Zittingsdocument B7-0000/2013 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van een verklaring van de Commissie

Transcriptie

1 EUROPEES PARLEMENT Zittingsdocument B7-0000/2013 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van een verklaring van de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement over EU-handelsbetrekkingen met de Euromed-landen (2013/2739(RSP)) Vital Moreira namens de Commissie internationale handel RE\ doc PE v01-00 In verscheidenheid verenigd

2 B7-0000/2013 Resolutie van het Europees Parlement over EU-handelsbetrekkingen met de Euromedlanden (2013/2739(RSP)) Het Europees Parlement, gezien zijn vorige resoluties over de Unie voor het Middellandse Zeegebied en de landen van het Zuidelijk Nabuurschap, en met name zijn resolutie van 10 mei 2012 over "Trade for Change: Het handels- en investeringsbeleid van de EU voor het zuidelijk Middellandse Zeegebied na de Arabische voorjaarsrevoluties", gezien de verklaring van Barcelona van 28 november 1995, die de aanzet gaf tot het partnerschap tussen de Europese Unie en de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied (SMC's), gezien de Euro-mediterrane associatieovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Tunesië 1, Israël 2, Marokko 3, Jordanië 4, Egypte 5, Libanon 6 en Algerije 7, anderzijds, en de Euro-mediterrane Interimassociatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de PLO (handelend namens de Palestijnse Autoriteit) 8 ; gezien de Regionale Conventie betreffende de pan-euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels, gezien de Overeenkomst van Agadir, ondertekend op 25 februari 2004 door Jordanië, Egypte, Tunesië en Marokko, gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 17 december 2012 betreffende "Ondersteuning van nauwere samenwerking en regionale integratie in de Maghreb: Algerije, Libië, Mauritanië, Marokko en Tunesië" (JOIN(2012) 36 final), gezien de lopende onderhandelingen inzake een uitgebreide en algemene vrijhandelszone (Deep and Comprehensive Free Trade Area) tussen de EU en Marokko, die zijn gestart op 1 maart 2013, 1 PB L 97 van , blz PB L 147 van , blz PB L 70 van , blz PB L 129 van , blz PB L 304 van , blz PB L 143 van , blz PB L 265 van , blz PB L 187 van , blz. 3. PE v /7 RE\ doc

3 gezien de door Ecorys uitgevoerde duurzaamheidseffectbeoordelingen van handel ter ondersteuning van de onderhandelingen inzake een uitgebreide en algemene vrijhandelsovereenkomst (Deep and Comprehensive Free Trade Agreement, DCFTA) tussen de EU en Marokko en ter ondersteuning van een DCFTA tussen de EU en Tunesië, gezien het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië 1, gezien de conclusies van de ministeriële bijeenkomst op 5 november 2013, gezien het Deauville-partnerschap met Arabische landen in overgang dat de G8 op de bijeenkomst van leiders in Deauville op 21 mei 2011 heeft opgestart, gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement, A. overwegende dat de Arabische Lente dramatische veranderingen heeft teweeggebracht voor de mensen in de betreffende landen en dat wordt aangenomen dat de Europese Unie zal reageren op een manier die evenredig is aan haar toezeggingen jegens haar zuidelijke buren in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid; B. overwegende dat de EU haar exclusieve bevoegdheid op het gebied van handels- en investeringsbeleid moet gebruiken om sterkere banden en economische integratie in het Middellandse Zeegebied te bevorderen; C. overwegende dat de veranderingen in het politieke landschap van het zuidelijke Middellandse Zeegebied nopen tot een duidelijke en steunende reactie van de Europese Unie teneinde de tot op heden behaalde democratische verworvenheden te consolideren en de nog lopende democratiseringsprocessen te ondersteunen; overwegende dat handel werkelijke kansen biedt om landen uit de armoede te bevrijden en nieuwe mogelijkheden te creëren; D. overwegende dat indien aan de economische en politieke vereisten is voldaan, het gebruik van uitgebreide en algemene vrijhandelsovereenkomsten (DCFTA's) een middel kan zijn om de economische banden tussen de Europese Unie en de SMC's te bevorderen, met name op het gebied van convergentie van de regelgeving; E. overwegende dat de liberalisering van de handel in het Middellandse Zeegebied, met name in de landbouwsectoren, gunstig moet zijn voor alle mediterrane regio's en geen bedreiging mag vormen voor de economie van EU-regio's; F. overwegende dat vele SMC's gebukt gaan onder ernstige economische tekortkomingen en belemmeringen voor groei, zoals slecht bestuur en chronische werkloosheid, waarbij grote delen van de bevolking worden uitgesloten van de banenmarkt, en overwegende dat Euromed-landen volgens de IAO het hoogste aantal vrouwen kennen, in vergelijking met mannen, met een baan van lage kwaliteit; 1 COM(2013) RE\ doc 3/7 PE v01-00

4 1. is van oordeel dat de reeds sterke handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de SMC's via de associatie-overeenkomsten verder moeten worden versterkt door de mogelijkheden en kansen die deze overeenkomsten bieden, te benutten; is in het bijzonder van mening dat economische diversificatie van essentieel belang is en, gezien het feit dat de dienstensector steeds belangrijker wordt voor de SMC's, dat de SMC's meer in de interne EU-markt voor diensten moeten worden geïntegreerd; 2. verzoekt om convergentie van de regelgeving op gebieden die van invloed zijn op handel en investeringen, maar ook in algemenere zin op economische governance en het handelsklimaat, zoals concurrentie, intellectuele eigendomsrechten en vereenvoudiging van de handel en douaneformaliteiten; 3. benadrukt dat elk specifiek verzoek voor een versoepeling van de oorsprongsregels moet worden gedaan in het kader van de herziening van de Conventie betreffende de pan-euromediterrane oorsprongsregels en dat cumulatie uitsluitend kan werken als alle pan-euromediterrane landen dezelfde regels toepassen; benadrukt echter ook dat de EU zo flexibel mogelijk moet zijn om te komen tot een wederzijds bevredigende overeenkomst met een derde land dat verzoekt om een versoepeling van de regels; 4. spreekt in de context van de uitgebreide en algemene vrijhandelszones zijn bereidheid uit om voor specifieke sectoren ook niet-tarifaire maatregelen in overweging te nemen; 5. is ingenomen met de toekomstige instelling van het Euro-mediterrane mechanisme voor handels- en investeringspromotie, dat marktdeelnemers moet voorzien van de nodige informatie over zakendoen in de regio, onder meer met betrekking tot verordeningen en handels- en investeringsstromen; 6. is van mening dat de EU zich naast de bilaterale aanpak ook moet richten op de integratie tussen regio's, met name via gezamenlijke projecten en door zich te richten op investerings- en infrastructuurprojecten; is in dit verband verheugd over het besluit in 2012 om het mandaat van de EBWO tot de regio uit te breiden; 7. dringt aan op de opening van onderhandelingen over meer overeenkomsten betreffende overeenstemmingsbeoordeling en de aanvaarding van industrieproducten (OOA) met zoveel mogelijk SMC's, aangezien deze overeenkomsten een middel bieden om handelsbelemmeringen weg te nemen en producten meer wederzijds aanvaardbaar te maken, hetgeen een wederzijdse openstelling van de industriemarkten mogelijk maakt; is van mening dat deze OOA's waar mogelijk moeten worden opgenomen in de DCFTAonderhandelingen, om ervoor te zorgen dat de onderhandelingscapaciteit van de doellanden niet wordt overbelast en om overlappende bepalingen te voorkomen; 8. benadrukt het belang van meer regionale economische integratie tussen de SMC's zelf, met name door het creëren en het versterken van regionale waardeketens, hetgeen moet worden aangemoedigd; betreurt dat de Overeenkomst van Agadir geen resultaat heeft opgeleverd en dat de handel tussen de ondertekenaars beperkt blijft; is van oordeel dat het Euro-mediterrane mechanisme voor investeringspromotie het Euromedhandelspartnerschap in aanzienlijke mate kan versterken door de transparantie te PE v /7 RE\ doc

5 vergroten en de handel in producten waarop de Euro-mediterrane vrijhandelsovereenkomsten van toepassing zijn, te bevorderen; 9. onderstreept dat de uitgebreide en algemene vrijhandelsovereenkomsten (DCFTA's) in voorkomend geval een goede kans bieden om de bilaterale handel te vergroten en kwesties van wederzijds belang het hoofd te bieden, zoals de bevordering van duurzame economische groei en de aanpak van de verlammende jeugdwerkloosheid; 10. wijst op de door Marokko geboekte vooruitgang met het oog op open economische betrekkingen met de Europese Unie en is in dit verband ingenomen met de start van de DCFTA met Marokko en de tot op heden geboekte vooruitgang in de onderhandelingsrondes; is van mening dat de overeenkomst waarover met Marokko wordt onderhandeld, kan dienen als een model voor de DCFTA's met Tunesië, Jordanië en Egypte, waarbij desalniettemin rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van iedere handelspartner; 11. is verheugd over het in juni 2013 gesloten mobiliteitspartnerschap met Marokko, het eerste in zijn soort tussen de Unie en een mediterrane partner, waarmee de afgifte van visa aan bepaalde groepen mensen, zoals zakenmensen en onderzoekers, wordt vergemakkelijkt; hoopt dat de lopende onderhandelingen inzake mobiliteitspartnerschappen met Tunesië en met Jordanië in de nabije toekomst worden voltooid; 12. herhaalt zijn verzoek aan de Europese Commissie om een gedetailleerde effectbeoordeling van het protocol EU-Marokko inzake verdere liberalisering van landbouw- en visserijproducten voor te leggen, een jaar na inwerkingtreding ervan, gericht op de meest kwetsbare mediterrane regio's van de Europese Unie en hun meest kwetsbare sectoren; is van mening dat de Europese Unie halfjaarlijks op de hoogte moet worden gesteld, en benadrukt opnieuw dat de overeenkomst mechanismen bevat waarvan gebruik moet worden gemaakt wanneer de landbouwsector ernstig verstoord wordt of schade lijdt als gevolg van uitzonderlijk grote invoerstromen, met inbegrip van de tijdelijke opschorting van het protocol ingeval van ernstige en stelselmatige schendingen; 13. is bezorgd over de recente verslechtering van het democratisch proces in Tunesië; wijst er opnieuw op dat een stabiele democratische overgang een eerste vereiste is voor economische ontwikkeling en sociale hervormingen en, ten slotte, voor het aantrekken van internationale investeringen en het genereren van duurzame groei; 14. is ingenomen met de sluiting van een "geprivilegieerd partnerschap" tijdens de Associatieraad EU-Tunesië in november 2012, met daarin onder meer een financiële ondersteuning van 400 miljoen euro die de weg effent voor verdere economische integratie met de EU, met name in de diensten-, investerings- en landbouwsector; verzoekt de Tunesische autoriteiten om zo snel mogelijk onderhandelingen te starten met de Europese Unie inzake een uitgebreide en algemene vrijhandelsovereenkomst; 15. onderstreept het belang van concrete vorderingen met betrekking tot sectorale overeenkomsten tussen Tunesië en de EU; spreekt in dit verband de hoop uit dat de onderhandelingen inzake handel in landbouwproducten opnieuw worden opgestart; RE\ doc 5/7 PE v01-00

6 verzoekt de Commissie een effectbeoordeling uit te voeren van de gevolgen van verdere handelsliberalisering in de landbouw- en visserijsector met Tunesië voor de economie van de mediterrane regio's in de EU; 16. is ingenomen met de hervatting van de besprekingen door de Algerijnse autoriteiten over de toetreding tot de WTO, hetgeen een voorwaarde is voor de onderhandelingen inzake een uitgebreide en algemene vrijhandelszone; verzoekt de Algerijnse autoriteiten hun wetgeving inzake buitenlands eigendom te hervormen en met name de complementaire financieringswet; betreurt dat er weinig vooruitgang is geboekt voor wat de WTOtoetreding van Libanon betreft, ondanks het feit dat er meer dan 15 jaar over is gediscussieerd; is van mening dat de toetreding van beide landen kan worden vergemakkelijkt met behulp van technische bijstand, maar dat dit op zichzelf niet toereikend is zonder de nodige bereidheid tot WTO-toetreding van de landen zelf; 17. wijst opnieuw op de aanzienlijke invloed en de actieve rol van Turkije in de economische integratie van de SMC's; merkt op dat de Wereldbank momenteel een verslag opstelt over een mogelijke herziening van de douane-unie tussen de Europese Unie en Turkije; spreekt de hoop uit dat een dergelijk onderzoek nuttige ideeën kan opleveren om de weg te effenen voor een verbetering van de douane-unie, met name met betrekking tot de opheffing van de resterende obstakels voor het vrije verkeer van goederen, op het gebied van diensten, openbare aanbestedingen, investeringen en handelsgeschillenbeslechting; verzoekt de Wereldbank in dit verband rekening te houden met de huidige Turkse bezorgdheden over de gevolgen voor de economie van het land van vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en belangrijke derde landen, daar de douaneunieovereenkomst tussen Turkije en de EU voorziet in het vrije verkeer van goederen, met inbegrip van ingevoerde goederen uit derde landen; 18. betreurt de teleurstellende uitvoerresultaten van Jordanië in de afgelopen jaren; is ingenomen met het feit dat de EU heeft besloten Jordanië leningen tot 180 miljoen euro toe te kennen, ter ondersteuning van het economische aanpassings- en hervormingsprogramma van Jordanië; verzoekt de ministers om tijdens de Euromedconferentie van de ministers van Handel in november te onderzoeken op welke manieren meer vooruitgang kan worden geboekt op dit gebied; 19. is verheugd over de publicatie in juli 2013 van richtsnoeren betreffende de mogelijkheid van Israëlische entiteiten om in aanmerking te komen voor subsidies, prijzen en financieringsinstrumenten, waarmee de positie van de Unie met betrekking tot deze kwestie wordt verduidelijkt; dringt er bij de Commissie op aan om met spoed met richtsnoeren te komen inzake de correcte etikettering van uit de nederzettingen afkomstige producten; roept de ministers en de Commissie op tot verruiming en versterking van het actieplan 2010 ter bevordering van de bilaterale en regionale handel in Palestijnse producten met andere Euro-mediterrane partners; 20. dringt er bij de SMC's en de Commissie op aan de ministeriële bijeenkomst in november aan te grijpen om de problemen waarmee de SMC's geconfronteerd worden, opnieuw te bestuderen met het oog op het vaststellen van concrete maatregelen op korte, middellange en lange termijn; PE v /7 RE\ doc

7 21. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de EDEO, de staatshoofden en de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de SMC's, het secretariaat-generaal van de Unie voor het Middellandse Zeegebied en de Parlementaire Vergadering van de Unie voor het Middellandse Zeegebied. RE\ doc 7/7 PE v01-00