Advies van de Adviescommissie bezwaarschriften

Transcriptie

1 Advies van de Adviescommissie bezwaarschriften Adviesnrs. 17/45 Inzake: het per van 24 juli 2017 ingediende bezwaarschift van de heer H. Holleman mede namens de familie Kersten en de familie Simonis aangevuld bij brief van 11 oktober 2017, ingekomen op 12 oktober 2017; Tegen: Inhoud: het besluit van Burgemeester en Wethouders van 17 juli 2017, verzonden per gelijke datum; het verlenen van een omgevingsvergunning ter legalisering van een vlaggenmast en een reclame-uiting op de locatie Rijksweg 69, te Malden. Besluit waartegen bezwaar Bij brief van 17 juli 2017, verzonden per gelijke datum, heeft het college van burgemeester en wethouders, verder te noemen: "verweerder", besloten een reeds geplaatste vlaggenmast middels een omgevingsvergunning voor bouwen en (handels)reclame te legaliseren. Voor de inhoud van het bestreden besluit verwijst de Adviescommissie bezwaarschriften verder te noemen: "Commissie", naar het bezwaarschrift zoals dat zich bevindt in het naar partijen toegezonden procesdossier onder A. Het bezwaarschrift en het procesverloop tot aan de zitting Per van 24 juli 2017, aangevuld bij brief van 11 oktober 2017, ingekomen op 12 oktober 2017, heeft de heer H. Holleman mede namens de familie Kersten en de familie Simonis, verder te noemen: "bezwaarden", bezwaar gemaakt tegen het bovenstaande besluit. Voor de gronden van bezwaar verwijst de Commissie naar het bezwaarschrift zoals dat zich bevindt in het naar partijen toegezonden procesdossier onder B. Procedure/Procesverloop vanaf de zitting Op grond van de verordening Adviescommissie bezwaarschriften van de gemeente Heumen is het bezwaarschrift in behandeling genomen door de Commissie. Bezwaarden, de vertegenwoordiger van vergunninghouder en de vertegenwoordiger van verweerder zijn vervolgens uitgenodigd voor de hoorzitting van de Commissie op 28 november Een kopie van het verslag van deze zitting is aan dit advies gehecht.(*) De stukken die ter voorbereiding van de zitting aan de commissieleden zijn toegezonden, zijn ook aan bezwaarden, de vertegenwoordiger van vergunninghouder en de vertegenwoordiger van verweerder toegezonden en hebben voorts ter inzage gelegen op het secretariaat van de Commissie. De Commissie heeft na de zitting op 28 november 2017 in de raadkamer, het advies mondeling besproken en het onderhavig schriftelijke advies is de weergave van hetgeen in de raadkamer is vastgesteld. Feiten De Commissie gaat uit van hetgeen blijkt uit de voorhanden zijnde stukken en van de ter zitting gedane mondelinge verklaringen - zoals vastgelegd in het aangehechte verslag - van zowel bezwaarden als van de vertegenwoordiger van verweerder. Wettelijk kader Artikel 4:15 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hemen 2015 (verder: AP V), getiteld: "omgevingsvergunning voor handelsreclame", luidt: 1. Het is verboden om zonder vergunning van het college op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is. 2. Het verbod geldt niet voor onverlichte: a. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg; 1

2 b. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid; c. opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op: - een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben; - het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd; d, opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben; e. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer. 1 Het verbod in het eerste lid geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits: a. van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college; b. het college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken; c. deze opschriften of aankondigingen niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn. 4. Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede en derde lid de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken. 5. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand of in strijd is met de natuur- en landschappelijke waarde; b. in het belang van de verkeersveiligheid; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak. 6. Het verbod in het eerste lid geldt niet: a. voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening; b. voor bouwwerken in de zin van de Woningwet; c. voor de weigeringsgrond van het vijfde lid, onder c, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer. Ontvankelijkheid Het bezwaarschrift is per- voor het verstrijken van de termijn van zes weken ingediend en ingekomen en voldoet - nadat het bezwaarschift tevens bij brief is ingekomen binnen de daartoe gestelde termijn - ook overigens, met inachtneming van de navolgende overwegingen, aan hetgeen in de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) is gesteld. Bezwaarden hebben vanuit hun woningen zicht op de vergunde vlaggenmast en de vlag met daarop de aangebrachte reclame-uiting met het logo en de naam van Intratuin. Gelet op de huidige stand van zaken in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: verder te noemen: "Afdeling", staat daarmee echter nog niet vast dat bezwaarden zijn aan te merken als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat (hier: het oprichten van een vlaggenmast en het uiten van handelsreclame via een daaraan vastgemaakte vlag met daarop een reclame-uiting), in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dat is vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van 2

3 enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt (hetgeen in een dergelijk geval leidt tot de conclusie dat geen sprake is van het zijn van belanghebbende bij het besluit waartegen wordt opgekomen). Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. Op de vraag of bezwaarden belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit en daarmee in hun bezwaren kunnen worden ontvangen, is derhalve doorslaggevend het antwoord op de vraag of de gevolgen van de opgerichte vlaggenmast en de daarop aangebrachte handelsreclame dermate gering zijn dat een persoonlijk belang aan de zijde van bezwaarden ontbreekt. Indien zoals verweerder heeft gesteld de reclame-uiting op de eerste vlaggenmast vergunningsvrij zou zijn, zou dit naar het oordeel van de Commissie moeten leiden tot het oordeel dat de gevolgen van een tweede vergunningsplichtige reclame-uiting (uit het verhandelde ter zitting volgt dat de bezwaren zich niet richten tegen het oprichten van vlaggenmasten) voor de woon- en leefomgeving van bezwaarden dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het bestreden besluit ontbreekt. Aangenomen moet immers worden dat de door bezwaarden gestelde verkeersonveiligheid en ervaren overlast in de zin van artikel 4:15, vijfde lid, van de APV als gevolg van de mogelijk verwarrende reclame-uiting "Intratuin" - een bedrijf dat niet ter plaatse is gevestigd maar zo'n 200 meter verder is gelegen - gefaciliteerd door de dezelfde tweede vergunningsplichtige reclame-uiting niet tot een toe- of name van deze door bezwaarden gestelde gevolgen zal leiden nu dezelfde reclame-uiting reeds vergunningsvrij hetzelfde tot gevolg zal hebben c.q. heeft. Aangezien aannemelijk is dat bezwaarden feitelijk gevolgen van enige betekenis in de zin van artikel 4:15, vijfde lid, onder b en c, van de APV, ondervinden en zullen blijven ondervinden van de handelsreclame, zijn bezwaarden aan te merken als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Overwegingen Tussen partijen is niet in geschil het antwoord op de vraag of de vlaggenmasten bouwomgevingsverguningsplichtig zijn. Vaststaat dat de gronden van bezwaar zich niet richten tegen de vlaggenmasten, maar exclusief betrekking hebben op de reclame-uitingen op de vlaggen aan de vlaggenmasten. Dit advies beperkt zich derhalve tot de (handels)reclame-uitingen en de vraag of deze al dan niet omgevingsvergunningsplichtig zijn. Daartoe strekt het volgende: Uit het verhandelde ter zitting en de overgelegde gedingstukken blijkt dat verweerder van oordeel is dat sprake is van één vergunningsvrije- en één vergunningsplichtige reclame-uiting, maar uit het bestreden besluit blijkt niet hoe een en ander zich verhoudt tot artikel 4:15 van de APV. Verweerder lijkt zich daarbij te baseren op het op 17 maart 2017 uitgebrachte advies van de welstandscommissie, waarin is bepaald dat gelet op de welstandsnota, waarin reclamecriteria voor reclames langs de Rijksweg staan vermeld, wordt uitgegaan van maximaal één reclame-uiting per pand. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar de artikelen 2.2, eerste lid, onder h. jo van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) en stelt: "de aanvraag voor het aanbrengen van handelsreclame krachtens de APV voldoet aan redelijke eisen van welstand. De welstandscommissie van de gemeente Hemen heeft op 12 juni 2017 een positief advies gegeven". Dit advies is de Commissie onbekend, zodat de Commissie het ervoor houdt dat hier het (positieve) welstandsadvies van 17 maart 2017 wordt bedoeld. 3

4 Anders dan verweerder is de Commissie echter van oordeel dat dit niet betekent dat de reclame-uiting op de bouwvergunningsvrije vlaggenmast, niet omgevingsvergunningsplichtig is. Het standpunt van verweerder dat sprake is van één vergunningsvrije- en één vergunningsplichtige reclame-uiting wordt in ieder geval niet gedragen door de kennelijke veronderstelling dat het regime van bouwwerken in de zin van de Woningwet leidend is. Deze ingevolge artikel 4:15, zesde lid, onder b, van de APV zogeheten anti-cumulatie bepaling betekent dat voor bouwwerken in de zin van de Woningwet naast de welstandstoets van de Woningwet, niet (aan) de verkeersveiligheid- en overlast aspecten van de omgevingsvergunning voor handelsreclame uit de APV wordt getoetst. Zo dat het geval is, betekent dit dat het verbod uit artikel 4:15, eerste lid, van de APV niet geldt. Verweerder heeft zich echter op het standpunt gesteld dat voor één reclame-uiting wel een omgevingsvergunning voor handelsreclame noodzakelijk is. Dit betekent dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen en onderbouwd met een beroep op deze bepaling uit de APV. Immers in dat geval zou de identieke handelsreclame op beide identieke vlaggen aan de beide identieke vlaggenmasten vergunningsvrij zijn en verweerder in zijn geheel niet bevoegd zijn om te beslissen op de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor handelsreclame. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voor beide reclame-uitingen op de vlaggen - tenzij sprake is van een maatvoering als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onder c, van de APV - een omgevingsvergunning voor handelsreclame noodzakelijk is. Dit is slechts anders indien verweerder alsnog beslissende op het bezwaar van oordeel is dat beide reclame-uitingen niet zelfstandig omgevingsvergunningsplichtig zijn, omdat naar het oordeel van verweerder bij nader inzien sprake is van cumulatie met het bouwen, waardoor de reclame-uiting voor wat betreft de vergunningsplicht het regime van het oprichten c.q. bouwen van een bouwwerk in de zin van de Woningwet als bedoeld in artikel 4:15, zesde lid, onder b, van de APV volgt. Van belang daarbij is het antwoord op de vraag of het oprichten c.q. bouwen van een vlaggenmast - anders dan bijvoorbeeld het oprichten c.q. bouwen van een reclamezuil - niet los moet worden gezien van de aangebrachte reclame-uiting op de daaraan opgehangen vlag, zodat sprake is van twee zelfstandig te beoordelen vergunningsplichtige activiteiten. Anders dan bij een reclamezuil is een vlaggenmast met een vlag daaraan onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit ligt minder voor de hand ten aanzien van een vlaggenmast en een reclame-uiting. Advies van de Commissie aan uw College De Commissie adviseert uw College de bezwaren van bezwaarden - met in achtneming van de overwegingen in dit advies - anders dan tot op heden is geschied te heroverwegen op de aspecten verkeersveiligheid en overlast. Dit specifiek in relatie tot de door bezwaarden gestelde gevolgen voor de verkeersveiligheid en voor de hen ervaren overlast, welke gevolgen allebei veroorzaakt worden door verwarring omtrent de locatie van Intratuin, waarvoor de vlaggen wel een reclame-uiting zijn, maar die de ingang aan de Rijksweg niet heeft in de nabijheid van de beide vlaggen. Bij de heroverweging dient mede aandacht te worden besteed aan de (vele) vlaggen op en/of langs het terrein van Intratuin. Aan de Commissie is niet duidelijk of deze vlaggen wel vergund zijn en, zo dat het geval is, ook terecht zijn vergund. Het wil de Commissie voorkomen dat een veelheid aan reclameuitingen voor één detailhandelsvestiging, ongeacht de locatie daarvan, vergunningstechnisch in onderling verband dienen te worden beschouwd. Zonder deze heroverweging en het op basis daarvan wel of niet alsnog verlenen of weigeren van de vergunning kan het primaire besluit beslissende op bezwaar niet in stand blijven zodat het bezwaar alsdan gegrond moet zijn naar het oordeel van de Commissie. Dit advies is op schrift gesteld december 2017 e Advieso4iissie bezwaarschriften mr. secretaris van den Heuvel, 4

5 Verslag van de hoorzitting van 28 november 2017 Verslagnr. 17/45 Inzake: Tegen: Inhoud: het per van 24 juli 2017 ingediende bezwaarschift van de heer H. Holleman mede namens de familie Kersten en de familie Simonis aangevuld bij brief van 11 oktober 2017, ingekomen op 12 oktober 2017; het besluit van Burgemeester en Wethouders van 17 juli 2017, verzonden per gelijke datum; het verlenen van een omgevingsvergunning ter legalisering van een vlaggenmast en een reclame-uiting op de locatie Rijksweg 69, te Malden. Aanwezig: De Commissie: Bezwaarden: Namens het college: de heer mr. E.M. Vos (voorzitter), de heer drs. P.F.A.M. van Diemen (lid), mevrouw mr. A.M. Siebenheller - Diependaal (lid) en de heer mr. M.H.A. van den Heuvel (secretaris); de heer Holleman, de familie Kersten en de heer Simonis; de heer ir. R. Bolmers De voorzitter heet partijen welkom, legt de procedure uit, schetst kort de zaak en stelt vervolgens de heer Holleman in de gelegenheid om het bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Op een vraag van de Commissie antwoorden bezwaarden dat de heer Holleman voor de verdere procedure formeel als gemachtigde gaat optreden. Dit betekent dat de beslissing op bezwaar aan hem zal worden gezonden. De heer Holleman laat in aanvulling op het ingediende bezwaarschift, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, weten dat hun bezwaren zich niet richten tegen het oprichten van de vlaggenmasten, maar tegen de reclame-uiting Intratuin die op de vlaggen staat. Het gaat ter plaatse niet om Intratuin maar om het hoveniersbedrijf Uw Tuin. Met name voor mensen die uit het zuiden komen, is dit verwarrend. Men denkt bij Intratuin te zijn, maar komt uit bij Uw Tuin. Als op de vlaggen - zoals voorheen - met een bord aan de voorzijde Uw Tuin zou staan, trekken wij het bezwaar direct in. Voorheen toen de heer Ebben mijn buurman wonende aan de Rijksweg 73 was, hadden de heer Ebben en ik een dergelijke afspraak. Later toen dat niet langer het geval was c.q. onze relatie onder druk kwam, zijn deze vlaggen gekomen. Op een vraag van de Commissie naar het aantal vlaggen langs de Rijksweg waarop Intratuin staat, laat de heer Holleman weten dat slechts op het perceel van Intratuin zelf vlaggen staan. De andere vlaggen even daarvoor zien niet op de ontsluiting naar het perceel van Intratuin en zijn niet aan dit perceel gelieerd. Dit betekent dat vanaf Uw Tuin tot aan Intratuin over een afstand van 300 meter geen vlaggen staan, aldus de heer Holleman. De heer Bolmers laat weten dat eerst sprake was van 3 vlaggenmasten met vlaggen. 1 vlaggenmast met vlag is verdwenen, 1 vlaggenmast met vlag is vergunningsvrij en 1 vlaggenmast met vlag is vergunningsplichtig. Het gaat om 1 vergunbare reclame-uiting per pand. Het bestemmingsplan ziet op het oprichten van de vlaggenmast. Over het aantal vlaggenmasten is in het bestemmingsplan niets geregeld. Het bestemmingsplan bepaalt evenmin iets over overlast en verkeersveiligheid. De gemeente kan niets over de inhoud van de reclame-uiting bepalen. Wel kunnen vanuit welstandsoogpunt aan een reclame-uiting eisen aan de kleur, belettering etc. worden gesteld. In tweede termijn legt de heer Holleman de eigendomssituatie ter plaatse.uit. Op het percetl- vanuit de Rijksweg bezien aan de linkerkant van Uw Tuin - dat in eigendom is van de heer Ebben, rust de bestemming landschappelijk en/of natuurwaarden, kortom: de heer Ebben kan niets met dit pefe-écl. 1

6 Hij probeert het perceel echter wel te gebruiken ten behoeve van Uw Tuin. De bossage aan de voorzijde van het perceel is van de gemeente. Op een vraag aan de Commissie van mevrouw Kersten laat de Commissie weten geen antwoord te hebben op de vraag of een reclame-uiting gerelateerd dient te zijn aan het bedrijf ter plaatse. De Commissie vraagt zich af of de reclame-uiting op de eerste vlaggenmast niet vergunningsplichtig is. De heer Bolmers laat vervolgens desgevraagd door de Commissie weten dat het college heeft geoordeeld dat de vergunningsplicht voor de vlaggenmast die van de vlag en de reclame-uiting daarop volgt en omgekeerd. Nu de eerste vlaggenmast niet vergunningsplichtig is, is de vlag en de reclameuiting daarop dat evenmin. Niets 11,reēr aan de orde zijnde, dankt de voorzitter de aanwezigen voor hun aanwezigheid en sluit vervolgens dej4jng. mr. F mr. M.H.A. van den Heuvel secretaris 2