De terrestrische flora en vegetatie van het niet-getijbeïnvloede deel van het alluvium van de Zeeschelde

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De terrestrische flora en vegetatie van het niet-getijbeïnvloede deel van het alluvium van de Zeeschelde"

Transcriptie

1 Instituut \'ucr ;'- ' ",,.. :r- 1 -: 'I_. J. l.l f:k";r :.!L.:.:J\ f<..':: : J'!. "-,: ;_..) 17 F3RUSSEL. De terrestrische flora en vegetatie van het niet-getijbeïnvloede deel van het alluvium van de Zeeschelde Els Van den Balck, Maurice Hoffmann & Patriek Meire Instituut voor Natuurbehoud Kliniekstraat Brussel Rapport IN 98/1 April 1998

2

3 INHOUD Samenvatting... 1 HOOFDSTUK 1. INLEIDING Algemeen Doelstellingen... 3 HOOFDSTUK 2. MATERIAAL EN METHODEN Materiaal Situering van het studiegebied Flora Determinatie en nomenclatuur Florakarakteristieken Vegetatie-Algemene omschrijving Methoden Flora Veldwerk Florakarakteristieken Bijzondere flora-elementen Vegetatie Veldwerk TWINSPAN-classificatie DCA-ordinatie...!! Evolutie van de karteringseenheden van de Biologische Waarderingskaart Koppeling van de BWK-karteringseenheden aan de TWINSPAN-groepen... 13

4 HOOFDSTUK3. RESULTATEN... l4 3.1 Flora Soortenrijkdom Florakarakteristieken Zeldzaamheidskiassen Socio-ecologische groepen Bijzondere flora-elementen Vegetatie Algemene omschrijving van de vegetatietypen, op basis van de BWK-eenheden en geactualiseerd a.h.v. veldwaarnemingen Indeling van de TWINSPAN-groepen a.h.v. het dendragram en de tabel Syntaxonomische fase- syntaxonomie en synecologie Procentueel aandeel van enkele ecologische factoren per TWINSPAN-groep DCA-ordinatie Algemeen Cultuurgraslanden Bossen en struwelen Huidige toestand en verandering van de vegetatie a.h.v. de BWK-karteringseenheden Algemeen Huidige toestand van de vegetatie en verandering a.h.v. de BWK-karteringseenheden in de polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde... 55

5 VergelUking tussen de oorspronkelijke en huidige karteringseenheden en deze van BERVOETS et al. (1986) voor de polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde Huidige toestand van de vegetatie en verandering a.h.v. de BWK-karteringseenheden in de overige alluviale gebieden Koppeling van de BWK-karteringseenheden aan de TWINSPANgroepen HOOFDSTUK 4. DISCUSSIE REFERENTIES BIJLAGEN

6 LIJSTVAN DE FIGUREN Figuur 1. Situering van het studiegebied Figuur 2. Histogram van het aantal soorten in het studiegebied i.f.v. de logaritmische zeldzaamheidskiassen van Noord-België en België Figuur 3. Procentueel aandeel van de socio-ecologische hoofdgroepen in het studiegebied Figuur 4. Overzicht van.het grondgebruik in de binnendijkse alluvia a.h.v. de BWK Figuur 5. Dendrogram... 3 Figuur 6. Procentueel aandeel van de bodemdrainageklassen per TWINSPANgroep Figuur 7. Procentueel aandeel van de beheersvormen per TWINSPAN-groep.. 48 Figuur 8. DCA-ordinatiediagram van 29 opnamen met aanduiding van de TWINSP AN-groepen... 5 Figuur 9. DCA-grafiek van de cultuurgraslanden Figuur 1. DCA-grafiek van de bossen en struwelen Figuur 11. Evolutie van de BWK-eenheden in het studiegebied Figuur 12. Procentuele verandering van de BWK-eenheden over de periode in de polder Kruibeke, Bazel en Rupelmonde Figuur 13. Procentuele verandering van de BWK-eenheden over de periode in de afzonderlijke polders van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde Figuur 14. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Gentbrugse meersen Figuur 15 Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Weimeers Figuur 16. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Bergenmeersen Figuur 17. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Paarden weide Figuur 18. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in het Scheldebroek Figuur 19. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in het Tielrodebroek Figuur 2. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in Potpolder I Figuur 21. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in Boven Zanden Figuur 22. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de polders te Hingene...:... 7 Figuur 23. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in Potpolder IV Figuur 24. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in Potpolder V Figuur 25. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in het Bulbierbroek

7 Figuur 26. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de polders te Appels. 74 Figuur 27. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden te Heusden Figuur 28. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Grote Wal Figuur 29. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Vlassenbroekse polder...: Figuur 3. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Kalkense meersen

8 LIJST VAN DE TABELLEN Tabell. Bedekkingsschaal voor het opnemen van de vegetaties... 8 Tabel 2 Geïnventariseerde studiegebieden langs de Zeeschelde met bijbehorend aantal opnamen en periode van inventarisatie... 9 Tabel 3. Bedekkingsschaal (%)en gebruikte cutlevels... lo Tabel 4. Aangepaste BWK-karteringseenheden voor de graslanden Tabel 5. Socio-ecologische groepen, aantal soorten en percentage per socioecologische groep in het studiegebied Tabel 6. Zeldzaamheidskiassen en bedreiging van een aantal recent gevonden soorten in het studiegebied Tabel 7. BWK-formaties, die weerhouden werden, met hun overeenkomstige oppervlakten in de Schelde-, Durme- en Rupelvallei Tabel 8. TWINSP AN-tabel Tabel 9. TWINSPAN-groepen en syntaxonomische eenheden van de opnamen in het studiegebied Tabel1. Gemiddelde DCA-scores en standaarddeviatie per vegetatiegroep Tabel 11. Verandering van de BWK-karteringseenheden in de gehele polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde Tabel12. Overzicht van de verandering van de BWK-eenheden in de polders van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde Tabel 13. Symbolen van de TWINSPAN-groepen en typologie volgens de karteringseenheden van de BWK Tabel14. Overzicht van de TWINSPAN-groepen, het gemiddeld soortenaantal en de biologische waarde... 8

9 Samenvattin Samenvatting Dit rapport tracht een beeld te geven van de flora en vegetatie in de binnendijkse alluviale gebieden van de Boven-Zeeschelde. Er werden 2 gebieden geïnventariseerd. Enkele gebieden zijn reeds gecontroleerd overstromingsgebied, andere werden gekozen i.f.v. hun bestemming in het Sigmaplan om ingericht te worden als gecontroleerd overstromingsgebied. Potentiële overstromingsgebieden die niet in het Sigmaplan beschreven werden, werden ook bestudeerd. Flora Op perceelsniveau werden 263 soorten, verspreid over 293 percelen, aangetroffen. Binnen het studiegebied werden 3 van de 42 socio-ecologische groepen teruggevonden. Binnen het bestudeerde deel van de Scheldevallei nemen matig bemeste graslanden op matig vochtige grond de grootste oppervlakte in (STIEPERAERE & FRANSEN 1982). Ongeveer 6% van de soorten is zeer algemeen, 6% (niveau t.o.v. Noord-België) is zeldzaam. Van een aantal zeldzame en!oftypische soorten werd de auto-ecologie besproken. Vegetatie Naast de inventarisatie op perceelsniveau werden 293 opnamen gemaakt (waarvan 5 opnamen in de Kalkense meersen gemaakt werden door Wouter Van Landuyt). In deze opnamen werden 23 soorten teruggevonden. De vegetatie-opnamen werden verwerkt met TWINSP AN en DCA. TWINSP AN onderscheidde 19 clusters. De graslanden nemen 1 clusters in, bossen en aanplanten 3, struwelen 3 en oever- en moerasvegetaties eveneens 3. Binnen de graslanden kon een opsplitsing gemaakt worden in halfnatuurlijke droge graslanden, halfnatuurlijke vochtige graslanden en roesofiele cultuurgraslanden (DE BLUST et al. 1985). Droge graslanden (Thero Airion) werden op de rivierduinen teruggevonden. In het studiegebied komen vochtige graslanden, die tot het Calthion palustris behoren, zelden voor. Door verruiging van deze graslanden vinden we er tevens overgangen naar het Filipendulion. Sterk bemeste en begraasde graslanden vormen het grootste aandeel in het gebied. Hiertoe behoren de graslanden van het Poo-Lolieturn en de minder bemeste en begraasde Lolio-Cynosuretumgraslanden. Hooilanden behorend tot het Arrhenatheretum elatioris komen nog slechts sporadisch op de dijken voor. De meeste dijken vertonen een antropogeen verstoorde vegetatie. Populierenaanplanten hebben in hun ondergroei een verruigde vegetatie met vnl. Grote brandnetel ( Urtica dioica). Opslag van struiken komt eveneens voor. De aanwezige elzenbossen blijken eveneens een sterk verruigde ondergroei te kennen. Deze verruiging is - l -

10 mogelijk het gevolg van een combinatie van grondwaterstandsdaling (cfr. GROOTlANS 1975, 1985), verhoogde lichtinval door kap van populieren in de elzenbossen en luchtvervuiling (HERMY 1989). Naast vermelde bossen komen er binnendijks wilgenbroekbossen voor. Struwelen met Zwarte els (Alnus glutinosa) en verschillende Wilgesaorten komen nog sporadisch voor. Van de oever- en moerasvegetaties werden veelal monotypische vegetaties teruggevonden. Liesgras (Glyceria maxima) en Rietgras (Phalaris arundinacea) vormen hier de twee dominanten. Deze ontwikkeling is het gevolg van de eutrofiëring van het water en sterke grondwaterstandsdaling (GRYSEELS 1989). Watervegetaties konden niet bemonsterd worden omwille van het ongunstige vegetatieseizoen. Onderzoek naar de vegetatie van wielen en kreken lijkt dan ook in de toekomst aangewezen. BERVOETS et al. ( 1986) vermelden voor de wielen en kreken in de polder van Bazel en Rupelmonde de waterplanten Gele plomp en Waterlelie. Voor het onderzoek naar mogelijke relaties tussen de vegetatiedifferentiatie en abiotische factoren werd DCA toegepast. Het beheer bleek de grootste relatie te vertonen met de geografische spreiding van de opnamen, gevolgd door vochtigheid. Ook in andere, natte graslandgebieden die plaatselijk overstroomd worden (Oude Landen en Bourgoyen) (VERLINDEN 1988) bleek de eerste as een beheersas te zijn. Zowel in dee als in onze studie verklaart de factor vochtigheid op de tweede as de verspreiding van de soorten. Tevens werd de karteringseenheid van de Biologische Waarderingskaart van België van elk van de opgenomen percelen (kartering daterend van eind jaren I 7-begin I 8) vergeleken met de huidige vegetatie (figuur 11 ). Vooral de halfnatuurlij ke, vochtige graslanden en de elzenbossen zijn geëvolueerd naar een biologisch minder waardevolle eenheid. Rietland en grote zeggenvegetaties zijn veelal verdwenen. Deze veranderingen doen zich voor over de hele bestudeerde Scheldevallei. Enkel in de opgenomen reservaatpercelen van de Kalkense meersen bleef de karteringseenheid ongewijzigd

11 Hoofdstuk I :Inleiding Hoofdstuk 1. Inleidin2 1.1 Algemeen Niettegenstaande de bestaande en potentiële waarde van de flora en vegetatie m de binnendijkse alluviale gebieden van de Boven-Zeeschelde (het zoet- en brakwaterdeel van de Schelde tussen Gent en Antwerpen), is er weinig wetenschappelijk onderzoek naar verricht. Dit heeft verschillende redenen. Eén van de redenen hiervoor is dominantie van intensieve land-, tuin- en bosbouw in dit gebied. Recent werd in Nederland een plan uitgewerkt betreffende de toekomst van het rivierengebied in Nederland (DE BRUIN et al. 1987). Dit "Plan Ooievaar", ijvert niet alleen voor een verbetering van de algemene milieu- (water-) kwaliteit, maar ook voor een verbetering en herstel van de bestaande natuurwaarden, zowel voor de rivier zelf als voor de alluviale gebieden. Dit plan omvat tevens een visie op de natuurontwikkeling in de omgevende overstroombare gebieden. Voor het beleid inzake ecologisch herstel van rivieren was er een tweede startpunt : het Rijn Aktie Programma {INTERNATIONALE RIJN COMMISSIE 1987), waarin zowel doelstellingen qua waterkwaliteit als ecologische doelstellingen nagestreefd worden. Ook in de andere Rijnlanden is het ecologisch herstel van de Rijn een begrip geworden (DE WIT 1993). Deze plannen leiden in Nederland op nationaal niveau tot een aantal visies op beheer en inrichting van de overstroombare gebieden (uiterwaarden) (PROVINCIE GELDERLAND 1989, PROVINCIE OVERIJSSEL 1988). Een aantal gelijkaardige ideeën werden voor de Schelde reeds globaal ontwikkeld (VERHEYEN et al. 1991, MEIRE et al. 1992). Een uitvoeriger wetenschappelijke studie van de vegetatie en mogelijkheden voor natuurherstel en -ontwikkeling van de binnendijkse alluviale gebieden van de Zeeschelde dringt zich echter op. In dit rapport wordt ingegaan op de beschrijving en evolutie van de flora en vegetatie in het binnendijks alluviaal gedeelte van de Boven-Zeeschelde. 1.2 Doelstellingen De doelstellingen van dit onderzoek zijn vierledig : - inventarisatie van de flora van de onderzochte gebieden -typering van de vegetatie van de binnendijkse (potentiële) overstromingsgebieden die in het Sigmaplan weerhouden werden -onderzoeken welke ecologische factoren de differentiatie in vegetatietypen bepalen -evaluatie van de verandering van de vegetatie(typen) in het studiegebied - 3 -

12 Hoofdstuk 2 : Materiaal en methoden Hoofdstuk 2. Materiaal en methoden 2.1 Materiaal Situering van het studiegebied (figuur 1) Het studiegebied omvat de binnendijks (=landwaarts) gelegen alluviale vlakte van de Zeeschelde tussen Gent en Kruibeke, alsook de alluviale gebieden langs de Dunne (tot Lokeren) en de Rupel (tot Rumst). In totaal werden twintig deelgebieden geïnventariseerd (tabel 2). De deelgebieden werden gekozen op basis van hun (potentiële) bestemming binnen het Sigmaplan om ingericht te worden als gecontroleerd overstromingsgebied. Gecontroleerde overstromingsgebieden (g.o.g.' s) vormen een essentieel onderdeel van het Sigmaplan. Voor een gedetailleerde bespreking van dit plan verwijzen we naar CASTELEYN & KERSTENS ( 1988). Een g.o.g. is in principe een onbewoond gebied, dat gelegen is in het oorspronkelijk winterbed van de rivier en slechts overstroomt bij een bepaalde stormvloedhoogte. Men spreekt in dit geval van passieve bevloeiing. Om een verlaging van de waterstand te bekomen, werden door de Dienst der Zeeschelde laaggelegen rivierpolders als gecontroleerde overstromingsgebieden ingericht. Het vroegere vloeimeersensysteem is een actieve bevloeiing, waarbij de velden tijdens springtij bevloeid werden via sluizen. Verschillende voormalige vloeimeersen werden in het Sigmaplan weerhouden om als g.o.g. ingericht te worden (bijlage 1 ). Langs de Durme werden een aantal potpolders ingericht. Zowel het principe van overstroming als de functie is verschillend. Potpolders worden gebruikt als spuikom om de aanslibbing van de Durme tegen te gaan. In tegenstelling tot de g.o.g.' s wordt het water tot het maximum gestockeerd, waarna het in één keer gespuid wordt Flora Determinatie en nomenclatuur Voor de determinatie van de hogere planten werd gebruik gemaakt van de flora van DE LANG HE et al. ( 1988). Voor de determinatie van Poaceae gebruikten we tevens HUBBARD ( 1984) en VAN DER M EIJDEN et af. ( 1983 ). Cyperaceae en Juncaceae werden gedetermineerd met behulp van VAN DER MEIJDEN et al. ( 1983). Oe determinatie van Bryophyta gebeurde met MARGADANT & DURING ( I 982). Oe nomenclatuur van de hogere planten volgt DE - 4-

13 'rj!iq' =.., =."... ',.,... ' '.!... \. \... '\.,. 1. '\..'... - \... ' 9-,. ' X- "... \,v,... ü /'t> e:" r..... <)Î;fkrnhoc (/) ê' Cl> :::1. ::J (IQ < ::J "" ;:r' l! V. 2. (IQ Cl> CT. Vl I l"j Q._ lq 2 km I c..., ss!::.. "' ::s 3 6" ::s

14 Hoq(dstuk 2 :Materiaal en methoden LANGHEet al. ( 1988). Voor de Nederlandse namen van de soorten werd gebruik gemaakt van VANHECKE ( 1987) Florakarakteristieken De florakarakteristieken, zeldzaamheidskiassen en socio-ecologische groepen werden bestudeerd m.b.v. STIEFERAERE & FRANSEN ( 1982). In de Standaardlijst van de Belgische vaatplanten van STlEPERAERE & FRANSEN ( 1982) wordt aan elke plantesoort een nationaal en regionaal (ten N en Z van Samber en Maas) zeldzaamheidsgetal toegekend. In deze studie werden beide zeldzaamheidsgetallen gebruikt, maar werd enkel de logaritmische klasseverdeling als vergelijkingsbasis genomen Vegetatie- Algemene omschrijving Voor de bespreking van de kenmerkende vegetatietypen in de alluviale gebieden tussen Gent en Antwerpen maken we gebruik van de Biologische Waarderingskaart van België (DE BLUST et al. 1985). Volgende kaarten van de Biologische Waarderingskaart van België werden hiervoor geraadpleegd : - 14/8 (DEMAREST & PAELINCKX 1993) - 15/ (PAELINCKX et al. in druk) - 22 (DESMET & DEMAREST 1985) (niet gepubliceerde, gedigitaliseerde kaarten) De opnameperiode voor de BWK 14/8 is (1989); voor de BWK 15/5-6 : 1978,1988; voor de BWK 15/7-8: 1979, 1982, 1988; voor de BWK 22: ; voor de BWK : ( 1988) en voor de BWK 23/3-4 : ( 1988). 2.2 Methoden Flora Veldwerk Het veldwerk werd uitgevoerd van half juli tot half oktober Bij de studie van de flora over de verschillende alluviale gebieden werd geen gebiedsdekkende flora-inventarisatie uitgevoerd. Als uitgangspunt werd, op basis van onderzoek van B ER VOETSet al. ( 1986), een gedetailleerde flora-studie verricht in de polders van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde. Daarna werden aanvullende gegevens in de andere gebieden verzameld. De keuze van de percelen in de polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde gebeurde op basis van BERVOETS et al. ( 1986). Deze namen 669 percelen op in het ganse studiegebied

15 Hoofdstuk 2 : Materiaal en methoden Van deze grote dataset werd besloten om l % van de sterk bemeste en begraasde weilanden (dit komt overeen met 2 I percelen) en 2% (92 percelen) van de overige vegetatietypen te inventariseren. De keuze van de percelen geschiedde ad randmp. Voor de keuze van de percelen in de overige gebieden werd gebruik gemaakt van de Biologische Waarderingskaart van België. Per vegetatietype (karteringseenheid) werden minimum 3 percelen gekozen. De keuze van de ligging van de percelen was arbitrair. Tijdens het doorlopen van het perceel werden alle voorkomende soorten genoteerd. Soorten van grachtkanten werden eveneens genoteerd indien deze soorten zich geheel of gedeeltelijk in het perceel bevonden. Indien er in het veld afwijkende vegetatietypes (afwijkend van de BWK-karteringseenheden) voorkwamen, werden deze eveneens opgenomen. In totaal werden 293 percelen geïnventariseerd Florakarakteristieken Voor het vergelijken van de florakarakteristieken, zeldzaamheidskiassen en socio-ecologische groepen, in de onderzochte alluviale gebieden met de Belgische waarden, werden de resultaten van het veldwerk (floristische gegevens) getoetst aan SnEPERAERE & FRANSEN (1982) Bi;zondere flora-elementen Een aantal zeldzame soorten die in het studiegebied gevonden werden, worden besproken naar zeldzaamheid, verspreiding en habitat. Deze gegevens worden aangevuld met literatuurgegevens, waaronder streeplijsten. Het aantal besproken soorten is hier geenszins volledig, daar niet alle IFBL-streeplijsten ter beschikking waren Vegetatie Veldwerk Voor de keuze van de percelen waarin het veldwerk (opnamen) zich situeert, verwijzen we naar hoofdstuk Per perceel werd een opname gemaakt. Deze opname werd in het midden van het perceel gemaakt, zodat aan de voorwaarde van homogeniteit voldaan werd (WESTHOFF & VAN DER MAAREL I 973). De gebruikte schaal is gebaseerd op de Frans-Zwitserse school. Enkel een bedekkingsschaal werd gehanteerd om het veldwerk sneller te doen verlopen. De gebruikte schaal wordt weergegeven in tabel

16 Hoofdstuk 2 : Materiaal en methoden Code van de schaal Overeenkomend percentage I I% 2 2-3% 4 3-5% A 5-25% B 25-5% c 5-75% D 75-1% Tabel I. Bcdekkingsschaal voor het opnemen van de vegetaties. Oe opnamen van de geïnventariseerde graslanden hebben steeds een oppervlakte van 9 m2 (3m x 3m), deze van de bossen en aanplanten I m2 (I Om x I Om). De grootte van deze opnamen komt overeen met het minimumareaal van de betreffende gemeenschappen (WESTHOFF & VAN DER MAAREL I973). Bij de opname van sloot- en oevervegetaties werd steeds een breedte van, 5 meter aangehouden, de lengte werd bepaald i.f.v. de uniformiteit van de vegetatie. In het veld werd de beheersvorm genoteerd, evenals de bedekking van mos-, kruid-, struik- en boomlaag. Over het totale studiegebied werden 293 opnamen gemaakt. De opnamegegevens van de Kalkense meersen werden ter beschikking gesteld door Wouter Van Landuyt 1 en dateren van juni % van het totaal aantal opnamen situeert zich in de polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde. Een overzicht van de onderzochte gebieden met het bijbehorende aantal opnamen wordt gegeven in tabel 2. 1 Instituut voor Natuurbehoud. Kl iniekstraat Brussel - 8 -

17 Hoofdstuk 2 : Materiaal en methoden Gebied Aantal opnamen Periode opname Bergenmeersen 11 augustus 1994 Boven Zanden (Rupel) 5 september 1994 Bulbierbroek (Durme) 3 september 1994 Gentbrugse meersen 11 augustus 1994 Grote Wal 8 oktober 1994 Heusden L.O. 14 oktober 1994 Kalkense meersen 5 juni 1994 Paardenweide 25 augustus 1994 Polder van Bazel 28 augustus 1994 Polder van Kruibeke 36 juli 1994 Polder van Rupelmonde 49 augustus 1994 Polders te Appels 15 september 1994 Polders te Hingene 17 september 1994 Potpolder I (Durme) 11 september 1994 Potpolder IV (Durme) 4 september 1994 Potpolder V (Durme) 7 september 1994 Scheldebroek 13 augustus 1994 Tielrodebroek 9 september 1994 Vlassenbreekse polder 4 oktober 1994 Weimeers 18 augustus 1994 Totaal studiegebied 293 juli- oktober 1994 Tabel 2 Geïnventariseerde studiegebieden langs de Zeeschelde met bijbehorend aantal opnamen en periode van inventarisatie TWINSPAN-classificatie De opnamen werden verwerkt met de classificatiemethode TWINSPAN (Two-Way Indicator Species Analysis) (HILL 1979). In het TWINSPAN programma werden alle standaard opties gehanteerd, uitgezonderd de cutlevels. Deze zijn en 63. De oorspronkelijke bedekkingsschaal (in percentage) en de overeenkomende cutlevels worden weergegeven in tabel

18 Hoofdstuk 2 : Materiaal en methoden Oorspronkelijke schaal(%) Cutlevel Tabelsymbool 1 (1 %) 1 2 (2-3%) 2 4 (3-5%) 3 A (5-25%) 4 B (25-5%) 5 63 c (5-75%) 6 D (75-1%) Tabel3. Bedekkingsschaal (%)en gebruikte cutlevels. Door telkens een opsplitsing te maken in een negatieve en een positieve groep, en de soorten die voor elke groep preferentieel zijn aan te duiden, werd een dendragram geconstrueerd. Dit dendragram drukt de synecologische relaties tussen de soorten uit. Voor een syntaxonomische plaatsing van de opnamen werd gebruik gemaakt van WESTHOFF & DEN HELD ( 1969) en van SYKORA (1983). De synecologie werd besproken a.h.v. WESTHOFF & DEN HELD (1969). Van de verschillende beheersvormen (gegevens afkomstig uit de veldnotities) werd per TWINSPAN-groep een klasse-indeling opgesteld, waarbij de beheersvormen niets doen, hooiland- of hooiweidebeheer, extensief beheer en intensief beheer onderscheiden werden. Onder intensief beheer (klasse 3) wordt een intensieve begrazing verstaan, extensief beheer (klasse 2) komt overeen met een extensieve begrazing, hooilandbeheer (klasse 1) met 1 à 2 maai maaien per jaar. De klasse komt overeen met niets doen. In klasse 1 worden de 2 beheersvormen hooilandbeheer en hooiweidebeheer samengenomen, daar in de praktijk het verschil gering blijkt te zijn. Tot deze conclusie komt ook VAN DIJK (I 99), die de invloed van hooien en na beweiden op graslanden bestudeerde. Per TWINSP AN-groep werd het procentueel aandeel van deze beheersklassen in een histogram uitgezet. Er werd eveneens een histogram gemaakt van het procentueel aandeel van de drainageklassen per TWINSPANgroep. Voor het bepalen van de drainageklasse per opname werden de Bodemkaarten van - I -

19 Hoofdstuk 2 : Materiaal en methoden België gebruikt (Bodemkaart van België 196, 1962, 1963a, 1963 b, 1964, 1966, 1971 a, 1971 b, 199). In bijlage 2 wordt de verklaring van de drainageklassen weergegeven. De floristische samenstelling van de TWINSPAN-groepen wordt weergegeven in een synoptische tabel (bijlage 3). In deze tabel wordt de presentie van de soorten voor de 19 TWINSPAN-groepen weergegeven. De relatieve frequentie van de soorten wordt hierbij weergegeven d.m.v. presentieklassen. Klasse I staat voor een relatieve frequentie van -25%, klasse U voor 25-5%, klasse III voor 5-75% en klasse IV voor 75-1% DCA-ordinatie Voor de ordinatie van de vegetatiedata werd gebruik gemaakt van CANOCO (TER BRAAK 1988). DCA (Detrended Correspondence Analysis), een indirecte gradiëntanalyse, werd uitgevoerd op alle opnamen, waarna de scores van de soorten en de opnamen gecontroleerd werden op uitbijters. De uitbijteropnamen (TWINSPAN-nummers) 51, 153 en 22 werden verwijderd. Daarna werd een afzonderlijke analyse van de cultuurgraslanden gemaakt, waarna werd nagegaan door welke ecologische factoren het grootste gedeelte van de variatie binnen de data verklaard kan worden. Hiervoor werden de drainageklassen van de Bodemkaarten van België gebruikt (Bodemkaart van België 196, 1962, 1963a, 1963 b, 1964, 1966, 1971 a, 1971 b, 199). In bijlage 2 wordt de verklaring van de drainageklassen weergegeven. De factor beheer werd eveneens gebruikt om de variatie aan vegetatietypen te verklaren Evolutie van de kartering_.r;eenheden van de Biologische Waarderingskaart Vooreerst werden de vegetatie-opnamen getransformeerd naar de BWK-karteringseenheden. Noodgedwongen moesten echter bij de bespreking van onze recente opnamen een aantal nieuwe of aangepaste karteringseenheden gebruikt worden, omdat de oorspronkelijke karteringseenheden voor een aantal klassen te algemeen waren. Deze aanpassingen worden per subklasse besproken. De naamgeving van de subklassen niet-verbeterde, halfnatuurlijke, vochtige graslanden en mesofiele cultuurgraslanden werden ontleend aan de Biologische Waarderingskaart van België (DE BLUST et al. 1985). De naamgeving van andere vermelde subklassen in deze studie zijn eveneens afkomstig van DE BLUST et al. ( 1985). * Graslanden Een aantal graslanden situeren zich tussen de subklassen niet-verbeterde, halfnatuurlijke, vochtige graslanden en mesofiele cultuurgras\anden

20 Hogfdstuk 2 : Materiaal en methoden Hp(r)* : Deze eenheid werd gebruikt om de overgang aan te duiden tussen de Malinieta/ia (He, Hf) en het Lolio-Cynosuretum (Hp). Het betreft hier meestal graslanden die gedomineerd worden door een ingezaaid grasmengsel, maar waar de oorspronkelijke He- en/of Hfelementen nog als relict aanwezig zijn. Ook verlaten, niet meer begraasde en/of bemeste weilanden vallen hieronder. De graslanden onderscheiden zich van het Hp-grasland door het voorkomen van bv. Pinksterbloem, Kattestaart, Riet, Rietgras e.a. De He-, resp. Hf-elementen Dotterbloem en Moerasspirea zijn enkel aan de rand van het perceel te vinden. Op dijken werd meestal een ruderaal Arrhenatherion teruggevonden. Naast de meest voorkomende planten zoals Frans raaigras, Fluitekruid, Bereklauw, Kropaar en Gestreepte witbol, kwamen ook Grote brandnetel, Bijvoet en Vederdistelsoorten voor. Naar analogie met de BWK-karteringseenheid Hr (geruderaliseerd, verlaten mesofiel grasland) wordt voor de beschrijving van dit type grasland voor de eenheid Hu/Hr gekozen. Wanneer er een gras(mengsel), zoals Engels raaigras, Italiaans raaigras en/of Frans raaigras, aanwezig was, werd dit aangeduid met een combinatie van Hr, Hx, Hp(r)*, Hpr en Hu. De laatst vermelde eenheid in de combinatie is het minst dominant en kan bv. voor Hu enkel uit de soorten Frans raaigras en Bereklauw bestaan. De soortenarmste vormen van dit type graslanden worden aangeduid met Hx!Hu en Hr!Hu. Een overzicht van de aangepaste karteringseenheden wordt gegeven in tabel 4. Hierbij worden de graslanden gerangschikt van biologisch zeer waardevol naar een geringe biologische waarde. De waardeschaal werd bekomen door van de afzonderlijke schalen per type het relatieve aandeel van de waarden op te tellen. Hierbij werd een aandeel van 3/4 voor de eerst vermelde karteringseenheid vooropgesteld. BWK-eenheid Omschrijving Waardeschaal Hp(r)* overgangsvegetatie tussen Hc(Hf) en Hp 3,5 Hp(r)*/Hu overgangsvegetatie tussen Hc(Hf), Hp en 3,5 Hu Hpr/Hu overgangsvegetatie tussen Hpr en Hu 3,25 Hp/Hu overgangsvegetatie tussen Hp en Hu 2,5 Hp/Hr/Hu overgangsvegetatie tussen Hp, Hr en Hu 2, 1 Hr/Hu overgangsvegetatie tussen Hr en Hu I,75 Hx/Hu overgangsvegetatie tussen Hx en Hu 1,75 Tabel4. Aangepaste BWK-kartcringsccnhcden voor de graslanden

21 Hoofdstuk 2 :Materiaal en methoden *Bossen en aanplanten In de klassen van de BWK van België werd een onderscheid gemaakt tussen bossen en aanplanten. Vele elzenbossen zijn echter omgevormd tot populierenaanplanten of in populierenaanplanten ontwikkelde zich een elzenondergroei. Om rekening te houden met deze belangrijke gradatie in biologische waarde en voorkomende soorten, werden hier de aangepaste karteringseenheden, zoals deze gebruikt worden op kaartblad 15 (PAELINCKX et al. in druk), gebruikt. Oorspronkelijke populierenaanplanten met een struiklaag van Zwarte en/ of Witte els worden aangeduid met Lhb. Komen er eveneens moerasplanten van het nitrofiel alluviaal elzenbos (Vn) in voor, dan wordt de eenheid Lhb/Vn gebruikt. Oorspronkelijke elzenbossen, waarin populieren geplant zijn, maar waarin de typische lianen en moerasplanten nog aanwezig zijn, worden aangeduid met Vn(p). Het nitrofiel alluviaal elzenbos komt overeen met de eenheid Vn. Een overzicht van de opnamenummers met de bijbehorende evolutie van de BWKkarteringseenheden wordt gegeven in bijlage Koppeling van de BWK-karteringseenheden aan de TWINSPAN-groepen Per TWINSPAN-groep werd een typering gemaakt m.b.v. de BWK-karteringseenheden van de huidige vegetatie. Hiertoe werd voor elke opname per TWINSPAN-groep de huidige karteringseenheid genoteerd. Voor een opname met een afwijkende eenheid werd besloten om deze eenheid niet op te nemen in de typering. Indien er twee of meer opnamen met dezelfde eenheid binnen 1 TWINSPAN-groep voorkwamen, werden deze in de typering opgenomen

22 Hoofdstuk 3 : Resultaten Hoofdstuk 3. Resultaten 3.1 Flora Soortenrijkdom In totaal werden 263 soorten op perceelsniveau geïnventariseerd (bijlage 5). Deze soortenlijst geeft geenszins een volledig overzicht van alle voorkomende soorten in het onderzochte studiegebied, omdat het veldwerk pas midden juli startte en omwille van de bemonsteringstechniek Florakarakteristieken Voor een overzicht van de florakarakteristieken per soort verwijzen we naar bij lage Zeldzaamheidskiassen Het aantal soorten per logaritmische zeldzaamheidsklasse (zowel voor België als ten N van Samber en Maas) werd uitgezet in figuur 2. Fig. 2. Histogram van het aantal soorten in het studiegebied i.f.v. de logaritmische zeldzaamheidskiassen van Noord-België en België

23 Hoofdstuk 3 : Resultaten Uit de grafiek blijkt dat de meeste soorten in het studiegebied voor Noord- en geheel België (resp. 6,9% en 59,3%) in de logaritmische zeldzaamheidsklasse I zitten, de minst zeldzame soorten. De logaritmische zeldzaamheidskiassen 7 en lager worden als zeldzaam beschouwd (STIEPERAERE & FRANSEN 1982). Voor de opnamen in het studiegebied blijkt 6,2% (voorn België) en 8,2% (t.o.v. geheel België) van de soorten zeldzaam te zijn. Bepaalde soorten hebben voor "geheel België" een hogere zeldzaamheidswaarde (ze behoren dus tot een zeldzaamheidsklasse met een lager cijfer). Dit ligt aan het feit dat er in de Scheldevallei typische "valleisoorten" (Bidens tripartita, Thalictrumjlavum,... ) (WEEDA et al. 1985, 1991) groeien, die ten zuiden vansamber en Maas niet voorkomen Socio-ecologische groepen Er werden binnen het studiegebied 3 van de 42 socio-ecologische groepen gevonden (gegevens beschikbaar voor vertegenwoordigers van 245 soorten). Dit is het maximum aantal mogelijke socio-ecologische groepen, die in het studiegebied kan voorkomen. De groepen behorende tot de slikken en schorren (groepen 3a, 3b en 3c ), voedselarme wateren ( 4b ), muren en rotsen (6a), graslanden met affiniteit tot het Xerobromion (6d), heiden, venen en kalkmoerassen (7b, 7d en 7e) kunnen in het studiegebied niet voorkomen, omdat de vereiste milieu-omstandigheden in het studiegebied niet aanwezig zijn. Worden de socio-ecologische hoofdgroepen (tabel5, figuur 3) in beschouwing genomen, dan blijkt groep 1 het grootste aandeel te hebben (21,6%). Deze groep staat voor "pioniers van sterk antropogeen gestoorde plaatsen :akkers, wegranden en droge ruigten", gevolgd door groep 4 (21,2%) (planten van zoete tot zwak brakke waters en oevers). Groep 5 (planten van bemeste graslanden op voedselrijke grond) heeft een aandeel van 16,3 % Os 7 88 m9 Figuur 3. Procentueel aandeel van de socio-ecologische hoofdgroepen in het studiegebied

24 HoQfdstuk 3 : Resultaten Uit tabel 5 blijkt dat in het studiegebied volgende socio-ecologische groepen het best vertegenwoordigd zijn : 5a : matig bemeste graslanden op (matig) vochtige grond ( 11,4%). 2a : relatief voedselrijke plaatsen met wisselende waterstand of anderszins sterk fluctuerende milieu-omstandigheden ( 8,6% ). Socio-ecologische groep Aantal soorten in de Percentage van het totaal opnamen aantal soorten in de opnamen la 16 6,5% Ie 2,8% ld 9 3,7% 1e 15 6,1% 1f 4 1,6% lg 7 2,9% 1 (akkers, wegranden en 53 21,6% droge ruigten) 2a 21 8,6% 2b 8 3,3% 2c 2,8% 2 (pioniers op open grond) 31 12,7% 4a 8 3,3% 4c 15 6,1% 4d 14 5,7% 4e 15 6,1% 4 (zoete waters en oevers) 52 21,2% 5a 28 11,4% Sb 12 4,9% 5 (bemeste graslanden) 4 16,3% 6b 5 2,% 6c 1,4% 6e 3 1,2% 6 (droge graslanden) 9 3,6% 7a 2,8% 7c 1,4% 7f I,4% - 16-

25 Hoofdstuk 3 : Resultaten 7 (schraallanden) 4 1,6% 8a 1,4% 8b 18 7,3% 8d 6 2,4'Yo 8 (zomen en struwelen) 25 1,1% 9a 6 2,4% 9c 7 2,9% 9d 1,4% 9e 7 2,9% 9f 9 3,7% 9g 1,4% 9 (bosplanten) 31 12,7% Tabel 5. Socio-ecologische groepen, aantal soorten en percentage per socio-ecologische groep in het studiegebied Bijzondere flora-elementen De hierna vermelde planten worden besproken omwille van hun zeldzaamheid in het Vlaams district en/ of hun specifiek voorkomen in het binnendijks gebied. Zeldzame soorten voor het Vlaams district (DE LANGHEet al. 1988) zijn Coronapus dydimus, Epi/obiurn palustre en Myriophyllum verticillatum. Zeer zeldzaam zijn Callitriche stagna/is, Cardamine jlexuosa en Centauriurn pulchellum. Vrij zeldzaam zijn Hydrocharis morsus-ranae, Impatiens glandulifera en Rhinanthus angustifolius. In bijlage 6 worden de verspreidingskaartjes (VAN ROMPAEY & DELVOSALLE 1979) van de hierna vermelde soorten weergegeven. De vindplaats (IFBL-kilometerhokken) van een aantal zeldzame soorten, die 1n de geïnventariseerde percelen werden gevonden, wordt vermeld na de soortnaam. * Coronopus dydimus (L.) Smith : Kleine varkenskers (C , C4.45.3l) C. dydimus werd in Rupelmonde aangetroffen aan de rand van een gekapte populierenaanplant, waar de grond weinig begroeid en sterk verdicht was. Dit is in overeenstemming met WEEDA et al. ( 1987), die als standplaats vochtige en verdichte grond, waar weinig begroeiing is a ls gevolg van o.a. betreding, vermelden. ST!EPERAERE &

26 Hoo[dstuk 3 : Resultaten FRANSEN ( 1982) plaatsen de soort in de socio-ecologische groep ld, wat wijst op regelmatige betreding en voedselrij ke grond. V A N ROMP AEY & DEL VOSALLE ( 1979) vermelden de soort in 5 uurhokken langs de Zeeschelde tussen Gent en K.ruibeke. * Callitriche stagna/is Scop. Gevleugeld sterrekroos (C , C , C , C , C , D ) C. stagna/is werd aangetroffen in elzenbossen, met een concentratie in de polder ven Rupelmonde. In 1979 bleek de soort niet zo algemeen te zijn langs de Zeeschelde. VAN ROMPAEY & DELVOSALLE (1979) vermelden slechts I uurhok langs de Zeeschelde tussen Gent en Kruibeke. Het vermelde uurhok bevond zich nabij Dendermonde. Dit is vermoedelijk gedeeltelijk toe te schrijven aan het floristisch onbestudeerd blijven van de buitendijkse gebieden, gedeeltelijk aan het voor 1979 nog zeer regelmatig in gebruik zijn van deze gebieden als landbouwgrond. De soort is algemeen voor het zoetwatergetijdegebied (aangetroffen op vrijwel alle zoetwaterschorren langs de Zeeschelde (HOFFMANN 1993)), binnendijks komt ze voor in verlandingsvegetaties, waar ze o.a. voorkomt met Grote waterweegbree (Alisma plantagoaquatica) (WEEDA et al. 1988). * Cardaminejlexuosa With.: Bosveldkers (C , ) De soort werd aangetroffen in de polder van Kruibekeen in de polder van Moerzeke (Grote Wal). WEED A et al. ( 1987) vermelden dat de soort o.a. typisch is voor bossen op laagveengrond, zoals eendenkooien, die als ondergroei voornamelijk moeras- en oeverplanten hebben. De soort werd ook aangetroffen op enkele zoetwaterschorren langs de Zeeschelde (HOFFMANN 1993 ). In I 979 vermelden VAN ROMPAEY & DEL VOSALLE (1979) reeds een concentratie van de soort in de polders te Hingene-Bomem en Rupelmonde. * Centauriurn pulchellum (Sw.) Druce: Fraai duizendguldenkruid (C ) ln het studiegebied werd de soort gevonden in een niet-begraasd en niet-bemest, vochtig grasland in Rupelmonde. De soort werd vergezeld van Gewone brunel (Prunella vulgaris) en Fioringras (Agrostis stolon(fèra). De standplaats, alsmede de begeleiders corresponderen niet met WEEDA et al. ( 1988). ROBYNS ( 1954) vermeldt Steendorp als vindplaats voor C. pulchellum langs de Schelde. In 1979 vermelden VAN ROMPAEY & DELVOSALLE ( 1979) 3 uurhokken langs de Zeeschelde, eveneens in de omgeving van Antwerpen

27 Hoofdstuk 3 : Resultaten * /mpatiens glandulifera Royle Reuzenbalsemien (C , C4.45.ll, C4.5 l.4l, D4.l6.23, C , D ) In het studiegebied werd de soort langs oeverruigten en aanspoelselgordels gevonden. Deze standplaats correspondeert met (WEED A et al. 1988). FRANCKX ( 196) vermeldt als vindplaats voor Vlaanderen de Zenne, de Dijleen de Beneden-Nete tot Lier. I. glandulzfera kwam in deze periode nog niet langs de Schelde voor. Recentere bronnen (VAN ROMPAEY & DEL VOSALLE 1979) geven reeds 2 uurhokken aan langs de Zeeschelde waar de soort gevonden werd. Buitendijks is de soort algemeen. Langs de Zeeschelde werd de soort op vrijwel alle zoetwatergetijdegebieden aangetroffen (HOFFMANN 1993). De meest stroomopwaarts gelegen vindplaats was Schoonaarde. Buitendijks treden de Irnpatiens glanduliferagedomineerde gemeenschappen op in aaneengesloten banden op steenbestorte oevers, langs wilgenstruwelen en op recente slikplaten. Minder dominant is de soort in meer gesloten gemeenschappen (HOFFMANN 1993). DE LANG HE et al. ( 1988) vermelden dat de soort vrij zeldzaam is in het Vlaams district. Aangezien deze soort een snelle kolonisator is van de oevers van waterlopen, is de soort bijzonder algemeen voor de oevers en valleigebieden van de Zeeschelde, die in het Vlaams district gelegen is. * Thalictrumjlavum : Poelruit (C , D ) T. jlavum werd in het studiegebied aangetroffen in ruige, boogstens eenmaal per Jaar gemaaide, onbemeste hooilanden. Deze standplaats komt overeen met WEEDA et al. ( 1985). Alhoewel de soort vrij algemeen is in dit vegetatietype (DE LANGHE et al. 1988) en VAN ROMPAEY & DELVOSALLE (1979) 15 uurhokken langs de Zeeschelde en de Durme vermelden, werd de soort slechts in 2 opnamen gevonden. De reden hiervoor is dat de vereiste standplaatscondities wellicht enkel in de reservaatspercelen terug te vinden zijn. * Epilobium palustre L. : Moerasbasterdwederik (C , C , C , C , D ) De soort werd in het studiegebied gevonden in vochtige weiden en moerassige ( elzen)bossen. WEEDA et al. ( 1987) vermelden deze standplaats als typisch voor Moerasbasterd wederik. VAN ROMPAEY & DELVOSALLE (1979) vermelden het voorkomen van Epilohium palustre in 5 uurhokken langs de Zeeschelde. De vindplaatsen situeren zich nabij de Rupelmonding, de Durmemonding en de polders in de omgeving van Berlare en Wetteren

28 Hoofdstuk 3 : Resultaten * Hydrocharis morsus-ranae L. : Kikkerbeet (D , D , ) In bepaalde gebieden van het Schelde-alluvium is de soort nog vrij algemeen (Kalkense meersen en Sint-Onolfspo1der), maar in de andere gebieden is de soort verdwenen. VAN ROMPAEY & DELVOSALLE (1979) vermelden bijna alle uurhokken langs de Zeeschelde waar H morsus-ranae werd aangetroffen. Kikkerbeet is typisch voor voedselrijk, ondiep stilstaand zoet water (WEEDA et al ). In niet te sterk vervuilde of gedempte poldersloten en wielen kan de soort stand houden. * Myriophyllum verticillatum L. : Kransvederkruid ( ) De soort werd gevonden in een kleine poel, die gelegen is in een niet of weinig bemest weiland in de Vlassenbreekse polder. WEEDA et al. ( 1987) stellen dat deze soort typisch is voor matig voedselrijk, stilstaande sloten, kanalen en kleine plassen. * Rhinanthus angustifolius C. C. Gmel. ssp.grandijlorus (Wallr.) D. A. Webb: Grote ratelaar (D ) De soort werd enkel teruggevonden in de reservaatspercelen van de Kalkense meersen, daar waar VAN ROMPAEY & DELVOSALLE (1979) nog 8 uurhokken vermelden langs de Zeeschelde. De bedreiging van R. angustifolius is ook in Nederland een feit. Waar de soort in 1972 nog algemeen was, kende deze soort in de jaren '8 een sterke achteruitgang (HILLEGERS 1981 ). Grote ratelaar is typisch voor vochtige tot natte, venige hooilanden die niet of weinig bemest worden. Typische begeleiders zijn o.a. Echte koekoeksbloem (Lychnis jlos-cuculi) en Rode klaver (Trifolium pratense) (WEED A et al. 1988). * Juncus acutijlorus Ehrh. ex. Hoffmann: Veldrus (D ) In vergelijking met de situatie in 1979 (1 uurhokken) (VAN ROMPAEY & DELVOSALLE 1979), is J. acutiflorus nu veelal verdwenen langs de Zeeschelde. Deze soort werd enkel in de Kalkense meersen in vochtige, venige hooilanden gevonden. Door toenemende bemesting en ontwatering is deze soort sterk achteruitgegaan. WEEDA et al. ( 1994) vermelden inderdaad dat de soort enkel standhoudt bij afwezigheid van bemesting en ontwatering. Indien aan deze voorwaarden voldaan is, kan de soort door verschraling van vroegere cultuurgraslanden relatief snel verschijnen. - 2-

29 Hoofdstuk 3 : Resultaten * Sagittaria sagittifolia L. : Pijlkruid (C ) S. sagittifolia werd in 1 opname gevonden in Tielrodebroek (opname 78, C ), waar het voorkwam in een wiel. De soort is vrij zeldzaam, maar momenteel nog niet bedreigd. WEED A et al. ( 1991) geven aan dat de soort typisch is voor deze standplaats. S. sagittifolia kende in 1979 een grotere verspreiding dan nu : de soort werd toen waargenomen in 14 uurhokken langs de Zeeschelde en de Durme (VAN ROMPAEY & DEL VOSALLE 1979), nu slechts in 1 uurhok. Naast bovenvermelde zeldzaamheden werden door andere mensen een aantal vermeldenswaardige soorten gevonden : * Carex elata All. : Stijve zegge (Gegevens streeplijst 22/4/1994, R. De Meirsman, H. Quintens, L. Hemelaer, R. De Keer) De soort werd in 1994 gevonden in het Schauselbroek (C ). C. elata bevindt zich in de semilogaritmische zeldzaamheidsklasse 5, wat vrij zeldzaam is. Toch is de soort momenteel niet bedreigd (Interne gegevens Rode Lijst, med. M. Leten). WEEDA et al. (1995) vermelden dat de soort o.a. voorkomt in moerassen en elzenbroekbossen op veengrond. Uit veldwaarnemingen van W. Van Landuyt in de Kalkense meersen blijkt dat C. elata in dit milieu voorkomt. * Achillea ptarmica L. : Wilde hertram (Gegevens VAN UYTVANCK & CLINCKSPOOR 1994) Deze soort werd gevonden in de Kalkense meersen, in een hooiland op veengrond. WEEDA et al. ( 1991) vermelden dat de soort op deze standplaats vrij talrijk kan voorkomen. Begeleidende soorten zijn hoog opgaande ruigtekruiden zoals Moerasspirea, Echte Valeriaan en Leverkruid. De soort is regionaal vrij algemeen (klasse 7) en momenteel niet bedreigd. Een streeplijst van het Scheldebroek (D ) (P. Neirynck, R. De Meirsman, H. Baeté 199) vermeldt de volgende bijzonderheden, die zich in de zeldzaamheidsklasse 5 bevinden (Interne gegevens Rode Lijst) :

30 Hoofdstuk 3 : Resultaten * Barbarea stricta Andrz. : Stijf barbarakruid B. stricta werd in 1979 in 2 uurhokken langs de Zeeschelde gevonden (VAN ROMPAEY & DEL VOSALLE 1979). Deze 2 vindplaatsen waren gelokaliseerd in de omgeving van de Vlassenbreekse polder en tussen Berlare en Zele. De soort werd recent op verschillende buitendijkse gebieden gevonden (HOFFMANN 1993). De soort is typisch voor rivier- en beekdalen, waar ze in wilgenvloedbossen voorkomt (WEEDA et al. 1987). In het Scheldebroek bevindt zich in het noordelijk deel inderdaad zo' n wilgenbos, waar de soort gevonden werd. * Potamogeton berchtoldii Fieb. : Klein fonteinkruid De soort komt er voor in een moerassig gebied met in de winter stilstaand water. Deze standplaats vermeld WEED A et al. ( 1991) eveneens voor P. berchtoldii. In 1984 werd in het Weymeerbroek (HEIRMAN et al. 1984) Potamogeton campressus gevonden. Deze soort bevindt zich momenteel in de zeldzaamheidsklasse 3 en is bedreigd. De soort is sterk achteruitgegaan in Vlaanderen en momenteel uiterst tot zeer zeldzaam (2b). Scrophularia umbrosa, een soort die eveneens in het Weymeerbroek werd gevonden, is momenteel een kwetsbare soort (3a), die zeldzaam is (klasse 4). VAN ROMPAEY & DEL VOSALLE ( 1979) vermelden I uurhok langs de Zeeschelde nabij de Rupelmonding. Hoe sterk de achteruitgang is van sommige soorten, wordt o.a. geïllustreerd door THOEN ( 1981 ). Deze vermeld voor de Kruibeekse, Bazelse en Rupelmondse kreken Pijlkruid (Sagittaria sagittifolia), Zwanebloem (Butomus umbellatus) en Krabbescheer (Stratiotes aloides). Deze soorten werden door ons niet teruggevonden in het gebied. Pijlkruid en Zwanebloem zijn vrij zeldzaam (klasse 5), maar momenteel nog niet bedreigd. Krabbescheer is momenteel wel bedreigd. Daar waar de soort tot voor kort in de Kalkense meersen en de Daknamse meersen terug te vinden was, groeit Krabbescheer niet meer op deze plaatsen. HEMELAER ( 1981) vermeldt voor het Schauselbroek eveneens Krabbescheer. Momenteel groeit de soort er niet meer. Ook BUGGENHOUT et al. ( 1986) vermelden voor de polder van Kruibeke soortenrijke sloten. Echte koekoeksbloem (Lychnis.flos-cuculi), Dotterbloem (Caltha palustris) en grote zeggesoorten werden regelmatig aangetroffen langs de oevers. In de sloten zei f werd door hen Waterviolier (Hottonia palustris) en op één plaats Krabbescheer (Stratiotes aloides) aangetroffen. Een overzicht van een aantal Rode Lijst-soorten (Interne gegevens Rode Lijst, med. M. Leten) die in het studiegebied recent gevonden werden, wordt gegeven in tabel

31 Hoofdstuk 3 : Resultaten Wetenschappelijke naam Semilogaritmische Omschrijving klasse Bedreiging zeldzaamheidsklasse Achillea ptarmica 7 regionaal vrij algemeen geen Barharea stricta 5 vrij zeldzaam geen Callitriche stanalis 6 regionaal vrij zeldzaam geen Cardamine jlexuosa 5 vrij zeldzaam geen Carex elata 5 vrij zeldzaam geen Centauriurn pulchellum 4 zeldzaam (Z) Ceratophyllum demersum 6 regionaal vrij zeldzaam geen Coronapus dydimus 7 regionaal vrij algemeen geen Epi/obiurn palustre 5 vrij zeldzaam geen Hydrocharis morsus-ranae 5 vrij zeldzaam A lmpatiens.r?./anduli(era 6 regionaal vrij zeldzaam geen Juncus acutiflorus 7 regionaal vrij algemeen geen Myriophvllum verticillatum 3 zeer zeldzaam 2b Potamof!eton berchtoldii 5 vrij zeldzaam geen Rhinanthus an.usti(olius 5 vrij zeldzaam A Sagittaria sagittifolia 5 vrij zeldzaam A Thaiietrum jlavum 6 regionaal vrij zeldzaam geen Tabel 6. Zeldzaamheidskiassen en bedreiging van een aantal recent gevonden soorten in het studiegebied (Interne gegevens Rode Lijst, med. M. Leten). A : Achteruitgegaan, maar momenteel nog niet bedreigd Z: Zeldzaam 2b : Sterke achteruitgang en momenteel uiterst tot zeer zeldzaam 3.2 Vegetatie Algemene omschrijving van de vegetatietypen, op basis van de BWK-eenheden en geactualiseerd a.h.v. veldwaarnemingen Een overzichtskaart met de BWK-formaties in de Schelde-, Durme- en Rupelvallei wordt gegeven in figuur 4. De 5 meterhoogtelijn werd als grens van het alluviaal gebied genomen. Enkel de gegevens van de gedigitaliseerde Biologische Waarderingskaarten 6, 15, 22 en 23 konden weergegeven worden. Uit figuur 4 en tabel 7 blijkt duidelijk het grote aandeel van intensief agrarisch gebruikte grond ( 16%), aanplanten (9%) en bebouwing (7%), di e verspreid over de gehele vallei voorkomen

32 I Fig. 4. Samenvatting BWK-kartering Zeeschelde (1 : 1.) op basis van de eerste karteringseenheid (van complex) c=jakkers.. zuiver grasland r=jagrarisch gebruikte soortenrijke graslanden - niet-agrarisch gebruikte soortenrijke graslanden -dijken.. aanplanten c=vallei- en moerasbossen omesofiele bossen Temse 5 km c=struwelen.. moerassen - stilstaande waters Okleine landschapselementen.. bebouwing. '.". Dendermonde

33 Hoqfdstuk 3 : Resultaten BWK-formatie Oppervlakte (ha) %aandeel Intensief agrarisch ,1 grondgebruik : -zuiver akkers (B*) 481 3,5 -zuiver grasland (Hp, Hx, 892 6,5 Hr) -gemengd ,1 Soortenrijk grasland a : Agrarisch gebruikte soortenrijke graslanden - Hpr, Hp+, Hj, Hu Kd Soortenrijk grasland b : 198 1,4 Niet-agrarisch gebruikte soortenrijke graslanden (He, Hf, Ha, Cp) Aanplanten (P, N, L, Kp*) ,5 Vallei- en moerasbossen 17 7,8 (V*) Mesofiele bossen (Q*) 67,5 Struwelen (S*) 527 3,9 Moerassen (M*) 287 2,1 Stilstaande waters : 147 7,7 -A* 399 2,9 - in complex met andere 648 4,8 eenheden Kleine ,3 landschapselementen : - Kb*, Kh 17,1 - in complex met andere 27 15,2 eenheden Bebouwing (U*) ,7 Totaal Tabel 7. BWK-formatics, die weerhouden werden, met hun overeenkomstige oppervlakten in de Schelde-, Durme- en Rupelvallci (oppervlakten voor binnen- en buitendijkse gebieden)

34 Hoofdstuk 3 : Resultaten Aanplanten ZIJn voornamelijk gesitueerd in de Vlassenbroekse polder, de polder van Moerzeke en de polders te Hingene. Goed ontwikkelde vallei- en moerasbossen zijn gelokaliseerd nabij Berlare, Bornem, Hingene en Kruibeke. Langs de Durme komt dit type bossen voor in de omgeving van Hamme. Moerassen en struwelen zijn voornamelijk langs de dijken (zowel binnen- als buitendijks) aanwezig (figuur 4). Volgende vegetatietypen komen in de binnendijkse gebieden voor : * Stilstaande waters (A) Belangrijk zijn de vele waters (Aev) in de Scheldevallei. De vegetatie bestaat uit ondergedompelde en drijvende planten, die te vinden zijn in visvijvers, wielen, sloten en oude rivierarmen. Soorten die veelvuldig voorkomen zijn Klein kroos (Lemna minor) en Witte waterlelie (Nymphaea alba). Minder opvallende planten zijn Waterpestsoorten (Elodea sp.), Kransvederkruidsoorten (Myriophyllum sp.) en diverse Fonteinkruidsoorten (Potamogeton sp.). In mindere mate komt Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae) voor. Goed ontwikkelde gemeenschappen treffen we nog aan in de Kalkense meersen. *Moerassen (M) Verspreid langs de Schelde komen moerassen voor. Dit zijn voornamelijk rietlanden (Mr), met als dominante soorten Riet (Phragmites australis), Liesgras (Glyceria maxima), Lisdoddesoorten (Typha sp.) en Rietgras (Phalaris arundinacea). Grote rietlanden (Mr) komen binnendijks slechts sporadisch voor. Vegetaties die uit grote zeggesoorten (Me) bestaan, worden eveneens tot de karteringseenheid moerassen gerekend. Diverse zeggesoorten zoals Oeverzegge (Carex riparia) en Cyperzegge (Carex pseudocyperus) maken deel uit van dit vegetatietype. Verspreid over de vallei is dit type fragmentair aanwezig; meestal vinden we het terug in complex met vochtige hooilanden of langs sloten. * Graslanden (H) Veruit het grootste deel van de vegetatie in de Scheldevallei bestaat uit graslanden. Tussen Gent en Dendermonde komen vrij weinig halfnatuurlijke, vochtige graslanden (He) voor. Hun waarde ligt in hun relatief hoge soortenrijkdom. Naast de dominantie van grassen, komen er hooilandsoorten zoals Tweerijige zegge ( Carex disticha) en Dotterbloem (Caltha palustris) voor. Moerasspirearuigten (Hf) vinden we vooral langs grachten, in verlaten hooilanden of als ondergroei van populierenaanplanten

35 Hoofdstuk 3 : Resultaten Het grootste deel van de graslanden bestaat echter uit roesofiele cultuurgrasianden. Op de dijken treft men roesofiele hooilanden (Hu) aan. Deze vegetatie bestaat voornamelijk, naast grassen, uit Schermbloemigen (vnl. Fluitekruid (Anthriscus sylvestris)) en Composieten. Tengevolge van de werken aan de dijken in het kader van het Sigmaplan zijn heel wat bloemrijke vegetaties verdwenen of sterk geruderaliseerd. De grootste oppervlakte wordt ingenomen door soortenarme graas- en hooiweiden met Engels raaigras (Lolium perenne) en Witte klaver (Trifolium repens) (Hp en Hx). In combinatie met grachten en/of een microreliëf kunnen soorten uit het Dotterbloemverbond (Calthion) hun intrede doen. * Struwelen (SJ Vochtige eutrofe wilgenstruwelen (St) komen sporadisch in de binnendijkse gebieden van de Scheldevallei voor. Hun ondergroei is doorgaans arm of ruderaal, maar soorten zoals Bosveldkers ( Cardamine jlexuosa) en Gevleugeld sterrekroos ( Callitriche stagna/is) werden er aangetroffen. Bremstruwelen (Sg) zijn zeer fragmentair aanwezig op rivierduinen, o.a. te Heusden, Weimeers en langs de Paardenweide. * Mesojiele bossen (Q) Beperkte oppervlakten worden ingenomen door bossen met voornamelijk Amerikaanse eik (Quercus rubra) en Zomereik (Quercus robur) in de boomlaag. In de struiklaag komt Amerikaanse vogelkers veel voor. De kruidlaag wordt voornamelijk gevormd door Grote brandnetel ( Urtica dioca), Hondsdraf ( Glechoma hederacea), e.a. Dit type bossen (Qs) vinden we o.a. in de polder van Bazel en te Heusden. * Vallei- en moerasbossen (V) Dit type bos is vooral goed ontwikkeld tussen Temse en Antwerpen. De valleibossen bestaan uit nitrofieie, alluviale elzenbossen (Vn). Deze bossen zijn tengevolge van wateronttrekking omgevormd tot populierenaanplanten. De ondergroei bestaat er uit nitrofiele soorten, lianen en moerasplanten. Moerasbossen worden gekenmerkt door stagnerend grondwater, waardoor veenvorming optreedt. In de Scheldevallei komen sporadisch mesotrofe elzenbossen met zeggen (Vm) voor. De struiklaag is goed ontwikkeld en bestaat voornamelijk uit twee Elssoorten (Alnus sp.) en Wilgsoorten (Salix sp.). Kenmerkende kruiden zijn o.a. Riet (Phragmites australis), Blauw glidkruid (Scutellaria galericulata), e.a

36 Hoofdstuk 3 : Resultaten * Aanplanten (N, L, P) In de Scheldevallei komen vrij veel populierenaanplanten (L) voor. Vochtige populierenaanplanten (Lh) vinden we vooral in complex met nitrofiele elzenbossen o.a. in de polders van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde, te Hingene en in de Vlassenbreekse polder. De ondergroei bestaat uit ruderale planten zoals Grote brandnetel ( Urtica dioica), Bramen (Rubus sp.) en Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum). Populierenaanplanten op droge plaatsen (Ls) werden voornamelijk geplant op graslanden of droge akkers. De graslandelementen zijn dikwijls in de ondergroei nog te herkennen (Lsh). Een andere variant is deze met ondergroei van ruderaal bos. *Akkers (B) Steeds meer graslanden werden omgezet tot akkers. In de Scheldevallei komen zowel akkers op zandige (Bs) als op lemige (BI) bodem voor. Het grootste deel van de akkers zijn maïsakkers. *Lijn- en puntvormige elementen (K) De belangrijkste lijnvormige elementen vormen de dijken (Kd). De begroeiing op de kruin lijkt qua samenstelling sterk op deze van de nabijgelegen wegberm. Op het landtalud vinden we planten van mesofiele hooilanden (Hu) terug. Veruit het grootste deel van de dijken kent een ruderale begroeiing. Naast de drogere vegetatietypen van de dijken, komen er moeras- en waterplanten voor in de grachten. Alhoewel de waterkwaliteit sterk achteruitgegaan is, vinden we er toch nog minder algemene soorten. Op geëutrofieerde plaatsen worden de grachten omzoomd door Liesgras (Glyceria maxima). Bomenrijen (Kb) komen relatief weinig voor. Populierenrijen (Kbp) en knotwilgen (Kbs) vinden we langs toegangswegen en weilanden. Elzenkanten komen vooral voor in het oostelijk deel van de Scheldevallei. Boom-, bloemkwekerijen en serres (Kq) zijn voornamelijk gesitueerd rond Gent en Hamme

37 Hoofdstuk 3 : Resultaten Indeling van de TWINSPAN-groepen a.h.v. het dendregram en de tabel De TWINSPAN-tabel van de 293 vegetatie-opnamen is weergegeven in tabel 8, het dendregram in figuur 5. Enkel de soorten die in meer dan 5 opnamen voorkwamen, werden in de tabel weergegeven. De tabel laat toe 19 vegetatiegroepen te onderscheiden. De soorten die bij elke splitsing zijn weergegeven zijn kenmerkend voor de desbetreffende groep van opnamen. Samenvattend kunnen we op basis van de TWINSPAN-tabel en het dendregram tot de volgende vegetatietypen komen : GRASLANDEN (groep ) 1. Droge graslanden : TWINSPAN-groep (Gag) 2. Niet-verbeterde, halfnatuurlijke, vochtige graslanden : TWINSPAN-groepen 1 (GCa) en 11 (GFi) 3. Mesofiele cultuurgraslanden 3.1 Weilanden ofhooiweiden: TWINSPAN-groepen 11 (WLo) en 111 (WPo) 3.2 Hooilanden: TWINSPAN-groepen 1 (HPo) en 11 (HAr) 3.3 Graslanden ( dijkvegetaties en ondergroei van populierenaanplanten) met dominantie van Lolium perenne: TWINSPAN-groep 11 (DPo) 3.4 Vegetaties van dijken met dominantie van Arrhenatherum elatius, Symphytum officinale en Urtica dioca: TWINSPAN-groepen 111 (DAr) en 1111 (DAT) BOSSEN, STRUWELEN, OEVER-ENMOERASVEGETATIES (groep 1) 4. Bossen 4.1 Populierenaanplanten : TWINSPAN-groep 1 (BAr) 4.2 Elzenbossen: TWINSPAN-groep 11 (BMa) 4.3 Mesojiele bossen: TWINSPAN-groep 1l(BQu) 5. Struwelen, 5.1 Struwelen : TWINSPAN-groepen 11 (SFi), 11 l (SAl) en ll 11 (SSa) 6. Oever-en moerasvegetaties 6.1 Oever-en moerasvegetaties: TWINSPAN-groepen 111 (OGl), 1111 (OTy) en 1111 (OOP) - 29-

38 Hoo(dsruk 3 : Resultaten Figuur S. Dendrogram ê = ê c ê- --- c -- --::. -H È r = e ::: ==q Hf _ c... : t: ë --- s!! --- = --lf = g = ë - 3 -

39 Tabel 8. TWINSPAN-tabel. :l io...c.i tllw" l Yül n l l.ll'l - n%2.-z1!sl.4 t-l\u)"""' lsillt!to& )-llZ1 1l2 n - - -,- - 1 l)".) ll-l---. l-u- --->-- - '- - :t :;,..._. -.,._ , 16 1 ;...._... OOQOIO 2 ; -,... _!IA-u-;..w--;:::::_--_;-_-,_-,_-,_-,-_-, >2_)--_l::!-:; ::::-::=:::-==:_:: ::!:....t",i(t\o() _, OODDII =;; -l-t s.t:2-ttll.::.::::::::-:u- l lt = l- -- -:::::_-_- ::_-_::=:::::::::: ::::.. IUT\1 fiiiv. ).lol- ----I QIXW)I l - :-; -,..-_-_ ' sz..,,,_.. -, :.::.:.:.:..:_-:_-_-_-_-..:.:::::-.=:::::=::::- -_-_._-_ =:: = = :&1 tqil ::::=======:::=:l i - ll1ll1--;-)...o-; _ ; _ : <-- -1ll-- OIXJOII t IQI. n! l.>- Z 2 U-l---lW4Uë:U.)'.)Il»:.$J)ol t.. nt1)-sj,)4l;z-l ' l-' -- - i l-- i t-=:=--:====-..=::::--..: OIXID II '"....c% \ )..-._ 1-IZJ:I a _,11 Z:::::.._;::::::;::::::==-=-- :.:..--=:::=.,_,_-::=:::-=====-=::.=::::.:=:::;:._-:::::=-==.. ::::::..-::-----=!::::-:-===--=---== = Ë ffi : ----:::=::;;:;:;_ =:=;;; ;-:.. _= -: :;;==-=== - :;:;::.-:-.::;-_::_ I------=--: ---:::=--=-- 1 -= l---= ll!; --)W"..J )t.:fllus,...swu lu.-4$o'lm6um6uis.j".._...""m6ulms)6ls4u&"*"'l_.,l')l"""\l ll2111>-'--2--'l i S4"...\S'UtsiSmll6:'lnU I 11-1 )l7tl_.))-.u.z-4l ll======--====:.-=:== ::!: "' f1qa... u fiq..'ic..., CIDOHO 11,, lollil IIIIM$ 1 1 u..,._ 11 "... 1 =: \1 1 t uro tf' oo:liic l "tti :::; le CAI"St U 111 'l8 t.d c:o:u'1.,...,..,. I.JtM (')111 \l IO,._'I'C IJII{t CICXUI\ H lt.t.u orr CIOCH 1\ "".u-t:j: 1'1 OOICIU t ) l;;(tl- f'(), :, : - '- -- : - l ,.,.... _.,.. - Q)I()OI '' talfo -- - ' li ac:ua. 1 :: = ::.-: :::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::;:::;:::::::: ::;::::::::::;::::=::=::-::::=:::=::.:::::::::::;::::: : ::::::::::::::;::::;;;;!;;:===--=::==-=::::::::::::::::::::::::::::::::..:====-...::::::-;:::.:::::::-..::::::-.::.::::::== :::! ; : ::::::::::: ::::.:: :::: :::::--.::::.-.:::::!:: ::::::::::::::: ::-..::::::::::.-.:::..-:::::::-=: :::::: ::::::::: ::::::::;:::::=::::::::::::===-.:======-..:::::::::::::::::::::=::=:--===== =::::::==..=::::-_-:-_:: : : : l: ; :::::::::;:::::;::::::::ü::-..:;;::-_:::::::::;:::;:::::::::::::::;:::::::-..:::::::: : ::_-.::::::::::;;:::;;;;;;-;;;;,-5"--\Î;:;;;-!:;;st-\1 -l l--' -lo-4--'- -::==:=::::-;: -:::::::==z=--:=;:;::::::=:=:t-=::::=== : - 1 Yl(M '1\ ' ' l l l lll 1.. \.J,l...)------Z-I l OCllO" 61 Ctfl>l 1 C» l OCi l (IIC,( tmo '* l- - l'- 1 ' ' I f(sfu aul » 6 --l l -ll-., OOitOl \I LJ.fM"+' "' l l l l )1,11 l'(t l' ' k ll l l*"' l't.. 'l '1(111 11' l OOilOl 6 DO o..l... _ '----- l'l l- l- l l--- -1' ll QCilOI,,...,... S'W\ ,......_.,_..._ _ ' l l- - ' - ' - - -'n'' ' -A.,. n,,_,, _, :..._.....,.. oo1 11 7S lqiis.,., l G;l ll C IOJU ' a.i _. - - Î ll1 - l l --, IC Ol 11f'1911 f'u i CIOlHO X: I'I(OIC ' ' -ll - - -' - ->--- --' ?I YIC.U c;:a.a ---' ' l l - 'll - l l l l l--h l t QD t l lt. ''.-:1'1..., n l ' n' \& l-' ' - - ocn 1: ll LDT\,1$ : ' l u r...c..._ l t l---l--' l 1l-l&l'llnl7'-- l)! i l ' l-.. 1'111l l l-- l--l l l-l- l i ---- l ll ll-l )ill'\...).-\l 1W! l » \IIIIJAJ M CJ its1 'tiu. Dl llf.u( 56 CltSI,.".,. Q. -a...: ll$.n<j;,_ I \oot -o,..ç WRI f)cmq ll.nioj[" 11)...,. ".! IZ OI'.$( a..p l UlltC 1 ll c-c..u - : CA-O... turfl.tl 16 'Jlll> '..._,""""" 3D IICII[lf TIJ I]) Q[... IOJ 1641\1..1C!71 """*-IJ-l,, t.u'o PS( 121\...,.. $At. ll... flc IOJ lij 11.1'... '1 S1tL.L IOJ lli.i..q uc )l C.&i,.'f'5, SE., CA8't'l' JC!IA Clf'SI t? G.&l iu &.:. 11 lus JSl lts L'fCII' M l " l 't'sifll U)... "' M6 l IlO. 'lc "'ll 196 $C.IIO' Cl) lt1 SIOJ1( l'cl$d...mi CU.. " &G:L S't'\. }111 ("11. MU 191 " '... SAlJJ a> Ik ll [f tal! l l AllliJS Q.U Sl CllltA LUf \1 tttst o...t tp nax1 Ot. IQ "'""- u.-. 1l1 L\'SIM 't'\l US -9' ln s.t.l ij \1 OW'( AC 61 C'Uh.o>i,, 1"1'1' c.u l1...,,.. l M c;..l[o T(1 9 Cö&LIU "' 'UCi{..,.. 1"11""'*'Q...A, ii("m t!ia """" 165 NUoiJ S(t,,, cu;r.:: 1! U& IMIIC lul l }8 1\&ES t,a.( tl) SALII All lt) $M'Ikl Wltj 2' S IL(W OIO m su(')o sn CJIIV... c;,.roi o ' o61lll7)-1fttll-11l1--'--'-l2--t2-n)...1 lll---- l ll l"l--l l ----l -l'' l 1 l I ) I U I I... )- ' 11._1... l l) + l l l ll - lll lll \.l'-ll ll- lz2l l l ll l'w- l1 1ll l-41j.l i\-i""" Sll- lo Z l l2-4-l -l - -IIU. ---Hlll l t - - l l"""' ' l l ----l l } l "'2 -- l l l l I l l)s-ll--t '- - I l- 1---l l l ? li I-I U i}.. l lll -->-:rtl Z I-1.) l' 'l l ----n->-u-n l l-l - l»-ll ZllJ-.Z..al1-U'? l l7---\- }21l''...;.:n-n u-'-''-n' I11-1 Uil11\l l l21lllltnlldjl llll2llo&z1l-z2 '"" -» lll ll -'' ' ,,_.,.,,,, "-' l.. ll l -' ' ' 21 lll 1-1 l l1l l41-ll-1l l - l '.)QU..lJ,Jol l-"fl'lo'o4 5ofll 1 1 l--"")mdis6u$s"'sl)zzuu,z I)..lZ:Z2 ""'l111llz't)llt)l li-1l I U 1h l l1)\11121ll \ - --l- ll 'lll '-----l- _.,.,_ l112 l -lli2-1ni- U l ll l l ' ll ;.. )-.-l -- I -- )- l\fi I I-J:lllll.l IXIZ.Z'S111 l4 - --"-- ll l- -- ====--==:.:-..::::::::::..-..:::::::::::===========--===----=--=:---=====-..::=-.. -=:::::::======- _,..;_-::.. :-===--=--========!.::-;::!.: :::::=-===:=::::::=:..-:::::::::::::::::::::::::::::=::...-:-===--=---==--=---====::::::::=::::::::::::::=====-----=======:.::=..-:::::::::=:::::::::::::.-:=::;=:=::-.::-::;:;-::: l U - ===--==:..-_::-..:::::=::-.:::::::::::::::::::::::: :::======---.:==============-=-..::..-_:::::.::)-,.)......;:===..-::=::::; === ;:;; :: :;:;;.7,'*",.;:=;;--..:.:;;;;:; ::::::::::::::::::::::::::::::::::=:::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::..-::::::=:::::::::::::::::::::..._ _. -l l l ==:::;::::::==;;;;;;;;;;;:;;; ;=;;;;' OXi C QICGJ()OiiODOCAlCX) I II 1l111111llll111HH1111llllll1\ lt l\1111"111\111H11\IIl \Ull\111llll t l111\1h111ll l ll Q ; WXOJWW ltl'l l llllll ll ll ll ll llll\lllll ll llllllll llll\ ;1!!!!!!!!!!!!!:!!!!!!! :: :::: :: :!!!!!!!!!!!!!:::<mxxjxoy)mrxrc:.:::» x-xmymn!!!!!! lllllllllllllllll111111l t111llllllll11l11\l111lllll l lllllllll11t111tl\ l1 1 ll l tlllllllll1lll\h il l l11 HIIII II ll\1 : ene llll ll11111 llllllll111"1111h11111locxxloi111cxiccl1llliucioooii llll lil lllltflll ll l I 11 ltll 1\ l1llllll 1 l 11 I lilt 1 l1 I I lil IlOlXIDil ll llllltioil IICII II\1\IIIIllll 11\ H 1()1111\1 l : I l llllllll l l lil ll 11 lil \ ; CIJl\1111 l CC. I 11 llciqqc)ilo(.il \l 1 OC!::::::::: :::.;:;.::IIIIIlllllllllllll ll 11\1' QOOPIHI 1\IH 1 Hll Ul WWlOOllllOCIDOOCXX:Jo l Clhh()hh()(Ji()Cih"M Il ln" n 'ltlll l l1 1\l'l l HIII\ N't"("\l nqii' 11 \1 \lt c.: 1 lux> """.. loci IC'., I IC"" llqol 111 llol l!ol lloi 111 lll IIUJ:I) li l I lito:) 1111 IIIQOl li icicl lllqoi 11 1\ liloio liloio 1\11 111lC 11\ IIICIIG 1l11t HIQ\t II lcilo \11 l ltoil l lioii IHOll 1111 ll11cil \ HI U)l lillol lil l Ol lillol li llol l11l lll llo 11111C \1111C \1\\1 \li l 1 1/ll\ l\ 111( lihic \11\H lllllc ""' 11111( 111\11..

40 Hoofdstuk 3 : Resultaten Syntaxonomische fase- syntaxonomie en synecologie GRASLANDEN 1. Droge graslanden : gemeenschap met Betu/a pendu/a en Calluna vulgaris TWINSPAN-groep: (GAg) Gebied {opname) :Heusden L.O. (152) Typologie : Deze groep wordt floristisch gekenmerkt door Betu/a pendu/a, Calluna vulgaris en Agrostis capillaris. We hebben hier te maken met een gesloten, soortenarme vegetatie. Naast bovenvermelde soorten komen ondermeer Rumex acetosella, Molinia caerulea en Teucrium scorodonia voor. Syntaxonomie: De kentaxa Agrostis capillaris, Betu/a pendu/a en Calluna vulgaris WiJZen op het Agrostietum tenuis (Thero-Airion). Synecologie : De gemeenschap komt voor op droge, arme en zure zandgrond. Te Heusden L.O. werd dit vegetatietype gevonden op het rivierduin op verlaten cultuurgrond (bloem- en boomkwekerij). In feite komt dit vegetatietype niet voor op het alluvium van de Zeeschelde. Het werd slechts opgenomen ter illustratie van de schrille tegenstelling tussen de vegetatie van voedselarme zandige rivierduinen en de relatiefvoedselrijke alluviale gronden

41 Hoofdstuk 3 : Resultaten 2. Niet verbeterde, halfnatuurlijke, vochtige graslanden il TWTNP À N-crrr.Pn. ()() 1 ()() rr-c-:. \...,......_... u....-.a.&. Ó.a.v...,y.vv... vv\... -,1 Gebied (opnamen) : Kalkense meersen ( 179, 18) Typologie : De vegetatie bestaat uit grassen en kruiden : Caltha palustris, Anthoxantum odoratum, Carex acuta, Carex disticha, Lychnis flos-cuculi... Dit type grasland is zeer soortenrijk en omvat zowel hooilanden als hooiweiden. Syntaxonomie : De aanwezigheid van de kentaxa Caltha palustris, Anthoxantum odoratum en Cm;.ex acuta wijzen op een affiniteit tot het Calthion palustris. Synecologie : Dit vegetatietype vertegenwoordigt onbemeste, drassige en één à tweemaal per jaar gemaaide hooilanden, eventueel met nabeweiding. Dit vegetatietype werd enkel in de Kalkense meersen aangetroffen. ii) TWINSPAN-groep: 11 (GFi) Gebieden (opnamen): Gentbrugse meersen (7), Weimeers (15, 21, 22, 23), Paardenweide (43, 44, 6), Scheldebroek (74), Hingene (112), Potpolder V (126), Appels (14, 142, 144) Typologie: Deze cluster wordt gekenmerkt door soorten zoals Agrostis stolonifera, Rumex crispus, Filipendu/a ulmaria, Carex disticha,.. In sommige graslanden is Lolium perenne aanwezig. Het vegetatietype heeft een gesloten en hoog karakter. Syntaxonomie : De cluster wordt niet duidelijk afgebakend binnen één verbond en associatie. Het kentaxon Filipendu/a ulmaria wijst op het Filipendulion, terwijl Carex disticha en Lychnis.flos-cuculi op het Calthion pa lustris duiden

42 Hoofdstuk 3 : Resultaten Synecologie : De associatie komt in de Scheldevallei voor op natte, niet of weinig bemeste en verlaten hooilanden. Dit type kan beschouwd worden als een vervangingsstadium van Ca/thionhooilanden die niet meer gemaaid worden. Het blijkt inderdaad uit de gegevens van de Biologische Waarderingskaart dat deze graslanden vroeger behoorden tot het Calthion palustris. 3. Mesofiele cultuurgraslanden 3.1 Weilanden, hooiweiden en natte hooilanden i) TWINSPAN-groep: 11 (WLo) Gebieden (opnamen) : Weimeers (25), Bergenmeersen (31, 36, 37, 38), Paardenweide (41, 58, 59), Potpolder I (94), Boven Zanden (98, 99), Appels ( 145), Vlassenbroek (172), Kalkense meersen ( 176, 177, 178, 293), Bazel (224, 276) Typologie : Floristisch wordt deze groep gekenmerkt door het voorkomen van Arrhenatherum elatius en de afwezigheid van Poa trivia/is. Bij achterwege blijven van beweiding kan Festuca pratensis een hoge bedekking hebben. Kruiden komen minder voor : Ranunculus acris en Cardamine pratensis kunnen met lage bedekking voorkomen. Syntaxonomie : De kentaxa Arrhenatherum elatius en Festuca pratensis wijzen op het Arrhenatherion elatioris. Ook het voorkomen van Dactylis glomerata en Ranunculus acris wijzen op dit verbond. Alhoewel Cynosurus cristatus in bijna geen enkele opname voorkomt, wijst Phleum pratense op het Lolio-Cynosuretum. Synecologie : Deze gemeenschap komt voor op rnatig vochtige grond. Beweiding (tamelijk intensief of nabeweiding van hooilanden) zorgt voor het in stand houden van dit vegetatietype

43 Hoofdstuk 3 : Resultaten ii) TWINSPAN-groep: 111 (WPo) Gebieden (opnamen): Kruibeke (1, 181, 182, 183, 184, 189, 19, 191, 194, 195, 198, 25, 27,28,29,289,29, 291), Gentbrugse meersen (4, 5, 6, 8, 12), Weimeers (13, 18, 19, 2, 27, 28), Bergenmeersen (33, 35), Paardenweide (47, 48), Tielrodebroek (8), Potpolder I (91, 95), Hingene (111, I 13, 116, 118), Bulbierbroek (13), Appels (137), Heusden L.O. (159), Vlassenbroek (173), Bazel (214, 215,221, 223, 225,226,251,252,274, 275,277, 286), Rupelmonde(l4,227,23,232, 233, 235,237, 239, 241,243,245,278,279,283,284,285, 292) Typologie: De vegetatie bestaat uit een min of meer gesloten, soortenarme grasmat die niet hoger is dan 1 cm. Deze groep wordt floristisch gekenmerkt door een sterke dominantie van Lolium perenne en Poa trivia/is. Plaatselijk en minder frequent komen Trifolium repens. Ranunculus repens en Taraxacum vulgare voor. Op de open plekken vinden we Plantago major, Steilaria media, Polygonum aviculare,... Syntaxonomie: De kentaxa (kencombinatie) Lolium perenne, Poa trivia lis, Trifolium repens. Ranunculus repens en Taraxacum vulgare wijzen op het Poo-Lolietum. Synecologie : Deze groep graslanden omvat zeer intensief beweide en bemeste weilanden. Het Poo Lolieturn beslaat de grootste oppervlakte van het graslandareaal in de Scheldevallei. Door intensieve beweiding en bemesting zijn heel wat graslanden van het Lolio-Cynosuretum omgevormd tot deze van het type Poo-Lolietum. 3.2 Ingezaaide hooilanden i) TWINSPAN-groep : 1 (HPo) Gebieden (opnamen) : Paardenweide ( 4), Scheldebroek (65, 66, 68, 75), Tielrodebroek (81, 83, 84, 85). Potpolder I (96), Potpolder V ( 123, 125, 127)

44 Hoofdstuk 3 : Resultaten Typologie: Deze groep wordt floristisch gekenmerkt door Lolium multflorum en Lolium perenne. Het betreft hooilanden, waarvan de grassen ingezaaid zijn. Daar waar de grasmat enigszins open is, koloniseert Ranunculus repen.<; de open plekken. Syntaxonomie : De groep omvat antropogeen sterk beïnvloede vegetaties. Afgaande op de dominantie van Lolium multijlorum en Lolium perenne, en het voorkomen van Ranunculus repens en Trifolium repens kunnen we stellen dat deze groep enigszins een zekere affiniteit vertoont tot het Poo-Lolieturn. Een juiste typering is dit echter niet, aangezien we hier te maken hebben met sterk antropogeen beïnvloede hooilanden. Synecologie : Deze groep is te vinden op sterk bemeste gronden, die tamelijk vochtig zijn en tweemaal per jaar gemaaid worden. Dit type graslanden is vnl. terug te vinden in het Scheldebroek en het Tielrodebroek, twee g.o.g.'s. ii) TWINSPAN-groep: 11 (HAr) Gebieden (opnamen) : Bergenmeersen (39), Potpolder IV (119), Potpolder V (124), Bulbierbroek (131, 132), Weimeers (162) Typologie: Floristisch wordt deze groep gekenmerkt door de dominantie van Arrhenatherum elatius. Lolium multijlorum komt eveneens in hoge bedekkingen voor. Verder blijken Anthriscus sylvestris, Ranunculus acris, Rumex acetosa en Symphytum officinale als begeleidende soorten voor te komen. De vegetatie is hoog en gesloten en komt voor onder de vorm van mesofiel hooiland of ondergroei van populierenaanplanten. Syntaxonomie : De kentaxa Arrhenatherum elatius, Anthriscus sylvestris en Symphytum officinale wijzen op het Arrhenatheretum elatioris. Door de inzaai met Lolium multflorum is deze groep echter niet zuiver afgebakend binnen de associatie, en hebben we te maken met een verarmde vorm van het Arrhenatheretum elatioris

45 Hoofdstuk 3 : Resultaten Synecologie : Dit vegetatietype komt voor op enigszins vochtige grond. De vegetatie wordt tweemaal per jaar gemaaid. 3.3 Graslanden ( dijkvegetaties en ondergroei van populierenaanplanten) met dominantie van Lolium perenne TWINSPAN-groep: 11 (DPo) Gebieden (opnamen): Gentbrugse meersen (3), Bergenmeersen (32), Paardenweide (42, 45, 61 ), Tielrodebroek (77), Potpolder I (88, 89, 92), Boven Zanden ( 1), Hingene (1 3, I 6, 12, 122), Appels (133, 135, 141), Kruibeke (21), Rupelmonde (28, 281) Typologie: Deze groep heeft als indicatorsoort Lolium perenne. Het betreft vegetaties van dijken of de ondergroei van populierenaanplanten op oorspronkelijke Poo-Lolietum-weilanden. De vegetatie bestaat bovendien uit Trifolium repens, Ranunculus repens, Holcus lanatus en een aantal ruigtekruiden zoals Urtica dioica en Rumex obtusifolius. Syntaxonomie : Alhoewel deze graslanden niet of nauwelijks begraasd worden, kunnen we deze groep toch indelen bij het Poo-Lolietum. De kentaxa Lolium perenne, Trifolium repens en Ranunculus repen.<; wijzen duidelijk op deze associatie. Synecologie : Dit vegetatietype situeert zich op de dijken langs de Schelde of als ondergroei van populierenaanplanten, die aangeplant zijn op Poo-Lolietum-weilanden. Opnamen 89, 92 en I 6 zijn zulke populierenaanplanten

46 Hoofdstuk 3 : Resultaten 3.4 Vegetaties van dijken met dominantie van Arrhenatherum elatius i) TWINSP AN-groep : lil (DAr) Gebieden (opnamen) : Gentbrugse meersen (2, 9, 1, 11), Weimeers (14, 24, 26), Paardenweide ( 49, 62), Scheldebroek (67), Potpolder I (87, 9), Boven Zanden ( 1 I), Appels (l43, 151), Heusden L.O. (155), Grote Wal (168), Kruibeke (23, 24) Typologie: Deze cluster wordt floristisch gekenmerkt door Arrhenatherum elatius, Heracleum sphondylium en Anthriscus sylvestris. Dit vegetatietype is hoog opgaand en gesloten en situeert zich op de dijken. Door verruiging treden soorten op zoals Urtica dioica en Symphytum officinale. Syntaxonomie: De cluster vertoont duidelijke affiniteit tot het Arrhenatheretum elatioris. Het voorkomen van de kentaxa Arrhenatherum elatius, Heracleum sphondylium en Anthriscus sylvestris wijzen op de subassociatie inops. Synecologie : Deze hooilandgemeenschap komt voor op dijken op relatief vochtige grond. Doordat de vegetatie niet of nauwelijks gemaaid wordt, of doordat het maaisel niet verwijderd wordt, treedt er een aamijking van organisch materiaal op. Dit zorgt voor een verruiging van de vegetatie met o.a. Urtica dioica en Symphytum officinale. i i) TWINSP AN-groep : 1111 (DAT) Gebieden (opnamen) : Bergenmeersen (3), Paardenweide (5, 52, 53, 55, 56, 63, 64), Tielrodebroek (79, 82) Typologie : Hoog opgaande grassen en kruiden bepalen het beeld van dit vegetatietype. Arrhenatherum elatius is het dominante gras. Dactylis glomerata, Poa pratensis en Agrostis capillaris komen in lagere bedekking voor. Als kruiden treden o.a. Linaria vulgaris, Erigeron canadensis en Tanacetum vulgare op

47 Hoofdstuk 3 : Resultaten Syntaxonomie : Deze cluster is niet te plaatsen binnen één associatie. Arrhenatherum elatius wijst op het Arrhenatheretum elatioris. Anderzijds duiden Agrostis capillaris, Linaria vulgaris, Erigeron canadensis en Tanacetum vulgare op andere syntaxa. Deze soorten blijken kentaxa te zijn van het Tanaceto-Artemisietum, subassociatie hypericetosum. Ook het verbondskentaxon Arctium minus komt in deze vegetaties voor. Synecologie : De vegetaties komen voor op dijken, waarvan de ondergrond sterk zandig is. In de Paardenweide blijkt dit vegetatietype zich inderdaad te situeren op de rivierdijken nabij of in het rivierduin. BOSSEN, STRUWELEN, OEVER- EN MOERASVEGETATIES 4. Bossen 4.1 Populierenaanplanten TWINSPAN-groep: 1 (BAr) Gebieden (opnamen) : Weimeers (16, 17), Bergenmeersen (34), Paardenweide (54, 57), Boven Zanden (97), Hingene (1-4, 15, 115), Potpolder IV (121), Potpolder V ( 129), Appels (134, 138, 139, 146), Heusden L.O. (148, 153, 154), Grote Wal (164, 165, 167, 169), Kruibeke (185, 187, 188, 192, 199, 22, 26, 21, 211, 212, 216, 218), Rupelmonde (228, 229,238,244,247,249,25,258,272),8azel(254,255,256,257) Typologie: Deze cluster wordt gekenmerkt door hoge bedekkingen van respectievelijk Glechoma hederacea, Urtica dioica en Populus x canadensis. In de kruidlaag komen ook nog Cirsium arvense en Galium aparine voor. Deze aanplanten zijn zeer soortenarm, zowel wat de struikals kruidlaag betreft. De boomlaag bestaat uit aangeplante Canadapopulieren

48 Hoofdstuk 3 : Resultaten Syntaxonomie : De ondergroei van de populierenaanplanten kan ondergebracht worden bij de Artemisietalia vulgaris. De kentaxa Urtica dioica en Galium aparine wijzen hierop. Nadere typering tot op associatieniveau is niet mogelijk, door het gebrek aan de passende kentaxa. Synecologie : Deze aanplanten worden verspreid over de Scheldevallei gevonden. Ze komen zowel op de droge als op de vochtige gronden voor. Heel wat aanplanten werden geplant op voormalige weilanden. Van de oorspronkelijke ondergroei van graslandsoorten is echter niets of zeer weinig terug te vinden. 4.2 Elzenbossen TWINSPAN-groep : 1 I (BMa) Gebieden (opnamen) : Hingene (1 9, 11, 117), Potpolder V (128), Appels ( 136), Heusden L.O. (147, 157), Grote Wal (166), Kruibeke (186, 193, 196, 197, 2), Bazel (219, 222,253, 287, 288), Rupelmonde (231, 234, 236, 24, 242, 246, 248, 26, 261, 262, 263, 264, 265, 266,267,268,27,271) Typologie: Deze groep heeft als indicatorsoorten Alnus glutinosa, Lycopus europaeus en Eupatorium cannabinum. In de kruidlaag komen heel wat hoog opgaande ruigtekruiden en lianen voor : Filipendu/a ulmaria, Lythrum salicaria, Calystegia sepium, Solanum dulcamara, Humulus lupulus, Iris pseudacorus,... In de struiklaag kunnen Viburnum opulus en Sambucus nigra in geringe bedekkingen voorkomen. In sommige opnamen beperkt de kruidlaag zich vnl. tot zegges. Syntaxonomie : Bovenvermelde indicatorsoorten zijn ook de kentaxa van het Macrophorbio-Alnetum. In sommige opnamen (Rupelmonde) blijkt er echter een affiniteit te bestaan met het Carici elongatae-alnetum en wel door het voorkomen van de kentaxa Scutellaria galericulata, Carex paniculata, Carex acut(formis en Carex riparia. Vooral het voorkomen van deze zegges in de kruidlaag onderscheidt deze opnamen van deze met een uit ruigtekruiden bestaande hoge kruidlaag. - 4-

49 Hoofdstuk 3 : Resultaten Synecologie : Deze groep is te vinden op natte gronden, met een permanent hoge grondwatertafel Een sterke concentratie van dit type bossen vinden we in Rupelmonde. De bodem bestaat vaak uit een venige bovengrond, wat de overgang naar het Carici elongatae-alnetum verklaart (dit type bos komt voor op veengrond en soms op venige minerale grond). 4.3 Mesofiele bossen TWINSPAN-groep: 11 (BQu) Gebieden (opnamen) : Weimeers (29), Paardenweide (46, 51), Heusden L.O. (158, 16), Bazel (213, 217, 22) Typologie: Deze groep wordt floristisch gekenmerkt door de indicatorsoort Quercus rubra. Begeleidende soorten zijn Prunus serotina, Aesculus hippocastanum en Quercus robur in de struik- en boomlaag. De kruidlaag is niet sterk ontwikkeld : Steilaria media en Holcus lanatus komen in geringe bedekkingen voor. Syntaxonomie : De kentaxa Quercus roburen Quercus rubra wijzen op het Quercion robori-petraeae. Het Fago-Quercetum lijkt een bevredigende associatie te zijn, alhoewel de kruidlaag niet zo sterk ontwikkeld is. Enkel Convallaria rnaja/is werd in 1 opname teruggevonden. In de struiklaag komt het kentaxon Prunus serotina regelmatig voor. Aangezien de kruidlaag nauwelijks ontwikkeld is, kan deze groep syntaxonomisch niet geplaatst worden. Synecologie : Deze groep komt voor op zure zandgronden op de donken (rivierduinen). In Bazel en op de rivierduinen van Heusden L.O., Weimeers en Paardenweide wordt dit vegetatietype teruggevonden

50 Hoofdstuk 3 : Resultaten 5. Struwelen 5.1 Struwelen i) TWINSP AN-groep : 11 (SFi) Gebieden (opnamen) :Potpolder I (86, 93), Hingene (114), Scheldebroek (163), Grote Wal (171), Vlassenbroek (175), Bazel (273) Typologie: Deze groep omvat zowel struwelen als randen van vijvers waar struweelopslag plaatsvindt. In de struiklaag komen Salix fragilis of Populus x canadensis voor. In de kruidlaag komen hoog opgaande ruigtekruiden voor. Cirsium arvense en Angelica sylvestris, welke indicatorsoorten zijn, vormen hier een goed voorbeeld van. Syntaxonomie : Dit vegetatietype wordt syntaxonomisch geplaatst a.h.v. de kentaxa in de kruidlaag : Phalaris arundinacea, Cirsium arvense en Angelica sylvestris. Samen met het voorkomen van Eupatorium cannabinum, Epilobium hirsutum en Lythrum saliearia kunnen we besluiten om dit type in te delen bij het Filipendulion. Het voorkomen van Salix fragilis en Salix al ba in enkele opnamen (86, 227) wijst op het Salicetum albo-fragilis. Synecologie : Dit vegetatietype bevindt zich op natte gronden, o.a. in Potpolder I, een potpolder. ii) TWINSPAN-groep: 111 (SAI) Gebieden (opnamen) : Hingene ( l 6, l 7), Rupelmonde (259, 269) Typologie: Deze struwelen hebben als indicatorsoorten Alnus glutinosa en een aantal moerasplanten (Galium palustre, Solanum dulcamara, Lycopus europaeus,.. ). De kruidlaag is door de weelderige moerasplantengroei sterk ontwikkeld

51 Hoofdstuk 3 : Resultaten Syntaxonomie: De kentaxa Alnus glutinosa, Salix cinerea, Iris pseudacorus en andere moerasplanten wijzen op het Alno-Salicetum cinereae. Het voorkomen van vele Alnion glutinosae--soorten (Solanum dulcamara, Lycopus europaeus, Scutellaria galericulata,... ) wijst erop dat dit vegetatietype een overgang vormt naar de elzenbroekbossen. Synecologie : Dit vegetatietype komt voor op natte, minerale bodems met een dunne veenlaag. iii) TWINSPAN-groep : 1111 (SSa) Gebieden (opnamen): Scheldebroek (71), Heusden L.O. (149) Typologie: Floristisch worden deze struwelen gekenmerkt door de indicatorsoorten Salix fragilis en Salix a/ba. Het Schietwilgenbos te Heusden L.O. is een oud griend. De kruidlaag is arm en bestaat o.a. uit Urtica dioica, Galium palustre en Cardamine amara. Ook lianen zoals Humulus lupulus komen voor. Bidens tripartita wijst op een pioniersvegetatie. De struiklaag daarentegen is sterk ontwikkeld en bepaalt het gesloten karakter. Syntaxonomie: De kentaxa Salix fragilis en Salix a/ba duiden op het Salicetum albo-fragilis. Alhoewel de subassociatie inops typisch is voor een griend, is er te Heusden L.O. reeds een overgang waar te nemen naar de subassociatie cardaminetosum. De voorkomende kentaxa hiervoor zijn : Valeriana repensen Gardamine amara. Synecologie : Dit vegetatietype komt voor als pioniersvegetatie of oud griend op regelmatig overstroomde gronden

52 Hoofdstuk 3 : Resultaten 6. Oever- en moerasvegetaties i) TWINSPAN -groep : 111 (OGI) Gebied (opnamen): Scheldebroek (7, 73) Typologie: Deze vegetatiegroep omvat verlande slootvegetaties met één dominante soort : Glyceria maxima. Phalaris arundinacea kan met deze soort concurreren. Ook monotypische moerasvegetaties (opname 7) met dominantie van Glyceria maxima en Ph al ar is arundinacea behoren tot dit type. Typha latifolia wijst reeds op de overgang naar een ander vegetatietype. Syntaxonomie : De dominante soort Glyceria maxima wijst op de Glyceria maxima-sociatie. Het verbondskentaxon Typha latifolia wijst eveneens op deze sociatie. Synecologie : Dit type komt voor op sterk geëutrofieerde plaatsen, zowel in sloten als moerassen. i i) TWINSP AN-groep : 1111 (OTy) Gebieden (opnamen): Scheldebroek (72), Heusden L.O. (15) Typologie: Dit vegetatietype omvat moerassen. De indicatorsoorten zijn Typha lat(folia en Phragmites australis. Naast deze soorten komen o.a. Lythrum salicaria, Alisma plantago-aquatica en Phalaris arundinacea in de kruidlaag voor. Syntaxonomie : Deze cluster kan geplaatst worden binnen de Phragmitetalia, associatie Typheturn lat(foliae. De kentaxa Typha lat(/olia en Phragmites australis wijzen op deze associatie Synecologie : Dit vegetatietype komt voor op regelmatig overstroomde, weke slibbodems. -44-

53 HoQfdstuk 3 : Res ultaten Het milieu is erg wisselvallig door de snelle sedimentatie van slib. iii) TWINSPAN-groep: 1111 (OOP) Gebieden (opnamen): Tielrodebroek (78), Heusden L.O. (156), Vlassenbroek (174) Typologie : Deze groep bestaat uit vegetaties van wielen en smalle, verlande sloten. De indicatorsoorten zijn Ranunculus sceleratus en Phalaris arundinacea. Naast bovenvermelde soorten komt Sagittaria sagittifolia (opname 78) als vermeldenswaardige soort voor. Syntaxonomie : Enerzijds wijst de dominantie van Phalaris arundinacea (287, 269) op de sociatie van Phalaris arundinacea (Magnocaricion). Het verbondskentaxon Sagittaria sagittifolia wijst op het Oenanthion aquaticae. Alhoewel TWINSPAN deze opsplitsing niet maakt omwille van gebrek aan opnamen, kunnen we deze twee verbonden toch onderscheiden. Synecologie : Beide verbonden komen voor in ondiep water op een weke sapropeliumlaag. Als verlandingsvegetaties komen ze voor langs sloten en wielen met dit bodemtype. In tabel 9 worden de syntaxonomische eenheden (associaties of verbonden) en de overeenstemmende TWINSPAN-groep weergegeven. Een overzicht van de syntaxonomische eenheden wordt gegeven in bijlage

54 .. -i r:t :.:> -l :E z V'l )> " z eh c -::I ::I ::I V> '< ::I E> x ::I 3 "' (') ::r n ::> ::r c.. re ::> < ::> '.., û. " ::> "' 3 n ::> :::l ::r "' ë a. "',. er c.. TWINSPAN-groep GAg GCa GFi WLo WPo HPo HAr DPo DAr DAT BAr BMa BQ u SF i SAl SS a OGl OTy OOP Affiniteit tot de syntaxonomische eenheid Agrostietum tenuis Ca/th ion pa lustris Filipendulion/Ca/thion palustris Lolio-Cynosuretum Poo-Lolieturn Poo-Lolieturn (+ Lolium multiflorum) Arrhenatheretum elatioris (+ Lo/ium multiflorum) Poo-Lolieturn (dijken en populierenaanplanten + Lo/ium perenne) Arrhenatheretum elatioris (verarmd) Arrhenatheretum elatioris + Tanaceto-Artemisietum Artemisietalia vulgaris (populierenaanplanten) Macrophorbio-Alnetum (+ Carici elongatae-ainetum) geen affiniteit Filipendu/ion Alno-Salicetum cinereae Sa/icetum albo-fragilis Glyceria maxima-sociatie Typheturn latifoliae Oenanthion aquaticae + sociatie van Phalaris arundinacea Synecologie #opnamen Droge graslanden op zandgrond 1 Halfnatuurlijk, vochtig, gemaaid grasland 2 Halfnatuurlijk, vochtig, verlaten grasland 14 Extensief beweid cultuurgrasland 19 Intensief beweid cultuurgrasland 73 Ingezaaid hooiland met dominantie van Lolium sp. 13 Ingezaaid hooiland met dom. van Arrhenatherum elatius 6 Dijkvegetatie met dominantie van Lolium perenne 2 Dijkvegetatie met dom. van Arrhenatherum elatius 19 Dijkvegetatie met dominantie van Arrhenatherum elatius 1 en Tanacetum vulgare Populierenaanplanten met ondergroei van ruigtekruiden 5 Elzenbossen. 36 Eikenbossen op droge grond (rivierduinen) 9 Struwelen met ondergroei van Filipendu/ion-soorten 7 Elzen-wilgenstruwelen op minerale bodems met dunne 4 veenlaag ' Schietwilgenstruwelen 2 Oevervegetatie met Glyceria maxima op geëutrofieerde 2 I plaatsen Moerasvegetatie met Typha latifolia op slibbodem 3 Verlandingsvegetatie van wielen en sloten 3 I I

55 Hoofdstuk 3 : Resultaten Procentueel aandeel van enkele ecologische factoren per TWINSPAN-groep Het procentueel aandeel van de bodemdrainageklasse(n) per TWINSPAN-groep wordt weergegeven in figuur 6. De ":! co ;;3. """ co Q Vegetatiegroepen ë3 ç g Figuur 6. Procentueel aandeel van de bodemdrainageklassen per TWINSPAN-groep. c : matig droog; d : matig nat; e : nat; f: zeer nat; g : uiterst nat De droge graslanden (groep GAg) hebben als drainageklasse d. Deze klasse staat voor matig natte grond. Calthion-graslanden (groep GCa) bevinden zich op uiterst natte gronden (klasse g); het overgangstype naar het Filipendu/ion (groep GFi) bevindt zich voomarnelijk op zeer natte grond (klasse f). Lolio-Cynosureturn-graslanden worden overwegend aangetroffen op bodems met een drainageklasse f, waar de Poo-Lolieturn-graslanden voornamelijk aangetroffen worden op drogere bodems. Inkuilhooilanden (groepen HPo en HAr) bevinden zich voornamelijk op bodems met drainageklasse f. Populierenaanplanten op voormalige Poo-Lolieturn-weilanden (groep DPo) bevinden zich op matig vochtige grond (klasse d). Populierenaanplanten met ruige ondergroei (groep BAr) daarentegen worden voornamelij k aangetroffen op bodems met drainageklasse e. Elzenbossen (groep BMa) bevinden zich op de uiterst natte gronden (klasse g). Bossen met in de boomlaag Quercus ruhra en Q. rohur bevinden zich op matig droge tot matig natte gronden. wat de droogste standplaatsen zijn van alle geïnventariseerde percelen. Struwelen worden aangetroffen op bodems met een range van drainageklassen, gaande van de klasse d tot g. De drainageklassen van de bodems waar oeveren moerasvegetaties worden aangetroffen zijn uniform : allen bevinden zich op zeer natte bodems

56 Hoo[dswk 3 : Resultaten Het procentueel aandeel van de beheersvormen per TWINSPAN-groep wordt weergegeven in figuur 7. Q.) 1% r- 9%.3 8% 7% Q.) 6% "C c co 5% co 4% f- a 3% 2% f- R: r- r- r- r- r- 1% I... % g...jo..o..<l:o..<x:-=x:<t: 3:IIOOOm gü: TWI NSPAN-groep m (J) Figuur 7. Procentueel aandeel van de beheersvormen per TWINSPAN-groep. = niets doen. tenzij bosaanplant. drainering,... l= hooiland- en hooiweidebeheer, 2= extensieve begrazing, 3= intensieve begrazing (eigen waarnemingen). De droge graslanden (groep GAg) worden gekenmerkt door de beheersvorm niets doen. Graslanden met affiniteit tot het Calthion palustris (groep GCa) kennen alle een hooiland- of hooiweidebeheer, dit in tegenstelling tot de Filipendu/ion-graslanden met ook een gering aandeel "niets doen"-beheer en extensieve begrazing. De geringe floristische verschillen tussen groep WLo (Lolio-Cynosuretum) en groep WPo (Poo-Lolietum) zijn bij het beheer te wijten aan een verschillende beheersvorm : eerstvermelde groep kent hoofdzakelijk een extensieve begrazing, laatsvermelde groep een intensieve begrazing. Cultuurhooilanden (groepen HPo en HAr) en graslanden op dijken met dominantie van Lolium perenne (groep DPo) hebben uitsluitend een hooiland- of hooiweidebeheer. Het overgrote deel van de vegetaties van dijken met affiniteit tot het Arrhenatheretum elatioris wordt gemaaid, de rest is sterk verruigd door niets te doen. Alle bossen, struwelen, oever- en moerasvegetaties worden gekenmerkt door de beheersvorm niets doen

57 HoQ(dswk 3 : Resultaten DCA-ordinatie Algemeen Het DCA-ordinatiediagram voor 29 opnamen wordt weergegeven in figuur 8. Achttien van de 19 TWINSP AN -groepen worden in het diagram weergegeven. De verschillende vegetatiegroepen zijn niet altijd duidelijk afgebakend in het diagram. Bij de DCA-ordinatie van de 29 opnamen werd een sterke clustering waargenomen van de cultuurgraslanden. Deze situeren zich aan de linkerzijde van het diagram. De eerste as (eigenwaarde (, 86) vertoont een gradiënt die het best kan omschreven worden als "een gradiënt van antropogeen verstoorde en beïnvloede vegetatietypen naar weinig verstoorde vegetatietypen". Het beheer zorgt dus voor een differentiatie van de vegetatietypen. Dit blijkt uit de positie van sterk beïnvloede cultuurgraslanden (Poo-Lolietum, ingezaaide hooilanden) t.o.v. de Ie DCA-as, die zich uiterst links in het diagram bevinden. De minst beïnvloede gemeenschappen situeren zich rechts; dit geldt voor aangeplante eikenbossen (TWINSPAN-groep BQu, Fago-Quercetum) en de Schietwilgenbossen (TWINSPAN-groep SSa, Salicetum albo-fragilis). Intermediair bevinden zich de halfnatuurlijke gemeenschappen (terminologie naar DE BLUST et al. 1985) (TWINSPAN-groepen GCa en GFi, resp. Calthion-vegetatietypen en overgangen naar het Filipendulion) en oever- en moerasvegetaties. De tweede DCA-as (eigenwaarde, 73) vertoont een duidelijke gradiënt van droog naar nat. De hoogst gelegen opnamen in de grafiek komen overeen met de natste plaatsen. Zo blijkt de natste opname een bodemtype Efp te hebben, wat duidt op een permanent zeer natte kleigrond, die gedurende de winter en het voorjaar onder water staat (Bodemkaart van België 1963b ). Deze opname vertegenwoordigt een moeras, dat gedurende de winter onder water staat. De laagst gesitueerde opnamen in het diagram bestaan uit eikenbossen welke op droge zandige bodems voorkomen. De Bodemkaart van België ( 1963a) vermeldt voor deze opnamen een bodemtype Zch, wat staat voor matig droge zandgronden. Intermediair t.o.v. de tweede as bevinden zich de opnamen van het Calthion (TWINSPANgroep GCa). Dit vegetatietype heeft een bodemtype Ugp of Egp. Dit zijn kleiige of zware kleiige bodems die nat zijn (de f-gronde_n zijn natter dan de g-gronden) (Bodemkaart van België 196). De elzenbossen (TWINSPAN-groep BMa) bevinden zich eveneens intermediair t.o.v. de tweede DCA-as. De opnamen van het Filipendu/ion blijken zich te situeren op vochtige tot enigszins natte plaatsen. De drainageklasse voor deze opnamen is f voor de natste plaatsen, g voor de iets drogere

58 Fig. 8. DCA-ordinatiediagram van 29 opnamen met aanduiding van de TWINSPAN-groepen. Hoofdstuk 3 : Resultaten t-- T \ + '*+ '* +.+ +, + +.J.. + +;* 1-.. <C x... -< ;>., (.J.. lil + ;I V) ;.,.+.,.c.,.... loo( +! + +- c +;j... < <:.1 < C/) E - C/) +" * "<1' c <l c * "' = I' u < \ N Q.. c t': X ;:.. - ó'o.. u x M <:.1 r.=..... x X'g t': I. < C/) e..o I Oox c.. i.:: -< x. C/) u I. XJ Q <> la.. :. N -v ;:I Drf<>,.<1...l.. <l co D '<,.. 1< ('> c «< i.:: co + «<... u < (.J ro \ V) "<1' M N s1!-v::>a ;,z - 5-

59 Hoofdstuk 3 : Resultaten Deze spreiding van vochtigheid is voor deze groep duidelijk uit het diagram af te leiden. De opnamen van dijken situeren zich in het diagram enigszins onderaan. Populierenaanplanten bevinden zich grotendeels onderaan in het diagram, alhoewel er ook een paar overgangen naar de vochtige elzenbossen waar te nemen zijn. Het overheersende bodemtype is Eep, wat staat voor een matig natte grond. De opnamen, die een affiniteit vertonen met de elzenbossen, zijn inderdaad natter gelegen : de drainageklasse is f. Worden de gemiddelde DCA-scores per vegetatiegroep berekend (tabel I ), dan blijken de droogste vegetatietypen (DAr en BQu) inderdaad de laagste gemiddelde DCA-scores op de tweede as te vertonen. Oever- en moerasvegetaties (OGl, OTy en OOP) hebben de hoogste gemiddelde DCA-scores op de tweede as. De vegetatiegroepen met een intensieve beheersvorm (inzaai en intensieve beweiding) zoals de groepen HPo en WPo hebben de laagste gemiddelde DCA-scores op de eerste as. Vegetatietypen zonder beheersvorm, zoals elzenbossen (groep BMa) daarentegen hebben hoge gemiddelde DCA-scores op de eerste as. TWINSPAN- Gemiddelde Gemiddelde Standaard- Standaardgroep score le DCA- score 2e DCA- deviatie le deviatie 2e as as DCA-as DCA-as GCa GFi WLo WPo HPo HAr DPo DAr DAT BAr BMa BQ u SF i SA! SSA OGI OTy OOP Tabel 1. Gemiddelde DCA-scores en standaarddeviatie per vegetatiegrocp

60 Hoofdstuk 3 : Resultaten Cultuurraslanden Er werd een aparte analyse uitgevoerd van de cultuurgraslanden (TWINSPAN-groepen WLo, WPo, HPo, HAr, DPo, DAr en DAT). De DCA-grafiek van de cultuurgraslanden wordt weergegeven in figuur 9. Op de eerste DCA-as (eigenwaarde, 75) blijkt de bepalende factor het type beheer te zijn : sterk begraasde graslanden bevinden zich links in het diagram, de gemaaide hooilanden en dijkvegetaties rechts. Opvallend hierbij is dat de groep WLo (Lolio-Cynosuretum) en WPo (Poo-Lolietum) onderling weinig differentiatie vertonen op de eerste as. Enkele opnamen van het Lolio-Cynosuretum (groep WLo) zijn in het diagram wel hoger gesitueerd. Tot de niet-begraasde cultuurgraslanden behoren de TWINSPAN-groepen HPo, HAr, DPo, DAr en DAT. Deze hooilandgemeenschappen, die zich al of niet op dijken bevinden, bevinden zich rechts in het diagram. Op de tweede DCA-as (eigenwaarde, 66) bepaalt de factor vochtigheid de differentiatie van de opnamen. De dijkopnamen bevinden zich onderaan in het diagram, vochtige weilanden van het type Lolio-Cynosuretum (groep WLo) bovenaan. De geringe differentiatie tussen de twee weiland types, het Lolio-Cynosuretum (groep WLo) en het Poo-Lolieturn (groep WPo) is deels te verklaren op basis van de factor vochtigheid : opnamen van het Poo-Lolieturn zijn droger gelegen (voornamelijk drainageklasse e) dan deze van het Lolio-Cynosuretum. ( drainageklasse f). De hooilandgemeenschappen HPo en HAr bevinden zich ongeveer op dezelfde hoogte in het diagram als de twee weilandgemeenschappen. De factor vochtigheid bepaalt dus nauwelijks het onderscheid tussen hooiland en weiland. De vegetaties van dijken (groepen DPo, DAr en DAT) worden wel bepaald door de factor vochtigheid. Deze opnamen liggen allen enigszins onderaan in het diagram, wat wijst op een droge standplaats Bossen en struwelen De DCA-grafiek van de bossen en aanplanten wordt weergegeven in figuur I. De eerste DCA-as (eigenwaarde,93) verduidelijkt het verschil tussen struwelen en bossen. Struwelen (groepen SA! en SSa) zijn links in het diagram gesitueerd, de bossen meer rechts. Op de tweede DCA-as (eigenwaarde, 9) bepaalt de factor vochtigheid de di fferentiatie van de opnamen. Eikenbossen (groep BQu) bevinden zich bovenaan in het diagram. Deze bossen bevinden zich voomarnelijk op bodems met een drainageklasse c, wat staat voor een matig droge bodem

61 "Xj V'l w V) co:s I 6 5 4! : (j 3 Q N 2 ; ' "'""' ' - DCA-grafiek van cultuurgraslanden... v + oer...) o... e-') oo c_9cd \... + WLo I WPo I "'HPo I HAr DPo o DAr DAT I t:l () ;:p. I :::11 (1) :>;" < P>.. (1) () t: 2 Ei (JQ j;l Vl iiï.. (1)? te DCA-as I C i:: "' >:- I'-" I ' :::s

62 VI I 23 2 Vl Cl) f'l I 5 DCA-grafiek van bossen en struwelen o BAr I -- BMa I - BQu \ SF i SA! + SSa o:q. ""' - (") > I (1q..., I>J ::n < I>J ::s.. er Cl> Cl> ::s ::s Cl> 2 ö? 1 5 [] ledca-as rj [3 [3 u Ll u [J I Cl : ;.,.. l.o.> ::a;, lt ëi ::s

63 Hoofdstuk 3 : Resultaten Populierenaanplanten (groep BAr) bevinden zich in het diagram tussen de eikenbossen en elzenbossen (groep BMa). Uit de drainageklassen per TWINSPAN-groep blijkt inderdaad dat populierenaanplanten zich voornamelijk op bodems met een drainageklasse e bevinden, de elzenbossen voornamelijk op g-bodems. Beide struwelengroepen (groepen SA! en SSa), welke zich op bodems met drainageklasse f eng bevinden, zijn onderaan het diagram gesitueerd Huidige toestand en verandering van de vegetatie a.h.v. de BWK-karteringseenheden Algemeen De huidige vegetatietypen zijn het resultaat van een proces van veranderingen, welke zowel natuurlijk als antropogeen zijn. Deze vegetatietypen kunnen dus nu een andere BWKkarteringseenheid hebben dan tijdens de oorspronkelijke kartering (met "oorsprónkelijk" wordt de vegetatiekundige situatie op het eind van de jaren' 7 bedoeld). De verandering van de BWK-eenheden voor het ganse studiegebied wordt weergegeven in figuur 11. Bij de vergelijking van de oorspronkelijke BWK-karteringseenheden en de huidige, kan voor alle onderzochte gebieden een verandering van de eenheden (en dus van de vegetatietypen) vastgesteld worden. Dit is vooral het geval voor de halfnatuurlijke vochtige graslanden (Calthion palustris en Filipendulion) (resp. He en Hf) en de elzenbossen (Vn en Vm). Van de moerasvegetaties (M) kan vooral een sterke verandering van rietland (Mr) naar soortenarm grasland (Hx of Hp) en een verdwijning van grote zeggenvegetaties (Me) waargenomen worden. Deze vegetatietypen zijn in alle gebieden (excl. de Kalkense meersen voor de Hegraslanden) sterk achteruitgegaan Huidige toestand van de vegetatie en verandering a.h.v. de B WK-karteringseenheden in de polder van Kruibeke. Bazel en Rupelmonde * Landschapsecologische beschrijving van het gebied I) Polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde {opnamen I, ) Polder van Kruibeke De Oost-Polder kent een zeer versnipperd bodemgebruik. Recent gegraven vijvers, met bijhorende moestuinen, weekendverblijven,... doorsnijden het oorspronkelijk bos- en weidegebied. De bospercelen geven aan dit deel van de polder een gesloten karakter

64 Hoofd>tuk 3 Resultaten OMSCHRIJVING w BWK BWK (88-89) Zuur eikenbos (Qs) 8 ' Mesotroof elzenbos (Vm) Alluviaal elzenbos (Vn) I 6 ---' Overgang mesotroof elzenbos , en populierenaanplant (V mil) Overgang alluviaal elzenbos en populierenaanplant (Vn/L) Vochtig wilgenstruweel (Sf) Populierenaanplant (L) Naaldhoutaanplant (P) I 4 I I 3 I I! I I I 2 I I ' i i I l!! ' I i I J Calthion (He) 8 I, I i Filipendulion (Hf) I 7,. ' - ' ij Thero-Airion (Ha) _,_---...,.,. _,_ ,... Overgang naar 5,... cultuurgrasland,,.; Arrhenatherion elatioris (Hu) 4,... \.; ').; liiiii ' ".. ' -... Overgang naar ruderaal grasland 3.;.; '-::--,.; ' Populierenaanplant (L) 2 Soortenarm grasland (Hp/Hx) ,.. --.;.; ---.; ".; ;.,.."""""""".---- Rietland (Mr) I i 5 i ' I I ' I i - I I Eutrofe plas (Ae) Soortenarm grasland (Hp/Hx) Verdwenen I 3 I ' ' I I i 2 ' i ' ; I I I Grote zeggen vegetaties (Me) i 4 i I ! : I """'- Fig. 11. Evolutie van de BWK-eenheden ( ) in het studiegebied. -- _._ [-25%[ [25-5[ [5-75[ [75-1 ]

65 Hoofdstuk 3 : Resultaten De Zuid-Polder heeft een deels open, deels gesloten karakter. Het oostelijk deel is in gebruik als (soortenarm) weiland en akker. Het westelijk deel is grotendeels beplant met Canadapopulieren, met een ondergroei van ruigtekruiden en/of elementen ui t het Filipendulion. De dijken hebben een zeer ruderale vegetatie. Polder van Bazel Op de donk bevinden zich akkers en soortenarme weilanden. Op de hoogste delen bevinden zich biologisch waardevolle eikenbossen. Op de nattere bodems bevinden zich sterk begraasde weilanden en populierenaanplanten. Nabij de Verkortingsdijk hebben de aanplanten een rijke ondergroei van elzen en moerasplanten. Polder van Rupelmonde Een groot deel van de polder bestaat uit soortenrijke elzenbossen met een weelderige ondergroei van lianen en moerasplanten. Sommige bossen rond het jachtpaviljoen zijn echter volgestort met afbraakmateriaal. Nabij de Rupelmondse Kreek bevinden zich weekendverblijven. Op de minder natte gronden komen weilanden en akkers voor. De polder ten zuiden van het Kallebeekveer (Fasseitpolder) bestaat volledig uit akker. * Verandering van de vegetatie a.h.v. BWK-eenheden Over het totaal aantal bossen en aanplanten (57) ZIJn er 4% m biologische waarde verminderd. In de polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde wordt de sterkste verandering waargenomen voor de elzenbossen (Vn en Vm). Exact 5% van dit type bossen heeft in biologische waarde verloren door de aanplant van populieren, kaalkap, ophoging of stort van allerlei afval. Vertaald in BWK-eenheden betekent dit een verandering van Vn naar Vn(p), LhbNn, Lhb en Lhi. Ongeveer 68% van de graslanden heeft dezelfde karteringseenheid behouden. 3,4% van de graslanden heeft nu een andere, biologisch minder waardevolle karteringseenheid. Het betreft soortenarme, sterk begraasde en bemeste wei landen of dijken. 8 dijkopnamen op een totaal van 17 graslanden die in waarde verminderd zijn, blijken voor deze biologische waardevermindering van de graslanden verantwoordelijk

66 Hoofdstuk 3 : Resultaten Eén grasland ( 1,8%) heeft een "waardevollere" karteringseenheid. Het gaat om een verlaten grasland, dat soortenrijker geworden is door de afwezigheid van begrazing (bemesting?). Er is een verandering van de eenheid Hx/Hpr naar Hp(r)*. Een overzicht van het aantal veranderde eenheden en de bijbehorende percentages wordt gegeven in tabel 11 en figuur 12. BWK-klasse Aantal Biol. waarde J.. Biol. waarde Biol. waarde t opnamen H Bossen en 57 (1%) 23 (4%): 34 (6%): (%) aanplanten L:O L:8 Qs:O Qs:3 Vn+Vm: 23 Vn+ Vm: 23 Graslanden 56 (1%) 17 (3,4%) 38 (67,8%) 1 (l,8%) Kd :8 rest : 9 Bossen, 113 (1%) 4 (35,4%) 72 (63,7%) 1 (,9%) aanplanten en g!"aslanden Tabel 11. Verandering van de BWK-karteringseenheden in de gehele polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde..!. : vermindering: H : gelijk; t : vermeerdering 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% /o D Biologische vvaardevermeerderu1g D Biolog. vvaarde gelijk Biolog.ische vvaardeverminderu1g Bos Grasland Totaal Formatie Figuur 12. Procentuele verandering van de BWK-eenhcdcn over de periode in de polder Kruibeke. Bazel en Rupelmone

67 Hoqfdstuk 3 : Resultaten De resultaten voor de (afzonderlijke) polders van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde worden weergegeven in tabel 12 en figuur 13. KBR Kruibeke Bazel Rupelmonde Tot. T. J, t T. J, t T. J, t Bossen en aanplanten Graslanden Tabel 12. Overzicht van de verandering van de BWK-eenheden in de deelpolders van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde. 1% 9% Cl c:: 8% Q; -c 7% c:: 6% D Biol. waardevermeerd. Q) > 5% Biol. waarde gelijk Q) Q) :I 4% Biol. waardevermind. ë Q) () 3% c.. 2% 1% % s -c (ij Vl " (ij " (ij "' c:: "'!:!! s c: <ll s c: <ll <n "' "' "' <n 1- <n 1- "' "' (5 (5 Formaties voor de polders van KBR Figuur 13. Procentuele verandering van de BWK-eenheden over de periode in de afzonderlijke polders van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde. Legende zie figuur. Voor de polder van Kruibeke kan het volgende besloten worden : * Het aantal opgenomen bossen en aanplanten bedraagt ,4% kent een biologische waardevermindering, welke volledig slaat op de elzenbossen (Vn en Vm). 28,6% van de bossen en aanplanten (4 opnamen) behoudt hun oorspronkelijke BWK-eenheid. 3 elzenbossen (23%) op I 3 opgenomen elzenbossen veranderen niet van karteringseenheid. De waardevermindering slaat op de verandering van de elzenbossen naar Lhb/Vn of Lhb. * Van de graslanden blijven 63,7% hun oorspronkelijke BWK-eenheid behouden. Eén grasland ( 4,5%) kent een biologische waardestijging naar Hp(r)*; 31,8% een biologische waardevermindering, veelal van Hp naar Hx of Hr. Opmerkelijk hierbij is dat 5 dijkopnamen

68 Hoqfdstuk 3 : Resultaten op 7 graslanden biologisch minder waardevol zij n. De oorzaak is een ruderalisering van het oorspronkelijk Arrhenatherion met Grote brandnetel, Vederdistels, e.a. In de polder van Bazel blijken zowel de BWK-eenheden van de elzenbossen als de graslanden niet zo sterk geëvolueerd te zijn als in de polder van Kruibeke : 37,5% elzenbossen evolueert naar een andere, minder biologisch waardevolle BWK-eenheid (idem polder van Kruibeke), voor de graslanden is dit 16,7%. In de polder van Rupelmonde blijken de BWK-eenheden van bossen en aanplanten de minst sterke verandering te hebben ondergaan : 74,1% behoudt de oorspronkelijke BWK-eenheid. De graslanden kennen een minder gunstige evolutie : 4% van de graslanden (de sterkste waardevermindering over de hele polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde) heeft een biologisch minder waardevolle eenheid. De verandering doet zich voor van Hp naar Hr of Hx Vergelijking tussen de oorspronkelijke en huidige karteringseenheden en deze van BERVOETS et al. 986) voor de polder van Kruibeke. Bazel en Rupelmonde Er werd een vergelijking gemaakt tussen de karteringseenheden van de oorspronkelijke BWK, de BWK-eenheden in BERVOETS et al. (1986) en onze huidige karteringseenheden. Door BERVOETS et al. (1986) werd per opnamegroep een typering volgens de BWK gegeven. BERVOETS et al. (1986) onderscheidden type A-, B-, C-, D- en E-graslanden. Bossen en aanplanten werden aangeduid met de letters L, M, N, P, R, S, T en U. Een overzicht van deze opnamegroepen met de aanduidingen van de BWK-eenheden wordt gegeven in bijlage 8. Pas ingezaaide graslanden (type A) krijgt de karteringseenheid Hx in BERVOETS et al. (I 986). Dit blijkt ook de oorspronkelijke en huidige BWK-eenheid te zijn. De "zeer intensief beweide graslanden" (E) worden eveneens met Hx aangeduid. Voor de meeste graslanden komt dit overeen met de oorspronkelijke eenheid. Voor de overige E graslanden is het onderscheid tussen Hx en Hp niet duidelijk uit de soortenlijsten (BERVOETS et al. ( 1986) maakten enkel soortenlijsten en geen opnamen in de graslanden). Bovendien moet opgemerkt worden dat BERVOETS et al. ( 1986) niet de eenheid Hr gebruikten. Een mogelijke ruderalisering van de E-graslanden werd niet beschreven. Uit een aantal van onze opnamen, die in de opnamegroep E geklasseerd kunnen worden, blij ken er nu een aantal beschreven te worden met Hr. Ook wordt de eenheid Hpr niet vermeld in BERVOETS et al. ( 1986), alhoewel dat voor de BWK voor de betreffende graslanden wel het geval is. 1 Deze 1 Het terreinwerk i.. f.v. de BWK van België voor het kaartblad 15/5-6 en 15/7-8 dateren van de periode , deze van BERVOETS et al. van

69 Hoofdstuk 3 : Resultaten laatste opmerking buiten beschouwing gelaten, is er voor de -graslanden een goede overeenkomst tussen de oorspronkelijke BWK-eenheden en deze van BERVOETS et al. (1986). Ten opzichte van dit laatste werk en onze opnamen van -graslanden blijkt er een lichte venuiging en! of verarming op te treden. De eenheden van de C-graslanden (verruigende kamgrasweiden) blijken niet overeen te komen met de oorspronkelijke BWK-eenheden, noch met onze huidige eenheden. Enkel voor de dijken geldt min of meer een goede overeenkomst, al moet vermeld worden dat de huidige vegetatie van de dijken een sterk verruigd Arrhenatherion is, wat noch bij de oorspronkelijke, noch bij deze van BERVOETS et al. ( 1986) het geval was. Voor de natte, verruigende graslanden (B-graslanden) geldt de opmerking van de C graslanden. De eenheden voor de mesotrofe elzenbossen (M) vertonen in de 3 onderzoeken een goede overeenkomst. Alhoewel BERVOETS et al. (1986) de BWK-eenheid Vm gebruiken, vermelden ze toch de aanplant van populieren in deze bossen, zodat de gebruikte eenheid overeenkomt met Vm(p). Voor de ruigt elzenbossen (typen) geldt eveneens een goede overeenkomst, al is er toch een duidelijke tendens naar biologische waardevermindering waarneembaar. Vooral N-bossen buiten "De Kooi" (polder van Rupelmonde) evolueren sinds 1986 naar LhbNn of Lhb. Een variant op het M-elzenbos is het P-elzenbos. Geen enkele eenheid uit het onderzoek van BERVOETS et al. (1986) bleek voor dit type overeen te komen met de oorspronkelijke en huidige BWK-eenheden. Tussen de oorspronkelijke en huidige eenheden was er nochtans geen verandering merkbaar. Een juistere typering voor de P-bossen lijkt dan ook Vn(p) of Lhb/Vn te zijn. Bij de soortenarme ruigt elzenbossen (L-bossen) is er een zeer goede overeenkomst tussen de oorspronkelijke eenheid (Vn(p)) en deze van BERVOETS et al. (1986). Een sterke verandering naar LhbNn of Lhb doet zich nu voor. Uit de vergelijking tussen de eenheden van de populierenaanplanten met Arrhenatherionkarakter (S-bossen), blijkt er sinds de kartering van de oorspronkelijke BWK-eenheden toch een omvorming van Vn(p) naar Lhi plaatsgehad te hebben. Tussen de eenheden van 1986 en nu blijkt er evenwel geen verandering te zijn. Uit het onderzoek van BERVOETS et al. ( 1986) kan afgeleid worden dat er sinds 1986 een struiklaag van Alnus sp. (E lssoorten) ontwikkelde in de populierenaanplanten met Filipendu/ion-karakter (R-bossen). De toegekende BWK-eenheid voor deze bossen was

70 Hoofdstuk 3 : Resultaten tmmers Lhi, waar deze nu Lhb is. Uit de oorspronkelijke BWK-eenheden is het Filipendu/ion-karakter wel duidelijk (Hfc), maar niet of er al dan niet een struiklaag aanwezig is (Lh). Bij navraag (mond. med. D. Paelinckx) bleek de oorspronkelijke eenheid voor de aanplanten Lhi te zijn. Aan de begraasde populierenaanplanten (type T) en aan de beuken-eikenbossen (U) werd door BERVOETS et al. (1986) een verkeerde BWK-karteringseenheid gegeven. De gepaste eenheden zijn resp. Lhi en Qs, naar analogie met de oorspronkelijke en huidige BWKeenheden Huidige toestand van de vegetatie en verandering a.h.v. de BWK-karteringseenheden in de overige alluviale gebieden 2) Gentbrugse meersen (opnamen 2-12) De Gentbrugse meersen vormen een laaggelegen akker- en weilandgebied. Het gebied wordt doorsneden door de E17 autosnelweg. Tussen de E17 en de Damsloot ligt een complex van lage weilanden, die in de depressies nog interessante soorten herbergen. Ten zuiden van de Damsloot ligt een oud stortterrein, dat gedeeltelijk ingeplant is met bomen. Waar geen bomen geplant zijn, heeft zich spontaan een grazige, ruige vegetatie ontwikkeld. Ten zuiden en westen hiervan bestaan de Gentbrugse meersen uit akkers en weilanden met hier en daar nog populieren- en knotwilgenrijen. Een aantal akkers zijn recent omgezet tot boom- of bloemkwekerijen. Het park van kasteel Coninxdonck bestaat vooral uit een grote hoogstamboomgaard. Ten noorden van de E 17 zet het laaggelegen gebied zich verder. Vlak langs de snelweg zijn een paar percelen verruigd. De graslanden zijn ingezaaid met een soortenarm grasmengsel en er komen ook wat volkstuintjes voor. De graslanden worden afgewisseld met vrij uitgestrekte akkers

71 Hoofdstuk 3 : Resultaten = 5 g. 4 3 = 2 < 1 Hx/Hp/ Hpr Hu Hp(r)* Oorspr BWK-eenheden Figuur 14. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Gentbrugse meersen. De toestand van de graslanden is vrijwel onveranderd gebleven, enkel voor I grasland (opname 7) is er een verschuiving in de BWK-eenheid waar te nemen (van Hp+Hx naar Hp(r)*). 3) Weimeers (opnamen 13-29, 162) De Weimeers is een zeer open hooi- en weilandgebied, waarin slechts enkele verticale elementen voorkomen. Bomenrijen nemen het grootste aandeel van de verticale landschapselementen voor hun rekening. Knotwilgen- en Canadapopulierenrijen en een klein aantal Canadapopulierenbossen vormen het bomenbestand. De hooilanden bezitten een grazige vegetatie met Engels raaigras en Witte klaver, met soms in de randen Calthionelementen. Het zandige rivierduin van Uitbergen vertoont een gevarieerd bodemgebruik. Weiden en akkers, Canadapopulier- en naaldhoutaanplanten wisselen af met zandwinningsputten, een opgespoten terrein, een paar storten en enkele weekendverblijven

72 Hoofdstuk 3 : Resultaten 7 c:: Cl.l "' c:: c. 4 c:: < "' 3 2 I...l -- c.... :r:. >< :r: :r: s *. ::r:: BWK-eenheden Oorspr. D 1994 Figuur 15 Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Weimeers. Een sterke biologische waardevermindering van de He-graslanden is waar te nemen. Dit type grasland evolueert van He naar Hp(r)* (al dan niet in combinatie met Hu), of in zijn soortenrijkere vorm naar Hc ofhc /Hf'. De mesofiele cultuurgraslanden, alsook de populierenaanplanten, blijven hun oorspronkelijke BWK-karteringseenheid behouden. De oorspronkelijke Ha-relicten nabij het rivierduin zijn veelal niet meer aanwezig, waarschijnlijk door (over)bemesting. 4) Bergenmeersen (opnamen 3-39) De Bergenmeersen vormt een open hooi- en weilandgebied. Enkele populierenaanplanten met een ruige ondergroei verbreken dit open landschap. Verticale landschapselementen worden gevormd door dijken en in mindere mate door bomenrijen. De hooilanden bestaan uit een soortenarm grasmengsel en zijn verspreid aanwezig in het gebied. Soortenarme en sterk begraasde weilanden vinden we in het zuidelijk deel, tegen de bebouwing

73 Hoofdstuk 3 : Resultaten 8 c 7 4> e 6 co: c 5 c ; 3 c co: 2 < 1...l ";::' * ::x::.. '--' >< ::x:: c. ::x:: ::x:: BWK-eenheden Oorspr. D 1994 Figuur 16. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Bergenmeersen. De oorspronkelijke Hp(r)*-graslandopnamen hebben gedeeltelijk een andere BWK-eenheid. Een verandering van Hp(r)* naar Hp of zelfs Hx is merkbaar. Het gaat hier meestal om graslanden (hooilanden) die nieuw ingezaaid zijn. Verruigde graslanden (/Hr) vinden we nu niet meer terug. De weinige populierenaanplanten (Lhi) behouden hun oorspronkelijke eenheid, evenals de Hu-hooilanden. 5) Paardenweide (opnamen 4-64) De westelijke graslandel'j. worden begraasd door paarden en zijn verruigd. De grootste oppervlakte wordt ingenomen door soortenarme hooilanden, die ingezaaid zijn met een grasmengsel van Italiaans raaigras, Engels raaigras en Frans raaigras. De laagst gelegen hooilanden hebben aan de grachtranden en sporadisch in het grasland zelf Calthionelementen. Een greppelpatroon brengt een microreliëf in de vlakke meersen. De verticale elementen in het overstromingsgebied zijn de Scheldedijk en enkele dwarsdijken. Door de afwezigheid van bomenrijen is het landschap erg open. Het rivierduin, dat nu grotendeels verscholen ligt achter de ringdijk, vormde een abrupte grens met de polder. Door de aanleg van de ringdijk is dit Iandschapsbepalende element echter verloren gegaan. Op de overgang polder-rivierduin zijn enkele populierenaanplanten met ondergroei van struiken aanwezig. We treffen er eveneens fragmentair een droog, zuur grasland aan

74 Hoofdstuk 3 : Resultaten 8 c 7 4) e 6 c 5 Oorspr. Q c 2 < ) ::I * "'..... ::z:: 'i:' ::z:: Cl.. 'X ::z:: ': ::z:: ::z:: BWK-eenheden Figuur 17. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Paardenweide. De biologisch waardevolle graslanden, die aangeduid worden met de eenheid Hpr+Hc (in de grafiek Hp(r)*), worden bijna niet meer (slechts in 2 opnamen) teruggevonden. Er is een verandering van dit type grasland naar Hx, Hr, Hpr en Hap. Voor dit type grasland is er dus een duidelijke biologische waardevermindering. Een sterke biologische waardevermindering werd eveneens waargenomen voor het halfnatuurlijke vochtige grasland He. Ook van de oorspronkelijke aanwezige Ha-graslanden ( struisgrasvegetatie op zure bodem) blijven slechts enkele relicten over. De mesofiele cultuurgraslanden (Hu), de populierenaanplanten (L) en de zure eikenbossen (Qs) behouden hun BWK-eenheid. 6) Scheldebroek (opnamen 65-76) De dijken die het Scheldebroek omgeven beïnvloeden in sterke mate het landschapsbeeld. Ze beperken de grootschaligheid van het Scheldebroek met zijn vlak en open karakter. Het Scheldebroek bestaat uit soortenarme graslanden. De hooilanden zijn ingezaaid met een grasmengsel Er bevinden zich een klein aantal soortenarme weiden en hooiweiden langs de westelijke rand. Grachten zijn visueel minder duidelijk aanwezig of zelfs gedempt. In de zuidelijke hoek komt er een wilgenstruweel voor, evenals nabij de ringdijk. Het moerasgebied "De Lepelaar" is in die mate reeds opgehoogd dat het' s zomers droogvalt

75 Hoofdstuk 3 : Resultaten 6 = <11 5 e Cl$ 4 Q. = 3-2 D 1994 c Cl$ I <..._... :l u u <... Q.... Cl) ::r: ::r: V >< t + Q. ::r: ::r: < BWK-eenheden Oorspr. Figuur 18. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in het Scheldebroek. Een sterke biologische waardevermindering van de graslanden is hier eveneens waar te nemen. De BWK-eenheid Hpr+Mc evolueert voor alle opnamen naar Hx/Hu, of naar Hpr (al dan niet in combinatie met Hu). Voor de dijken geldt algemeen een sterke ruderalisering: de eenheid Kd+Hu evolueert naar Kd+Hu /Hr. Een natuurlijke verlanding van een eutrofe plas is af te leiden uit de verandering van de eenheid Ae+Mc naar Mr en Sf. Het vochtig, meso- tot eutroof wilgenstruweel (St) behoudt de oorspronkelijke BWKeenheid. 7) Tielrodebroek (opnamen 77-85) Het is een open hooilandgebied, dat gebruikt wordt als gecontroleerd overstromingsgebied. De graslanden (hooilanden) zijn ingezaaid en relatief soortenarm. Nabij de bewoning komen een aantal weilanden voor, die begraasd worden door schapen en pony' s. De begroeiing van deze weilanden is ruderaal. Talrijke greppels doorsnijden de graslanden. De oeverbegroeiing bestaat vooral uit Riet en Rietgras. In één wiel werd een interessante water- en oevervegetatie gevonden, met o.a. Pijlkruid. Een ander wiel is volledig dichtgegroeid met Lisdodde, Riet en ruigtekruiden. De dijken, die begraasd worden door schapen, begrenzen dit gebied

76 Hoofdstuk 3 : Resultaten Oorspr BWK-eenheden Figuur 19. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in het Tielrodebroek. In de Hpr-graslanden is er een verandering waar te nemen naar Hx-graslanden. Dit zijn graslanden die nieuw ingezaaid zijn. Ook een oorspronkelijk gekarteerd rietland (Mr) ondergaat dezelfde verandering naar een zeer soortenarm grasland (Hx). De wielen (Ae) en de vegetatie van de dijken (Hu) behouden hun oorspronkelijke eenheden, alhoewel er voor de dijken toch een lichte verandering merkbaar is van Kd (Hu) naar Kd (Hu/Hx) en Kd (Hu/Hap). 8) Potpolder I (opnamen 86-96) Het poldergebied heeft een open karakter. Het grootste deel van het gebied is in gebruik als grasland. Enkele soortenrijke graslanden met elementen uit het Filipendu/ion zijn omgezet tot populierenaanplant. Ook enkele soortenarme weilanden zijn nu beplant met Canadapopulieren. De oorspronkelijke ondergroei ervan is nog herkenbaar. Nabij de oude spoorwegdijk bevindt er zich een waterziek bosje met veel Riet en Reuzenbalsemi en. Enkele Canadapopulierenrijen begrenzen de landbouwwegen in het oostelijk deel. De weilanden in dit deel zijn sterk begraasd en soortenarm. Het gebied wordt in het noorden begrensd door een rivierduin, in het westen door de Scheldedijk. De grootste verschuivingen doen zich voor bij de omvorming van grasland naar populierenaanplant (L). In de mesofiele cultuurgraslanden Hpr en Hap is er een verandering naar Hx (al dan niet in combinatie met Hu) of Hr

77 Hoofdstuk 3: Resultaten 6 5 E 4 c. 3 'B 2 c: 1 Oorspr. D!994 BWK-eenheden Figuur 2. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in Potpolder I. Hf-vegetaties werden niet meer teruggevonden. Voor de dijkvegetaties (Hu) merken we geen verandering. 9) Boven Zanden (opnamen 97-11) Het bodemgebruik bestaat volledig uit maïsakker. In het ZW -deel van het gebied bevindt er zich een vochtige populierenaanplant met een ruderale ondergroei. De dijken hebben een ruderale vegetatie langs de noordelijke en westelijke zijde. De zuidoostelijke dijken zijn begroeid met een vegetatie van zandige, zure graslanden (Hazepootje, Schapezuring, Gewoon struisgras,...).,8 a c:,6 c. -;,4 -c:,2 Oorspr. D 1994 L BWK-eenheden Figuur 21. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in Boven Zanden

78 HoQfdstuk 3 : Resultaten De enige populierenaanplant, die nu gekarteerd werd als Lhi, is niet van BWK-eenheid veranderd. De vegetatie van de dijken werd in de oorspronkelijke BWK-eenheden niet nader beschreven, de huidige BWK-eenheid ervoor is Kd (Hu ) (al dan niet in combinatie met Ha ). JO) Polders te Hingene (opnamen ) Door de aanwezigheid van zeer natte en natte gronden wordt de grootste oppervlakte ingenomen door populierenaanplanten met ondergroei van els. Weidepercelen zijn beperkt aanwezig in de Schelland-en Oudbroekpolder. Op een afstand van de dijken bevinden zich talrijke wielen : Ketelweel en Grote weel. 8 <lj 7 e 6 C<l 5 c.. 4 Oorspr. C<l D 1994 C<l < l ::l c.. ;:r:... ;:r: c.. >< ;:r: ;:r: BWK-eenheden Figuur 22. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de polders te Hingene. Er is praktisch geen verandering merkbaar in de BWK-karteringseenheden van de populierenaanplanten Lhi+LhbNn en Lhb/Sz. Een aantal roesofiele cultuurgraslanden (Hu) werden wel omgevormd tot aanplanten.. De eenheid Ae is toegenomen, omwille van een plas die werd gegraven na de oorspronkelijke kartering. 11) Potpolder IV (opnamen ) Het gebied wordt begrensd door twee lineaire elementen : de E 17 autosnelweg en de Durmedijk. Het landschap wordt gedomineerd door de landbouw, waarbij de grootste oppervlakte gebruikt wordt als hooiland. In het noordelijk deel van het gebied bevinden er zich soortenrijke hooilanden met soorten uit het Calthionverbond. De talrijke greppels hier verhogen de soortenrijkdom. Bomenrijen komen slechts sporadisch voor. - 7-

79 Hoofdstuk 3 : Resultaten Het Hof ten Rijen is gelegen op een bebost rivierduin. Samen met enkele populierenrijen zorgt dit voor een meer gesloten karakter van het gebied. De zandwinningsputten zijn vreemde elementen in het landschap, evenals de weekendverblijven. De biologische waarde van deze plassen is vegetatiekundig niet groot. De vegetatie op de dijk is zeer ruig, met een dominantie van Grote brandnetel. s:: Q,l 2 8 1,5 c<s s::..,5 Oorspr. D ::x:: >< ::x:: ::x:: *'i:' :I: '-"'.. ::x:: BWK-eenheden Figuur 23. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in Potpolder IV. De biologisch zeer waardevolle He-graslanden zijn geëvolueerd naar een tussenvorm die zich situeert tussen de halfnatuurlijke, vochtige en mesofiele cultuurgraslanden (Hp(r)*) of zijn verruigd naar een Filipendu/ion-vegetatie (Hf). De overige eenheden voor de cultuurgraslanden en stilstaande waters zijn niet of nauwelijks veranderd. 12) Potpolder V (opnamen ) Het grootste deel van het landschap wordt ingenomen door grasland, meer bepaald door weiland. Deze weilanden zijn soortenarm. Hooilanden vinden we in het NO-deel van de polder. De meeste hooilanden zijn vegetatiekundig weinig waardevol; de oorspronkelijke Calthionelementen zijn slechts sporadisch aanwezig. Een aantal hooilanden werd omgezet tot populierenaanplant Oudere populierenaanplanten hebben een ruderale ondergroei en opslag van struiken. De grachten kennen een begroeiing van Riet, Grote brandnetel en Liesgras. Een enkele maïsakker situeert zich nabij de Durmedijk. Enkele weekendverblijven met exotische beplanting en bijbehorende vijver vormen een onnatuurlijk element in het landschap

80 Hoofdstuk 3 : Resultaten c 5 s <Ij ;. 3 -; 2 -c : < Cl) 4 Oorspr. D t994 BWK-eenheden Figuur 24. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in Potpolder V. Een zeer sterke verandering van de He-graslanden is merkbaar : slechts in 1 opname is nog een relict van het oorspronkelijke graslandtype aanwezig (opname 126 : Hp(r)*). De verandering is sterk negatief : oorspronkelijk halfnatuurlijke, vochtige graslanden (He) evolueren naar mesofiele cultuurgraslanden (Hx/Hu ofhpr/hu). Een populierenaanplant (Lhi) wordt de eenheid L!Mr toegekend, al is van de kenmerkende soorten enkel Riet dominant aanwezig. 13) Bulbierbroek (opnamen ) Het zuidelijk deel van het Bulbierbroek wordt beheersd door soortenarme weilanden. Het noordelijk deel daarentegen is een gemengd hooiland- en populierenaanplantgebied. De meeste hooilanden zijn ingezaaid met verschillende grasmengels, aan de randen komen nog wel de oorspronkelijke elementen (Calthion en Filipendulion) voor. Een aantal hooilanden werd beplant met populieren. De ondergroei hiervan is ruderaal, maar de oorspronkelijke vegetatie is toch nog sporadisch aanwezig. De smalle grachten zijn veelal verland met Liesgras. Enkele akkers situeren zich aan de zuidelijke rand van het gebied

81 Hoofdstuk 3: Resultaten = 2 8 1,5 <'I = c. ";... ;,5 < Oorspr. D 1994 BWK-eenheden Figuur 25. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in het Bulbierbroek. De Hp+Hc-graslanden (Hp(r)*) kennen een sterke verandering. Ofwel werden deze populierenaanplant (met een ondergroei van het Filipendulion), ofwel is er een verandering merkbaar naar mesofiel cultuurgrasland (Hap/Hu). 14) Polders te Appels (opnamen , 151) Het gebied biedt een open uitzicht door het grondgebruik als hooi- en weiland. Het slotenpatroon is goed bewaard gebleven, vooral dan langs de andere kant van de bewoning. De bredere grachten kennen een oeverbegroeiing van Rietgras en Riet en in enkele gevallen Grote brandnetel. De smallere grachten zijn soms verland, maar toch komen er nog interessante water- en oevervegetaties met o.a. Kikkerbeet en Kleine watereppe voor. Vooral in de Sint-Onolfspolder zijn dergelijke vegetatietypen terug te vinden. De weilanden langs de Sint-Onolfsdijk worden voornamelijk door schapen begraasd, in de rest van het gebied bevinden zich soortenrijke weilanden en hooiweiden met soorten uit het Calthionverbond. Enkele verspreide populierenaanplanten hebben een ondergroei van ruigtekruiden en! of elzen. De vele weekendverblijven langs de Scheldedijk met bijbehorende visvijvers en exotische beplanting vormen een storend element in het landschap. Verspreid komen enkele akkers voor. Er is een verschuiving van de BWK-eenheden van de halfnatuurlijke, vochtige graslanden (Hpr+Hc +Kb+Hf) (in de grafiek Hp(r)*) waar te nemen. Omdat de graslanden in dit gebied tijdens de kartering in complex beoordeeld werden, is het echter moeilijk om de graslanden afzonderlijk te beoordelen op hun verandering

82 Hoofdstuk 3 : Resultaten 5 c:: Q; 4 5 c:: c. 3 Oorspr. - 2 Zl D 1994 c <..._...1 ;:I c.... ::r: *'C'._" ::r: c. >< ::x:: ::x:: BWK-eenheden... l::l (/) > Figuur 26. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de polders te Appels. De BWK-eenheden van de populierenaanplanten (L) ondergaan geen verandering, met uitzondering van 1 Lhi-aanplant, die evolueert naar een Lhb-aanplant. Deze verandering is positief te noemen, omwille van de mogelijke ontwikkeling naar een biologisch waardevol Lhb/Vn-"bos". Anderzijds is het Vn-bos geëvolueerd naar een Lhb/Vn-"bos", wat een biologische waardevermindering is. Een wilgenstruweel (St) werd niet meer teruggevonden. 15) Heusden L.O. (opnamen , excl. 151) De smalle valleistrook is grotendeels in gebruik als akker, weiland en bos. Op de hoger gelegen gronden komt het rivierduin voor. Tussen de verspreide bebouwing komen naald- en lootboutbossen, kasteelparken (o.a. Kervijnkasteel), graasweiden met houtkanten en bomenrijen, evenals enkele akkers voor Nabij de brug van Heusden komt een graslandgebied met een gegraven vijver voor. Deze graslanden worden omringd door knotwilgenrijen. Ten zuiden van dit weilandcomplex komen populierenaanplanten, een wilgenstruweel en sterk begraasde weilanden voor. De lineaire landschapselementen worden gevormd door populieren- en knotwilgenrijen en door dijken. Tussen de Scheldedijk en de Bosseveerhoeve komt er een houtkant voor met Vlier, Es, Knotwilgen en Canadapopulieren. De hoevegebouwen van de Bosseveerhoeve zijn omringd door een boomgaard. In de nitrofiele, alluviale elzenbossen (Vn) werden populieren aangeplant (Vn(p)) (in de grafiek Vn/L); er is een verandering van de eenheden naar LhbNn of Lhb

83 Hoofdstuk 3 : Resultaten Er is geen verandering in de eenheden voor populierenaanplanten (Lhi), naaldhoutaanplanten (P), struwelen (Sf) en zuur eikenbos (Qs). 4 r- 3,5 c <l) 3 5..:1 c 2,5 Oorspr... 2 r ;... 1,5 D 1994 c::..:1 r <,5 -t "-4 L..f Lt l ::: * a.. <+-. Ul. ::r:: 'i:' :f! CIJ C' '-'. > ::r:: "";< ::r:: ::r:: BWK-eenheden Figuur 27. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden te Heusden. De eenheid Ae evolueert naar Mr, omdat aan de oevers van deze plas verlanding optreedt met soorten zoals Grote lisdodde, Riet, Rietgras, Liesgras e.a. De eenheid Kq werd nu gekarteerd als Ha; een mogelijke oorzaak van deze ontwikkeling naar droog grasland met een struisgrasvegetatie is het verlaten van cultuurland (Kq : boom-, bloemkwekerij en serre). Een merkwaardige verandering van de BWK-eenheid doet zich voor in opname 159. Een Hx+Hp+Kb-grasland evolueert naar een Hp(r)*-grasland De vegetatie van de dijken (Hu) blijft dezelfde. 16) Grote Wal (opnamen ) Het uitzicht van deze polder wordt bepaald door populierenaanplanten. Deze bezitten een ondergroei van ruigtekruiden en Moerasspirea. Nabij de Scheldedijk vinden we waardevolle eutrofe waters met een rijke water- en oevervegetatie. Enkele ervan worden als visvijver gebruikt, waardoor de vegetatie minder sterk ontwikkeld is. In het oostelijk deel van het gebied bevindt zich een aaneengesloten weidecomplex, waarvan de vegetatie soortenarm is. Enkele weekendverblijven zijn geconcentreerd rond de wielen

84 Hoofdstuk 3 : Resultaten 4 c qj 3,5 e 3 <:<I c 2,5 Oorspr.. Q 2 c;j 1,5 D c 1 <:<I <,5.....J... ::c... (/).. -x ::c ::c BWK-eenheden Figuur 28. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Grote Wal. In de eenheden van aanplanten (L) en struwelen (Sf) treden geen veranderingen op. Ook de wielen (Ae) hebben nog dezelfde eenheid. In de oorspronkelijke mesofiele cultuurgraslanden zijn meestal populieren aangeplant. Een verandering van de eenheid Hp naar Lhi is dan ook voor deze opnamen merkbaar. 17) Vlassenbroekse polder (opnamen ) Het gebied is zeer gesloten door de aanplant van Canadapopulieren, die zich in de lagere, natte delen bevinden. De ondergroei bestaat uit Moerasspirearuigten en andere ruigtekruidenvegetaties of uit een struweel van wilgen en/ of elzen. Op de drogere gronden vinden we vooral raaigrasweiden en akkers. De wielen, die zich nabij de Scheldedijk bevinden, herbergen een interessante vegetatie. c qj e <:<I,8 c,6. Q Oorspr. c;j,4 D c <:<I,2 < BWK-eenheden Figuur 29. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Vlassenbreekse polder

85 Hoofdstuk 3 : Resultaten In de opnamen van de Vlassenbroekse polder blijkt geen enkele BWK-eenheid gewijzigd te Zljll. 18) Kalkense meersen (opnamen ) De meest typerende landschapselementen zijn de graslanden, doorsneden met brede sloten. Het grootste gedeelte wordt gebruikt als hooiland of hooiland met nabeweiding. In de noordelijke rand van het gebied liggen enkele grote waterpartijen, ontstaan door het steken van turf. Langs de noordelijke rand wordt het landschap verstoord door weekendverblij ven. Belangrijk zijn de overgangen naar het hoger gelegen rivierduin. Er zijn een drietal zandige opduikingen in het gebied. Op één er van, in het zuiden van het gebied, bevindt zich de oude bewoningskern van De Aard. Op het andere wordt op een beperkte schaal aan akkerbouw en horticultuur gedaan. De openheid van het landschap wordt hier en daar doorbroken door populierenaanplanten. Lineaire landschapselementen vinden we langs weilanden onder de vorm van knotwilgen- of Canadapopulierenrijen. Dergelijke elementen zijn te vinden in het gebied omsloten door de Schelde en de Oude Schelde, in de Aard en in het noordelijk gedeelte tussen de Molenmeers en Langendonck. In het landschap zijn nog enkele oude, lage dijkjes in de graslanden zichtbaar. 4 3,5 3 e 2,5 g- 2 -!! 1,5 = en I -<,5 Hp(r)* He Oorspr BWK-eenheden Figuur 3. Procentueel aandeel van de BWK-eenheden in de Kalkense meersen. De opgenomen He-graslanden zijn niet geëvolueerd, evenals de Hp(r)*-graslanden

86 Hoofdstuk 3 : Resultaten Koppeling van de BWK-karteringseenheden aan de TWINSPAN-groepen Elke TWINSPAN-groep kan duidelijk getypeerd worden door 1 of meerdere BWKkarteringseenheden (tabel 13). TWINSP AN-groep GAg GCa GFi WLo WPo HPo HAr DPo DAr DAT BAr BMa BQu SF i SA! SS a OGI OTy OOP BWK-karteringseenheid (-eenheden) Ha He Hap(r)* Hap en Hpr Hx, Hr en combinaties (Hr/Hu en Hx/Hu) Hx en Hx/Hu Hap/Hu en Hpr/Hu Hp/Hu, Hx/Hu en Hu/Hp Hu/Hr Hu/Hr L enlnn Vn, Vn!L en Vm/L Qs Lhi/Hfen Ae LhbNn en Vn/L Sf Mr Mr Ae Tabe113. Symbolen van de TWINSPAN-groepen en typologie volgens de karteringseenheden van de BWK. De vegetatie van de Poo-Lolieturn-weilanden (groep WPo) komt overeen met verschillende BWK-eenheden : Hx, Hr en combinaties van H-eenheden. Deze vaststelling geldt eveneens voor de vegetatie van de ingezaaide hooilanden (groepen HPo en HAr). De TWINSPAN-groepen BAr (populierenaanplanten met ruderale ondergroei) hebben de karteringseenheden L en L/Vn. Ook elzenbossen (groep BMa) kunnen getypeerd worden met verschillende eenheden. (Vn, Vn/L en Vm/L). Groep SFi wordt getypeerd door vrij heterogene BWK-eenheden (Lhi/Hf en Ae). Syntaxonomisch vertoonde deze groep een affiniteit met het Filipendulion. Deze syntaxonomische eenheid kan ondergebracht worden bij de BWK-eenheid Hf. De vegetatie - 78-

87 HoQ[dstuk 3 : Resultaten getypeerd door Ae, wat staat voor open water, werd opgenomen aan de oever. De vegetatie vertoonde affiniteit met het Filipendulion. Groep SA! (Alno-Salicetum cinereae) kan ondergebracht worden bij de eenheden LhbNn en Vn/L. Tussen deze twee eenheden is er floristisch weinig verschil. De overige groepen konden getypeerd worden met 1 BWK-eenheid (tabel 13). Per TWINSPAN-groep kan er een typering gegeven worden naar het totaal aantal soorten, de dominante en begeleidende soorten en hun presentie. Dominante soorten zijn deze die in de presentieklasse IV (75-1%) voorkomen, begeleidende soorten deze die in klasse III (5-75%) of lager voorkomen. Voor een overzicht van de presentie van de soorten (die in meer dan 5 opnamen voorkomen) verwijzen we naar bijlage 3. De gemiddelde logaritmische zeldzaamheidswaarde voor Noord-België (STIEPERAERE & FRANSEN 1982) wordt per TWINSPAN-groep berekend. De biologische waarde per TWINSPAN-groep wordt eveneens vermeld (tabel 14). Uit tabel 14 blijkt dat het aantal graslandsoorten (G, W, Hen D) in het algemeen lager ligt dan het aantal bossoorten. Een uitzondering op deze regel vormen de eikenbossen (type BQu) met gemiddeld slechts 22 soorten. Oever- en moerasvegetaties zijn het soortenarmst Struwelen bevinden zich qua gemiddeld soortenaantal in een positie tussen graslanden en bossen. Het aantal soorten is echter niet recht evenredig met de zeldzaamheidswaarde per vegetatiegroep. Groep WLo (graslanden met affiniteit tot het Lolio-Cynosuretum) heeft een hoog gemiddeld soortenaantal (59 soorten), maar heeft een gemiddelde logaritmische zeldzaamheidswaarde 9,7. Groep OOP (oevervegetatie met affiniteit tot het Oenanthion aquaticae en de sociatie van Phalaris arundinacea) daarentegen heeft gemiddeld 29 soorten, maar een gemiddelde logaritmische zeldzaamheidswaarde 9,82. Een vergelijkbaar aantal soorten heeft type HPo, maar de gemiddelde logaritmische zeldzaamheidswaarde bedraagt bij deze groep 9,95. Algemeen kan gesteld worden dat oever- en moerasvegetaties (types OTy en OOP) zeldzaam zijn, evenals elzenbossen (type BMa) en wilgenstruwelen (types SFi en SA!). Wanneer we de berekende gemiddelde logaritmische zeldzaamheidswaarden vergelijken met de biologische waardering op de BWK, dan blijkt er een relatief goede overeenkomst te bestaan in zeldzaamheid. Een waarde 1 volgens de BWK betekent biologisch niet waardevol, 5 zeer waardevol (DE BLUST et al. 1985). Volgens de BWK zijn eutrofe en mesotrofe Schietwilgenbossen (eenheid St) biologisch waardevol : ze krijgen de waarde 4 (DE BLUST et al. 1985). Onze berekende waarden voor groepen SFi en SA!, die overeenstemmen met de BWK-eenheid Sf, blijken relatief goed overeen te stemmen met de BWK-waarden. Type SSa echter heeft een relatief hoge zeldzaamheidswaarde in vergelijking met de BWK-waarde. De dominantie van Urtica dioca in de struiklaag wijst op het eutrofe karakter, zodat nu een aantal mesotrofe biologisch waardevolle soorten we llicht in aantal verminderd of verdwenen

88 T\\'INSPANgroep GRASLANDEN GAg GCa GFi WLo WPo HPo #soorten #soorten> 5 opnamen Dominante soorten Agros cap Rumexact Querc rob Antho odo Carex dis Carex acu Agros sto Carex dis Phala aru Loliu per Ranun acr Tarax off Poa tri Loliu per Tarax off Loliu per Tarax off Loliu mul Begeleidende soorten I Caex dis Phala aru Myoso sco Myoso sco Carda pra Filip ulm Festu pra Ranun rep Trifo rep Steil med Ranun rep Trifo rep Plant lan Polyg per Ranun rep Gem. log. BWK- #zeldzame Gem. biolog. r::r!!. zeldzaam- waarde soorten waarde-... heirlswaarde vermindering < t:l c:; 9, % C/) 9, % '"d I ' 9, %.? ::r JQ Cl> 3 ö:. 9, : V> 9, ,95 1 I» ;:r < I)) ::l. z :4 ::l ::l -a Cl> ::l. cr' o (IQ cïï () ::r (1) I)) ä!1> ;t: 1::::;:- t:l ::s

89 HAr 21 2 Rumexact Tarax off Ranun rep 9,95 Anthr syl 3,5 25-5% Arrhe ela Symph off DPo Loliu per Trifo rep Tarax off 9,93 Ranun rep I 4 I I Symph off Cirsi arv DAr Herac sph Tarax off 9,96 3, % Anthr syl Cirsi arv Arrhe ela Symph off DAT 6 53 Tarax off Achil mil 9,98 3, % BOSSEN Arrhe ela Dac_ty_glo Artem vul Conyz can BAr Urtic dio Popu*ca Glech hed Symph off 9,85 Rubussp Galiu pal 2 8 BMa Urtic dio Popu*ca Filip ulm 9,84 Iris pse 4 1 5% Alnus glu Solan dul BQ u Querc rob Querc rub Stell med 9,91 Urtic dio 4 Glech hed Prunu ser STRUWELEN 1::: I

90 SF i Phala aru Cirsi arv FiJipuim 9,85 Iris pse 4 4 Lycop eur Lythr sal SA! Lythr sal Solan dul 9, Galiu pal Humullup Alnus glu Salix cap SS a Urtic dio Calys sep Galiu pal 9,95 Iris pse 4 1 I Salix fra Salix alb OEVER-en MOERAS- N VEGETATIES OGJ Urtic dio Phala aru Typha lat 9,91 Lythr sal 2,5 Glyce max Lycop eur OTy Typha lat Lycop eur Alism pla 9,82 Phala aru % Phrag_ aus Lythr sal OOP Urtic dio Phala aru Alism pla Lythr sal 9,82 Lycop eur Phrag aus % c i2... "'" I $::: Ëf ::s

91 Hoofdstuk 3 : Resultaten zijn in vergelijking met de kartering van de BWK. Een soort die in onze opnames niet gevonden werd, maar wel vermeld staat in de lijst van de BWK (DE BLUST et al. 1985) is Salix purpurea. Deze soort krijgt de waarde 6 toegekend (STIEPERAERE & FRANSEN 1982). Salix viminalis werd eveneens niet gevonden, maar heeft een hogere waarde (9). Buitendijks werd de soort wel aangetroffen (HOFFMANN 1993). Bij de graslanden blijken er eveneens lichte afwijkingen te bestaan in de relatieve zeldzaamheidswaarden. Poo-Lolieturn-graslanden (type WPo) zijn volgens onze berekende waarden "zeldzamer" dan Lolio-Cynosuretumgraslanden (type WLo). De BWK-waarden tonen het omgekeerde aan. In het veld blijkt het verschil tussen de twee typen graslanden moeilijk te onderscheiden zijn, zodat dit het verschil in zeldzaamheidswaarden kan verklare.n. Een overwaardering volgens de BWK-waarden geldt voor Arrhenatherion elatioris-graslanden (TWINSPAN-typen HAr, DAr en DAT met resp. BWK-waarden 3,5; 3,25 en 3,25). De veffiliging van deze graslanden met o.a. Cirsium arvense, Urtica dioca en Symphytum officinale is wellicht verantwoordelijk voor de lagere relatieve zeldzaamheid bij onze berekening. De lage berekende scöre van populierenaanplanten (type BAr) in vergelijking met de BWK-waarde is te wij ten aan de lage logaritmische zeldzaamheidswaarde van lmpatiens glandulifera en een aantal Cyperaceae met relatief lage logaritmische zeldzaamheidswaarden. lmpatiens glandulifera heeft nu een ruimere verspreiding in vergelijking met de jaren '8 en vroeger (dit zijn de jaren waarop de verspreidingsgegevens (VAN ROMPAEY & DEL VOSALLE 1979) en de zeldzaamheidswaarden van alle inheemse hogere soorten (STIEPERAERE & FRANSEN 1982) betrekking hebben). De relatief lage waarde van lmpatiens glandulifera moet dus enigszins gerelativeerd worden. In tabel 14 wordt eveneens het aantal zeldzame soorten (soorten met een logaritmische zeldzaamheidswaarde voor Noord-België lager of gelijk aan 8) weergegeven. Enkel de soorten die in ineer dan 5 opnamen voorkomen worden vermeld. De halfnatuurlijke graslanden GCa en GFi hebben een relatief hoog aantal zeldzame soorten. Populierenaanplanten (BAr), elzenbossen (BMa) en struwelen (SFi en SA!) hebben de hoogste aantallen zeldzame soorten. Van de dijkvegetaties heeft groep DPo (vegetaties van dijken met dominantie van Lolium perenne) het hoogste aantal zeldzame soorten. Een mogelijke verklaring voor het relatief hoge aandeel van zeldzame soorten in populierenaanplanten is dat er in het veld overgangstypes voorkomen naar elzenbossen. Zeven van de 8 zeldzame soorten in deze aanplanten zijn trouwens terug te vinden in de elzenbossen. De achtste zeldzame soort is Impatiens glandulifera. Er kan nu de vraag gesteld worden of er een relatie bestaat tussen het aantal zeldzame soorten en de globale achteruitgang van de vegetatietypen, welke door middel van de BWK-eenheden kan aangegeven worden (figuur I!). Voor de elzenbossen (BWK-eenheden Vn en Vm, TWINSPAN-groep BMa) bestaat er een eenduidig verband tussen het aantal zeldzame soorten en de biologische waardevermindering van dit vegetatietype. Ook voor de halfnatuurlijke graslanden (BWK-eenheden He en Hf, TWINSPAN-groepen GCa en GFi) bestaat deze relatie. Alhoewel de oever- en moerasvegetaties (typen OTy en OOP) meer

92 Hoofdstuk 3 : Resultaten zeldzame soorten hebben dan de dijkvegetaties van het type DPo (Poo-Lolietum), hebben deze toch een duidelijk grotere biologische waardevermindering (gemiddeld 75%, figuur 11 ). Binnen de vegetatietypen waarin een biologische waardevermindering kan waargenomen worden, geldt niet dat hoe hoger het aantal zeldzame soorten is, hoe groter de waardevermindering is. Zo blijken elzenbossen (BWK-eenheden Vn en Vm, TWINSPANgroep BMa) gemiddeld 5% in waarde achteruit te zijn gegaan, waarbij het gemiddeld aantal zeldzame soorten 1 bedraagt. Calthion-graslanden (BWK-eenheid He, TWINSPAN-groep GCa) daarentegen hebben gemiddeld 2 zeldzame soorten met een even grote waardevermindering. Oever- en watervegetaties (BWK-eenheden Mr en Me, TWINSPANgroepen OTy en OOP) kennen de grootste biologische waardevermindering (gemiddeld 75%), maar hebben gemiddeld slechts 5 zeldzame soorten. Algemeen kan gesteld worden dat er een relatief goede relatie bestaat tussen het aantal zeldzame soorten en de globale achteruitgang van de vegetatietypen, maar dat deze relatie niet recht evenredig is

93 HoQ(dstuk 4 : Discussie Hoofdstuk 4. Discussie Het onderzoek naar de flora en vegetatie in het studiegebied en de verwerking van de gegevens houden een aantal beperkingen in. Zo dient opgemerkt te worden dat men tijdens het veldwerk in homogene gebieden minder snel geneigd is om een nieuwe opname te maken dan in gebieden met een grotere diversiteit. Het aantal opnamen per vegetatietype mag in dit opzicht geenszins geïnterpreteerd worden als een maat voor de oppervlakte van dat bepaald vegetatietype. Wil men een gebiedsdekkend overzicht van de verspreiding per formatie of zelfs vegetatietype, dan is de Biologische Waarderingskaart van België meer geschikt. Bij het gebruik van literatuurgegevens moet men wel rekening houden met de ouderdom van de gegevens. Deze laatste opmerking geldt ook bij de interpretatie van de zeldzaamheidskiassen van STIEPERAERE & FRANSEN ( 1982). OOMES & MOOI (1981) bestudeerden het effect van maaien op de floristische samenstelling van een Arrhenatheretum elatioris-grasland. Bij een enkele maaibeurt in september bleek een ruige vegetatie te ontstaan met o.m. een sterke uitbreiding van het reeds aanwezige Filipendu/a ulmaria. Bij een hooibeheer in juni en september blijkt o.a. Plantago lanceolata uit te breiden. Uit onze opnamen blijkt dat Plantago lanceolata in relatief lage bedekkingen voorkomt in de ingezaaide hooilanden. Een mogelijk tweejaarlijks beheer zou hier de oorzaak van kunnen zijn. Eén van de oorzaken van de biologische waardevermindering van de vegetatie in de Schelde vallei is de grondwaterstansdaling in de afgelopen jaren. GROOTlANS ( 1975) verrichtte onderzoek naar de invloed van de grondwaterstandsdaling op de vegetatie in natuurgebieden. Eén van de conclusies van dit onderzoek is, dat in de gebieden met een grondwaterstandsdaling een sterke opkomst van stikstofminnende planten waar te nemen is. Door de verbeterde 2-voorziening als gevolg van de ontwatering wordt de stikstofmineralisatie gestimuleerd. In Dotterbloemhooilanden ( Calthion palustris) was een sterke uitbreiding van nitrofiele ruigtekruiden, alsook een sterke vergrassing waar te nemen (GROOTJANS 1985). Deze evolutie doet zich in de Scheldevallei eveneens voor. Ook in het cultuurlandschap van Zuid-Holland blijkt er een sterke achteruitgang van de vegetatie plaats te hebben. In de periode blijkt de natuurwaarde van de agrarische graslanden met 48% achteruit te zijn gegaan. Ook voor de oever-en moerasvegetaties wordt deze verminderde biologische waarde opgemerkt (gemiddeld 35% achteruitgang). De oorzaak van de achteruitgang moet gezocht worden in de algehele intensivering van de landbouw, inclusief peilverlaging en de indirecte effecten (versnelde mineralisatie) daarvan; de voedselrijkdom is in sterke mate toegenomen. Bovenop deze gesignaleerde achteruitgang van - 85-

94 Hoofdstuk 4 : Discussie de vegetatie komt er een verlies aan vegetatie door biotoopvernietiging door gewijzigd grondgebruik voor. Zo blijkt het graslandareaal tussen 1976 en 1991 met I % achteruit te zijn gegaan, ten gunste van de kas- en sierteelt (PROVINCIE ZUID-HOLLAND 1993)

95 Re erenties Referenties BERVOETS, H., MEULEMAN, B., OLEFS, G., RONSE, A., VANDELANNOOTE, A. & VERGA UWEN, E. ( 1986) - Milieuimpakt van een gecontroleerd overstromingsgebied in de polders van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde. Rapport Groep voor Toegepaste Ekologie, Antwerpen. BERVOETS, H. & VERGAUWEN, E. (1988)- Dijkverzwaringen Zeeschelde en overstromingsgebieden Durroe : landschappelijke en ecologische adviezen. Rapport Groep voor Toegepaste Ekologie, Antwerpen. Bodemkaart van België (196)- Wetteren 56W. IWONL. Bodemkaart van België (1962)- Sint-Niklaas 42W. IWONL. Bodemkaart van België (1963a)- Melle 55E. IWONL. Bodemkaart van België (1963b)- Zele 56E. IWONL. Bodemkaart van België (1964) - Temse 42E. IWONL. Bodemkaart van België (1966) -Boom 58W. IWONL. Bodemkaart van België (197la)- Dendermonde 57W. IWONL. Bodemkaart van België (197lb)- Hoboken 43W. IWONL. Bodemkaart van België (199)- Lokeren 41E. IWONL. DE BRUIN, D., HAMHUIS, L., VAN NIEUWENHUIJZE, W., OVERMARS, W., SIJMONS, D. & VERA, F. (1987)- Ooievaar. De toekomst van het rivierengebied. Uitgave Stichting Gelderse Milieufederatie. BUGGENHOUT, F., DE LAET, M., VANGORP, N. & VAN LANDEGHEM, M. (1986)- Het polderlandschap te Kruibeke. Aanvraag tot bescherming als landschap. Technische Dienst, Kruibeke, 67 p. CASTELEYN, E. & KERSTENS, P. ( 1988) - Het Sigmaplan : beveiliging van het Zeescheldebekken tegen stormvloeden op de Noordzee. Water 43 : DE BLUST, G., FROMENT, A., KUIJKEN, E., NEF, L. & VERHEYEN, R. (1985)- Biologische Waarderingskaart van België. Algemene verklarende tekst. Coördinatiecentrum van de Biologische Waarderingskaart. DE LANGHE, J.E., DELVOSALLE, L., DUVIGNEAUD, J., LAMBINON, J. & VANDEN BERGHEN, C. (1988)- Flora van België, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en de aangrenzende gebieden. Nationale Plantentuin van België, Meise, 972 p. DEMAREST, L. & PAELINCKX, D. (1993)- Biologische Waarderingskaart van België. Verklarende tekst bij de kaartbladen 6 en 14, 59 p. DESMET, K. & DEMAREST, L. ( 1985)- Biologische Waarderingskaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad 22, 96 p.

96 DE WIT, J.A.W., ADMIRAAL, W. & MEIRE. P. (1991)- Ecologisch herstel van stroomgebieden : voorbeelden en aanbevelingen. Water 6 : FRANCKX, H. ( 196) - De reuzebalsemi en. lmpatiens glandulifera Royle. De Wielewaal 26 : G ILLE, L. & VERGAUWEN, E. ( 1981) - Ekologische en landschappelijke randvoorwaarden bij de realisatie van het plan ter beveiliging van het Zeescheldebekken. Rapport Groep voor Toegepaste Ekologie, Antwerpen. GROOTJANS, A. (1975)- De invloed van grondwaterstandsdaling op de vegetatie in natuurgebieden. Rapport Provinciale Planologische Dienst, Drenthe, 75 p. GROOTJANS, A. (1985)- De invloed van ingrepen in de waterhuishouding op de verspreiding van moeras-en hooilandplanten. Laboratorium voor Plantenecologie, Haren, 94 p. GRYSEELS, M., DECLEER, K., VYVEY, Q., ANSELIN, A. & VAN STRAATEN, D. (1989) Moerassen en open water. In: Hermy, M. (ed.) (1989)- Natuurbeheer. Van de Wiele, Brugge : HEIRMAN, J., DEMAREST, L. & KUIJKEN, E. (1984)- Landschapsecologische aspecten van de waterbeheersingswerken in de polder Durme zuid-oost. RUG, Gent, 51 p. HEMELAER, L. (1981)- Het Schauselbroek. 't Groene Waasland 1(3) : 4-5. HERMY, M. (1989)- Bosgebieden. In: Hermy, M. (ed.) (1989)- Natuurbeheer. Van de Wiele, Brugge : HILL, M.O. (1979)- TWINSPAN- A computer programm for arranging multivariate data in an ordered two-way table by classification of the individuals and attributes. Ecology and Systematics. Comell University, New York, 9 p. HILLEGERS, H.P.M; (1981) - Over het voorkomen van de drie Nederlandse Ratelaar (Rhinanthus) soorten in Zuid-Limburg en het Belgische Jekerdal. Natuurhist. Maandblad 7 ( 4) : HOFFMANN, M. (1993) - Vegetatiekundig-ecologisch onderzoek van de buitendijkse gebieden langs de Zeeschelde met vegetatiekartering. Gent, Universiteit Gent, in opdracht van het Instituut voor Natuurbehoud, 223 p. HUBBARD, C.E. (1984)- Grasses. 3rd ed. Penguin Books, 476 p. INTERNATIONALE RIJN COMMISSIE (1987)- Aktionsprogramm ' Rhein '.Secretariaat IRC, Koblenz. MARGADANT, W.D. & DURING, H. ( 1982)- Beknopte flora van de Nederlandse Blad-en Levermossen. Ie druk. Thieme, Zutphen, 517 p. MEIRE, P., ROSSAERT, G., DE REGGE, N., YSEBAERT, T. & KUIJKEN, E. (1992)- Het Schelde-estuarium : ecologische beschrijving en een visie op de toekomst. Universiteit Gent, Instituut voor Natuurbehoud, 15 p.

97 Re erenties OOMES, M.J.M. & Moor, H. ( 1981) - The effect of cutting and fertilizing on the floristic composition and production of an Arrhenatherion elatioris grassland. Vegetatio 47 : PAELINCKX, D., DEMAREST, L., HEIRMAN, J., DE BLUST, G. KUIJKEN, E. & VERHEYEN, R. (in druk)- Biologische Waarderingskaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad 15. PROVINCIE GELDERLAND. ( 1989) - Beleidsplan uiterwaarden. PROVINCIE OVERIJSSEL. ( 1988) - Visie op beheer en inrichting van de IJsseluiterwaarden in Overijssel. PROVINCIE ZUID-HOLLAND. (1993)- De vegetatie van Zuid-Holland. Deell : Beleidsrapport. Dienst Ruimte en Groen, 4 p. ROBYNS, A. (1954)- Essai dl étude systématique et écologique des Centauriurn de Belgique. Bull. Jard. Bot. Etat Bruxelles 24 : STIEPERAERE, H. & FRANSEN, K. (1982)- Standaardlijst van de Belgische vaatplanten met aanduiding van hun zeldzaamheid en socio-ecologische groep. Dumortiera 22 : SYKORA, K.V. (1983)- The Lolio-Potentillion anserinae R. Tüxen in the Nothem part of the Atlantic domain. Proefschrift K.U. Nijmegen, Thieme, Zutphen, 324 p. TER BRAAK, C.I.F. (1988)- CANOCO-a FORTRAN program for Canonical Community Ordination by (Partial) (Detrended) (Canonical) Correspondence Analysis, Principal Component Analysis and Redundancy Analysis. TNO Instituut, Wageningen. THOEN, E. (1981)- De streek van de Barbierbeek. t Groene Waasland 1(1): VAN DER MEIJDEN, R., WEEDA, J.E., ADEMA, F.A.C.B., DE JONCHEERE, G.J. ( 1983)- Heukelsl Flora van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen, 552 p. VAN DIJK, G. (199) - Graslandbeheer in uiterwaarden. De Levende Natuur 1 : VANHECKE, L. (1987)- Veranderde en nieuwe Nederlandse namen ten opzichte van de Flora van België. Dumortiera 37 (bijlage): VAN ROMPAEY, E. & DELVOSALLE, L. ( 1979)- Atlas van de Belgische en Luxemburgse flora. Pteridofyten en Sperrnatofyten. Nat. Plantentuin, Meise. VAN UYTV ANCK, J. & CLINCKSPOOR, R. ( 1994) - Aanvraag tot erkenning van het natuurgebied 1 de Kalkense meersen 1, 35 p. VERHEYEN, R., MEIRE, P., DE WIT, J.A.M., SCHNEIDERS, A., WILS, C. & YSEBAERT, T. ( 1991)- Naar een ecologisch herstelplan voor de Schelde. Water 6 : VERLINDEN, A. (1988)- Effecten van maaibeheer in natte graslanden. Instituut voor Natuurbehoud, Hasselt, 95 p.

98 WEEDA, E.J., WESTRA, R., WESTRA, CH. & WESTRA, T. (1985)- Nederlandse ecologische flora. Wilde planten en hun relaties I, IVN, 34 p. WEEDA, E.J., WESTRA, R., WESTRA, CH. & WESTRA, T. (1987)- Nederlandse ecologische flora. Wilde planten en hun relaties 2, IVN, 34 p. WEEDA, E.J., WESTRA, R., WESTRA, CH. & WESTRA, T. (1988) - Nederlandse ecologische flora. Wilde planten en hun relaties 3, IVN, 32 p. WEEDA, E.J., WESTRA, R., WESTRA, CH. & WESTRA, T. (1991) - Nederlandse ecologische flora. Wilde planten en hun relaties 4, IVN, 317 p. WEEDA, E.J., WESTRA, R., WESTRA, CH. & WESTRA, T. (1994) - Nederlandse ecologische flora. Wilde planten en hun relaties 5, IVN, 4 p. WESTHOFF, V. & VAN DER MAAREL, E. (1973)- The Braun-Blanquet approach. In : WHITTAKER, R. (ed.). Handhook ofvegetation Sciences 5. Ordination and Classification ofvegetation. Junk 5 : WESTHOFF, V. & DEN HELD, A.J. (1969)- Plantengemeenschappen in Nederland. Thieme, Zutphen, 324 p. YSEBAERT, T. & MEIRE, P. (1991)- Het macrozoöbenthos van de Westersehelde en de Beneden Zeeschelde. Rapport W.W.E. Rijksuniversiteit Gent. Instituut voor Natuurbehoud.

99 Bïla en Bijlage 1. Overzicht van vloeimeersen die vroeger in gebruik waren (naar BERVOETS & VERGAUWEN,!988). in gebruik tot oppervlakte (ha) Schelde Paardenweide? 85 Scheldebroek? 32 Groot Schoor? 21 Durme Wareslag Hoften Rijen (Potpolder IV) Donkerput (Potpolder V) 198 W eij meerbroek Polderbroek Groot Broek? 38

100 Bi ta en Bijlage 2 Verklaring van de drainageklassen van de Bodemkaart van België. Symbool Definitie Natuurlijke drainering Leem-klei zand Leem-klei I zand c zwak gleyig matig droog matig d matig gleyig matig nat onvoldoende e sterk gleyig met nat tamelijk slecht reductiehorizont f zeer sterk gleyig zeer nat slecht met reductiehorizont g gereduceerd uiterst nat zeer slecht

101 Soortnaam GAg GCa GR Wlo WPo HPo Myoso sco I Ho/cu fan IV IV Agros sto IV 111 I A/op gen I I 11 Antho odo IV I I Bromu h-h I I Carex dis 11 IV I Festu pra 11 I 11 Juncu art 11 Ph/eu p-p 11 I Poa ann 11 I Poa tri I I 111 Rumex ace I I Rumex cri 111 I I I Stel/ med I I 11 I Agros cap IV I I Bel/i per I I Gard pra IV I 11 I I Ceras t-v I Elymu rep I I I Loliu Q_er 111 IV IV 111 Plant m-m I 11 Poapra IV 11 I Polyg avi I Poten ans I I Prune vul I Ranun acr 11 IV I 11 Ranun rep IV IV Rumexact IV I Trifo rep 11 IV 111 Atrip pro I I HAr DPo DAr DAT I I 11 I I I I I I I I I I I 11 I I I 11 I I 11 I I I I 11 I I I I 11 I I I I IV IV IV I 11 I I 11 I I 11 I I I I I I I I I I IJ _I I Bar BMa BQ u I I 11 I I I I I I I I 11 I I I I I I I I I I I I I I I I I I SFi I I I 11 I 11 IJ trl -.., VJ (/l "... (i;" ;:r s " <. "' ;:l s. G " ;:l 8? :::i

102 Capse bur I I I I Hypoc rad I I I I I Plant Jan 11 I 111 I I I I I I Polyg per I 111 I I Tarax off IV 111 IV IV I I Rumex obt I I I 11 I I 11 Cheno alb I I I I Geran mol I I I I 11 Trifo pra I I I I I Carex hir I I I I I I I Dacty glo I I I 11 IV I I 11 Loliu mul I I I IV Soortnaam GAg GCa GR WLo WPo HPo HAr DPo DAr DAT Bar BMa BQ u SR Rorip is/ I I I I I Achil mil I I I Arrhe ela I 11 I 111 IV IV IV IV I I I Artem vul I I 11 I 11 I Crepi cap I I I 11 Conyz can I I 11 I Festu rub I I 11 Lathy pra I I I Matri ree I 11 I I Poten rep I I I I I Sonch ole I I I I I Anthr syl I I I 11 I 111 I I I I Equis arv I I I I I Equis pal I I I I 11 I I I Hyper per I I I I I Medic /up I I I I I Vicia era I I I I I I I I I Arcti Jap I I I I I I Lotus c-c I - I I I I I

103 Tanac vul I I I Phala aru 11 IV I I I 11 I I I IV Cirsi vul I I I Heracsph I I IV I 111 Cirsi arv I I IV Glyce max I I 11 Juncu int I I I I Polyg hyd I I I I I 11 Carex cup I I I I Juncu eff IV 11 I I I I 111 Rorip amp I Sy mph off I I I IV I IV Sonch asp I I I I I Urtic dia I IV 111 IV IV Cal/i sp I I 11 Carex acu IV I I 11 I Carex rip I I I I Filip ulm 11 I I I I Alism pla I I Biden tri I I I Oenan aqu I Pulic dys I I 11 Typha lat Carex pse I I I Soortnaam GAg GCa GFi Wlo WPo HPo HAr DPo DAr DAT Bar BMa BQ u SFi Lythr sa/ I I I I Menth aqu 11 I I Rumex hyd I 11 Myuos aqu I I I I Alnus inc I I I 11 I Calys sep I I I Carex act I I I

104 Cirsi pal I I I Galiu pal 11 I 11 Iris pse I I Lycop eur I I I I Lysim num I I Phrag aus 11 I I I I I I Polyg mil I I I Scrop nod I I I I Scute gal I Solan duf I I Angel syl I I I 11 Epilo hir I I I I I I 11 Rumex con I I I I Salix tra I I 11 Eupat can I Alnus glu I IV I 11 Circa fut I I Cirsi ole I I 11 I Fraxi exc I Humui/up I 11 Lysim vul I I Rubus sp I Salix cap I I 11 Epilo ang I I Crata mon I I Dryop car I I Epipa hel I I Galeo tet I I 11 I Galiu apa Geum urb I I lmpat gla I I Poa nem I I I -----

105 Popul*ca I I I I IV IV Prunu ser I 11 Querc rob IV I I I I 11 I Querc rub 111 Soortnaam GAg GCa GR Wlo WPo HPo HAr DPo DAr DAT Bar BMa BQ u SFi Rubus cae I I Salix alb I I 11 Samb nig IV I Melan dio 11 I Stach syl I I Vibur opu I 11 Glech hed I I I I IV 111 I I

106 (/)

107 ;;: en -

108 > - - = > > > > > > - > - = - > - - m - - > -

109 <t (IJ

110 = > = >>> = >

111

112 Bi/a en Bijlage 8. Overzicht van de opnamegroepen, met aanduiding van hun benaming en typering volgens de Biologische Waarderingskaart van België (naar BER VOETSet al. I 986). Lettercode Karteringseenheid Benaming A Hx Pas ingezaaide graslanden B Hu Natte, verruigde graslanden c Hp(Hu) Verruigende kamgrasweiden Hp Kamgrasweiden E Hx Zeer intensief beweide graslanden M Vm Mesotroof elzenbos N Vn(Vm) Ruigt-elzenbossen L Vn Soortenarme ruigtelzenbossen p Vm Mesotroof elzenbos met Filipendu/ion-karakter R Lhi Populierenaanplant, met ruderale ondergroei, met Filipendu/ion-karakter s Lhi Populierenaanplant, met ruderale ondergroei, met Arrhenatherion-karakter T Hr (Lhi) Begraasde populierenaanplant u Fs (Qs) Beuken-eikenbossen

113 Ass. 32Aa3. Alno-Salicetum cinereae (Allorge 1922) Doing 1962 em. Westhoff KL 33. Salicetea purpureae Moor A. Salicetalia purpureae Moor 1958 V. 33Aa. Salieion albae (Soó 1936) R. Tx Ass. 33Aa3. Salicetum albo-fragilis (Soó 1934) R. Tx. ( 1948) 1955 KL 35. Alneteae glutinosae Br.-Bl. et R. Tx em. Th. Mü1l. et Görs A. Alnetalia glutinosae Vl em. Th. Müll. et Görs 1958 V. 35Aa. Alnion glutinosae (Malcuit) Meijer Drees 1936 em. Th. Müll. et Görs 1958 Ass. 35Aal. Carici elongatae-alnetum W. Koch 1926 em. R. Tx. et Bodeux 1955 KL 38. Querco-Fagetea Br.-Bl. et Vl A. Fagetalia sylvaticae Pawlowski 1928 V. 38Aa. Alno-Padion Knapp 1942 em. Medwecka-Komas mscr apud Matuszkiewicz et Borowik 1957 OnderV. 38Aa'. Circaeo-Alnion (Oberd. 1953) Doing 1962 Ass. 38Aa4. Macrophorbio-Alnetum (Lemeé 1937) Maas 1959

114 Bijlage 7 Overzicht van de syntaxonomische eenheden in het studiegebied op basis van eigen opnamen. KL 16. Plantaginetea majoris R. Tx. et Preising A. Plantaginetalia majoris R. Tx. (1947) 195 V. 16Ab. Agropyro-Rumicio crispi Nordh. 194 em. R. Tx. 195 Ass. 16Ab8. Poo-Lolieturn D.M. de Vries et Westhoffn.n. apud A. Bakker 1965 KL 17. Artemisietea vulgaris Lohm., Preising et R. Tx. 195 em. Lohm. et al A. Artemisietalia vulgaris Lohm. a pud R. Tx V. 17 Aa. Arction R. Tx em. Siss denuo em. Lohm. et Oberd. mscr. apud Oberd. et al Ass. 17 Aal. Tanaceto-Artemisietum Br.-Bl. (1931) 1949 Subass. hypericetosum Siss KL 19. Phragmitetea R. Tx. et Preising B. Phragmitetalia W. Koch 1926 em. Pignatti 1953 denuo em. Sega1 et Westhoff V. 19Ba. Phragmition W. Koch 1926 em. Ba1átova-Tulácková 1963 Ass. 19Ba4. Typheturn latifliae Soó Ass. 19Ba7. Sociatie van Glyceria maxima V. 19Bb. Oenanthion aquaticae Hejny C. Magnocaricetalia Pignatti 1953 V. 19Ca. Magnocaricion W. Koch 1926 Ass. 19Ca 7. Sociatie van Phalaris arundinacea KI. 2. Koelerio-Corynephoretea Klika apud Klika et Novák B. Festuco-Sedetetalia (acris) R. Tx V. 2Ba. Thero-Airion R. Tx. &951 Ass. 2Ba4. Agrostietum tenuis Hueck 1931 em. Amdt 1956 KL 25. Molinio-Arrhenatheretea R. Tx A. Malinieta/ia W. Koch 1926 V. 25Aa. Calthionpalustris R. Tx em V. 25Ab. Filipendu/ion (Duvign p.p.) Segal B. Arrhenatheretalia Paw1owski 1928 V. 25Ba. Arrhenatherion elatioris Br.-Bl Ass. 25Ba 1. Arrhenatheretum elatioris Br.-Bl Ass. 25Ba3. Lolio-Cynosuretum ( Br.-81. et De Leeuw 1936) R. Tx em. Van Leeuwen et Westhoff a pud A. Bakker 1965 KI. 32. Franguletea Doing 1962 em. Westhoff A. Salicetalia auritae Doing 1962 em. Westhoff 1968 V. 32Aa. Salieion cinereae Th. Mü11. et Görs 1958

115 Bïla en A A B B c c -... E.. F ë: F9 G G Barbarea stricta H K :'. L.... H K M.. M 6 Verspreiding van Barbarea stricta A A 7 c e B c E F.. ' ' E Fg G - G H II H 4 Fatamogeton gramineus berchtoldii 4 K L K L M M 8 Verspreiding van Potamogeton berchtoldii

116 Bila en 5 c 6 E 13+ H Juncus acutiflorus Verspreiding van Juncus acutiflorus A A c c D D 8 E E F G II4-7 + Sagittaria sagi ttifolia K H G H K L, L M Verspreiding van Sagittaria sagittifolia

117 Bi 'la en s 2 3 ;., A c B B c D E: F. ' 8 E G G H Hydrocharis morsus r anae 3 K ' H K l. l M Verspreiding van Hydrocharis morsus-ranae 4 s 6 c B f+ B c A ;., I' E F F9 G G 89 + H Rhinanthus angustifolius J K H K l M 7 : a '" Verspreiding van Rhinanthus angustifolius

118 Bïla en 6.c A A e e. ' c 8 E E F F9 1 G G 23I H J j Thalictrum flavum K K H 4. L 5 M Verspreiding van Thaiietrum jlavum A A c B B c 8 E F G G Epilob i urn palustre H K 8 Verspreiding van Epilobhun palustre

119 Biola n A A c B 8 c E E F G 7I3 ++ H G H Centauriurn pulchellum K K 5 M M 6 Verspreiding van Centauriurn pulchellum 2 3 A A c B 8 c o o 8 E O o E F F 9 G G H H 3 Impa tiens glandulifera K K 4 L L 5 M M 9 Vcrspreiding van Jmpatiens glandulifera

120 Bi"la en Bijlage 6. Verspreidingskaartjes van enkele zeldzame en/of typische soorten voor de biimendijkse gebieden langs de Zeeschelde (VAN ROMPAEY & DELVOSALLE 1979) A A 7 B B c c,,, E E F F9 G G H H Callitriche stagnalis! K K ' L "5 M L M 6 8 Verspreiding van Callitriche stagna/is 5 6.,.. A A 3 P.= 7 lt 1-fl B - : -f\j-.... f : B = c c E \. f"\ '. +r F "!r '"! G G L85 t H 3 -j Cardamine flexuosa K K x > 193 < 193 ' M H Verspreiding van Cardamine jlexousa

121 Bi'l n Torilis japonica Heggedoomzaad b Trifolium arvense Hazepootje s s s 6c Trifolium pratense Rode klaver Sa Trifolium repens Witte klaver a Typha angustifolia Kleine lisdodde 2 I 2 s 6 s 4c Typha latifolia Grote lisdodde s 9 4c Ulmus minor Gladde iep s 1 9c Urtica dioica Grote brandnetel Sb Valeriana repens Echte valeriaan s 9 s Sb Verbascum thapsus Koningskaars 3 s lf Verbena officinalis Ijzerhard Ie Veronica filiformis Draadereprijs s s 6 Sa Veronica persica Grote ereprijs la Veronica serpyllifolia Tijmere_prijs s 9 9 2a Viburnum opulus Gelderse roos 6 s f Vicia cracca Vogelwikke Sa Vicia sepium Heggewikke s Sb Viola arvensis Akkerviooltje 6 s lc

122 Bïla en Rum ex hydrolapathum Waterzuring 4 I c Rum ex obtusifolius Ridderzuring lg Rum ex sanguineus Bloedzuring c Sagina procumhens Liggende vetmuur 7 s ld Sagittaria sagittifolia Piilkruid 2 I d Salix alba Schietwilg 6 2 s e Salix caprea Boswilg f Salix cinerea Grauwe wilg a Salix fragilis Kraakwilg e Salix x multinervis I I I I I I I I Salix x multinervis I I I I I I I I Salix x sericans I I I I I I I I Sambucus nigra Gewone vlier b- Sambucus nigra laciniata Peterselievlier I I I I I I I I Scirpus sylvaticus Bosbies 4 7 s Sb Scrophularia auriculata Geoord helmkruid s d Scrophularia nodosa Knopig helmkruid f Scutellaria galericulata Blauw glidkruid c Senecio aquaticus Waterkruiskruid 1 1 I Sb Senecio jacobaea J akobskruiskruid b Senecio viscosus Kleverig kruiskruid Ie Senecio vulgaris Klein kruiskruid la Sisymbrium officinale Gewone raket le Solanum dulcamare Bitterzoet s s s e Solanum nigrum Zwarte nachtschade la Sonchus asper Gekroesde melkdistel la Sonchus oleraceus Gewone melkdistel la Sorbus aucuparia Wilde lijsterbes e Stachys palustris Moerasandoorn e Stachys sy1vatica Bosandoorn f Steilaria media Vogelmuur la Symphoricarpos a1bus Sneeuwbes I I I I I I I Symphytum officinale Gewone smeerwortel e Tanacctum vulgare Boerenwormkruid lg Taraxacum sp. Paardebloemsoort I I I I "" I I Sa \ Thaiietrum flavum Poelruit 2 I l e

123 Biïa en Polygonum cuspidatum Japanse duizendknoop lg Polygonum hydropiper Waterpeper b Polygonum lapathifolium Beklierde duizendknoop b Polygonum mite Zachte duizendknoop 2 I b Polygonum persicaria Perzikkruid JO 1 1 la Populus x canadensis Canadapopulier I I I I I I I Potamogeton natans Drijvend fonteinkruid a Potamogeton Q_ectinatus Schedefonteinkruid I I I a Potentilla anserina Zilverschoon JO a Potentilla reptans Vijfvingerkruid a Prunella vulgaris Gewone brunel a Prunus cerasus Zure kers I I I I I I I Prunus _Q_adus Vogelkers c Prunus serotina Amerikaanse vogelkers e Prunus spinosa Sleedoom d Pulicaria dysenterica Heelblaadjes 5 l a Quercus robur Zomereik lo 9 9e Quercus rubra Amerikaanse eik I I I I I I I Ranunculus acris Scherpe boterbloem lo Sa Ranuncu1us flammu1a Egelboterbloem lo 9 7a Ranunculus repens Kruipende boterbloem a Ranunculus sceleratus Blaartrekkende b boterbloem Reseda lutea Wilde reseda lf Rhinanthus angustifo lius Grote ratelaar b Ribes rubrum Aalbes b Robinia pseudoacacia Robinia e Rorippa amphibia Gele waterkers 4 I d Rorippa islandica Moeraskers 4 I b Rosa sp. Roossoort I I I I I I I Rubus caesius Dauwbraam d Rubus sp. Braamsoort I I I I I I I Rumcx acetosa Veldzuring a Rumcx acctosella Schapezuring c Rumex conglomeratus Kluwenzuring a Rumex crispus Krulzuring a

124 Biïa en Lychnis flos-cuculi Echte koekoeksbloem Sb Lycopus europaeus Wolfspoot c Lysimachia nummularia Penningkruid 7 s a Lysimachia vulgaris Grote wederik 6 s Sb Lythrum saliearia Grote kattestaart e Matricaria discoidea Schijfkamille ld Matricaria recutita Echte kamille la Medicago lupulina Hopklaver Sa Melandrium album Avondkoekoeksbloem Ie Melandrium dioicum Dagkoekoeksbloem lo 8b Melilotus officinalis Ciroengele honingklaver Ie Mentha aquatica Watermunt c Myosotis arvensis Akkervergeet-mij-nietje b Myosotis ramosissima Ruw vergeet-mij-nietje b Myosotis scorpioides Moerasvergeet-mij-nietje d Myosoton aquaticurn Watermuur s b Myriophyllum verticillatum Kransvederkruid a Nymphaea alba Witte waterlelie 2 I I a Oenanthe aquatica Watertorkruid d Oenanthe fistulosa Pijptorkruid d Oenothera parviflora Kleine teunisbloem 1 1 I f Oxalis fontana Stijve klaverzuring 6 2 s la Papaver rhoeas Grote klaproos 8 s la Phalaris arundinacea Rietgras d Phleum pratense Timoteegras Sa Phragmites australis Riet c Picea abies Fijnspar I I I I I I I Plantago lanceolata Smalle weegbree JO 1 Sa Plantago major Grote weegbree ld Poa annua Straatgras ld Poa ncmoralis Schaduwgras f Poa pratensis V cidbeemdgras Sa Poa trivialis Ruw beemdgras a Polvgonum amphibium Veenwortel a Polygonum aviculare Varkensgras ld Polygonum convolvulus Zwaluwtong la

125 Bïl n Galinsega parviflora Kaal knopkruid 5 I c Galium aparine Kleefkruid b Galium mollugo Glad walstro a Galium palustre Moeraswalstro a Geranium malle Zachte ooievaarsbek Ie Geranium robertianum Robertskruid b Geum urbanum Geel nagelkruid b Glechoma hederacea Hondsdraf b Glyceria declinata Getand vlotgras d Glyceria fluitans Mannagras d Glyceria maxima Liesgras c Gnaphalium uligunosum Moerasdroogbloem c Hedera helix Klimop f HeracJeum sphondylium Gewone bereklauw JO lo b Hieracium umbellaturn Schermhavikskruid JO 1 1 7f HoJcus lanatus Gestreepte witbol JO a Humulus Jupulus Hop e Hydrocharis morsus-ranae Kikkerbeet a Hypericum perforaturn Sint-Janskruid 1 1 lo 1 lo 1 6e Hypochoeris radicata Gewoon biggekruid b Impatiens glandulifera Reuzenbalsemien I e Iris pseudacorus Gele lis c Juncus acutiflorus Veldrus c Juncus articulatus Zomprus c Juncus bufonius Greppelrus b Juncus effusus Pitrus a Juncus inflexus Zeegroene rus a Lamium album Witte dovenetel b Lamium purpureurn Paarse dovenetel la Lathyrus pratensis Veldlathyrus a Lemna minor Klein kroos a Linaria vulgaris Vlasbekje Ie Lolium mulriflorum Italiaans raaigras 3 I Ie Lolium perenne Engels raaigras ld Lotus comiculatus Gewone rolklaver b Lotus ulil!inosus Moerasrolklaver b

126 Bïla en Cirsium vulgare Speerdistel Ie Convolvulus arvensis Akkerwinde 8 s Ie Conyza eauadensis Canadese fijnstraal ld Cornus sanguineus Rode kornoelje s d Coronapus didymus Kleine varkenskers ld Crataegus monogyna Eenstijlige meidoorn s 5 s d Crepis capillaris Klein streepzaad Ie Cynosurus cristatus Kamgras Sa Dactvlis glomerata Gewone kropaar Sa Daucus carota Peen Sa Deschampsia cespitosa Ruwe smele a Diplotaxis tenuifolia Grote zandkool lf Dryopteris carthusiana Smalle stekelvaren s e Dryopteris dilatata Brede stekelvaren e Dryopteris filix-mas Mannetjesvaren f Echinochloa crus-galli Harrepoot s s 9 Ie Eleocharis palustris Gewone waterbies d Elodea eauadensis Brede waterpest a Elymus repens Kweekgras Ie Epilobium angustifolium Wilgeroosje a Epilobium hirsutum Harig wi1geroosje e Epilobium palustre Moerasbasterdwederik a EQilobiumJarviflorum Viltige basterdwederik s e Epipactis hellebonne Brede wespenorchis c Equisetum arvense Heermoes Ie Equisetum fluviatile Holpijp c E_guisetum _g_alustre Lidrus 8 s a Eupatorium cannabinurn Koninginnekruid 7 s lo 4e Eurhynchium praelongurn Fijn laddermos I I I I I I I Festuca arundinacea Rietzwenkgras 6 4 s a Festuca pratensis Beemdlangbloem s 4 s Sa Festuca rubra Rood zwenkgras ! 1 Sb Filipendula ulmaria Moerasspirea! Sb Frangula alnus Sporkehout a Fraxinus excelsior Gewone es f Galeopsis tetrahit Gewone hennepnetel b

127 Bïla en Brassica rapa Raapzaad I I I I I I I Bromus hordeaceus Zachte dravik Sa Bromus sterilis Iile dravik 6 s b Bl}'llm argenteum Zilvermos I I I I I I I Calliergonella cusoidata I I I I I I I Callitriche sp. S terrekroossoort I I I I I I I Callitriche stagnalis Gevleugeld sterrekroos d Caltha palustris Dotterbloem s Sb Ca1ystegia sepium Haagwinde e Capselia bursa-pastoris Gewoon herderstasje ld Cardamine amara Bittere veldkers a Cardamine flexuosa Bosveldkers I a Cardamine hirsuta Kleine veldkers 2 I b Cardamine pratensis ssp.pr. Pinksterbloem Sa Carex acuta Scherpe zegge c Carex acutiforrnis Moeraszegge c Carex cuprina Valse voszegge a Carex disticha Tweerijige zegge Sb Carex hirta Ruige zegge a Carex panicu1ata Pluimzegge c Carex pseudocyperus Hoge cyperzegge 2 1 I c Carex remota Ijle zegge 3 s s a Carex riijaria Oeverzegge c Centaurea thuillieri Gewoon knoopkruid lo 1 Sa Centauriurn pulchellum Fraai I I I s 6 6 2c duizendguldenkruid Cerastium fontanum Gewone hoornbloem 1 1 JO Sa Ceratophyllum demersum Grofhoornblad 2 I I a Chelidonium rnajus Stinkende gouwe b Chenopodium album Melganzevoet lo le Chenopodium polyspcrmun Korrelganzevoet 3 l la Chenopodium rubrum Rode ganzevoet 2 I I b Circaea lutetiana Groot heksenkruid c Cirsium arvense Akkerdistel lg Cirsium oleraceum Moesdistel Sb Cirsium palustre Kale jonker Sb

128 iïa en Bijlage 5. Soortenlijst van het volledige studiegebied, met aanduiding van de zeldzaamheidskiassen en socioecologische groepen (Ecol. gr.)(stjeperaere & FRANSEN 1982). Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Rek. Rek. rek. Log. Log. Log. Ecol. ZZI ZZI ZZI ZZI ZZI ZZI gr. N z Bel. N z Bel. Acer campestre Spaanse aak d Acer pseudoplatanus Gewone esdoorn g Achillea millefolium Gewoon duizendblad a Aegopodium podagraria Zevenblad b Aesculus hippocastanum Witte paardekastanje I I I I I I I Agrostis capillaris Gewoon struisgras e Agrostis stolonifera Fioringras a Alisma IJiantago-aquatica Grote waterweegbree d Alliara petiolata Look-zonder-look b Alnus glutinosa Zwarte els JO 1 1 9a Alnus incana Witte els c Alopecurus genieuiarus Geknikte vossestaart a Alopecurus myosuroides Duist la Alopecurus pratensis Grote vossestaart Sa Anagallis arvensis Rood guichelheil la Angelica sylvestris Gewone engelwortel e Anthoxanthum odoratum Gewoon reukgras a Anthriscus caucalis Fijne kervel 1 I I d Anthriscus sylvestris F1uitekruid b Apium nodiflorum Groot moerasschenn d Arctium lappa Grote klit g Arctium minus Kleine klit lg Arrhenatherum elatius Gewone glanshaver a Artemisia vu!garis Bijvoet lg Athyrium filix-femina Wijfiesvaren f Atriplex prostrata Spiesmelde Ie Barbarea vulgaris Gewoon barbarakruid e Bellis perennis Madeliefie a Berula erecta Kleine watereppe d Betula pendula Ruwe berk JO 9e Brachvthccium rutabulum I I I I I I I

129

130 Biïa n 89 Hx Lhi 173 Kd Kd(Hr) 9 Kd(Hu) Kd(Hu ) 174 Ae Ae/Mr +Me 175 Lhb+Lhi+Hf Lhi+HF Kalkense meersen 176 He He 177 He Hp(r)* 178 He He 179 Hpr+He He 18 He He

131 Biïa en 56 Ha+Sg Ha +Hu 143 Hpr+Hc +Hf Hpr/Hf 57 Lsh Lsh 144 Hpr+Hc +Hf Hp(r)* 58 Hp+Hf Hp/Hu 145 Hpr+Hc +Hf Hp(r)* 59 Hp Hp 146 Lhi Lhi 6 Hpr+Hc Hpr+Hc Heusden L.O. 61 I Kd(Hu/Hp) 147 Vn(p) LhbNn 62 Kd(Hu+Hp) Kd(Hu+Ha ) 148 Lhi Lhi 63 Kd(Hu+Hp) Kd(Hu+Ha ) 149 Sf Sf 64 Ha+Sgo Kd(Ha 1Hu ) 15 Ae AeiMr Scheldebroek Polders te Appels 65 Hpr+Mc Hx/Hu 151 Kd(Hu) Kd(Hu/Hp) 66 Hpr+Mc Hx!Hu Heusden L.O. 67 Kd+HU Kd(Hu/Hr) 152 Ua+Kq Ha 68 Hpr+Mc Hx/Hu 153 Pa Pa 69 Sf Sf 154 Vn(p) LhbNn 7 Ae+Mc Mr 155 Kd(Hu ) Kd(Hu ) 71 Ae+Mc Sf 156 I I 72 Ae+Mc Mr 157 Vn(p) LhbNn 73 Ae+Mc Mr 158 Qs Qs 74 Hpr+Mc Hpr 159 Hx+Hp Hp(r)* 75 Hpr+Mc HpriHu 16 Qs Qs 76 Hpr+Mc Sf> 161 Mr+Kz Mr+Kz Tielrodebroek Weimeers 77 Kd(Hu) Kd(Hu) 162 Ha Hx!Hu+Ha 78 Aev Aev Grote Wal 79 Kd(Hu) Kd(HuiHx) 163 Ae Ae 8 Mr Hx 164 Hpo Lhi 81 Hpr Hpr 165 Hpo Lhi 82 Kd(Hu) Kd(Hu/Hp) 166 Lhi+Lhb+Hf Lhi+Hf 83 Hpr Hx 167 Lhi+Lhb+Hf Lhb 84 Hpr Hx 168 Kd Kd(HuiHp) 85 Hpr Hpr 169 Sf Sf Potpolder I 17 Kd Kd(Hu ) 86 Lhi Lhi 171 Aev Aev 87 Kd(Hu) Kd(Hu ) Vlassenbroekse polder 88 Hpr Hx/Hu 172 Hp Hp

132 Bïla en 23 He He /H:F 111 Kd(Hu+Sz) Kd(Hp) 24 Kd+Hu Kd+Hu 112 Kd(Hu+Sz) Kd(Hp) 25 Hp+He Hp 113 Kd(Hu+Sz) Kd(Hu/Hp) 26 Kd+Hu Kd+Hu 114 Aev Aev 27 Hp Hp 115 Hp+Hu Lhi+H:F 28 Hp+He Hp+Ha 116 Hp Hp 29 Lsh Lsh 117 LhbNn LhbNn Bergenmeersen 118 Hp Hx 3 Kd+Hp Kd+Hp Potpolder IV 31 Hpr+He Hp(r)* 119 Hp+Hx Hp/Hu 293 Hpr+He Hp 12 He Hp(r)* 32 Kd+Hp Kd+Hp 121 Ap Ap 33 Hp+Hr Hp 122 He Hf/He 34 Lhi Lhi Potpolder V 35 Hpr+He Hpr 123 He Hx/Hu 36 Hp Hp 124 He Hpr/Hu 37 Kd+Hp Kd+Hp/Hu 125 He Hpr/Hu 38 Hpr+He Hx 126 He Hp(r)* 39 Hpr+He Hp(r)* 127 He Hpr/Hu Paardenweide 128 Lhi Mr 4 Hpr+Hc Hx/Hu 129 Lhi Lhi 41 Hpr+He Hpr Bulbierbroek 42 Kd+Hu Kd(Hu/Hp) 13 Hp+Hx Hx 43 Hpr+Hc Hp(r)*+H:F 131 Hp+Hc Lhi+H:F 44 Hpr+Hc Hp 132 Hp+He Hp/Hu 45 Kd+Hu Kd+Hu Polders te Appels 46 Lhb Lhb 133 Kd Kd(Hu) 47 He Hp(r)* 134 Lhb Lhb 48 Hp Hx 135 Kd+Sf Kd(Hu) 49 Kd(Hu+Hp) Hp/Hr/Hu 136 Vn Lhb/Vn 5 Kd(Hu+Hp) Hp/Hr/Hu 137 Hpr+Hc +Hf Hpr 51 Qb+Ha Qb+Ha 138 Lhi Lhi 52 Kd+Hu Kd+Hu 139 Lhi Lhb 53 Kd+Hu Kd+Hu 14 Hpr+Hc +Hf Hp(r)* 54 Lsh Lsh 141 Kd+Sf Kd(Hp/Hu) 55 Ha Ha +Hp 142 I Mr /Mc

133 Biïa en 282 Kd(Hu) Hu Hp/Hr 283 Kd(Hu) Hu Hp/Hr 284 Hx Hx Hx 285 Hx!Hp Hx Hx 286 Hx/Hp Hx Hx 287 Vn(p)Nm(p) Vn Vn(p) 288 Vn(p)/Vm(p) Vn Vn(p) 289 Hx Hx Hx 29 Hx/Hpr Hp Hpr 291 Hx!Hpr Hp Hp Opnamenr Oorspr. BWK(1994) Opnamenr Oorspr. BWK(1994) BWK Gentbrugse meersen Potpolder I BWK 2 Hx Hx!Hu 91 Hp Hx 3 Hx Hx/Hu 92 Hf+ He Lhi 4 Hp Hx 93 Hf+ He Lhi+Hf' 5 Hpr+Me Hpr 94 Hx Hx/Hu 6 Hx Hx 95 Hpr Hr 7 Hp+Hx Hp(r)* 96 Hpr Hx 8 Hpr+Mc Hpr+Mc Boven Zanden 9 Kd(Hu ) Kd(Hu ) 97 Lhi Lhi 1 Kd(Hu ) Kd(Hu ) 98 Kd Kd(Ha ) 11 Kd(Hu ) Kd(Hu ) 99 Kd Kd(Hu+Ha ) 12 Hp+Hx Hp 1 Kd Kd(Hu ) Weimeers 11 Kd Kd(Hu ) 13 He Hp(r)* Polders te Hingene 14 Hpr Hp(r)*/Hu 12 Lhb+Sz Lhb+Sz 15 He He 13 Mr Hu+Hf' 16 Lhi Lhi 14 Lhi+LhbNn LhbNn 17 Ls+Pi Ls+Pa 15 Kd(Hu+Sz) Kd(Hu+Sz) 18 Hp+Hx+Ha Hx 16 Hp Lhi 19 Hp+Hx+Ha Hx 17 Lhi+Lhb/Vn Ae 2 Hp+Hx+Ha Hx 18 Lhi+LhbNn Lhb/Vn 21 He Hc 19 Lhi+LhbNn Lhb/Vn 22 He He 11 Lhi+Lhb/Vn LhbNn

134 Biïa en 246 Vn(p) Vn Vn(p) 247 Lh/Hfc Lhi Lhb 248 Vm!Vn Vn Vn(p) 249 Vm!Vn Vn LhbNn 25 Vm!Vn Vn LhbNn 251 Hpr Hx Hx 252 Hpr Hx Hpr 253 Vn(p)Nm(p) Vn Vn(p) 254 Vn(p)Nm(p) Vn LhbNn 255 Vn(p)Nm(p) Vn Lhi 256 Vn(p)Nm(p) Lhi Lhb 257 Vn(p)Nm(p) Vn Lhb 258 Vn(p)Nm(p) Vn Vn(p) 259 Vn(p)Nm(p) Vm Vm(p) 26 Vn(p)Nm(p) Vm Vm(p) 261 Vn(p)Nm(p) Vm Vm(p) 262 Vn(p)Nm(p) Vm Vm(p) 263 Vn(p)/Vm(p) Vm Vm(p) 264 Vn(p)Nm(p) Vn LhbNn 265 Vn(p)Nm(p) Vm Vm(p) 266 Lh Vm LhbNn 267 Vn(p)Nm(p) Vm Vm(p) 268 Vn(p)Nm(p) Vm Vm(p) 269 Vn(p)Nm(p) Vm Vm(p) 27 Vn(p)Nm(p) Vn Vn(p) 271 Vn(p)Nm(p) Vn Vn(p) 272 Vn(p)/Vm(p) Vn Vn(p) 273 Vn(p)/Vm(p) Vn Vn(p) 274 Hx/Hp Hp Hp 275 Hx/Hp Hx Hx 276 Lhi Lhi Lhi 277 Hx/Hp Hx Hx 278 Hp Hp(Hu) Hx 279 Hp Hx Hp 28 Kd(Hu) Hu Hpr 281 Kd(Hu) Hp(Hu) Hp/Hr/Hu

135 Bi'la en 211 Vn(p) Vn LhbNn 212 Vn(p) Vn Lhb 213 Qs Qs Qs 214 Hx/Hp Hp(Hu) Hx 215 Hx/Hp Hx Hx 216 Lhi Lhi Lhi 217 Qs Qs Qs 218 Vn(p) Vn Lhb 219 Vn(p) Vn Lhb/Vn 22 Qs Qs Qs 221 Hx/Hp Hp(Hu) Hpr 222 Vn(p) Vm Vn(p) 223 Hx!Hp Hp(Hu) Hx 224 Hx/Hp Hp(Hu) Hpr 225 Hx/Hp Hx Hr 226 Hx/Hp Hx Hr 227 Hx!Hp Hx Hx 228 LhiNn Lhi Lhi 229 Lh/Hfc Lhi Lhi 23 Hx/Hp Hx Hpr 231 Vm(p) Vn LhbNn 232 Hp Hx Hp 233 Hx/Hp Hx Hx 234 Lhi Lhi Lhi 235 Hp Hp(Hu) Hp/Hu 236 Vm(p) Vn LhbNn 237 Hp Hx Hr 292 Hp Hx Hx 238 Vm(p) Lhi Lhi 239 Hp Hx Hx 24 Lhi Lhi Lhb/Sz 241 Hp Hx Hx 242 Vn(p) Vn Vn(p) 243 Hx/Hp Hx Hx 244 Hx/Hp Vn Lhi 245 Hx/Hp Hx Hpr

136 Bi"la en Bijlage 4. Evolutie van de karteringseenheden van de Biologische Waarderingskaart van België. Opnamenummer Oorspronkelijke BWK-eenheid Huidige BWK- BWK-eenheid BERVOETS et al. eenheid (1994) ( ,'88-'89) (1986) Polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde 1 Hx/Hpr Hp Hp(r)* 181 Hx/Hpr Hp Hx 182 Hx/Hpr Hp Hr 183 Hx/Hpr Hp Hpr 185 Lh/Vn Vn Lhb 184 Hx/Hpr Hp Hx 186 Vn(p) Vm Vn(p) 187 Vn(p) Lhi Lhb 188 Vn(p) Vn LhbNn 189 Hpr/Hx Hp Hpr 19 Hp Hp Hpr 192 Vn(p) Lhi Lhi 191 Hx Hp Hx 193 Vn(p) Vm Vn(p) 194 Hpr Hp Hpr 195 Hx!Hpr Hp(Hu) Hpr 196 Vn(p) Vn LhbNn 197 Vn(p) Vm Vn(p) 198 Hpr Hp Hpr 199 Vn/Lh Lhi Lhi 2 Vn/Lh Vm LhbNn 21 Kd(Hu) Hp(Hu) Hr/Hu 22 Kd(Hu) Hp(Hu) Hr/Hu 23 Kd(Hu) Hu Hr/Hu 24 Kd(Hu) Hu Hr/Hu 25 Kd(Hu) Hu Hp/Hu 26 Lhi Lhi Lhi 27 Hpr Hx Hx 28 Hpr Hp Hpr 29 Hx Hx Hx 21 Vn(p) Vn Lhb

De biologische waarderingskaart en habitatkaart. Natuurmanagement: kaartmateriaal, BWK en Habitatkaart

De biologische waarderingskaart en habitatkaart. Natuurmanagement: kaartmateriaal, BWK en Habitatkaart De biologische waarderingskaart en habitatkaart Hoe zou je dit beschrijven? Hoe beschrijven? Biotische beschrijving: welke plantensoorten staan er? Abiotische beschrijving: wat is het waterregime, bodemtype,

Nadere informatie

DE VEGETATIES van NEDERLAND - Schaminée e.a. Overzicht van de Klassen van Plantengemeenschappen

DE VEGETATIES van NEDERLAND - Schaminée e.a. Overzicht van de Klassen van Plantengemeenschappen DE VEGETATIES van NEDERLAND - Schaminée e.a. Overzicht van de Klassen van Plantengemeenschappen Schaminée - Klassen - n en Lat. naam 01. LEMNETEA MINORIS Eendenkroos 02. RUPPIETEA Ruppia 03. ZOSTERETEA

Nadere informatie

Respect voor schoonheid. Oog voor detail

Respect voor schoonheid. Oog voor detail Schoonheid van geheel van vegetatie Respect voor schoonheid Details van landschap & bodem Oog voor detail Optimale omstandigheden > verscheidenheid aan Streven soorten die naar zich langs diversiteit hun

Nadere informatie

foto inzet: Staf de Roover

foto inzet: Staf de Roover foto inzet: Staf de Roover 1 2 3 4 Het woord grasland doet veronderstellen dat grassen het grootste aandeel van de vegetatie moeten vormen. Veelal is dit zo, maar er zijn graslanden waarin andere dan grassen

Nadere informatie

Wetland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Wetland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Moeras met Lisdodde in de Krimpenerwaard Wetland Wetland is een mozaïek van open water, drijvende waterplanten, planten die met hun voeten in het water staan, riet dat in het water

Nadere informatie

Analyse van een aantal eenheden van de Biologische waarderingskaart

Analyse van een aantal eenheden van de Biologische waarderingskaart Analyse van een aantal eenheden van de Biologische waarderingskaart Nummer: INBO.A.2013.128 128 Datum advisering: 10 december 2013 Auteurs: Contact: Steven De Saeger, Carine Wils Lon Lommaert (lon.lommaert@inbo.be

Nadere informatie

De biologische waarderingskaart en habitatkaart. Natuurmanagement: kaartmateriaal

De biologische waarderingskaart en habitatkaart. Natuurmanagement: kaartmateriaal De biologische waarderingskaart en habitatkaart Hoe zou je dit beschrijven? Hoe beschrijven? Biotische beschrijving: welke plantensoorten staan er? Abiotische beschrijving: wat is het waterregime, bodemtype,

Nadere informatie

Handleiding natuurbeheerplan DEEL 2 Inventaris

Handleiding natuurbeheerplan DEEL 2 Inventaris 1 Handleiding natuurbeheerplan DEEL 2 Inventaris versie 05/04/2019 De inventarisatie heeft als doel informatie te verzamelen om de beheerdoelstellingen - die in deel 1 verkenning van het natuurbeheerplan

Nadere informatie

natuur in Gent monitoring 1999-2014

natuur in Gent monitoring 1999-2014 natuur in Gent monitoring 1999-2014 Natuurmonitoring waarom? Halen we de doelstellingen van het RSG en het groenstructuurplan? (Hoe) moeten we bijsturen? Natuurmonitoring waarom? Halen we de doelstellingen

Nadere informatie

De Zeeschelde: varen tussen Temse en Antwerpen

De Zeeschelde: varen tussen Temse en Antwerpen Leerlingen Naam: De Zeeschelde: varen tussen Temse en Antwerpen Klas: 9 Opdracht 1: rivieren het stroomgebied en kanalen van in Vlaanderen Schelde Het gebied van de Schelde en haar bijrivieren heeft een

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Poelberg - Meikensbossen in uitvoering van het Mestdecreet

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Poelberg - Meikensbossen in uitvoering van het Mestdecreet Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Poelberg - Meikensbossen in uitvoering van het Mestdecreet Adviesnummer: INBO.A.3166 Datum advisering: 18 juli 2014 Auteur(s): Contact:

Nadere informatie

Bron: De Biologische Waarderingskaart. Biotopen en hun verspreiding in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. INBO 2011

Bron: De Biologische Waarderingskaart. Biotopen en hun verspreiding in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. INBO 2011 PSG Kruin Maart 2013 Biologische Waarderingskaart België NATURA 2000 CORINE Land Cover Vlaamse Natuurtypes EUNIS 2007 De Vegetaties van Nederland (Schaminée e.a.) Indicatieve (planten)soorten SOCIO-ECOLOGISCHE

Nadere informatie

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Volvo Trucks Gent wijziging deelplan 18 in uitvoering van het Mestdecreet

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Volvo Trucks Gent wijziging deelplan 18 in uitvoering van het Mestdecreet Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Volvo Trucks Gent wijziging deelplan 18 in uitvoering van het Mestdecreet Adviesnummer: INBO.A.3260 Datum advisering: 23 februari 2015

Nadere informatie

NATUURVERGUNNINGSAANVRAAG

NATUURVERGUNNINGSAANVRAAG NATUURVERGUNNINGSAANVRAAG (in drie exemplaren in te dienen) (Bijlage II bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 houdende nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997

Nadere informatie

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Zwinpolders in uitvoering van het Mestdecreet

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Zwinpolders in uitvoering van het Mestdecreet Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Zwinpolders in uitvoering van het Mestdecreet Adviesnummer: INBO.A.3265 Datum advisering: 9 maart 2015 Auteur(s): Contact: Lieve Vriens

Nadere informatie

ONTMOET DE SCHELDE. VNSC SYMPOSIUM Antwerpen 20-11-2014

ONTMOET DE SCHELDE. VNSC SYMPOSIUM Antwerpen 20-11-2014 VNSC SYMPOSIUM Antwerpen 20-11-2014 VNSC Symposium 2014 Deelprojecten Sigmaplan Scheldekaaien Antwerpen Polders van Kruibeke Hedwige-Prosperpolder Cluster Kalkense Meersen Vlassenbroek Wal-Zwijn Cluster

Nadere informatie

Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Erfgoedlandschap Abdij van Westmalle in uitvoering van het Mestdecreet

Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Erfgoedlandschap Abdij van Westmalle in uitvoering van het Mestdecreet Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Erfgoedlandschap Abdij van Westmalle in uitvoering van het Mestdecreet Nummer: INBO.A.2012.155 Datum advisering: 26 november 2012

Nadere informatie

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek Vegetatieopnamen Kievitsbloem-associatie Polder Stein periode 1992-2012 2003 => Opnamenummer: 66108 Datum (jaar/maand/dag) : 2003/04/25 X-coordinaat : 113.098000 Y-coordinaat : 448.244000 Bloknummer :

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

Zuidrand Quick Scan 2011

Zuidrand Quick Scan 2011 Zuidrand Quick Scan 2011 KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT email: afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland

Nadere informatie

Advies over de biologische waarde van enkele percelen tussen de Beeldekensgatstraat, de Achterstraat en de Tervuursesteenweg in Tervuren

Advies over de biologische waarde van enkele percelen tussen de Beeldekensgatstraat, de Achterstraat en de Tervuursesteenweg in Tervuren Advies over de biologische waarde van enkele percelen tussen de Beeldekensgatstraat, de Achterstraat en de Tervuursesteenweg in Tervuren Nummer: INBO.A.3159 Datum advisering: 24 juni 2014 Auteur(s): Desiré

Nadere informatie

Oeverplanten in Lelystad

Oeverplanten in Lelystad Oeverplanten in Lelystad Inleiding Lelystad is rijk aan water. Binnen de bebouwde kom is een blauwe dooradering aanwezig van talloze wateren. Om de waterbergingscapaciteit te vergroten en de leefomgeving

Nadere informatie

WAARDEVOLLE VEGETATIE NA BEBOSSING VAN LANDBOUWGROND, KAN DAT?

WAARDEVOLLE VEGETATIE NA BEBOSSING VAN LANDBOUWGROND, KAN DAT? Inhoud WAARDEVOLLE VEGETATIE NA BEBOSSING VAN LANDBOUWGROND, KAN DAT? 1. Focus op oud bosplanten 2. Bos op landbouwgrond: waar? 3. Bodem van bos op landbouwgrond 4. Effecten van boomsoort op bodem 5. Effecten

Nadere informatie

7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats

7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats 7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats 7.2.1 Bijlage 2-1 Aanvulling bij de SWOT-analyse van de BWK, deel relevante zwakten van de BWK (uit Paelinckx et al. 2009, in voorbereiding). Een foutloze en gebiedsdekkende

Nadere informatie

Contactinfo, paswoord

Contactinfo, paswoord Contactinfo, paswoord Wim Massant, Inverde, tel. 02/658.24.91, e-mail: wim.massant@lne.vlaanderen.be Paswoord website Inverde, www.inverde.be: eenbes algemene info Opdrachtje Schrijf een aantal planten

Nadere informatie

Trends in kritische soorten. Artikel in H2O Februari 2007 Hans van der Goes Bart Specken

Trends in kritische soorten. Artikel in H2O Februari 2007 Hans van der Goes Bart Specken Trends in kritische soorten Artikel in H2O Februari 2007 Hans van der Goes Bart Specken Inhoud Doel Werkwijze Resultaten Conclusies en oorzaken Doel Beeld te krijgen van de ontwikkeling van kritische water-

Nadere informatie

Het natuurbeheerplan. Beheerteamdag,

Het natuurbeheerplan. Beheerteamdag, Het natuurbeheerplan Beheerteamdag, 13-06-2015 Agenda Natuurdecreet Uitvoeringsbesluit beheerplannen Consequenties voor Natuurpunt Ideeën lokale aanpak Timing Decreet: goedgekeurd in 2014, in werking Uitvoeringsbesluiten:

Nadere informatie

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart te Emblem

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart te Emblem Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart te Emblem Adviesnummer: INBO.A.3388 Datum advisering: 05 januari 2016 Auteur: Contact: Steven De Saeger Lon Lommaert (lon.lommaert@inbo.be)

Nadere informatie

BIJLAGE 5: Voorbeelden

BIJLAGE 5: Voorbeelden BIJLAGE 5: Voorbeelden Hieronder worden twee uitgewerkte voorbeelden gegeven, de inschatting van de bedekkingen is fictief en is dus in de praktijk niet gebruikt als basis voor de BWK-typologie. Voorbeeld

Nadere informatie

Brakelbos (Brakel) Yves Adams

Brakelbos (Brakel) Yves Adams Brakelbos (Brakel) Yves Adams Biotopen Deel ll # Inleiding Myriam Dumortier 1 01 Biotopen in de natuurrapportering Soorten (deel I) zijn gebonden aan biotopen (deel II) en een samenhangend geheel aan biotopen

Nadere informatie

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Aan : Provincie Noord-Holland Van : Joost Rink en Tom van den Broek Datum : 9 januari 2015

Nadere informatie

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha Kavelpaspoort Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk Pilot Natuurlijk Ondernemen 2,952 ha Geografie en ligging Het gebied van Son en Breugel ligt in het stroomgebied van De Dommel. Tussen de

Nadere informatie

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4 Grasland en Heide Hoofdstuk 2.2 en 2.4 Planning Grasland Voedselweb opdracht Heide Voedselweb opdracht Grasland Grasland is een gebied van enige omvang met een vegetatie die gedomineerd wordt door grassen

Nadere informatie

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart i.h.k.v. het GRUP 'Uitbreiding transportbedrijf H.

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart i.h.k.v. het GRUP 'Uitbreiding transportbedrijf H. Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart i.h.k.v. het GRUP 'Uitbreiding transportbedrijf H. Essers' Adviesnummer: INBO.A.3365 Datum advisering: 30 oktober 2015 Auteur(s):

Nadere informatie

Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel

Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel Frans Willems Godsweerdersingel 10 6041 GL Roermond Postbus 1237 6040 KE Roermond www.dienstlandelijkgebied.nl T 0475 77 62 00 F 0475 77 62 01 Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel Inleiding De

Nadere informatie

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas)

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas) Notitie Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas) Door: G.M.T. Peeters Notitienummer: 174 Datum: 16 september 2011 In opdracht van: Aelmans Ruimtelijk Ordening

Nadere informatie

veldgids Beheer van water- en oeverplanten in het gebied van Waterschap De Dommel

veldgids Beheer van water- en oeverplanten in het gebied van Waterschap De Dommel veldgids Beheer van water- en oeverplanten in het gebied van Waterschap De Dommel Planten en beheer Deze gids is gemaakt voor afdeling Onderhoud van Waterschap De Dommel. Maar ook voor externe organisaties

Nadere informatie

Referentiewaarden grondwaterpeilen grondwaterafhankelijke habitats volgens dataset van NICHE

Referentiewaarden grondwaterpeilen grondwaterafhankelijke habitats volgens dataset van NICHE Referentiewaarden grondwaterpeilen grondwaterafhankelijke habitats volgens dataset van NICHE 4010 4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix

Nadere informatie

Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Herstructurering Vissenakker en omgeving in uitvoering van het Mestdecreet

Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Herstructurering Vissenakker en omgeving in uitvoering van het Mestdecreet Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Herstructurering Vissenakker en omgeving in uitvoering van het Mestdecreet Nummer: INBO.A.2011.126 Datum advisering: 24 oktober

Nadere informatie

Oevers 2x maaien Oever 2

Oevers 2x maaien Oever 2 Oevers 2x maaien Oever 2 De vegetatie is rijk aan diverse soorten kruiden, zoals kattenstaart, grote waterweegbree en zwanebloem en behoort tot het Watertorkruidverbond (Oenanthion aquaticae). De vegetatie

Nadere informatie

2.4 Transport. Figuur 21 : Dichtheid van de drie types vee op het niveau van de clusters

2.4 Transport. Figuur 21 : Dichtheid van de drie types vee op het niveau van de clusters IV. Beschrijving van de drijvende krachten en Analyse van druk en impact Figuur 21 : Dichtheid van de drie types vee op het niveau van de clusters 15 100 Aantal per ha BLO (runderen en varkens) 12 9 6

Nadere informatie

Opzet. Streefbeelden Graslanden. Fasen van ontwikkeling. Hooilanden. Tussenfase 0: Raaigras-weide KNNV afdeling Delfland. Tussenfase 1: Grassen-mix

Opzet. Streefbeelden Graslanden. Fasen van ontwikkeling. Hooilanden. Tussenfase 0: Raaigras-weide KNNV afdeling Delfland. Tussenfase 1: Grassen-mix Opzet Streefbeelden Graslanden Wat is de doelstelling; Wat willen we er mee? Hooilanden Fasen van ontwikkeling Botanisch waardevolle graslanden De dominantfase als bottleneck Doelstelling bloemrijk: verschralen

Nadere informatie

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Drasland in de Zouweboezem, provincie Zuid-Holland Bron: provincie Utrecht Drasland Drasland is niet bemest kruidenrijk hooiland dat maximaal 30 cm boven het oppervlaktewaterpeil

Nadere informatie

Bart Vandevoorde, Alexander Van Braeckel en Lode De Beck

Bart Vandevoorde, Alexander Van Braeckel en Lode De Beck Advies betreffende het gebruik van Gallowayrunderen en voorlopig voorstel voor het beheer van dijkvegetaties op de rechteroever van de Zeeschelde tussen Dendermonde en St.-Amands Nummer: INBO.A.2010.92

Nadere informatie

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Opdrachtgever: gemeente Tilburg Maart 2009 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237 Eac@home.nl Pagina 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetstrategie en methodiek macrofyten //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Natuurwaardenkaart Voor het inventariseren van de natuurwaarden van Heemstede zijn in het rapport Natuurwaardenkaart van Heemstede Waardering van

Nadere informatie

Gecontroleerd overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde

Gecontroleerd overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde Info- en vormingsdag: boottocht van Antwerpen tot Brussel Gecontroleerd overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde GOG KBR Gecontroleerd overstromingsgebied in aanleg 2 GOG KBR Gecontroleerd overstromingsgebied

Nadere informatie

Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)

Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) Boerenwormkruid is een overblijvende plant. De plant heeft een kantige donkerbruin gekleurde stengel en kan 60-120 cm lang worden. Bloeit met platte schermen, die uit

Nadere informatie

Vegetatie van Nederland

Vegetatie van Nederland Vegetatie van Nederland Vegetatie van Nederland Met Bosanemoon: Zomereik Gewone es Klimop Eenbes Daslook Bosvergeet-mij-nietje Slanke sleutelbloem Met scherpe boterbloem Grote vossenstaart Gestreepte witbol

Nadere informatie

Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40

Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40 Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40 Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40 Colofon Opdrachtgever

Nadere informatie

17. Het Duinendecreet: onze kustduinen beschermd...113

17. Het Duinendecreet: onze kustduinen beschermd...113 I N H O U D S T A F E L 17. Het Duinendecreet: onze kustduinen beschermd...............113 SAM PROVOOST - Het Duinendecreet : doelstellingen en juridische achtergronden.............. 113 - Bijkomende duingebieden

Nadere informatie

PADDESTOELEN in het ZWINBOSJES-complex

PADDESTOELEN in het ZWINBOSJES-complex PADDESTOELEN in het ZWINBOSJES-complex 67516 Inleiding In dit vers~ag wordt een overzicht gegeven van de tot hiertoe aangetroffen paddestoelen in de Zwinbosjes. Het onderzoek startte in 1977 en loopt nog

Nadere informatie

Beeldenboek vegetatiebeheer grote rivieren

Beeldenboek vegetatiebeheer grote rivieren Beeldenboek vegetatiebeheer grote rivieren Inleiding De vegetatielegger, die onderdeel is van de legger Rijkswateren, geeft aan welke vegetatie op een bepaalde locatie in het rivierbed aanwezig mag zijn.

Nadere informatie

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER - APRIL 2002 - JAARGANG 1 - NUMMER 2. a uur. Deus

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER - APRIL 2002 - JAARGANG 1 - NUMMER 2. a uur. Deus VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER - APRIL 2002 - JAARGANG 1 - NUMMER 2 a uur. Deus Natuur.focus 1(2) ~ 56-60 ARTIKELS ECOTOPEN IN VLAANDEREN VAN LANDUYT 2002 Zeldzaamheid en

Nadere informatie

Planten uit de Habitatrichtlijn

Planten uit de Habitatrichtlijn Indicator 28 februari 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Kruipend moerasscherm, groenknolorchis

Nadere informatie

Waterplanten in Vlaams Brabant: wat weten we (niet)?

Waterplanten in Vlaams Brabant: wat weten we (niet)? Waterplanten in Vlaams Brabant: wat weten we (niet)? 19 e BRAKONA Contactdag 03/02/2018 Annelies Jacobs (Natuurpunt Studie) Kevin Feytons Waarom kritieke toestand? (RL) Shifting baseline Gespecialiseerd

Nadere informatie

T.a.v. Bert Verbist ANB Centrale Diensten Cel Fauna en Flora Beleid Koning Albert II-laan 20 bus Brussel.

T.a.v. Bert Verbist ANB Centrale Diensten Cel Fauna en Flora Beleid Koning Albert II-laan 20 bus Brussel. Advies betreffende het aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid in het kader van het toekennen van verlengde patrijzenjacht Nummer: INBO.A.2012.123 Datum advisering: 10 september

Nadere informatie

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Groenknolorchis (Liparis loeselii)

Nadere informatie

Een nieuwe en eenvoudige inventarisatiemethode voor wegbermen bij de opmaak van bermbeheerplannen (?)

Een nieuwe en eenvoudige inventarisatiemethode voor wegbermen bij de opmaak van bermbeheerplannen (?) Een nieuwe en eenvoudige inventarisatiemethode voor wegbermen bij de opmaak van bermbeheerplannen (?) Platform Openbaar Groen EEN VERNIEUWDE KIJK OP BERMEN Bilzen -22 maart 2018 Jan Van Uytvanck Waarom

Nadere informatie

Aanwezigheid van habitattype 7140 overgangs- en trilveen in de Vallei van de Bosbeek

Aanwezigheid van habitattype 7140 overgangs- en trilveen in de Vallei van de Bosbeek Aanwezigheid van habitattype 7140 overgangs- en trilveen in de Vallei van de Bosbeek Nummer: INBO.A.2010.89 Datum: 29/03/2010 Auteur(s): Contact: Patrik Oosterlynck, Desiré Paelinckx, Niko Boone Niko Boone

Nadere informatie

Elodea densa waterpest Kan los in de vijver, maar doet het beter indien opgepot. Direct oppotten en in de vijver zetten. Waterdiepte cm.

Elodea densa waterpest Kan los in de vijver, maar doet het beter indien opgepot. Direct oppotten en in de vijver zetten. Waterdiepte cm. ZUURSTOFPLANTEN Ceratophyllum demersum hoornblad Maakt geen wortels, worden los in het water gegooid Loopt in het voorjaar vrij laat uit Elodea densa waterpest Kan los in de vijver, maar doet het beter

Nadere informatie

Archeologische opvolging van de aanleg van een natuureducatieve tuin in Oudenaarde, Ename

Archeologische opvolging van de aanleg van een natuureducatieve tuin in Oudenaarde, Ename Intern Rapport Archeologische opvolging van de aanleg van een natuureducatieve tuin in Oudenaarde, Ename KARL CORDEMANS GENT 2011 Verslaggever, vergunning en depot Karl Cordemans Archeoloog Adjunct van

Nadere informatie

Rapportage project: Vaststellen van de nulsituatie in de gemeente Noordenveld bij de vijverpartij de vijfde verloting.

Rapportage project: Vaststellen van de nulsituatie in de gemeente Noordenveld bij de vijverpartij de vijfde verloting. Page 1 of 35 Rapportage project: Vaststellen van de nulsituatie in de gemeente Noordenveld bij de vijverpartij de vijfde verloting Uitgevoerd door: Laboratorium Specialist in vijverwaterkwaliteit Page

Nadere informatie

WATERPROEF. Het geactualiseerde SIGMAPLAN en de Antwerpse Scheldekaaien. Naar een klimaatbestendig Antwerpen

WATERPROEF. Het geactualiseerde SIGMAPLAN en de Antwerpse Scheldekaaien. Naar een klimaatbestendig Antwerpen WATERPROEF Naar een klimaatbestendig Antwerpen Het geactualiseerde SIGMAPLAN en de Antwerpse Scheldekaaien ir. Hans De Preter Waterwegen & Zeekanaal NV afdeling Zeeschelde Celhoofd Investeringen 1. De

Nadere informatie

Gagel-en wilgenstruwelen

Gagel-en wilgenstruwelen Gagel-en wilgenstruwelen Knelpunten en beheer Bobbink et al. (2013) Preadvies kleine ecotopen in de hydrologische gradiënt. H7. Vormen en voorkomen Gagelstruweel RG Klasse der hoogveenbulten en slenken

Nadere informatie

Historisch permanent grasland anno 2013 in de landbouwstreek Polders

Historisch permanent grasland anno 2013 in de landbouwstreek Polders Historisch permanent grasland anno 2013 in de landbouwstreek Polders Nummer: INBO.A.2013.127 Datum advisering: 20 januari 2014 Auteur(s): Contact: Steven De Saeger, Gerald Louette, Patrik Oosterlynck,

Nadere informatie

Omschrijving verschillende kwaliteitsklassen van sloten

Omschrijving verschillende kwaliteitsklassen van sloten Omschrijving verschillende kwaliteitsklassen van sloten Auteur: Bart Specken 2016 Zeer goed Deze klasse onderscheidt zich van alle andere klassen doordat hier waterplanten in voorkomen die kenmerkend zijn

Nadere informatie

Advies betreffende de verspreiding van het kruipend moerasscherm langs de Grote Geule (Beveren-Waas)

Advies betreffende de verspreiding van het kruipend moerasscherm langs de Grote Geule (Beveren-Waas) Advies betreffende de verspreiding van het kruipend moerasscherm langs de Grote Geule (Beveren-Waas) Nummer: INBO.A.2013.103 Datum advisering: 24 oktober 2013 Auteur(s): Contact: Kenmerk aanvraag: Wouter

Nadere informatie

Advies betreffende de opheffing van het bouwverbod op twee percelen gelegen binnen beschermd duingebied te Bredene

Advies betreffende de opheffing van het bouwverbod op twee percelen gelegen binnen beschermd duingebied te Bredene Advies betreffende de opheffing van het bouwverbod op twee percelen gelegen binnen beschermd duingebied te Bredene Adviesnummer: INBO.A.3220 Datum advisering: 23 juli 2015 Auteur(s): Contact: Sam Provoost

Nadere informatie

G.C. Spronk

G.C. Spronk uitvoerend secretariaat Verslag Deelnemers INBO: A. Van Braeckel, G. Van Ryckegem RWS Zeeland: D. de Jong, RWS DID: B. Kers RWS Waterdienst: P. Bot, G. Spronk Afschrift aan - projectgroep Monitoring en

Nadere informatie

BRIEFADVIES. 19 april 2012

BRIEFADVIES. 19 april 2012 BRIEFADVIES 19 april 2012 Briefadvies betreffende de erkenningsaanvraag van het natuurreservaat Vallei van de Bosbeek te As, Opglabbeek en Maaseik (Limburg) 12 28 Mevrouw Marleen Evenepoel Administrateur-generaal

Nadere informatie

Inventarisatie Dotterbloemen Rietlanden Kockengen. April 2012

Inventarisatie Dotterbloemen Rietlanden Kockengen. April 2012 Inventarisatie Dotterbloemen Rietlanden Kockengen April 2012 Dotterbloem inventarisatie voorjaar 2012 Op verzoek van Staatsbosbeheer zijn de dotterbloemen in de rietlanden bij Kockengen geïnventariseerd

Nadere informatie

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen 1. Inleiding In het dichtbebouwde Vlaanderen zijn bermen overal te vinden. Meestal vervullen ze een vrij belangrijke ecologische rol,

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 Nat is zeer laagproductief hooiland op natte, onbemeste, basenrijke veen- en zandgrond dat gewoonlijk een keer per jaar worden gemaaid in de nazomer.

Nadere informatie

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde EXCURSIEPUNT DE SCHELDEVALLEI Hoogte = Ter hoogte van het voormalige jachtpaviljoen, De Notelaar, gelegen aan de Schelde te Hingene (fig. 1 en 2), treffen we een vrij groot slikke- en schorregebied aan,

Nadere informatie

Ruimtelijke analyse van gebieden met hoge natuurwaarde

Ruimtelijke analyse van gebieden met hoge natuurwaarde Een verkenning Lon Lommaert Biodiversiteit Vlaamse indicatoren Ruimtelijke analyse van gebieden met hoge natuurwaarde Prioritaire soorten Natuurverkenning Gezichten van Biodiversiteit Wetenschappelijke

Nadere informatie

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen. Beschrijving kwelderherstelmaatregelen 1 1.1 Inleiding Aan de noordkust van Groningen heeft Groningen Seaports, mede ten behoeve van RWE, circa 24 ha. kwelders aangekocht. Door aankoop van de kwelders

Nadere informatie

Europees beschermde natuur

Europees beschermde natuur Europees beschermde natuur Kwartelkoning Vlaanderen streeft naar 100 broedkoppels van deze soort, in 2007 waren er 6. Twee richtlijnen Vogelrichtlijn, 1979 Habitatrichtlijn, 1992 Afbakenen van gebieden

Nadere informatie

Life+ Together for Nature. samen werken aan herstel van heidelandschap

Life+ Together for Nature. samen werken aan herstel van heidelandschap Life+ Together for Nature samen werken aan herstel van heidelandschap Life+ Together for Nature samen werken aan herstel van heidelandschap TOGETHER? TOGETHER staat voor TO GET HEath Restored: we zetten

Nadere informatie

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes Veldwerkplaats Herstel van vochtig schraalland 14 juli 2016 Fons Mandigers Natuurmonumenten Ecologische Hoofdstructuur (Natte

Nadere informatie

Mol. Geel. Plan-MER PRUP Regionale ontsluiting Geel

Mol. Geel. Plan-MER PRUP Regionale ontsluiting Geel Plan-MER PRUP Regionale N19 Dr. Van de Perrestraat N118 Retieseweg Mol Kaart 1 Situering op topografische kaart en stratenplan voornaamste straten in studiegebied gemeentegrenzen Katersberg R14 Westelijke

Nadere informatie

Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (H3150) Verkorte naam: meren met krabbenscheer en fonteinkruiden

Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (H3150) Verkorte naam: meren met krabbenscheer en fonteinkruiden Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (H3150) Verkorte naam: meren met krabbenscheer en fonteinkruiden 1. Status Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding

Nadere informatie

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Natte dooradering

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Natte dooradering Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Natte dooradering 9 Poel en klein historisch water Poelen zijn natuurlijke of gegraven laagtes, gemaakt om over water voor vee te kunnen beschikken.

Nadere informatie

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. 1 veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. verbeteren van chemische water kwaliteit verbeteren van de oever stabiliteit verbeteren van de ecologische kwaliteit 2 waarom aandacht voor NVO

Nadere informatie

Deze handleiding hoort bij de Binnenveld excursie. Het Groene Wiel is een onderdeel van Stichting Veldwerk Nederland.

Deze handleiding hoort bij de Binnenveld excursie. Het Groene Wiel is een onderdeel van Stichting Veldwerk Nederland. Deze handleiding hoort bij de Binnenveld excursie. Het Groene Wiel is een onderdeel van Stichting Veldwerk Nederland. Het Groene Wiel Hendrikweg 14 b 6703 AW Wageningen 0317-422 041 www.groenewiel.nl info@groenewiel.nl

Nadere informatie

VAN ERVE NATUURONDERZOEK

VAN ERVE NATUURONDERZOEK ONDERZOEK KAMSALAMANDER IN DELEN VAN NATUURGEBIED DE BRAND Juni 2014 VAN ERVE NATUURONDERZOEK ONDERZOEK KAMSALAMANDER IN DELEN VAN NATUURGEBIED DE BRAND Inleiding Het natuurgebied De Brand is aangewezen

Nadere informatie

Inventarisatie van biomassa in Noord-Brabant en Vlaanderen

Inventarisatie van biomassa in Noord-Brabant en Vlaanderen Inventarisatie van biomassa in Noord-Brabant en Vlaanderen 25 januari 2018 Alexander Compeer Avans Hogeschool Centre of Expertise Biobased Economy Huidige situatie Maaisel blijft liggen op of naast het

Nadere informatie

Deelgebied Kalmthoutse Heide 2009 Biezenkuilen - Drielingvennen

Deelgebied Kalmthoutse Heide 2009 Biezenkuilen - Drielingvennen Klein warkruid Foto: Dré Vansteenvoort Planteninventarisatie Grenspark 2009 Deelgebied Kalmthoutse Heide 2009 Biezenkuilen - Drielingvennen Rapport planteninventarisatie aandachtssoorten Beleidsplan 2

Nadere informatie

Overzicht adviezen planmer-screening RUP Zonevreemde sportterreinen te Erpe-Mere (OHPL0840)

Overzicht adviezen planmer-screening RUP Zonevreemde sportterreinen te Erpe-Mere (OHPL0840) Overzicht adviezen planmer-screening RUP Zonevreemde sportterreinen te Erpe-Mere (OHPL0840) De in vet gemarkeerde cijfers verwijzen naar een wederwoord op het ontvangen advies, te vinden aan het einde

Nadere informatie

Natuurstreefbeelden inleiding

Natuurstreefbeelden inleiding Natuurstreefbeelden inleiding Wat zijn natuurstreefbeelden? Een natuurstreefbeeld is een nagestreefd biotoop, mozaïek van biotopen of een leefgebied van een soort dat je wil behouden of verkrijgen via

Nadere informatie

HOOGWAARDIGE VEGETATIE NA BEBOSSING VAN LANDBOUWGRONDEN. Luc De Keersmaeker Eindhoven, 16 maart 2014

HOOGWAARDIGE VEGETATIE NA BEBOSSING VAN LANDBOUWGRONDEN. Luc De Keersmaeker Eindhoven, 16 maart 2014 HOOGWAARDIGE VEGETATIE NA BEBOSSING VAN LANDBOUWGRONDEN Luc De Keersmaeker Eindhoven, 16 maart 2014 1 INLEIDING 1) Flora in relatie tot boshistoriek: focus op oud bosplanten 2) Herstel van bos op landbouwgrond:

Nadere informatie

Vegetatie van de heide,

Vegetatie van de heide, Indicator 13 december 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Sinds 1999 is de verstruiking

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie: Gemeente: Oppervlakte:

Nadere informatie

Bijen en Landschapsbeheer

Bijen en Landschapsbeheer Bijen en Landschapsbeheer Hoe maken we het landschap bijenvriendelijk Wat betekent dat voor de biodiversiteit en de kwaliteit van het landschap Een selectie van de mogelijkheden Arie Koster -- www.bijenhelpdesk.nl

Nadere informatie

Bijlage 2 Streefbeeldvegetatie van natuurvriendelijke oevers

Bijlage 2 Streefbeeldvegetatie van natuurvriendelijke oevers Bijlage 2 Streefbeeldvegetatie van natuurvriendelijke oevers Inleiding Doel van deze notitie is aan te geven welke soorten oeverplanten in verschillende omstandigheden het best kunnen worden aangeplant

Nadere informatie