VIESMANN. Servicehandleiding VITOCROSSAL 300. voor de vakman. Vitocrossal 300 type CM3, 87 tot 142 kw HR-ketels op gas

Transcriptie

1 Servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitocrossal 300 type CM3, 87 tot 142 kw HR-ketels op gas Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina VITOCROSSAL 300 9/2012 Bewaren a.u.b.!

2 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsvoorschriften Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële schade. Toelichting bij veiligheidsvoorschriften Gevaar Dit teken waarschuwt voor persoonlijk letsel.! Opgelet Dit teken waarschuwt voor materiële schade en schade aan het milieu. Opmerking Gegevens met het woord "Opmerking" bevatten aanvullende informatie. Doelgroep Deze handleiding is alleen bedoeld voor erkende installateurs. Werkzaamheden aan gasinstallaties mogen alleen door bevoegde installateurs worden uitgevoerd. Elektrische werkzaamheden mogen alleen door bevoegde elektromonteurs worden uitgevoerd. De eerste inbedrijfstelling moet door de installateur van de installatie of een door hem aangewezen vakman plaatsvinden. Voorschriften Let bij de werkzaamheden op de ARBO voorschriften, de wettelijke voorschriften inzake milieubescherming, Wat te doen bij een gaslucht Gevaar Ontsnappend gas kan explosies veroorzaken met zeer ernstige verwondingen als gevolg. Niet roken! Vermijd open vuur en vonkvorming. Nooit schakelaars van verlichting en elektrische toestellen bedienen. Gasafsluitkraan sluiten. Ramen en deuren openzetten. Personen verwijderen uit de gevarenzone. Het energiebedrijf buiten het gebouw waarschuwen. Wat te doen bij een rookgaslucht Gevaar Rookgassen kunnen levensbedreigende vergiftiging veroorzaken. Installatie spanningsvrij schakelen. Open ramen en deuren (buiten). Deuren van woonverblijven sluiten. Werkzaamheden aan de installatie Installatie spanningsvrij schakelen. Installatie beveiligen tegen opnieuw inschakelen. Bij gas als brandstof de gastoevoer afsluiten en beveiligen tegen onverhoeds openen. 2

3 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsvoorschriften (vervolg) Herstelwerkzaamheden Opgelet! De reparatie van onderdelen met een veiligheidstechnische functie brengt de veilige werking van de installatie in gevaar. Defecte onderdelen moeten door orginele onderdelen van Viessmann worden vervangen. Accessoires, en reserve-onderdelen Opgelet! Reserve-onderdelen en slijtende onderdelen die niet samen met de verwarmingsinstallatie zijn gekeurd, kunnen de werking van de installatie nadelig beïnvloeden. Het monteren van niet-toegelaten onderdelen en het uitvoeren van niet-goedgekeurde wijzigingen en montages kunnen de veiligheid in gevaar brengen en de garantie beperken. Bij vervanging uitsluitend originele reserve-onderdelen van Viessmann of door Viessmann goedgekeurde reserve-onderdelen gebruiken. 3

4 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud... 5 Aanvullende info over de stappen... 7 Onderdelenlijsten Protocollen Technische gegevens Verklaringen Conformiteitsverklaring Verklaring van de fabrikant conform 1.BlmSchV

5 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Zie de aangegeven pagina voor meer informatie over de te volgen stappen Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 1. Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzer controleren Verwarmingsinstallatie vullen met water en ontluchten Sifon vullen met water Installatie in bedrijf stellen Installatie buiten bedrijf stellen Keteldeur openen Neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) loskoppelen van de ketel en de afvoerslang aansluiten Verbrandingskamer en verwarmingsoppervlakken reinigen Onderdelen die met rookgas in aanraking komen op corrosie controleren 10. Afdichtingen, afdichtingskoorden en isolatiedelen van de keteldeur controleren Afdichtingen en isolatie van de ketel controleren Werking van de veiligheidskleppen controleren 13. Mengklep op soepele werking en dichtheid controleren Waterkwaliteit controleren Condenswaterafvoersysteem reinigen en weer aansluiten Condenswaterafvoer en neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) controleren Keteldeur sluiten Ventilatie van de stookruimte controleren 5

6 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie (vervolg) Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 19. Rookgasinstallatie controleren op dichtheid 20. Brander afstellen Informeren van de installatiegebruiker Gebruiks- en servicedocumentatie

7 Aanvullende info over de stappen Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzer controleren De veiligheidstemperatuurbegrenzer mag niet hoger dan 110 C ingesteld zijn, indien nodig op max. 110 C instellen. Montage- en servicehandleiding van de regeling Verwarmingsinstallatie vullen met water en ontluchten Vulhoeveelheid, waterhardheid en phwaarde op pagina 13 noteren. Toegestane werkdruk van de verwarmingsketel: 4 bar. Min. werkdruk: 0,5 bar Opmerking Voor een veilige werking is de min. werkdruk absoluut noodzakelijk. Hij kan met een minimumdrukbewaking gewaarborgd worden (bij meerketelinstallaties één per installatie).! Opgelet Ongeschikte waterkwaliteit kan tot schade aan het ketellichaam en de verwarmingsinstallatie leiden. Eisen aan de waterkwaliteit op pagina 21 respecteren. Sifon vullen met water 1. Sifon losmaken en vullen met water. Opgelet! Gevaar voor ontsnappend rookgas. De sifon met water vullen. 2. Ongehinderde afvoer van het condenswater controleren. 3. Sifon weer monteren. 7

8 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Installatie in bedrijf stellen Bedienings- en servicehandleiding van de regeling, van de brander en de neutraliseringsinstallatie, evenals documentatie van de branderfabrikant 1. Druk van de verwarmingsinstallatie controleren. Toegestane werkdruk van de verwarmingsketel: 4 bar Min. werkdruk: 0,5 bar Opmerking Voor een veilige werking is de min. werkdruk absoluut noodzakelijk. Hij kan met een minimumdrukbewaking gewaarborgd worden (bij meerketelinstallaties één per installatie). 2. Controleren of de ventilatie van de stookruimte open staat. 3. Gasaansluitdruk controleren. 4. Controleren of de reinigingsopening in de rookgasafvoer gesloten is. 6. Hoofdschakelaar, schakelaar voor de CV-pomp en werkingsschakelaar voor de brander in deze volgorde inschakelen. Werkingsvoorschriften van de branderfabrikant 7. Controleren of de neutraliseringsinstallatie goed werkt. Gebruiksaanwijzing van de neutraliseringsinstallatie 8. Afdichtingen en afsluitingen controleren en indien nodig aantrekken. Opmerking Wij adviseren alle verwarmingswateraansluitingen na ca. 500 bedrijfsuren te controleren op dichtheid. 9. Een paar dagen na de inbedrijfstelling keteldeur en reinigingsdeksel controleren en schroeven aantrekken. 5. Afsluitkleppen van de gasleiding openen. Installatie buiten bedrijf stellen 1. De installatie spanningsvrij schakelen en tegen opnieuw inschakelen beveiligen. 2. Stekker fa en lö van de brander aftrekken. 3. De gasafsluitkraan sluiten. Keteldeur openen 1. Gasaansluitbuis demonteren. 8

9 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 2. Zes schroeven aan de keteldeur losdraaien en de keteldeur openzwenken.! Opgelet Krassen in de verbrandingskamer kunnen leiden tot corrosie. Geen gereedschap of andere voorwerpen in de verbrandingskamer leggen. Neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) loskoppelen van de ketel en de afvoerslang aansluiten 1. Slang A naar de neutraliseringsinstallatie loskoppelen van de sifon B. 2. Sifon B van de condenswaterafvoer demonteren. B A C 3. Condenswaterafvoer van binnen reinigen met een kunststofborstel. 4. Afvoerslang C aansluiten aan de condenswaterafvoer. Afvoerslang C aan de door de installateur voorziene afvoeraansluiting aansluiten. Verbrandingskamer en verwarmingsoppervlakken reinigen! Opgelet Het aanraken met niet-gelegeerd ijzer en krassen op onderdelen die met rookgas in aanraking komen kunnen tot corrosie leiden. Alleen kunststofborstels, geen staalborstels of scherpe voorwerpen gebruiken. 1. Vuurhaard en verwarmingsoppervlakken reinigen. Voor de normale reiniging verwarmingsoppervlakken grondig met een waterstraal afspoelen. Bij vastzittend vuil, oppervlakteverkleuringen of roetafzettingen kunnen reinigingsproducten worden gebruikt. Let daarbij op het volgende: 9

10 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Geen reinigingsproducten met oplosmiddelen gebruiken. Let erop dat er geen reinigingsmiddel tussen ketellichaam en isolatie komt. Roetafzettingen met alkalische middelen en tensidenbijvoeging (bijv. Fauch 600) verwijderen. Aanslag en oppervlakteverkleuringen (geel-bruin) met lichtzure, chloridenvrije reinigingsmiddelen op basis van fosforzuur weghalen (bijv. Antox 75 E). 2. Opgeloste aanslag uit de ketel verwijderen, verwarmingsoppervlakken en rookgasverzamelkast grondig met waterstraal afspoelen. Gevaar Opgeloste afzettingen en resten van reinigingsmiddelen kunnen tot letsel leiden. Veiligheidsbril, werkhandschoenen en beschermende kleding dragen. Gegevens fabrikant van reinigingsproduct. Opmerking Fauch 600 en Antox 75 E Fabrikant: Hebro Chemie GmbH Rostocker Straße 40 D Mönchengladbach Afdichtingen, afdichtingskoorden en isolatiedelen van de keteldeur controleren 1. Afdichtingen en afdichtingskoorden van de keteldeur op beschadigingen controleren. 3. Beschadigde onderdelen vervangen. 2. Isolatiedelen van de keteldeur controleren op beschadigingen. 10

11 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Afdichtingen en isolatie van de ketel controleren A B C D E 1. Afdichting van de rookgaskast A tussen de rookgasverzamelkast C en het ketellichaam B controleren op dichtheid. 3. Indien nodig de afdichting van de rookgaskast A aan de spanbeugels E naspannen of vernieuwen. Lipafdichting D bij lekkage vernieuwen. 2. Lipafdichting D van het ketelaansluitstuk controleren op dichtheid. Opmerking De afdichtingen kunnen bij vollast met een dauwspiegel worden gecontroleerd. Indien nodig de isolatiedelen demonteren. Sporen van condenswater aan de buitenkant van de rookgasverzamelkast C wijzen op lekken. 11

12 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 4. De schroefverbindingen aan waterzijde op dichtheid controleren, indien nodig de afdichtingen vernieuwen. Gevaar Bij werkzaamheden aan onder druk staande onderdelen bestaat gevaar voor letsel. De aansluitingen aan verwarmingswaterzijde mogen alleen worden geopend als de verwarmingsketel niet onder druk staat. Het aftappen van de verwarmingsketel met een zuigpomp alleen met een geopende ontluchting uitvoeren. 5. Controleren of de isolatie van de verwarmingsketel nog correct zit, indien nodig aanpassen of bij beschadiging vervangen. Mengklep op soepele werking en dichtheid controleren 1. Motorhendel lostrekken van de mengklephandgreep. 2. Mengklep controleren op soepelheid. 3. Mengklep controleren op lekkage. Bij lekkage O-ring afdichtingen vervangen. 4. Motorhendel inklikken. Waterkwaliteit controleren De hoeveelheid van het bijvulwater en de totale hardheid van het voedings- en ketelwater in de tabel invoeren. Eisen aan de waterkwaliteit op pagina

13 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Tellerstand Vul- en bijvulwater phwaarde Totale hardheid Voe- Ketelwatedingswater m 3 m 3 m 3 dh dh Totaal watervolume Datum De totale hardheid van het vul- en bijvulwater mag de richtwaarden conform VDI 2035 (zie pagina 21) niet overschrijden. De ph-waarde moet tussen 8,2 en 9,5 liggen. Condenswaterafvoersysteem reinigen en weer aansluiten Tot het condenswaterafvoersysteem behoren condenswaterafvoer, sifon, neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) en alle zich tussen deze onderdelen bevindende slangen en buisleidingen. Opmerking Het condenswaterafvoersysteem minstens eenmaal per jaar van binnen reinigen. 13

14 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 3. Neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) reinigen volgens de gegevens van de fabrikant. C D B A Bedienigshandleiding van de neutraliseringsinstallatie Opmerking Het neutraliseringsmiddel kan via de firma Viessmann onder bestelnr worden besteld. 4. Slang C aftrekken en de sifon B op de condenswaterafvoer schroeven. 1. Onderste gedeelte A van de sifon B schroeven en spoelen, toevoeraansluiting van de sifon B met een borstel reinigen. 5. Slang D van de neutraliseringsinstallatie weer op de sifon aansluiten. 2. Onderste gedeelte A van de sifon vullen met water en erop schroeven. Condenswaterafvoer en neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) controleren Water in de verbrandingsruimte gieten. Het water moet zonder opstuwen via de condenswaterafvoer wegstromen. Indien nodig condenswaterafvoer nog een keer reinigen. Keteldeur sluiten 1. Schroeven op de keteldeur gelijkmatig en kruislings aantrekken. 2. Gasaansluitbuis monteren en een dichtheidscontrole uitvoeren. Brander afstellen De informatie van de branderfabrikant respecteren. 14

15 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Informeren van de installatiegebruiker De installateur van de installatie moet aan de gebruiker ervan de bediening uitleggen. Gebruiks- en servicedocumentatie 1. Klantenkaart invullen en afscheuren: Het gedeelte voor de gebruiker van de installatie aan de gebruiker overhandigen. Het gedeelte voor de verwarmingsfirma bewaren. 2. Alle wisselstuklijsten, gebruiks- en serviceaanwijzingen in de map plaatsen en aan de gebruiker van de installatie overhandigen. Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 15

16 Onderdelenlijsten Onderdelenlijsten Aanwijzingen voor de bestelling van reserveonderdelen! Vermeld het bestelnummer en het serienummer (zie kenplaatje) alsook het positienummer van het wisselstuk (uit deze wisselstuklijst). Courante onderdelen zijn in de plaatselijke vakhandel verkrijgbaar. 001 Rookgaskast 002 Afdichting rookgaskast 003 Stelpoot 004 Sifon 005 Rookgasafdichting 200 Plaat 201 Bovenplaat 202 Zijplaat links en rechts 203 Frontplaat 204 Achterplaat 205 Isolatiemantel 206 Isolatiemat voor 207 Isolatiemat achteraan 208 Afdekplaat onderaan 209 Isolatieset 210 Logo Vitocrossal Kantbescherming 212 Sierkap Wisselstukken zonder afbeelding 300 Decoratief plakband 301 Spuitbuslak, vitozilver 302 Lakstift, vitozilver 303 Montagehandleiding 304 Servicehandleiding A Typeplaatje B Ketelcircuitregeling, zie afzonderlijke onderdelenlijst 16

17 Onderdelenlijsten Onderdelenlijsten (vervolg) B A

18 Onderdelenlijsten Onderdelenlijsten (vervolg)

19 Protocollen Protocollen d.d.: door: Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d.: door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d.: door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d.: door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d.: door: 19

20 Technische gegevens Technische gegevens Nominaal vermogen T V/ T R = 50/30 C kw T V /T R = 80/60 C kw Nom. warmtebelastingsbereik kw Productidentificatienummer CE-0085 BN 0569 Aansluitwaarden *1 Op basis van max. belasting aardgas H-G20 m 3 /h 8,7 11,4 14,2 Aardgas L-G25 m 3 /h 10,1 13,3 16,5 Productwaarden (volgens EnEV) Rendement η bij 100% van het nominale vermogen % 97,2 97,5 97,6 bij 30% van het nominale vermogen % 108,0 108,1 107,6 Onderhoudsverlies q B,70 % 0,6 0,5 0,4 Elektr. opgenomen vermogen bij 100% van het nominale vermogen W bij 30% van het nominale vermogen W *1 De aansluitwaarden dienen uitsluitend ter informatie (bijv. voor de gasaanvraag) of voor een benaderende en volumetrische aanvullende controle van de instelling. Vanwege de fabrieksinstelling mogen de ingestelde gasdrukwaarden niet afwijkend van deze waarden worden veranderd. Ref.: 15 ºC, 1013 mbar 20

21 Eisen aan de waterkwaliteit Opmerking Onze garantie geldt als aan de hieronder genoemde vereisten wordt voldaan. De garantie geldt niet voor schade als gevolg van waterschade en ketelsteenvorming. Voorkomen van schade door steenvorming Er moet worden voorkomen dat overmatige steenvorming (calciumcarbonaat) op de verwarmingsoppervlakken optreedt. Voor verwarmingsinstallaties met werkingstemperaturen tot 100 C geldt de VDI-richtlijn 2035 blad 1 Voorkomen van schade in warmwaterverwarmingsinstallaties - kalksteenvorming in tapwater- en warmwaterverwarmingsinstallaties met de volgende richtwaarden (zie ook de desbetreffende verklaringen in de originele tekst van de richtlijn). Richtwaarden voor verwarmingsinstallaties met werkingstemperaturen tot 100 C Totaal vermogen Specifiek installatievolume kw < 20 l/kw 20 l/kw tot 50 l/kw < 50 l/kw 50 3,0 mol/m 3 (16,8 dh) 2,0 mol/m 3 (11,2 dh) < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) > 50 tot 200 2,0 mol/m 3 (11,2 dh) 1,5 mol/m 3 (8,4 dh) < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) > 200 tot 600 1,5 mol/m 3 (8,4 dh) 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) > 600 < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) 21

22 Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Bij de richtwaarden wordt uitgegaan van de volgende voorwaarden: De som van het totale vul- en bijvulwater tijdens de levensduur van de installatie overschrijdt niet het drievoudige van de waterinhoud van de verwarmingsinstallatie. Alle maatregelen ter voorkoming van corrosie aan waterzijde volgens VDI 2035 blad 2 zijn genomen. Bij verwarmingsinstallaties met de volgende kenmerken moet het vul- en bijvulwater onthard worden: De som van de aardalkaliën van het vul- en bijvulwater ligt boven de richtwaarde. Grotere hoeveelheden vul- en bijvulwater zijn te verwachten. Het specifieke installatievolume is > 20 l/kw vermogen. Bij installaties met meerdere ketels moet het vermogen van de kleinste ketel worden gebruikt. Bij installaties > 50 kw moet voor het vastleggen van de vul- en bijvulwatervolumes een waterteller worden ingebouwd. De bijgevulde waterhoeveelheden en de waterhardheid moeten in de onderhoudschecklisten van de verwarmingsketel worden genoteerd Bij installaties met een specifiek installatievolume > 20 l/kw vermogen (bij installaties met meerdere ketels moet daarbij het vermogen van de kleinste ketel ingezet worden) moeten de eisen van de volgend hogere groep van het totale vermogen (volgens de tabel) worden toegepast. Bij ernstige overschrijdingen (> 50 liter/kw) moet bij 0,02 mol/m 3 onthard worden. Werkingsaanwijzingen: Bij uitbreidings- en reparatiewerkzaamheden hoeven alleen de absoluut noodzakelijke netdelen afgetapt te worden. Filters, vuilvangers of andere reinigings- of afscheidingsinrichtingen in het verwarmingswatercircuit moeten na de eerste installatie of na een vernieuwing van de installatie vaker, later naar behoefte afhankelijk van de waterbehandeling (bijv. hardheid) worden gecontroleerd, gereinigd en gebruikt. Als de verwarmingsinstallatie met volledig onthard water wordt gevuld, zijn bij de inbedrijfstelling geen speciale maatregelen nodig. Als de verwarmingsinstallatie niet met volledig onthard water, maar met water volgens de eisen in bovenstaande tabel is gevuld, moet bij de inbedrijfstelling ook op het volgende gelet worden: De inbedrijfstelling van een installatie moet trapsgewijs plaatsvinden, beginnend met het geringste vermogen van de verwarmingsketel bij een hoog verwarmingswaterdebiet. Hierdoor wordt een plaatselijke concentratie van kalkafzettingen op de verwarmingsoppervlakken van de warmtegenerator voorkomen. 22

23 Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Bij ketelinstallaties met meerdere ketels moeten alle verwarmingsketels gelijktijdig in werking worden gesteld, zodat de totale kalkhoeveelheid niet op het warmteoverdrachtsvlak van één verwarmingsketel terechtkomt. Als aan waterzijde maatregelen nodig zijn, moet de verwarmingsinstallatie reeds bij de eerste vulling vóór de inbedrijfstelling met voorbereid water worden gevuld. Dit geldt ook voor elke nieuwe vulling, bijv. na reparatie of uitbreiding van de installatie, alsook voor alle bijvulwatervolumes. Als deze aanwijzingen worden gerespecteerd, is de vorming van kalkafzettingen op de verwarmingsoppervlakken minimaal. Als door het niet-naleven van de VDIrichtlijn 2035 schadelijke kalkafzettingen zijn ontstaan, is in de meeste gevallen al sprake van een beperkte levensduur van de ingebouwde verwarmingstoestellen. Het verwijderen van de kalkafzettingen kan een optie zijn om de goede werking weer te herstellen. Deze maatregel moet door een vakbedrijf worden uitgevoerd. De verwarmingsinstallatie dient vóór het opnieuw in bedrijf stellen op schade onderzocht te worden. Om opnieuw overmatige vorming van kalksteen te voorkomen, moeten de foutieve werkingsparameters absoluut worden gecorrigeerd. Voorkomen van schade door corrosie aan waterzijde De corrosiebestendigheid aan verwarmingswaterzijde van de in de verwarmingsinstallaties en warmtegeneratoren gebruikte ijzermaterialen berust op de afwezigheid van zuurstof in het verwarmingswater. De zuurstof in de verwarmingsinstallatie als gevolg van de eerste vulling of bijvulling reageert, zonder schade te veroorzaken, met de materialen van de installatie. Het karakteristieke zwart worden van het water na een bepaalde werkingstijd geeft aan dat geen vrije zuurstof meer aanwezig is. De technische regels, in het bijzonder VDI-Richtlijn , adviseren daarom verwarmingsinstallaties zo te dimensioneren en te gebruiken dat de constante toevoer van zuurstof in het verwarmingswater niet mogelijk is. Het binnendringen van zuurstof tijdens het gebruik kan normaal gesproken alleen plaatsvinden: via doorstroomde open expansievaten, door onderdruk in de installatie, via luchtdoorlatende onderdelen. Gesloten installaties bijv. met membraanexpansievat bieden bij de juiste grootte en juiste systeemdruk een goede bescherming tegen het binnendringen van zuurstof uit de lucht in de installatie. De druk moet op ieder punt van de verwarmingsinstallatie, ook aan de aanzuigzijde van de pomp, en bij elke werkingstoestand boven de druk van de omringende atmosfeer liggen. De voordruk van het membraanexpansievat moet minstens bij het jaarlijkse onderhoud worden gecontroleerd. 23

24 Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Het gebruik van luchtdoorlatende onderdelen, bijv. niet-diffusiedichte kunststofleidingen in vloerverwarmingen, moet worden voorkomen. Als deze toch worden gebruikt, moet er een systeemscheiding worden aangebracht. Deze moet het door de kunststofbuizen stromende water door een warmtewisselaar van corrosiebestendig materiaal van de andere verwarmingscircuits bijv. van de warmtegenerator scheiden. Bij een corrosietechnisch gesloten warmwaterverwarmingsinstallatie, waarbij met de hiervoor genoemde punten rekening is gehouden, zijn geen extra corrosiebeschermingsmaatregelen nodig. Als er toch gevaar is dat zuurstof binnendringt, moeten extra beschermingsmaatregelen worden genomen, bijv. door het zuurstofbindende middel natriumsulfiet (5-10 mg/l) toe te voegen. De ph-waarde van het verwarmingswater dient 8,2-9,5 te bedragen. Als onderdelen van aluminium aanwezig zijn, gelden hiervan afwijkende voorwaarden. Als voor de bescherming tegen corrosie chemicaliën worden gebruikt, adviseren wij om bij de fabrikant van de chemische stoffen in kwestie een attest aan te vragen waarin deze bevestigt dat de chemicaliën geen gevaar vormen voor de materialen waarvan de ketel en de andere componenten van de verwarmingsinstallatie zijn gemaakt. Als u vragen heeft over de waterbehandeling, adviseren wij u zich tot een gespecialiseerde firma te wenden. Meer gedetailleerde gegevens staan in de VDI-richtlijn en EN

25 Verklaringen Conformiteitsverklaring Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D Allendorf, verklaren op eigen verantwoordelijkheid dat het product Vitocrossal 300, type CM3 met ketelcircuitregeling Vitotronic en MatriX-stralingsbrander met de volgende normen overeenstemt: EN 297 EN EN 303 EN EN 676 EN EN 677 EN EN EN EN : TRD 702 EN : Overeenkomstig de bepalingen van de volgende richtlijnen wordt dit product met _-0085 gekenmerkt: 2006/95/EG 2004/108/EG 2009/142/EG 92/ 42/EWG Dit product voldoet aan de vereisten van de Rendementsrichtlijn (92/42/EEG) voor HR-ketels. Bij de energetische keuring van verwarmings- en luchtbehandelingsinstallaties conform DIN V , zoals vereist door de Duitse EnEV-voorschriften, kan bij de bepaling van de installatiewaarden voor het product Vitocrossal 300 worden uitgegaan van de productwaarden die bij de Europese typehomologatie overeenkomstig de rendementsrichtlijn werden bepaald (zie tabel Technische gegevens). Deze verwarmingsketel voldoet aan de eisen van het geldende TRD-reglement. Allendorf, 1 september 2012 Viessmann Werke GmbH&Co KG vert. Manfred Sommer 25

26 Verklaringen Verklaring van de fabrikant conform 1.BlmSchV Wij, de Viessmann Werke GmbH & Co KG, D Allendorf, bevestigen dat het volgende product voldoet aan de NO x -grenswaarden die in 1. BlmSchV 7 (2) worden gesteld: Vitocrossal 300, type CM2 met MatriX-stralingsbrander Allendorf, 1 september 2012 Viessmann Werke GmbH & Co KG vert. Manfred Sommer 26

27 27

28 Geldig voor Artikel nr.: Viessmann Nederland B.V. Postbus AH Capelle a/d IJssel Tel. : Fax : info-nl@viessmann.com Technische wijzigingen voorbehouden.