UITSPRAAK 4 VAN 2011 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V7 HERCULUS ZK 65

Transcriptie

1 UITSPRAAK 4 VAN 2011 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V7 HERCULUS ZK 65 Op verzoek van: verzoeker de Minister van Verkeer en Waterstaat (thans de Minister van Infrastructuur en Milieu) te s Gravenhage, gemachtigde: E.J. van Leeuwen, Inspecteur voor de Scheepvaart te Rotterdam, tegen betrokkene A. S. 1. Het verloop van de procedure Op 12 oktober 2010 heeft het Tuchtcollege een verzoek tot tuchtrechtelijke behandeling ontvangen van E.J. van Leeuwen, Inspecteur voor de Scheepvaart met zeven bijlagen. Op 3 januari 2011 heeft het Tuchtcollege van betrokkene een verweerschrift gedateerd 31 december 2010, ontvangen. De voorzitter heeft bepaald dat de mondelinge behandeling van de zaak plaatsvindt op 13 april 2011 om uur in de lokalen van het Tuchtcollege te Amsterdam. Het Tuchtcollege heeft de zaak behandeld ter openbare zitting van 13 april 2011, waar van de zijde van de Minister aanwezig was E.J. van Leeuwen. Betrokkene was, hoewel tijdig per aangetekende en gewone post opgeroepen, niet aanwezig. Er is geen verzoek om uitstel gedaan. Tegen betrokkene is verstek verleend. 1

2 2. Het verzoek Het verzoek betreft betrokkene, schipper van het Nederlandse vissersschipschip ZK 65, Hercules PBBC. Aan het verzoek liggen de volgende door de Minister gestelde feiten ten grondslag. - De Hercules ZK 65 strandde op de zuidpier van IJmuiden op maandag 21 juni omstreeks 03:10 UTC waarbij het schip schade aan de romp opliep en gedeeltelijk volstroomde met water. - Na onderzoek op is vastgesteld dat de schipper geen monsterrol aan boord bijhield of had. - Bij dit zelfde onderzoek is waargenomen dat de schipper reizen gemaakt had, langer dan 18 uur en dat de schipper niet kon aantonen dat de daarvoor benodigde bemanning van 3 personen aan boord waren. - Na aanvullend onderzoek tijdens een reguliere inspectie op is gebleken dat dezelfde schipper wederom geen bemanningslijst bijhoudt en bemanning aan boord heeft die geen vaarbevoegdheid kon overhandigen. Tegen betrokkene zijn volgens de Minister de volgende bezwaren gerezen. Ik verwijt de aangeklaagde, kort en zakelijk samengevat, dat hij/zij*: 1) In strijd heeft gehandeld met het houden van een goede uitkijk in overeenstemming met de Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee. 2) Het niet bijhouden van de monsterrol conform het Besluit Zeevisvaartbemanning art. 50 zoals vastgesteld op ) Gedurende een onbekend aantal reizen onderbemand heeft gevaren, waarvan in ieder geval de reizen: Datum van/tot Totale uren overschrijding 18 uur 15-03/ h30m ja 05-05/ h ja 31-05/ h ja 01-02/ h ja 25-??/27-?? 56h ja 31-??/03-?? 68h ja 17-??/20-?? 64h ja 2

3 3. Beoordeling van het verzoek Een verslag van E.J. van Leeuwen, Inspecteur voor de Scheepvaart van 26 juni 2010 naar aanleiding van het bezoek aan boord van de Hercules ZK 65, naar aanleiding van de gronding op de pier van IJmuiden houdt zakelijk weergegeven- onder meer het volgende in. Incident Schip is vertrokken uit Scheveningen op 21 juni om 01:45. Stranding/gronding op de zuidpier van IJmuiden was enkele uren later. Schip is op eigen kracht naar binnen gevaren. Het water stroomde niet verder naar binnen dan het niveau van het buitenboordwater. Ten tijde van het bezoek door IVW deed de KLPD eveneens een onderzoek. Bruguitrusting De schipper was op de brug en had twee radars bij op de bereiken zoals op de foto s. Als kaart was een monitor met elektronische kaart in gebruik. Schip stuurde op de stuurautomaat en was niet vissend. Bemanning Schip was bemand met een schipper en plaatsvervangend schipper. De schipper mag met twee man varen mits hij reizen van korte duur maakt conform de Verklaring Dagvissserij. Schipper De schipper was A. S. Conform het bemanningscertificaat moeten drie personen aan boord zijn. De Verklaring Dagvisserij heeft de mogelijkheid om met twee personen te varen mits minder dan 18 uur per etmaal wordt gevaren. Gezien de duur van deze reis mocht de schipper met twee man varen. Vaartijden Ik heb gekeken naar vistijden van voorgaande reizen uit het vislogboek. Om te zien of de schipper zich houdt aan de maximale vaartijden moeten de tijden vergeleken worden met de bemanningslijsten. Bemanningslijsten houdt de schipper niet bij en dat kan op deze manier dus niet worden gecontroleerd. (In strijd met het Besluit Zeevisvaartbemanning art. 50). 3

4 Foto s genomen van het visboek tonen minimaal de volgende vaartijdoverschrijdingen van reizen van korte duur (18 uur per etmaal) zoals vermeld op Verklaring Dagvisserij. Datum van/tot Totale uren overschrijding 18 uur 15-03/ h30m ja 05-05/ h ja 31-05/ h ja 01-02/ h ja 25-??/27-?? 56h ja 31-??/03-?? 68h ja 17-??/20-?? 64h ja Bovenstaande vistijden uit het logboek geven aan dat de schipper met minimaal drie personen aan boord had moeten zijn tijdens die reizen. De Verklaring Dagvisserij, certificaat 8296/2009 afgegeven door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie met betrekking tot het vaartuig ZK 65 Hercules PBBC, op behorende bij het bemanningscertificaat van 8294/2009 houdt onder meer in de verklaring van voormelde hoofd zakelijk weergegeven-: U een voorlopige vrijstelling wordt verleend van het bepaalde in art. 4 van het Besluit Zeevisvaartbemanning met dien verstande dat de gezel niet aan boord hoeft te zijn zolang met het vaartuig uitsluitend reizen van korte duur worden gemaakt (max. achttien uren per etmaal), varend binnen vaargebied 1 (30 mijl). Een bemanningscertificaat nr. 8297/2009 met betrekking tot vaartuig ZK 65, Hercules PBBC, behorende tot het certificaat van zeevaardigheid nr. 8924/2009 houdt onder meer zakelijk weergegeven- het volgende in: Grade / capacity Number Particulars Skipper 1 Substitute skipper 1 Rating 1 O+O 4

5 Het verweer van de betrokkene gedateerd 31 december 2010 houdt zakelijk weergegeven- onder meer het volgende in: Zoals ik al eerder aan diverse instanties, waaronder de waterpolitie, heb uitgelegd zouden we ter hoogte van de Noorderpier van IJmuiden beginnen te vissen. Omdat de garnalen in juni erg droog zitten, voeren we dicht onder de kant. Op radar gingen we buiten langs de Zuidpier. Ik heb zelfs nog een paar graden bijgestuurd en ben toen voor hoogstens twee minuten naar achteren gegaan toen we op de pier liepen. Omdat de Zuidpier nog een flink eindje Noord in loopt, durfde ik nog even naar achter, omdat het toch nog 10 minuten zou duren voordat we bij de werkelijke ingang van de haven zouden zijn. Om die over te steken moest ik vanzelfsprekend op de brug zijn, maar zover kwam het niet, want we voeren precies op de knik waar de pier van west overloopt naar Noord. Het is waar dat er aan boord van de ZK 65 geen monsterrol werd bijgehouden maar thuis hield ik op de computer een overzicht bij van de mensen die aan boord waren. Ik vermeld in mijn logboek nooit de rusttijden die we door de weeks stilliggen. Zodoende is de tabel die de heer Van Leeuwen heeft ontworpen waardeloos. Bovendien kan hij niet aantonen dat ik met twee man heb gevaren. Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtcollege als volgt: Ad Bezwaar 1) Uit de verklaring van betrokkene in het verweerschrift volgt dat hij niet op de brug uitkijk hield op het moment dat de stranding plaatsvond. Uit de door hem gebezigde bewoordingen dat hij nog even naar achter durfde, valt niet anders af te leiden dan dat betrokkene zich toen met iets anders dan uitkijken bezighield. Zelf verklaart hij bovendien dat zijn aanwezigheid op de brug voor de oversteek van de werkelijke ingang van de haven vanzelfsprekend was. Nu betrokkene ondanks deze vanzelfsprekendheid niet op de brug uitkijk hield, is de conclusie dat hij geen goede uitkijk heeft gehouden in overeenstemming met de bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee. 5

6 Ter zitting heeft de Inspecteur voor de Scheepvaart verklaard dat betrokkene hem heeft medegedeeld dat hij op het moment van het incident de wacht had. Op grond van het bovenstaande acht het Tuchtcollege aannemelijk dat betrokkene op het moment van de stranding de wacht had en niet goed uitkijk hield. Ad bezwaar 2) Uit voormeld verslag van de Inspecteur voor de Scheepvaart blijkt dat deze tijdens het bezoek aan boord van de Hercules ZK 65, heeft geconstateerd dat betrokkene geen bemanningslijsten aan boord bijhield. Zulks wordt bevestigd in het verweer van betrokkene. Het Tuchtcollege acht op grond van het bovenstaande aannemelijk dat betrokkene geen monsterrol conform het Besluit Zeevisvaartbemanning artikel 50 heeft bijgehouden. Ad bezwaar 3) Op grond van de overgelegde certificaten nrs. 8296/2009 en 8297/2009, beiden betreffende het schip ZK 65, Hercules PBBC, acht het Tuchtcollege aannemelijk dat op dit schip gedurende reizen van korte duur (max. achttien uur per etmaal) met twee man mocht worden gevaren. In de meer genoemde verklaring van de Inspecteur voor de Scheepvaart staat vermeld dat het vislogboek de daar weergegeven vaartijdoverschrijvingen voor reizen van korte duur vertoont. Nu deze weergegeven vaartijdoverschrijvingen worden bevestigd in de zich in het dossier bevinden de pagina s van het logboek, acht het Tuchtcollege deze tijden ook aannemelijk. Hieraan kan niet afdoen de enkele verklaring van betrokkene dat hij de rusttijden niet in het logboek vermeldt. Zoals betrokkene ook opmerkt, bevindt zich in het dossier geen bewijs dat hij gedurende de gereleveerde tijden heeft gevaren met twee man. Het derde bezwaar tegen betrokkene is derhalve ongegrond. 6

7 4. De Tuchtmaatregel Het Tuchtcollege acht ter zake van het eerste en tweede bezwaar een schorsing van de vaarbevoegdheid van na te melden duur gepast en geboden. Bezwaar 1 betreft een ernstige inbreuk op de goede zeemanschap. Betrokkene heeft zijn schip door niet goed uit te kijken ernstig in gevaar gebracht, welke gevaar ook werkelijkheid is geworden. Aldus heeft hij ook de opvarenden, de lading en het scheepvaartverkeer ernstig in gevaar gebracht. Dat een en ander nog relatief goed is afgelopen, doet aan de gevaarzetting niet af. Bezwaar 2 betreft het niet bijhouden van voorgeschreven monsterrol waardoor niet gecontroleerd kan worden of al dan niet onderbemand wordt gevaren. Onderbemand varen vormt een ernstige inbreuk op de goede zeemanschap. Het onmogelijk maken om dit te controleren is hierom eveneens een ernstige inbreuk op de goede zeemanschap. 5. De Beslissing Het Tuchtcollege: - verklaart de tegen betrokkene onder 1 en 2 aangevoerde bezwaren gegrond en het onder 3 aangevoerde bezwaar ongegrond; - Legt betrokkene een schorsing op van de vaarbevoegdheid voor de periode van twee maanden; - bepaalt dat deze schorsing voor een deel van één maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het Tuchtcollege bij een latere beslissing anders zal bepalen op grond van het feit dat betrokkene zich voor het einde van een proeftijd, welke het Tuchtcollege hier bepaalt op twee jaar, zich weer heeft gedragen in strijd met de zorg die hij als goed zeeman in acht behoort te nemen ten opzichte van de opvarenden, het schip, de lading, het milieu of het scheepvaartverkeer; - bepaalt dat de schorsing en de proeftijd ingaan op de dag zes weken na de dag van de verzending van deze uitspraak. 7

8 Aldus gewezen door mr. D. Roemers, voorzitter J.M. Bais, J.C. Muller en G. Vooijs, leden en J.L.A. van Aalst, plaatsvervangend lid in aanwezigheid van mr. D.P.M. Bos als plaatsvervangend secretaris en uitgesproken door mr. D. Roemers ter openbare zitting van 18 mei D.P.M. Bos plaatsvervangend secretaris D. Roemers voorzitter Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Prins Clauslaan 60 te s Gravenhage, Nederland. De schorsing kan eerst ten uitvoer worden gelegd nadat de beslissing van het tuchtcollege onherroepelijk is geworden. 8