen adviesburo Saalland
Nadere informatieOnderzoeksverslag. Mechanische onkruidbestrijding in de mengteelt van tarwe en veldboon
Onderzoeksverslag Mechanische onkruidbestrijding in de mengteelt van tarwe en veldboon Titelblad Auteur: Marina de Rooij, Albert Ruben Ekkelenkamp, Michiel Sinkgraven Titel: Onderzoeksverslag Ondertitel:
Nadere informatieNaar een nieuwe systematiek voor N-bemestingsadviezen als basis voor precisiebemesting
Naar een nieuwe systematiek voor N-bemestingsadviezen als basis voor precisiebemesting Themadag bemesting akkerbouw, Nijkerk 2 februari 2017 Romke Postma, Willem van Geel (WUR) & Janjo de Haan (WUR) Romke.postma@nmi-agro.nl
Nadere informatieMycorrhiza. Test met Micosat
Mycorrhiza Mycorrhiza een micro-organisme dat in de bodem samen met schimmels en bacteriën zorgt voor een optimaal bodemleven. Micosat Seeds (het product dat in de test is gebruikt) bestaat uit een selecte
Nadere informatieProterra Maize. 226,- hoger saldo per ha
Proterra Maize 226,- hoger saldo per ha Proterra Maize biedt vele voordelen De groenbemester Proterra Maize meezaaien met de mais heeft vele voordelen en levert uiteindelijk een hoger saldo van 226,- per
Nadere informatieResultaten onderzoek Gerard Meuffels. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland
Resultaten onderzoek 2013 Gerard Meuffels Rijenbemesting Betere benutting van nutriënten en verkleinen van het risico van uitspoeling / afstroming Kunstmeststoffen reeds gangbare praktijk (o.a. mais) Stikstof:
Nadere informatieTrichodorideaaltje: beheersbaar?
Vrijlevende wortelaaltjes ((Para)Trichodorus soorten) Trichodorideaaltje: beheersbaar IRS Suikerbieteninformatiedagen 5 Evert Brommer, PPO AGV Lelystad! ectoparasiet! alle stadia mobiel! zeer veel waardplanten!
Nadere informatieStichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe
Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe Opdrachtgever: Auteur:
Nadere informatieMeer en beter gras van Eigen land met onze nieuwe graslandverzorgingsmachine
Nieuwsbrief nr.1 maart 2015 Technieken en wetgeving veranderen continu. Middels de nieuwsbrief gaan we proberen u een aantal keer per jaar op de hoogte te houden van de actualiteiten en nieuwe ontwikkelingen
Nadere informatieStikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen?
Stikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen? Themamiddag Bemesting Akkerbouw, Putten 30 november 2017 Romke Postma, Willem van Geel (WUR) & Janjo de Haan (WUR) Aanleiding
Nadere informatieRassenonderzoek sojabonen op lössgrond
Rassenonderzoek sojabonen op lössgrond 2004-2006 Droog te oogsten Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 3251044700
Nadere informatieNaar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw
Nutriënten Management Instituut B.V. Postbus 250, 6700 AG Wageningen T: 088 8761280 E: nmi@nmi-agro.nl I: www.nmi-agro.nl Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw Grond
Nadere informatieOnderzoeksvoorstellen 2013. Onderzoeksvoorstellen 2013. Volledige beschrijvingen. Volledige beschrijvingen. na landelijk overleg. na landelijk overleg
Onderzoeksvoorstellen 2013 Onderzoeksvoorstellen 2013 Volledige beschrijvingen na landelijk overleg Volledige beschrijvingen na landelijk overleg mei 2012 COLOFON Uitgave: Productschap Akkerbouw Redactie:
Nadere informatieVan generiek mestbeleid naar individuele verantwoordelijkheid. Harry Kager LTO Nederland
Van generiek mestbeleid naar individuele verantwoordelijkheid Harry Kager LTO Nederland Mestbeleid: schaken op vele borden Mestbeleid Nitraatrichtlijn leidend, daarnaast Kaderrichtlijn Water, Periodieke
Nadere informatieGezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas. onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten
Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Doel van project Door middel van beperkte eerste ervaringen in een project waarin boomkwekers
Nadere informatieklaver melkveebedrijf Groene van motor De groene motor van het melkveebedrijf
De groene motor van het melkveebedrijf Door Minas neemt het gebruik van kunstmeststikstof af en komt het gebruik van klaver als groene motor achter de Gras & graslandproductie steeds meer in beeld. Deze
Nadere informatieInvloed van de stikstofgift op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr
Invloed van de stikstofgift op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien rapport / publicatie nr. 08-08 Uireka is een uniek driejarig ketenproject met als doel het verbeteren van de kwaliteit en daarmee het
Nadere informatieKnelpuntenrapportage nieuwe teelten Rapportage van de Afzet- en Teeltknelpunten bij a) rucola, b) aardpeer, b) pastinaak c) Aziatische bladgewassen.
Knelpuntenrapportage nieuwe teelten Rapportage van de Afzet- en Teeltknelpunten bij a) rucola, b) aardpeer, b) pastinaak c) Aziatische bladgewassen. C. van Wijk PPO-agv, Lelystad Praktijkonderzoek Plant
Nadere informatieProgramma voor vandaag:
Aardappelteelt Programma voor vandaag: Kennismakingsgesprek Project (vak) Aardappelteelt programma Aardappelteelt inleiding Artikel en vragenlijst Hybride aardappelen uit zaad de toekomst PowerPoint presentatie
Nadere informatieDoel van het onderzoek
Doel van het onderzoek Compost is een veel gebruikte bodemverbeteraar in meerdere teelten. Diverse soorten zijn verkrijgbaar, waarbij aan sommige soorten middels extra doorgroeien met micro-organismen,
Nadere informatieNieuwsbrief 13. Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland.
Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland. Op de zandgrond in Zuidoost Brabant heeft er in 2012 een boerenexperiment met NKG plaatsgevonden op een perceel aardappelen met als
Nadere informatieInventarisatie omstandigheden optreden zwarte vlekken in peen
Inventarisatie omstandigheden optreden zwarte vlekken in peen Analyse praktijkmonsters 2008 Huub Schepers en Joanneke Spruijt Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Businessunit Akkerbouw, Groene ruimte
Nadere informatieRijenbehandeling in aardappel met Amistar
Rijenbehandeling in aardappel met Amistar Resultaten seizoen 2018 Advies 2019 Praktijkonderzoek Al jaren is Amistar het vertrouwde en zelfs veruit het meest gebruikte middel in de rijenbehandeling tegen
Nadere informatieKosten/baten-analyse MC-installaties en gebruikerservaringen MC
Kosten/baten-analyse MC-installaties en gebruikerservaringen MC LEI Wageningen UR: Co Daatselaar Aanleiding en doelstellingen onderzoek Veel mest elders af te zetten tegen hoge kosten, druk verlichten
Nadere informatieN-systemen in wintertarwe
N-systemen in wintertarwe Inleiding HLB BV en Proeftuin Zwaagdijk voerden het project N-systemen in wintertarwe uit in opdracht van Productschap Akkerbouw in de periode 2010-2012. Doelstelling van het
Nadere informatieSlide 1. Co existentie. Naast elkaar bestaan van GG en niet-gg teelten. Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz
Slide 1 Co existentie Naast elkaar bestaan van GG en niet-gg teelten Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz Slide 2 Co-existentie: context Een GG gewas wordt eerst beoordeeld op veiligheid voor toelating
Nadere informatieEcologische interacties in agroforestrysystemen
Ecologische interacties in agroforestrysystemen Boki Luske Evert Prins 20 maart 2019 https://youtu.be/ywoqeypivro 2 Ecologische interacties Mutualisme: beide partners profijt hebben Interactie tussen organismen
Nadere informatieInvloed van het oogsttijdstip op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr
Invloed van het oogsttijdstip op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien rapport / publicatie nr. 08-0 Uireka is een uniek driejarig ketenproject met als doel het verbeteren van de kwaliteit en daarmee het
Nadere informatieSUIKERBIETEN. Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker. Productie: ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten
SUIKERBIETEN Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker Productie: 180.000.000 ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten 1 Waar komt de suiker vandaan? Arealen Europa Waar komt de suiker vandaan?
Nadere informatieSlide 1. Hybride rassen. Voor- en nadelen. Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz
Slide 1 Hybride rassen Voor- en nadelen Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz Slide 2 Hybride rassen Hybride (F1) rassen standaard in tal van gewassen Akkerbouw: maïs, suikerbiet, koolzaad Groenten:
Nadere informatieBijlage A. Stikstofgebruiksnormen behorende bij artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
Bijlage A. Stikstofgebruiksnormen behorende bij artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet Gewas Klei Zand/löss en Veen 2006 2007 2008 2009 2006 2007 2008 2009 Grasland (kg N per ha per jaar)
Nadere informatieDe bodem, weerloos én weerbaar
De bodem, weerloos én weerbaar Hoe onderzoek bijdraagt aan een betere kwaliteit van de bodem en dus stabielere opbrengst voor de lange termijn Bodemkwaliteit op zand De bodem is misschien wel het belangrijkste
Nadere informatieMasterplan Mineralenmanagement Bodemdag Vredepeel, 17/08/2012. Peter Stevens,
Masterplan Mineralenmanagement Bodemdag Vredepeel, 17/08/2012 Peter Stevens, 1 Aanleiding MMM Directe aanleiding voor de totstandkoming van het Masterplan MineralenManagement (MMM) is de voedselzekerheid
Nadere informatieBODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters
BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 29 nateelt groenbemesters Nederlands Limburg Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: januari 21 Versie: 1 Status: definitief Opgesteld door: Praktijkonderzoek
Nadere informatieAspecten van het gewasbeschermingsplan
Aspecten van het gewasbeschermingsplan In het gewasbeschermingsplan moeten de volgende aspecten aandacht krijgen: preventie; teelttechnische maatregelen; waarschuwings- en adviessystemen; niet-chemische
Nadere informatiePrecisielandbouw: voet aan wal in Nederland
Precisielandbouw: voet aan wal in Nederland Herman Krebbers DLV Plant Nederlandse telers Koplopers in Productiviteit Hoge productie per hectare Goede kwaliteit producten Hoge productie per arbeidseenheid
Nadere informatieOnderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag. Ir. L. van den Brink
Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag Ir. L. van den Brink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte
Nadere informatieProgramma. Meer rendement door opbrengstverhoging. GBM-update
Meer rendement door opbrengstverhoging Marco Bom Wieringerwerf, 27 januari 2015 Programma Meer rendement door opbrengstverhoging GBM-update grote variatie Opbrengsten in de praktijk 2013 inuline wortel
Nadere informatie