VIESMANN. Bedienings- en servicehandleiding VITOMAX 200-HW. voor de vakman

Transcriptie

1 Bedienings- en servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitomax 200-HW type M72A Heetwaterketel op olie/gas Nom. vermogen 2,3 tot 6,0 MW VITOMAX 200-HW 9/2011 Bewaren a.u.b.!

2 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële schade. Toelichting bij veiligheidsvoorschriften Gevaar Dit teken waarschuwt voor persoonlijk letsel.! Opgelet Dit teken waarschuwt voor materiële schade en schade aan het milieu. Opmerking Gegevens met het woord "Opmerking" bevatten aanvullende informatie. Doelgroep Deze handleiding is uitsluitend bedoeld voor erkende installateurs. Werkzaamheden aan gasinstallaties mogen alleen door erkende installateurs worden uitgevoerd. Elektrische werkzaamheden mogen alleen door elektromonteurs worden uitgevoerd. De eerste inbedrijfstelling moet door de Viessmann-Industrieservice, de installateur van de installatie of een door hem aangewezen vakman plaatsvinden. Voorschriften Respecteer bij de werkzaamheden de ARBO voorschriften en veiligheidsvoorschriften, de wettelijke milieuvoorschriften, EN, NEN, VEWIN voorschriften, het bouwbesluit en eventuele lokale voorschriften. Wat te doen bij olielekkage en een gaslucht Gevaar Ontsnappende brandstof kan explosies veroorzaken met zeer ernstige verwondingen als gevolg. Niet roken! Vermijd open vuur en vonkvorming. Druk nooit op schakelaars van verlichting en elektrische toestellen. Sluit de snelsluitende brandstofklep en de brandstofafsluitkraan. Ramen en deuren openzetten. Personen verwijderen uit de gevarenzone. Gas en elektriciteitsbedrijf van buiten het gebouw informeren. Stroomvoorziening naar het gebouw vanaf een veilige plaats (buiten het gebouw) laten onderbreken. Wat te doen bij een rookgasgeur Gevaar Rookgas kan levensbedreigende vergiftiging veroorzaken. Installatie buiten bedrijf stellen. Plaats van installatie ventileren. 2

3 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies (vervolg) Werkzaamheden aan de installatie Brandstofafsluitkraan sluiten en tegen onbedoeld openen beveiligen. Installatie spanningsvrij schakelen (bijvoorbeeld met de afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar) en op aanwezige spanning controleren. Installatie tegen opnieuw inschakelen beveiligen. Opgelet! Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische modules beschadigd worden. Voorafgaand aan de werkzaamheden moet u geaarde objecten (bijvoorbeeld waterleidingen) aanraken om de statische lading te laten afvloeien. Gevaar Verbrandingsgevaar bij een heet oppervlak Stoomleiding, Warmwaterleiding, Reinigingsdeksel en afsluitingen aan ketelinstallaties, Keteldeuren, maar ook de daarachter liggende onderdelen, kunnen verhoogde temperaturen hebben. Denk om uw veiligheid, gebruik eventueel persoonlijke beschermende uitrusting! Reparatiewerkzaamheden Opgelet! De reparatie van onderdelen met een veiligheidstechnische functie brengt de veilige werking van de installatie in gevaar. Defecte onderdelen moeten door originele onderdelen van Viessmann worden vervangen. Extra componenten, reserveonderdelen en slijtende onderdelen Opgelet! Reserveonderdelen en slijtende onderdelen die niet met de installatie zijn getest, kunnen de werking nadelig beïnvloeden. De montage van componenten die niet zijn toegestaan evenals de wijziging en ombouw zonder toestemming kan de veilige werking nadelig beïnvloeden en de garantie beperken. Bij vervanging uitsluitend originele onderdelen van Viessmann of door Viessmann goedgekeurde onderdelen gebruiken. 3

4 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies (vervolg) Afvoer van warm water Opgelet! Het slib- en zouthoudend afval van ketelinstallaties kan temperaturen van 100 C en meer bereiken. Stel de installatie zodanig op, dat dit water wordt gekoeld tot een temperatuur van < 35 C voordat het in het riool komt. Voer eventueel overleg met het lokale waterschap of de desbetreffende gemeentelijke autoriteiten. Afvoer van optredend condensaat aan de rookgaszijde Opgelet! Bij het starten van de ketelinstallatie respectievelijk onder bepaalde bedrijfsomstandigheden kan er condenswatervorming in de rookgasafvoerkanaal, in de rookgasverzamelkast en de erachter geplaatste rookgasleidingen, inclusief schoorsteen, optreden. Degene die de installatie plaatst, moet passende inrichtingen aanbrengen, die dit condenswater gevaarloos afvoeren. Veiligheidstechnische aanwijzingen Bij dreigende schade moet u de ketel onmiddellijk uitzetten. Wanneer er grote schade optreedt aan ketel of de reservoirs, moet u onmiddellijk het installatie-/servicebedrijf waarschuwen. Leef de veiligheidstechnische aanwijzingen na. Bij schade mag u voorafgaand aan het onderzoek de ontstane toestand niet veranderen, behalve om personen te redden of verdere schade te vermijden. Zorg ervoor dat onbevoegden het ketelhuis niet kunnen binnengaan. Houd het ketelhuis altijd schoon, goed geventileerd en vrij van alle voorwerpen die daar niet horen te zijn en het bedrijf hinderen. Geen van de installatiedelen mag u gebruiken als droogplaats. Tijdens het gebruik moet u de voorgeschreven uitgangen niet-afgesloten en vrij houden. Het bedieningspersoneel moet een boekhouding voeren over alle gebeurtenissen zoals storingen, nieuwe instellingen, verbruik van onderdelen en reparaties. Houd een verslag bij over regelmatig te verrichten aflezingen van de bedrijfsinstrumenten. 4

5 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidstechnische aanwijzingen (vervolg) Opvallende verschijnselen en lasnaden, ondichte beschadigde plekken, sterke roestvorming, abnormaal gedrag van bedrijfsinstrumenten en installatiedelen en ongewone geluiden in de ketel moet u onmiddellijk melden. Fouten en gebreken aan de installatie, die niet vakkundig kunnen worden verholpen, moet u altijd aan de fabrikant melden. Bescherm alle keteldelen en regelinrichtingen tegen regen, lekwater en vrijkomende stoom. Opgetreden schade door lekkage moet u onmiddellijk verhelpen. Geldigheid hebben (buiten de geldende wettelijke voorschriften) de door ons technische personeel aan het bedieningspersoneel verstrekte praktische aanwijzingen. Het is onmogelijk, alle in aanmerking komende gevallen van verschijnselen en mogelijke storingen preventief te onderzoeken en te beschrijven. Daarom moet u de aangegeven richtlijnen na een redelijke bedrijfsduur aan de hand van de tot dan toe opgedane ervaring aanvullen. 5

6 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Bedieningshandleiding Bedieningsaanwijzingen Aanwijzingen voor werking met werkingstemperaturen tot 100 C... 7 Aanwijzingen voor werking met werkingstemperaturen boven 100 C... 7 Buitenbedrijfstelling... 8 Onderhoudsaanwijzingen Servicehandleiding Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Aanvullende info over de stappen Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit Gebruik van antivriesmiddel in ketels Onderdelenlijsten Protocollen Index

7 Bedieningsaanwijzingen Aanwijzingen voor werking met werkingstemperaturen tot 100 C Ketels en verwarmingsinstallaties mogen uitsluitend met water gevuld en gebruikt worden dat aan de eisen aan de waterkwaliteit (zie hoofdstuk "Eisen aan de waterkwaliteit") voldoet. De eerste inbedrijfstelling moet door Viessmann of een door hem aangewezen vakman alsook een bevoegde deskundige plaatsvinden. De instelwaarden moeten in een meetprotocol worden genoteerd en door de installateur van de installatie, de deskundige en de gebruiker van de installatie worden bevestigd. Wij adviseren de ketel zonder onderbreking met een ketelwatertemperatuur van 70 C en de benodigde werkdruk te gebruiken. Ook als gedurende langere tijd geen warmte wordt afgenomen, is de verdere werking gunstig voor de ketel. Bij een installatie met meerdere ketels waarvan er één permanent alleen als reserveketel dienst doet, moet een bedrijfsomschakeling in principe enkel plaatsvinden na langere tijdsintervallen, bijv. bij de vereiste jaarlijkse revisie van de hele installatie. Werkingsvoorschrift water- en rookgaszijdige conservering Bediening Aanwijzingen voor werking met werkingstemperaturen boven 100 C Een ketelinstallatie volgens categorie IV volgens Drukapparatuurrichtlijn 97/23/EG mag pas dan in bedrijf gesteld worden als er toestemming van de deskundige die de installatie heeft gecontroleerd is verkregen. De eerste inbedrijfstelling moet door Viessmann of een door hem aangewezen vakman alsook een bevoegde deskundige plaatsvinden. De instelwaarden moeten in een meetprotocol worden genoteerd en door de installateur van de installatie, de deskundige en de gebruiker van de installatie worden bevestigd. Warmwaterketels van categorie IV volgens Drukapparatuurrichtlijn 97/23/EG mogen alleen door een deskundige gebruikt, gecontroleerd en onderhouden worden. Bij een installatie met meerdere ketels waarvan er één permanent alleen als reserveketel dienst doet, moet een bedrijfsomschakeling in principe enkel plaatsvinden na langere tijdsintervallen, bijv. bij de vereiste jaarlijkse revisie van de hele installatie. Wij adviseren de ketel zonder onderbreking met de benodigde werkoverdruk en bedrijfstemperatuur te draaien. 7

8 Bedieningsaanwijzingen Aanwijzingen voor werking met (vervolg) Ook als langere tijd geen warmte wordt afgenomen, is deze werking gunstig voor de ketel. Werkingscontroles Gevaar Niet geïsoleerde ketelonderdelen kunnen heet worden en tot verbrandingen leiden. Wees voorzichtig bij hete oppervlakken. Naargelang de veiligheidstechnische uitrusting en de gegevens in de vergunning de ketel steeds, om de 24 uur of om de 72 uur, controleren op correcte werking. De controle volgens EN vastleggen. De chemische kwaliteit van het ketel- en voedingswater volgens EN deel 10 continu controleren. De volgende controles dagelijks of om de 72 uur, naargelang keteluitvoering en volgens vastlegging van de fabrikant, uitvoeren: Ketel doorspuien (alleen bij ketels zonder automatische regeling, klep tweetot driemaal onder werkdruk kort openen). Waterniveaubegrenzer controleren. Voedings- en ketelwater controleren. De volgende controles maandelijks uitvoeren: Controleren of de veiligheidsklep correct werkt. Controleren of regelingstechnische en veiligheidstechnische inrichtingen correct werken. Alle aansluitingen en afsluitingen op dichtheid controleren. Beluchting en ontluchting van de stookruimte controleren. De volgende controles elk half jaar laten uitvoeren (volgens EN ): Veiligheidstechnische uitrusting controleren. Brander controleren. Isolatie aan rookgaszijde op deksels en deuren controleren. Resultaten van de dagelijkse, maandelijkse en halfjaarlijkse controles in het bedrijfsrapport vastleggen. 8 Buitenbedrijfstelling Ter voorkoming van stilstandscorrosie in drukloze toestand moeten de keteloppervlakken aan rookgas- en waterzijde, afhankelijk van de duur van de onderbreking van de werking, worden geconserveerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen natte conservering (zonder zuurstof) en droge conservering (zo min mogelijk vocht).

9 Bedieningsaanwijzingen Buitenbedrijfstelling (vervolg) Kortstondige onderbreking van de werking (1 tot 2 dagen) Waterzijde Aanbeveling: de ketel op druk en temperatuur houden. Mocht dit niet mogelijk zijn, en moet de ketel gedurende meerdere dagen drukloos worden gemaakt, adviseren wij het volgende: Om zuurstofcorrosie te voorkomen moet ca. één uur vóór het uitschakelen van de ketel tot de uitschakeling een zuurstofbindend middel aan het voedingswater worden toegevoegd met het 2 tot 3-voudige van de normale doseerhoeveelheid. Rookgaszijde De verwarmingsoppervlakken moeten droog gehouden worden. Sterke verontreinigingen verwijderen, aangezien deze vocht binden. Langere onderbreking van de werking Waterzijde Natte conservering als geen vorstgevaar *1 bestaat. 1. De ketel tot het hoogste punt met voorbereid voedingswater vullen. Om zuurstofcorrosie te voorkomen moet een zuurstofbindend middel (bijv. natriumsulfiet) volgens de gegevens van de fabrikant aan het ketelwater worden toegevoegd. De concentratie van het zuurstofbindende middel minstens elke maand controleren en indien nodig bijvullen. Hierbij erop letten dat het zuurstofbindende middel goed met het ketelwater gemengd wordt (thermisch of mechanisch laten circuleren). 2. Als bij installaties met meerdere ketels slechts een paar ketels moeten worden geconserveerd, kunnen deze met ontzout ketelwater van de in werking zijnde ketels doorstroomd worden en zodoende op temperatuur worden gehouden. 3. Een volledig gevulde ketel kan ook met stikstof (bij voorkeur stikstof 5.0) met een druk van 0,1 tot 0,2 bar tegen corrosie worden beschermd. Droge conservering bij vorstgevaar *1 of langere stilstand De ketel bij een temperatuur van 90 C aftappen en vervolgens de afsluitingen aan waterzijde openen. Bediening *1 Zie hoofdstuk "Gebruik van antivriesmiddel in ketels" 9

10 Bedieningsaanwijzingen Buitenbedrijfstelling (vervolg) De ketel volledig drogen en met droogmiddel (bijv. Silicagel) volgens de gegevens van de fabrikant vullen. Hierbij erop letten dat het droogmiddel niet met het ketelmateriaal in aanraking komt. De ketel vervolgens weer sluiten. In regelmatige afstanden controleren of het droogmiddel nog vocht kan opnemen. Rookgaszijde De rookgaszijdige oppervlakken grondig reinigen en drogen. Het waswater alkalisch (ph 8-9, bij ammoniak tot ph 10) houden. Na het drogen van de oppervlakken deze met een dunne grafiet- of vernislaag conserveren. De oppervlakken tijdens de stilstandtijd droog houden (door toevoegen van droogmiddel (bijv. Silicagel) of aangesloten droger met luchtcirculatie). Verdere gegevens Gedetailleerdere gegevens kunnen in het werkingsvoorschrift water- en rookgaszijdige conservering (Betriebsvorschrift Wasser- und heizgasseitige Konservierung) of de bladen met toelichtingen van de VdTÜV (nr van okt. 1978) en de VGB (nr. R116H van 1981) worden geraadpleegd. Onderhoudsaanwijzingen Wij adviseren om regelmatig een onderhoudsbeurt aan de ketelinstallatie uit te laten voeren. Hierdoor bent u verzekerd van een storingsvrije, efficiënte en milieuvriendelijke werking. De ketel moet regelmatig gereinigd worden om een door toenemende vervuiling veroorzaakte stijgende rookgastemperatuur en een hoger energieverbruik te voorkomen. Wij adviseren het gebruik van een rookgasthermometer. Een rookgastemperatuurbewaking geeft informatie over een gewijzigde branderinstelling en de vervuilingsgraad van de ketel. Een te hoge rookgastemperatuur door vervuiling of een gewijzigde branderinstelling verslechtert het rendement. Indien nodig moet de ketel gereinigd of de brander opnieuw ingesteld worden. 10

11 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Zie de aangegeven pagina voor meer informatie over de te volgen stappen Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 1. Installatie in bedrijf stellen Installatie buiten bedrijf stellen Brander demonteren (indien nodig) Keteldeuren openen Reinigingsdeksel openen Wirbulatoren (indien aanwezig) eruit trekken en reinigen Verwarmingsoppervlakken en rookgasverzamelkast reinigen Alle afdichtingen en afdichtingskoorden aan rookgaszijde controleren 9. Kijkglas reinigen Isolatiedelen en afdichtingen controleren Wirbulatoren (indien aanwezig) erin schuiven en keteldeur sluiten Reinigingsdeksel erop schroeven Brander monteren Alle aansluitingen aan waterzijde controleren op lekken 15. Bezichtigingsopeningen controleren op dichtheid Waterruimte op afzettingen controleren Waterpeil en installatiedruk controleren 18. Veiligheids- en regelinrichtingen controleren 19. Veiligheidsklep controleren Alle aansluitingen aan waterzijde na het vullen van de ketel controleren op lekken Waterkwaliteit controleren Service

12 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie (vervolg) Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 22. Isolatie controleren 23. Ventilatie van de stookruimte controleren 24. Rookgasbuis controleren op dichtheid 25. Brander afstellen

13 Aanvullende info over de stappen Installatie in bedrijf stellen Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Gegevens van de branderfabrikant en de toebehoren 08. Controleren of de reinigingsopening in de rookgasafvoer gesloten is. 01. Keteldeuren openen en controleren of de wirbulatoren (indien aanwezig) tot de aanslag in de rookgaskanalen zijn geschoven. 02. controleren of de ventilatie van de stookruimte open staat. 09. Controleren of de afvoerleiding (indien aanwezig) correct met de condensaansluiting is verbonden. 10. Afsluitkleppen van de olieleidingen (aan tank en filter) resp. gasafsluitkraan openen. 03. Verwarmingsinstallatie vullen met water en ontluchten. Opgelet! Een ongeschikte waterkwaliteit kan leiden tot schade aan het ketellichaam. De verwarmingsinstallatie met water volgens de eisen aan de waterkwaliteit op pagina vullen en gebruiken. Opmerking Vulhoeveelheid en totale hardheid invullen op pagina. 04. Druk van de installatie controleren. 11. Hoofdschakelaar, schakelaar voor de werking van de voor de ketelinstallatie benodigde aggregaten en werkingsschakelaar voor de brander in deze volgorde inschakelen. Werkingsvoorschriften van de branderfabrikant 12. Ketel met klein vermogen (max. 30 %) in bedrijf stellen en naar een temperatuur van ca. 30 K onder de bedrijfstemperatuur opwarmen. De condensafvoer moet geopend zijn en het condensaat moet volgens de regels opgevangen en afgevoerd worden. 05. Alle gemonteerde onderdelen, zoals buisleidingen, kleppen, regelaars, pompen, enz. op dichtheid en functioneren controleren. 06. Brandstofvoorziening op dichtheid en druk controleren. 07. Rookgasschuif resp -klep (indien aanwezig) openen. 13. Na het bereiken van de gewenste aanvoertemperatuur de ketelretourarmatuur, eventueel de voedingswaterarmatuur en langzaam de ketelaanvoerarmatuur openen. 14. Pas dan volledige belasting van de brander vrijgeven. 15. Tijdens het opwarmen alle regel- en veiligheidsinrichtingen controleren op correct functioneren. Service 13

14 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 16. Druk- en temperatuurmeetapparaten in de gaten houden. 17. Afsluitingen op dichtheid controleren en indien nodig aantrekken. 18. Na ca. 50 werkuren de keteldeuren en het reinigingsdeksel controleren op dichtheid en de schroeven aantrekken (aanhaalmoment ca. 5 tot 10 Nm). Kopgat Afmeting 100 x 150 mm, M x 320 mm, M 20 Afsluiting Handgat Aanhaalmoment 100 Nm 200 Nm Installatie buiten bedrijf stellen Gevaar Onder druk uitstromend verwarmingswater leidt tot letsel bij personen. Alleen als de ketel drukloos is, mogen verwarmingswateraansluitingen aan kijkopeningen worden geopend.! Opgelet Aftappen van de ketel met een zuigpomp leidt tot onderdruk in de verwarmingsketel. Ketel alleen bij geopende ontluchting met een zuigpomp leegmaken. 1. Brander uitschakelen. 2. Afsluitkleppen van de olieleidingen (aan tank en filter) resp. gasafsluitkraan openen. 3. De installatie spanningsvrij schakelen. 4. Alle kleppen sluiten.! Opgelet Heet water kan schade veroorzaken. Geen heet water naar de riolering afvoeren. Voor voldoende afkoeling zorgen. 14

15 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Brander demonteren (indien nodig) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 1. Brandstoftoevoerleiding demonteren. Bij aangeblazen gasbrander: Gasaansluitbuis demonteren. Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Alle verbindingen aan gaszijde controleren op lekken. 2. Schroeven A losdraaien en de brander met branderplaat B verwijderen. Keteldeuren openen A B Schroeven A aan keteldeuren B losdraaien en de keteldeuren openzwenken. Service 15

16 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Reinigingsdeksel openen Moeren losdraaien en reinigingsdeksel A en B demonteren. Wirbulatoren (indien aanwezig) eruit trekken en reinigen Wirbulatoren A er voorzichtig uittrekken; daarbij de wirbulatorentrekker B gebruiken. 16

17 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Verwarmingsoppervlakken en rookgasverzamelkast reinigen 1. Uitlaten A, verbrandingskamer B en achterste keerkamer met een geschikt reinigingstoestel schoonmaken en verbrandingsresten verwijderen. 2. Verbrandingsresten uit de rookgasverzamelkast (achteraan) verwijderen. Kijkglas reinigen Kijkglas met afdichtingen A op dichtheid controleren en reinigen. Service 17

18 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Isolatiedelen en afdichtingen controleren Isolatiedelen A en afdichtingen B controleren. Defecte onderdelen vervangen. 18

19 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud B A B A B B B B Service 19

20 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Wirbulatoren (indien aanwezig) erin schuiven en keteldeur sluiten 1. Wirbulatoren C (alleen in de 3de uitlaat D) er tot aan de aanslag inschuiven; daarvoor de wirbulatorentrekker A gebruiken. 2. Keteldeuren B sluiten. 3. Schroeven van de keteldeuren gelijkmatig aantrekken (aanhaalmoment ca. 5 tot 10 Nm). Reinigingsdeksel erop schroeven 1. Beide reinigingsdeksels C er geheel sluitend opschroeven. 2. Reinigingsdeksel A via centreerbout B erop schuiven en gelijkmatig kruisgewijs aantrekken (aanhaalmoment ca. 10 Nm). 20

21 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Brander monteren Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 1. Branderplaat B met schroeven A aan de branderflens C monteren. 2. Bij aangeblazen gasbrander: Gasaansluitbuis monteren. Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Alle verbindingen aan gaszijde controleren op lekken. Bezichtigingsopeningen controleren op dichtheid Gevaar Niet geïsoleerde ketelonderdelen kunnen heet worden en tot verbrandingen leiden. Wees voorzichtig bij hete oppervlakken. Opmerking Elke keer als de afsluitingen en de inspectie-openingen open zijn geweest moeten de afdichtingen vernieuwd worden. Montageaanwijzing van de afdichtingsfabrikant. Service 21

22 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) A C C C B CB B Opgelet, heet oppervlak! A Reinigingsopening B Kopgat C Handgat 22

23 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Waterruimte op afzettingen controleren Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 1. Ketel helemaal aftappen. Gevaar Onder druk uitstromend verwarmingswater leidt tot letsel bij personen. Alleen als de ketel drukloos en afgekoeld is, mogen aansluitingen aan verwarmingswater- en rookgaszijde en inspectie-openingen worden geopend.! Opgelet Aftappen van de ketel met een zuigpomp leidt tot onderdruk in de verwarmingsketel. Ketel alleen bij geopende ontluchting met een zuigpomp leegmaken. 2. Waterruimte reinigen (spuitwaterspoeling) en afzettingen via de aftap verwijderen. Bij vaste afzettingen die niet door afspuiten kunnen worden verwijderd, een chemische reiniging met toegelaten oplosmiddelen uitvoeren. 3. Afdichtingsvlakken van de hand- en kopgatafsluitingen reinigen en afdichtingen vervangen. Nieuwe afdichtingen na inbedrijfstelling naspannen en na 24 werkuren nog een keer controleren.! Opgelet Heet water kan schade veroorzaken. Geen heet water naar de riolering afvoeren. Voor voldoende afkoeling zorgen. Veiligheidsklep controleren Gegevens van de fabrikant Service Alle aansluitingen aan waterzijde na het vullen van de ketel controleren op lekken Elke keer na het openen van de aansluitingen de afdichtingen vernieuwen. 1. Dichtingsvlak schoonmaken. 2. Dichting vervangen. 23

24 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 3. De afsluitingen na de inbedrijfstelling aanspannen. Waterkwaliteit controleren De hoeveelheid bijvulwater en de totale hardheid van het ketelwater in de tabel invullen. Eisen aan de waterkwaliteit, zie vanaf pagina Vulwater Bijvulwater Tellerstand m 3 m 3 m 3 m 3 Totaal watervolume Ketel wate r Totale hardheid phwaar de Ketel wate r Waterbehandeling Voedingswater Product Doseerhoeveelheid Datum 24

25 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Brander afstellen Gegevens van de branderfabrikant Het grootste olie- resp. gasdebiet van de brander op het nominaal vermogen van de ketel instellen. Nominaal vermogen bij Rookgaszijdige weerstand MW Pa mbar 2, ,5 2, ,5 3, ,0 4, ,5 6, ,0 Als bescherming tegen dauwpuntcorrosie moet de volledige belasting op het nominale vermogen van de ketel zijn ingesteld en mag tijdens de zomermaanden niet worden uitgeschakeld (permanente stand-by van de volledige belasting). Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud De min. ketelwatertemperatuur bedraagt 70 C.De retourtemperatuurverhoging moet op een minimumwaarde van 50 ºC (oliestook) resp. 55 ºC (gasstook) worden geregeld. Service 25

26 Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit Verwarmingsinstallaties met reglementaire bedrijfstemperaturen tot 100 ºC (VDI 2035) Het water voor verwarmingsinstallaties moet aan de chemische waarden van de tapwaterverordening voldoen. Als bronwater of soortgelijk water gebruikt dient te worden, moet de geschiktheid vóór het vullen aangetoond worden. Er moet worden voorkomen dat overmatige steenvorming (calciumcarbonaat) op de verwarmingsoppervlakken optreedt. Voor verwarmingsinstallaties met werkingstemperaturen tot 100 C geldt de VDI-richtlijn 2035 blad 1 Voorkomen van schade in warmwaterverwarmingsinstallaties - kalksteenvorming in tapwateropwarmings- en warmwaterverwarmingsinstallaties met de hieronder genoemde richtwaarden. Voor meer informatie, zie de toelichtingen op de VDI-richtlijn Totaal vermogen in kw > 600 Som van de aardalkaliën < 0,02 in mol/m 3 Totale hardheid in dh < 0,11 Bij de richtwaarden wordt uitgegaan van de volgende voorwaarden: de som van het totale vul- en bijvulwater tijdens de levensduur van de installatie overschrijdt niet het drievoudige van de waterinhoud van de verwarmingsinstallatie. Het specifieke installatievolume is minder dan 20 liter/kw vermogen. Bij installaties met meerdere ketels moet het vermogen van de kleinste ketel worden gebruikt. Alle maatregelen ter voorkoming van corrosie door water volgens VDI 2035 blad 2 zijn genomen. Bij verwarmingsinstallaties met de volgende faciliteiten moet het vul- en bijvulwater onthard worden: de som van de aardalkaliën van het vul- en bijvulwater ligt boven de richtwaarde. Grotere hoeveelheden vul- en bijvulwater zijn te verwachten. 26

27 Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Bij de planning moet met het volgende rekening worden gehouden: Gedeeltelijk dienen afsluitkleppen ingebouwd te worden. Hierdoor wordt voorkomen dat bij iedere reparatie of uitbreiding van de installatie het gehele verwarmingswater moet worden afgetapt. Voor het vaststellen van het vul- en bijvulwatervolume dient een waterteller ingebouwd te worden. De bijgevulde watervolumes en de waterhardheid dienen in de serviceaanwijzingen van de verwarmingsketel genoteerd te worden. Werkingsaanwijzingen: De inbedrijfstelling van een installatie moet trapsgewijs plaatsvinden, beginnend met het geringste vermogen van de verwarmingsketel bij een hoog verwarmingswaterdebiet. Hierdoor wordt een plaatselijke concentratie van kalkafzettingen op de verwarmingsoppervlakken van de warmtegenerator voorkomen. Bij uitbreidings- en reparatiewerkzaamheden hoeven alleen de absoluut noodzakelijke netgedeeltes afgetapt te worden. Als aan waterzijde maatregelen nodig zijn, moet de verwarmingsinstallatie reeds bij de eerste vulling vóór de inbedrijfstelling met voorbereid water worden gevuld. Dit geldt ook voor elke nieuwe vulling, bijv. na reparatie of uitbreiding van de installatie alsook voor alle bijvulwatervolumes. Filters, vuilvangers of andere reinigings- of afscheidingsinrichtingen in het verwarmingswatercircuit moeten na de eerste installatie of na een vernieuwing van de installatie vaker, later naar behoefte in afhankelijkheid van de waterbehandeling (bijv. hardheid) worden gecontroleerd, gereinigd en gebruikt. Als deze aanwijzingen worden gerespecteerd, wordt de vorming van kalkafzettingen op de verwarmingsoppervlakken geminimaliseerd. Als door het niet respecteren van de richtlijn VDI 2035 schadelijke kalkafzettingen ontstaan, is een verlaging van de levensduur van de ingebouwde verwarmingstoestellen in de meeste gevallen al ingetreden. Het verwijderen van de kalkafzettingen kan een optie zijn om de goede werking weer te herstellen. Deze maatregel moet door de Viessmann Industrieservice of door een gespecialiseerde firma worden uitgevoerd. De verwarmingsinstallatie dient vóór het opnieuw in bedrijf stellen op schade onderzocht te worden. Om een herhaalde overmatige vorming van kalksteen te voorkomen, moeten de foutieve werkingsparameters absoluut worden gecorrigeerd. Service 27

28 Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Verwarmingsinstallaties met reglementaire bedrijfstemperaturen boven 100 C (EN 12953) Volgens EN deel 10 voor de waterkwaliteit bij warmwaterketels in verwarmingsinstallaties gelden voor verwarmingsinstallaties die met aanvoertemperaturen van meer dan 100 C werken de volgende gegevens: Werking met zoutarm circuitwater Als vul- en bijvulwater mag enkel zoutarm water worden gebruikt, zoals ontzilt water, permeaat of condensaat. Bij systemen met mengcondensatie wordt water over het algemeen vanzelf zoutarm als geen ketelwater voor de alkalisering wordt teruggevoerd. Werking met zouthoudend water Als vul- en bijvulwater moet water met een zo laag mogelijk zoutgehalte worden gebruikt, dat minimaal van aardalkaliën is ontdaan (onthard). Zoutarm Zouthoudend Elektr. geleidingsvermogen bij 25 ºC μs/cm 10 tot 30 > 30 tot 100 > 100 tot Algemene vereisten helder, zonder bezinkselsels helder, zonder bezink- helder, zonder bezinksels ph-waarde bij 25 ºC ,5 9-10,5 ph-waarde volgens tapwaterverordening/tapwaterbereidingsverordening 9,5 9,5 9,5 Zuurstofgehalte (O 2 ) (waarden bij constante werking duidelijk lager) Aardalkaliën (Ca + Mg) Fosfaat (PO 4 ) 28 mg/ liter mmol/ liter mg/ liter < 0,1 < 0,05 < 0,02 *2 < 0,02 < 0,02 < 0,02 < 5 < 10 < 15 *2 Als geschikte anorganische corrosie-inhibitoren worden gebruikt, kan de zuurstofconcentratie in het circuitwater maximaal 0,1 mg/liter bedragen.

29 Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Fosfaat (PO 4 ) volgens tapwaterverordening/tapwaterbereidingsverordening Fosfaat (PO 4 ) voor Viessmann warmwaterketel Bij gebruik van zuurstofbindmiddelen: natriumsulfiet (Na 2 SO 3 ) (bij gebruik van andere geschikte producten moet met de betreffende richtlijnen van de leveringsfirma rekening worden gehouden.) mg/ liter mg/ liter mg/ liter Zoutarm Zouthoudend < 2,5 < 5 < 15 < 10 In het VdTÜVblad met toelichtingen 1466 wordt er op attent gemaakt dat er verdere zuurstofbindende middelen als chemicaliën worden aangebonden, die de volgende ingrediënten kunnen bevatten: Ascorbinezuur Carbohydrazide Diethydroxylamine (DEHA) Hydrochinon Methyletylketomix (Meko) Tannine Als gevolg van de ketelwerking kunnen hier echter oxidatie, splijt- of omzettingsproducten ontstaan zodat een voorzichtig gebruik aan te raden is. Voor een meer gedetailleerde uiteenzetting wordt verwezen naar de genoemde richtlijn. Voorkomen van schade door waterzijdige corrosie De corrosiebestendigheid aan verwarmingswaterzijde van de in de verwarmingsinstallaties en warmtegeneratoren gebruikte ijzermaterialen berust op de afwezigheid van zuurstof in het verwarmingswater. De zuurstof in de verwarmingsinstallatie als gevolg van de eerste vulling of bijvulling reageert, zonder schade te veroorzaken, met de materialen van de installatie. Het karakteristieke zwart worden van het water na een bepaalde werkingstijd geeft aan dat geen vrije zuurstof meer aanwezig is. De technische regels, in het bijzonder de richtlijn VDI 2035 blad 2 raden daarom aan verwarmingsinstallaties zo op te zetten en te gebruiken dat een constante toevoer van zuurstof in het verwarmingswater niet mogelijk is. 29 Service

30 Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Mogelijkheden voor de toevoer van zuurstof tijdens werking: Via doorstroomde open expansievaten. Door onderdruk in de installatie. Via gasdoorlatende onderdelen Gesloten installaties bijv. met membraanexpansievat bieden bij de juiste grootte en de juiste systeemdruk een goede bescherming tegen het binnendringen van zuurstof uit de lucht in de installatie. De druk moet op ieder punt van de verwarmingsinstallatie, ook aan de aanzuigzijde van de pomp, en bij elke werkingstoestand boven de druk van de omringende atmosfeer liggen. De voordruk van het membraanexpansievat moet minstens bij het jaarlijkse onderhoud worden gecontroleerd. Het gebruik van luchtdoorlatende onderdelen, bijv. niet-diffusiedichte kunststofleidingen in vloerverwarmingen, moet worden voorkomen. Als deze toch worden gebruikt, moet er een systeemscheiding worden aangebracht. Deze moet het door de kunststofbuizen stromende water door een warmtewisselaar van corrosiebestendig materiaal van de andere verwarmingscircuits bijv. van de warmtegenerator scheiden. Bij een corrosietechnisch gesloten warmwaterverwarmingsinstallatie, waarbij met de hiervoor genoemde punten rekening is gehouden, zijn geen extra corrosiebeschermingsmaatregelen nodig. Als er gevaar bestaat van zuurstofintrede, moeten extra beschermmaatregelen worden genomen, bijv. door het toevoegen van zuurstofbindend middel natriumsulfiet (5-10 mg/liter overschot). De ph-waarde van het verwarmingswater moet 9,0-10,5 bedragen. Als onderdelen van aluminium aanwezig zijn, gelden hiervan afwijkende voorwaarden. Als voor de corrosiebescherming chemicaliën worden gebruikt, adviseren wij om bij de fabrikant van de chemische stoffen een verklaring aan te vragen waarin de fabrikant bevestigt dat de chemicaliën geen gevaar vormen voor de materialen waarvan de ketel en de andere componenten van de verwarmingsinstallatie zijn gemaakt. Als u vragen heeft over de waterbehandeling, adviseren wij u zich met uw vragen tot uw Viessmann verkoopkantoor of een gespecialiseerde firma te wenden. Meer gedetailleerde gegevens staan in de richtlijn VDI 2035 blad 2 en EN Gebruik van antivriesmiddel in ketels Ketels van Viessmann zijn voor water als warmtedragend medium geconstrueerd en gebouwd. Om de ketelinstallaties tegen vorst te beschermen kan het noodzakelijk zijn om antivriesmiddel aan het ketel- of circuitwater toe te voegen. 30

31 Gebruik van antivriesmiddel in ketels (vervolg) Eisen aan de waterkwaliteit Hierbij dient o.a. met het volgende rekening gehouden te worden: In principe moeten de gegevens van de fabrikant van het antivriesmiddel gerespecteerd worden. De eigenschappen van antivriesmiddelen en water verschillen aanzienlijk. De stabiliteit van de temperatuur van het antivriesmiddel moet toereikend zijn voor het gebruiksdoeleinde. De verdraagzaamheid met afdichtingsmiddelen dient gecontroleerd te worden. Als andere afdichtingsmiddelen worden gebruikt, dient hiermee bij de configuratie van de installatie rekening gehouden te worden. Speciaal voor verwarmingsinstallaties ontwikkelde antivriesmiddelen bevatten naast glycol ook inhibitoren en buffersubstanties ter bescherming tegen corrosie. In ieder geval moeten bij het gebruik van antivriesmiddelen de gegevens van de fabrikant met betrekking tot de minimale en maximale concentratie worden gerespecteerd. De voorgeschreven minimale concentratie, afhankelijk van de vereiste vorstbeschermingstemperatuur, mag niet worden onderschreden. De phwaarde en de vorstbescherming (dichtheidsmeting) dienen regelmatig volgens de gegevens van de fabrikant, minimaal echter jaarlijks, gecontroleerd en gecorrigeerd te worden. De invloed van antivriesmiddelen op onderdelen van de installatie die niet tot de verwarmingsketel behoren alsook op elektrisch en pneumatisch aangedreven armaturen, kleppen, afdichtingen enz. moet met de leverancier van de onderdelen worden afgestemd. De met antivriesmiddel gevulde installatie moet dienovereenkomstig gemarkeerd worden. Als een ketelsysteem op werking zonder antivriesmiddel wordt omgesteld, dient de installatie zodanig gespoeld te worden dat het antivriesmiddel volledig verwijderd wordt. De kwaliteit van het ketel- en voedingswater moet aan de vereisten van de richtlijn VDI 2035 voldoen. De installaties moeten als gesloten systemen worden uitgevoerd, aangezien de inhibitoren van het antivriesmiddel door de toevoer van zuurstof snel afnemen. Membraandrukexpansievaten moeten voldoen aan de vereisten van DIN Soldeerverbindingen dienen bij voorkeur met Ag- of Cu-hardsoldering uitgevoerd te worden. Als bij het zachtsolderen chloridehoudende vloeimiddelen worden gebruikt, moeten de resten hiervan in het circulatiesysteem door grondig spoelen verwijderd worden. Een verhoogd chloridegehalte in het warmtedragende medium kan corrosieschade veroorzaken. Als flexibele verbindingselementen mogen alleen zuurstofdiffusiedichte slangen of metalen slangen worden gebruikt. De installaties mogen niet met verzinkte warmtewisselaars, bakken of buizen aan primaire zijde worden uitgerust, aangezien zink door glycol-/ watermengsels kan losraken. 31 Service

32 Eisen aan de waterkwaliteit Gebruik van antivriesmiddel in ketels (vervolg) Er moet gewaarborgd worden dat tussen de onderdelen van de installatie die met antivriesmiddel in aanraking komen geen elektrische potentiaalverschillen aanwezig zijn om corrosiegevaar te voorkomen. Alle leidingen moeten zodanig worden gelegd dat geen circulatiestoringen door gaslagen of afzettingen op kunnen treden. Het watercirculatiesysteem moet tot het hoogste punt permanent met warmtedragend medium gevuld zijn. Na het vullen dient erop gelet te worden dat zich in de installatie geen luchtlagen meer bevinden. Gaslagen bouwen bij een temperatuurverlaging een onderdruk op, waardoor lucht in het systeem kan worden gezogen. Na het eerste vullen en de inbedrijfstelling, uiterlijk echter na 14 dagen, moeten de ingebouwde vuilvangers worden gereinigd om een vrije doorstroom van het warmtedragende medium niet nadelig te beïnvloeden. Na verliezen door lekkage of door aftappen moet het antivriesmiddel overeenkomstig de reeds gevulde concentratie worden bijgevuld. Voor de controle dient het gehalte aan antivriesmiddel bepaald te worden. 32

33 Onderdelenlijsten Onderdelenlijsten Aanwijzingen voor de bestelling van reserveonderdelen! Vermeld het serienummer en het type en geeft het benodigde aantal aan. Courante onderdelen zijn in de plaatselijke vakhandel verkrijgbaar. Ketelgrootte 0_1 0_2 0_3 0_4 0_5 Pos. Component Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal 1 Profielafdichting per keteldeur 2 *3 Pakking per keteldeur 3 Isolatiering 4 *3 Pakking branderaansluiting 5 *3 Pakking reinigingsdeksel 6 *3 Pakking ketelbodem achteraan 7 *3 Pakking per reinigingsopening 8 Handgatafdichting 100 x 150 mm 9 Dichtingsringset 10 Kopgatafdichting 225 x 325 mm Bestellingen van wisselstukken bij uw Viessmann verkoopskantoor. Viessmann Industrieservice Tel.: +49 (0)30/ Fax: +49 (0)30/ industrieservice@viessmann.com Internet: Service *3 Een overeenkomstige hoeveelheid montagelijm wordt meegeleverd. 33

34 Onderdelenlijsten Onderdelenlijsten (vervolg) qp 34

35 Protocollen Protocollen d.d. door: Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d. door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d. door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d. door: Service Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d. door: 35

36 Index Index A Aansluitingen aan waterzijde controleren...23 Aardalkaliën, som van de...13 Afdichtingen controleren...18 B Bezichtigingsopeningen controleren op dichtheid...21 Brander afstellen...25 demonteren...15 monteren...21 Buitenbedrijfstelling...8 C Chemicaliën voor corrosiebescherming...30 Corrosie (voorkomen), waterzijdig...29 Corrosiebeschermingsmaatregelen...30 E Eerste inbedrijfstelling...7 Expansievat...30 I Installatie buiten bedrijf stellen...14 in bedrijf stellen...13 Isolatiedelen controleren...18 K Keteldeuren openen...15 sluiten...20 Kijkglas reinigen...17 O Onderhoudsaanwijzingen...10 R Reinigingsdeksel erop schroeven...20 openen...16 Rookgasverzamelkast reinigen...17 T Totale hardheid van het ketelwater13, 24 V Veiligheidsklep controleren...8, 23 Verwarmingsinstallatie ontluchten...13 vullen met water...13 Verwarmingsoppervlakken reinigen...17 Vul- en bijvulwater...24, 28 W Waterbehandeling...30 Waterkwaliteit controleren...24, 26 Waterruimte op afzettingen controleren...23 Waterzijdige corrosie (voorkomen)...29 Werkingscontroles...8 Wirbulatoren erin schuiven...20 reinigen...16 Z Zoutarm water...28 Zouthoudend water...28 M Membraanexpansievat

37 37

38 38

39 39

40 Gedrukt op milieuvriendelijk, chloorvrij gebleekt papier 40 Viessmann Nederland B.V. Postbus AH Capelle a/d IJssel Tel. : Fax : info-nl@viessmann.com Technische wijzigingen voorbehouden.