Keynote 2 Gebruikershandleiding

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Keynote 2 Gebruikershandleiding"

Transcriptie

1 Keynote 2 Gebruikershandleiding

2 K Apple Computer, Inc Apple Computer, Inc. Alle rechten voorbehouden. Volgens de auteursrechtelijke bepalingen mag deze handleiding niet zonder schriftelijke toestemming van Apple geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd. Het gebruik van dit product is onderworpen aan de voorwaarden van de licentieovereenkomst in dit pakket. Het Apple logo is een handelsmerk van Apple Computer, Inc., dat is gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Apple is het niet toegestaan het via het toetsenbord op te roepen Apple logo (Option-Shift-K) te gebruiken voor commerciële doeleinden. Deze handleiding is met uiterste zorg samengesteld. Apple aanvaardt geen aansprakelijkheid voor druk- of typefouten. Apple 1 Infinite Loop Cupertino, CA Apple, het Apple logo, AppleWorks, ibook, ilife, itunes, Mac, Mac OS, PowerBook en QuickTime zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc., die zijn gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. Finder, iphoto, iwork, Keynote, Pages en Safari zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. AppleCare is een dienstmerk van Apple Computer, Inc., dat is gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. Adobe en Acrobat zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen. Andere in deze handleiding genoemde bedrijfs- of productnamen zijn handelsmerken van de desbetreffende bedrijven. Producten van andere fabrikanten worden alleen genoemd ter informatie. Dit betekent niet dat deze producten door Apple worden aanbevolen of door Apple zijn goedgekeurd. Apple aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid met betrekking tot de betrouwbaarheid van deze producten.

3 Inhoud 7 Voorwoord: Welkom bij Keynote 2 8 De mogelijkheden van Keynote in één oogopslag 14 Meer informatie 17 Hoofdstuk 1: Overzicht van Keynote 17 Het Keynote-venster 18 Het diawerkgebied 19 Het diapaneel 24 Het aantekeningenveld 25 De functies in Keynote 29 Hoofdstuk 2: Presentaties aanmaken 29 Stap 1: een thema selecteren 31 Stap 2: dia's aanmaken 38 Stap 3: de dia's ordenen 39 Stap 4: de diavoorstelling bewaren 40 Stap 5: de diavoorstelling afspelen 43 Hoofdstuk 3: Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 43 Tekst en teksteigenschappen bewerken 51 Afbeeldingen toevoegen 55 Objecten vergroten of verkleinen, verplaatsen en de laagvolgorde ervan wijzigen 60 Geluid en andere mediabestanden aan dia's toevoegen 65 Webpagina's en koppelingen toevoegen 70 Lay-out wijzigen 71 De achtergrond van dia's wijzigen 72 Wijzigingen in de stijl behouden of herstellen 3

4 75 Hoofdstuk 4: Eigenschappen van objecten wijzigen 75 Werken met kleuren en afbeeldingen 80 Lijnstijl en plaats wijzigen 81 Een schaduw aan objecten toevoegen 83 De ondoorzichtigheid van objecten aanpassen 84 De richting van een object wijzigen 85 De grootte en plaats van een object wijzigen 87 Hoofdstuk 5: Tabellen aanmaken 87 Een tabel toevoegen 88 Tabelcellen en -randen selecteren 91 Een tabel opmaken 98 Afbeeldingen of achtergrondkleuren toevoegen 101 Hoofdstuk 6: Diagrammen aanmaken 101 Informatie over diagrammen 104 Een diagram toevoegen 105 Diagramgegevens bewerken 106 Een diagram opmaken 119 Hoofdstuk 7: Diaovergangen en objectanimaties 119 Overgangen tussen dia's toevoegen 121 Objectanimaties aanmaken 129 Hoofdstuk 8: Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 129 Een presentatie aanpassen voor uw publiek 132 Een presentatie schermvullend afspelen 135 Presentatie-opties instellen 140 Dia's afdrukken 142 Presentaties exporteren naar andere weergavestructuren 147 Hoofdstuk 9: Basisdia's en thema's ontwerpen 148 De achtergrond en lay-out van basisdia's wijzigen 4 Inhoud

5 153 De standaardstijl van tekst en objecten wijzigen 156 Een aangepast thema bewaren 157 Een aangepast thema aanmaken 159 Bijlage A: Toetscombinaties voor presentaties 161 Bijlage B: Infovensters in één oogopslag 161 Infovenster 'Document' 161 Infovenster 'Dia' 162 Infovenster 'Animatie' 162 Infovenster 'Tekst' 163 Infovenster 'Afbeelding' 163 Infovenster 'Formaat' 164 Infovenster 'Tabel' 164 Infovenster 'Diagram' 165 Infovenster 'Koppeling' 165 Infovenster 'QuickTime' 167 Index Inhoud 5

6

7 Welkom bij Keynote 2 Voorwoord Met Keynote kunt u nog veel meer dan alleen indrukwekkende presentaties maken. Deze inleiding geeft een overzicht van de functies van Keynote en van hulpinformatie over het gebruik van het programma. Keynote is een betrouwbaar programma voor het maken van professionele presentaties. Met de krachtige en eenvoudige hulpmiddelen van Keynote maakt u met gemak aantrekkelijke presentaties, creëert u storyboards en portfolio's van filmstudiokwaliteit en stelt u interactieve diavoorstellingen samen. U kunt in uw creaties foto's, films of muziek uit uw ilife-bibliotheken verwerken, evenals momentopnamen van webpagina's, die u met Safari hebt gemaakt. En met behulp van de diagrammen en tabellen die onderdeel zijn van Keynote kunt u uw gegevens presenteren. U kunt gebruikmaken van de fraaie, multifunctionele thema's die bij Keynote worden geleverd of u kunt thema's aanpassen zodat deze aan uw specifieke behoeften voldoen. Uw Keynote-presentatie kan op verschillende manieren worden bekeken. U kunt de presentatie op de computer bekijken, vanaf de computer op een groot scherm projecteren, afdrukken of als reeks afbeeldingbestanden exporteren naar een Flash-, QuickTime-, PowerPoint- of PDF-structuur, zodat de presentatie ook op een ander platform kan worden bekeken. (Raadpleeg hoofdstuk 8, Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren voor meer informatie over het bekijken van presentaties.) 7

8 De mogelijkheden van Keynote in één oogopslag Professionele ontwerpen Keynote biedt zeer uiteenlopende thema's waarmee u in een handomdraai schitterende presentaties kunt aanmaken. Elk thema bestaat uit op elkaar afgestemde kleuren, tekst, diagrammen en tabellen. U kunt eenvoudig en wanneer u maar wilt een ander thema voor een diavoorstelling kiezen en u kunt thema's aanpassen aan uw specifieke behoeften. Zelfs kunt u gedeelten van uw diavoorstelling duidelijk van elkaar afscheiden door in één presentatie gebruik te maken van verschillende thema's. Real time animaties voor tekst U kunt uw tekst tot leven brengen met de tekstanimaties van Keynote, die niet onderdoen voor die van een animatiestudio. U kunt kiezen uit een scala aan tekst- en woordanimaties. Met de real time voorvertoning is het mogelijk effecten snel te testen en aanpassingen aan te brengen. 8 Voorwoord Welkom bij Keynote 2

9 Voorwoord Welkom bij Keynote 2 9

10 Krachtige animatiehulpmiddelen U kunt snel en eenvoudig complexe dia-animaties aanmaken. Met Keynote 2 kunt u nu automatisch doorgaan met de volgende dia en tijdsduuropties instellen voor objectanimaties, zodat u de tijd voor alle onderdelen van uw dia-animaties nauwkeurig kunt afstemmen. U kunt fraaie animaties en subtiele diaovergangen aanmaken. U kunt het verschijnen, bewegen en weer verdwijnen van verschillende objecten in de dia synchroniseren. 10 Voorwoord Welkom bij Keynote 2

11 Gebruiksvriendelijke hulpmiddelen voor media In uw iphoto- of itunes-bibliotheek of de map 'Films' kunt u onderdelen vooraf bekijken of beluisteren en direct naar een dia slepen. Met de functie voor het bijsnijden van afbeeldingen kunt u alleen dat deel van een afbeelding zichtbaar maken waar u de aandacht op wilt vestigen, waarbij het oorspronkelijke afbeeldingbestand intact blijft. Door bij te snijden kunt u een deel van een foto zichtbaar maken en de rest maskeren. U kunt een afbeelding-, filmof audiobestand vanuit de mediabrowser van ilife naar een dia slepen. Voorwoord Welkom bij Keynote 2 11

12 Overtuigend presenteren U stelt het hoofdbeeldscherm voor het publiek en een beeldscherm voor de presentator in. Tijdens de presentatie kunt u allerlei informatie bekijken: welke dia op dat moment wordt getoond en wat de volgende dia is, de verstreken en resterende tijd, een klok en aantekeningen bij dia's. U kunt naar elke gewenste dia gaan door het nummer ervan te typen. 12 Voorwoord Welkom bij Keynote 2

13 Automatisch afspelende presentaties en kiosken U hoeft er zelf niet bij te zijn om de informatie over te brengen. Voor presentaties in kiosken maakt u diavoorstellingen aan die automatisch telkens opnieuw worden afgespeeld. U kunt ook gebruikmaken van koppelingen zodat kijkers door de diavoorstelling kunnen navigeren. U kunt van elk willekeurig object een koppeling maken waarmee het bijvoorbeeld mogelijk is om naar een andere dia te gaan, een ander Keynote-document te openen of naar een website te gaan. Voeg een momentopname bij met de inhoud van een webpagina, zonder het browserkader. Laat eventueel de momentopname van de webpagina automatisch bijwerken tijdens de presentatie. U kunt in de gehele presentatie eenvoudig koppelingen toevoegen om naar vorige en volgende dia's te gaan. Voorwoord Welkom bij Keynote 2 13

14 Meer informatie Raadpleeg de volgende bronnen om Keynote optimaal te benutten. Introductie tot Keynote Bekijk de introductie als u wilt weten wat u allemaal met Keynote kunt doen. Kies 'Help' > 'Introductie tot iwork' om de introductie te openen. Gebruikershandleiding De handleiding (de informatie die u nu leest) bevat informatie over de functies en het gebruik van Keynote. Als u deze handleiding als een PDF-bestand in kleur wilt weergeven, kiest u 'Help' > 'Keynote-gebruikershandleiding'. In hoofdstuk 1, Overzicht van Keynote, worden de hulpmiddelen beschreven voor het aanmaken van presentaties. In hoofdstuk 2, Presentaties aanmaken, wordt aandacht besteed aan de verschillende stappen waaruit de standaardtaken bestaan. In hoofdstuk 3 tot en met 8 vindt u gedetailleerdere informatie over elke stap. Raadpleeg voor meer informatie over het aanmaken van uw eigen thema's hoofdstuk 9, Basisdia's en thema's ontwerpen. Opmerking: De meeste taken die in deze handleiding (en in Keynote Help) worden beschreven, voert u uit door commando's te kiezen uit menu's. De instructies zien er als volgt uit: m Kies 'Help' > 'Introductie tot iwork'. De eerste naam na 'Kies' is de naam van het menu waarop u klikt. Daarna volgt het commando dat u kiest in het menu, zoals hieronder weergegeven. 14 Voorwoord Welkom bij Keynote 2

15 Ingebouwd helpsysteem Als u de hulpinformatie wilt bekijken, opent u Keynote en kiest u 'Help' > 'Keynote Help'. U kunt door de inhoudsopgave bladeren om een bepaald onderwerp te zoeken of een of meerdere zoektermen in het zoekveld typen om meer informatie te vinden over het uitvoeren van een bepaalde taak. Voor een groot aantal schermonderdelen is eveneens hulpinformatie beschikbaar. U toont deze hulpinformatie door de aanwijzer op een onderdeel te plaatsen. Toon de hulpinformatie door de aanwijzer op een onderdeel te plaatsen. Naslagkaart voor Keynote De naslagkaart bevat toetscombinaties voor Keynote. (Kies 'Help' > 'Keynotetoetscombinaties' om het volledige overzicht van toetscombinaties te tonen. U kunt ook in het ingebouwde helpsysteem zoeken op "toetscombinaties".) Informatie op het internet Voor de meest recente software-updates en informatie raadpleegt u U kunt ook Keynote-producten aanschaffen via het internet. Informatie over Keynote-producten en de meest recente informatie m Kies 'Help' > 'Keynote op het web'. Technische ondersteuning Er zijn diverse ondersteuningsopties beschikbaar voor Keynote-gebruikers. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding AppleCare service en ondersteuning die wordt geleverd bij de Keynote-documentatie of kies 'Help' > 'Keynote-ondersteuning'. Voorwoord Welkom bij Keynote 2 15

16

17 1 Overzicht van Keynote 1 In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de vensters en hulpmiddelen van Keynote. Wanneer u in Keynote dia's aanmaakt, maakt u een Keynote-document. Dit document bevat de hele diavoorstelling, inclusief alle afbeeldingen, mediabestanden en diagramgegevens, en kan gemakkelijk van de ene naar de andere computer worden overgebracht. Films en geluiden die u aan het document hebt toegevoegd, kunt u als onderdeel van het Keynote-document bewaren, zodat u deze bestanden niet apart naar een andere computer hoeft over te brengen. Het Keynote-venster Het Keynote-venster bestaat uit drie gedeelten: het diawerkgebied, het diapaneel en het aantekeningenveld. Met behulp van deze drie gedeelten hebt u een gedetailleerd overzicht van de dia's en de diavoorstelling terwijl u aan het werk bent. Op deze manier kunt u de dia's gemakkelijk ordenen en zelfs door lange diavoorstellingen navigeren. 17

18 Het diawerkgebied: u maakt een dia door tekst te typen en mediabestanden toe te voegen. De knoppenbalk: u kunt de knoppenbalk aanpassen, zodat deze de knoppen bevat die u regelmatig gebruikt. Het diapaneel: Hier wordt uw presentatie overzichtelijk weergegeven. U kunt een miniatuur van elke dia of de tekst van de dia's tonen. Het aantekeningenveld: Bij elke dia kunt u aantekeningen maken. Tijdens de presentatie kunt u deze aantekeningen raadplegen. Ze zijn niet zichtbaar voor het publiek. Het diawerkgebied In het diawerkgebied maakt u de dia's aan. Afbeeldingbestanden, filmbestanden en geluidsbestanden sleept u eenvoudig naar het werkgebied om deze aan de diavoorstelling toe te voegen. 18 Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote

19 Nieuwe diavoorstellingen worden aangemaakt op basis van een verzameling basisdia's die het thema wordt genoemd. Hierdoor kunt u ervoor zorgen dat uw presentatie een professionele uitstraling krijgt en de dia's een geheel vormen. Alle basisdia's hebben een specifieke lay-out met lettertypen, texturen, diagraminstellingen, enzovoort. Elk thema bestaat uit een verzameling basisdia's waaraan u eenvoudig titels, tekst met opsommingstekens en afbeeldingen kunt toevoegen. Terwijl u dia's samenstelt, kunt u in- en uitzoomen om een beter overzicht van uw werk te krijgen. In- of uitzoomen op het diawerkgebied m Kies 'Weergave' > 'Zoom' > [zoomniveau]. U kunt ook een zoomniveau kiezen uit het venstermenu linksonder in het diawerkgebied. Het diapaneel In het diapaneel aan de linkerkant van het Keynote-venster kunt u de dia's in uw presentatie ordenen. U kunt dia's in het diapaneel slepen om de volgorde ervan te wijzigen en dia's laten inspringen om ze overzichtelijk weer te geven. Het diapaneel heeft twee weergaven: het navigatiepaneel, de weergave die het handigst is voor presentaties met veel afbeeldingen, en het tekstpaneel, de weergave bij uitstek voor presentaties met veel tekst. Naar de andere weergave overschakelen m Kies 'Weergave' > 'Tekstpaneel' of 'Weergave' > 'Navigatiepaneel' of klik op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kies een optie. Het diapaneel verbergen m Kies 'Weergave' > 'Alleen dia'. Het navigatiepaneel In het navigatiepaneel worden miniaturen van alle dia's in de presentatie weergegeven. Dit paneel is handig als de presentatie veel afbeeldingen bevat. Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote 19

20 Om de presentatie te ordenen terwijl u aan het werk bent, kunt u dia's groeperen door deze te laten inspringen, zodat een visuele hiërarchie van de diavoorstelling ontstaat. U kunt groepen dia's tonen of verbergen door op de driehoekjes te klikken. Het is ook mogelijk dia's over te slaan, zodat deze tijdens het afspelen van de diavoorstelling niet worden weergegeven. Het navigatiepaneel weergeven m Kies 'Weergave' > 'Navigatiepaneel'. U kunt ook op 'Weergave' in de knoppenbalk klikken en vervolgens 'Navigatiepaneel' kiezen. Het navigatiepaneel verbergen m Kies 'Weergave' > 'Alleen dia'. U kunt ook op 'Weergave' in de knoppenbalk klikken en vervolgens 'Alleen dia' kiezen. U kunt de basisdia's in het navigatiepaneel weergeven door de balk boven in het paneel omlaag te slepen. Met behulp van de basisdia's kunt u uw eigen thema's en basisdialay-outs ontwerpen. (Raadpleeg hoofdstuk 9, Basisdia's en thema's ontwerpen voor informatie over het ontwerpen van uw eigen thema's en basisdialayouts.) Sleep de balk boven in het navigatiepaneel omlaag om de basisdia's weer te geven. U kunt de afbeeldingen in alle dia's in één oogopslag bekijken. U kunt dia's ordenen door ze te laten inspringen. Sleep de dia die u wilt laten inspringen of selecteer de dia en druk op de Tab-toets. Als u op dit driehoekje klikt, kunt u ingesprongen dia's tonen of verbergen. 20 Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote

21 Om een dia toe te voegen, voert u een van de volgende handelingen uit: Â Kies 'Dia' > 'Nieuwe dia'. Â Selecteer een dia en klik op de knop 'Nieuw' in de knoppenbalk of druk op de Return-toets. (Als u een van deze opties gebruikt, wordt een dia aangemaakt met dezelfde basisdia als de geselecteerde dia.) Â Druk op de Option-toets en sleep een dia totdat u een blauw driehoekje ziet (hiermee wordt de gesleepte dia gedupliceerd). Â Selecteer een dia en kies 'Wijzig' > 'Dupliceer'. Â Selecteer een dia, kies 'Wijzig' > 'Kopieer', selecteer een andere dia en kies 'Wijzig' > 'Plak' (hiermee wordt de eerste dia gekopieerd en wordt een exacte kopie ervan na de als tweede geselecteerde dia geplaatst). Om dia's te laten inspringen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer in het navigatiepaneel de dia die u wilt laten inspringen. Om meerdere dia's te selecteren, houdt u de Shift-toets ingedrukt en selecteert u de eerste en laatste dia in een bereik. 2 Druk op de Tab-toets (of sleep de geselecteerde dia naar rechts tot u een blauw driehoekje ziet). U kunt meerdere inspringniveaus definiëren door nogmaals op de Tab-toets te drukken. Een dia kan slechts één niveau verder inspringen dan de dia die eraan voorafgaat. Dia's naar een hoger niveau in het overzicht verplaatsen m Selecteer de dia's en druk op Shift-Tab (of sleep de geselecteerde dia's naar links). Een groep dia's tonen of verbergen m Klik op het driehoekje links van de eerste dia in de groep. Een dia overslaan bij het afspelen van de diavoorstelling m Selecteer de dia en kies 'Dia' > 'Sla dia over'. Een overgeslagen dia tonen m Selecteer de dia (deze wordt in het diapaneel aangeduid met een liggende streep) en kies 'Dia' > 'Sla dia niet over'. Een dia verwijderen m Selecteer de dia in het diapaneel en druk op de Delete-toets. Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote 21

22 Als de dia onderliggende groepen (dia's onder deze dia) bevat, worden deze één niveau hoger in het overzicht geplaatst. Een dia en alle onderliggende dia's verwijderen m Vouw de groep dia's samen (klik op de pijl links van de bovenste dia) en druk op de Delete-toets. Als u per ongeluk dia's verwijdert, kunt u dit direct herstellen door 'Wijzig' > 'Herstel verwijderen' te kiezen. Een groep dia's verplaatsen m Selecteer de eerste dia in de groep en sleep de groep naar de nieuwe locatie in het diapaneel. Het tekstpaneel In het tekstpaneel ziet u de tekst van elke dia in de diavoorstelling. Dit paneel is handig als de presentatie voornamelijk uit tekst bestaat. Alle titels en tekst met opsommingstekens worden op overzichtelijke wijze in het diapaneel weergegeven. In het tekstpaneel kunt u opsommingstekens eenvoudig ordenen en opnieuw ordenen tijdens het indelen van de presentatie. Bovendien kunt u in het diapaneel opsommingstekens rechtstreeks toevoegen aan bestaande tekst. U kunt opsommingstekens ook van de ene dia naar de andere slepen, of deze naar een hoger of lager niveau binnen dezelfde dia slepen. 22 Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote

23 Net zoals in het navigatiepaneel kunt u dia's overslaan, zodat deze tijdens het afspelen van de diavoorstelling niet worden weergegeven. In het tekstpaneel worden titels en tekst met opsommingstekens getoond. In het tekstpaneel kunt u tekst direct toevoegen of de bestaande tekst bewerken. Om opsommingstekens naar een hoger of lager niveau te verplaatsen, sleept u deze naar links of naar rechts. Als u dubbel klikt op een diasymbool, kunt u de tekst met opsommingstekens in het diapaneel verbergen. U kunt opsommingstekens naar een andere dia slepen of slepen om zo een nieuwe dia aan te maken. Het tekstpaneel weergeven m Kies 'Weergave' > 'Tekstpaneel'. U kunt ook op 'Weergave' in de knoppenbalk klikken en vervolgens 'Tekstpaneel' kiezen. Om het lettertype in het tekstpaneel te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Algemeen'. 2 Kies een lettertype en lettergrootte uit de venstermenu's 'Lettertype tekstweergave'. Een opsommingsteken en de bijbehorende tekst in het tekstpaneel selecteren m Klik op het opsommingsteken. Een of meer opsommingstekens en alle onderliggende opsommingstekens selecteren m Klik op een punt tussen het opsommingsteken en de bijbehorende tekst en sleep vervolgens omlaag. Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote 23

24 Een opsommingsteken naar een lager niveau in dezelfde dia verplaatsen m Klik op een willekeurige plaats in de tekst en druk op de Tab-toets. U kunt het opsommingsteken ook naar rechts slepen totdat een blauw driehoekje verschijnt. U kunt ook meerdere opsommingstekens selecteren (markeren) en vervolgens op de Tab-toets drukken. Een opsommingsteken naar een hoger niveau in dezelfde dia verplaatsen m Klik op een willekeurige plaats in de tekst en druk op Shift-Tab. U kunt het opsommingsteken ook naar links slepen totdat een blauw driehoekje verschijnt. Opsommingstekens naar een andere dia verplaatsen m Sleep de geselecteerde opsommingstekens in de huidige dia naar een andere dia. Opsommingstekens uit één dia verplaatsen en een nieuwe dia aanmaken m Sleep de opsommingstekens naar de linkerkant van de andere opsommingstekens in de dia totdat er een blauwe driehoek boven de dia verschijnt. Alle opsommingstekens in de dia onder de opsommingstekens in de vorige dia plaatsen m Sleep het diasymbool naar rechts. Alle opsommingstekens van de dia worden in de vorige dia geplaatst. Het eerste opsommingsteken krijgt hetzelfde niveau als het laatste opsommingsteken in de vorige dia. Om de informatie in het tekstpaneel af te drukken, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' > 'Druk af'. 2 Kies in het afdrukvenster 'Keynote' uit het venstermenu waarin standaard 'Aantal en pagina's' is geselecteerd. 3 Selecteer 'Tekstpaneel'. Het aantekeningenveld In het aantekeningenveld kunt u voor elke dia aantekeningen typen of bekijken. U kunt deze aantekeningen afdrukken of weergeven op een ander beeldscherm dat tijdens de presentatie alleen door u kan worden bekeken. 24 Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote

25 Het aantekeningenveld is een gebied waarin u kunt bijhouden wat u wilt zeggen bij een bepaalde dia. Het aantekeningenveld weergeven m Kies 'Weergave' > 'Toon aantekeningen' of klik op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kies vervolgens 'Toon aantekeningen'. Raadpleeg hoofdstuk 8, Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren voor meer informatie over het tonen van aantekeningen tijdens het afspelen van een diavoorstelling. De functies in Keynote De knoppenbalk Via de Keynote-knoppenbalk hebt u met één klik toegang tot veel taken die u gebruikt bij het aanmaken van presentaties. Als u een tijdje met Keynote hebt gewerkt en weet welke commando's u vaak gebruikt, kunt u knoppen aan de knoppenbalk toevoegen, knoppen verwijderen en de knoppen rangschikken. Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote 25

26 Hiermee kunt u dia's toevoegen of verwijderen en de diavoorstelling afspelen. Hiermee maakt u Hiermee opent u het een leeg tekstvak, infovenster, de een vorm, een mediabrowser, het tabel of een venster 'Kleuren' en het diagram aan. lettertypepaneel. Hiermee kunt u een andere weergave, een ander thema of een andere basisdia kiezen. Hiermee kunt u een groep objecten omzetten in één object, één object omzetten in de afzonderlijke onderdelen ervan en objecten boven op of onder andere objecten plaatsen. Om de knoppenbalk aan te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Pas knoppenbalk aan'. 2 Om een onderdeel aan de knoppenbalk toe te voegen, sleept u het bijbehorende symbool naar de knoppenbalk. 3 Om een onderdeel uit de knoppenbalk te verwijderen, sleept u het uit de knoppenbalk. 4 Om de volgorde van de onderdelen in de knoppenbalk te wijzigen, sleept u de symbolen naar de gewenste plaats. 5 Schakel het aankruisvak 'Klein formaat' in om de knoppenbalksymbolen te verkleinen. 6 Om alleen symbolen of tekst weer te geven, kiest u de desbetreffende optie uit het venstermenu 'Toon'. U kunt de standaardset knoppenbalksymbolen herstellen door de standaardset naar de knoppenbalk te slepen. Als u wilt weten wat de functie is van een knop, sleept u de knop uit het venster naar de knoppenbalk en plaatst u de aanwijzer op de knop om de hulpinformatie te tonen. 26 Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote

27 Het infovenster In het infovenster kunt u tijdens het werken eenvoudig uw dia's opmaken. U kunt de meeste elementen van de diavoorstelling opmaken met behulp van de tien infovensters. Klik op een van deze knoppen om een ander infovenster te tonen. Het infovenster openen m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. U kunt ook op de knop 'Infovenster' in de knoppenbalk klikken. Klik op een van de knoppen boven in het venster om het bijbehorende infovenster te tonen. Met de tweede knop van links opent u bijvoorbeeld het infovenster 'Dia'. U kunt met meerdere infovensters tegelijk werken. Met meerdere infovensters tegelijk werken m Kies 'Weergave' > 'Nieuw infovenster'. Het lettertypepaneel Keynote maakt gebruik van het lettertypepaneel van Mac OS X, zodat u elk lettertype dat op uw computer is geïnstalleerd, in uw presentaties kunt gebruiken. Het lettertypepaneel openen m Kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Toon lettertypen'. U kunt ook op de knop 'Letter' in de knoppenbalk klikken. Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote 27

28 Opmerking: als u speciale lettertypen hebt gebruikt in een Keynote-document dat u naar anderen verstuurt, moeten deze lettertypen op die andere computers zijn geïnstalleerd. Het venster 'Kleuren' De kleuren voor tekst, vormen en schaduwen kiest u in het venster 'Kleuren' van Mac OS X. Het venster 'Kleuren' openen m Kies 'Weergave' > 'Toon kleuren'. U kunt ook op de knop 'Kleur' in de knoppenbalk klikken. Toetscombinaties Met behulp van het toetsenbord kunt u vele menucommando's kiezen en diverse taken in Keynote uitvoeren. In het ingebouwde helpsysteem is een uitgebreide lijst met toetscombinaties beschikbaar. Een groot aantal toetscombinaties vindt u in de naslagkaart bij Keynote. De lijst met toetscombinaties bekijken m Open Keynote en kies 'Help' > 'Keynote-toetscombinaties'. Veel commando's zijn ook beschikbaar in contextuele menu's, waartoe u rechtstreeks toegang hebt vanuit het object waar u mee werkt. Een contextueel menu openen m Houd de Control-toets ingedrukt terwijl u op een object klikt. Contextuele menu's zijn vooral handig bij het werken met tabellen en diagrammen. 28 Hoofdstuk 1 Overzicht van Keynote

29 2 Presentaties aanmaken 2 Dit hoofdstuk bevat algemene informatie over het aanmaken van een diapresentatie met een professionele uitstraling. Een PowerPoint- of AppleWorks-presentatie importeren Als u al over een presentatie beschikt die u in Microsoft PowerPoint of in AppleWorks hebt aangemaakt, kunt u deze in Keynote importeren en gebruiken. Sleep het symbool van het PowerPoint- of AppleWorks-document naar het Keynoteprogrammasymbool. Het document wordt in Keynote geopend en u wordt gevraagd om een thema te selecteren. U kunt Keynote-documenten ook naar PowerPoint exporteren. Raadpleeg het gedeelte Microsoft PowerPoint op pagina 146 voor meer informatie. Stap 1: een thema selecteren Om een geheel nieuw Keynote-project aan te maken, klikt u dubbel op het symbool 'Keynote' en selecteert u vervolgens een thema. Met behulp van Keynote-thema's kunt u aantrekkelijke presentaties aanmaken zonder dat u alle ontwerptaken hoeft uit te voeren. Elk Keynote-thema bevat een reeks sjablonen (de zogenaamde basisdia's) met opgemaakte tekst, opsommingstekens, layouts en andere opmaakfuncties die al zijn ingesteld. Er zijn Keynote-thema's beschikbaar met diverse texturen en onderwerpen, geschikt voor verschillende typen presentaties. 29

30 Bij het aanmaken van een nieuw Keynote-document moet u een nieuw thema kiezen in de themakiezer. Het thema van een Keynote-diavoorstelling kunt u op elk gewenst moment wijzigen. U kunt instellen dat een bepaald thema standaard voor nieuwe documenten moet worden gebruikt. Om een ander thema op een presentatie toe te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' > 'Kies thema' (of klik op de knop 'Thema' in de knoppenbalk en kies 'Themakiezer'). Selecteer vervolgens een thema. 2 Kies een diaformaat. Het diaformaat: Voor de meeste projectors kunt u het beste het standaardformaat van 800 x 600 gebruiken. Nieuwere projectors ondersteunen ook de resolutie van 1024 x 768. Als u een groter beeldscherm gebruikt, kunt u een aangepast diaformaat voor uw Keynote-presentatie instellen. Raadpleeg het gedeelte Het diaformaat wijzigen op pagina 139 voor meer informatie. 3 Klik op de knop 'Kies'. U kunt een standaardthema voor nieuwe documenten instellen. Om het thema voor nieuwe documenten in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Algemeen'. 2 Selecteer 'Gebruik thema' en klik op de knop 'Kies'. 3 Selecteer een thema en klik op de knop 'Kies'. 30 Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken

31 Raadpleeg hoofdstuk 9, Basisdia's en thema's ontwerpen voor meer informatie over het wijzigen en aanmaken van thema's. Raadpleeg Werken met meerdere thema's op pagina 38 voor informatie over het gebruik van meerdere thema's in een presentatie. Soorten diavoorstellingen In Keynote kunt u drie soorten diapresentaties aanmaken. Houd bij het ontwerp van uw presentatie rekening met het doel van de presentatie. Â Normaal. Deze presentaties regelt u met behulp van de muis of het toetsenbord. Er wordt standaard altijd een normale (interactieve) diavoorstelling aangemaakt, tenzij u aangeeft dat de presentatie automatisch moet worden afgespeeld of dat u alleen koppelingen wilt gebruiken. Â Automatisch afgespeeld. Deze presentaties worden automatisch afgespeeld, net als een film (er is geen gebruikersinteractie mogelijk). U kunt met deze optie de presentaties bijvoorbeeld in een kiosk gebruiken. Raadpleeg Automatisch afgespeelde presentaties op pagina 130 voor meer informatie over het aanmaken van diavoorstellingen van dit type. Â Alleen koppelingen. Bij deze instelling kunnen gebruikers door de presentatie navigeren door op koppelingen te klikken. Raadpleeg Presentaties met alleen koppelingen op pagina 131 voor meer informatie over het aanmaken van diavoorstellingen van dit type. Stap 2: dia's aanmaken Als u een thema selecteert, wordt in het diapaneel slechts één dia weergegeven. U bewerkt deze dia door tekst, afbeeldingen, films en geluid toe te voegen. Naar wens voegt u nieuwe dia's aan het document toe. Om een dia toe te voegen, voert u een van de volgende handelingen uit: Â Kies 'Dia' > 'Nieuwe dia' of klik op de knop 'Nieuw' in de knoppenbalk. Â Klik op de knop 'Nieuw' in de knoppenbalk. Â Selecteer een dia in het diapaneel en druk op de Return-toets. Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken 31

32 Belangrijk: Kies regelmatig 'Archief' > 'Bewaar' om uw werk op te slaan. Raadpleeg Stap 4: de diavoorstelling bewaren op pagina 39 voor meer informatie over het bewaren van Keynote-documenten. Tijdens het werken kunt u gebruikmaken van verschillende dialay-outs om tekst en afbeeldingen in de afzonderlijke dia's te plaatsen. De basisdia's bieden de lay-outs die u waarschijnlijk het meest nodig hebt. Werken met basisdia's Elk Keynote-thema bevat een reeks basisdia's. Elke basisdia heeft een andere lay-out. Een basisdia kan tijdelijke aanduidingen voor een titel en hoofdtekst bevatten, maar ook tijdelijke aanduidingen voor afbeeldingen, tabellen en diagrammen. De meeste thema's bevatten de volgende basisdia's: Basisdia Titel Titel en subtitel Opsomming Titel en opsomming - links Titel, opsomming en foto Leeg Aanbevolen gebruik Titelpagina of titels van gedeelten van de presentatie Titelpagina of titels van gedeelten waarvoor een ondertitel is vereist Pagina's met algemene inhoud waarvoor opsommingstekens vereist zijn. Het tekstgebied vult de volledige dia. Inhoudspagina's waarop u aan de linkerkant tekst met opsommingstekens kunt plaatsen en aan de rechterkant een afbeelding kunt plaatsen Titelpagina of sectietitel met tekst en foto Lay-outs met vele afbeeldingen Wanneer u een nieuwe dia aanmaakt, wordt de basisdia van de geselecteerde dia gebruikt (tenzij u de eerste dia ("Titel en subtitel") hebt geselecteerd). U kunt de basisdialay-out van een dia op elk gewenst moment wijzigen. Om de basisdia voor een dia te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de dia waarvan u de basisdialay-out wilt wijzigen. 2 Klik op de knop 'Basisdia' in de knoppenbalk. 3 Kies een basisdia in de lijst. Raadpleeg hoofdstuk 9, Basisdia's en thema's ontwerpen voor meer informatie over het wijzigen van thema's en basisdia's. 32 Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken

33 Tekst toevoegen Basisdia's bevatten plaatsvervangende aanduidingen voor diatitels en hoofdtekst die u door uw eigen tekst kunt vervangen. Titels zijn groter dan de hoofdtekst. De hoofdtekst is meestal tekst met opsommingstekens, hoewel sommige basisdia's ook hoofdtekst zonder opsommingstekens bieden. U dient een basisdia te kiezen met de combinatie van titels en hoofdtekst die het beste is afgestemd op de inhoud van de dia. Een titel aan een dia toevoegen m Klik in het werkgebied dubbel in een titelvak en typ uw tekst. Tekst met opsommingstekens toevoegen m Klik in het werkgebied in een vak voor hoofdtekst met opsommingstekens en begin te typen. Druk op de Return-toets om naar de volgende regel met een opsommingsteken te gaan. Druk op de Tab-toets om een regel met een opsommingsteken te laten inspringen. Druk op Shift-Tab om de regel met het opsommingsteken naar een hoger niveau te verplaatsen. Raadpleeg voor informatie over het aanmaken van tekst zonder opsommingstekens het gedeelte Tekst zonder opsommingstekens toevoegen op pagina 43. Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken 33

34 Als u dubbel klikt in een titelvak, kunt u de titel typen. Het lettertype en de tekstgrootte zijn al ingesteld. Als u dubbel klikt in een tekstvak voor hoofdtekst en begint met typen, wordt tekst met opsommingstekens aangemaakt. De stijl van het opsommingsteken, het lettertype en de tekstgrootte zijn reeds ingesteld. Sleep een afbeeldingbestand vanuit de mediabrowser of de Finder naar de dia. U kunt het uiterlijk van de tekst en opsommingstekens in de dia's wijzigen met behulp van het infovenster 'Tekst' en het infovenster 'Afbeelding'. Raadpleeg hoofdstuk 3, Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de infovensters om tekst te wijzigen, zoals het wijzigen van de stijl van opsommingstekens of het toevoegen van tekst zonder opsommingstekens. 34 Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken

35 Afbeeldingen toevoegen Om een afbeelding aan een dia toe te voegen, voert u een van de volgende handelingen uit: Â Kies 'Weergave' > 'Toon mediabrowser' (of klik op de knop 'Media' in de knoppenbalk). Kies vervolgens 'iphoto' en sleep een foto naar het diawerkgebied. Â Sleep een afbeeldingbestand vanuit de Finder naar het diawerkgebied. Â Kies 'Voeg in' > 'Kies', selecteer het afbeeldingbestand en klik vervolgens op de knop 'Voeg in'. Â Om een nieuwe dia met de afbeelding aan te maken, sleept u het afbeeldingbestand vanuit de Finder naar het diapaneel. U kunt de kleuren, uitlijning, weergaverichting en andere instellingen van afbeeldingen aanpassen. U brengt deze aanpassingen aan in de infovensters. In het infovenster 'Formaat' stelt u bijvoorbeeld de positie, grootte en richting van objecten in. In het infovenster 'Afbeelding' stelt u de schaduw, vulkleur en de doorzichtigheid van objecten in. Raadpleeg hoofdstuk 3, Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden voor meer informatie over het instellen van kenmerken met behulp van de infovensters. Als u uitgebreide of numerieke gegevens overzichtelijk wilt weergeven, kunt u gebruikmaken van een tabel of diagram. Alle Keynote-thema's bevatten tabellen en diagrammen. Raadpleeg hoofdstuk 5, Tabellen aanmaken, en hoofdstuk 6, Diagrammen aanmaken voor meer informatie over het toevoegen van tabellen en diagrammen. Werken met hulplijnen en linialen Wanneer u tekst en afbeeldingen in het diawerkgebied verplaatst, verschijnen er gele hulplijnen. Met deze hulplijnen kunt u objecten in het werkgebied gemakkelijker centreren of uitlijnen. Hulplijnen verschijnen als het midden of de rand van het object is uitgelijnd met het midden of de rand van een ander object, of met het midden van het werkgebied. U kunt uw eigen hulplijnen aanmaken om bepaalde elementen in de verschillende dia's op precies dezelfde positie te plaatsen. Alle hulplijnen, dus ook de hulplijnen die u zelf hebt aangemaakt, worden bij het weergeven van de presentatie genegeerd. Hulplijnen worden namelijk alleen in de bewerkingsmodus getoond. Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken 35

36 Als u een object verplaatst, worden in Keynote de x- en y-coördinaat van de linkerbovenhoek van het object getoond. Als u een object roteert, wordt de draaihoek getoond. Als u de grootte van een object wijzigt, worden de hoogte en breedte van het object aangegeven door formaataanduidingen. Desgewenst schakelt u de linialen in, zodat u objecten in het werkgebied gemakkelijker kunt uitlijnen. Op de linialen wordt de afstand getoond (in de door u ingestelde maateenheid) van een object tot de rand van de dia. Linialen inschakelen m Kies 'Weergave' > 'Toon linialen'. Om de maateenheid van de linialen te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Linialen'. 2 Kies een optie uit het venstermenu 'Eenheid liniaal'. Controleer of het aankruisvak 'Toon liniaaleenheden als percentage' is uitgeschakeld. Als deze optie is ingeschakeld, worden afmetingen weergegeven als percentage van de dia en niet in de gekozen maateenheid. Het horizontale nulpunt van de liniaal aan de linkerkant van de dia plaatsen m Schakel in het paneel 'Linialen' in het voorkeurenvenster van Keynote het aankruisvak 'Plaats oorsprong in midden van liniaal' uit. Nadat u afbeeldingen precies op de gewenste positie in de dia hebt geplaatst, kunt u deze in het werkgebied vergrendelen zodat ze niet per ongeluk worden verplaatst terwijl u aan het werk bent. Een object in het werkgebied vergrendelen m Selecteer het object en kies 'Orden' > 'Vergrendel'. Het is niet mogelijk een object te bewerken dat in het werkgebied is vergrendeld. Kies 'Orden' > 'Hef vergrendeling op' om de vergrendeling van een object op te heffen. Opmerking: Als u vaak objecten vergrendelt en de vergrendeling van objecten opheft, kunt u knoppen voor deze commando's aan de knoppenbalk toevoegen. Kies 'Weergave' > 'Pas knoppenbalk aan'. De weergave en werking van hulplijnen wijzigen U kunt in elke dia uw eigen hulplijnen plaatsen, zodat u objecten eenvoudiger op de juiste positie kunt uitlijnen. 36 Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken

37 Om hulplijnen in een dia te plaatsen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon linialen' om de linialen aan de boven- en linkerkant van het diawerkgebied weer te geven. 2 Plaats de aanwijzer op een liniaal en sleep deze naar de dia. 3 Sleep de gele hulplijn naar de gewenste positie in het werkgebied. U kunt hulplijnen aan een basisdia toevoegen, zodat de hulplijnen worden weergegeven in elke nieuwe dia die op de basisdia wordt gebaseerd. Raadpleeg het gedeelte Hulplijnen toevoegen op pagina 151 voor meer informatie. Hulplijnen verwijderen die u in een dia hebt geplaatst m Sleep de hulplijn naar de rand van het diawerkgebied. Als u de hulplijnen als storend ervaart, kunt u deze tijdelijk verbergen. Hulplijnen tijdelijk verbergen m Houd de Command-toets ingedrukt terwijl u een object sleept. In het paneel 'Linialen' van de Keynote-voorkeuren kunt u aangeven of u de hulplijnen en de aanduidingen voor de grootte en positie van objecten wilt tonen of verbergen. U kunt ook instellen dat hulplijnen alleen langs randen van objecten of in het midden van objecten worden weergegeven. Om de hulplijnen en labels bij het verplaatsen van objecten te tonen of te verbergen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Linialen'. 2 Als u de hulplijnen wilt uitschakelen die worden weergegeven als het midden van een object wordt uitgelijnd met een ander object of met het midden van het diawerkgebied, schakelt u het aankruisvak 'Toon hulplijnen in midden van object' uit. 3 Als u de hulplijnen wilt inschakelen die worden weergegeven als de randen van een object worden uitgelijnd met een ander object of met het midden van het diawerkgebied, schakelt u het aankruisvak 'Toon hulplijnen langs randen van object' in. 4 Als u de labels met de grootte en positie van objecten wilt verbergen, klikt u op de knop 'Algemeen' en schakelt u het aankruisvak 'Toon grootte en positie bij verplaatsing objecten' uit. Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken 37

38 De kleur van de hulplijnen wijzigen m Klik in het paneel 'Linialen' van het voorkeurenvenster van Keynote op het kleurenvak in het gedeelte 'Hulplijnen' en selecteer vervolgens een kleur in het venster 'Kleuren'. Stap 3: de dia's ordenen U kunt de volgorde van de dia's in de presentatie wijzigen door de dia's in het diapaneel te slepen. U ordent dia's overzichtelijk door verwante dia's te laten inspringen. U kunt afzonderlijke dia's of groepen dia's ook tonen of verbergen terwijl u aan het werk bent. Als u dia's in het diapaneel laat inspringen of verbergt, heeft dit geen invloed op de uiteindelijke diavoorstelling. Het is alleen maar een hulpmiddel om grote reeksen dia's eenvoudiger te ordenen door de reeksen te navigeren. Raadpleeg Het navigatiepaneel op pagina 19 en Het tekstpaneel op pagina 22 voor meer informatie over het laten inspringen en ordenen van dia's. Werken met meerdere thema's Als uw presentatie vorm begint te krijgen, wilt u mogelijk verschillende thema's kiezen voor de dia's binnen één presentatie. U kunt bijvoorbeeld een bepaald thema instellen voor de dia's met betrekking tot de behaalde bedrijfsprestaties en een ander thema voor de beoogde verkopen. Om meerdere thema's in een document te gebruiken, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer in het diapaneel de dia's waarvoor u een ander thema wilt gebruiken. 2 Kies 'Archief' > 'Kies thema'. 3 Selecteer het thema en kies 'Geselecteerde dia's' uit het venstermenu 'Pas thema toe'. 4 Als u standaardinstellingen van thema's op afzonderlijke dia's hebt gewijzigd en u wilt deze wijzigingen overnemen in het nieuwe thema, schakelt u het aankruisvak 'Bewaar gewijzigde standaardinstellingen van thema's' in. U schakelt dit aankruisvak in als u bijvoorbeeld de achtergrondkleur van enkele dia's hebt gewijzigd en u die achtergrondkleur ook in het nieuwe thema wilt toepassen. Als u dit aankruisvak niet inschakelt, wordt de achtergrondkleur van het nieuwe thema in de dia's toegepast. 5 Klik op de knop 'Kies'. 38 Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken

39 U kunt ook dia's selecteren, op de knop 'Thema' in de knoppenbalk klikken en een thema kiezen. Het nieuwe thema wordt toegepast op de geselecteerde dia's. Door de presentatie navigeren U kunt eenvoudig naar de eerste of laatste dia van de presentatie of naar de vorige of volgende dia gaan. Snel naar een bepaalde dia gaan m Kies 'Dia' > 'Ga naar' > [optie]. Stap 4: de diavoorstelling bewaren Bewaar uw document regelmatig. Keynote biedt enkele speciale opties voor het bewaren van diavoorstellingen. U kunt bijvoorbeeld de vorige versie bewaren en audio- en filmbestanden als onderdeel van het document opslaan. (Raadpleeg het gedeelte Soorten diavoorstellingen op pagina 31 voor meer informatie.) Om een Keynote-document te bewaren, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' > 'Bewaar'. 2 Typ een naam voor het document en kies een locatie waar u het document wilt bewaren. 3 Klik op 'Bewaar'. Voor bijzondere omstandigheden is een aantal geavanceerde bewaaropties beschikbaar. Klik op het driehoekje rechts naast de bestandsnaam in het bewaarvenster om deze opties te tonen. Â Als u geluid of films aan het document hebt toegevoegd en u wilt de diavoorstelling overbrengen naar een andere computer, schakelt u het aankruisvak 'Kopieer audio en films naar document' in. (Dit aankruisvak is standaard ingeschakeld.) Als u dit aankruisvak uitschakelt en vervolgens de diavoorstelling overbrengt naar een andere computer, moet u ook de geluids- en filmbestanden overbrengen. Als dit aankruisvak is ingeschakeld, wordt het document veel groter. U kunt het beste pas mediabestanden toevoegen (door 'Bewaar als' te gebruiken) wanneer u de diavoorstelling daadwerkelijk naar een andere computer gaat overbrengen. Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken 39

40 Â Schakel het aankruisvak 'Kopieer thema-afbeeldingen naar document' in als u het document wilt openen op een computer waarop het gebruikte thema niet aanwezig is. Als u dit aankruisvak inschakelt, weet u zeker dat alle themaonderdelen altijd correct worden weergegeven, zelfs als het thema niet op de computer is geïnstalleerd. Als u dit aankruisvak inschakelt, wordt het bestand veel groter. Wanneer u wijzigingen in de diavoorstelling aanbrengt, kunt u één eerdere versie bewaren. Om bij het bewaren van een Keynote-document ook een kopie van de vorige versie te bewaren, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Algemeen'. 2 Schakel het aankruisvak 'Maak reservekopie van vorige versie' in. 3 Kies 'Archief' > 'Bewaar'. Bij deze voorkeursinstelling wordt steeds wanneer u het document bewaart de naam van de vorige versie van het document gewijzigd in "Reservekopie van <documentnaam>" en bewaard in dezelfde map als het document. De wijzigingen die u hebt aangebracht nadat u het bestand hebt bewaard, zijn niet in dit reservekopiebestand opgenomen. Het document met de laatste wijzigingen wordt niet gesloten. (Zelfs als dit aankruisvak is ingeschakeld, wordt geen reservekopie aangemaakt wanneer u het document voor het eerst bewaart.) Stap 5: de diavoorstelling afspelen U kunt de diavoorstelling op het scherm van de computer afspelen of op een scherm voor een groter publiek projecteren. Om de diavoorstelling op de computer af te spelen, gaat u als volgt te werk: 1 Klik dubbel op het symbool van het Keynote-document in de Finder. 2 Kies 'Weergave' > 'Speel diavoorstelling af'. U kunt ook op de knop 'Speel af' in de knoppenbalk klikken. 40 Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken

41 Opmerking: Als u op de knop 'Speel af' klikt, wordt de diavoorstelling vanaf de op dat moment geselecteerde dia afgespeeld. Om de diavoorstelling vanaf het begin af te spelen (als de eerste dia nog niet is geselecteerd), houdt u de Option-toets ingedrukt terwijl u op de knop 'Speel af' klikt. 3 Klik om verder te gaan naar de volgende dia of om door een objectanimatie in de dia te gaan. 4 Druk op de Q-toets of de Esc-toets om de diavoorstelling te stoppen. Keynote biedt veel opties om uw diavoorstelling met anderen te delen. Zo kunt u de diavoorstelling bekijken op een groot scherm of een extern beeldscherm of er een QuickTime- of Flash-film, een PDF-bestand of een PowerPoint-presentatie van maken. Ook kunt u de diavoorstelling afdrukken. Raadpleeg hoofdstuk 8, Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren voor meer informatie over het bekijken en gemeenschappelijk gebruiken van de diavoorstelling. Hoofdstuk 2 Presentaties aanmaken 41

42

43 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 3 U kunt eenvoudig tekst, afbeeldingen, geluiden en films toevoegen en bewerken. In dit hoofdstuk wordt uitvoerig beschreven hoe u verschillende mediabestanden aan presentaties kunt toevoegen. Tekst en teksteigenschappen bewerken Als u tekst wilt toevoegen aan een tekstvak of vorm, selecteert u het tekstvak of de vorm door erop te klikken en typt u vervolgens de gewenste tekst. Om tekst in een tekstvak in te voeren en te bewerken, gaat u als volgt te werk: 1 Klik dubbel op de tekst en typ vervolgens de gewenste tekst. 2 Pas de tekstkleur, de uitlijning en het lettertype aan in het infovenster 'Tekst' of het lettertypepaneel, zoals wordt beschreven in het gedeelte Tekst met opsommingstekens en genummerde lijsten opmaken op pagina 44. Tekst zonder opsommingstekens toevoegen Als u een tekstvak zonder opsommingstekens wilt aanmaken, kunt u een leeg tekstvak aan de dia toevoegen. Opmerking: Bij sommige thema's zijn basisdia's beschikbaar met tekstvakken voor hoofdtekst zonder opsommingstekens. U kunt zelf hoofdtekst zonder opsommingstekens toevoegen door 'Geen opsommingstekens' te kiezen uit het venstermenu. Tekst zonder opsommingstekens kunt u, net als tekst met opsommingstekens, laten inspringen. Tekst in lege tekstvakken wordt niet in het tekstpaneel getoond. 43

44 Om een leeg tekstvak aan te maken (voor tekst zonder opsommingstekens), gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Voeg in' > 'Tekst' (of klik op de knop 'Tekst' in de knoppenbalk). 2 Klik dubbel op de tekst in het nieuwe tekstvak en typ vervolgens de gewenste tekst. Opmerking: U kunt geen opsommingstekens met opmaak in lege tekstvakken gebruiken. Als u opsommingstekens met opmaak wilt gebruiken (zodat tekst die doorloopt op de volgende regel wordt uitgelijnd met tekst die eraan voorafgaat en de opsommingstekens zijn uitgelijnd), moet u een vak voor hoofdtekst aanmaken. (Raadpleeg het gedeelte Lay-out wijzigen op pagina 70 voor meer informatie.) 3 Klik buiten het tekstvak als u de gewenste tekst hebt ingevoerd. U kunt ook op Command-Return drukken om te stoppen met het bewerken van de tekst en het tekstvak te selecteren. 4 Sleep de grepen van het tekstvak om de breedte ervan te wijzigen. De grootte van een leeg tekstvak wordt automatisch aangepast aan de lengte van de tekst. U kunt een leeg tekstvak niet groter maken door te slepen. Als u een leeg tekstvak langer wilt maken maar niet meer tekst wilt invoeren, sleept u een greep om het vak smaller te maken. (Hierdoor wordt het tekstvak automatisch langer.) U kunt tekstvakken naar elke gewenste positie in de dia slepen. Raadpleeg het gedeelte Objecten vergroten of verkleinen, verplaatsen en de laagvolgorde ervan wijzigen op pagina 55 voor meer informatie over het wijzigen van tekstvakken. Opmerking: U kunt ook tekst aan vormen toevoegen. Raadpleeg het gedeelte Tekst toevoegen aan vormen op pagina 52. Tekst met opsommingstekens en genummerde lijsten opmaken U kunt de eigenschappen van tekst (zoals het lettertype, de kleur of de ruimte tussen regels en woorden) op elk gewenst moment wijzigen. Voor tekst met opsommingstekens kunt u kiezen uit een reeks stijlen voor opsommingstekens en nummering. U kunt zelfs een eigen afbeelding als opsommingsteken gebruiken. U brengt de meeste tekstwijzigingen aan in het infovenster 'Tekst' en het lettertypepaneel. 44 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

45 U kunt ook aantrekkelijke visuele effecten creëren door de kleur, schaduw, de mate van ondoorzichtigheid en de richting van de tekst op het scherm te wijzigen. Raadpleeg het gedeelte hoofdstuk 4, Eigenschappen van objecten wijzigen voor meer informatie. Om het lettertype te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst die u wilt wijzigen en kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Toon lettertypen'. U kunt ook op de knop 'Letter' in de knoppenbalk klikken. 2 Selecteer een lettertype en lettergrootte in het lettertypepaneel. Werken met het infovenster 'Tekst' In het infovenster 'Tekst' kunt u alle basisteksteigenschappen in de dia's aanpassen. Zo kunt u in dit venster de kleur, uitlijning en afstand van de geselecteerde tekst wijzigen. Als u tekst met opsommingstekens selecteert, kunt u bovendien de stijl van het opsommingsteken wijzigen. Hiermee opent u het infovenster 'Tekst'. Klik op dit vak om de kleur van de geselecteerde tekst te wijzigen. Gebruik deze knoppen om tekst uit te lijnen. Met deze schuifregelaars kunt u de teken- en regelafstand voor de geselecteerde tekst en de afstand tussen de alinea's aanpassen. Hiermee kunt u de hoeveelheid ruimte aanpassen tussen de tekst en het tekstvak, de cel of de vorm waarin de tekst zich bevindt. Het infovenster 'Tekst' openen m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik vervolgens op de knop 'Tekstinfo'. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 45

46 Om de tekstkleur te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst die u wilt wijzigen (of klik op de tekst om het invoegpunt weer te geven). 2 Klik in het infovenster 'Tekst' op het kleurenvak. 3 Selecteer een kleur in het venster 'Kleuren'. U kunt de tekst in een tekstvak links uitlijnen, rechts uitlijnen, centreren of uitvullen (zowel links als rechts uitlijnen). Bovendien kunt u de tekst boven in, onder in of in het midden van het tekstvak plaatsen. Met de knoppen voor verticale uitlijning kunt u de tekst vanaf de bovenkant, onderkant of vanuit het midden van het tekstvak uitbreiden. Met de knoppen voor horizontale uitlijning kunt u de tekst links of rechts uitlijnen, centreren of uitvullen. Om de tekstuitlijning aan te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst waarvan u de uitlijning wilt wijzigen. 2 Klik boven in het infovenster 'Tekst' op de knoppen voor horizontale of verticale uitlijning. Opmerking: Een hoofdtekst die te veel tekst bevat (meer tekst dan kan worden weergegeven) wordt altijd naar boven uitgelijnd. Verticale uitlijning heeft geen effect op lege tekstvakken. Om de afstand tussen de tekstregels binnen een alinea of achter een opsommingsteken aan te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst die u wilt wijzigen (of selecteer een tekstvak). 2 Sleep in het infovenster 'Tekst' de schuifregelaar 'Regel' om de regelafstand aan te passen. Als u de schuifregelaar naar links sleept, worden de geselecteerde regels dichter bij elkaar geplaatst. Als u de schuifregelaar naar rechts sleept, worden de regels verder uit elkaar geplaatst. 46 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

47 U kunt de regelafstand binnen een alinea ook nauwkeurig instellen door een waarde in punten in te voeren. Als u standaardwaarden wilt gebruiken, kiest u een optie uit het venstermenu voor de regelafstand. Veld 'Regel': typ een waarde (of klik op de pijltoetsen) om aan te geven welke regelafstand tussen de regels in een alinea u wenst. Venstermenu voor regelafstand: klik op de pijltoetsen om een standaardregelafstand in te stellen. Om de afstand tussen de tekstregels binnen een alinea nauwkeurig in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst waarvan u de uitlijning wilt wijzigen. 2 Typ in het infovenster 'Tekst' een waarde in het veld voor de regelafstand. 3 Kies een optie uit het venstermenu voor de regelafstand. Â 'Enkel': hiermee stelt u de standaardregelafstand in. Â 'Dubbel': hiermee verdubbelt u de standaardregelafstand. Â 'Meerdere': hiermee stelt u de regelafstand in tussen enkel en dubbel of groter dan dubbel. Â 'Minimaal': Kies deze optie als u een minimale regelafstand wilt instellen. Bij grotere lettertypen wordt een grotere regelafstand ingesteld om te voorkomen dat de regels elkaar overlappen. Gebruik deze instelling wanneer u een vaste regelafstand wilt houden, maar geen overlappende regels wilt als de tekst groter wordt. Â 'Tussen': Kies deze optie om de opgegeven waarde bij de lettergrootte op te tellen of ervan af te trekken. Wanneer u de lettergrootte wijzigt, wordt de afstand tussen de onderkant van een tekstregel en de bovenkant van de volgende regel hieraan aangepast. Gebruik deze optie als u een bepaalde afstand wilt instellen tussen stokken en staarten, ongeacht de lettergrootte. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 47

48 Om de afstand voor of na een alinea of een opsommingsteken aan te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst waarvan u de uitlijning wilt wijzigen. 2 Sleep in het infovenster 'Tekst' de schuifregelaar 'Voor alinea' of 'Na alinea'. U kunt ook een bepaalde puntgrootte in het tekstvak typen (bijvoorbeeld 5 punten). Om de afstand tussen tekens aan te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst waarvan u de uitlijning wilt wijzigen. 2 Sleep in het infovenster 'Tekst' de schuifregelaar 'Teken'. Als u de schuifregelaar naar links sleept, worden de letters dichter bij elkaar geplaatst; als u de schuifregelaar naar rechts sleept, worden de letters verder uit elkaar geplaatst. De hoeveelheid ruimte tussen tekst en het object dat de tekst bevat (een tekstvak, vorm of cel) kunt u wijzigen. (Dit gebied wordt de marge genoemd.) De ingestelde afstand wordt toegepast rondom de tekst, dus aan alle vier de kanten. Hier kunt u de gewenste marge opgeven. Opmerking: de ruimte rond tekst met opsommingstekens kan niet worden gewijzigd. 48 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

49 Om de marge van tekst aan te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst. 2 Sleep in het infovenster 'Tekst' de schuifregelaar 'Marge', typ een waarde in het veld voor de marge of klik op de pijltoetsen en druk vervolgens op de Return-toets. Om het symbool voor opsommingstekens te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst waarvan u het opsommingsteken wilt wijzigen of selecteer een hoofdtekst om alle opsommingstekens te wijzigen. 2 Klik op 'Opsomming/nummering' in het infovenster 'Tekst'. 3 Kies een optie uit het venstermenu. Bij sommige opties kunt u met de velden aan de rechterkant de grootte en de verticale uitlijning van het opsommingsteken aanpassen. Â 'Opsommingstekens met tekst': Kies een optie uit het venstermenu of typ de gewenste tekens in het tekstvak. U kunt alle tekens gebruiken die u met behulp van het toetsenbord kunt invoeren. Als u de kleur van een opsommingsteken wilt wijzigen, klikt u op het kleurenvak en kiest u een kleur in het kleurenvenster. Â 'Opsommingstekens met afb.': kies een van de afbeeldingen. Â 'Aangepaste afbeelding': Selecteer een afbeeldingbestand of sleep een afbeelding uit de Finder of de mediabrowser naar het afbeeldingenvak. Afbeeldingen die als opsommingsteken worden gebruikt, moeten meestal sterk worden verkleind. Â 'Nummers': kies een optie uit het venstermenu voor de weergave van de nummers. Â Geen opsommingstekens: Kies deze optie als u tekst zonder opsommingstekens wilt gebruiken. (Hiervoor kunt u ook een leeg tekstvak gebruiken, maar in dat geval kunt u de tekst niet in het tekstpaneel tonen of via het tekstpaneel afdrukken.) Klik hierop om een opmaak voor opsommingstekens in te stellen. Selecteer het type, de stijl, de kleur en de grootte voor opsommingstekens. Belangrijk: als u het aankruisvak '% van tekstgrootte' inschakelt, wordt de relatieve grootte gehandhaafd die u in het veld 'Grootte' hebt ingesteld, zelfs als u de lettergrootte wijzigt. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 49

50 Om de verticale uitlijning van een opsommingsteken aan te passen (relatief ten opzichte van de tekstgrootte), gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst waarvan u de uitlijning wilt wijzigen. 2 Typ in het tabblad 'Opsomming/nummering' van het infovenster 'Tekst' een grootte in het veld 'Lijn uit' (of klik op de pijltoetsen). Tekst laten inspringen en tabstops instellen Voor alle tekstvakken zijn standaardinspringingen en tabstops ingesteld. U kunt de markeringen voor de inspringingen en tabstops op de horizontale liniaal weergeven door 'Weergave' > 'Toon linialen' te kiezen en bepaalde tekst in een dia te selecteren. U kunt deze markeringen slepen om de inspringingen en tabstops te wijzigen. Klik op de liniaal om een tabstop aan te maken. Klik dubbel op het tabsymbool om het type tabstop te wijzigen. Deze markeringen duiden de uitlijning van het opsommingsteken aan de linkerkant, de uitlijning van de eerste regel tekst met opsommingstekens en de uitlijning van de overige regels tekst met opsommingstekens aan. Om een tabstop aan te maken, gaat u als volgt te werk: 1 Klik op de tekst waarvan u de tabstops wilt aanpassen. 2 Klik op de horizontale liniaal en sleep de tabstop naar de gewenste positie. Het type tabstop wijzigen m Klik op het tabsymbool terwijl u de Control-toets ingedrukt houdt en kies een tabtype uit het venstermenu. U kunt ook herhaaldelijk dubbel op het tabsymbool op de liniaal klikken totdat het gewenste type tabstop wordt weergegeven. U kunt kiezen uit een van deze typen tabstops. 50 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

51 Een tab invoegen in tekst met opsommingstekens of in tekst in tabellen m Druk op Option-Tab. U kunt ook de inspringing van tekst met opsommingstekens aanpassen. U kunt aangeven op welke positie de linkerkant van een opsommingsteken moet worden geplaatst (zodat opsommingen binnen opsommingen ontstaan), u kunt de gewenste ruimte tussen de opsommingstekens en de bijbehorende tekst instellen en u kunt de gewenste positie opgeven van tekst die op de volgende regel doorloopt. Sleep dit symbool om aan te geven op welke positie u de linkerkant van het opsommingsteken wilt plaatsen. Sleep dit symbool om de linkermarge in te stellen voor de tekst na het opsommingsteken. Sleep dit symbool om de linkermarge in te stellen voor tekst die op de volgende regel doorloopt. Om de inspringing van tekst met opsommingstekens in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst met opsommingstekens waarvan u de tabstops wilt aanpassen. 2 Om de positie aan te duiden van de linkerrand van het opsommingsteken, sleept u het vierkante symbool. 3 Om de positie aan te duiden van de tekst na het opsommingsteken, sleept u het rechthoekige symbool. 4 Om de linkermarge in te stellen voor tekst die op de volgende regel wordt geplaatst, sleept u de pijl-omlaag aan de linkerkant. 5 Om de rechtermarge in te stellen, sleept u de pijl-omlaag aan de rechterkant. Afbeeldingen toevoegen U kunt verschillende typen afbeeldingen aan de presentatie toevoegen, zoals foto's, afbeeldingbestanden die in een ander programma zijn aangemaakt en eenvoudige objecten die u rechtstreeks in Keynote hebt getekend. In Keynote worden alle standaardstructuren voor afbeeldingbestanden geaccepteerd, waaronder: Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 51

52 Â PICT Â GIF Â TIFF Â JJPEG Â PDF Â MOV Vormen toevoegen U kunt rechtstreeks in Keynote vormen zoals lijnen, rechthoeken, afgeronde rechthoeken, ellipsen, driehoeken en pijlen tekenen. Om een vorm toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Voeg in' > '[vorm]' (of klik op 'Vorm' in de knoppenbalk en kies vervolgens de gewenste vorm). 2 Sleep de grepen om het formaat van de vorm te wijzigen. U kunt ook in het diawerkgebied vormen tekenen in de gewenste grootte. Om een vorm te tekenen in het diawerkgebied, gaat u als volgt te werk: 1 Houd de Option-toets ingedrukt terwijl u op de knop 'Vorm' op de knoppenbalk klikt en kies een vorm. 2 Laat de Option-toets los en plaats de aanwijzer in het diawerkgebied. De aanwijzer wordt kruisvormig. 3 Sleep met de muis over het diawerkgebied om de vorm te maken. Houd de Shift-toets bij het slepen ingedrukt om de verhoudingen van de vorm te handhaven (zodat een driehoek bijvoorbeeld gelijkzijdig blijft). Tekst toevoegen aan vormen U kunt tekst toevoegen aan een willekeurige vorm. Tekst toevoegen aan een vorm m Klik dubbel op de vorm en typ de gewenste tekst. Tekst binnen een vorm kunt u op dezelfde manier opmaken als andere tekst. Als de volledige tekst niet binnen de vorm kan worden weergegeven, verschijnt de aanduiding voor bijsnijden (+). U kunt de rest van de tekst weergeven door de vorm te vergroten. 52 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

53 Het plusteken geeft aan dat de vorm meer tekst bevat dan kan worden weergegeven. Vergroot het object om de volledige tekst te tonen. U kunt de lijnkleuren en vulkleuren van getekende objecten wijzigen. Raadpleeg het gedeelte hoofdstuk 4, Eigenschappen van objecten wijzigen voor meer informatie. Afbeeldingen uit iphoto toevoegen U kunt afbeeldingen rechtstreeks vanuit de mediabrowser (of de iphoto-bibliotheek) naar een dia slepen. Om een afbeelding uit de mediabrowser toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon mediabrowser'. 2 Kies 'iphoto' uit het venstermenu. 3 Sleep de gewenste foto naar de dia. Andere externe afbeeldingen toevoegen U kunt eenvoudig afbeeldingbestanden die u in andere programma's hebt aangemaakt aan dia's in Keynote toevoegen. Een afbeeldingbestand uit een andere bron toevoegen m Kies 'Voeg in' > 'Kies' en selecteer het bestand. (U kunt het bestand ook vanuit de Finder naar de dia slepen.) U kunt de mate van ondoorzichtigheid en de schaduw van afbeeldingsobjecten aanpassen en de positie en richting in de dia exact instellen. Raadpleeg voor meer informatie hoofdstuk 4, Eigenschappen van objecten wijzigen. Werken met PDF-bestanden als afbeeldingen Afbeeldingen die u sterk wilt vergroten of verkleinen, kunt u in PDF-bestanden omzetten voordat u ze in Keynote invoegt. PDF-bestanden kunt u sterk vergroten of verkleinen zonder dat de kwaliteit afneemt. Bij andere bestandstypen kan de weergavekwaliteit bij het vergroten of verkleinen afnemen. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 53

54 Verder kunt u tabelgegevens uit Excel- of AppleWorks-documenten probleemloos in Keynote als PDF-bestand openen. Als u in de diavoorstelling gebruik wilt maken van intensief opgemaakte tabellen uit deze programma's, bewaart u de spreadsheet als een PDF-bestand en plaatst u vervolgens het PDF-bestand zoals elk ander extern afbeeldingbestand in een dia. Om een Excel- of AppleWorks-bestand naar een PDF-bestand te converteren, gaat u als volgt te werk: 1 Als u een Excel-spreadsheet wilt converteren, moet u de cellenreeks selecteren die u wilt weergeven in uw diavoorstelling. 2 Kies 'Archief' > 'Druk af'. 3 Als u een Excel-document wilt converteren, moet u 'Selection' selecteren (in plaats van 'Active Sheets'). 4 Kies 'Uitvoeropties' uit het venstermenu 'Aantal en pagina's' en schakel het aankruisvak 'Bewaar als bestand' in. Schakel het aankruisvak 'Bewaar als bestand' in. Kies 'Uitvoeropties' uit dit venstermenu. Kies 'PDF' uit dit venstermenu. Klik op deze knop om het bestand als een PDF-bestand te bewaren. 5 Kies 'PDF' uit het venstermenu 'Structuur'. 6 Klik op 'Bewaar als PDF'. 7 Typ een naam voor het PDF-bestand, selecteer een locatie en klik vervolgens op de knop 'Bewaar'. 54 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

55 U kunt ook andere soorten objecten invoegen, zoals films, diagrammen, tabellen, koppelingen en webpagina's. Raadpleeg voor meer informatie Een film of animatie toevoegen op pagina 63, Webpagina's en koppelingen toevoegen op pagina 65, hoofdstuk 5, Tabellen aanmaken, en hoofdstuk 6, Diagrammen aanmaken. Objecten vergroten of verkleinen, verplaatsen en de laagvolgorde ervan wijzigen Zodra tekst en afbeeldingen zich in het diawerkgebied bevinden, gedragen deze zich vrijwel hetzelfde. U kunt ze naar voren of naar achteren verplaatsen ten opzichte van elkaar en op vergelijkbare wijze opmaken of bewerken. Een object verplaatsen m Klik op het object om het te selecteren (zodat de grepen worden weergegeven). Sleep het object vervolgens. Sleep het object niet bij de grepen, omdat u op deze manier het formaat van het object zou kunnen wijzigen. Om het formaat van een object te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Klik op het object om het te selecteren. Als u tekst wilt selecteren, kunt u het tekstvak, de vorm of de cel die de tekst bevat selecteren door op Command-Return te drukken. 2 Plaats de aanwijzer dichtbij een greep zodat de aanwijzer in een dubbele pijl verandert. 3 Sleep de greep om het object te vergroten of te verkleinen. Om het formaat van het object vanuit het midden te wijzigen, houdt u de Optiontoets ingedrukt terwijl u sleept. Om de verhoudingen van het object te handhaven terwijl u het vergroot of verkleint, houdt u de Shift-toets ingedrukt. Om een object naar voren of naar achteren te verplaatsen ten opzichte van een ander object in het diawerkgebied, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het object dat u wilt verplaatsen. 2 Kies 'Orden' > 'Naar voren' of 'Naar achteren'. 3 Herhaal stap 2 totdat het object zich in de juiste positie bevindt. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 55

56 4 Kies 'Orden' > 'Plaats vooraan' of 'Plaats achteraan' om een object helemaal boven of helemaal onder aan de gelaagde objecten te plaatsen. Met deze knoppen verplaatst u een object helemaal naar de bovenste of onderste laag. Met deze knoppen plaatst u het object één laag naar voren of naar achteren. Opmerking: om de knoppen 'Naar voren' en 'Naar achteren' toe te voegen aan de knoppenbalk, kiest u 'Weergave' > 'Pas knoppenbalk aan'. Om een object te roteren, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het object. 2 Houd de Command-toets ingedrukt terwijl u de aanwijzer op een greep plaatst. De greep krijgt de vorm van een gebogen, tweepuntige pijl. 3 Sleep de greep om het object te roteren. U kunt ook de roteerknop of het veld 'Hoek' gebruiken in het infovenster 'Formaat'. Afbeeldingen bijsnijden Wanneer u een afbeelding bijsnijdt, verwijdert u ongewenste onderdelen. In Keynote kunt u afbeeldingen bijsnijden zonder de oorspronkelijke afbeeldingen te wijzigen. Dit wordt ook wel maskeren genoemd. Om een afbeelding bij te snijden, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de afbeelding en kies 'Opmaak' > 'Snij bij'. Vóór de afbeelding verschijnt een masker met in het midden een "venster" waarvan de grootte kan worden aangepast. 56 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

57 2 Wijzig de positie van het venster door het te slepen. Toon het gedeelte van de afbeelding dat u wilt weergeven door de selectiegrepen te slepen. U kunt de afbeelding ook slepen als u deze binnen het venster van het masker opnieuw wilt centreren. Â Om de verhoudingen van het venster te handhaven, houdt u de Shift-toets ingedrukt terwijl u de selectiegrepen sleept. Â Om het venster te roteren, houdt u de Command-toets ingedrukt terwijl u de selectiegrepen sleept.(raadpleeg Objecten vergroten of verkleinen, verplaatsen en de laagvolgorde ervan wijzigen op pagina 55 als u meer wilt weten over het bewerken van objecten met selectiegrepen.) 3 Als u de maskeermodus wilt afsluiten, drukt u op de Return-toets of klikt u dubbel op de afbeelding. Opmerking: als u vaak afbeeldingen bijsnijdt, kunt u de knop 'Snij bij' aan de knoppenbalk toevoegen. Kies hiertoe 'Weergave' > 'Pas knoppenbalk aan'. Om opnieuw een maskeermodus in te stellen voor een gemaskeerde afbeelding doet u het volgende: 1 Klik dubbel op de afbeelding. De gemaskeerde afbeelding wordt geselecteerd. 2 Klik op de afbeelding om het venster van het masker te selecteren. 3 Wijzig de grootte van het venster en plaats de afbeelding en het venstermasker door te slepen. Toon het gedeelte van de afbeelding dat u wilt weergeven door te slepen. Het masker van een afbeelding verwijderen (zodat de gehele afbeelding zichtbaar wordt) m Selecteer de afbeelding en kies 'Opmaak' > 'Maak bijsnijden ongedaan'. Objecten groeperen en vergrendelen U kunt objecten groeperen zodat u ze als één geheel kunt verplaatsen, kopiëren of plaatsen. U kunt objecten in het diawerkgebied vergrendelen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden verplaatst. Opmerking: Als u objecten gegroepeerd hebt, kunt u de afzonderlijke objecten in de groep niet bewerken tenzij u de groepering opheft. Als u vergrendelde objecten wilt bewerken, moeten deze eerst ontgrendeld worden. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 57

58 Om objecten te groeperen, gaat u als volgt te werk: 1 Houd de Command- of Shift-toets ingedrukt terwijl u in het diawerkgebied de objecten selecteert die u wilt groeperen. 2 Kies 'Orden' > 'Groepeer' (of klik op de knop 'Groepeer' in de knoppenbalk). De groepering van een object opheffen m Selecteer het object en kies 'Orden' > 'Hef groepering op'. U kunt ook op de knop 'Hef groepering op' in de knoppenbalk klikken. Opmerking: Als u een object groepeert waaraan een animatie-effect is toegewezen, wordt het effect verwijderd. Door de groepering van een gegroepeerd object op te heffen, wordt het animatie-effect ook verwijderd. Om objecten in het diawerkgebied te vergrendelen, gaat u als volgt te werk: 1 Houd de Command- of Shift-toets ingedrukt terwijl u in het diawerkgebied de objecten selecteert die u wilt vergrendelen. 2 Kies 'Orden' > 'Vergrendel'. Het vergrendelen van een object ongedaan maken m Selecteer het object en kies 'Orden' > 'Hef vergrendeling op'. Opmerking: Als u vaak objecten vergrendelt, kunt u de knoppen 'Vergrendel' en 'Hef vergrendeling op' aan de knoppenbalk toevoegen. Kies hiertoe 'Weergave' > 'Pas knoppenbalk aan'. Werken met fotokaders of alfakanaalafbeeldingen Keynote-thema's bevatten fotokaders waarin u uw eigen afbeeldingen kunt plaatsen. U kunt bijvoorbeeld een fotokader in de vorm van een fotolijst kiezen. Een fotokader bestaat uit een afbeelding (bijvoorbeeld een afbeelding van een fotolijst) met een transparant gebied waardoor uw eigen afbeelding zichtbaar is. Het transparante gebied wordt aangemaakt door middel van een alfakanaal (een manier om transparantie te definiëren). Een alfakanaalafbeelding is een afbeelding die een transparant gebied bevat. Met behulp van alfakanalen kunt u ook de transparantie instellen voor een afbeelding met een onregelmatige vorm, bijvoorbeeld een afbeelding van een boom. Hiermee voorkomt u dat de afbeelding wordt voorzien van een wit rechthoekig kader. 58 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

59 Deze structuurvoorgrond met fotohoekjes en witte rand is een alfakanaalafbeelding. Het gebied tussen de fotohoekjes is een transparant alfakanaal. De foto wordt achter de alfakanaalafbeelding geplaatst en kan worden bekeken door het transparante gebied, zodat het lijkt alsof de foto zich in het kader met fotohoekjes bevindt. Om een afbeelding in een fotokader van een Keynote-thema te plaatsen, gaat u als volgt te werk: 1 Sleep uw afbeelding vanuit de mediabrowser of de Finder naar een fotokader in het diawerkgebied. 2 Sleep een van de selectiegrepen om de afbeelding binnen het fotokader te vergroten of te verkleinen. 3 Sleep de afbeelding om deze binnen het kader te verplaatsen. Alfakanaalafbeeldingen in Keynote importeren Als u een alfakanaalafbeelding in Keynote importeert, hoeft u niets te doen om de afbeelding transparant te maken. U kunt de afbeelding in de dia plaatsen, bewerken en naar voren of achteren verplaatsen, net zoals elke andere afbeelding. Veel PDF-, TIFF- en PSD-bestanden bevatten alfakanaalafbeeldingen. U kunt alfakanaalafbeeldingen in verschillende programma's aanmaken, zoals Adobe Photoshop, Corel Draw, Adobe Illustrator en Adobe Acrobat. Raadpleeg de instructies die bij deze programma's zijn geleverd voor meer informatie over het aanmaken van alfakanaalafbeeldingen. Raadpleeg voor meer informatie over de manier waarop u in Keynote fotokaders met een geïmporteerde alfakanaalafbeelding aanmaakt het gedeelte Achtergrondobjecten en dia-objecten in lagen opnemen op pagina 150. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 59

60 Geluid en andere mediabestanden aan dia's toevoegen U kunt geluidsbestanden aan uw project toevoegen zodat er bijvoorbeeld gedurende de diavoorstelling muziek of bij elke dia commentaar wordt afgespeeld. Ook kunt u videobeelden of Flash-films toevoegen die binnen een dia worden afgespeeld. Keynote accepteert alle QuickTime-bestandstypen, zoals: Â MOV Â FLASH Â MP3 Â MP4 Â AIFF Â AAC Â MPEG-4 Belangrijk: Wanneer u een mediabestand aan een diavoorstelling toevoegt, wordt het bestand niet automatisch opgeslagen als onderdeel van het Keynote-document. Op deze manier wordt voorkomen dat Keynote-documenten te groot worden. Mits u de diavoorstelling afspeelt op de computer waarop u deze hebt aangemaakt, worden de mediabestanden afgespeeld op de locatie waarin u ze geplaatst hebt. Als u de diavoorstelling echter op een andere computer wilt afspelen, kunt u de mediabestanden opslaan als onderdeel van het document. Dit betekent dat u de diavoorstelling naar de andere computer kunt overbrengen zonder dat u de mediabestanden afzonderlijk hoeft over te brengen. Om mediabestanden te bewaren als onderdeel van een Keynote-document, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' > 'Bewaar als'. 2 Schakel het aankruisvak 'Kopieer audio en films naar document' in. (Mogelijk moet u op het driehoekje in het bewaarvenster klikken om dit aankruisvak te tonen.) 3 Geef het document een naam, kies een locatie en klik vervolgens op 'Bewaar'. Opmerking: Als u mediabestanden in een document opneemt, wordt het documentbestand vele malen groter. Het is daarom verstandig om de mediabestanden uitsluitend vlak voor het verplaatsen of verzenden bij het document te bewaren. 60 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

61 Werken met de mediabrowser De mediabrowser zorgt ervoor dat alle mediabestanden in uw iphoto- en itunesbibliotheek en in de map 'Films' voorkomen. U kunt een onderdeel uit de mediabrowser naar een dia of naar een vak met een afbeelding slepen in een van de infovensters. Kies 'itunes', 'iphoto' of 'Films'. Selecteer een album. Sleep een miniatuur naar een dia of naar een vak met een afbeelding in een van de infovensters. Hier kunt u op naam naar een bestand zoeken. De mediabrowser openen m Kies 'Weergave' > 'Toon mediabrowser'. (U kunt ook op de knop 'Media' in de knoppenbalk klikken.) Commentaar of ander geluid toevoegen U kunt muziek (een bestand of afspeellijst uit de itunes-muziekbibliotheek of een willekeurig ander geluidsbestand) aan een Keynote-document toevoegen. U kunt geluid toevoegen in de vorm van een soundtrack voor de complete diavoorstelling of u kunt geluid aan afzonderlijke dia's toevoegen. Als u een soundtrack toevoegt, wordt de muziek bij het starten van de diavoorstelling direct afgespeeld. U kunt aangeven of u het geluidsbestand eenmaal of herhaaldelijk wilt afspelen (of het geluid uitschakelen). Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 61

62 Als u een geluidsbestand aan een afzonderlijke dia toevoegt, begint het afspelen van het geluid zodra de dia verschijnt en stopt het geluid als u verdergaat naar de volgende dia. U kunt bijvoorbeeld commentaar bij dia's opnemen in de vorm van een MP3-bestand. Dit komt vooral van pas als u de diavoorstelling wilt exporteren als QuickTime-film die automatisch wordt afgespeeld. (Raadpleeg het gedeelte QuickTime op pagina 144 voor meer informatie.) Opmerking: Als u zeker wilt weten dat de audio ook op andere computers wordt afgespeeld, schakelt u in het bewaarvenster het aankruisvak 'Kopieer audio en films naar document' in. Raadpleeg het gedeelte Geluid en andere mediabestanden aan dia's toevoegen op pagina 60 voor meer informatie. Om een soundtrack toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1 Open het infovenster 'Document'. Hiermee opent u het infovenster 'Document'. Sleep het geluidsbestand dat u tijdens de diavoorstelling wilt afspelen naar dit vak. Kies 'Herhaal' om het geluidsbestand te herhalen. Stel het volume in voor de soundtrack. Beluister een voorvertoning van het audiobestand. 2 Klik in het gedeelte 'Audio' op 'itunes-bibliotheek'. 3 Sleep een geluidsbestand of afspeellijst van de mediabrowser naar het vak 'Audio' in het infovenster 'Document'. Opmerking: u kunt ook een geluidsbestand vanuit de Finder slepen. 4 Kies 'Herhaal' uit het venstermenu in het infovenster 'Document' als u het geluidsbestand wilt herhalen zolang de presentatie wordt afgespeeld. 62 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

63 Geluid toevoegen aan een dia m Klik op de knop 'Media' in de knoppenbalk, kies 'itunes' uit het venstermenu en sleep vervolgens een bestand naar het diawerkgebied. (U kunt ook een bestand vanuit de Finder slepen.) Als u het begin en einde van de muziek nauwkeurig wilt instellen, gebruikt u een objectanimatie. Raadpleeg voor informatie over het aanmaken van objectanimaties het gedeelte Objectanimaties aanmaken op pagina 121. Een film of animatie toevoegen U kunt een film aan de diavoorstelling toevoegen. Nadat u een film aan een dia hebt toegevoegd, kunt u de film net als ieder ander object vergroten, verkleinen en verplaatsen. Om een film aan een dia toe te voegen, gaat u als volgt te werk: Â Klik op de knop 'Media' in de knoppenbalk, kies 'Films' uit het venstermenu en sleep vervolgens een bestand naar het diawerkgebied. (Films worden alleen in de mediabrowser weergegeven als ze zich in de map 'Films' in de Finder bevinden.) Â Kies 'Voeg in' > 'Kies', selecteer het bestand en klik vervolgens op de knop 'Voeg in'. Â Sleep het filmbestand vanuit de Finder naar het diawerkgebied. Tijdens het afspelen van de diavoorstelling begint de film op het moment waarop de dia wordt getoond. Opmerking: Als u zeker wilt weten dat de film ook op andere computers wordt afgespeeld, schakelt u in het uitgebreide bewaarvenster het aankruisvak 'Kopieer audio en films naar document' in. Raadpleeg het gedeelte Geluid en andere mediabestanden aan dia's toevoegen op pagina 60 voor meer informatie. Opties voor het afspelen van media aanpassen In het infovenster 'QuickTime' kunt u het volume voor het afspelen van geluid en films in diavoorstellingen instellen en aangeven of mediabestanden eenmaal, voortdurend of heen en terug moeten worden afgespeeld ('Herhaal heen en terug'). Om de voorkeuren voor het afspelen van media in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik vervolgens op de knop 'QuickTime-info'. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 63

64 2 Klik op de film om deze te selecteren en sleep vervolgens de volumeregelaar. 3 Kies een optie uit het venstermenu 'Herhaling'. Hiermee opent u het infovenster 'QuickTime'. Hiermee kiest u het filmbeeld dat wordt getoond tot de film wordt afgespeeld. Uit dit venstermenu kunt u een herhaaloptie voor het afspelen kiezen. Met deze schuifregelaar stelt u het afspeelvolume in. Met behulp van deze regelaars kunt u de film bekijken terwijl u de diapresentatie bewerkt. U kunt ook aangeven welk filmbeeld in de dia moet worden weergegeven tot de film wordt afgespeeld. (Dit beeld wordt de "filmposter" genoemd.) Om de filmposter in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Klik op de film om deze te selecteren. 2 Sleep in het infovenster 'QuickTime' de schuifregelaar 'Filmposter' totdat het gewenste beeld wordt weergegeven. 64 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

65 Webpagina's en koppelingen toevoegen U kunt een momentopname van een webpagina (een "webweergave") in een dia weergeven. Wanneer het document wordt geopend of de diavoorstelling wordt gestart, wordt de momentopname in Keynote automatisch bijgewerkt met de huidige versie van de webpagina. (De computer waarop de diavoorstelling wordt uitgevoerd, moet een verbinding met het internet hebben.) De momentopname is standaard een koppeling waarop u tijdens de presentatie kunt klikken om de webpagina in een browser te openen. Desgewenst schakelt u de koppeling uit in het infovenster 'Koppeling'. Voeg een momentopname van een webpagina in die automatisch wordt bijgewerkt zodra de diavoorstelling wordt afgespeeld. Als u een blauwe pijl ziet, kunt u tijdens een diapresentatie op de webweergave klikken om de webpagina in een browser te openen. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 65

66 Om een momentopname van een webpagina aan een dia toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Voeg in' > 'Webweergave'. 2 Typ in het infovenster 'Koppeling' de URL van de webpagina (bijvoorbeeld De in uw standaardbrowser opgegeven thuispagina wordt ingevoegd als plaatsvervangende tekst. 3 Als u de webpagina automatisch wilt bijwerken op het moment dat de presentatie begint, schakelt u het aankruisvak 'Werk automatisch bij' in. Als u het aankruisvak 'Werk automatisch bij' niet inschakelt, kunt u de webpagina op elk gewenst moment bijwerken door op de knop 'Werk nu bij' te klikken. De webpagina wordt met de volledige grootte geïmporteerd. U kunt de webpagina echter, net als elk ander object, vergroten, verkleinen en verplaatsen. De afbeelding op de webpagina houdt dezelfde resolutie, maar u kunt de grootte van de webweergave aanpassen als u een kleiner gedeelte van de afbeelding wilt weergeven. De webpagina wordt automatisch als koppeling geactiveerd. Als u tijdens de presentatie op de webweergave klikt, wordt de pagina in een browser geopend. Schakel het aankruisvak 'Activeer als koppeling' uit als u de koppeling wilt uitschakelen. Als dit aankruisvak is ingeschakeld, kunt u tijdens de presentatie op de webweergave klikken om de webpagina in een browser te openen. Schakel dit aankruisvak in als u de webweergave wilt bijwerken op het moment dat de diavoorstelling begint. U kunt ook een webweergave aanmaken door een URL van een browser naar het diawerkgebied te slepen. 66 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

67 U kunt ook koppelingen toevoegen (tekst, afbeeldingen of vormen) waarop u tijdens een presentatie klikt om het volgende te doen:  Naar een bepaalde dia gaan  Een webpagina op het internet openen  Hiermee opent u een ander Keynote-document.  Een bericht openen  De diavoorstelling stoppen Hiermee zet u tekst en afbeeldingen om in koppelingen waarmee u een andere dia, een Keynote-document, een webpagina of een bericht opent. Het bordje met de blauwe pijl (zichtbaar in de bewerkingsmodus) geeft aan dat het onderdeel een koppeling is waarop geklikt kan worden. Om een koppeling toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst, vorm, afbeelding of film die als koppeling moet fungeren. 2 Schakel in het infovenster 'Koppeling' het aankruisvak 'Activeer als koppeling' in en kies een optie uit het venstermenu 'Koppel met'. 3 Voer de gegevens in. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 67

68 Als u een tekstkoppeling maakt en in de dia niet de URL van de webpagina wilt weergeven, typt u hier de tekst voor de koppeling (selecteer de tekst eerst). Type koppeling Handeling Opmerkingen Dia Hiermee gaat u naar een andere dia in de presentatie Geef aan of u de volgende, vorige, eerste, laatste of laatst bekeken dia wilt tonen. U kunt ook een dianummer typen. Webpagina Keynote-bestand Hiermee opent u de webpagina in een browser (bijvoorbeeld Safari). Hiermee opent u een ander Keynote-document. bericht Hiermee opent u een nieuw e- mailbericht met een bepaald onderwerp en een vaste ontvanger. Stop diavoorstelling Hiermee stopt u de diavoorstelling. Keynote opent de standaardbrowser. (Deze hebt u ingesteld in het voorkeurenvenster van de browser.) Als u de presentatie overbrengt naar een andere computer, moet u niet vergeten om ook het andere document te kopiëren. Keynote opent het standaardprogramma voor e- mail. Keynote wordt in de bewerkingsmodus met de laatste getoonde dia geopend. U kunt ook een URL uit een browser naar een object in het diawerkgebied slepen om een koppeling in webweergave aan te maken. Ook van alle tekst die u typt of naar het diawerkgebied sleept en die begint met "www", "ftp" of "http" wordt automatisch een koppeling gemaakt. U kunt aangeven dat URL's niet automatisch als koppeling moeten worden geactiveerd. 68 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

69 Om URL's niet automatisch als koppeling te activeren, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Algemeen'. 2 Schakel in het gedeelte 'Koppelingen' het aankruisvak 'Detecteer - en webadressen automatisch' uit. Alle nieuwe tekstkoppelingen worden standaard onderstreept. (Deze instelling kunt u in het voorkeurenvenster wijzigen.) Als u deze instelling uitschakelt, kunt u een onderstreping aan bestaande tekst toevoegen als u deze later als een koppeling wilt activeren. Om nieuwe koppelingen standaard te onderstrepen of juist niet te onderstrepen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Algemeen'. 2 Schakel in het gedeelte 'Koppelingen' het aankruisvak 'Onderstreep tekstkoppelingen bij aanmaak' in of uit. Om een bestaande tekstkoppeling te onderstrepen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst die u wilt onderstrepen. 2 Klik op de knop 'Lettertypen' op de knoppenbalk en kies 'Enkel' uit het venstermenu voor het onderstrepen van tekst (of kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Onderstreept'). Als u een presentatie wilt maken die alleen uit koppelingen bestaat, kiest u 'Alleen koppelingen' uit het venstermenu 'Presentatie' in het infovenster 'Document'. Raadpleeg het gedeelte Presentaties met alleen koppelingen op pagina 131 voor meer informatie. Tijdens de presentatie wordt de aanwijzer alleen getoond als een dia koppelingen bevat. U kunt deze standaardinstelling wijzigen, zodat de aanwijzer altijd verschijnt zodra u de muis verplaatst. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 69

70 Om aan te geven wanneer u de aanwijzer tijdens een presentatie wilt tonen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren'. 2 Klik op 'Diavoorstelling'. 3 Kies een van de opties voor het weergeven van de aanwijzer. Lay-out wijzigen Bepaalde dia-onderdelen, zoals een tekstvak voor hoofdtekst en plaatsaanduidingen voor objecten, zijn vooraf gedefinieerd en bevinden zich in specifieke posities op elke basisdia. Deze onderdelen kunt u gemakkelijk toevoegen aan afzonderlijke dia's. Om de lay-out van een dia te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de dia waarvan u de lay-out wilt wijzigen. 2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' en klik op de knop 'Dia-info'. 3 Klik op 'Weergave'. 4 Selecteer de onderdelen die u wilt toevoegen. Hiermee opent u het infovenster 'Dia'. Schakel het aankruisvak 'Plaatsaanduiding object' in als u nieuwe diagrammen, tabellen en afbeeldingen op een specifieke positie in de dia wilt invoegen. Geef aan welke onderdelen u aan de dia wilt toevoegen. Opmerking: als u een van deze onderdelen van de dia verwijdert, wordt het bijbehorende aankruisvak in het infovenster 'Dia' automatisch uitgeschakeld. 70 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

71 Als geen enkele basisdialay-out aan uw wensen voldoet, kunt u zelf een basisdia met de gewenste onderdelen aanmaken. Vervolgens kunt u nieuwe dia's aanmaken op basis van deze basisdia. Als u een aantal dia's met een afbeelding wilt maken, kunt u gebruikmaken van een plaatsaanduiding voor een object. U kunt ook een dianummer toevoegen. Raadpleeg voor informatie over het ontwerpen van uw eigen basisdialay-outs hoofdstuk 9, Basisdia's en thema's ontwerpen. De achtergrond van dia's wijzigen U kunt uw eigen afbeelding gebruiken als achtergrond van een afzonderlijke dia. Ook kunt u de achtergrondkleur van een dia wijzigen. U brengt deze wijzigingen aan in het infovenster 'Dia'. Om de dia-achtergrond te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' om het infovenster te openen. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Dia-info'. 2 Klik op 'Weergave'. Hier kunt u een lay-out kiezen uit de verschillende basisdia's. U kunt uit dit venstermenu een achtergrondkleur of -afbeelding kiezen. U kunt een afbeelding vanuit de mediabrowser of de Finder naar dit vak slepen. 3 Kies een achtergrond uit het venstermenu 'Achtergrond'. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 71

72 Â Kies 'Kleur' als u een effen achtergrondkleur wilt instellen. Klik vervolgens op het kleurenvak en kies in het venster 'Kleuren' een kleur. Â Kies 'Verlooptint' als u een verlooptint voor de achtergrond wilt instellen. Klik vervolgens op de verschillende kleurenvakken en kies de gewenste kleuren in het venster 'Kleuren'. Â Kies 'Afbeelding' als u een afbeelding als achtergrond wilt gebruiken. Klik vervolgens op de knop 'Kies' en selecteer de gewenste afbeelding. Â Kies 'Afbeelding met kleurtint' als u een afbeelding wilt gebruiken die is voorzien van een halfdoorzichtige kleurtint. 4 Als u hebt aangegeven dat u een afbeelding als achtergrond wilt gebruiken, kunt u in het venstermenu aangeven hoe groot de afbeelding moet worden weergegeven. (Raadpleeg het gedeelte Afbeeldingen als vulling voor objecten gebruiken op pagina 78 voor meer informatie.) Raadpleeg voor meer informatie over het werken met afbeeldingen, kleuren en verlooptinten als achtergrond het gedeelte Werken met kleuren en afbeeldingen op pagina 75. Wijzigingen in de stijl behouden of herstellen Als u stijl- en opmaakwijzigingen in een dia hebt aangebracht en de standaardstijlen van het thema wilt herstellen, kunt u deze opnieuw instellen. De standaardstijlen van het thema van een dia herstellen m Selecteer de dia en kies 'Opmaak' > 'Pas basisdia opnieuw toe op dia'. U kunt de standaardstijlen van meerdere dia's tegelijk herstellen door deze dia's in het diapaneel te selecteren. Als u de stijl en opmaak van verschillende onderdelen in een Keynote-document hebt gewijzigd en vervolgens een ander thema voor het volledige document kiest, kunt u alle standaardinstellingen van het thema op alle stijlen toepassen of uw wijzigingen behouden.(als u bijvoorbeeld de achtergrond van een aantal dia's wijzigt, kunt u dezelfde achtergrond in het nieuwe thema houden of de achtergrond van het nieuwe thema gebruiken.) 72 Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden

73 Om stijlwijzigingen te behouden als u een nieuw thema toepast, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' > 'Kies thema'. (U kunt ook op de knop 'Thema' in de knoppenbalk klikken en vervolgens 'Themakiezer' kiezen.) 2 Selecteer een nieuw thema. 3 Schakel het aankruisvak 'Bewaar gewijzigde standaardinstellingen van thema's' in. 4 Klik op de knop 'Kies'. Hoofdstuk 3 Werken met tekst, afbeeldingen en andere mediabestanden 73

74

75 4 Eigenschappen van objecten wijzigen 4 Wilt u nog veel creatiever zijn? In dit hoofdstuk worden de meer geavanceerde functies voor het bewerken van afbeeldingen en andere objecten in presentaties beschreven. U kunt de kenmerken van objecten, zoals de kleur, de lijnstijl en -dikte, de schaduw, de mate van ondoorzichtigheid en de richting, rechtstreeks in de infovensters en het venster 'Kleuren' aanpassen. Dit wordt in de onderstaande gedeelten beschreven. Werken met kleuren en afbeeldingen U kunt met kleuren fraaie effecten in Keynote creëren. U kunt vormen vullen met een effen kleur, een verlooptint of een afbeelding (bijvoorbeeld een foto). U kunt ook de mate van ondoorzichtigheid (de transparantie) van een object aanpassen. U kunt zelfs vul- en transparantie-effecten toepassen op de afzonderlijke staven van staafdiagrammen en de segmenten van cirkeldiagrammen. Kleuren selecteren Met behulp van het venster 'Kleuren' kunt u kleuren instellen voor de tekst, vormen, achtergronden en schaduwen in Keynote. Het venster 'Kleuren' openen  Kies 'Weergave' >'Toon kleuren'. U kunt ook op de knop 'Kleur' in de knoppenbalk klikken.  Of klik op een kleurenvak in een van de infovensters. 75

76 De kleur die u in het infovenster hebt ingesteld, wordt in dit kleurenvak weergegeven. Met behulp van de schuifregelaar kunt u de tint in de kleurenschijf lichter of donkerder weergeven. Klik in deze kleurenschijf om een kleur te selecteren. U kunt de kleuren uit het kleurenvak naar het kleurenpalet slepen, zodat u ze kunt bewaren. Sleep de greep omlaag om het kleurenpalet te openen. Met de kleurenschijf in het venster 'Kleuren' kunt u de kleur selecteren. De geselecteerde kleur wordt weergegeven in het vak boven in het venster 'Kleuren'. U kunt de kleur bewaren door deze in het kleurenpalet te plaatsen zodat u de kleur later nog eens kunt gebruiken. Het kleurenpalet openen m Sleep de greep onder in het venster 'Kleuren'. Een kleur in het kleurenpalet bewaren m Sleep de kleur in het kleurenvak naar het kleurenpalet. Om een kleur uit het venster 'Kleuren' toe te passen op een object in het diawerkgebied, moet u de kleur in het juiste kleurenvak in een infovenster plaatsen. Een kleur uit het kleurenpalet verwijderen m Sleep een leeg vierkant naar de kleur die u wilt verwijderen. Om een kleur toe te passen op een object in het diawerkgebied, voert u een van de volgende handelingen uit: Â Selecteer een kleurenvak in een van de infovensters en klik vervolgens op een kleur in de kleurenschijf. Â Sleep een kleur in het kleurenpalet naar een kleurenvak in een van de infovensters. Â Sleep een kleur vanuit het kleurenpalet naar een object in de dia. 76 Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen

77 De kleur van een object kunt u wijzigen met behulp van het infovenster 'Afbeelding'. Hiermee opent u het infovenster 'Afbeelding'. Als vulling van een tekenobject kiest u een effen kleur, een verlooptint, een afbeelding of een afbeelding met kleurtint. Het infovenster 'Afbeelding' openen m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik vervolgens op de knop 'Afbeeldinginfo'. Kleuren als vulling voor objecten gebruiken Objecten kunnen worden gevuld met een effen kleur of met een verlooptint, waarbij twee kleuren geleidelijk worden gemengd. Om een effen vulkleur van een object in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer in het diawerkgebied het object waarvan u de kleur wilt wijzigen. 2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Kleur' uit het venstermenu 'Vulling'. 3 Klik op het kleurenvak onder het venstermenu 'Vulling' om het venster 'Kleuren' te openen. 4 Selecteer een kleur in het venster 'Kleuren'. Om een object te vullen met een verlooptint, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer in het diawerkgebied het object waarvan u de kleur wilt wijzigen. 2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Verlooptint' uit het venstermenu 'Vulling'. 3 Klik op elk kleurenvak en kies een kleur in het venster 'Kleuren' om de verlooptint in te stellen. 4 Klik op de tweepuntige pijl om de verlooptint om te keren. Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen 77

78 5 Gebruik de knop 'Hoek' en de pijltoetsen om de hoek van de verlooptint te wijzigen. Als u op deze dubbele pijl klikt, kunt u de verlooptint omdraaien. Met behulp van de rotatieschijf 'Hoek' kunt u een richting voor de verlooptint instellen. U kunt ook een waarde in het veld typen. Klik op beide kleurenvakken om een kleur te kiezen. Afbeeldingen als vulling voor objecten gebruiken U kunt een afbeelding in een getekende vorm of in een tabelcel plaatsen. Om een object te vullen met een afbeelding, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het object waarin u een afbeelding wilt plaatsen. 2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' uit het venstermenu 'Vulling' de optie 'Afbeelding' of 'Afbeelding met kleurtint'. Selecteer vervolgens een afbeelding. 3 Als u de afbeelding wilt wijzigen, klikt u op 'Kies', selecteert u de afbeelding en klikt u op 'Open'. U kunt ook het afbeeldingbestand vanuit de mediabrowser of de Finder naar het afbeeldingvak in het infovenster 'Afbeelding' slepen. Kies een optie uit het venstermenu om de manier aan te geven waarop u het object met de afbeelding wilt vullen. Als u de afbeelding wilt wijzigen, sleept u een bestand uit de mediabrowser of de Finder naar het afbeeldingvak. 4 Kies een optie uit het venstermenu waarin standaard 'Passend' is geselecteerd. 78 Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen

79 Â Als u de optie 'Passend' kiest, wordt de grootte van de afbeelding zo goed mogelijk aangepast aan de grootte van het object. Als het object een andere vorm heeft dan de oorspronkelijke afbeelding, wordt slechts een gedeelte van de afbeelding weergegeven. Het is ook mogelijk dat er een lege ruimte om de afbeelding wordt weergegeven. Â Als u de optie 'Vullend' kiest, wordt de afbeelding groter of kleiner, waarbij geen ruimte rondom de afbeelding wordt gehandhaafd, zelfs als het object en de afbeelding een verschillende vorm hebben. Â Als u de optie 'Uitgerekt' kiest, past de afbeelding in het object. De afbeelding wordt echter vervormd als het object een andere vorm heeft dan de oorspronkelijke afbeelding. Â Als u 'Originele grootte' kiest, wordt de afbeelding in het object geplaatst zonder dat de oorspronkelijke afmetingen worden gewijzigd. Als de afbeelding groter is dan het object, wordt slechts een gedeelte van de afbeelding in het object weergegeven. Als de afbeelding kleiner is dan het object, wordt er een lege ruimte om de afbeelding weergegeven. Â Als u 'Naast elkaar' kiest en de afbeelding kleiner is dan het object, wordt de afbeelding in het object herhaald. Als de afbeelding groter is dan het object, wordt slechts een gedeelte van de afbeelding in het object weergegeven. Originele grootte Passend Vullend Uitgerekt Naast elkaar (kleine afbeelding) Naast elkaar (grote afbeelding) Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen 79

80 Lijnstijl en plaats wijzigen Bij tekenobjecten kunt u een lijnstijl en -kleur voor de rand van het object instellen of aangeven dat er geen rand moet worden getoond. De lijnstijl en -kleur voor randen stelt u in het infovenster 'Afbeelding' en het venster 'Kleuren' in. Om een lijnstijl en -kleur voor de rand van een object in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het object dat u wilt wijzigen. 2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' in het gedeelte 'Lijn' een lijnstijl of kies 'Geen' uit het venstermenu. U kunt een ononderbroken lijn, een stippellijn, een gestreepte lijn of geen lijn kiezen. Om een kleur voor de lijn in te stellen, klikt u op het kleurenvak. In dit veld stelt u de dikte van de lijn in. (Opmerking: "px" staat voor pixels.) In deze venstermenu's kunt u het type eindpunten voor de lijn kiezen. 3 Typ een waarde in het veld in het gedeelte 'Lijn' (of klik op de pijltoetsen) om de lijndikte te wijzigen. 4 Klik op het kleurenvak en selecteer vervolgens een kleur om de lijnkleur te wijzigen. 5 Om een lijn eindpunten met een bepaalde vorm te geven, zoals een pijlkop of cirkel, kiest u het gewenste linker- en rechtereindpunt uit de venstermenu's. Opmerking: Keynote biedt ook vormen zoals pijlen en tweepuntige pijlen. Deze vormen voegt u in via het Voeg in-menu of via de knop 'Vorm' in de knoppenbalk. De positie van een lijn kunt u nauwkeurig instellen met behulp van het infovenster 'Formaat'. 80 Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen

81 Om de positie van een lijn nauwkeurig in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de lijn. 2 Typ in het infovenster 'Formaat' de X- en Y-coördinaat van het begin- en eindpunt van de lijn. Een schaduw aan objecten toevoegen Door schaduwen voor objecten in te stellen, krijgen uw dia's een diepte-effect. Met behulp van het infovenster 'Afbeelding' kunt u verschillende schaduweffecten aanmaken of de schaduw van een object verwijderen. Voor dit object is gebruikgemaakt van de standaardschaduwinstellingen. Dit object heeft een andere schaduwkleur. Voor de schaduw van dit object is een grote afstand ingesteld. De schaduw van dit object heeft de laagste vervagingsfactor. De schaduw van dit object heeft een hoge vervagingsfactor. De schaduw van dit object is ingesteld op een andere hoek. Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen 81

82 Als u dit aankruisvak inschakelt, wordt aan het geselecteerde object een schaduw toegevoegd. Met behulp van de rotatieschijf 'Hoek' kunt u de hoek van de schaduw wijzigen. Met behulp van de velden 'Afstand', 'Vervaging' en 'Ondoorzichtigheid' kunt u het uiterlijk van de schaduw wijzigen, zoals weergegeven in bovenstaande afbeelding. Klik hierop om de kleur van de schaduw te wijzigen. Om een schaduw aan een object toe te voegen of een schaduw te verwijderen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het object dat u wilt wijzigen. 2 Schakel het aankruisvak 'Schaduw' in het infovenster 'Afbeelding' in om een schaduw aan het object toe te voegen. Schakel het aankruisvak 'Schaduw' uit om de schaduw te verwijderen. 3 Wijzig de hoek van de schaduw met behulp van de knop 'Hoek'. 4 Typ een getal in het veld 'Afstand' om de afstand van de schaduw tot het object te wijzigen. U kunt ook op de pijltoetsen klikken om de afstand te vergroten of te verkleinen. Als u een hoge waarde instelt voor de afstand, lijkt de schaduw van een object langer en is deze iets gescheiden van het object. 5 Typ een getal in het veld 'Vervaging' om de vervagingswaarde van de schaduw in te stellen. U kunt ook op de pijltoetsen klikken. Als u een hoge vervagingswaarde instelt, wordt de schaduw vager. Als u een lage waarde instelt, zijn de randen van de schaduw scherper. 6 Stel de mate van ondoorzichtigheid van de schaduw in door een waarde te typen in het veld 'Ondoorzichtigheid'. (De mate van ondoorzichtigheid van de schaduw en van het object dienen afzonderlijk te worden ingesteld. De mate van ondoorzichtigheid van het object kan worden ingesteld met de schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid' onder in het infovenster 'Afbeelding'.) 82 Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen

83 7 Klik op het kleurenvak en selecteer vervolgens een kleur om de kleur van de schaduw te wijzigen. De ondoorzichtigheid van objecten aanpassen U kunt interessante effecten creëren door de ondoorzichtigheid van objecten aan te passen. Wanneer u bijvoorbeeld een object met een lage ondoorzichtigheidswaarde boven op een ander object plaatst, blijft het object eronder zichtbaar. Afhankelijk van de waarde voor de ondoorzichtigheid kan het object eronder volledig zichtbaar, gedeeltelijk bedekt of volledig onzichtbaar zijn (bij 100% ondoorzichtigheid). U kunt de mate van ondoorzichtigheid voor elk visueel object in het diawerkgebied wijzigen, zoals getekende vormen, afbeeldingen, andere afbeeldingbestanden en films. U stelt de mate van ondoorzichtigheid van een object in het infovenster 'Afbeelding' in. Om de ondoorzichtigheid van een object te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het object. 2 Sleep de schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid' in het infovenster 'Afbeelding'. Opmerking: Bij tekenobjecten kunt u de mate van ondoorzichtigheid voor zowel de vulkleur als het object instellen. Wanneer u de schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid' in het venster 'Kleuren' sleept om een vulkleur te wijzigen, wordt de gekozen mate van ondoorzichtigheid ingesteld als 100% van de ondoorzichtigheid van het object. Wanneer u vervolgens de mate van ondoorzichtigheid van het object wijzigt in het infovenster 'Afbeelding', verandert deze alleen ten opzichte van de ondoorzichtigheid die u hebt ingesteld in het venster 'Kleuren'. Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen 83

84 Deze mate van ondoorzichtigheid van deze cirkel is ingesteld op 100%. De mate van ondoorzichtigheid van deze cirkel is ingesteld op 100%. De mate van ondoorzichtigheid van de vulkleur is in het venster 'Kleuren' ingesteld op 50%. De mate van ondoorzichtigheid van deze cirkel is ingesteld op 50%. De richting van een object wijzigen In het infovenster 'Formaat' kunt u een object spiegelen of roteren. Zo kunt u bijvoorbeeld een fraaie afbeelding van een pijl die u in de diavoorstelling wilt gebruiken in verschillende richtingen laten wijzen. U kunt in dit geval de richting van de pijl verticaal of horizontaal omkeren of de pijl met elke gewenste hoek draaien. Het infovenster 'Formaat' openen m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik vervolgens op de knop 'Formaatinfo'. 84 Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen

85 In dit veld wordt de naam van de geselecteerde afbeelding of de geselecteerde film weergegeven. U kunt de grootte van objecten wijzigen door nauwkeurige afmetingen op te geven voor de hoogte en de breedte. Met deze knop herstelt u de originele grootte van een object. U kunt een object op exact de juiste plek in het werkgebied plaatsen door de X- en Y- coördinaten op te geven. Met deze knoppen kunt u een afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen. Met behulp van deze schijf kunt u een object roteren. Om een object te spiegelen of te roteren, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het object dat u wilt roteren. 2 Stel in het infovenster 'Formaat' met behulp van de knop 'Hoek' de richting van het object in. U kunt ook op de knop voor horizontaal of verticaal spiegelen klikken om het object te spiegelen. U kunt de hoek ook instellen door een getal te typen in het veld 'Hoek'. Opmerking: kies 'Weergave' > 'Pas knoppenbalk aan' om de knoppen voor horizontaal en verticaal spiegelen aan de knoppenbalk toe te voegen. De grootte en plaats van een object wijzigen U kunt de grootte en plaats van objecten wijzigen door de selectiegrepen te slepen, maar u kunt ook het infovenster 'Formaat' gebruiken om de grootte en plaats van objecten in het diawerkgebied nauwkeurig op te geven. Om het gewenste formaat van een object nauwkeurig in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het object waarvan u het formaat wilt wijzigen. Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen 85

86 2 Typ in het infovenster 'Formaat' getallen in de velden 'Breedte' en 'Hoogte'. (U kunt ook op de pijltoetsen klikken om de waarde te vergroten of te verkleinen.) De hoogte/breedte-verhouding handhaven bij het wijzigen van het objectformaat m Schakel het aankruisvak 'Handhaaf verhoudingen' in of houd de Shift-toets ingedrukt terwijl u een selectiegreep sleept. Schakel dit aankruisvak in om de hoogte/ breedte-verhouding bij het wijzigen van het objectformaat te handhaven. De originele grootte van een object herstellen m Selecteer het object en klik op de knop 'Originele grootte' in het infovenster 'Formaat'. Om de positie van een object nauwkeurig in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het object dat u wilt plaatsen. 2 Voer in het infovenster 'Formaat' de X- en Y-waarden in de desbetreffende velden in. De coördinaten die u opgeeft, bepalen de linkerbovenhoek van het object. Â De X-waarde wordt gemeten vanaf de linkerkant van het diawerkgebied. Â De Y-waarde wordt gemeten vanaf de bovenkant van het diawerkgebied. De X- en Y-coördinaat bepalen de positie van de linkerbovenhoek van het objectkader. Wanneer u een object roteert, bepalen de X- en Y-coördinaat de positie van de "nieuwe" linkerbovenhoek. 86 Hoofdstuk 4 Eigenschappen van objecten wijzigen

87 5 Tabellen aanmaken 5 Tabellen komen van pas bij het vergelijken van groepen gegevens of het ordenen van informatie. Dit hoofdstuk bevat algemene informatie over het ontwerpen van tabellen. Keynote biedt krachtige functies waarmee u aantrekkelijke en indrukwekkende tabellen maakt, die tekst of afbeeldingen kunnen bevatten. Een tabel toevoegen Om een tabel in een dia te plaatsen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Voeg in' > 'Tabel' (of klik op de knop 'Tabel' in de knoppenbalk). 2 Sleep een selectiegreep om de grootte van de tabel te wijzigen. 3 Als u de tabel wilt verplaatsen, sleept u deze naar de gewenste positie. U kunt ook een tabel tekenen in het diawerkgebied. Om een tabel te tekenen in het diawerkgebied, gaat u als volgt te werk: 1 Druk op de Option-toets en klik op de knop 'Tabel' in de knoppenbalk. 2 Laat de Option-toets los en plaats de aanwijzer in het diawerkgebied. De aanwijzer wordt kruisvormig. 3 Sleep in het diawerkgebied om een tabel met het gewenste formaat aan te maken. Terwijl u sleept, neemt het aantal rijen en kolommen toe of af, afhankelijk van de grootte van de tabel. Als u de verhoudingen van de tabel wilt handhaven, houdt u de Shift-toets ingedrukt terwijl u sleept. 87

88 Tabelcellen en -randen selecteren U kunt tekst in een tabelcel invoeren door deze te typen. U kunt afbeeldingen aan tabellen toevoegen door deze in te voegen in afzonderlijke cellen. Dit doet u op dezelfde manier als het vullen van een object met een afbeelding. Raadpleeg het gedeelte Afbeeldingen of achtergrondkleuren toevoegen op pagina 98 voor informatie over het toevoegen van afbeeldingen of het instellen van achtergrondkleuren in tabelcellen. U kunt wijzigingen toepassen op de volledige tabel (door deze te selecteren) of op afzonderlijke cellen. Als u tekst of afbeeldingen in tabelcellen of groepen cellen wilt plaatsen, moet u alleen de gewenste cellen selecteren. Om de volledige tabel te selecteren, voert u een van de volgende handelingen uit: Â Klik op de tabel. Â Als er al een tabelcel is geselecteerd, drukt u op Command-Return om de volledige tabel te selecteren. Op de randen van de tabel verschijnen grepen, waarmee u het formaat van de tabel kunt wijzigen. Tabelcellen selecteren Als u één cel hebt geselecteerd, kunt u van de ene naar de andere cel gaan door op de pijltoetsen op het toetsenbord te drukken. Als u in deze modus tekst invoert, wordt de oude tekst in de cel vervangen. U kunt ook met de Tab-toets door cellen gaan. Wanneer u op de Tab-toets drukt, gaat u naar rechts en omlaag. Wanneer u op Shift-Tab drukt, gaat u naar links of omhoog en wordt die cel geselecteerd. Als u op de Tab-toets drukt wanneer de cel rechtsonder in de tabel is geselecteerd, wordt een nieuwe rij aan de tabel toegevoegd. Om één tabelcel te selecteren, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tabel. 2 Klik in een cel. De rand van de geselecteerde cel wordt geel gemarkeerd en het invoegpunt wordt weergegeven. U kunt nu de tekst typen die u aan de cel wilt toevoegen. 3 Om de cel zelf te selecteren, drukt u op de Command-toets terwijl u klikt of drukt u op Command-Return. 88 Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken

89 Om aangrenzende cellen (een groep cellen in een rechthoekige vorm) te selecteren, gaat u als volgt te werk: 1 Klik dubbel op één cel. 2 Sleep over de aan elkaar grenzende cellen of druk op de Shift- of Command-toets terwijl u de aan elkaar grenzende cellen selecteert. Niet-aangrenzende tabelcellen selecteren m Houd de Command-toets ingedrukt terwijl u de cellen selecteert. Om een volledige rij of kolom te selecteren, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik vervolgens op de knop 'Tabelinfo'. 2 Selecteer een cel in de rij of kolom die u wilt selecteren. 3 Klik in het infovenster 'Tabel' op de knop 'Rij' of 'Kolom'. Hiermee opent u het infovenster 'Tabel'. Klik op 'Rij' als u een volledige tabelrij wilt selecteren. Klik op 'Kolom' als u een volledige tabelkolom wilt selecteren. Klik op een knop om celranden te selecteren. Tabelcelranden selecteren Een afzonderlijke rand selecteren  Als de tabel niet is geselecteerd, klikt u dubbel op de rand.  Als de tabel is geselecteerd, klikt u op de rand. Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken 89

90 Om meerdere celranden te selecteren, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tabelcellen waarvan u de randen wilt selecteren. 2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik vervolgens op de knop 'Tabelinfo'. 3 Klik op een van de knoppen bij 'Randen', waarmee u alle randen van de geselecteerde cellen selecteert of alleen de binnenranden, de buitenranden, de horizontale of de verticale randen. U kunt ook een rand selecteren en op de Shift-toets drukken terwijl u meerdere randen selecteert. Om één segment van een celrand te selecteren, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tabel. 2 Druk op de Option-toets terwijl u klikt op het randsegment dat u wilt selecteren. 3 Als u meer randsegmenten wilt selecteren, drukt u op de Option- en Shift-toets terwijl u op de segmenten klikt. Opmerking: als de tabel niet is geselecteerd, selecteert u één randsegment door op de Option-toets te drukken en dubbel te klikken. Tekst in tabelcellen invoeren en bewerken Tekst in een tabelcel typen  Als de cel leeg is, klikt u op de cel en typt u de gewenste tekst.  Als u bestaande tekst in een cel wilt vervangen, klikt u dubbel op de tekst en typt u de nieuwe tekst. Een invoegpunt in bestaande tekst in een tabelcel plaatsen m Selecteer de tabel en zet het invoegpunt op de gewenste plaats. De inhoud van twee cellen omwisselen m Selecteer een cel en sleep deze naar een andere cel. De inhoud van een cel vervangen door de inhoud van een andere cel m Selecteer de cel waarvan u de inhoud wilt kopiëren en druk vervolgens op de Optiontoets terwijl u de inhoud naar een andere cel sleept. De inhoud (inclusief achtergrondkleur) van tabelcellen verwijderen m Selecteer de cellen druk op de Delete-toets. 90 Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken

91 De tekstbewerkingsmodus in een cel beëindigen: m Selecteer de cel door op Command-Return te drukken of druk alleen op de Command-toets terwijl u op de cel klikt. Een tabel opmaken U kunt tabellen op een aantal verschillende creatieve manieren opmaken door de dikte en kleur van celranden te wijzigen, celranden te verwijderen of cellen samen te voegen of te splitsen. U kunt de meeste opmaakopties voor tabellen instellen in het infovenster 'Tabel'. U kunt ook 'Opmaak' > 'Tabel' kiezen om bepaalde taken uit te voeren, bijvoorbeeld rijen en kolommen gelijkmatig verdelen. De meeste taken die in dit gedeelte worden beschreven, kunt u met behulp van venstermenu's uitvoeren. Het venstermenu voor een tabel openen m Selecteer de tabel en houd vervolgens de Control-toets ingedrukt terwijl u nogmaals op de tabel klikt. Rijen en kolommen toevoegen aan een tabel Om op te geven waar u een nieuwe rij of kolom in de tabel wilt toevoegen, gebruikt u de menucommando's van het Opmaak-menu. Een nieuwe rij aan een tabel toevoegen m Selecteer een tabelcel of -rij en kies vervolgens 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Voeg rij bovenaan toe' of 'Voeg rij onderaan toe'. Een nieuwe kolom aan een tabel toevoegen m Selecteer een tabelcel of -kolom en kies vervolgens 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Voeg kolom links toe' of 'Voeg kolom rechts toe'. Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken 91

92 Om het aantal rijen of kolommen in een tabel te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Geef in het infovenster 'Tabel' het gewenste aantal rijen op in het veld 'Rijen' (of klik op de pijltoetsen om het aantal te vergroten of te verkleinen). De rijen worden onder aan de tabel toegevoegd. Opmerking: u kunt ook een rij toevoegen door de laatste tabelcel te selecteren en op de Tab-toets te drukken. 2 Geef het aantal gewenste kolommen in het veld 'Kolommen' op. De kolommen worden aan de rechterkant van de tabel toegevoegd. In dit gedeelte kunt u het aantal tabelrijen en -kolommen opgeven. U kunt aangrenzende cellen samenvoegen of rijen en kolommen splitsen. Schakel deze aankruisvakken in om boven of links in de tabel een rij of kolom met een speciale opmaak toe te voegen. Schakel dit aankruisvak in om de grootte van rijen aan te passen aan de tekst. Opmerking: als het aankruisvak 'Wijzig grootte op basis van inhoud' niet is ingeschakeld, blijven de totale afmetingen van de tabel in Keynote bij het toevoegen van rijen en kolommen gelijk. Tabelrijen of -kolommen verwijderen U kunt de inhoud van een volledige rij of kolom uit de tabel verwijderen, zodat deze cellen worden leeggemaakt. Ook kunt u rijen of kolommen uit de tabel verwijderen. Om een rij of kolom uit een tabel te verwijderen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de rij of kolom. 2 Kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Verwijder rij' of 'Verwijder kolom'. 92 Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken

93 De inhoud (inclusief de achtergrondkleur) van een rij of kolom verwijderen m Selecteer de rij of kolom en druk op de Delete-toets. Tabelrijen en -kolommen met koptekst toevoegen Rijen en kolommen met koptekst hebben een bijzondere opmaak, zodat ze goed kunnen worden onderscheiden van de rest van de tabel. (U kunt de koptekst bijvoorbeeld vet en groter maken.) Rijen en kolommen met koptekst zien er anders uit dan de overige tabelcellen maar de opmaak ervan kan worden gewijzigd zoals die van andere cellen. U kunt een rij met koptekst echter niet in meerdere rijen en een kolom met koptekst niet in meerdere kolommen splitsen. Een rij of kolom met koptekst toevoegen 1 Selecteer de tabel. 2 Kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Voeg rij met koptekst toe' of 'Voeg kolom met koptekst toe'. U kunt ook in het infovenster 'Tabel' het aankruisvak 'Rij met koptekst' of 'Kolom met koptekst' inschakelen. Tabelcellen samenvoegen, splitsen en de grootte ervan wijzigen Als u cellen samenvoegt, worden aaneengrenzende cellen tot één cel gecombineerd. Hierbij verdwijnt de rand tussen de cellen, zodat de cellen als één cel worden beschouwd. Als u cellen samenvoegt die in de breedte aan elkaar grenzen, wordt ook de tekst van de beide cellen samengevoegd, maar gescheiden door tabtekens. Als u cellen samenvoegt die in de lengte aan elkaar grenzen, wordt ook de tekst van de beide cellen samengevoegd, maar gescheiden door teruglooptekens. In beide gevallen wordt als achtergrond de afbeelding of kleur overgenomen van de cel die voordien de bovenste of meest linkse cel was. Wanneer u cellen splitst, wordt elke geselecteerde cel in twee gelijke delen verdeeld. U kunt een cel horizontaal (in rijen) of verticaal (in kolommen) splitsen. De twee nieuwe cellen hebben precies dezelfde kleur of afbeelding als achtergrond. Als de oorspronkelijke cel tekst bevatte, blijft deze staan in de bovenste of meest linkse cel. U kunt voor het samenvoegen en splitsen van cellen gebruikmaken van menucommando's, van commando's in een venstermenu of van het infovenster 'Tabel'. Als u de grootte van tabelcellen wilt wijzigen, gebruikt u het infovenster 'Tabel'. Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken 93

94 Om tabelcellen samen te voegen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer twee of meer aangrenzende tabelcellen. De geselecteerde cellen moeten samen een rechthoek vormen. 2 Kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Voeg cellen samen'. U kunt ook op de knop 'Voeg cellen samen' in het infovenster 'Tabel' klikken om cellen samen te voegen. Om cellen horizontaal of verticaal te splitsen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer een tabelcel of meerdere tabelcellen. Om een hele rij of kolom te splitsen, selecteert u alle cellen in de rij of kolom. 2 Kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Splits in rijen' (of 'Splits in kolommen'). U kunt in het infovenster 'Tabel' ook klikken op de knoppen 'Splits rijen' of 'Splits kolommen'. U kunt het splitsen herhalen om de tabelcellen steeds kleiner te maken. Als u gesplitste cellen weer wilt samenvoegen, selecteert u de cellen en kiest u 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Voeg cellen samen'. U kunt in het infovenster 'Tabel' ook klikken op de knop 'Voeg cellen samen'. De grootte van tabelcellen wijzigen m Selecteer de cellen en voer waarden in de velden 'Kolombreedte' en 'Kolomhoogte' van het infovenster 'Tabel' in. Druk vervolgens op de Return-toets. m Selecteer celranden en wijzig de grootte door deze te slepen. Alle tabelcellen even groot maken m Selecteer de tabel en kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Verdeel rijen gelijkmatig' of 'Verdeel kolommen gelijkmatig'. Als een tabelcel te veel tekst bevat, verschijnt onder in de cel een aanduiding voor bijsnijden. De aanduiding voor bijsnijden verschijnt wanneer de tabelcel meer tekst bevat dan kan worden weergegeven. 94 Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken

95 Bijsnijden is niet nodig als u de celranden sleept om de grootte van de cel te wijzigen of als u de tabel selecteert en de grootte van de volledige tabel wijzigt door een selectiegreep te slepen. U kunt er ook voor zorgen dat de hoogte van tabelrijen automatisch kleiner of groter wordt zodat de tekst erin past. Om tabelrijen automatisch groter of kleiner te maken op basis van de inhoud, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tabel. 2 Schakel in het infovenster 'Tabel' het aankruisvak 'Wijzig grootte op basis van inhoud' in. Opmerking: Als dit aankruisvak is ingeschakeld, worden tabelrijen automatisch vergroot wanneer de tekst niet binnen een cel past. Als u rijen of kolommen toevoegt, wordt de tabel vergroot. Wanneer u tekst uit een cel verwijdert, wordt mogelijk de rijhoogte kleiner (als de rijhoogte door de cel wordt bepaald). Als het aankruisvak 'Wijzig grootte op basis van inhoud' niet is ingeschakeld, blijven de totale afmetingen van de tabel in Keynote bij het toevoegen van rijen en kolommen gelijk. Tekst in een tabelcel uitlijnen U kunt tekst in een tabelcel horizontaal en verticaal uitlijnen. Om tekst uit te lijnen, gebruikt u het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst'. Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken 95

96 Tekst horizontaal in een tabelcel uitlijnen m Selecteer de cel en klik op een van de knoppen voor de horizontale uitlijning in het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst'. Hiermee centreert u tekst. Hiermee vult u tekst uit. Hiermee lijnt u tekst aan de rechterkant uit. Hiermee lijnt u tekst aan de linkerkant uit. Tekst verticaal in een tabelcel uitlijnen m Selecteer de cel en klik op een van de knoppen voor de verticale uitlijning in het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst'. Hiermee laat u de tekst in het midden van de cel beginnen. Hiermee laat u de tekst onder in de cel beginnen. Hiermee plaatst u tekst boven in de cel. U kunt de ruimte tussen de tekst en de celrand instellen met behulp van de regelaar 'Marge' of het veld 'Marge'. De ingestelde afstand wordt toegepast rondom de tekst, dus aan alle vier de kanten. Om de ruimte rondom de tekst in een tabelcel aan te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Klik in de cel. U kunt ook de tabel selecteren als u dezelfde instelling wilt toepassen op alle cellen. 2 Sleep in het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst' de regelaar 'Marge' naar rechts om de ruimte te vergroten of voer een waarde in het veld 'Marge' in en druk op de Return-toets. 96 Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken

97 Celranden opmaken Celranden maakt u op dezelfde manier als andere afbeeldingen op. U kunt de dikte en de kleur van celranden wijzigen en de rand van een willekeurige cel verbergen. Om een lijnkleur en schaduw in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer een celrand of een reeks celranden. 2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik vervolgens op de knop 'Afbeeldinginfo'. 3 Typ een waarde in het veld in het gedeelte 'Lijn' (of klik op de pijltoetsen). 4 Klik op het kleurenvak in het gedeelte 'Lijn' en selecteer een kleur in het venster 'Kleuren'. Klik op dit vak om een kleur voor de geselecteerde celranden in te stellen. Kies 'Geen' om de geselecteerde celranden te verbergen. Geef hier de gewenste lijndikte voor de geselecteerde celranden op ("px" staat voor "pixels"). Om een celrand te verbergen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer een celrand of een reeks celranden. 2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Geen' uit het venstermenu in het gedeelte 'Lijn'. Om een tabel zonder buitenranden te maken, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tabel. 2 Klik in het infovenster 'Tabel' op de tweede knop in het gedeelte 'Randen' om de buitenranden te selecteren. 3 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Geen' uit het venstermenu in het gedeelte 'Lijn'. Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken 97

98 Afbeeldingen of achtergrondkleuren toevoegen U kunt een afbeelding of kleur toevoegen aan een tabelcel met behulp van het venstermenu 'Vulling' in het infovenster 'Afbeelding'. U kunt een afbeelding of kleur toevoegen aan afzonderlijke tabelcellen of aan de tabel als geheel. Om een afbeelding aan een tabelcel toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer een tabelcel, een groep cellen of de hele tabel. 2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Afbeelding' of 'Afbeelding met kleurtint' uit het venstermenu 'Vulling'. (Als de cel al een afbeelding bevat, klikt u op 'Kies'.) U kunt voor elke willekeurige cel of voor de gehele tabel een vulafbeelding, vulkleur of een verlooptint kiezen. Hier kunt u aangeven hoe groot de afbeelding binnen de cel moet worden weergegeven. Sleep een afbeelding naar het vak of klik op de knop 'Kies'. 3 Selecteer een afbeelding en klik op 'Open'. 4 Geef in het venstermenu aan op welke manier de cel met de afbeelding moet worden gevuld. Raadpleeg het gedeelte Afbeeldingen als vulling voor objecten gebruiken op pagina 78 voor meer informatie over het werken met afbeeldingen die als vulling worden gebruikt. Raadpleeg het gedeelte Werken met kleuren en afbeeldingen op pagina 75 voor meer informatie over het werken met kleuren en verlooptinten die als vulling worden gebruikt. Opmerking: wanneer u een afzonderlijke cel selecteert nadat u een afbeelding aan de gehele tabel hebt toegevoegd, wordt 'Geen' weergegeven in het venstermenu 'Vulling' in het infovenster 'Afbeelding'. 98 Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken

99 Om een achtergrondkleur of verlooptint toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer een tabelcel, een groep cellen of de hele tabel. 2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Kleur' of 'Verlooptint' uit het venstermenu 'Vulling'. 3 Klik op een kleurenvak en selecteer een kleur in het venster 'Kleuren'. Raadpleeg het gedeelte Werken met kleuren en afbeeldingen op pagina 75 voor meer informatie over het werken met kleuren en verlooptinten die als vulling worden gebruikt. Opmerking: wanneer u een afzonderlijke cel selecteert nadat u een kleur aan de gehele tabel hebt toegevoegd, wordt 'Geen' weergegeven in het venstermenu 'Vulling' in het infovenster 'Afbeelding'. Hoofdstuk 5 Tabellen aanmaken 99

100

101 6 Diagrammen aanmaken 6 U kunt spreadsheetgegevens omzetten in aantrekkelijke diagrammen. In dit hoofdstuk leest u hoe u in Keynote diagrammen aanmaakt. Keynote biedt hulpmiddelen waarmee u gegevens kunt presenteren in aantrekkelijk ogende diagrammen die u zelf hebt gemaakt. U kunt gegevens kopiëren en plakken vanuit een spreadsheetprogramma of de gegevens direct typen in de diagramgegevenseditor in Keynote en zo indrukwekkende diagrammen aanmaken en bewerken in het diawerkgebied. Informatie over diagrammen In een diagram wordt de onderlinge verhouding tussen twee gegevenstypen aangegeven. Als u bijvoorbeeld de groei van een bedrijf in een bepaalde periode in een diagram uitzet, wordt de verhouding weergegeven tussen de grootte van het bedrijf en de verstreken tijd. Als u het kiesgedrag van bepaalde demografische groepen in een diagram weergeeft, wordt de verhouding in kaart gebracht tussen het aantal mensen die op een bepaalde partij stemmen en hun demografische achtergrond. Bij het invoeren van gegevens in een diagram worden de twee verschillende gegevenstypen aangeduid als gegevensreeksen en gegevenssets. In een bedrijfsdiagram wordt een gegevensreeks bijvoorbeeld gevormd door de winst in een bepaalde regio in vier opeenvolgende jaren. Een gegevensset is bijvoorbeeld de winst in alle regio's in slechts één van die jaren. In de onderstaande afbeelding wordt de gegevensreeks (de winst in één regio) in de rijen weergegeven en de gegevensset (de winst in één jaar) in de kolommen. Een afzonderlijke waarde (bijvoorbeeld 17 in regio 1, 2004) wordt een gegevenspunt genoemd. 101

102 Deze vakjes duiden de kleuren van de verschillende gegevensreeksen aan. De gekleurde vakjes naast de rijlabels (Regio 1 en Regio 2) geven aan met welke kleur een gegevensreeks in het diagram wordt aangeduid. In de onderstaande afbeelding ziet u hoe deze gegevens in de vorm van een kolomdiagram worden weergegeven. In de diagramlegenda worden de twee gegevensreeksen vermeld. Deze vier staven geven één gegevensreeks weer. De gegevenssets worden aangeduid met één gegevenspunt (één staaf) van elke gegevensreeks. In dit diagram worden de gegevensreeksen aangeduid met de rijen in de diagramgegevenseditor. De gegevenspunten worden aangeduid met een aantal donkergekleurde staven en een aantal lichtgekleurde staven. Gegevensreeksen en gegevenssets omwisselen U kunt de gegevensreeksen en gegevenssets in de rijen en kolommen eenvoudig omwisselen zonder dat u de gegevens opnieuw hoeft in te voeren. Hiervoor gebruikt u de knop 'Weergave rijen/kolommen' in de diagramgegevenseditor. 102 Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken

103 Als u op deze knop klikt, worden de kolommen in de diagramgegevenseditor als gegevensreeksen weergegeven. Als u op deze knop klikt, worden de rijen in de diagramgegevenseditor als gegevensreeksen weergegeven. Het onderstaande diagram bevat dezelfde gegevens, alleen zijn de gegevenssets en gegevensreeksen nu omgewisseld. Deze twee staven geven één gegevensreeks weer. De gegevenssets bevatten één gegevenspunt (één staaf) van alle vier gegevensreeksen. In dit diagram worden de gegevensreeksen in de diagramgegevenseditor aangeduid met kolommen (zie de afbeelding op pagina 101). Er zijn in dit diagram vier gegevensreeksen die worden aangeduid met vier staven met een verschillende kleur. Gegevensreeksen worden in de verschillende diagramtypen van Keynote verschillend weergegeven. Â In kolomdiagrammen en staafdiagrammen wordt een gegevensreeks aangeduid met een aantal staven in dezelfde kleur. Â In een lijndiagram (dit wordt ook wel een grafiek genoemd) wordt een gegevensreeks aangeduid met een enkele lijn. Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken 103

104 Â In een vlakdiagram wordt een gegevensreeks aangeduid met één vlak. Â In een cirkeldiagram wordt slechts één gegevensset weergegeven, namelijk het eerste gegevenspunt van elke reeks (het gegevenspunt dat als eerste wordt vermeld in de diagramgegevenseditor. In het infovenster 'Diagram' hebt u de keuze uit acht verschillende diagramtypen. Een diagram toevoegen Om een diagram in het diawerkgebied te plaatsen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Voeg in' > 'Diagram' (of klik op de knop 'Diagram' in de knoppenbalk). Op de dia verschijnt een diagram met plaatsaanduidingen voor gegevens. Tevens worden het infovenster 'Diagram' en de diagramgegevenseditor geopend. 2 Wijzig de grootte van het diagram door een selectiegreep te slepen. 3 Verplaats het diagram door het te slepen (plaats de aanwijzer daarbij niet op een selectiegreep). 4 Kies een optie uit het venstermenu in het infovenster 'Diagram' om het diagramtype te wijzigen. U kunt in een dia ook een diagram tekenen. Om een diagram te tekenen in het diawerkgebied, gaat u als volgt te werk: 1 Houd de Option-toets ingedrukt en klik op 'Diagram' in de knoppenbalk. 2 Laat de Option-toets los en plaats de aanwijzer in het diawerkgebied. De aanwijzer wordt kruisvormig. 104 Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken

105 3 Sleep in het diawerkgebied om een diagram met het gewenste formaat aan te maken. Als u de verhoudingen van het diagram wilt handhaven, houdt u de Shift-toets ingedrukt terwijl u sleept. Diagramgegevens bewerken U kunt in de diagramgegevenseditor diagramgegevens bewerken of nieuwe gegevens invoeren door gegevens te typen of gegevens te kopiëren en te plakken uit Excel, AppleWorks of een ander spreadsheetprogramma. De diagramgegevenseditor weergeven 1 Selecteer een diagram in een dia. 2 Kies 'Opmaak' > 'Diagram' > 'Toon gegevenseditor' (of klik in het infovenster 'Diagram' op de knop 'Wijzig gegevens'). Om een rij of kolom aan de diagram toe te voegen, klikt u op een van deze knoppen. U kunt diagramgegevens rechtstreeks in de cellen van de spreadsheet typen. Sleep de labels om de volgorde ervan te wijzigen. Om gegevens uit een ander spreadsheetprogramma naar de diagramgegevenseditor te kopiëren, gaat u als volgt te werk: 1 Open de spreadsheet en selecteer de te kopiëren cellen. 2 Kies 'Wijzig' > 'Kopieer'. U kunt ook op Command-C drukken. 3 Selecteer de bovenste cel in de eerste kolom in de diagramgegevenseditor. 4 Kies 'Wijzig' > 'Plak'. U kunt ook op Command-V drukken. Rijnamen, kolomnamen of gegevens in een cel bewerken m Klik dubbel op een cel of een rij- of kolomkop en typ de nieuwe gegevens. Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken 105

106 De volgorde van rijen of kolommen in de diagramgegevenseditor wijzigen m Sleep een rij- of kolomkop naar de gewenste plaats. Om rijen of kolommen in de diagramgegevenseditor toe te voegen, voert u een van de volgende handelingen uit: Â Klik op de knop 'Voeg rij toe' of 'Voeg kolom toe' om een rij boven de geselecteerde rij of een kolom links van de geselecteerde kolom toe te voegen. Als u geen rij of kolom hebt geselecteerd, wordt de nieuwe rij of kolom aan de onderzijde of rechterzijde van de tabel toegevoegd. (Mogelijk moet u op de Return- of Tab-toets drukken of het venster van de diagramgegevenseditor vergroten om de nieuwe rij of kolom weer te geven.) Â Selecteer een lege cel, typ de gewenste gegevens en druk op de Return-toets. Er wordt automatisch een nieuwe rij of kolom aangemaakt. Rijen of kolommen verwijderen m Selecteer de rij- of kolomkop en druk op de Delete-toets. Een diagram opmaken U kunt diagrammen en de bijbehorende legenda's net als alle andere objecten verplaatsen en de grootte ervan aanpassen. Ook kunt u de opmaak wijzigen van de verschillende diagramonderdelen (lettertypen, kleuren, aslabels en maatstreepjes). De legenda kunt u naar wens tonen of verbergen. De meeste opmaakopties voor diagrammen stelt u in het infovenster 'Diagram' in. Om het infovenster 'Diagram' weer te geven, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. U kunt ook op de knop 'Infovenster' in de knoppenbalk klikken. 2 Klik op de knop 'Diagraminfo' in het infovenster. De meeste taken die hier worden beschreven kunt u bovendien met behulp van venstermenu's uitvoeren. Het venstermenu voor een diagram openen m Houd de Control-toets ingedrukt en klik op een diagram. 106 Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken

107 Om de diagramlegenda te verbergen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram. 2 Schakel het aankruisvak 'Toon legenda' in het infovenster 'Diagram' uit. U kunt ook de legenda selecteren en op de Delete-toets drukken. Als u de legenda opnieuw wilt tonen, schakelt u in het infovenster 'Diagram' het aankruisvak 'Toon legenda' in. Diagramkleuren instellen U kunt de staven, segmenten en vlakken in de verschillende diagramtypen op dezelfde manier opmaken als andere tekenobjecten. U kunt een kleur, verlooptint, afbeelding, schaduw, de mate van doorzichtigheid of verschillende lijnstijlen instellen. Deze instellingen geeft u op in het infovenster 'Afbeelding'. Om de kleur of afbeelding in een staaf, cirkelsegment of vlak te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het onderdeel (staaf, segment of vorm). Als u een staaf in een staafdiagram selecteert, worden alle staven in dezelfde gegevensreeks geselecteerd. 2 Wijzig de instellingen voor het diagram via het infovenster 'Afbeelding' op dezelfde manier als voor andere tekenobjecten. Raadpleeg hoofdstuk 4, Eigenschappen van objecten wijzigen voor meer informatie over het wijzigen van de eigenschappen van objecten. Het lettertype in diagrammen wijzigen U kunt het lettertype en de tekstkleur wijzigen voor de aslabels, gegevenspuntlabels en de legenda in een diagram. Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken 107

108 Om het lettertype in een diagram te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst waarvan u de uitlijning wilt wijzigen. Als u het lettertype van alle diagramonderdelen wilt wijzigen, klikt u op het diagram om het te selecteren. Als u de tekst voor een gegevenspunt of voor een aslabel hebt geselecteerd, wordt alle tekst van hetzelfde type geselecteerd. Het lettertype van de legenda in een diagram moet u afzonderlijk wijzigen. 2 Kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Toon lettertypen' om het lettertypepaneel te openen. U kunt ook op de knop 'Letter' in de knoppenbalk klikken. 3 Selecteer een lettertype. Raadpleeg voor meer informatie over het wijzigen van de tekstkleur het gedeelte Tekst met opsommingstekens en genummerde lijsten opmaken op pagina 44. Labels en maatstreepjes aan de assen toevoegen In het tabblad 'As' van het infovenster 'Diagram' kunt u de rasterlijnen en het uiterlijk van de assen van staaf-, lijn- en vlakdiagrammen opmaken. U kunt de waardereeksen weergeven op de zogenaamde waardeas, de as waarop de gegevenspuntwaarden worden afgelezen. Voor kolomdiagrammen (verticale staven), lijndiagrammen en vlakdiagrammen is de y-as de waardeas. Voor horizontale staafdiagrammen is de x-as de waardeas. (Cirkeldiagrammen hebben geen waardeas. Raadpleeg voor meer informatie over het opmaken van cirkeldiagrammen het gedeelte Cirkeldiagrammen op pagina 112.) Hiermee kunt u de diagramranden en assen tonen of verbergen. Met deze venstermenu's kunt u stijlen instellen voor de labels en maatstreepjes op de assen van het diagram. Hiermee kunt u het waardebereik van en het aantal maatstreepjes op de assen instellen. In dit gedeelte kunt u de getalnotatie instellen die u voor de waarden in het diagram wilt gebruiken. 108 Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken

109 Om assen en diagramranden te tonen of te verbergen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram. 2 Klik indien nodig op de knop 'As' in het infovenster 'Diagram'. 3 Selecteer een of meer onderdelen in het venstermenu 'Assen en randen'. Voor de geselecteerde optie wordt een vinkje getoond. Klik nogmaals op de optie om de selectie op te heffen. Om het aantal numerieke waarden in te stellen dat op de diagramassen wordt weergegeven, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram. 2 Klik indien nodig op de knop 'As' in het infovenster 'Diagram'. 3 Typ een getal in het veld 'Minimum' (onder 'Weergave aswaarden') om de laagste waarde op de as in te stellen. De minimumwaarde kan niet hoger zijn dan de laagste waarde van de gegevensset. 4 Typ een getal in het veld 'Maximum' om de hoogste waarde voor de waardeas in te stellen. De maximumwaarde kan niet lager zijn dan de hoogste waarde van de gegevensset. 5 Typ een getal in het veld 'Stappen' om het aantal waarden in te stellen dat tussen de minimum- en maximumwaarde wordt weergegeven. Om de minimumwaarde op de waardeas weer te geven, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram. 2 Klik indien nodig op de knop 'As' in het infovenster 'Diagram'. 3 Selecteer 'Toon waardelabels' en 'Toon minimumwaarde' in het venstermenu van de waardeas (afhankelijk van het type diagram is dit het venstermenu 'X-as' of 'Y-as'). Een onderdeel is geselecteerd wanneer er een vinkje naast staat. Om eenheden op te geven voor de aswaarden, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram. 2 Klik indien nodig op de knop 'As' in het infovenster 'Diagram'. 3 Typ de gewenste tekst in de velden 'Voorvoegsel' en 'Achtervoegsel' onder 'Getalnotatie' (of kies een symbool uit het venstermenu). Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken 109

110 Labels en maatstreepjes plaatsen In de venstermenu's 'X-as' en 'Y-as' in het tabblad 'As' van het infovenster 'Diagram' kunt u verschillende opties instellen om maatstreepjes, labels en rasterlijnen op de waardeas of de reeksas te plaatsen. De opties in deze venstermenu's (zie onderstaande afbeelding) zijn afhankelijk van het type diagram dat u hebt geselecteerd. In verticale staafdiagrammen (kolomdiagrammen), lijndiagrammen en vlakdiagrammen is de y-as de waardeas en fungeert de x-as als reeksas. In horizontale staafdiagrammen is de x-as de waardeas. De venstermenu's in onderstaande afbeelding worden weergegeven zoals ze verschijnen wanneer een kolomdiagram is geselecteerd. Om labels en maatstreepjes op een as te plaatsen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram. 2 Klik indien nodig op de knop 'As' in het infovenster 'Diagram'. 3 Als u labels en maatstreepjes op de reeksas wilt, kiest u een optie uit het venstermenu 'X-as'. (Bij horizontale staafdiagrammen maakt u een keuze uit dezelfde opties in het venstermenu 'Y-as'.) Hiermee kunt u labels op de reeksas tonen of verbergen. Hiermee kunt u de tekstrichting voor de labels op de reeksas instellen. Hiermee kunt u maatstreepjes op de x-as plaatsen. Hiermee kunt u de hulplijnen voor de x-as tonen of verbergen. 4 Als u labels en maatstreepjes op de waardeas wilt weergaven, kiest u een optie uit het venstermenu 'Y-as'. (Bij horizontale staafdiagrammen maakt u een keuze uit dezelfde opties in het venstermenu 'X-as'.) 110 Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken

111 Hiermee kunt u labels op de waardeas tonen of verbergen. Hiermee kunt u maatstreepjes op de y-as plaatsen. Hiermee kunt u de hulplijnen voor de y-as tonen of verbergen. De elementen van een gegevensreeks opmaken U kunt de numerieke waarde van elk gegevenspunt in een reeks weergeven. Om gegevenspuntlabels toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram of een onderdeel van een gegevensreeks. Voor alle diagramtypen (behalve cirkeldiagrammen) geldt, dat automatisch de volledige reeks wordt geselecteerd wanneer u één onderdeel (staaf) van de reeks selecteert. Als het een cirkeldiagram betreft, kunt u ook afzonderlijke cirkelsegmenten selecteren. 2 Klik op de knop 'Reeks' in het infovenster 'Diagram'. 3 Kies 'Toon waarde' uit het venstermenu 'Gegevenspunten'. 4 Typ een getal in het veld 'Decimalen' om het gewenste aantal decimalen in te stellen. U kunt ook op de pijltoetsen klikken om de huidige waarde te vergroten of te verkleinen. 5 Als u gegevenspuntlabels op een andere plaats wilt weergeven, kiest u een optie uit het venstermenu 'Gegevenspunten'. 6 Kies een lettertype, lettergrootte en letterbeeld voor de gegevenspuntlabels uit het lettertypepaneel. (Kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Toon lettertypen'.) Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken 111

112 Schakel voor cirkeldiagrammen in het venstermenu 'Gegevenspunten' de optie 'Toon waarden cirkeldiagram als %' in of uit om de gegevenspuntlabels weer te geven als percentage van het geheel of als absolute waarden. U kunt ook de reeksnamen tonen. Bij sommige diagramtypen kunt u meer opmaakopties voor reekselementen selecteren. De onderstaande gedeelten bevatten meer informatie over de speciale opmaakopties voor cirkeldiagrammen, staafdiagrammen, lijndiagrammen en vlakdiagrammen. Cirkeldiagrammen Bij cirkeldiagrammen in Keynote wordt alleen de eerste gegevensset in de diagramgegevenseditor weergegeven (het eerste gegevenspunt voor elke gegevensreeks). Als de gegevensreeksen in de diagramgegevenseditor in rijen worden weergegeven, wordt alleen de eerste kolom weergegeven. Als de gegevensreeksen in de diagramgegevenseditor in kolommen worden weergegeven, wordt alleen de eerste rij weergegeven. Een cirkeldiagram vertegenwoordigt één gegevensset en elk cirkelsegment vertegenwoordigt één element van de desbetreffende set. De overige gegevenssets in de diagramgegevenseditor blijven behouden, maar worden niet in het cirkeldiagram weergegeven. U kunt een gegevensset in het cirkeldiagram opnemen door de gegevensset te verplaatsen naar de eerste positie in de rij of de kolom. Om afzonderlijke cirkelsegmenten te selecteren, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram en klik op een afzonderlijk segment om het segment te selecteren. 2 U kunt als volgt meerdere segmenten selecteren: Â Om alle segmenten te selecteren, kiest u 'Wijzig' > 'Selecteer alles'. U kunt ook op Command-A drukken. Â Als de segmenten niet aan elkaar grenzen, houdt u de Command-toets ingedrukt en selecteert u de segmenten. Â Als de gewenste segmenten aan elkaar grenzen, selecteert u het eerste segment en houdt u vervolgens de Shift-toets ingedrukt terwijl u het laatste segment selecteert. In cirkeldiagrammen kunt u niet alleen segmentwaarden, maar ook de reeksnaam weergeven. 112 Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken

113 Om reeksnamen te tonen in een cirkeldiagram, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram of de afzonderlijke cirkelsegmenten. 2 Klik op de knop 'Reeks' in het infovenster 'Diagram'. 3 Selecteer 'Toon reeksnaam' in het venstermenu 'Gegevenspunten'. (Een onderdeel is geselecteerd wanneer er een vinkje naast staat.) 4 Kies 'Binnen' of 'Buiten' uit het venstermenu 'Gegevenspunten'. U kunt voor cirkeldiagrammen instellen dat de gegevenspuntwaarden en de reeksnamen binnen of buiten het geselecteerde cirkelsegment moeten worden weergegeven. U kunt waarden als percentages of als absolute waarden weergeven. U kunt zowel een afzonderlijk segment als alle cirkelsegmenten scheiden. Om cirkelsegmenten te scheiden, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer afzonderlijke cirkelsegmenten. (Als u meerdere segmenten wilt selecteren, houdt u de Command-toets ingedrukt en klikt u op elk segment.) 2 Klik op de knop 'Reeks' in het infovenster 'Diagram'. 3 Sleep de schuifregelaar of de segmenten totdat de afstand tussen de segmenten naar wens is. U kunt ook een getal typen in het veld 'Afstand tot midden' of op de pijltoetsen klikken om de afstand te vergroten of te verkleinen. U kunt afzonderlijke cirkelsegmenten scheiden. U kunt schaduwen toevoegen aan afzonderlijke segmenten of aan het cirkeldiagram als geheel. Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken 113

114 Onderscheid een cirkelsegment van de rest door het segment met behulp van de schuifregelaar te scheiden en een reeksnaam voor het segment in te stellen. U kunt een schaduw instellen voor afzonderlijke cirkelsegmenten of voor het cirkeldiagram als geheel. Wanneer u schaduwen instelt voor afzonderlijke segmenten, lijkt het alsof de segmenten zich in verschillende lagen bevinden. Om schaduwen te plaatsen bij afzonderlijke cirkelsegmenten, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram of de afzonderlijke segmenten. 2 Klik op de knop 'Reeks' in het infovenster 'Diagram'. 3 Kies 'Afzonderlijk' uit het venstermenu 'Schaduw'. 4 Kies de gewenste schaduwinstellingen uit het infovenster 'Afbeelding'. Om een schaduw bij het gehele diagram te plaatsen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram. 2 Klik op de knop 'Reeks' in het infovenster 'Diagram'. 3 Kies 'Gegroepeerd' uit het venstermenu 'Schaduw'. 4 Kies de gewenste schaduwinstellingen uit het infovenster 'Afbeelding'. Raadpleeg het gedeelte Een schaduw aan objecten toevoegen op pagina 81 voor meer informatie. U kunt ook de doorzichtigheid instellen van het cirkeldiagram en afzonderlijke diagramonderdelen, zoals de legenda. Raadpleeg het gedeelte De ondoorzichtigheid van objecten aanpassen op pagina 83 voor meer informatie. U kunt cirkeldiagrammen roteren, bijvoorbeeld om een bepaald segment boven in het diagram weer te geven. 114 Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken

115 Om een cirkeldiagram te roteren, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram. 2 Klik op de knop 'Reeks' in het infovenster 'Diagram'. 3 Sleep de knop 'Rotatiehoek' of typ een getal in het veld 'Rotatiehoek' (of klik op de pijltoetsen). Staaf- en kolomdiagrammen U kunt schaduwen instellen voor afzonderlijke gegevensreeksen of voor het diagram als geheel. U kunt de doorzichtigheid van het volledige diagram of van afzonderlijke reeksen aanpassen, maar niet van afzonderlijke staven. Ook kunt u de afstand tussen gegevenssets of afzonderlijke staven wijzigen. Om de afstand tussen afzonderlijke staven of gegevenssets aan te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram. 2 Klik indien nodig op de knop 'Reeks' in het infovenster 'Diagram'. Door een waarde in dit veld op te geven, kunt u de afzonderlijke staven van het diagram scheiden. Door een waarde in dit veld op te geven, kunt u de afzonderlijke gegevenssets van het diagram scheiden. Hiermee kunt u schaduwen toevoegen aan staven of gegevenssets. 3 Als u de afstand tussen de staven wilt wijzigen, typt u een waarde in het veld 'Afstand tussen staven' (of klikt u op de pijltoetsen). 4 Als u de afstand tussen gegevenssets wilt wijzigen, typt u een waarde in het veld 'Afstand tussen sets'. De waarde is een percentage van de staafdikte. Als u de afstand tussen de staven verkleint, neemt de staafdikte toe. U kunt ook de aanwijzer op de rand van een staaf plaatsen zodat de aanwijzer een tweepuntige pijl wordt en vervolgens slepen om de staven dikker of dunner te maken. Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken 115

116 Om een schaduw in te stellen voor elke staaf, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram of de staaf (de volledige gegevensreeks wordt geselecteerd). 2 Kies in het tabblad 'Reeks' van het infovenster 'Diagram' de optie 'Afzonderlijk' uit het venstermenu 'Schaduw'. Als u één gegevensreeks selecteert en een optie kiest uit het venstermenu 'Schaduw', wordt de instelling toegepast op alle reeksen in het diagram. 3 Definieer de gewenste schaduwinstellingen in het infovenster 'Afbeelding'. Raadpleeg het gedeelte Een schaduw aan objecten toevoegen op pagina 81 voor meer informatie. De mate van ondoorzichtigheid van een diagram aanpassen m Selecteer het diagram en sleep in het infovenster 'Afbeelding' de schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid'. Raadpleeg het gedeelte De ondoorzichtigheid van objecten aanpassen op pagina 83 voor meer informatie. Vlakdiagrammen en lijndiagrammen In vlakdiagrammen en lijndiagrammen kunnen de gegevenspunten worden aangeduid met symbolen (cirkels, driehoeken, vierkanten en ruiten). De gegevenspunten in deze reeks worden aangeduid met een cirkel. De gegevenspunten in deze reeks worden aangeduid met een driehoek. Om een symbool in te stellen voor de gegevenspunten in een reeks, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer een gegevensreeks (een vlak of een lijn). 2 Kies in het tabblad 'Reeks' van het infovenster 'Diagram' een symbool uit het venstermenu 'Gegevenspuntsymbool'. 116 Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken

117 Kies het gewenste symbool voor gegevenspunten. U kunt gegevenspuntsymbolen vullen met kleuren of afbeeldingen. 3 Kies de gewenste vulling voor het symbool uit het venstermenu 'Symboolvulling'. Raadpleeg het gedeelte Werken met kleuren en afbeeldingen op pagina 75 voor meer informatie over het vullen van objecten met afbeeldingen. Een lijnkleur en schaduw instellen m Wijzig de lijn- en schaduwinstellingen in het infovenster 'Afbeelding'. Raadpleeg het gedeelte hoofdstuk 4, Eigenschappen van objecten wijzigen, op pagina 75 voor meer informatie over het gebruik van het infovenster 'Afbeelding' om lijnkleuren, schaduwen en vullingen in te stellen voor gegevenspuntsymbolen. Hoofdstuk 6 Diagrammen aanmaken 117

118

119 7 Diaovergangen en objectanimaties 7 In dit hoofdstuk leest u hoe u met behulp van diaovergangen en objectanimaties beweging aan uw diavoorstelling toevoegt, waardoor deze aantrekkelijker wordt. Nadat u uw dia's hebt ontworpen en geordend, begint u met het samenstellen van uw presentatie. U kunt de tekst laten bewegen, waardoor de presentatie voor het publiek interessanter wordt. Met een overgang maakt u een vloeiende diavoorstelling aan. Met behulp van objectanimaties kunnen de onderdelen van een dia stuk voor stuk worden getoond. Overgangen tussen dia's toevoegen In Keynote kunt u kiezen uit verschillende overgangen. In de onderstaande tabel wordt een aantal overgangen beschreven. Overgangsstijl Kubus Spiegelen Inschuiven Duwen Tollen Uiterlijk Dia's draaien het scherm in en uit, alsof het om de zijkanten van een draaiende kubus gaat. De nieuwe dia wordt weergegeven alsof deze zich aan de andere kant van een omgedraaide pagina bevindt. De nieuwe dia komt op het scherm vanuit een bepaalde richting en bedekt hierbij de inhoud van de vorige dia. De nieuwe dia lijkt oude dia in de opgegeven richting van het scherm te duwen. De vorige dia wordt al draaiend in het midden van het scherm verkleind, waarna de volgende dia al draaiend vanuit het midden wordt vergroot. 119

120 U kunt de duur van een overgang wijzigen en aangeven wanneer de overgang moet beginnen (automatisch of bij een muisklik). U stelt diaovergangen in het infovenster 'Dia' in. Hiermee opent u het infovenster 'Dia'. Klik hier om een voorbeeld van de overgang te tonen. Geef hier aan hoe lang de overgang moet duren. Kies de gewenste overgang uit dit venstermenu. Kies de gewenste richting van de overgang uit dit venstermenu. Geef hier de vertraging voor het begin van een automatische overgang op. Geef hier aan op welke manier de overgang moet worden gestart. Om een overgang tussen twee dia's toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' om het infovenster te openen. U kunt ook op de knop 'Infovenster' in de knoppenbalk klikken. 2 Klik op de knop 'Dia-info' in het infovenster. 3 Klik op de knop 'Overgang'. 4 Kies een optie uit het venstermenu 'Effect'. 5 Kies (indien gewenst) een optie uit het venstermenu 'Richting'. 6 Om in te stellen hoeveel tijd het kost om de overgang te voltooien, typt u een waarde in het veld 'Duur' (of klikt u op de pijltoetsen). 7 Kies een optie uit het venstermenu 'Start overgang'. Â Als u 'Bij muisklik' kiest, begint de overgang zodra u klikt om naar de volgende dia te gaan. 120 Hoofdstuk 7 Diaovergangen en objectanimaties

121 Â Als u 'Automatisch' kiest, begint de overgang na de periode die u hebt ingesteld in het veld 'Vertraging'. Belangrijk: Elke overgang wordt uitsluitend op de geselecteerde dia toegepast. Herhaal de bovenstaande procedure om een overgang op een andere dia toe te passen. Opmerking: Als u in het paneel 'Diavoorstelling' van het voorkeurenvenster van Keynote het aankruisvak 'Pas dia's aan beeldschermformaat aan' hebt ingeschakeld, zijn delen van de overgang 'Kubus' of 'Spiegelen' mogelijk niet zichtbaar. Om te voorkomen dat de overgang 'Kubus' of 'Spiegelen' tijdens de diavoorstelling wordt bijgesneden, kiest u 'Keynote' > 'Voorkeuren', klikt u op de knop 'Diavoorstelling' en schakelt u de aankruisvakken voor het verkleinen van deze overgangen in. Het venstermenu 'Effect' kan de tekst 'Effecten die niet op deze computer kunnen worden weergegeven' bevatten. Voor de overgangen die onder deze tekst worden vermeld, hebt u een geavanceerde videokaart nodig.(raadpleeg voor meer informatie Keynote Help.) Objectanimaties aanmaken Met behulp van objectanimaties kunt u de onderdelen van een dia stuk voor stuk (of in groepen) en in elke gewenste volgorde weergeven. Een afbeelding kan bijvoorbeeld vanaf de linkerkant het scherm binnenschuiven, waarna de bijbehorende tekst met opsommingstekens regel voor regel wordt getoond. Om spanning op te bouwen, kunt u de onderdelen van een diagram ook stuk voor stuk weergeven. Als u objectanimaties wilt definiëren, begint u met een voltooide dia en geeft u de gewenste animatie-instellingen op voor elk onderdeel dat u wilt laten bewegen. Om een objectanimatie te definiëren, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. U kunt ook op de knop 'Infovenster' in de knoppenbalk klikken. 2 Klik in het infovenster op de knop 'Animatie-info'. Klik vervolgens op de knop 'Animatie begin' of 'Animatie einde'. Hoofdstuk 7 Diaovergangen en objectanimaties 121

122 Klik hier om een voorbeeld van de animatie te tonen. Met de opties in het tabblad 'Animatie begin' kunt u instellen hoe u de elementen op het scherm wilt laten verschijnen en met de opties in het tabblad 'Animatie einde' kunt u instellen hoe u de elementen van het scherm wilt laten verdwijnen. Stel de gewenste animatiestijl, richting en volgorde in voor elk object. Geef via dit venstermenu animatieinstellingen voor groepen objecten op. Stel de gewenste duur van de animatie in. Open de instellingenlade om de volgorde van objecten te wijzigen. 3 Selecteer een onderdeel in de dia en kies vervolgens een optie uit het venstermenu 'Effect'. U kunt grafische objecten, tekst met opsommingstekens, labels en andere tekstobjecten selecteren. Ook kunt u geluidsbestanden selecteren, mits deze in een afzonderlijke dia zijn geplaatst (deze worden aangeduid met een audiosymbool). 4 Kies (indien gewenst) een optie uit het venstermenu 'Richting'. 5 Kies een optie uit het venstermenu 'Uitvoering'. 6 Om in te stellen hoeveel tijd het kost om de overgang te voltooien, typt u een waarde in het veld 'Duur' (of klikt u op de pijltoetsen). Nadat u een effect hebt gekozen voor elk onderdeel dat u wilt laten bewegen, kunt u de volgorde van de verschillende onderdelen eenvoudig wijzigen. U kunt ook aangeven of elke animatie automatisch (na een bepaalde tijd) of bij een muisklik moet worden gestart. Opmerking: Als u een object groepeert waaraan een animatie-effect is toegewezen, wordt het effect verwijderd. Door de groepering van een gegroepeerd object op te heffen, wordt het animatie-effect ook verwijderd. 122 Hoofdstuk 7 Diaovergangen en objectanimaties

123 Om de animatievolgorde van objecten te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Klik in het infovenster 'Animatie' op de knop 'Stel automatische animaties in'. 2 Sleep de onderdelen in de instellingenlade in de gewenste volgorde. Om aan te geven wanneer de animatie van een object moet worden gestart, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer een onderdeel in de instellingenlade. (Klik indien nodig op de knop 'Stel automatische animaties in' om de lade te openen.) 2 Kies een optie uit het venstermenu 'Start animatie'. Â Als u 'Bij muisklik' kiest, begint de animatie wanneer u klikt. Â Als u 'Automatisch' kiest, begint de animatie na de periode die u hebt ingesteld in het veld 'Vertraging'. Â Als u 'Automatisch bij animatie' kiest, kunt u twee objecten tegelijk laten verschijnen. Plaats ze naast elkaar in de instellingenlade en selecteer 'Automatisch bij animatie ". Of kies 'Automatisch na animatie' als u een animatie wilt starten direct nadat een andere gestopt is. Hoofdstuk 7 Diaovergangen en objectanimaties 123

124 Sleep de onderdelen om de volgorde ervan te wijzigen. Geef aan hoe de geselecteerde animatie moet worden gestart. Geef de gewenste vertraging tussen het einde van de vorige animatie en het begin van de nieuwe animatie op. Als u meer dan twee objecten tegelijk wilt tonen, moet u deze objecten eerst groeperen. (Raadpleeg het gedeelte Objecten groeperen en vergrendelen op pagina 57 voor meer informatie.) 3 Typ een waarde in het veld 'Vertraging' (of klik op de pijltoetsen) om de gewenste wachttijd aan te geven tussen het einde van de vorige objectanimatie en het begin van deze animatie. De vertraging kan maximaal 60 seconden bedragen. U kunt alleen een vertraging instellen als de animatie automatisch wordt gestart (niet bij een muisklik). U kunt de objecten bovendien in elke volgorde van de dia laten verdwijnen door in het tabblad 'Animatie einde' van het infovenster 'Animatie' de gewenste opties in te stellen. Als een dia elementen bevat die worden ingevoerd en elementen die worden uitgevoerd, kunt u de volgorde van invoer en uitvoer combineren, zodat telkens één element op het scherm verschijnt en van het scherm verdwijnt, waarna een ander element op het scherm verschijnt. 124 Hoofdstuk 7 Diaovergangen en objectanimaties

125 Tekstanimaties U kunt ook animatie-effecten voor tekst instellen. In Keynote kunt u tekst regel voor regel of teken voor teken opbouwen. U kunt tekstanimaties instellen voor tekst met opsommingstekens (hoofdtekst) of voor lege tekstvakken. Om een tekstanimatie in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tekst en wijs een animatie-effect, richting, duur en volgorde toe, zoals in het vorige gedeelte is beschreven. 2 Kies een uitvoeringsstijl uit het venstermenu 'Uitvoering'. Â Kies 'Allemaal tegelijk' om de volledige tekst in het tekstvak in één keer te laten bewegen. Â Kies 'Per opsommingsteken' om de tekst per opsommingsteken te laten bewegen. Â Kies 'Per opsomming' om de tekst van elk opsommingsteken en alle onderliggende opsommingstekens in één keer te laten bewegen. Â Kies 'Per gemarkeerd opsommingsteken' om elk bewegend opsommingsteken te markeren. Uiteindelijk blijft alleen het laatste opsommingsteken gemarkeerd. Â Kies 'Per alinea' om tekst in vrije tekstvakken per alinea te verplaatsen. Kies een effect om tekst op de dia te laten verschijnen of om tekst van de dia af te laten gaan. Geef aan welke delen van de tekst u tegelijk wilt laten bewegen. Tabelanimaties Objectanimaties voor dia's met tabellen maakt u op dezelfde wijze als andere objectanimaties aan. Tabellen kunt u echter rij voor rij, kolom voor kolom, cel voor cel of op allerlei andere manieren op het scherm laten verschijnen. Hoofdstuk 7 Diaovergangen en objectanimaties 125

126 Om een tabelanimatie in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de tabel en wijs een animatie-effect, richting, duur, snelheid en volgorde toe, zoals eerder is beschreven. 2 Kies een optie uit het venstermenu 'Uitvoering'. Â Als u 'Allemaal tegelijk' kiest, verschijnt de hele tabel als één object op het scherm. Â Als u 'Per rij' kiest, verschijnt de tabel rij voor rij op het scherm. Â Als u 'Per kolom' kiest, verschijnt de tabel kolom voor kolom op het scherm. Â Als u 'Per cel' kiest, verschijnt de tabel met één cel tegelijk op het scherm. Â Als u 'Per rij-inhoud' kiest, verschijnt de lege tabel op het scherm en wordt vervolgens de inhoud rij per rij toegevoegd. Â Als u 'Per kolominhoud' kiest, verschijnt de lege tabel op het scherm en wordt vervolgens de inhoud van elke kolom toegevoegd. Â Als u 'Per celinhoud' kiest, verschijnt de lege tabel op het scherm en wordt vervolgens de inhoud cel voor cel toegevoegd. Opmerking: voor alle elementen van een tabel wordt dezelfde animatiestijl gebruikt. 126 Hoofdstuk 7 Diaovergangen en objectanimaties

127 Diagramanimaties Net zoals tabelanimaties bieden diagramanimaties een aantal manieren om diagramelementen tijdens de presentatie te laten verschijnen en verdwijnen. Om een diagramanimatie in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het diagram en wijs een animatie-effect, richting, duur, snelheid en volgorde toe, zoals eerder is beschreven. 2 Kies een uitvoeringsstijl uit het venstermenu 'Uitvoering'. Â Als u 'Allemaal tegelijk' kiest, verschijnt het hele diagram als één object op het scherm. Â Als u 'Achtergrond eerst' kiest, verschijnt elke diagramas eerst op het scherm, gevolgd door alle gegevenselementen (staven, lijnen of vlakken). Â Als u 'Per reeks' kiest, verschijnen eerst de diagramassen op het scherm en vervolgens een voor een de verschillende gegevensreeksen. Â Als u 'Per set' kiest, verschijnen eerst de diagramassen op het scherm en vervolgens een voor een de verschillende gegevensreeksen. Â Als u 'Per element in reeks' kiest, verschijnen eerst de diagramassen op het scherm en vervolgens een voor een de diverse gegevenselementen van de verschillende gegevensreeksen. Â Als u 'Per element in set' kiest, verschijnt eerst elke diagramas op het scherm en vervolgens een voor een de diverse gegevenselementen van de verschillende gegevenssets. Opmerking: voor alle elementen van een diagram (behalve de legenda) wordt dezelfde animatiestijl gebruikt. Voor de legenda kunt u een aparte animatiestijl en -volgorde instellen. Als u het diagram en de legenda tegelijk wilt laten verschijnen, groepeert u de legenda met het diagram voordat u de animatiestijl van het diagram instelt. (Raadpleeg het gedeelte Objecten groeperen en vergrendelen op pagina 57 voor meer informatie.) Hoofdstuk 7 Diaovergangen en objectanimaties 127

128

129 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 8 Dit hoofdstuk bevat informatie over de verschillende manieren waarop u uw Keynotepresentatie met anderen kunt uitwisselen. U kunt een Keynote-presentatie bijvoorbeeld op de computer afspelen of op een groot scherm projecteren. U kunt ook een automatisch afgespeelde "film" maken die in een kiosk kan worden gebruikt. Als u de diavoorstelling op andere platforms wilt gebruiken, exporteert u het bestand als QuickTime-film, PowerPoint-presentatie, Flash-bestand of PDF-document. Bovendien kunt u de diavoorstelling rechtstreeks vanuit Keynote afdrukken met verschillende paginalay-outs. Een presentatie aanpassen voor uw publiek In Keynote kunt u drie soorten diapresentaties aanmaken. Â Normale presentaties regelt u met behulp van de muis of het toetsenbord. Er wordt standaard altijd een normale (interactieve) diavoorstelling aangemaakt, tenzij u aangeeft dat de presentatie automatisch moet worden afgespeeld of dat u alleen koppelingen wilt gebruiken. Â Automatisch afgespeelde presentaties worden zonder uw tussenkomst afgespeeld, zoals een film (interactie met de gebruiker is niet mogelijk). U kunt met deze optie de presentaties bijvoorbeeld in een kiosk gebruiken. Instructies voor het aanmaken van dit type presentaties vindt u verderop in dit hoofdstuk. Â Presentaties met alleen koppelingen kunt u bekijken door op koppelingen te klikken. Instructies voor het aanmaken van dit type presentaties vindt u verderop in dit hoofdstuk. 129

130 Automatisch afgespeelde presentaties Als u wilt dat de presentatie zelfstandig wordt uitgevoerd, zodat u deze bijvoorbeeld in een kiosk kunt gebruiken, kunt u aangeven dat de presentatie automatisch moet worden afgespeeld. Bij een automatisch afgespeelde presentatie worden de overgangen en animaties die automatisch worden gestart, op de normale manier uitgevoerd. Als een automatisch afgespeelde presentatie overgangen of animaties bevat die bij een muisklik worden uitgevoerd, verschijnen deze ook automatisch na de wachttijd die u hebt ingesteld in de velden in het gedeelte 'Vertraging' in het infovenster 'Document'. De waarden die u hebt opgegeven in de velden bij 'Vertraging' zijn van toepassing op alle overgangen en animaties die bij een muisklik worden uitgevoerd. Hoewel bij dit soort presentaties geen interactie met de gebruiker plaatsvindt, kunnen automatisch afgespeelde presentaties op dezelfde manier worden gestopt als andere presentaties (bijvoorbeeld met de Escape-toets). Om te voorkomen dat toeschouwers een automatisch afgespeelde presentatie onderbreken, kunt u het toetsenbord van de computer verwijderen. Hiermee opent u het infovenster 'Document'. Kies het gewenste presentatietype uit dit venstermenu. Geef in deze velden de gewenste vertraging op voor effecten die normaal met een muisklik worden gestart. Om ervoor te zorgen dat een diavoorstelling automatisch wordt afgespeeld, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon info' en klik achtereenvolgens op de knop 'Documentinfo' en 'Document'. 2 Kies 'Speel autom. af' uit het venstermenu 'Presentatie'. 130 Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren

131 3 Typ een waarde in het veld 'Overgangen' om de vertraging in te stellen waarmee overgangen worden uitgevoerd die normaal met een muisklik worden gestart (of klik op de pijltoetsen). 4 Typ een waarde in het veld 'Animaties' om de vertraging in te stellen waarmee animaties worden uitgevoerd die normaal met een muisklik worden gestart (of klik op de pijltoetsen). U kunt aangeven dat een Keynote-document moet worden afgespeeld zodra dit wordt geopend, zodat het Keynote-venster niet wordt weergegeven. Om ervoor te zorgen dat een document bij het openen meteen wordt afgespeeld, gaat u als volgt te werk: 1 Open het document. 2 Schakel in het tabblad 'Document' van het infovenster 'Document' het aankruisvak 'Speel bij openen automatisch af' in. 3 Als u de presentatie telkens opnieuw wilt afspelen (totdat de kijker de presentatie stopt door bijvoorbeeld op de Escape-toets te drukken), selecteert u 'Herhaal diavoorstelling'. 4 Kies 'Archief' >'Bewaar'. Presentaties met alleen koppelingen Met koppelingen kunt u regelaars aanmaken waarmee u van dia naar dia kunt gaan in uw diavoorstelling. De iwork-introductie is een voorbeeld van een presentatie met alleen koppelingen. Om een presentatie met alleen koppelingen te maken, gaat u als volgt te werk: 1 Gebruik koppelingen in uw diavoorstelling om naar bepaalde dia's te kunnen gaan. Raadpleeg het gedeelte Webpagina's en koppelingen toevoegen op pagina 65 voor meer informatie over het aanmaken van koppelingen. 2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' en klik achtereenvolgens op de knop 'Documentinfo' en 'Document'. 3 Kies 'Alleen koppelingen' uit het venstermenu 'Presentatie'. Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 131

132 Een presentatie schermvullend afspelen De haarscherpe afbeeldingen en vloeiende overgangen van Keynote komen pas goed tot hun recht wanneer u de presentatie schermvullend op de computer afspeelt. U kunt uw presentatie schermvullend op het beeldscherm van de computer of op een extern beeldscherm afspelen. Het is ook mogelijk de presentatie op een groot scherm te projecteren. De presentatie op het beeldscherm afspelen De eenvoudigste manier om een diavoorstelling te bekijken, is op het beeldscherm van de computer. Deze methode is vooral geschikt voor een zeer beperkt publiek. Om een schermvullende presentatie op één beeldscherm weer te geven, gaat u als volgt te werk: 1 Open het Keynote-document. 2 Kies 'Weergave' > 'Speel diavoorstelling af'. U kunt ook op de knop 'Speel af' in de knoppenbalk klikken. 3 Klik met de muisknop of druk op N of de spatiebalk om naar de volgende dia (of objectanimatie) te gaan. 4 Druk op de Esc-toets of op Q om de diavoorstelling te stoppen. Opmerking: Door te klikken op 'Speel af' start u de diavoorstelling met de geselecteerde dia. Als u de diavoorstelling vanaf het begin wilt starten (zelfs als de eerste dia niet geselecteerd is), houdt u de Option-toets ingedrukt terwijl u op 'Speel af' klikt. Raadpleeg voor een volledig overzicht van toetscombinaties voor presentaties bijlage A, Toetscombinaties voor presentaties, op pagina 159. De presentatie met een projector afspelen of op een extern beeldscherm weergeven Als u de presentatie aan een breder publiek wilt laten zien, kunt u de diavoorstelling op een extern beeldscherm afspelen of deze op een groot scherm projecteren. Daarbij kunt u op uw eigen beeldscherm presentatiegegevens weergeven (uw aantekeningen bij de dia's of een klok) die uw publiek niet op het externe beeldscherm te zien krijgt. Dit doet u door de modus voor twee beeldschermen in te stellen. 132 Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren

133 U kunt ook dezelfde voorstelling op twee schermen afspelen. Dit wordt synchrone weergave genoemd. Belangrijk: Sluit het externe beeldscherm of de projector aan met behulp van de instructies die bij het beeldscherm of de projector zijn geleverd en de instructies die bij uw computer zijn geleverd. (Zoek in het ingebouwde hulpsysteem op uw computer naar de trefwoorden "synchrone weergave", "beeldschermen" of "extern beeldscherm"). U kunt het externe beeldscherm of de projector het beste eerst aansluiten voordat u enkele van de volgende stappen uitvoert. Opmerking: ibooks met een extern beeldscherm ondersteunen alleen de modus voor synchrone weergave. Modus voor twee beeldschermen Als u de modus voor twee beeldschermen gebruikt, kunt u de diavoorstelling op het ene beeldscherm afspelen, terwijl u op het andere scherm de gegevens bekijkt die u als presentator nodig hebt. Om de modus voor twee beeldschermen te activeren, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Apple' (apple) > 'Systeemvoorkeuren'. 2 Klik op 'Beeldschermen'. 3 Klik op 'Rangschikking' en volg de instructies op het scherm. Als de knop 'Rangschikking' niet aanwezig is, is er geen tweede beeldscherm gedetecteerd. 4 Schakel het aankruisvak 'Schakel synchrone weergave in' uit. Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 133

134 Om de diavoorstelling in de modus voor twee beeldschermen af te spelen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Diavoorstelling'. Hier geeft u aan op welk beeldscherm u de dia's bij diavoorstellingen wilt tonen. 2 Selecteer 'Presenteer op primair beeldscherm' of 'Presenteer op secundair beeldscherm'. Het primaire beeldscherm is het scherm waarin de menubalk wordt weergegeven. Als u 'Presenteer op secundair beeldscherm' kiest, kunt u aanpassen wat de presentator op het primaire beeldscherm ziet. Raadpleeg het gedeelte De weergave voor de presentator aanpassen op pagina Kies 'Weergave' > 'Speel diavoorstelling af'. U kunt ook op de knop 'Speel af' in de knoppenbalk klikken. 4 U toont de verschillende dia's en objectanimaties in de presentatie door met de muis te klikken of op de spatiebalk te drukken. Raadpleeg voor een volledig overzicht van toetscombinaties voor presentaties bijlage A, Toetscombinaties voor presentaties, op pagina 159. Synchrone weergave Bepaalde computers bieden standaard ondersteuning voor synchrone weergave. Als uw computer synchrone weergave niet ondersteunt, moet u deze modus configureren in het paneel 'Beeldschermen' in Systeemvoorkeuren. Om synchrone weergave in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Apple' (apple) > 'Systeemvoorkeuren'. 2 Klik op 'Beeldschermen'. 134 Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren

135 3 Kies voor beide beeldschermen dezelfde instelling in het vak 'Resoluties' en uit het venstermenu 'Kleuren'. 4 Klik op 'Rangschikking' en schakel het aankruisvak 'Schakel synchrone weergave in' in. Om de diavoorstelling in de modus voor synchrone weergave af te spelen, gaat u als volgt te werk: 1 Open het Keynote-document. 2 Kies 'Weergave' > 'Speel diavoorstelling af'. U kunt ook op de knop 'Speel af' in de knoppenbalk klikken. 3 Klik met de muisknop of druk op de spatiebalk om naar de volgende dia of objectanimatie te gaan. Opmerking: In Keynote worden animaties doorgaans zeer vloeiend weergegeven. Maar omdat de twee beeldschermen die in een synchrone weergave worden gebruikt, over verschillende opfrisfrequenties kunnen beschikken, kan een van beide schermen schokkerig lijken. Keynote kan slechts met de opfrisfrequentie van één beeldscherm tegelijk synchroniseren. Presentatie-opties instellen U kunt diverse opties voor uw presentatie instellen en bijvoorbeeld bepalen of de aanwijzer wordt weergegeven en wat er gebeurt nadat de laatste dia is getoond. U kunt ook definiëren wat er op het beeldscherm van de presentator wordt getoond, bijvoorbeeld de verstreken tijd en de volgende dia. De weergave voor de presentator aanpassen Als de presentatie op twee beeldschermen wordt getoond, kunt u aangeven wat u op het beeldscherm van de presentator wilt weergeven en de lay-out van deze gegevens aanpassen. Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 135

136 Schakel dit aankruisvak in om de presentatorgegevens op een ander beeldscherm te tonen (als er twee beeldschermen worden gebruikt). Geef aan welke gegevens u op het beeldscherm van de presentator wilt tonen. Klik op deze knop om de vensters in de presentatorweergave te rangschikken. De lay-out van de presentatorgegevens kunt u wijzigen in het paneel 'Beeldscherm presentator' van het voorkeurenvenster. Sleep de onderdelen om de volgorde ervan te wijzigen. Tijdens een presentatie kunnen op het andere beeldscherm de huidige en volgende dia, verstreken tijd of resterende tijd, een klok en aantekeningen worden weergegeven. 136 Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren

137 Om de weergave van de presentatorgegevens aan te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Beeldscherm presentator'. 2 Schakel het aankruisvak 'Gebruik ander beeldscherm voor weergave presentatorgegevens' in. 3 Geef aan welke gegevens u op het beeldscherm van de presentator wilt tonen. 4 Klik op 'Wijzig lay-out presentator' om de weergave voor de presentator verder aan te passen. Het afspelen van de presentatie met behulp van het toetsenbord regelen U kunt met behulp van het toetsenbord van de ene naar de andere dia in uw presentatie gaan. ( Raadpleeg voor een volledig overzicht van toetscombinaties voor presentaties bijlage A, Toetscombinaties voor presentaties, op pagina 159.) Tijdens de presentatie kan een lijst met toetscombinaties voor de presentatiemodus worden weergegeven. Het venster met toetscombinaties voor de presentatorweergave tonen (of verbergen) m Druk tijdens de presentatie op de Help-toets of de toets met het vraagteken (?). Tijdens een presentatie kunt u eenvoudig andere dia's tonen met behulp van de diakiezer. De diakiezer tijdens een presentatie openen m Typ een dianummer of druk op het plusteken (+), is-gelijkteken (=) of koppelstreepje (-). Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 137

138 Als u tijdens de presentatie een dianummer typt, wordt de diakiezer geopend. Wanneer de diakiezer geopend is, kunt u op verschillende manieren van de ene naar de andere dia gaan: Â Als u naar de volgende of vorige dia wilt, klikt u op de pijlen in de diakiezer. Â Als u de diakiezer wilt sluiten en naar een bepaalde dia wilt gaan, klikt u op een miniatuur in de diakiezer of typt u het dianummer en drukt u vervolgens op de Return-toets. Â Als u de diakiezer wilt sluiten zonder de huidige dia te wijzigen, klikt u op de Escape-toets. Presentaties pauzeren en het afspelen ervan hervatten U kunt presentaties ook op diverse andere manieren pauzeren. Om presentaties te pauzeren, voert u een van de volgende handelingen uit: Â Druk op de F-toets om de diavoorstelling te onderbreken. De huidige dia blijft in beeld. Druk op een willekeurige toets om de diavoorstelling te hervatten. Â Druk op de B-toets om de diavoorstelling te onderbreken en een zwart scherm te tonen. Druk op een willekeurige toets om de diavoorstelling te hervatten. Â Druk op de H-toets om de diavoorstelling te onderbreken en het programma te verbergen. Klik op het Keynote-symbool in het Dock om de diavoorstelling te hervatten. 138 Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren

139 Als u tijdens de presentatie op een koppeling klikt waarmee u een webpagina, bericht of bestand opent, wordt de presentatie ook onderbroken. Als een presentatie op deze manier is gepauzeerd, is het Keynote-symbool in het Dock voorzien van een groene afspeelknop. Klik op het Keynote-symbool in het Dock om de diavoorstelling te hervatten. (U kunt de diavoorstelling ook stoppen door op het Dock-symbool te klikken en 'Stop diavoorstelling' te kiezen.) Voor een compleet overzicht van toetscombinaties die u tijdens het afspelen van een Keynote -presentatie kunt gebruiken, raadpleegt u bijlage A, Toetscombinaties voor presentaties, op pagina 159 of kiest u 'Help' > 'Keynote-toetscombinaties'. Het diaformaat wijzigen Voor een optimale weergave kunt u het formaat van de dia's het best afstemmen op de schermresolutie van het beeldscherm waarop de diavoorstelling wordt afgespeeld. Voor de meeste projectors is 800 x 600 een geschikt formaat. Nieuwe projectors ondersteunen ook de resolutie 1024 x 768 of hoger. De meeste Keynote-thema's zijn geoptimaliseerd voor deze formaten. Als u niet weet welke resoluties uw projector ondersteunt, kunt u het beste een groot diaformaat kiezen. Als de dia's niet in het scherm passen, worden ze automatisch door Keynote verkleind. Als u een beeldscherm hebt dat groter is dan bovengenoemde formaten, kunt u een aangepast diaformaat voor het Keynote-document instellen. Om het diaformaat in het Keynote-document aan te passen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' en klik op de knop 'Documentinfo'. 2 Kies in het infovenster 'Document' een optie uit het venstermenu 'Diaformaat'. Om een aangepast diaformaat in te stellen, kiest u 'Aangepast' en typt u vervolgens de gewenste afmetingen in de velden 'Breedte' en 'Hoogte'. Als u niet weet welk diaformaat u moet kiezen of als u het oorspronkelijke diaformaat in het Keynote-document niet wilt wijzigen, speelt u de diavoorstelling met het oorspronkelijke formaat af. De dia's worden dan midden in het scherm getoond en van een zwart kader voorzien. U kunt ook instellen dat de dia's in de diavoorstelling tijdens het afspelen in Keynote aan het beeldschermformaat worden aangepast. Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 139

140 Om de diavoorstelling alleen tijdens het afspelen passend op het beeldscherm weer te geven, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren'. 2 Klik op 'Diavoorstelling'. 3 Schakel het aankruisvak 'Pas dia's aan beeldschermformaat aan' in. Door deze optie wordt de grootte van de dia van uw Keynote -document niet gewijzigd, maar wordt het document aan het beeldschermformaat aangepast. Wanneer u de diavoorstelling met deze optie afspeelt, is het beeld mogelijk van mindere kwaliteit. Als u dit aankruisvak inschakelt en de overgang 'Kubus' of 'Spiegelen' gebruikt, moet u ook de aankruisvakken voor het verkleinen van deze overgangen inschakelen. Als u dit niet doet, zijn deze overgangen mogelijk slechts gedeeltelijk zichtbaar. Instellingen opgeven voor het tonen van de aanwijzer tijdens presentaties U kunt ervoor zorgen dat de aanwijzer tijdens diavoorstellingen alleen wordt getoond in dia's met koppelingen of alleen als de muis wordt verplaatst. Om de presentatie-opties in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Diavoorstelling'. 2 Selecteer een van de opties voor het tonen van de aanwijzer. Tijdens een diavoorstelling kunt u de aanwijzer tonen of verbergen door op de C- toets te drukken. Dia's afdrukken U kunt een diavoorstelling in Keynote op verschillende manieren afdrukken. U kunt complete dia's met of zonder aantekeningen afdrukken. Het is ook mogelijk alleen de tekst van een diavoorstelling af te drukken. Om complete dia's af te drukken, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' > 'Druk af'. 2 Kies in het afdrukvenster 'Keynote' uit het venstermenu waarin standaard 'Aantal en pagina's' is geselecteerd. 140 Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren

141 Kies de lay-out en geef op of u ook de aantekeningen wilt afdrukken. Kies 'Keynote' uit dit venstermenu. In dit gedeelte kunt u opmaakopties voor het afdrukken instellen. Als u op deze knop klikt, wordt de diavoorstelling als een PDF-bestand opgeslagen. 3 Selecteer een afdrukoptie. Â Selecteer 'Afzonderlijke dia's' om één dia per pagina af te drukken. Â Selecteer 'Dia's met aantekeningen' om één dia en de bijbehorende aantekeningen per pagina af te drukken. Â Selecteer 'Tekstpaneel' om alleen de diatitels en de tekst met opsommingstekens van de presentatie af te drukken (de weergave in het tekstpaneel). Â Selecteer 'Hand-outs' in om opties te kiezen voor het afdrukken van meerdere dia's per pagina. Opmerking: schakel het aankruisvak 'Druk af met conceptkwaliteit' in om het afdrukken van hand-outs te versnellen. 4 Schakel de gewenste opmaakopties in. Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 141

142 Â Schakel het aankruisvak 'Druk geen dia-achtergrond of objectvulling af' in om geen kleuren af te drukken in de achtergrond of in een object. Lichte tekst wordt zwart afgedrukt. Dit is vooral handig als u dia's met veel kleuren op een zwartwitprinter afdrukt. Op zwartwitprinters worden kleurenafbeeldingen in grijswaarden afgedrukt. Op een kleurenprinter worden de geïmporteerde afbeeldingen in elke dia nog wel in kleur afgedrukt. Â Schakel het aankruisvak 'Druk alle stadia van animaties af' in om één dia af te drukken van elk stadium van een objectanimatie. Als een dia een objectanimatie van drie stadia bevat, worden er dus drie dia's afgedrukt. Â Schakel het aankruisvak 'Voeg overgeslagen dia's toe' in om alle dia's in het diapaneel af te drukken, inclusief de dia's waarvoor u hebt ingesteld dat ze moeten worden overgeslagen. Â Schakel het aankruisvak 'Voeg randen rond dia's toe' in om randen rond de dia's af te drukken. Â Schakel het aankruisvak 'Voeg dianummers toe' in om de dianummers onder in de dia's af te drukken. Om één dia of een bepaalde serie dia's af te drukken, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' > 'Druk af'. 2 Typ in de tekstvelden 'Van' en 'Tot' het dianummer of de reeks dia's die u wilt afdrukken. Het dianummer wordt in het diapaneel getoond. Presentaties exporteren naar andere weergavestructuren U kunt de presentatie exporteren naar andere weergavestructuren, zodat de presentatie op verschillende platformen kan worden afgespeeld. Opmerking: als u vaak diavoorstellingen exporteert, kunt u een exporteerknop aan de knoppenbalk toevoegen. Kies hiertoe 'Weergave' > 'Pas knoppenbalk aan'. 142 Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren

143 Flash-documenten U kunt uw diavoorstelling omzetten in een Flash-document dat in de Flash-viewer kan worden bekeken. Om de diavoorstelling naar een Flash-document te converteren, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' >'Exporteer'. 2 Selecteer 'Flash' en klik op de knop 'Volgende'. 3 Geef een naam en locatie op voor het bestand. 4 Klik op 'Exporteer'. PDF-bestanden U kunt de diavoorstelling exporteren naar een PDF-bestand, dat in Adobe Acrobat Reader of in een ander PDF-programma kan worden bekeken of afgedrukt. Er zijn twee manieren waarop u uw Keynote -dia's als PDF kunt bewaren. Als u de PDF on line wilt weergeven, moet u het commando 'Exporteer' in Keynote gebruiken. Als u de PDF wilt weergeven op een papieren afdruk, krijgt u waarschijnlijk het beste resultaat als u het commando 'Druk af' gebruikt. Om met het exporteercommando een PDF-bestand te maken van uw dia's, doet u het volgende: 1 Kies 'Archief' >'Exporteer'. 2 Selecteer 'PDF'. 3 Klik op 'Volgende'. 4 Geef een naam en locatie op voor het bestand. 5 Klik op 'Exporteer'. Om met het afdrukcommando een PDF-bestand te maken van uw dia's, doet u het volgende: 1 Kies 'Archief' > 'Druk af'. 2 Klik in het dialoogvenster 'Druk af' op de knop 'Bewaar als PDF'. 3 Geef een naam en locatie op voor het bestand. 4 Klik op 'Bewaar'. Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 143

144 QuickTime U kunt uw diavoorstelling omzetten in een QuickTime-film die alle overgangen en objectanimaties bevat. U kunt een automatisch afgespeelde QuickTime-film maken, waarbij alle overgangen en animaties op basis van de instellingen worden weergegeven. Ook kunt u een interactieve QuickTime-film maken, waarbij kijkers zelf door de voorstelling kunnen navigeren. Om een QuickTime-film te maken van uw diavoorstelling, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' >'Exporteer'. 2 Selecteer 'QuickTime' in het exportvenster en klik op 'Volgende'. In dit venstermenu kunt u instellen of u een interactieve film of een automatisch afgespeelde film wilt aanmaken. Voor automatisch afgespeelde films kunt u hier opgeven hoe lang elke dia en elke animatie wordt weergegeven. Hier geeft u aan of u de film één keer wilt afspelen, wilt herhalen of heen en terug wilt herhalen. Met dit venstermenu kunt u een compressiestructuur voor optimale filmgrootte kiezen en de weergavekwaliteit instellen. Schakel dit aankruisvak in als de diavoorstelling transparantie bevat die u wilt behouden. 3 Kies een optie uit het venstermenu 'Type'. Â Kies 'Interactieve diavoorstelling' als u wilt dat kijkers de diavoorstelling kunnen regelen met behulp van de QuickTime-afspeelknop, door met de muisknop te klikken of door op de spatiebalk te drukken. Â Met 'Automatisch afgespeelde film' heeft de kijker geen controle over de snelheid waarmee de diavoorstelling wordt afgespeeld. U bepaalt zelf de snelheid van objectanimaties en hoe lang dia's op het scherm blijven door de gewenste waarden in de velden 'Duur dia' en 'Animatieduur' te typen. 144 Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren

145 Â Geef in het veld 'Duur dia' aan hoe lang u een volledig opgebouwde dia op het scherm wilt tonen nadat de objectanimaties zijn voltooid. Â In 'Animatieduur' geeft u voor elke objectanimatie het aantal seconden op tussen het begin van een animatiefase en de volgende. Er is geen vertraging tussen het moment dat de dia op het scherm verschijnt en het eerste stadium van een objectanimatie. 4 Als u 'Automatisch afgespeelde film' hebt gekozen, kiest u vervolgens een optie uit het venstermenu 'Herhaling'. 5 Kies een weergavekwaliteit en een bestandsgrootte uit het venstermenu 'Structuren'. Â Kies 'Optimale kwaliteit, groot' voor een optimale beeldkwaliteit. Hierdoor neemt de grootte van het filmbestand echter toe, zodat het lastiger per kan worden verzonden of vanaf het web kan worden gedownload. Â Kies 'Cd-romfilm, gemiddeld' als u de diavoorstelling op cd wilt branden. Hierdoor ontstaat een filmbestand van een goede kwaliteit dat kleiner is dan een filmbestand van optimale kwaliteit. Â Kies 'Webfilm, klein' om een film met een lagere weergavekwaliteit te maken. Deze bestanden zijn zo klein dat ze moeiteloos via het web of per kunnen worden verstuurd. Â Kies 'Aangepast' om zelf instellingen voor de compressie van video- en audiogegevens op te geven, zodat u zelf de verhouding tussen de bestandsgrootte en weergavekwaliteit bepaalt. 6 Selecteer 'Voeg audio toe' als u geluidsbestanden in de film wilt opnemen. 7 Als uw diavoorstelling een transparante achtergrond heeft die u wilt behouden in uw QuickTime-film, moet u het aankruisvak 'Inclusief transparantie' inschakelen. Opmerking: wanneer u dit aankruisvak inschakelt, kunnen sommige overgangen mogelijk niet goed functioneren. 8 Klik op 'Volgende'. 9 Geef een naam en locatie voor de diavoorstelling op en klik op de knop 'Exporteer'. Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 145

146 Microsoft PowerPoint U kunt Keynote-documenten converteren naar PowerPoint-bestanden die door PowerPoint-gebruikers kunnen worden bekeken en bewerkt op Windows-computers of Macintosh computers. Om documenten naar PowerPoint te exporteren, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' >'Exporteer'. 2 Selecteer 'PowerPoint' en klik op 'Volgende'. 3 Geef een naam en locatie op voor het bestand. 4 Klik op 'Exporteer'. Opmerking: aangezien grafische gegevens in Mac OS X anders worden verwerkt dan in Windows, zien de afbeeldingen in een geëxporteerde PowerPoint-diavoorstelling er mogelijk enigszins anders uit als u de voorstelling op een Windows-computer afspeelt. Afbeeldingbestanden U kunt al uw dia's in diverse structuren als afbeeldingbestanden exporteren, waaronder JPEG, PNG en TIFF. Om dia's als afbeeldingbestanden te exporteren, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' >'Exporteer'. 2 Selecteer 'Afbeeldingen' en klik op de knop 'Volgende'. 3 Kies een optie uit het venstermenu 'Structuur' waarbij u uitgaat van de gewenste beeldkwaliteit. Hoe beter de kwaliteit, des te groter de bestandsgrootte. 4 Schakel het aankruisvak 'Maak een afbeelding aan voor elk animatiestadium' in als u voor elk animatiestadium een aparte afbeelding wilt bewaren. 146 Hoofdstuk 8 Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren

147 9 Basisdia's en thema's ontwerpen 9 Dit hoofdstuk is bestemd voor degenen die met behulp van de krachtige grafische mogelijkheden van Keynote hun eigen basisdia's en thema's willen ontwerpen. Opmerking: in dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat u bekend bent met de ontwerp- en opmaakfuncties van Keynote die in eerdere hoofdstukken zijn besproken. De thema's die bij Keynote worden geleverd, zijn vooraf ontworpen sets van basisdialay-outs, achtergronden, diagrammen, tabellen en tekststijlen. In elk thema worden in de basisdia's de volgende diakenmerken gedefinieerd: Â de standaardpositie van de titel en hoofdtekst; Â de achtergrondafbeeldingen; Â de standaardlettertypen; Â de standaardstijlen voor opsommingstekens; Â de standaardpositie van diagrammen, tabellen en afbeeldingen (met behulp van tijdelijke aanduidingen voor objecten); Â de objectvullingen en lijnstijlen voor getekende objecten en tabellen; Â de diagramstijl; Â de stijl van de diaovergang; Â de hulplijnen. U kunt al deze kenmerken wijzigen en zo elke basisdia van een thema aanpassen. Als u een basisdia wijzigt, wordt de wijziging aangebracht in elke dia die op de basisdia is gebaseerd. Het wijzigen van een basisdia heeft geen invloed op de standaardthema's van andere Keynote-documenten. 147

148 U kunt ook een hele set basisdia's wijzigen en bewaren om uw eigen thema aan te maken, waarbij u de basisdia's bijvoorbeeld van uw bedrijfslogo voorziet of met uw eigen ontwerpen een bepaalde stijl toepast. Raadpleeg het gedeelte Een aangepast thema bewaren op pagina 156 voor meer informatie over het bewaren van een reeks aangepaste basisdia's die u in andere presentaties wilt gebruiken. Als u een basisdia wilt bewerken, opent u het basisdiapaneel en selecteert u vervolgens de gewenste basisdia. Het basisdiapaneel openen m Kies 'Weergave' > 'Toon basisdia's' (of klik op de knop 'Weergave' en kies vervolgens 'Toon basisdia's'). U kunt een dialay-out eenvoudig wijzigen door één dia of basisdia uit een andere diavoorstelling in de huidige diavoorstelling te importeren. Om één dia of basisdia te importeren, gaat u als volgt te werk: 1 Open het Keynote-document dat de gewenste dia bevat. 2 Selecteer de dia en sleep deze uit het brondocument naar het diapaneel van het document waarin u aan het werk bent. Er wordt een nieuwe basisdia aangemaakt in de Keynote-diavoorstelling. De nieuwe basisdia wordt weergegeven in het basisdiapaneel. De achtergrond en lay-out van basisdia's wijzigen De eenvoudigste manier om een nieuwe basisdia te ontwerpen, is een bestaande basisdia te gebruiken die het meest lijkt op wat u wilt. Bekijk de dia's in het basisdiapaneel en dupliceer de basisdia die u wilt gebruiken. Om een basisdia te dupliceren, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de basisdia in het basisdiapaneel. 2 Ga op een van de volgende manieren te werk: Â Kies 'Dia' > 'Nieuwe basisdia'. Â Klik op de knop 'Nieuw' in de knoppenbalk. Â Druk op de Return-toets. Â Kies 'Wijzig' > 'Dupliceer'. 148 Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen

149 U wijzigt basisdia's in het infovenster 'Basisdia'. Om het infovenster 'Basisdia' te openen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer een basisdia in het diapaneel. 2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik vervolgens op de knop 'Basisdia-info'. 3 Klik op 'Weergave'. Schakel deze aankruisvakken in om een titel en hoofdtekst aan basisdia's toe te voegen. Schakel dit aankruisvak in om ruimte te reserveren voor tabellen, diagrammen, webweergaven en geïmporteerde afbeeldingen. Schakel dit aankruisvak in als diaobjecten in dezelfde laag mogen worden geplaatst als basisdiaobjecten. U kunt uit dit venstermenu een achtergrondkleur of -afbeelding kiezen. De achtergrond wijzigen Een van de manieren om binnen een presentatie groepen verwante dia's te creëren (bijvoorbeeld om verschillende onderwerpen aan te duiden), is door kleine wijzigingen aan te brengen in de achtergrond van de verschillende groepen dia's. Dit doet u door een set basisdia's met verschillende achtergronden aan te maken. Om de achtergrond van een basisdia te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de basisdia die u wilt wijzigen in het basisdiapaneel. Â Als u een geheel nieuwe achtergrond aanmaakt, kunt u beginnen met een lege basisdia. Â Als u een kopie van de oorspronkelijke basisdia wilt bewaren, gaat u op een van de volgende manieren te werk om de basisdia te dupliceren: Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen 149

150 Â Kies 'Dia' > 'Nieuwe basisdia'. Â Klik op de knop 'Nieuw' in de knoppenbalk. Â Kies 'Wijzig' > 'Dupliceer'. 2 Selecteer alle ongewenste onderdelen en druk op de Delete-toets. 3 Breng de gewenste wijzigingen in de basisdia aan. Â Gebruik de hulpmiddelen in Keynote om achtergrondelementen aan de basisdia toe te voegen. Â Sleep externe objecten (bijvoorbeeld films of geluidsbestanden) van het bureaublad of de mediabrowser naar het diawerkgebied. 4 Als u een element op de gewenste positie hebt geplaatst, kunt u 'Orden' > 'Vergrendel' kiezen (of op de knop 'Vergrendel' in de knoppenbalk klikken) om te voorkomen dat u het element per ongeluk verplaatst. Alle wijzigingen die u in deze basisdia aanbrengt, worden toegepast op elke dia die u op basis van deze basisdia aanmaakt. (Eventuele externe bestanden die u aan de basisdia toevoegt, worden dus aan alle dia's toegevoegd.) Achtergrondobjecten en dia-objecten in lagen opnemen Wanneer u een basisdia bewerkt, kunt u objecten op dezelfde manier naar voren en naar achteren verplaatsen als in normale dia's. Alle objecten in een basisdia blijven in de laag van de basisdia, die standaard de onderste laag is. Objecten die u aan dia's toevoegt, worden in een hogere laag geplaatst dan de basisdia-objecten. U kunt er echter voor zorgen dat elk object dat u toevoegt aan afzonderlijke dia's boven op of achter alle basisdia-objecten wordt geplaatst. Achtergrondlagen worden vaak toegepast bij alfakanaalafbeeldingen, waarbij diaobjecten achter een achtergrondafbeelding gedeeltelijk zichtbaar zijn. Raadpleeg het gedeelte Werken met fotokaders of alfakanaalafbeeldingen op pagina 58 voor meer informatie. Om ervoor te zorgen dat gelaagde dia-objecten en basisdia-objecten worden toegestaan, gaat u als volgt te werk: 1 Plaats objecten in het basisdiawerkgebied, waarbij u deze op de gewenste positie en in de gewenste laag plaatst. 2 Schakel in het infovenster 'Basisdia' het aankruisvak 'Sta gelaagde dia-objecten en basisdia-objecten toe' in. 150 Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen

151 Opmerking: U kunt plaatsaanduidingen naar voren of naar achteren verplaatsen in een basisdia of een dia. Raadpleeg het gedeelte Objecten vergroten of verkleinen, verplaatsen en de laagvolgorde ervan wijzigen op pagina 55 voor meer informatie. Hulplijnen toevoegen U kunt zelf hulplijnen aanmaken om tekst en afbeeldingen in elke dia op precies dezelfde positie te plaatsen. De hulplijnen die u in een basisdia aanmaakt worden beschikbaar zodra een object in een dia plaatst die is gebaseerd op deze basisdia. Om hulplijnen in een basisdia aan te maken, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de basisdia waaraan u de hulplijnen wilt toevoegen. 2 Kies 'Weergave' > 'Toon linialen'. 3 Plaats de aanwijzer op een liniaal en sleep de gele hulplijn naar de gewenste plaats in het diawerkgebied. Lay-out en stijlen voor titels en hoofdtekst ontwerpen Standaardstijlen voor tekstvakken voor de titel en hoofdtekst worden in de basisdia van een dia gedefinieerd. Om de standaardinstellingen voor de titel- of hoofdtekst in een basisdia op te geven, plaatst u tekstvakken voor een titel en hoofdtekst in de basisdia. Vervolgens selecteert u de tekst en stelt u de kenmerken in met behulp van de infovensters, op dezelfde manier als in elke andere dia. Nadat u de tekstinstellingen hebt gewijzigd, bekijkt u een voorvertoning van de nieuwe instellingen door een dia in het diapaneel aan te maken, de nieuwe instellingen voor de basisdia toe te passen en deze uit te proberen door tekst in te voeren. Om tekstvakken voor een titel en hoofdtekst in de geselecteerde basisdia te plaatsen, gaat u als volgt te werk: 1 Open het infovenster 'Basisdia' en klik indien nodig op de knop 'Weergave'. 2 Schakel het aankruisvak 'Titel' in om een titelvak toe te voegen. 3 Schakel het aankruisvak 'Hoofdtekst' in om een vak voor hoofdtekst toe te voegen. Afhankelijk van het thema en de basisdia kan de standaardstijl voor de tekst opsommingstekens bevatten. Raadpleeg het gedeelte Tekst met opsommingstekens en genummerde lijsten opmaken op pagina 44 voor informatie over het instellen van een standaardstijl zonder opsommingstekens. 4 Als u een subtitel wilt toevoegen, wijzigt u het formaat van het tekstvak voor de hoofdtekst en plaatst u dit vak onder het tekstvak voor de titel. Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen 151

152 5 Verklein of vergroot de tekstvakken en plaats deze op de gewenste positie. 6 Selecteer de voorbeeldtekst en pas de gewenste opmaak toe. In het tekstvak voor hoofdtekst kunt u bijvoorbeeld kenmerken definiëren voor maximaal vijf niveaus van tekst met opsommingstekens. U kunt markeringen voor de inspringing instellen om de gewenste inspringing van elk tekstniveau aan te duiden en de ruimte tussen het opsommingsteken en de tekst te definiëren. Om de tabstops voor tekst met opsommingstekens in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Weergave' > 'Toon linialen'. 2 Om de inspringing van tekst met opsommingstekens in te stellen, gaat u als volgt te werk: a Selecteer een opsommingsteken. b Zoek op de liniaal boven in het diawerkgebied het vierkante blauwe symbool dat op één lijn staat met het geselecteerde opsommingsteken. c Sleep het symbool om de gewenste inspringing van het opsommingsteken aan te duiden. Dit symbool duidt de inspringing van het opsommingsteken aan. Dit symbool duidt de afstand tussen het opsommingsteken en de tekst aan. 3 Om de afstand tussen het opsommingsteken en de bijbehorende tekst in te stellen, gaat u als volgt te werk: a Selecteer een opsommingsteken. b Zoek op de liniaal boven in het diawerkgebied het rechthoekige blauwe symbool dat op één lijn staat met de tekst van het geselecteerde opsommingsteken. c Sleep het symbool om de afstand tussen het opsommingsteken en de bijbehorende tekst te wijzigen. 152 Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen

153 Wijzigingen toepassen terwijl u aan het werk bent Terwijl u een basisdia bewerkt, kunt u de aangebrachte wijzigingen in een normale dia uitproberen om een duidelijk beeld van de gewijzigde lay-out te krijgen. Door tussen de "testdia" en de basisdia te schakelen, kunt u heel nauwkeurig wijzigingen aanbrengen, zoals lijnen langer of korter maken of meerdere inspringniveaus toevoegen. Het uitproberen van de wijzigingen in een dia met tekst komt goed van pas als u tabstops en regelafstand aanpast. U maakt een testdia in het diapaneel door een dia aan te maken met de basisdia als uitgangspunt. Als u wijzigingen aanbrengt die instellingen van de basisdia opheffen, moet u de basisdia telkens opnieuw toepassen op de testdia wanneer u een wijziging aanbrengt. De basisdia opnieuw toepassen op een dia in het diapaneel m Selecteer de dia in het diapaneel en kies 'Opmaak' > 'Pas basisdia toe op dia'. Standaarddiaovergangen instellen U kunt een standaarddiaovergang voor elke basisdia instellen. Dia's die u op basis van deze basisdia aanmaakt, worden in de presentatie met de ingestelde overgang getoond. Om de standaardovergang voor een basisdia in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer de basisdia in het basisdiapaneel. 2 Stel in het tabblad 'Overgang' van het infovenster 'Basisdia' een stijl, richting en duur voor de overgang in. Raadpleeg het gedeelte Overgangen tussen dia's toevoegen op pagina 119 voor meer informatie over diaovergangen. De standaardstijl van tekst en objecten wijzigen U kunt de standaardkenmerken wijzigen van objecten als vormen, tekstvakken, tabellen en diagrammen. U past de standaardinstellingen bijvoorbeeld zodanig aan dat telkens wanneer u op de knop 'Tabel' in de knoppenbalk klikt, de standaardtabel wordt weergegeven met een bepaald aantal rijen en kolommen, een kop- en hoofdtekst in een bepaald lettertype en randen met bepaalde kleuren en een bepaalde lijndikte. Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen 153

154 Standaardinstellingen voor tekstvakken en vormen hebben onder meer betrekking op het lettertype, de kleuren, de ondoorzichtigheid en schaduwen. Voor diagrammen stelt u bijvoorbeeld het gewenste standaardtype in, zoals een cirkel- of lijndiagram. (De standaardkenmerken voor de diverse diagramtypen moet u afzonderlijk instellen.) Maak eerst een object met de gewenste standaardkenmerken aan. Vervolgens stelt u de kenmerken van dit object in als standaard voor de huidige basisdia of voor alle basisdia's in het thema. Om standaardkenmerken voor lege tekstvakken, vormen en afbeeldingen in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Maak in het diapaneel een nieuwe dia op basis van de basisdia die u ontwerpt. 2 Plaats een tekstvak, vorm of afbeelding in het diawerkgebied. 3 Stel voor het onderdeel de gewenste standaardkenmerken in. a Als u een leeg tekstvak hebt toegevoegd, typt u tekst in het lege tekstvak. Vervolgens selecteert u de tekst en stelt u de kenmerken in. b Als het een vorm of afbeelding betreft, selecteert u deze en stelt u de kenmerken ervoor in. 4 Nadat u het onderdeel naar wens hebt opgemaakt, stelt u de nieuwe kenmerken als standaard in. Selecteer het onderdeel en ga op een van de volgende manieren te werk: Â Als u de nieuwe standaardinstellingen uitsluitend op de huidige basisdia wilt toepassen, kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer' [object] voor huidige basisdia'. Â Als u de nieuwe standaardinstellingen op alle basisdia's in het thema wilt toepassen, kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer [object] voor elke basisdia'. 5 Verwijder het tekstvak, de vorm of de afbeelding uit de dia. Om standaardkenmerken voor tabellen in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Maak in het diapaneel een nieuwe dia op basis van de basisdia die u ontwerpt. 2 Plaats een tabel in het diawerkgebied. 3 Selecteer de tabel en geef de kenmerken op. (Raadpleeg het gedeelte Tabellen aanmaken op pagina 87 voor meer informatie.) 154 Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen

155 Belangrijk: Een tabel heeft duidelijk afgescheiden opmaakgebieden: rij met koptekst, kolom met koptekst, binnenranden en buitenranden. Als u wijzigingen wilt aanbrengen, moet u alle elementen van een opmaakgebied instellen. Als u bijvoorbeeld de standaardinstelling voor een rij met koptekst wilt wijzigen, moet u niet slechts één maar alle cellen in de rij met koptekst wijzigen. 4 Nadat u de tabel naar wens hebt opgemaakt, stelt u de nieuwe kenmerken als standaard in. Selecteer hiertoe de tabel en voer een van de volgende handelingen uit: Â Als u de tabelkenmerken als standaard wilt instellen voor de huidige basisdia, kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer tabel voor huidige basisdia'. Â Als u de tabelkenmerken als standaard wilt instellen voor alle basisdia's in het huidige thema, kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer tabel voor elke basisdia'. 5 Verwijder de tabel uit de dia. Om standaardkenmerken voor diagrammen in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1 Maak in het diapaneel een nieuwe dia op basis van de basisdia die u ontwerpt. 2 Plaats een diagram in het diawerkgebied. 3 Selecteer het diagram en stel de kenmerken in. (Raadpleeg het gedeelte Diagrammen aanmaken op pagina 101 voor meer informatie.) 4 Als u standaardinstellingen voor een ander diagramtype wilt wijzigen, kopieert u het diagram en plakt u het in een nieuwe dia. Wijzig vervolgens het diagramtype en de kenmerken. Herhaal deze stap voor elk gewenst diagramtype. 5 Nadat u alle diagramtypen naar wens hebt opgemaakt, selecteert u de verschillende diagramtypen stuk voor stuk en voert u een van de volgende handelingen uit om de nieuwe kenmerken als standaard in te stellen: Â Als u de diagramkenmerken als standaard wilt instellen voor de huidige basisdia, kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer [diagram] voor huidige basisdia'. Â Als u de diagramkenmerken als standaard wilt instellen voor alle basisdia's in het huidige thema, kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer [diagram] voor elke basisdia'. Â Als u het diagramtype als standaard wilt instellen voor alle basisdia's in het huidige thema, kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Maak [diagram] het standaarddiagramtype'. Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen 155

156 6 Geef in het dialoogvenster dat verschijnt het totaalaantal reeksen op waarvoor u kenmerken wilt definiëren. 7 Verwijder de diagrammen uit de dia's. Een aangepast thema bewaren Als u wijzigingen hebt aangebracht in de basisdia's van een thema en u deze wijzigingen ook in andere diapresentaties wilt gebruiken, bewaart u het gewijzigde thema als een aangepast thema. Wanneer u een aangepast thema hebt bewaard, wordt het getoond in de themakiezer. Als u het aangepaste thema kiest, kunt u alle basisdia's gebruiken die u hebt aangemaakt. Om het huidige thema als een aangepast thema te bewaren, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' > 'Bewaar thema'. 2 Geef een naam en locatie op voor het thema. 3 Schakel het aankruisvak 'Kopieer audio en films naar thema' in als u geluidsbestanden of films hebt toegevoegd die u in het thema wilt opnemen. (Mogelijk moet u op het driehoekje in het bewaarvenster klikken om dit aankruisvak te tonen.) Opmerking: wanneer u mediabestanden bij een document bewaart, wordt het bestand veel groter. 4 Klik op 'Bewaar'. Tenzij u een andere locatie opgeeft, worden aangepaste thema's bewaard in de map 'Thema's' op de harde schijf (de map thema's vindt u in de map Keynote in de map 'iwork' in de map 'Application Support' in de map 'Bibliotheek' in de thuismap. Alleen thema's in deze map worden in de themakiezer weergegeven. Als u een thema op een andere locatie hebt bewaard, kunt u het thema als een leeg Keynote-document openen en dit document vervolgens bewerken zodat een diavoorstelling ontstaat. De oorspronkelijke standaardinstellingen van het thema herstellen Als u de basisdia's in een document hebt gewijzigd en later de oorspronkelijke instellingen van het thema wilt herstellen, past u het thema opnieuw op het document toe. 156 Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen

157 Om de standaardinstellingen van een thema te herstellen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies 'Archief' > 'Kies thema'. 2 Selecteer in de themakiezer het oorspronkelijke thema en het bijbehorende diaformaat voor de presentatie. 3 Schakel het aankruisvak 'Bewaar gewijzigde standaardinstellingen van thema's' uit. 4 Klik op 'Kies thema'. Een aangepast thema aanmaken Als u een heel nieuw thema wilt aanmaken dat niet is gebaseerd op een van de bestaande Keynote-thema's, kunt u het best beginnen in een nieuw Keynotedocument met alleen een lege basisdia. Verwijder alle andere basisdia's uit het document. Denk aan het volgende: Â Ontwerp en plaats eerst de gemeenschappelijke achtergrondelementen en de hoofd- en titeltekst. Â Test op een voorbeelddia de tekstlay-outs om te controleren of de tekst doorloopt op de volgende regel. Houd in gedachten hoeveel opsommingstekens u in een tekstvak voor hoofdtekst wilt plaatsen als u het formaat en de positie van het tekstvak instelt. Â Stel alle tekst- en achtergrondkenmerken in voordat u nieuwe basisdia's aanmaakt. Â Maak een aantal verschillende lay-outs aan voor de hoofd- en titeltekst door de oorspronkelijke basisdia te kopiëren. In nieuwe basisdia's die zijn gemaakt van kopieën van de eerste basisdia, worden automatisch alle tekst- en achtergrondkenmerken uit die basisdia geplaatst. U hoeft alleen de lay-out van de tekstvakken aan te passen U kunt bijvoorbeeld het tekstvak voor de titel verwijderen of het tekstvak voor de hoofdtekst groter maken, zodat op de basisdia alleen hoofdtekst wordt weergegeven. Â Maak voorbeelddia's in het diapaneel aan op basis van elke basisdia die u hebt ontworpen en plaats lege tekstvakken, vormen, tabellen en afbeeldingen in elke basisdia om de standaardkenmerken voor objecten per basisdia te laten verschillen. (Als u voor alle basisdia's dezelfde standaardkenmerken voor objecten wilt gebruiken, hoeft u dit maar voor één basisdia te doen.) Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen 157

158 Â Maak in het diapaneel acht voorbeelddia's aan op basis van verschillende basisdia's. Ontwerp een diagram in een van de dia's en kopieer en plak dit in elke dia. Maak vervolgens van elk diagram een ander diagramtype. Stel de grootte en positie ervan in. Doe dit voordat u de standaarddiagramstijlen instelt via het Opmaak-menu. 158 Hoofdstuk 9 Basisdia's en thema's ontwerpen

159 A Toetscombinaties voor presentaties A Bijlage De onderstaande tabel biedt een overzicht van toetscombinaties die u bij presentaties kunt gebruiken. Handeling Navigatie Verdergaan naar de volgende animatie Verdergaan naar de volgende dia Naar de vorige animatie gaan Naar de vorige dia gaan Naar de eerste dia gaan Naar de laatste dia gaan Terugbladeren door dia's die eerder zijn weergegeven Toetscombinatie Spatiebalk, N, Return, Page Down, Pijl-rechts, Pijl-omlaag, Shift-Pijl-rechts* Rechter vierkante haak (]), Shift-Page Down*, Shift-Pijl-omlaag* Linker vierkante haak ([), Shift-Page Up*, Shift-Pijl links* P, Pijl-links, Page Up, Delete, Pijl-omhoog, Shift-Pijl omhoog* Home End Presentatie stoppen Escape, Q, x -. (Command-punt),. (punt) Diakiezer Naar een specifieke dia in de diakiezer gaan [Dianummer} Naar de volgende dia in de diakiezer gaan Plusteken (+), is-gelijkteken (=) Naar de vorige dia in de diakiezer gaan Koppelteken (-) Naar de huidige dia gaan en de diakiezer Return, Enter sluiten De diakiezer sluiten Escape *Gebruik de Caps Lock-functie als u deze toetsen wilt gebruiken zonder op de Shift-toets te hoeven drukken. Z 159

160 Handeling Weergave voor presentator De timer opnieuw instellen Omhoog schuiven door aantekeningen Omlaag schuiven door aantekeningen Overig Presentatie verbergen en laatst gebruikte programma tonen Presentatie onderbreken Presentatie onderbreken en zwart scherm tonen Aanwijzer tonen of verbergen Het venster met toetscombinaties voor de presentatorweergave tonen of verbergen Toetscombinatie Kies 'Help' > 'Keynote-toetscombinaties' voor een volledig overzicht van toetscombinaties. R U D H F (druk op een willekeurige toets om verder te gaan) B (druk op een willekeurige toets om verder te gaan) C Vraagteken (?), schuine streep (/), Help *Gebruik de Caps Lock-functie als u deze toetsen wilt gebruiken zonder op de Shift-toets te hoeven drukken. 160 Bijlage A Toetscombinaties voor presentaties

161 B Infovensters in één oogopslag B Infovenster 'Document' Infovenster 'Dia' Selecteer een basisdia in het diapaneel om het infovenster 'Basisdia' te openen. 161

162 Infovenster 'Animatie' Infovenster 'Tekst' 162 Bijlage B Infovensters in één oogopslag

163 Infovenster 'Afbeelding' Infovenster 'Formaat' Bijlage B Infovensters in één oogopslag 163

164 Infovenster 'Tabel' Infovenster 'Diagram' 164 Bijlage B Infovensters in één oogopslag

165 Infovenster 'Koppeling' Infovenster 'QuickTime' Bijlage B Infovensters in één oogopslag 165

INHOUDSTABEL PRESENTATIES OP MAC. geen specifieke voorkennis

INHOUDSTABEL PRESENTATIES OP MAC. geen specifieke voorkennis INHOUDSTABEL PRESENTATIES OP MAC TOELATINGSVOORWAARDEN Vereist: Aanbevolen: geen specifieke voorkennis kunnen werken met Mac OS Een presentatie beginnen Thema kiezen Formaat kiezen Het keynote-venster

Nadere informatie

Keynote '08 Gebruikershandleiding

Keynote '08 Gebruikershandleiding Keynote '08 Gebruikershandleiding K Apple Inc. 2008 Apple Inc. Alle rechten voorbehouden. Volgens de auteursrechtelijke bepalingen mag deze handleiding niet zonder schriftelijke toestemming van Apple geheel

Nadere informatie

Keynote '09 Gebruikershandleiding

Keynote '09 Gebruikershandleiding Keynote '09 Gebruikershandleiding KKApple Inc. Copyright 2011 Apple Inc. Alle rechten voorbehouden. Het Apple logo is een handelsmerk van Apple Inc., dat is gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere

Nadere informatie

ibooks Author Aan de slag

ibooks Author Aan de slag ibooks Author Aan de slag Welkom bij ibooks Author, een geweldige manier om prachtige, interactieve Multi-Touch-boeken voor ipad en Mac te maken. Begin met prachtige, door Apple ontworpen sjablonen met

Nadere informatie

PowerPoint 2010: rondleiding (deel 1)

PowerPoint 2010: rondleiding (deel 1) PowerPoint 2010: rondleiding (deel 1) Met PowerPoint kan men voorstellingen maken door middel van dia's die zijn gevuld met teksten, afbeeldingen, films, grafieken en geluiden. PowerPoint is een uitstekend

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. APPLE PAGES

Uw gebruiksaanwijzing. APPLE PAGES U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

PowerPoint Basis. PowerPoint openen. 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office

PowerPoint Basis. PowerPoint openen. 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office PowerPoint Basis PowerPoint openen 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office Klik op Microsoft PowerPoint 2010 Wacht nu tot het programma volledig is opgestart.

Nadere informatie

Basiskennis van PowerPoint

Basiskennis van PowerPoint Basiskennis van PowerPoint Pow erpoint is een krachtige toepassing voor presentaties. Om Pow erpoint echter zo doeltreffend mogelijk te kunnen gebruiken, hebt u eerst enige basiskennis nodig. In deze zelfstudie

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Aan de slag

Hoofdstuk 2: Aan de slag Hoofdstuk 2: Aan de slag 2.0 Introductie Hoofdstuk 1: De PowerPoint interface, beschrijft de verschillende onderdelen van de PowerPoint interface. Dit hoofdstuk leert de basis toepassingen van het gebruik

Nadere informatie

Gebruik van itunes met de ipod

Gebruik van itunes met de ipod Gebruik van itunes met de ipod Toevoegen van muziek Muziek toevoegen van je itunes-bibliotheek naar je ipod 1. Sluit de ipod aan op je computer 2. itunes opent van zelf. Indien dit toch niet gebeurt, open

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Hoe werkt u met dit boek?

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Hoe werkt u met dit boek? Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 9 De website bij het boek... 10 Bonushoofdstukken...

Nadere informatie

Met de intuïtieve interface van InDesign CC kunt u op eenvoudige wijze uitdagende lay-outs maken zoals u hier ziet. Het is belangrijk dat u het

Met de intuïtieve interface van InDesign CC kunt u op eenvoudige wijze uitdagende lay-outs maken zoals u hier ziet. Het is belangrijk dat u het Met de intuïtieve interface van InDesign CC kunt u op eenvoudige wijze uitdagende lay-outs maken zoals u hier ziet. Het is belangrijk dat u het werkgebied van InDesign kent zodat u de krachtige mogelijkheden

Nadere informatie

Powerpoint 2013 Snelstartgids

Powerpoint 2013 Snelstartgids Aan de slag Microsoft Powerpoint 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies. Daarom hebben we deze handleiding samengesteld om de leercurve zo kort mogelijk te maken. Pagina 1 van 9 Aan de slag Wanneer

Nadere informatie

Aan de slag. Zie meer opties Klik op deze pijl om meer opties te bekijken in een dialoogvenster.

Aan de slag. Zie meer opties Klik op deze pijl om meer opties te bekijken in een dialoogvenster. Aan de slag Microsoft PowerPoint 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. De benodigde opdrachten zoeken Klik op een

Nadere informatie

Microsoft Powerpoint 2010 STAPPENPLANNEN

Microsoft Powerpoint 2010 STAPPENPLANNEN Microsoft Powerpoint 2010 STAPPENPLANNEN STAP 1: MICROSOFT POWERPOINT 2010 STARTEN... 2 STAP 2: EEN BEGINDIA MAKEN... 2 STAP 3: EEN AFBEELDING TOEVOEGEN (LOCATIE VRIJ TE BEPALEN)... 3 STAP 4: ACHTERGRONDKLEUR

Nadere informatie

1. Kennismaken met Impress

1. Kennismaken met Impress 1. Kennismaken met Impress In deze module leert u: 1 Wat Impress is; 2 Impress starten; 3 Een nieuwe presentatie maken; 4 Instellingen van Impress wijzigen; 5 Opslaan en openen. 1 Wat is Impress? OpenOffice.org

Nadere informatie

Een nieuwe presentatie maak je met de sneltoets <Ctrl+N> of via het tabblad,. Vervolgens kies je Lege presentatie en klik je op de knop Maken.

Een nieuwe presentatie maak je met de sneltoets <Ctrl+N> of via het tabblad,. Vervolgens kies je Lege presentatie en klik je op de knop Maken. SAMENVATTING HOOFDSTUK 1 PowerPoint opstarten en afsluiten POWERPOINT kan worden opgestart via. Als POWERPOINT al vaker is gestart kun je direct op Microsoft PowerPoint 2010 klikken. Typ anders in het

Nadere informatie

Een PowerPoint-presentatie op twee monitoren (Gedeeltelijk overgenomen van de website van Microsoft)

Een PowerPoint-presentatie op twee monitoren (Gedeeltelijk overgenomen van de website van Microsoft) 1. Weergeven van een PowerPoint-presentatie op twee monitoren? Met behulp van Liturgie hebben wij een presentatie aangemaakt van Psalm 150:1 en 2. 2. Weergeven van een PowerPoint-presentatie op twee monitoren?

Nadere informatie

Handleiding Picasa. Inleiding Verwijderen, verplaatsen en hernoemen Opzoeken Importeren Selecties maken Opslaan...

Handleiding Picasa. Inleiding Verwijderen, verplaatsen en hernoemen Opzoeken Importeren Selecties maken Opslaan... Handleiding Picasa Inleiding... 2 Verwijderen, verplaatsen en hernoemen... 2 Opzoeken... 2 Importeren... 3 Selecties maken... 3 Opslaan... 3 Markeren... 3 Bewerken... 3 Diavoorstelling... 4 Collage...

Nadere informatie

Mac OS X 10.6 Snow Leopard Installatie- en configuratiehandleiding

Mac OS X 10.6 Snow Leopard Installatie- en configuratiehandleiding Mac OS X 10.6 Snow Leopard Installatie- en configuratiehandleiding Lees dit document voordat u Mac OS X installeert. Dit document bevat belangrijke informatie over de installatie van Mac OS X. Systeemvereisten

Nadere informatie

Een eerste kennismaking

Een eerste kennismaking 27-2-2006 1 W erkstukken m a ken m et Po w erpo int Een eerste kennismaking PowerPoint is het presentatieprogramma van Microsoft waarmee we informatie, d.m.v. dia s, op een duidelijke manier kunnen presenteren.

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Deel 1 Word 13

Inhoudsopgave. Deel 1 Word 13 Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 De volgorde van lezen... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10 Website... 11 Toets uw

Nadere informatie

PICASA PICASA. FOTOBEWERKING Een handleiding. 2013 Computertraining voor 50-plussers

PICASA PICASA. FOTOBEWERKING Een handleiding. 2013 Computertraining voor 50-plussers PICASA FOTOBEWERKING Een handleiding 2013 Computertraining voor 50-plussers PC50plus computertrainingen Eikbosserweg 52 1214AK Hilversum tel: 035 6213701 info@pc50plus.nl www.pc50plus.nl PICASA C O M P

Nadere informatie

Audio en video. Oefening 4B

Audio en video. Oefening 4B Audio en video In deze oefening voeg je een videoen een audiobestand toe aan een aftiteling van een film. Voor audio en video zijn slechts enkele basisfuncties beschikbaar zoals 'start', 'stop' en 'herhaal'.

Nadere informatie

INSTRUCT Samenvatting Basis PowerPoint 2013/2016, H1 SAMENVATTING HOOFDSTUK 1. PowerPoint opstarten, verkennen en afsluiten

INSTRUCT Samenvatting Basis PowerPoint 2013/2016, H1 SAMENVATTING HOOFDSTUK 1. PowerPoint opstarten, verkennen en afsluiten SAMENVATTING HOOFDSTUK 1 PowerPoint opstarten, verkennen en afsluiten PowerPoint opstarten POWERPOINT kan bijvoorbeeld worden opgestart via een snelkoppeling op het bureaublad. Presentaties openen en het

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 De website bij het boek 8 Introductie Visual Steps 8 Meer over andere Office 2010 -programma s

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 De website bij het boek 8 Introductie Visual Steps 8 Meer over andere Office 2010 -programma s Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 De website bij het boek... 8 Introductie Visual Steps... 8 Meer over andere Office 2010-programma s... 8 Wat heeft u nodig?... 9 Bonushoofdstuk... 9 Toets

Nadere informatie

Aan de slag. Meer opties Klik op deze pijl om meer opties in een dialoogvenster te zien.

Aan de slag. Meer opties Klik op deze pijl om meer opties in een dialoogvenster te zien. Aan de slag Microsoft PowerPoint 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies. Daarom hebben we deze handleiding samengesteld om de leercurve zo kort mogelijk te maken. Vinden wat u zoekt Klik op een linttabblad

Nadere informatie

Handleiding Word de graad

Handleiding Word de graad Handleiding Word 2010 3de graad Inhoudsopgave Regelafstand 3 Knippen 3 Kopiëren 5 Plakken 6 Tabs 7 Pagina-instellingen 9 Opsommingstekens en nummeringen 12 Kopteksten en voetteksten 14 Paginanummering

Nadere informatie

Numbers '09 Gebruikershandleiding

Numbers '09 Gebruikershandleiding Numbers '09 Gebruikershandleiding KKApple Inc. Copyright 2011 Apple Inc. Alle rechten voorbehouden. Volgens de auteursrechtelijke bepalingen mag deze handleiding niet zonder schriftelijke toestemming van

Nadere informatie

Het Wepsysteem. Het Wepsysteem wordt op maat gebouwd, gekoppeld aan de gewenste functionaliteiten en lay-out van de site. Versie september 2010

Het Wepsysteem. Het Wepsysteem wordt op maat gebouwd, gekoppeld aan de gewenste functionaliteiten en lay-out van de site. Versie september 2010 Het Wepsysteem Het Wepsysteem is een content management systeem, een systeem om zonder veel kennis van html of andere internettalen een website te onderhouden en uit te breiden. Met het Content Management

Nadere informatie

INHOUDSTABEL FOTO S, TEKST EN MUZIEK OP MAC. geen specifieke voorkennis. kunnen werken met Mac OSXHOUD!

INHOUDSTABEL FOTO S, TEKST EN MUZIEK OP MAC. geen specifieke voorkennis. kunnen werken met Mac OSXHOUD! INHOUDSTABEL FOTO S, TEKST EN MUZIEK OP MAC TOELATINGSVOORWAARDEN Vereist: Aanbevolen: geen specifieke voorkennis kunnen werken met Mac OSXHOUD! IPHOTO Foto s importeren in de iphoto-bibliotheek Vanaf

Nadere informatie

1. Programma installeren Installeren van TotalMedia Studio Kopiëren van de oefenbestanden Tips... 18

1. Programma installeren Installeren van TotalMedia Studio Kopiëren van de oefenbestanden Tips... 18 Inhoudsopgave Voorwoord... 5 Nieuwsbrief... 5 Introductie Visual Steps... 6 Wat heeft u nodig?... 7 De cd-rom... 8 Uw voorkennis... 8 Hoe werkt u met dit boek?... 8 De website bij dit boek... 9 Toets uw

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Sjablonen & Dia Modellen

Hoofdstuk 4: Sjablonen & Dia Modellen Hoofdstuk 4: Sjablonen & Dia Modellen 4.0 Introductie Hoofdstuk 1 tot 3 neemt de grondbeginselen door, van het toevoegen van inhoud aan een presentatie. Als je alleen af en toe eenvoudige presentaties

Nadere informatie

Handleiding BlackBerry Edit

Handleiding BlackBerry Edit Handleiding BlackBerry Edit Handleiding BlackBerry Edit Wat is BlackBerry Edit BlackBerry Edit is een mobiele app voor smartphones en tablets. Met BlackBerry Edit kun je eenvoudig Microsoft Office-kwaliteitsdocumenten

Nadere informatie

Aan de slag met Klaslokaal. Een handleiding voor docenten over de Klaslokaal-app voor Mac

Aan de slag met Klaslokaal. Een handleiding voor docenten over de Klaslokaal-app voor Mac Aan de slag met Klaslokaal Een handleiding voor docenten over de Klaslokaal-app voor Mac Nieuw: Klaslokaal op Mac Klaslokaal is een veelzijdige app voor ipad en Mac waarmee u het leerproces kunt begeleiden,

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 8 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 9 Hoe werkt u met dit boek? 10 De website bij het boek

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 8 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 9 Hoe werkt u met dit boek? 10 De website bij het boek Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 8 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10 De website bij het boek... 11 Toets uw kennis... 11 Voor docenten...

Nadere informatie

PowerPoint Mijn naam is; Cees van Aarle

PowerPoint Mijn naam is; Cees van Aarle Mijn naam is; Cees van Aarle Boodschap / Doelgroep Wat vind je doelgroep belangrijk? Aandachtspunt; - waarin onderscheid je jezelf van de rest, - wat maakt je uniek? Hoe maak je dat anderen duidelijk,

Nadere informatie

Werkbalk Snelle toegang Titelbalk. Tabbladen

Werkbalk Snelle toegang Titelbalk. Tabbladen SAMENVATTING HOOFDSTUK 1 PowerPoint verkennen POWERPOINT kan worden opgestart via. Als POWERPOINT al vaker is gestart kun je direct op Microsoft PowerPoint 2010 in het menu Start klikken. Typ anders in

Nadere informatie

INHOUD POWERPOINT 2007

INHOUD POWERPOINT 2007 INHOUD POWERPOINT 2007 1 Introductie...1 1.1 Programma starten...1 1.1.1 Manier 1...1 1.1.2 Manier 2...1 1.2 Schermopbouw...1 1.3 Het lint...2 1.3.1 Het tabblad Start...2 1.3.2 Het tabblad Invoegen...2

Nadere informatie

Sneltoesten in PowerPoint 2016 voor Mac

Sneltoesten in PowerPoint 2016 voor Mac Sneltoesten in PowerPoint 2016 voor Mac U kunt snel taken uitvoeren met sneltoetsen - een of meer toetsen die u op het toetsenbord indrukt om een taak te voltooien. Bijvoorbeeld, wanneer u met + P het

Nadere informatie

1. Installeren van de app ibooks

1. Installeren van de app ibooks Omschrijving ibooks is een ideaal programma voor het downloaden en lezen van boeken. ibooks bevat de ibookstore, waar u dag en nacht de nieuwste bestsellers en oude favorieten kunt downloaden. Uw boeken

Nadere informatie

INHOUD. Ten geleide 13. 1 Het venster van PowerPoint 15

INHOUD. Ten geleide 13. 1 Het venster van PowerPoint 15 INHOUD Ten geleide 13 1 Het venster van PowerPoint 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Het venster 15 1.2.1 De Officeknop/menutab Bestand 15 1.2.2 Werkbalk Snelle toegang 18 1.2.3 De titelbalk 19 1.2.4 Het lint 20

Nadere informatie

De tekstverwerker. Afb. 1 de tekstverwerker

De tekstverwerker. Afb. 1 de tekstverwerker De tekstverwerker De tekstverwerker is een module die u bij het vullen van uw website veel zult gebruiken. Naast de module tekst maken onder andere de modules Aankondigingen en Events ook gebruik van de

Nadere informatie

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving Kennismaking Word is een tekstverwerkingsprogramma. U kunt er teksten mee maken, zoals brieven, artikelen en verslagen. U kunt ook grafieken, lijsten en afbeeldingen toevoegen en tabellen maken. Zodra

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 11 Nieuwsbrief 11 Introductie Visual Steps 12 Wat heeft u nodig? 12 Uw voorkennis 13 Hoe werkt u met dit boek?

Inhoudsopgave Voorwoord 11 Nieuwsbrief 11 Introductie Visual Steps 12 Wat heeft u nodig? 12 Uw voorkennis 13 Hoe werkt u met dit boek? Inhoudsopgave Voorwoord... 11 Nieuwsbrief... 11 Introductie Visual Steps... 12 Wat heeft u nodig?... 12 Uw voorkennis... 13 Hoe werkt u met dit boek?... 14 De website bij het boek... 15 Aanvullende begeleidende

Nadere informatie

Gemaakt door AssistiveWare. Snelstartgids

Gemaakt door AssistiveWare. Snelstartgids Pictello - Visuele verhalen voor iedereen Gemaakt door AssistiveWare Snelstartgids Pictello is een eenvoudige manier om gesproken fotoalbums en boeken te maken. Een pagina in een Pictello-verhaal kan het

Nadere informatie

1. OpenOffice.org downloaden en installeren 13 1.1 Downloaden en installeren... 14 1.2 Achtergrondinformatie... 20 1.3 Tips... 21

1. OpenOffice.org downloaden en installeren 13 1.1 Downloaden en installeren... 14 1.2 Achtergrondinformatie... 20 1.3 Tips... 21 Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10 De volgorde van lezen... 11 Website... 11 Toets uw

Nadere informatie

Erratum Foto s, video s en muziek in

Erratum Foto s, video s en muziek in 1 Erratum Foto s, video s en muziek in In oktober 2017 is er een update verschenen van. In dit aanvullende bestand leest u over de belangrijkste verschillen. Sommige schermen zijn enigszins gewijzigd qua

Nadere informatie

Titel: Workshop creatief met MS Word Auteur: Miriam Harreman / Jaar: 2009 Versie: Creative Commons Naamsvermelding & Gelijk

Titel: Workshop creatief met MS Word Auteur: Miriam Harreman /   Jaar: 2009 Versie: Creative Commons Naamsvermelding & Gelijk Versie: 1.0-1- Creative Commons Index INDEX... 2 INLEIDING... 3 INSTELLEN VAN DE PAGINA... 4 LIGGENDE KAART... 4 STAANDE KAART... 4 WERKRUIMTE... 4 WERKEN MET WORDART... 5 WORDART: WERKBALK... 5 WORDART:

Nadere informatie

Pages '09 Gebruikershandleiding

Pages '09 Gebruikershandleiding Pages '09 Gebruikershandleiding KKApple Inc. Copyright 2011 Apple Inc. Alle rechten voorbehouden. Volgens de auteursrechtelijke bepalingen mag deze handleiding niet zonder schriftelijke toestemming van

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Edit

Gebruikershandleiding Edit Gebruikershandleiding Edit Maak gebruik van de inloggegevens die je terugvindt in jouw mailbox. Noteer ze eventueel ook hier: url: www.. nl/edit Navigeer naar dit adres, door de url in te typen in de adresbalk

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. APPLE IPHOTO http://nl.yourpdfguides.com/dref/3673599

Uw gebruiksaanwijzing. APPLE IPHOTO http://nl.yourpdfguides.com/dref/3673599 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Algemene basis instructies

Algemene basis instructies Inhoud: Algemene basis instructies... 2 Pictogrammen en knoppen... 2 Overzicht... 3 Navigeren (bladeren)... 3 Gegevens filteren... 4 Getoonde gegevens... 5 Archief... 5 Album... 5 Tabbladen en velden...

Nadere informatie

Numbers '08 Gebruikershandleiding

Numbers '08 Gebruikershandleiding Numbers '08 Gebruikershandleiding K Apple Inc. 2008 Apple Inc. Alle rechten voorbehouden. Volgens de auteursrechtelijke bepalingen mag deze handleiding niet zonder schriftelijke toestemming van Apple geheel

Nadere informatie

Inhoud. MySite Handleiding 1

Inhoud. MySite Handleiding 1 Inhoud Een module bewerken: Een module toevoegen...2 Een module kopiëren...4 Een module verplaatsen...5 Een module verbergen...6 Een module verwijderen...6 Openingsuren wijzigen...7 Een pagina bewerken:

Nadere informatie

I) Wat? II) Google documenten. Deel 2 documenten

I) Wat? II) Google documenten. Deel 2 documenten Google Drive Deel 2 documenten I) Wat? 1) De meeste mensen bewerken teksten in de tekstverwerker Word van Microsoft Office. Het is echter ook mogelijk teksten op internet te bewerken en te bewaren. Het

Nadere informatie

Erratum Basisgids Adobe Photoshop Elements versie 13

Erratum Basisgids Adobe Photoshop Elements versie 13 1 Erratum Basisgids Adobe Photoshop Elements versie 13 In dit PDF-bestand vindt u aanvullende informatie over versie 13 van het programma Adopbe Photoshop Elements. In het algemeen zijn er weinig verschillen

Nadere informatie

Aanmaken en gebruiken van een PowerPoint-model (Gedeeltelijk overgenomen van de website van Microsoft)

Aanmaken en gebruiken van een PowerPoint-model (Gedeeltelijk overgenomen van de website van Microsoft) 1. Welke stappen moeten er precies worden uitgevoerd om een sjabloon te maken? U opent een nieuwe, lege presentatie (knop Nieuw, werkbalk Standaard). Ga eerst naar de modelweergave via het menu Beeld.

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Hoe werkt u met dit boek?

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Hoe werkt u met dit boek? Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10 De website bij het boek... 11 Bonushoofdstukken...

Nadere informatie

INHOUD. Ten geleide 13. 1 Inleiding 15

INHOUD. Ten geleide 13. 1 Inleiding 15 INHOUD Ten geleide 13 1 Inleiding 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Webbased 15 1.3 Alle voordelen op een rij 15 1.4 En nu? 16 1.5 Een Google Apps-account aanmaken 16 1.6 Inloggen 19 1.7 Test jezelf 21 2 Chrome-browser

Nadere informatie

Portfolio s in Google Sites

Portfolio s in Google Sites Portfolio s in Google Sites Vanaf het schooljaar 2012-2013 biedt de NHL de optie om portfolio s aan te maken met Google Sites. De NHL-accounts bij Google zijn afgeschermd voor mensen die niet bij de NHL

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING ELBAPRINT SERVICE

GEBRUIKERSHANDLEIDING ELBAPRINT SERVICE Softwarevereisten Stap 1: Inloggen of een account aanmaken Stap 2: Etiketformaat kiezen Stap 3: Achtergrond kiezen of vanuit een onbedrukt etiket werken Stap 4: Uw gegevens importeren in de etiketten of

Nadere informatie

HANDLEIDING POWERPOINT 2010

HANDLEIDING POWERPOINT 2010 HANDLEIDING POWERPOINT 2010 Ella Wynants & Caroline Nijsmans THOMAS MORE KEMPEN Turnhout Inleiding Dit zijn allerlei handelingen die je vaker zult moeten gebruiken. Je weet al een manier om dit te doen

Nadere informatie

Presentatie. Presentatie. In deze module wordt van de kandidaat verwacht dat hij laat zien competent te zijn in het gebruik van presentatiesoftware.

Presentatie. Presentatie. In deze module wordt van de kandidaat verwacht dat hij laat zien competent te zijn in het gebruik van presentatiesoftware. Presentatie In deze module wordt van de kandidaat verwacht dat hij laat zien competent te zijn in het gebruik van presentatiesoftware. Doel van de module De kandidaat: } Kan werken met presentaties en

Nadere informatie

Deel 7: PowerPoint. Presentaties gemakkelijker maken

Deel 7: PowerPoint. Presentaties gemakkelijker maken Deel 7: PowerPoint Presentaties gemakkelijker maken De mogelijkheden van PowerPoint als ondersteunend middel voor een gedifferentieerde begeleiding van leerlingen met beperkingen. CNO Universiteit Antwerpen

Nadere informatie

Publisher Handleiding

Publisher Handleiding Publisher 2010 Handleiding Inhoud 1. Wat is Publisher?... 1 2. Openen 2.1 Publisher starten... 2 2.2 Een nieuw document openen... 2 2.3 Een bestaand document openen... 3 3. Opslaan 3.1 Een document opslaan...

Nadere informatie

Windows Movie maker. Inhoud. 1. Installeren van Windows Movie Maker. FILM http://goo.gl/hto21t

Windows Movie maker. Inhoud. 1. Installeren van Windows Movie Maker. FILM http://goo.gl/hto21t Windows Movie maker. Inhoud 1. Installeren van Windows Movie Maker... 1 2. Vooraf rekening mee houden... 3 3. Aan de slag... 3 3.1 De werkruimte... 3 3.2 Een nieuw project starten... 4 3.3 Aanpassen van

Nadere informatie

Hoe moet je een prachtige presentatie maken?

Hoe moet je een prachtige presentatie maken? Hoe moet je een prachtige presentatie maken? www.meestermichael.nl Geef de presentatie een titel. Klik dit vak aan om jouw presentatie een ondertitel te geven. Hier kun je je presentatie een titel geven

Nadere informatie

Microsoft Publisher 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt.

Microsoft Publisher 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. Aan de slag Microsoft Publisher 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. Werkbalk Snelle toegang Voeg uw favoriete

Nadere informatie

INSTRUCT Samenvatting Basis PowerPoint 2010, H3 SAMENVATTING HOOFDSTUK 3

INSTRUCT Samenvatting Basis PowerPoint 2010, H3 SAMENVATTING HOOFDSTUK 3 SAMENVATTING HOOFDSTUK 3 Afbeeldingen invoegen en verwijderen Je kunt een illustratie invoegen via het tabblad Invoegen, groep Afbeeldingen, knop Illustratie. Het taakvenster Illustraties komt in beeld.

Nadere informatie

een nieuwe publicatie op basis van een vooraf ontworpen publicatie, de verschillende ontwerpelementen herkennen en die ontwerpelementen aan uw stijl

een nieuwe publicatie op basis van een vooraf ontworpen publicatie, de verschillende ontwerpelementen herkennen en die ontwerpelementen aan uw stijl Publisher 2007 nieuwsbrieven of brochures, kant-en-klare publicaties voor verschillende publicatietypen, waaronder visitekaartjes, ansichtkaarten, folders, cadeaubonnen, cv's, catalogussen en zelfs websites.

Nadere informatie

Aan de slag met Word 2016? Ontdek de basisfuncties. Maak een nieuw document aan, typ teksten en maak het geheel vervolgens netjes op.

Aan de slag met Word 2016? Ontdek de basisfuncties. Maak een nieuw document aan, typ teksten en maak het geheel vervolgens netjes op. Word 2016 - basis Aan de slag met Word 2016? Ontdek de basisfuncties. Maak een nieuw document aan, typ teksten en maak het geheel vervolgens netjes op. Welke Word? Word 2016 is te koop als onderdeel van

Nadere informatie

Windows Movie Maker opstarten: Start het programma op via Start > Alle programma s > Applicaties > Audio en video > Movie Maker.

Windows Movie Maker opstarten: Start het programma op via Start > Alle programma s > Applicaties > Audio en video > Movie Maker. Handleiding Movie Maker Maak een map aan op je G-schijf en zet daarin de bestanden die je gaat gebruiken. Let op: Filmbestanden zijn meestal erg groot. Als je niet genoeg ruimte hebt op je G-schijf (totaal

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. APPLE NUMBERS

Uw gebruiksaanwijzing. APPLE NUMBERS U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Handleiding Albupad - Album Page Designer versie 1700

Handleiding Albupad - Album Page Designer versie 1700 Handleiding Albupad 1 Handleiding Albupad - Album Page Designer versie 1700 Albupad (Album Page Designer) is een computerprogramma voor Windows waarmee u gemakkelijk en snel albumbladen voor bijvoorbeeld

Nadere informatie

Erratum Windows 10 voor de beginnende senior computergebruiker

Erratum Windows 10 voor de beginnende senior computergebruiker 1 Erratum Windows 10 voor de beginnende senior computergebruiker In april 2018 is er een update verschenen van Windows 10. In dit aanvullende bestand leest u over de belangrijkste verschillen. Sommige

Nadere informatie

Nummers en andere geluidsbestanden afspelen

Nummers en andere geluidsbestanden afspelen Muziek op de ipad Muziek en audiobestanden toevoegen U kunt op de volgende manieren muziek en audiobestanden op de ipad zetten: U kunt via de i Tunes Store op de ipad materiaal kopen en downloaden. Tik

Nadere informatie

Verschillen met PowerPoint 2007

Verschillen met PowerPoint 2007 1 Verschillen met PowerPoint 2007 In dit bestand krijg je een overzicht van de verschillen met versie 2007 van PowerPoint. Zie je in het boek iets wat op jouw computer niet kan, kijk dan hier om te zien

Nadere informatie

U ziet de in PowerPoint beschikbare thema s. U kunt snel kijken hoe de verschillende thema s er in de presentatie uit zullen zien:

U ziet de in PowerPoint beschikbare thema s. U kunt snel kijken hoe de verschillende thema s er in de presentatie uit zullen zien: 13 1.6 Een thema kiezen Als u PowerPoint start, wordt automatisch een nieuwe, lege presentatie geopend. U gaat voor deze lege presentatie eerst een thema kiezen. Door een thema te gebruiken, geeft u iedere

Nadere informatie

Een eenvoudige PowerPoint presentatie maken: Een stappenplan

Een eenvoudige PowerPoint presentatie maken: Een stappenplan Een eenvoudige PowerPoint presentatie maken: Een stappenplan Je moet een PowerPoint (PPT) presentatie maken en je hebt geen idee hoe je eraan moet beginnen. Geen nood! Met dit stappenplan helpen we je

Nadere informatie

PowerPoint 2010: rondleiding (deel 2)

PowerPoint 2010: rondleiding (deel 2) PowerPoint 2010: rondleiding (deel 2) Afbeeldingen en multimedia Afbeeldingen Afbeeldingen toevoegen uit illustratie Men kan een afbeelding uit het taakvenster illustraties opnemen als men een dia-indeling

Nadere informatie

bla bla Documenten Gebruikershandleiding

bla bla Documenten Gebruikershandleiding bla bla Documenten Gebruikershandleiding Documenten Documenten: Gebruikershandleiding publicatie datum vrijdag, 06. februari 2015 Version 7.6.2 Copyright 2006-2013 OPEN-XCHANGE Inc., Dit document is intellectueel

Nadere informatie

4. Documentweergave kiezen 5. Afbeeldingen 6. Tabellen 113 Computergids Word 2019, 2016 en Office 365

4. Documentweergave kiezen 5. Afbeeldingen 6. Tabellen 113 Computergids Word 2019, 2016 en Office 365 Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 De website bij het boek... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 Bonushoofdstukken... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10

Nadere informatie

Info-books. Toegepaste Informatica. Deel 7d: Elektronisch presenteren: PowerPoint 2003. AL7d. Jos Gils Erik Goossens

Info-books. Toegepaste Informatica. Deel 7d: Elektronisch presenteren: PowerPoint 2003. AL7d. Jos Gils Erik Goossens Info-books AL7d Toegepaste Informatica Deel 7d: Elektronisch presenteren: PowerPoint 2003 Jos Gils Erik Goossens Hoofdstuk 4 Een presentatie uitvoeren 4.1 Probleemstelling Wanneer je de inhoud van een

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 9 Blijf op de hoogte 9 Introductie Visual Steps 10 Wat heb je nodig? 10 Voorkennis 11 Hoe werk je met dit boek?

Inhoudsopgave Voorwoord 9 Blijf op de hoogte 9 Introductie Visual Steps 10 Wat heb je nodig? 10 Voorkennis 11 Hoe werk je met dit boek? Inhoudsopgave Voorwoord... 9 Blijf op de hoogte... 9 Introductie Visual Steps... 10 Wat heb je nodig?... 10 Voorkennis... 11 Hoe werk je met dit boek?... 11 De schermafbeeldingen... 12 De website en aanvullende

Nadere informatie

Bewerk uw eigen Digibordbij boek

Bewerk uw eigen Digibordbij boek Bewerk uw eigen Digibordbij boek Naast de presentatie van schoolboeken in het Digibordbij systeem is het voor leraren ook mogelijk aanpassingen te maken in de digitale boeken. De leraar kan via een aparte

Nadere informatie

bigfreddy.com Handleiding BigFreddy software Oktober 2012 Big Freddy 3.2 Inhoudsopgave: Pagina Starten:

bigfreddy.com Handleiding BigFreddy software Oktober 2012 Big Freddy 3.2 Inhoudsopgave: Pagina Starten: Handleiding BigFreddy software Oktober 2012 Big Freddy 3.2 Inhoudsopgave: Starten: Taakbalken: Taakbalk 1 Taakbalk 2 Taakbalk 3 Taakbalk 4 - Categorieën - Updates - Product kiezen - Afbeeldingen kiezen

Nadere informatie

P O W E R P O I N T - onderdeel van Microsoft Office 2000 pakket (nl) De Windows versies van Powerpoint kunnen onderling afwijken

P O W E R P O I N T - onderdeel van Microsoft Office 2000 pakket (nl) De Windows versies van Powerpoint kunnen onderling afwijken P O W E R P O I N T - onderdeel van Microsoft Office 000 pakket (nl) De Windows versies van Powerpoint kunnen onderling afwijken DEEL I De zes basisstappen Met het programma Powerpoint kun je zelf een

Nadere informatie

Een vocab cel maken. Vocab cellen schrijven in de zinbalk van een communicatiepagina. Deze kaart beschrijft hoe een nieuwe vocab cel gemaakt wordt.

Een vocab cel maken. Vocab cellen schrijven in de zinbalk van een communicatiepagina. Deze kaart beschrijft hoe een nieuwe vocab cel gemaakt wordt. Een vocab cel maken 1 Vocab cellen schrijven in de zinbalk van een communicatiepagina. Deze kaart beschrijft hoe een nieuwe vocab cel gemaakt wordt. Om een eenvoudige vocab cel te maken: Druk F11 om naar

Nadere informatie

ADVANCED PRESENTATION

ADVANCED PRESENTATION ECDL-MODULE ADVANCED PRESENTATION Syllabus versie 3.0 Doel Dit document bevat de syllabus van de module Advanced Presentation. In de syllabus worden aan de hand van leeruitkomsten de kennis en vaardigheden

Nadere informatie

Je ziet het ontwerpscherm voor je. Ontwerpen is actief en dat zie je aan de linkeronderkant van je scherm net boven de taakbalk.

Je ziet het ontwerpscherm voor je. Ontwerpen is actief en dat zie je aan de linkeronderkant van je scherm net boven de taakbalk. Inhoudsopgave frontpage 2003... 2 een thema gebruiken... 4 afbeeldingen op de pagina zetten... 5 knoppen maken... 8 knoppen maken in linkerframe... 10 een tabel maken... 12 opdrachten... 14 een fotopagina

Nadere informatie

Handleiding wordpress

Handleiding wordpress Handleiding wordpress Wordpress versie 3.0.4 Handleiding versie 1.1 Auteur Website Geert Hoekzema www.geerthoekzema.nl www.geerthoekzema.nl geert@geerthoekzema.nl 1 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Beginnen

Nadere informatie

iphoto Aan de slag Kennismaking met iphoto en instructies voor het importeren en ordenen van foto's en het aanmaken van diavoorstellingen en

iphoto Aan de slag Kennismaking met iphoto en instructies voor het importeren en ordenen van foto's en het aanmaken van diavoorstellingen en iphoto Aan de slag Kennismaking met iphoto en instructies voor het importeren en ordenen van foto's en het aanmaken van diavoorstellingen en fotoboeken 1 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 3 Welkom bij iphoto 3

Nadere informatie

Beknopte gebruikershandleiding Editor

Beknopte gebruikershandleiding Editor Beknopte gebruikershandleiding Editor Deze handleiding beschrijft de mogelijkheden van de teksteditor. Let op! Niet iedere website heeft echter alle opties beschikbaar. Mocht u toch nog problemen ervaren,

Nadere informatie

Presenteren met behulp van Microsoft PowerPoint

Presenteren met behulp van Microsoft PowerPoint 2018-2019 Datum: Leraren: F. Thomas, V. Schelkens, C. Kaivers Informatica Presenteren met behulp van Microsoft PowerPoint Klas: 3 Naam: Nr.: De komende 3 lessen ga je een PowerPointpresentatie maken over

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Deel 1 Word 2010

Inhoudsopgave. Deel 1 Word 2010 Inhoudsopgave Voorwoord... 9 Nieuwsbrief... 9 Introductie Visual Steps... 10 Wat heeft u nodig?... 10 Verschillende versies... 11 Uw voorkennis... 11 Hoe werkt u met dit boek?... 12 De volgorde van lezen...

Nadere informatie

Inloggen. In samenwerking met Stijn Berben.

Inloggen. In samenwerking met Stijn Berben. Inloggen Ga naar www.hetjongleren.eu. Heb je al een gebruikersnaam en wachtwoord, log dan in op deze pagina (klik op deze link ): Vul hier je gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op Inloggen. Bij succesvolle

Nadere informatie

Google products. Het gebruik van Picasa 2 is gratis. Het programma is in veel verschillende talen verkrijgbaar, waaronder Nederlands.

Google products. Het gebruik van Picasa 2 is gratis. Het programma is in veel verschillende talen verkrijgbaar, waaronder Nederlands. 1 Picasa 2 Picasa 2 is een foto-organizer van zoekmachinefabrikant Google. Het gratis programma bevat handige functies om uw foto's te beheren, te bewerken en te delen. Het gebruik van Picasa 2 is gratis.

Nadere informatie

Powerpoint. Inleiding

Powerpoint. Inleiding Powerpoint Inleiding PowerPoint is een programma waarmee je op een handige manier presentaties kunt maken. Je kunt bijvoorbeeld tekst combineren met beeld en geluid en dit in de vorm van een serie dia

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. APPLE IWEB http://nl.yourpdfguides.com/dref/3673671

Uw gebruiksaanwijzing. APPLE IWEB http://nl.yourpdfguides.com/dref/3673671 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie