TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

Transcriptie

1

2 PTV 828 TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN COPRO COPRO vzw GRAS-/GRINDKUNSTSTOFPLATEN Versie 4.0 van Onpartijdige Instelling voor de Controle van Bouwproducten

3 Z.1 Researchpark Kranenberg Zellik tel. +32 (2) fax +32 (2) BTW BE KBC Gras-/Grindkunststofplaten PTV 828 2/11 Versie 3.7 van

4 Inhoudsopgave 1 INLEIDING TOEPASSINGSDOMEIN REFERENTIES KENMERKEN Materiaal Vorm Bovenvlak Legvlak Verankeringspinnen Hoogte, lengte, breedte en gewicht Verbindingen Druksterkte en vervorming Impactweerstand Eisen voor de verbinding, de druksterkte, de vervorming en de impactweerstand PROEFMETHODES Hoogte, lengte, breedte en gewicht Verbindingen Druksterkte en vervorming Impactweerstand PARTIJ... 9 Bijlage A: Opbouw van een verharding met gras-/grindkunststofplaten (informatief) PTV 828 Gras-/Grindkunststofplaten Versie 4.0 van /11

5 1 INLEIDING Dit document werd opgesteld door de adviesraad voor Gras-/grindkunststofplaten van COPRO. Gras-/grindkunststofplaten hebben een raatvormige structuur en worden aangewend voor het verstevigen van grasmatten en/of berijdbare oppervlakken. Momenteel zijn er in deze PTV nog geen specifieke bepalingen opgenomen betreffende de duurzaamheid. Zodra er op Europees vlak bepalingen zijn betreffende de duurzaamheid van andere kunststofproducten uit PE zal bekeken worden of deze bepalingen kunnen omgezet worden in bepalingen voor de gras-/grindkunststofplaten. 2 TOEPASSINGSDOMEIN Dit document bevat de bepalingen waaraan de gras-/grindkunststofplaten uit gerecycleerd PE moeten voldoen. 3 REFERENTIES Deze PTV bevat gedateerde en ongedateerde referenties. Voor gedateerde referenties is enkel de geciteerde versie van toepassing. Voor ongedateerde referenties is steeds de laatste versie van toepassing, inclusief eventuele addenda. NBN EN Afdekkingen voor putten en kolken voor verkeers- en voetgangersgebieden - Deel 1: Definities, classificatie, algemene ontwerpprincipes, prestatie-eisen en beproevingsmethoden NBN EN Kunststofleidingsystemen Hulpstukken van thermoplasten Beproevingsmethode voor de slagweerstand NBN EN ISO Metalen - Verificatie van éénassige statische beproevingstoestellen - Deel 1: Trek-/drukbanken Kalibratie en verificatie van het krachtmeetsysteem SB 250 Standaardbestek 250 PTV 827 Waterdoorlatende bestratingen: Systeem-, product- en plaatsingseisen Gras-/Grindkunststofplaten PTV 828 4/11 Versie 4.0 van

6 4 KENMERKEN 4.1 Materiaal De gras-/grindkunststofplaten worden geproduceerd uit gerecycleerd PE. Het is de verantwoordelijkheid van de fabrikant er voor te zorgen dat zijn producten voldoen aan alle geldende milieu en hygiënische eisen. 4.2 Vorm De gras-/grindkunststofplaten zijn rechthoekig, hebben een nagenoeg raatvormige structuur en prismavormige verticale holten. 4.3 Bovenvlak De open oppervlakte bedraagt minstens 85 % van de plaatoppervlakte. 4.4 Legvlak De onderzijde van de plaat (het legvlak genoemd) is geperforeerd ter plaatse van elke maas. Elke maas op zich is aan het legvlak over minstens 50 % open ten opzichte van de respectievelijke maasoppervlakte, gemeten aan het bovenvlak. 4.5 Verankeringspinnen De gras-/grindkunststofplaat kan aan het legvlak voorzien worden van verankeringspinnen. Deze zorgen voor een verankering in de ondergrond. De verankeringspinnen dragen niet bij tot de druksterkte van de gras-/grindkunststofplaten en dienen dus verwijderd te worden bij het bepalen van de druksterkte en vervorming (zie 4.8 en 5.3), alsook bij de bepaling van de hoogte (zie 4.6 en 5.1). 4.6 Hoogte, lengte, breedte en gewicht De fabrikant legt voor de hoogte, de lengte, de breedte en het gewicht een nominale maat vast. De minimum hoogte is vastgelegd in Artikel 4.10, afhankelijk van de gekozen gebruiksklasse. Voor het bepalen van de hoogte worden eventuele verankeringspinnen aan de onderkant van de plaat niet meegerekend. De toleranties zijn de volgende: Voor de hoogte: - 0 mm / + 5 mm; Voor de lengte en de breedte: ± 5 mm; Voor het gewicht: ± 5 %. De bepaling van de afmetingen en het gewicht is volgens Artikel 5.1. De methode voor het bepalen van de lengte en de breedte leveren de maximum lengte en de maximum breedte van de plaat op. Daarnaast dient ook steeds een nuttige lengte en breedte vastgelegd te worden. PTV 828 Gras-/Grindkunststofplaten Versie 4.0 van /11

7 4.7 Verbindingen De verbinding tussen 2 platen kan een kracht opnemen in het vlak van de platen (dit wil zeggen een horizontale trekkracht ter hoogte van de verbinding). Een losse verbinding kan geen kracht opnemen loodrecht op het vlak van de platen (dit wil zeggen een verticale afschuifkracht). Een vaste verbinding kan dit wel. De soort van verbinding is afhankelijk van de gekozen gebruiksklasse en is vastgelegd in Artikel Een gras-/grindkunststofplaat kan verschillende ontwerpen van verbindingen hebben. De minimum treksterkte van de verbindingen is volgens Artikel De bepaling van de treksterkte van de verbindingen is volgens Artikel Druksterkte en vervorming De minimum druksterkte en de vervorming bij een belasting van 40 kn zijn afhankelijk van de gekozen gebruiksklasse en worden vastgelegd in Artikel De druksterkte en de vervorming worden bepaald volgens Artikel Impactweerstand Na impact mag de gras-/grindkunststofplaat geen breuken vertonen, die de gebruiksgeschiktheid van de gras-/grindkunststofplaat belemmeren. Kleine plaatselijke vervormingen, waarbij de gras- /grindkunststofplaat nog functioneel is, worden niet als breuk aanzien. De impacthoogte voor de beproeving is afhankelijk van de gekozen gebruiksklasse en is vastgelegd in Artikel De impactweerstand wordt bepaald volgens Artikel Eisen voor de verbinding, de druksterkte, de vervorming en de impactweerstand Kenmerken Gebruiks klasse Hoogte Druksterkte Vervorming bij 40 kn Impact hoogte Verbindingen mm kn % m Treksterkte Soort kn/m Toepassing A 50,0 75 2,0 3,0 3,0 Vast Zie Bijlage A B 38,0 50 2,0 2,0 1,0 Los (1) / vast Zie Bijlage A C 30,0 25 n.v.t. 1,0 0,5 Los / vast Zie Bijlage A (1) In het geval van een losse verbinding is het gebruik van verankeringspinnen verplicht (zie 4.5). Deze verankeringspinnen kunnen een deel van de plaat zijn of extra worden bijgeplaatst tijdens de installatie. Gras-/Grindkunststofplaten PTV 828 6/11 Versie 4.0 van

8 5 PROEFMETHODES 5.1 Hoogte, lengte, breedte en gewicht * Algemeen: Tenzij anders vermeld worden er 3 platen beproefd per partij. Elke plaat dient te voldoen aan de gestelde eisen betreffende de hoogte, de lengte, de breedte en het gewicht. * Hoogte: de gras-/grindkunststofplaat wordt geplaatst op een volledig vlakke ondergrond. De verankeringspinnen aan het legvlak van de plaat worden verwijderd of er worden uitsparingen voorzien in de ondergrond. Op de bovenkant wordt een stevige lat geplaatst die minimum de lengte (of breedte) van de plaat bedraagt + 10 cm. Deze lat wordt steeds in het midden van de plaat op de plaat gelegd, 1 keer in de lengterichting, 1 keer in de breedterichting, evenwijdig met de zijde van de plaat. Voor elke richting wordt steeds op 5 cm van de plaat de afstand tussen de onderkant van de lat en de ondergrond gemeten (2 metingen per richting) op 0,1 mm nauwkeurig. De uiteindelijke hoogte van de plaat is het gemiddelde van de 4 metingen, afgerond op 0,1 mm. Als alternatief mag de plaat met de bovenzijde op de ondergrond geplaatst worden. In voorkomend geval worden de verankeringspinnen die dan het plaatsen van de stevige lat verhinderen verwijderd. * Lengte: de gras-/grindkunststofplaat wordt geplaatst op een volledig vlakke ondergrond. Voor de bepaling van de lengte van de plaat wordt langs beide breedte-kanten een lat gelegd, die minstens de lengte van de plaat bedraagt + 10 cm. Op 5 cm van de plaat wordt 2 keer de lengte gemeten op 1 mm nauwkeurig. De lengte van de plaat is het gemiddelde van beide metingen, afgerond op 1 mm. * Breedte: idem als de lengte, maar dan in de andere richting. * Gewicht: Het gewicht van de plaat wordt bepaald op een balans op 1 gram nauwkeurig. 5.2 Verbindingen De treksterkte van de verbinding tussen 2 gras-/grindkunststofplaten wordt aan de hand van een trekproef bepaald. Vooreerst wordt er bepaald hoeveel verschillende types verbinding een plaat heeft. Zowel de geometrie van de verbinding zelf als de geometrie van de achterliggende plaat bepaald het type van verbinding. Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met hoe de individuele verbinding uit de plaat wordt gesneden. Daarna wordt bepaald hoeveel verbindingen er zijn van elk type in de lengterichting en in de breedterichting. Tenzij anders vermeld wordt elk type verbinding 3 keer beproefd per partij. De treksterkte voor een type verbinding is het gemiddelde van deze 3 metingen, afgerond op 0,01 kn. Voor de lengte en de breedte wordt dan de trekkracht per meter berekend aan de hand van de verschillende verbindingen per richting en de eerder bekomen trekkrachten per verbinding, afgerond op 0,1 kn/m. 1 verbinding wordt als volgt beproefd: Er wordt gebruik gemaakt van een trekbank die voldoet aan NBN EN ISO , klasse 1 of beter; De verbinding wordt minimum 24 h in lucht geconditioneerd bij een temperatuur van 23 ± 2 C; De verbinding wordt zowel aan de bovenkant en de onderkant ingeklemd (of vastgemaakt) zodanig dat de uitgeoefende kracht zo centraal mogelijk op de verbinding aangrijpt. In het geval de kracht excentrisch op de verbinding wordt uitgeoefend, dient deze zich aan de zwakste kant van de verbinding te bevinden; De beproevingstemperatuur is 23 ± 2 C; PTV 828 Gras-/Grindkunststofplaten Versie 4.0 van /11

9 De treksnelheid is 10 mm/min; De treksterkte van de verbinding is de maximale kracht die wordt bereikt. 5.3 Druksterkte en vervorming * Algemeen: Tenzij anders vermeld worden er 3 platen beproefd per partij. Elke plaat wordt in het midden beproefd. Elke plaat dient te voldoen aan de gestelde eisen betreffende de druksterkte en de vervorming. * Voor de berekening van de vervorming wordt gerekend met de werkelijke hoogte van de gras-/grindkunststofplaat. Deze dient bepaald te worden zoals voorzien in Artikel 5.1. * Elke plaat wordt als volgt beproefd: Er wordt gebruik gemaakt van een drukbank die voldoet aan NBN EN ISO , klasse 1 of beter; De plaat wordt minimum 24 h in lucht geconditioneerd bij een temperatuur van 23 ± 2 C; De onderzijde van de gras-/grindkunststofplaat wordt volledig ondersteund op een stalen plaat. Deze plaat dient vlak, glad en proper te zijn en mag tijdens de proef geen vervorming ondergaan die het resultaat van de proef kan beïnvloeden. Eventuele verankeringspinnen van de gras-/grindkunststofplaat worden verwijderd (of er worden uitsparingen voorzien in de ondersteunende stalen plaat); Op de bovenzijde van de gras-/grindkunststofplaat wordt centraal gedrukt met een stempel diameter 250 mm, zoals beschreven in NBN EN 124-1; De beproevingstemperatuur bedraagt 23 ± 2 C; De toename van de belasting bedraagt 2 kn/s; De druksterkte F max (op 1 kn nauwkeurig) wordt als volgt gedefinieerd: o Hetzij de maximale kracht indien dit maximum zich voordoet voor een vervorming van 15 % is bereikt; o Hetzij de kracht bij een vervorming van 15 % indien de maximale kracht zich voordoet bij een vervorming die groter is dan 15 %; De vervorming is uitgedrukt in % ten opzichte van de werkelijke hoogte en wordt bepaald (op 0,1 % nauwkeurig) als de vervorming die de plaat heeft bij een belasting van 40 kn. 5.4 Impactweerstand * Algemeen: Tenzij anders vermeld worden er 3 platen beproefd per partij. Elke plaat wordt op een andere hoek beproefd. Elke plaat dient te voldoen aan de gestelde eisen in Artikel 4.9. De impactweerstand wordt bepaald door de gras-/grindkunststofplaat van op de minimum valhoogte, die volgens de gebruiksklasse is vastgelegd in Artikel 4.10, te laten vallen op een betonnen vloer. * De methode is geïnspireerd op NBN EN Volgende bepalingen gelden: - Conditionering: minimum 4 h in lucht bij een temperatuur van 0 ± 2 C; - Maximum tijd tussen conditionering en impact bedraagt 30 seconden; - De valhoogte wordt gerekend vanaf de vloer tot de hoek welke de impact zal ondergaan; - De gras-/grindkunststofplaat wordt geleid tussen 2 verticale platen / balken met een tussenafstand gelijk aan de hoogte van de gras-/grindkunststofplaat + 5 mm. Gras-/Grindkunststofplaten PTV 828 8/11 Versie 4.0 van

10 6 PARTIJ Voor de monsterneming wordt elke totale hoeveelheid gras-/grindkunststofplaten van hetzelfde type en met dezelfde kenmerken verdeeld in gelijke partijen die zo groot mogelijk zijn, doch niet groter dan 500 m 2. Per partij worden er 3 monsters genomen. Twee daarvan worden bewaard voor eventuele tegenproeven. PTV 828 Gras-/Grindkunststofplaten Versie 4.0 van /11

11 Bijlage A: Opbouw van een verharding met gras-/grindkunststofplaten (informatief) A.1: Type van verkeersbelasting Zoals vermeld in Artikel 4.10 worden de gras-/grindkunststofplaten opgedeeld in 3 gebruiksklassen. Gebruiksklasse A B C Type van verkeersbelasting (enkel richtinggevende omschrijving) Zones (al dan niet naast een rijstrook voor wegverkeer) voor intensief en occasioneel zwaar verkeer Zones voor minder intensief en licht verkeer (Brandweerwagens toegelaten in geval van nood. Geen ander zwaar verkeer toegelaten.) Voetgangers- en fietserszones A.2: Fundering en werking van een waterdoorlatende verharding Voor de beschrijving van de fundering en de werking en de opbouw van een waterdoorlatende verharding verwijzen we naar PTV 827 Waterdoorlatende bestratingen: Systeem-, product- en plaatsingseisen van COPRO. Deze kan gedownload worden op de website van COPRO A.3: Bed van de verharding voor gras-/grindkunststofplaten Het bed van de verharding dient te bestaan uit een bodemsubstraat of steenslag 2/6,3. De samenstelling van het bodemsubstraat is beschreven in Art van SB 250. PTV 827 beschrijft voor het baanbed dat grondvervanging of -verbetering moet voorzien worden in geval van een weinig of niet doorlatende ondergrond. A.4: Opvulling (gebaseerd op SB 250) De gras-/grindkunststofplaat kan opgevuld worden met een homogeen gemengd bodemsubstraat, bomenzand of steenslag. Desgevallend kan gras ingezaaid worden. A.4.1: Opvulling met gras * Het opvullen van de mazen gebeurt met: of een homogeen gemengd bodemsubstraat bestaande uit: bomenzand - gebroken, geëxpandeerde kleikorrels 4/8: 65 vol -%; - fijne groencompost: 35 vol -%; - meststof: 1 kg/m³ mengsel. Gras-/Grindkunststofplaten PTV /11 Versie 4.0 van

12 * Vervolgens wordt overvloedig besproeid of beregend met water aan minstens 50 l water/m 2, zodanig dat na zetting de holten tot ongeveer 0,5 cm onder de bovenkant van de plaat opgevuld zijn. * De gras-/grindkunststofplaat wordt ingezaaid met een geschikt graszadenmengsel à rato van 2 kg/are. Het graszadenmengsel wordt beschreven in de opdrachtdocumenten. Zo niet bestaat het mengsel uit: - 45 % Lolium perenne; - 40 % Festuca rubra rubra; - 15 % Poa pratensis. Dit mengsel is goed bestand tegen dooizouten. Indien zouttolerantie geen vereiste is, wordt dit vermeld in de opdrachtdocumenten en zal het graszadenmengsel, tenzij anders gespecifieerd, bestaan uit: - 85 % Festuca arundinacea; - 15 % Poa pratensis. * Na het inzaaien is alle verkeer verboden tot na de tweede maaibeurt. A.4.2: Opvulling met steenslag * Het opvullen van de gras-/grindkunststofplaat gebeurt met een steenslag 2/6,3. Het gebruik van een discontinu mengsel zorgt ervoor dat de opvulling waterdoorlatend is en dat er geen waterplassen worden gevormd. Kalksteen, dolomiet of gebroken puin zijn uitgesloten als materiaal omdat de opvulling waterdoorlatend dient te zijn. * Verwijder na het opvullen het overtollige materiaal (afslepen). PTV 828 Gras-/Grindkunststofplaten Versie 4.0 van /11

13 PTV 828 PRESCRIPTIONS TECHNIQUES COPRO DALLES A GAZON / GRAVIER EN PLASTIQUE COPRO asbl Z.1 Researchpark Kranenberg Zellik Version 4.0 du Organisme Impartial de Contrôle de Produits pour la Construction tél. +32 (2) fax +32 (2) info@copro.eu TVA BE KBC

14 Table des matières 1 INTRODUCTION DOMAINE D APPLICATION REFERENCES CARACTERISTIQUES Matériaux Forme Surface supérieure Surface de pose Tenons d ancrage Hauteur, longueur, largeur et poids Jonctions Résistance à la compression et déformation Résistance à l impact Exigences pour la jonction, la résistance à la compression, la déformation et la résistance à l impact METHODES D ESSAI Hauteur, longueur, largeur et poids Jonctions Résistance à la compression et déformation Résistance à l impact LOT... 8 Annexe A : Construction d un revêtement avec dalles à gazon/gravier en plastique (informatif)... 9 Dalles à gazon/gravier en plastique COPRO-document : PTV 829 2/10 Version 4.0 du

15 1 INTRODUCTION Ce document a été établi par le conseil consultatif pour les dalles à gazon/gravier en plastique de COPRO. Les dalles à gazon/gravier ont une structure en forme alvéolaire et sont utilisées pour renforcer des gazons et/ou des surfaces praticables. Actuellement, il n y a pas encore de dispositions spécifiques dans ce PTV en ce qui concerne la durabilité. Dès qu il y a des dispositions au niveau européen concernant la durabilité d autres produits en plastique en PE, il sera examiné si ces dispositions peuvent être converties en dispositions pour les dalles à gazon/gravier. 2 DOMAINE D APPLICATION Ce document contient les dispositions auxquelles les dalles à gazon/gravier en PE recyclé doivent satisfaire. 3 REFERENCES Ce PTV contient des références datées et non datées. Pour les références datées, seule la version citée est d application. Pour les références non datées, c est toujours la dernière version qui est d application, y compris les éventuels addenda. NBN EN Dispositifs de couronnement et de fermeture pour les zones de circulation utilisées par les piétons et les véhicules - Partie 1 : Définitions, classification, principes généraux de conception, exigences de performances et méthodes d'essais NBN EN Systèmes de canalisation en plastique - Raccords en thermoplastique - Méthode d'essai de résistance au choc. NBN EN ISO SB 250 Standaardbestek 250 Matériaux métalliques - Étalonnage et vérification des machines pour essais statiques uniaxiaux - Partie 1: Machines d'essai de traction/compression - Étalonnage et vérification du système de mesure de force PTV 827 Revêtements drainants : Exigences de système, de produit et de placement PTV 828 Dalles à gazon/gravier en plastique Version 4.0 du /10

16 4 CARACTERISTIQUES 4.1 Matériaux Les dalles à gazon/gravier sont fabriquées en PE recyclé. Il est de la responsabilité du fabricant de faire en sorte que ses produits répondent aux exigences environnementales et hygiéniques en vigueur. 4.2 Forme Les dalles à gazon/gravier sont rectangulaires et ont une structure pratiquement alvéolaire et des cavités verticales en forme de prisme. 4.3 Surface supérieure La surface ouverte atteint au moins 85 % de la superficie de la dalle. 4.4 Surface de pose Le dessous de la dalle (dénommé la surface de pose ) est perforé à chaque maille. Chaque maille en soi est ouverte sur au moins 50 % de la surface de pose par rapport à la surface de maille respective, mesurée à la surface supérieure. 4.5 Tenons d ancrage La dalle à gazon/gravier peut être pourvue de tenons d ancrage. Ceux-ci contribuent à l ancrage dans le sol. Les tenons d ancrage ne contribuent pas à la résistance à la compression des dalles à gazon/gravier et doivent donc être supprimés lors de la détermination de la résistance à la compression et la déformation (voir 4.8 et 5.3), ainsi que lors de la détermination de la hauteur (voir 4.6 et 5.1). 4.6 Hauteur, longueur, largeur et poids Le fabricant définit une mesure nominale pour la hauteur, la longueur, la largeur et le poids. La hauteur minimale est définie à l Article 4.10, en fonction de la classe d utilisation choisie. Pour la détermination de la hauteur, les tenons d ancrage au fond de la dalle ne sont pas pris en compte. Les tolérances sont les suivantes : Pour la hauteur : - 0 mm / + 5 mm ; Pour la longueur et la largeur : ± 5 mm ; Pour le poids : ± 5 %. La détermination des dimensions et du poids est décrite dans l Article 5.1. La méthode pour déterminer la longueur et la largeur génère la longueur maximale et la largeur maximale de la dalle. Une longueur et largeur utile doit en outre également être définie. Dalles à gazon/gravier en plastique COPRO-document : PTV 829 4/10 Version 4.0 du

17 4.7 Jonctions La jonction entre les 2 dalles peut résister à une force appliquée dans le plan des dalles (c est-à-dire une force de traction horizontale à la hauteur de la jonction). Une jonction amovible ne résiste pas à une force appliquée perpendiculairement sur la surface des dalles (c est-à-dire un effort de cisaillement vertical). Une jonction fixe y résiste. Le type de jonction dépend de la classe d utilisation choisie et est déterminé à l Article Une dalle à gazon/gravier peut avoir différentes conceptions de jonctions. La résistance à la traction minimale des jonctions est précisée dans l Article La détermination de la résistance à la traction des jonctions est selon l Article Résistance à la compression et déformation La résistance à la compression minimale et la déformation sous une charge de 40 kn dépendent de la classe d utilisation choisie et sont déterminées à l Article La détermination de la résistance à la compression et de la déformation sont conformément l Article Résistance à l impact Après l impact, la dalle à gazon/gravier ne peut pas présenter des fissures qui gênent l aptitude à l emploi de la dalle à gazon/gravier. Des petites déformations locales malgré lesquelles la dalle à gazon/gravier est encore fonctionnelle, ne sont pas considérées comme des fissures. La hauteur de l impact pour l essai dépend de la classe d utilisation choisie et est stipulée dans l Article La détermination de la résistance à l impact est décrite dans l Article Exigences pour la jonction, la résistance à la compression, la déformation et la résistance à l impact Caractéristiques Classe d utilisation Hauteur Résistance à la compression Déformation à 40 kn Impact hauteur mm kn % m Résistance à la traction kn/m Jonctions Type Application A 50,0 75 2,0 3,0 3,0 Fixe Voir Annexe A B 38,0 50 2,0 2,0 1,0 Amovible (1) / fixe Voir Annexe A C 30,0 25 Pas d application 1,0 0,5 Amovible/ fixe Voir Annexe A (1) Dans le cas d une jonction amovible, l utilisation des tenons d ancrage est obligatoire (voir 4.5). Ces tenons d ancrage peuvent faire partie de la dalle ou peuvent être placés en supplément lors de l installation. PTV 828 Dalles à gazon/gravier en plastique Version 4.0 du /10

18 5 METHODES D ESSAI 5.1 Hauteur, longueur, largeur et poids * Général : Sauf indication contraire, 3 dalles sont testées par lot. Chaque dalle doit satisfaire aux exigences imposées en ce qui concerne la hauteur, la longueur, la largeur et le poids. * Hauteur : la dalle à gazon/gravier est placée sur une surface entièrement plane. Les tenons d ancrage de la surface de pose de la dalle sont retirés ou des évidements nécessaires sont prévus dans le sol. Une latte solide de la longueur (ou largeur) minimale de dalle + 10 cm, est fixée sur la face supérieure. Cette latte est toujours placée au milieu de la dalle, 1 fois dans la direction longitudinale, 1 fois dans le sens de la largeur, parallèle au côté de la dalle. Pour chaque direction, la distance entre le dessous de la latte et le sol (2 mesurages par direction) est toujours mesurée à 5 cm de la dalle, à 0.1 mm précis. La hauteur finale de la dalle est la moyenne des 4 mesurages, arrondie à 0.1 mm. Comme alternative, la dalle peut être placée avec la face supérieure sur le sol. Le cas échéant, les tenons d ancrage qui gênent alors le placement de la latte solide, sont enlevés. * Longueur : la dalle à gazon/gravier est placée sur une surface entièrement plane. Pour la détermination de la longueur de la dalle, une latte est placée des deux côtés-largeurs d une dimension d au moins la longueur de la dalle + 10 cm. La longueur est mesurée 2 fois à 1 mm près, et ce à 5 cm de la dalle. La longueur de la dalle est la moyenne des deux mesurages, arrondie à 1 mm. * Largeur : identique à la longueur, mais dans l autre sens. * Poids : Le poids de la dalle est déterminé sur une balance à 1 gramme près. 5.2 Jonctions La résistance à la traction des jonctions entre 2 dalles à gazon/gravier est déterminée sur base de l essai de traction. Il est tout d abord déterminé combien de différents types de jonctions une dalle présente. Tant la géométrie de la jonction même que la géométrie de la dalle sous-jacente déterminent le type de la jonction. Il doit également être tenu compte de la façon selon laquelle la jonction individuelle est découpée dans la dalle. Ensuite, on détermine le nombre de jonctions de chaque type dans le sens longitudinal et dans le sens de la largeur. Sauf indication contraire, chaque type de jonction est testé 3 fois par lot. La résistance à la traction pour un type de jonction est la moyenne des 3 mesurages, arrondie à 0.01 kn. Pour la longueur et la largeur, la force de traction est alors calculée par mètre à l aide de différentes jonctions par direction et les forces de traction par jonction obtenues précédemment, arrondie à 0.1 kn/m. 1 jonction est testée comme suit : Une machine de traction qui satisfait à la norme NBN EN ISO , classe 1 ou plus est utilisée ; La jonction est, durant au moins 24 h, conditionnée à l air à une température de 23 ± 2 C ; La jonction est serrée (ou attachée) tant à la face supérieure qu au dessous de telle sorte que la force exercée saisisse aussi centralement que possible la jonction. Dans le cas où la force s exerce de façon excentrique sur la jonction, celle-ci doit se trouver du côté le plus faible de la jonction ; Dalles à gazon/gravier en plastique COPRO-document : PTV 829 6/10 Version 4.0 du

19 La température d essai est de 23 ± 2 C ; La vitesse de traction est de 10 mm/min ; La résistance à la traction de la jonction est la force maximale qui est atteinte. 5.3 Résistance à la compression et déformation * Général : Sauf indication contraire, 3 dalles sont testées par lot. Chaque dalle est testée au milieu. Chaque dalle doit satisfaire aux exigences imposées en ce qui concerne la résistance à la compression et la déformation. * Pour le calcul de la déformation, il est calculé en utilisant la hauteur réelle de la dalle à gazon/gravier. Celle-ci doit être déterminée comme décrite dans l Article 5.1. * Chaque dalle est testée comme suit : Une machine de compression qui satisfait à la norme NBN EN ISO , classe 1 ou meilleure est utilisée ; La dalle est, durant au moins 24 h, conditionnée à l air à une température de 23 ± 2 C ; La face inférieure de la dalle à gazon/gravier est entièrement soutenue sur une plaque en acier. Cette plaque doit être plane, lisse et propre et ne peut pas subir de déformation durant l essai qui pourrait affecter le résultat de l essai. Les éventuels tenons d ancrage de la dalle à gazon/gravier sont enlevés ou des évidements sont prévus dans la plaque d appui en acier ; La force est appliquée sur la face supérieure de la dalle à gazon/gravier avec un poinçon de 250 mm de diamètre, comme décrit dans la norme NBN EN ; La température d essai s élève à 23 ± 2 C ; L augmentation de la charge s élève à 2 kn/s ; La résistance à la compression F max (avec une précision de 1 kn) est définie comme suit : o soit la force maximale lorsque ce maximum se présente avant d arriver à une déformation de 15 % ; o soit la force atteinte à 15 % de déformation lorsque la force maximale se produit à une déformation supérieure à 15 % ; La déformation est exprimée en % par rapport à la hauteur réelle et est déterminée (à 0.1 % précis) comme déformation de la dalle sous une charge de 40 kn. 5.4 Résistance à l impact * Général : Sauf indication contraire, 3 dalles sont testées par lot. Chaque dalle est testée à un angle différent. Chaque dalle doit satisfaire aux exigences imposées à l Article 4.9. La résistance à l impact est déterminée en faisant tomber la dalle à gazon/gravier de la hauteur de chute minimale, qui est imposée suivant la classe d utilisation définie à l Article 4.10, sur un sol en béton dur. * La méthode est inspirée par la norme NBN EN Les dispositions suivantes s appliquent : - Conditionnement : minimum 4h à l air à une température de 0 ± 2 C ; - Le temps maximum entre le conditionnement et l impact s élève à 30 secondes ; - La hauteur de chute est calculée à partir du sol jusqu au coin qui va subir l impact ; - La dalle à gazon/gravier est dirigée entre 2 planches/poutres verticales avec une distance intermédiaire égale à la hauteur de la dalle à gazon/gravier + 5 mm. PTV 828 Dalles à gazon/gravier en plastique Version 4.0 du /10

20 6 LOT Pour l échantillonnage, chaque quantité totale de dalles à gazon/gravier du même type et avec les mêmes caractéristiques est divisée en lots égaux aussi grands que possibles, mais pas plus de 500 m 2. Par lot, 3 échantillons sont prélevés. Deux d entre eux sont conservés pour d éventuels contre-essais. Dalles à gazon/gravier en plastique COPRO-document : PTV 829 8/10 Version 4.0 du

21 Annexe A : Construction d un revêtement avec dalles à gazon/gravier en plastique (informatif) A.1 : Type de charge de circulation Comme indiqué à l Article 4.10, les dalles à gazon/gravier sont divisées en 3 classes d utilisation. Classe d utilisation A B C Type de charge de circulation Zones (oui ou non à côté de la voie pour la circulation routière) pour le trafic lourd intensif et occasionnel Zones pour le trafic moins intensif et léger (Les véhicules de pompiers sont autorisés en cas d urgence. Aucun autre trafic lourd n est autorisé.) Zones pour piétons et cyclistes A.2 : Fondation et fonctionnement d un revêtement drainant Pour la description de la fondation et du fonctionnement et la construction d un revêtement drainant, nous référons au «PTV 827 Revêtements drainants : Exigences de système, de produit et de placement». Ce document peut être téléchargé à partir du site internet de COPRO A.3 : Lit du revêtement pour les dalles à gazon/gravier Le lit du revêtement devrait être composé d un substrat de sol ou de gravillon 2/6,3. La composition du substrat de sol est décrite à l Art du «SB 250». Le PTV 827 décrit pour le lit de route qu un remplacement ou une amélioration de sol doit être prévu en cas de sol peu ou pas drainant. A.4 : Remplissage (basé sur le «SB 250») La dalle à gazon/gravier peut être remplie d un mélange homogène de substrat, de terre arables ou de gravillons. Si nécessaire, du gazon peut être semé. A.4.1 : Remplissage avec du gazon * Le remplissage des mailles se fait avec : un mélange homogène de substrat constitué de : ou terre arable - granulat d argile expansé et concassé 4/8 : 65 vol -% - compost vert fin : 35 vol -% - engrais : 1 kg/m³ de mélange. PTV 828 Dalles à gazon/gravier en plastique Version 4.0 du /10

22 * Ensuite, on asperge ou on arrose avec de l eau à au moins 50 l d eau/m², de manière à ce qu après la pose, les creux soient remplis jusqu à environ 0,5 cm en-dessous de la limite supérieure de la dalle. * La dalle à gazon/gravier est semée avec un mélange de semences de gazon à raison de 2 kg/are. Le mélange de semences de gazon est décrit dans les documents de commande. Dans le cas contraire, le mélange est composé de : - 45 % Lolium perenne ; - 40 % Festuca rubra rubra ; - 15 % Poa pratensis. Ce mélange est très résistant aux sels de déglaçage. Si la résistance au sel n est pas une exigence, ceci est mentionné dans les documents de commande et le mélange de semences de gazon sera, sauf indication contraire, composé de : - 85 % Festuca arundinacea ; - 15 % Poa pratensis. * Après avoir semé, tout le trafic est interdit jusqu à la deuxième tonte. A.4.2 : Remplissage avec du gravier * Le remplissage de la dalle à gazon/gravier se fait avec du gravier 2/6,3. L utilisation d un mélange discontinu fait en sorte que le remplissage est perméable et que des flaques d eau ne se forment pas. La pierre calcaire, la dolomie ou les débris concassés sont exclus comme matériau étant donné que le remplissage doit être perméable. * Après le remplissage, il y a lieu d enlever le matériau excédentaire (brosser). Dalles à gazon/gravier en plastique COPRO-document : PTV /10 Version 4.0 du