Nota van zienswijzen, 21 november 2013

Transcriptie

1 Nota van zienswijzen, 21 november 2013 Wijzigingsplan Buitengebied 1990, partiële wijziging grens 3a. Het ontwerp wijzigingsplan Buitengebied 1990, partiële wijziging grens 3a heeft van 2 april 2013 tot en met 13 mei 2013 ter inzage gelegen. Binnen deze periode is een drietal zienswijzen ingediend. Het betreft de volgende zienswijzen: 1. dhr. Vd. Westerlaken (mondeling 11 april 2013) 2. Waterschap Brabantse Delta (brief ontvangst 11 april 2013) 3. ABC Milieugroep, vereniging voor milieubescherming (brief ontvangst 6 mei 2013). Alle zienswijzen zijn binnen de gestelde termijn ingekomen en daarom ontvankelijk verklaard. hieronder een korte samenvatting van de inhoud van de zienswijzen, de reactie van de gemeente hierop en de daarbij behorende conclusies. In de conclusie is per reactie aangegeven of de reactie en/of de reactie van de gemeente leidt tot wijziging van of aanvulling op het wijzigingsplan. 1. Dhr. Vd. Westerlaken (mondeling 11 april 2013) Indiener geeft aan geen problemen te hebben met de uitbreiding van de stal. Wel ondervindt hij hinder van het vervoer van mais. Indiener zou graag zien dat er in het plan een voederopslag zou worden opgenomen, zodat het verkeer ten behoeve van het voer zoveel mogelijk wordt beperkt. Op het bedrijf wordt enkele keren per week voer aangevoerd wat wordt gevoerd aan de vleeskalveren. Doordat op het bedrijf geen voeropslag aanwezig is, is de geluidsuitstraling vanuit het bedrijf beperkt. Er wordt gedurende een kortere tijd met machines gewerkt dan wanneer er sprake is van een voeropslag op het bedrijf. Ter plaatse van de kruising met de Turnhoutseweg zijn er ook andere tractoren die over de Eindegoorweg naar de achterliggende gronden rijden. Onderhavig plan heeft geen invloed op deze transportbewegingen. Tijdens het transport van de voedermiddelen naar het bedrijf is de mais afgedekt om vervuiling van de openbare weg tegen te gaan. Het plan behoeft geen aanpassingen naar aanleiding van de inkomen zienswijze. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het wijzigingsplan. 2. Waterschap Brabantse Delta (brief ontvangst 11 april 2013) a. Er bestaat onduidelijkheid over de locatieaanduiding. Het systeem van Brabantse Delta kent Eindegoorweg 3a niet, maar geeft Grens 3a aan. Gevraagd wordt om aan te geven welke locatie de juiste is. b. Er is in het beplantingsplan aan de zuidzijde van de locatie een categorie A oppervlaktewaterlichaam aanwezig. Er wordt op gewezen dat het onder andere verboden is om zonder vergunning van het dagelijks bestuur handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, de aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd. c. Er vindt een uitbreiding van het verharde oppervlak plaats van 1.150m2. Omdat de uitbreiding minder dan 2.000m2 bedraagt, is er geen retentie vereist. Wel is er een Watervergunning nodig voor het lozen van hemelwater, aangezien de locatie in beperkt beschermd gebied is gelegen. d. Verzocht wordt om in de waterparagraaf aandacht te schenken aan het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen. e. De belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap zijn naar wens opgenomen, hetgeen resulteert in een positief wateradvies voor het ontwerp wijzigingsplan.

2 Ad a. het betreft de locatie Eindegoorweg 3a, vroeger bekend als Grens 3a. Het kadastrale nummer : Baarle-Nassau, sectie R, nummer 681 is het juiste perceel. Het wijzigingsplan spreekt overigens ook nog van het adres Grens 3a. Om onduidelijkheden te voorkomen zal het kadastrale nummer in het wijzigingsplan worden opgenomen. Ad b. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Ad c. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Ad d. De waterparagraaf zal hiertoe worden aangevuld. Ad e. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. De zienswijzen onder a en d leiden tot aanpassing van het wijzigingsplan. De toelichting zal worden aangevuld. 3. ABC Milieugroep, vereniging voor milieubescherming (brief ontvangst 6 mei 2013). a. Het college maakt ten onrechte gebruik van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Buitengebied De reactieve aanwijzing heeft uitsluitend betrekking op de bestemming agrarisch bedrijf voor de betreffende percelen en alleen voor wat betreft die bestemming is het bestemmingsplan buitengebied 2008 niet in werking getreden. Voor al het overige zijn de nieuwe bestemmingsplanregels van het bestemmingsplan Buitengebied 2008 wel degelijk ook voor het perceel Eindegoorweg 3a in werking getreden. De regels ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied 1990 zijn dus komen te vervallen. b. De reactieve aanwijzing van de Provincie heeft betrekking op de ongeoorloofd geachte uitbreidingsruimte van bouwblokken in verwevingsgebieden met meer dan 15% in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Op het onderhavige bouwblok wordt een vergroting van meer dan 50% voorgesteld. Het resultaat van de aanwijzing kan nooit zijn dat door middel van toepassing van het oude regime soepeler is voor percelen met een reactieve aanwijzing dan voor percelen die vallen onder het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied c. Door gebruik te maken van de zogenaamde binnenplanse wijzigingsbevoegdheid ontstaat er onduidelijkheid over de van toepassing zijnde bestemmingsplanregels. Bij het voorliggende ontwerpwijzigingsplan zijn geen regels opgenomen. Daarnaast is het onaanvaardbaar dat zowel de oude regels uit het plan bg 1990 en het nieuwe plan bg 2008 van toepassing zijn. d. Ten onrechte is er geen passende beoordeling/adc toets gemaakt. Aangezien het hier een wijzigingsplan betreft dat op zichzelf, en in samenhang met andere plannen en projecten, gevolgen kan hebben voor de Belgische Natura2000 gebieden dient er een passende beoordeling/adc toets te worden gemaakt. e. In de toelichting van het ontwerpwijzigingsplan staat op pagina 18/19 dat er een melding is gedaan in het kader van de Verordening Stikstof. Deze verwijzing is onvoldoende. Het besluit van GS van 29 juni 2012 heeft haar gelding verloren en kan niet ter motivering worden aangedragen, aangezien het bijbehorende Salderingsbesluit Stikstof op 15 april 2013 is vervallen. f. Volgens het genoemde salderingsbesluit van GS van 29 juni 2012 is er sprake van een toename van de veestapel met 396 vleeskalveren. De toelichting van het ontwerpwijzigingsplan spreekt van 492 vleeskalveren. Daarnaast wordt niet verantwoord hoe groot de veestapel in totaal na realisering zal zijn en dus blijft onduidelijk waarop de toename met 990 kg ammoniak is gebaseerd. g. Met de nieuwe stal komt er (minstens) 990 kg ammoniak bij zonder dat duidelijk is of dit vanwege de beschikbare milieuruimte wel mogelijk is. De plan-mer voor de LOG s en de bijbehorende passende milieubeoordeling maken duidelijk dat er in Baarle-Nassau geen milieuruimte voor ammoniakemissie meer is dan reeds vergund voor h. Er heeft ten onrecht geen Flora- en faunawetonderzoek plaats gevonden. Daarnaast is de beoordeling ten onrechte beperkt tot de aanwezigheid van rode lijstsoorten. i. De duurzame locatietoets uit de Verordening ruimte is niet juist en/of ongenoegzaam toegepast. De infrastructuur is niet voldoende voor de beoogde situatie, de toelichting met betrekking archeologie is niet eenduidig met het wijzigingsplan, de geuremissie van de

3 Belgische bedrijven dient te worden meegenomen in de berekening van de achtergrondbelasting en er dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van een ecologisch verbindingszone. De locatie kan daarom dan ook niet worden aangemerkt als een duurzame locatie. j. Volgens de archeologische verwachtingskaart is de verwachting middelhoog. Er hoort nader archeologisch onderzoek plaats te vinden. De onderbouwing in het wijzigingsplan is onvoldoende. k. Tot slot wordt opgemerkt dat de retentievoorziening buiten het bouwblok ligt, terwijl alle voorzieningen die nodig zijn voor de bedrijfsvoering wel binnen het bouwblok liggen. Het bouwblok van 0,82 hectare is daarmee onvoldoende groot voor de gewenste toekomstige bedrijfsvoering. Ad a. De aanwijzing geldt voor de perceelsbestemming agrarisch bedrijf met de aanduiding iv op het perceel Grens 3a. Op het perceel rusten geen andere bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied Dat betekent dat er geen bestemming op het perceel rust en het bestemmingsplan 2008 niet geldend is. Omdat een reactieve aanwijzing geen beschermende werking in de vorm van bijvoorbeeld een aanhoudingsplicht kent, moet automatisch op het vorige geldende bestemmingsplan worden teruggevallen voor het juridisch-planologisch toetsingskader, in dit geval het bestemmingsplan Buitengebied 1990 van de gemeente Baarle-Nassau. Het college is van mening dat er terecht gekozen is voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid uit het genoemde bestemmingsplan. Ad b. De reactieve aanwijzing is inderdaad gegeven omdat de blokken meer dan 15% mogen uitbreiden, maar met de toevoeging dat er op dat moment een retrospectieve toets ontbrak en er dus niet per locatie kon worden beoordeeld of er sprake was van een duurzame locatie. Hiermee geeft de Provincie niet aan dat een uitbreiding meer dan 15% niet is toegestaan, maar uitsluitend als door middel van een retrospectieve toets is aangetoond dat er sprake is van een duurzame locatie. In het kader van het wijzigingsplan is inmiddels aangetoond dat het hier een duurzame locatie betreft. Om die reden acht het college een uitbreiding van meer dan 15% aanvaardbaar. Ad c. Op het perceel geldt door de reactieve aanwijzing van de provincie uitsluitend het bestemmingsplan Buitengebied Het bestemmingsplan Buitengebied 2008 is op geen enkele wijze van toepassing op het betreffende perceel. Door het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Buitengebied 1990 wordt uitsluitend de vorm en grootte van het bouwvlak aangepast. Omdat het een binnenplanse wijziging betreft en er derhalve geen wijzigingen in de voorschriften noodzakelijk zijn, worden de op het perceel en bij de bestemming horende voorschriften onverkort van toepassing verklaard. Er is dus geen sprake van onduidelijkheid doordat regels/voorschriften uit 2 verschillende plannen op deze locatie zouden gelden. Ad d. Gemeenten dienen in het kader van de planologische uitvoerbaarheid en het zorgvuldigheidsbeginsel in een bestemmingsplan op voorhand rekening te houden met de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Op grond van artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) moet een passende beoordeling worden gemaakt voor een plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Ook als een Natura 2000-gebied niet is gelegen binnen het gebied van het bestemmingsplan, zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan de vraag naar eventuele gevolgen voor dat Natura 2000-gebied aan de orde moeten komen. Om te bezien wat de effecten zijn van het bestemmingsplan wordt een voortoets gedaan. Als uit deze voortoets blijkt dat het bestemmingsplan significante gevolgen kan hebben op het Natura 2000-gebied, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt. De voortoets wordt als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Uit jurisprudentie blijkt dat er in ieder geval melding moet worden gemaakt in de toelichting van een dergelijke voortoets. Als uit de oriëntatiefase blijkt dat er kans is op significant negatieve effecten voor het Natura gebied (dit betekent dat het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan komen), dient een passende beoordeling te worden gemaakt alvorens een vergunning wordt aangevraagd. De passende beoordeling moet bepalen of de kans op significant negatieve effecten reëel is.

4 De planlocatie is niet gelegen binnen een volgens de Wet ammoniak en veehouderij gedefinieerd (zeer) kwetsbaar gebied, noch binnen een zone van 250 m van een betreffend gebied. In dit geval ligt het meest nabij gelegen vogelrichtlijngebied op 390 meter (gebied gelegen in België). In Nederland is het dichtstbijzijnde habitatgebied op ca meter gelegen. Er is volstaan met een voortoets. Daarnaast is door het agentschap voor Natuur en Bos een gunstig advies uitgebracht met betrekking tot het nabijgelegen vogelrichtlijngebied in België. Een passende beoordeling of een ADC toets is dan ook niet noodzakelijk. De toelichting wordt hierop aangepast en in de bijlage van de toelichting wordt de voortoets opgenomen, evenals het advies van het agentschap voor Natuur en Bos. Ad e. In de zienswijze is opgenomen dat het besluit van GS van 29 juni 2012 haar gelding heeft verloren. Dit is echter niet correct. In de Verordening stikstof en Natura2000 Noord-Brabant 2013 is opgenomen dat de tot aan dat moment vastgelegde reserveringen definitief worden gemaakt. In onderhavige situatie is de reservering dan ook met terugwerkende kracht definitief en kan deze worden gebruikt in het kader van de vergunningsaanvraag Natuurbeschermingswet. In de voortoets in het kader van dit wijzigingsplan is een nadere toelichting gegeven op de effecten van ammoniakdepositie op de Natura2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Ad f. In het wijzigingsplan is nu opgenomen dat in de nieuwe vleeskalverenstal 492 vleeskalveren worden gehouden. Wat er in het salderingsbesluit is opgenomen heeft geen effect op dit wijzigingsplan. In de voortoets welke als bijlage bij het vastgestelde plan wordt toegevoegd is een nadere toelichting op de ammoniakemissie vanuit de veehouderij opgenomen. Ad g. In de nieuwe stal worden 492 vleeskalveren gehouden, de ammoniakemissie vanuit deze stal bedraagt (492 x 2,5) 1230 kg NH3. In de bijgevoegde voortoets is een nadere toelichting opgenomen op de effecten van de ammoniakemissie. De plan-mer waar in de zienswijze naar wordt verwezen heeft enkel betrekking op het landbouwontwikkelingsgebied van de gemeente Baarle-Nassau. Onderhavig plan is niet gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied. Ad h. De gronden waarop de nieuwe stal wordt geprojecteerd is gelegen tussen de bestaande stal en het woonhuis en zijn reeds ten behoeve van het agrarische bedrijf in gebruik. Inmiddels is door IJzermanadvies een quickscan flora en fauna voor de locatie uitgevoerd. Hierin wordt geconcludeerd dat er mogelijkerwijs algemeen voorkomende soorten in het plangebied kunnen voorkomen. Hiervoor hoeft geen ontheffing meer worden aangevraagd. Het voorkomen van deze soorten wordt door de ruimtelijke ontwikkeling niet aangepast. Wel wordt geadviseerd om het uitvoeren van de meest verstorende werkzaamheden in de maanden september en oktober uit te voeren. Voor de overige strikt beschermde soorten is nader onderzoek niet noodzakelijk wegens het ontbreken van geschikte biotopen. Tot slot wordt geadviseerd op eventuele kap- en grondwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. De quickscan wordt in de toelichting verwerkt en als bijlage bij de toelichting opgenomen. Ad i. De toetsing aan de duurzame locatie is beoordeeld door de provincie Noord-Brabant. In het provinciale beleid is opgenomen dat vergroting van het bouwblok enkel is toegestaan ter plaatse van een duurzame locatie. In de bijlage van de ruimtelijke onderbouwing is de duurzaamheidstoets opgenomen, deze is aangepast op onderstaande punten: Infrastructuur: De Eindegoorweg is een verharde weg die voldoende breed is om vrachtwagens over te laten, het betreft geen doorgaande weg waarbij de stilstaande of afslaande vrachtwagens bij/naar het bedrijf het overige verkeer belemmeren. Archeologie: Voor wat betreft het aspect archeologie kan worden verwezen naar punt j. Geur: De geurberekening omgekeerde werking is uitgevoerd volgens de Nederlandse wet- en regelgeving en bijbehorende handreiking. In deze gegevens is niet opgenomen dat rekening moet worden gehouden met buitenlandse bedrijven. Ecologie: Ten zuiden van het bedrijf is een zoekgebied voor ecologische verbindingszone gelegen. De uitbreiding van het agrarisch bouwvlak heeft echter geen invloed op deze zone omdat de uitbreiding

5 niet aan deze zijde plaatsvindt. Aan de zijde van het zoekgebied is reeds een vleeskalverenstal aanwezig welke is gelegen binnen het vigerende bouwvlak. Tot slot wordt opgemerkt dat de Provincie Noord Brabant geen zienswijze heeft ingediend en derhalve in kan stemmen met de nu voor vaststelling voorliggende ruimtelijke onderbouwing inclusief duurzaamheidstoets. De in de bijlage van de toelichting opgenomen duurzaamheidstoets zal op bovenstaande punten worden aangevuld, voor zover noodzakelijk. Ad j. De gemeenteraad heeft op 5 september 2012 een Archeologieverordening voor het gehele grondgebied van de gemeente vastgesteld. In deze verordening wordt aan de hand van verschillende categorieën bepaald wanneer archeologisch onderzoek nodig is (en wanneer niet). Dit is afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde die op een bepaalde locatie geldt. De verwachtingswaarden zijn aangegeven op de ook door de gemeenteraad vastgestelde beleidskaart. Op de onderhavige locatie is inderdaad een zone met een middelhoge archeologische verwachting gelegd. Volgens de Verordening betekent dat het volgende: In zones met een middelhoge archeologische verwachting worden archeologische vindplaatsen van landbouwers verwacht, maar in een lagere dichtheid dan in zones met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden dienen bij voorkeur geen werkzaamheden te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting van de (verwachte) archeologische resten leiden. Het beleid is dus gericht op behoud van de bestaande situatie: behoud in situ. Dit kan bijvoorbeeld door te streven naar extensieve vormen van grondgebruik. Indien verstoring niet vermeden kan worden, dient in een vroege fase van de planvorming archeologisch onderzoek plaats te vinden. Daarnaast geldt op grond van de Verordening dat de combinatie van de oppervlakte en diepteondergrenzen bepalen bij welke oppervlakte en diepte archeologisch onderzoek nodig is. Bij de indicatie middelhoog houdt dat in dat alle ingrepen die minder diep reiken dan die 40 cm en die een kleinere oppervlakte dan 1000m 2 van archeologisch onderzoek worden vrijgesteld. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. De toelichting zal naar aanleiding van dit onderdeel worden aangepast. Ad k. Een retentievoorziening niet noodzakelijk is, omdat de nieuwe ontwikkeling minder dan 2000m2 verhard oppervlak tot gevolg heeft. Het Waterschap is in het kader van de watertoets een positief advies afgegeven. De toelichting zal naar aanleiding van deze reactie en het advies van het Waterschap worden aangepast. De zienswijzen onder d tot en met k leiden tot aanpassing van het wijzigingsplan. De toelichting en/of bijlagen zullen ter zake worden aangevuld. Ambtelijke wijziging: Aanpassen verbeelding. In het kader van een logisch plangebied wordt het gehele perceel bij de planwijziging betrokken. Een gedeelte van het perceel (woning, bestaande en nieuwe loods) wordt in het bouwvlak opgenomen. De onbebouwde gronden krijgen geen bouwblok. Het gehele perceel valt onder de bestemming Agrarisch gebied, met de nadere aanduiding primair gebied.