DE RAAD VAN TUCHT VOOR REGISTERACCOUNTANTS EN ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN TE 'S-GRAVENHAGE

Transcriptie

1 1315/08.10 DE RAAD VAN TUCHT VOOR REGISTERACCOUNTANTS EN ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN TE 'S-GRAVENHAGE heeft de volgende uitspraak gedaan inzake de klacht van: Stichting SOBI, gevestigd te Nieuwersluis, klaagster, vertegenwoordigd door P.T. Lakeman, C O N T R A: prof. dr. R.J.M. Dassen RA, wonende te Bruchem, en drs. L.J. van den Dries RA, wonende te Nuenen, verweerders, gemachtigde: mr. C.M. Harmsen, advocaat te Amsterdam. 1. PROCEDUREVERLOOP 1.1 Bij brief van 13 maart 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerders. Verweerders hebben een verweerschrift ingediend op 22 mei Hierna heeft klaagster op 28 juli 2008 een reactie op het verweerschrift ingediend. Verweerders hebben gedupliceerd op 17 oktober De zaak is behandeld ter openbare zitting van 20 april Verschenen zijn prof. dr. R.J.M. Dassen RA, drs. L.J. van den Dries RA en mr. C.M. Harmsen. Tevens is de heer P.T. Lakeman verschenen. De heer Lakeman en mr. Harmsen hebben een pleitnota overgelegd. 2. VASTSTAANDE FEITEN Op grond van de schriftelijke stukkenwisseling en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de ander niet of niet voldoende weersproken, of op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan. 2.1 Onder nummer 1075/04.09 is bij de Raad van Tucht te Den Haag, hierna: de Raad, een klacht van klaagster tegen verweerder Van den Dries, hierna: Van den Dries, in behandeling geweest, hierna te noemen: de tuchtzaak.

2 In de tuchtzaak is na de schriftelijke stukkenwisseling een mondelinge behandeling bepaald op 26 juni In verband met die mondelinge behandeling heeft de toenmalige gemachtigde van Van den Dries bij brief van 19 juni 2006 aan de secretaris van de Raad verzocht uitstel van de mondelinge behandeling te verlenen. Als reden daarvoor is aangevoerd dat bij de voorbereiding van de mondelinge behandeling de gezondheid van Van den Dries zodanig achteruit bleek te zijn gegaan dat voor de gemachtigde van Van den Dries geen goede voorbereiding mogelijk was en dat het medisch niet verantwoord was dat Van den Dries op de zitting van 26 juni 2006 zou verschijnen. 2.4 Naar aanleiding van dat verzoek heeft de Raad gevraagd om overlegging van medische bescheiden ter onderbouwing van het verzoek. Hierop heeft de gemachtigde van Van den Dries per fax van 20 juni 2006 aan de Raad toegezonden een verklaring van de externe arts van Deloitte, gedateerd 16 juni 2006 en een verklaring van de huisarts van Van den Dries, gedateerd 20 juni De Raad heeft toen op 20 juni 2006 beslist de mondelinge behandeling uit te stellen. Deze heeft alsnog plaatsgevonden in november 2006, bij welke zitting Van den Dries is verschenen. 2.6 Per van 26 juni 2006 heeft Van den Dries aan een aantal kantoorgenoten het volgende meegedeeld: In tegenstelling tot interne en externe berichtgeving, ben ik momenteel gelukkig niet ziek. Ik wil dat graag ook zolang mogelijk zo houden. 2.7 Op een door verweerder Dassen, hierna: Dassen, op het internet bijgehouden weblog heeft deze op 21 juni 2006 de volgende ontboezeming geplaatst na te hebben vermeld dat de Raad uitstel had verleend: voor het eerste sinds tijden heb ik gisteren goed nieuws over de Aholdzaak gekregen. 3. KLACHT 3.1 De klacht omvat de volgende verwijten: A. Dassen en/of Van den Dries hebben omstreeks 19 en 20 juni 2006 de Raad misleid door te suggereren dat Van den Dries te ziek was om op 26 juni 2006 de behandeling van de tuchtzaak bij te wonen. B. Dassen heeft als bestuursvoorzitter van Deloitte op onwaardige wijze uiting gegeven aan zijn vreugde over het feit dat door deze ziekmelding uitstel van behandeling van de klacht was verkregen.

3 VERWEER 4.1 Verweerders hebben zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welke verweren de Raad hierna waar nodig zal ingaan. 5. BEOORDELING VAN DE KLACHT 5.1 Gelet op de aard en de inhoud van de klacht dient te worden beoordeeld of verweerders zich schuldig hebben gemaakt aan een of meer gedragingen die schadelijk zijn voor de eer van de stand der registeraccountants. Klachtonderdeel A 5.2 Ten aanzien van verweerder Van den Dries oordeelt de Raad als volgt. Gelet op de toelichting op dit klachtonderdeel gaat klaagster uit van de feitelijke juistheid van de door verweerder aan zijn kantoorgenoten gezonden - waarin hij meedeelde niet ziek te zijn en van de onjuistheid van de namens verweerder aan de Raad overgelegde medische verklaringen, welke dienden ter ondersteuning van het verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling. In het verweer is aangevoerd dat verweerder door medische oorzaak niet in staat was om ter zitting van 26 juni 2006 voor de Raad te verschijnen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij in 2003 met een "burnout" te kampen heeft gehad (overwerkt was) en dat een terugval in de "burnout" dreigde, hetgeen de reden was om de aanhouding te vragen. Verweerder heeft voorts gesteld dat zijn ziekte in de betrokken periode ook in de pers aandacht had gekregen en dat hij er regelmatig, onder meer door telefoontjes, mee geconfronteerd werd, hetgeen verweerder ertoe heeft gebracht de aan zijn collega s (die bezorgd naar zijn toestand vroegen) te sturen om van het gezeur af te zijn. 5.3 De Raad ziet in het licht van het verweer geen reden te twijfelen aan de ter ondersteuning van het uitstelverzoek van 19 juni 2006 overgelegde doktersverklaringen noch aan de zuiverheid van het motief van Van den Dries en zijn toenmalige gemachtigde om toen uitstel te vragen. In het midden kan blijven of zoals in de stukken is aangevoerd het handelen van verweerder, in het bijzonder zijn onder 2.6 vermelde bericht, onderdeel van het ziektebeeld heeft uitgemaakt. 5.4 Klaagster is ver gegaan in het uiten van veronderstellingen en vermoedens die zijn samen te vatten als een complottheorie, waarin Van den Dries gepoogd heeft tezamen met Dassen om de Raad met voorgewende ziekte te misleiden om daarmee een uitstel van de behandeling te krijgen dat kon worden gebruikt om het verweer in het belang van Dassen mogelijk te maken en/of te versterken. Volgens klaagster zou Deloitte in die periode van Van den Dries hebben verlangd om zich op te offeren ten gunste van Dassen en was meer tijd nodig voor het instuderen van de door Van den Dries op vragen uit de Raad te geven antwoorden die voor Deloitte het meest gewenst waren. 5.5 De Raad stelt vast dat klaagster haar theorie en vermoedens over de werkver-

4 - 4 - deling tussen de verweerders en de motieven om uitstel te vragen, die uitdrukkelijk door verweerder zijn betwist, met geen enkel bewijsmateriaal heeft onderbouwd en dat daarvan ook overigens niets is komen vast te staan of zelfs maar aannemelijk is geworden. Als Dassen al bij de goedkeuring van de jaarrekening door Van den Dries betrokken was op de wijze die klaagster beweert, zou dat bovendien nog niet meebrengen dat hij verantwoordelijk was voor instructies aan of werk van buitenlandse accountants die bij de voorbereiding van de goedkeuring zijn ingezet. 5.6 Ten aanzien van Dassen oordeelt de Raad als volgt. Tegenover de betwisting van Dassen dat hij op enigerlei wijze bemoeienis heeft gehad met of direct betrokken is geweest bij het vragen van uitstel van de mondelinge behandeling heeft klaagster geen schijn van bewijs voor haar stelling ingebracht. 5.7 Geoordeeld wordt dan ook dat van misleiding door Dassen van de Raad van Tucht niet is gebleken. 5.8 Jegens beide verweerders is klachtonderdeel A ongegrond. Klachtonderdeel B 5.9 Gelet op de door de partijen aangevoerde feiten mist dit klachtonderdeel feitelijke grondslag voor zover klaagster betoogt dat Dassen verheugd was over het uitstel van de zitting door deze ziekmelding. Dassen heeft aangevoerd dat zijn vreugde over het uitstel van de zitting niet betrekking had op een ziekmelding, maar op de door het uitstel ontstane mogelijkheid van een goede verdediging door Van den Dries. Tegenover dit verweer heeft klaagster haar stellingen, waaronder ook de stelling dat Van den Dries met behulp van een ongegronde ziekmelding uitstel van de zitting heeft bewerkstelligd, niet aangetoond of aannemelijk gemaakt. Meer dan dat Dassen het als goed nieuws (waarbij het woordje goed tussen aanhalingstekens is geplaatst en daarmee kennelijk gerelativeerd is) beschouwde dat uitstel was verkregen, is niet gebleken De Raad is van oordeel dat het Dassen vrij stond om deze mening te uiten en dat hij dit niet heeft gedaan op een wijze die onheus was jegens de Raad, laat staan schadelijk voor de eer van de stand der registeraccountants Klachtonderdeel B is ongegrond. 6. BESLISSING 6.1 De hierna vermelde uitspraak berust op artikel 33 Wet op de Registeraccountants en artikel 5 GBR De Raad van Tucht voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te s-gravenhage: - verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

5 - 5 - Aldus gewezen door mr. S.C.H. Koning, voorzitter, C.Chr. Doolhoff RA en P.A.S. van der Putten RA, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, secretaris, en uitgesproken en ondertekend ter openbare zitting van 8 juni 2009 door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, plaatsvervangend voorzitter. secretaris plv. voorzitter