Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Nr /1/R2. 1. S taatssecretaris van Economische Zaken

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Nr. 201304768/1/R2. 1. S taatssecretaris van Economische Zaken"

Transcriptie

1 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Nr /1/R2 V erw eerschrift namens 1. S taatssecretaris van Economische Zaken 2. G edeputeerde S taten van Groningen 3. G edeputeerde S taten van Fryslan 4. G edeputeerde Staten van D renthe verw eerders gemachtigde: mr. H.J.M. Besselink inzake de beroepen van: 1. V ereniging N atuurm o num enten e.a. 2. Stichting N atuur en M ilieu e.a. 3. Landesverband B ürgerinitiativen U m w eltschutz Niedersachsen e.v. 4. S tadt Borkum e.a. 5. Stichting Greenpeace Nederland e.a. appellanten

2 1 In leid in g Bij besluiten van 16 respectievelijk 18 april 2013 hebben de Colleges van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, Fryslan en Drenthe en de Staatssecretaris van Economische Zaken (hierna gezamenlijk: verweerders) beslist op een aantal bezwaarschriften, gericht tegen de in juni 2012 aan RWE Eemshaven Holding B.V. (hierna: RWE) verleende vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) voor het oprichten, in werking nemen, in werking houden en regulier onderhoud van de elektriciteitscentrale in de Eemshaven, alsmede daarmee samenhangende activiteiten. Bij die beslissingen op bezwaar zijn de bezwaren deels gegrond verklaard en deels ongegrond verklaard. De verleende vergunningen zijn grotendeels in stand gelaten, met aanvullingen en aanpassingen zoals in de besluiten en de bijlagen daarvan tot uitdrukking is gebracht. 2 Voorgeschiedenis Voor de onderhavige elektriciteitscentrale zijn eerder - in augustus vergunningen op grond van de Nb-wet 1998 verleend. Tegen die vergunningen zijn bezwaarschriften ingediend, en tegen de daarop genomen beslissingen op bezwaar is beroep ingesteld bij uw Afdeling. Bij uitspraak van 24 augustus 2011, nummers /1 en /1, is op die beroepschriften beslist. Daarbij zijn de beroepen gegrond verklaard, de beslissingen op bezwaar vernietigd, de primaire besluiten herroepen en de gevraagde vergunningen geweigerd. Aanleiding voor dat oordeel is het feit dat: de uitbreiding en verdieping van de Wilhelminahaven en de bouw en exploitatie van de centrale zodanig met elkaar verbonden zijn dat deze als één project voor de beoordeling van de vergunningplicht krachtens de Nb-wet 1998 dienen te worden aangemerkt; de gevolgen van de toename van stikstof door de vergunde centrale op de Duitse Waddeneilanden onvoldoende waren onderzocht; de gevolgen van aanleg en gebruik van de centrale voor zeezoogdieren onvoldoende waren onderzocht; onvoldoende was gemotiveerd dat de voorschriften ten aanzien van de koelwaterlozing niet tot aantasting van de natuurlijke kenmerken in het Eems Dollardgebied zal leiden; onvoldoende was gemotiveerd dat de in de vergunningen vastgelegde maximale lichtsterkte haalbaar zal zijn.

3 ii 3/104 3 N ieuw e aanvraag Gelet op de door de Afdeling geconstateerde gebreken, en het feit dat de eerder aangevraagde vergunningen door de Afdeling zijn geweigerd, heeft RWE nieuwe aanvragen, vergezeld van een nieuwe passende beoordeling, ingediend. In die passende beoordeling, gedateerd 23 maart 2012, zijn niet alleen de effecten van het door RWE afgebakende RWE-project passend beoordeeld, maar ook de effecten van het door aanvrager gedefinieerde project van Groningen Seaports (GSP) (de uitbreiding van de Eemshaven) en daarnaast ook nog een integrale passende beoordeling van de beoogde activiteiten van GSP en RWE, als ware deze één project. De door RWE ingediende aanvraag van 23 maart 2012 omvatte niet alle beoogde activiteiten van GSP maar wel een deel daarvan: de bouw en exploitatie van de elektriciteitscentrale; de aanleg van de verlengde Wilhelminahaven en de toename van het onderhoudsbaggerwerk als gevolg daarvan; de aanleg van de Zuidkade en de Oostkade van de verlengde Wilhelminahaven; de toename van het onderhoudsbaggerwerk als gevolg van de koelwaterintrek van RWE; de aanleg van een natuurgebied van circa 50 ha in de Emmapolder, de aankoop en het beheer van circa 24 ha kwelders en de uitkoop van garnalenvisserij in de Dollard. Gedurende de procedure heeft RWE nog tweemaal een aanvullende aanvraag ingediend, op 12 juni 2012 en 14 december Deze aanvullende aanvragen zijn door verweerders bij de beoordeling betrokken. De aanvullende aanvraag van 12 juni 2012 omvat een aantal aanvullende natuurprojecten, die RWE voornemens is te realiseren in Midden-Groningen, Groninger Noordkust en Groenglop Schiermonnikoog. Die maatregelen zijn specifiek gericht op de velduil, de blauwe kiekendief en de scholekster. Voorts bevat de aanvullende aanvraag van 12 juni 2012 een natuurmaatregelpakket voor het Fochteloërveen en Witterveld, specifiek gericht op de verbetering van de staat van instandhouding van stikstofgevoelige habitattypen in deze gebieden. Op 14 december 2012 is door RWE wederom een aanvullende aanvraag ingediend, waarin de in de aanvullende aanvraag van 12 juni 2012 opgenomen maatregelen nader worden geconcretiseerd. Een overzicht van de maatregelen is genoemd op de bladzijden 11 en 12 van de beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris en bladzijde 8 tot en met 11 van bijlage 1 van de beslissing op bezwaar van de Colleges van Gedeputeerde Staten. Voorts bevat de aanvullende aanvraag van 14 december 2012 ook nog een groot aantal maatregelen met het oog op de verbetering van de staat van instandhouding

4 van stikstofgevoelige habitattypen in andere Natura 2000-gebieden in Noord- Nederland, waaronder de maatregelen die op Schiermonnikoog en Ameland in het kader van de herroepen vergunningen reeds waren genomen. Deze maatregelen zijn besproken op bladzijden 13 en 14 van de beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris en bladzijden 10 en 11 van bijlage 1 van de beslissing op bezwaar van de Colleges van Gedeputeerde Staten. Ten slotte bevat de aanvullende aanvraag van 14 december 2012 het verzoek om ook een vergunning te verlenen voor de aanleg van de Noordkade van de verlengde Wilhelminahaven, met inbegrip van het kadeterrein, de afwerking en de inrichting daarvan en de bijbehorende afmeerzone in de haven, omdat deze bij nader inzien (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 27 december 2012, nummers /1/R2 en /1/R2) als onderdeel van het RWE-project moeten worden gezien. Relevante informatie over dit onderdeel van het project was reeds in de aanvraag van 23 maart 2012 opgenomen, omdat daarin ook een integrale passende beoordeling is opgenomen van ook dit deel van de activiteiten van GSP. 4 Het project In beroep zijn in geding de besluiten van verweerders van 16 en 18 april 2013, waarbij in heroverweging de verleende vergunningen grotendeels in stand zijn gebleven, maar enigszins zijn aangepast. Uit de beroepschriften blijkt dat er kennelijk misverstanden bestaan over de omvang van het project, zoals dat door verweerders in beschouwing is genomen, en de rol die de natuurmaatregelen daarin spelen. Sommige appellanten veronderstellen daarbij dat de natuurmaatregelen onderdeel zijn van het project. Verweerders hebben, zoals blijkt uit de beslissingen op bezwaar, als het te vergunnen RWE-project de volgende activiteiten aangemerkt: 1. De realisatie, inbedrijfname en bedrijfsvoering, inclusief het regulier onderhoud, van een elektriciteitscentrale die zowel op poederkool als op poederkool met biomassa kan worden bedreven, met bijbehorende brandstof-, koelwater- en reststoffenlijnen. 2. De aanleg van de verlengde Wilhelminahaven en de toename van het onderhoudsbaggerwerk als gevolg daarvan. 3. De aanleg van de Zuidkade en Oostkade van de verlengde Wilhelminahaven, met afmeerzone, kadeterreinen en waterkering, alsmede het gebruik daarvan, en de aanleg van de Noordkade, met inbegrip van het kadeterrein, de afwerking en inrichting daarvan en de bijbehorende afmeerzone in de haven. 4. De toename van het onderhoudsbaggerwerk als gevolg van, de koelwaterintrek van RWE.

5 5/104 De beoordeling van dit project door verweerders omvat tevens de door RWE te treffen - en in de aanvraag genoemde - natuurmaatregelen. Verweerders hebben de (positieve) effecten van deze maatregelen in de overwegingen betrokken. In de beslissingen op bezwaar is bij elk deelaspect van de mogelijke effecten van het project op Natura 2000, aangegeven welke rol die maatregelen in de beoordeling hebben gespeeld. Bovendien zijn ten aanzien van de natuurmaatregelen die nog niet feitelijk zijn voltooid, ook vergunningvoorschriften opgenomen, die borgen dat deze maatregelen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. 5 Beoordeling door verw eerd ers De beoordeling van de aanvraag door verweerders is op een aantal punten anders dan de beoordeling zoals die heeft plaatsgevonden bij de eerste aanvraag in De meest relevante verschillen zijn de volgende: Vogels In de eerdere vergunningprocedure werd verondersteld dat de bouw van de centrales van Nuon en RWE tezamen mogelijk zou leiden tot significante effecten op de velduil en de blauwe kiekendief, aangezien de Oostlob van het Eemshaventerrein - waar de centrales zijn gebouwd - verloren zou gaan als (potentieel) broed- en foerageergebied voor deze soorten. Ook werden mogelijke significante effecten aangenomen met betrekking tot de scholekster vanwege de verstoring van nabijgelegen hoogwatervluchtplaatsen. Omdat die effecten destijds niet werden uitgesloten, heeft een ADC-toets plaatsgevonden en heeft - gezamenlijk door Nuon en RWE - compensatie plaatsgevonden, waaronder met name de aanleg van een natuurgebied van circa 50 ha in de Emmapolder. De beoordeling die thans is gemaakt, is een andere. In de eerste plaats is van belang dat uit de thans voorliggende passende beoordeling blijkt dat geen significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor deze soorten zijn opgetreden. Wat betreft de velduil is geconcludeerd dat de bouw van de elektriciteitscentrales, in cumulatie met de andere ontwikkelingen in de Eemshaven, heeft geleid tot verlies van broedgebied van de Eemshaven, maar dat verlies van broedgebied heeft de realisatie van het instandhoudingsdoel voor het Natura 2000-gebied Waddenzee niet in gevaar gebracht terwijl ook het instandhoudingsdoel op Schiermonnikoog voor deze soort wordt gerealiseerd. Wat betreft de blauwe kiekendief is in de huidige passende beoordeling geconcludeerd dat de Oostlob van het Eemshavengebied kennelijk geen broedgebied van betekenis is voor de blauwe kiekendief en dat er ook voldoende foerageergebied voor deze soort in de omgeving beschikbaar blijft. Ten slotte is wat betreft de scholekster in de passende beoordeling geconcludeerd dat de Eemshaven voor de scholekster een relatief onbelangrijk gebied is in vergelijking tot andere delen

6 6/104 van de Groninger Noordkust, de bouwactiviteiten in de Eemshaven weliswaar hebben geleid tot een afname van de aantallen scholeksters maar dat de verstoorde scholeksters hebben kunnen uitwijken naar alternatieve gebieden in de nabijheid met voldoende draagkracht. Er is derhalve wel een effect opgetreden op de scholekster maar dat effect heeft niet geleid tot significante aantasting van de omvang of kwaliteit van het leefgebied, significante aantasting van de draagkracht van het Natura gebied of tot versterking van de dalende trend van de populatie in de Waddenzee. Van belang is verder dat de in de eerdere vergunningprocedure veronderstelde significante effecten niet alleen het gevolg waren van de bouw van de RWE-centrale, maar ook van de bouw van de Nuon-centrale. Uit de destijds gemaakte passende beoordeling blijkt dat de bouw van elk van die centrales zou leiden tot het ongeschikt worden van de Oostlob van het Eemshavengebied als broed- en foerageergebied. In zoverre was het voor de effectbeoordeling dus niet relevant of één van de centrales of beide centrales zouden worden gebouwd. Die (mogelijke) aantasting is in de destijds aan Nuon verleende vergunning vergund. De vergunning die aan Nuon is verleend, is - nadat appellanten hun daartegen gerichte beroepschriften hadden ingetrokken - onherroepelijk geworden en de bouw van die centrale is inmiddels afgerond. De oprichting van de Nuon-centrale, feitelijk vooruitlopend op de bouw en afronding van de RWE-centrale, en de feitelijke uitvoering van de ook in de Nuon-vergunning voorgeschreven natuurmaatregelen hebben tot het gevolg geleid dat mogelijke effecten vanwege de RWE-centrale zich niet meer kunnen voordoen. Voor zover die effecten zich hebben voorgedaan, zijn die bovendien rechtmatig opgetreden, vanwege het feit dat de Nuon-vergunning onherroepelijk is. Op basis van deze argumenten hebben verweerders uiteindelijk vastgesteld dat wat betreft vogels de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden niet worden aangetast. Ten slotte hebben verweerders bij de beoordeling betrokken dat RWE niet alleen samen met Nuon de in de oorspronkelijke vergunning voorgeschreven natuurmaatregelen heeft getroffen, maar bovendien in het kader van de onderhavige aanvraag nog aanvullende natuurprojecten zal realiseren voor de velduil, blauwe kiekendief en scholekster. Het betreft hier de inrichting van natuurgebieden in Midden- Groningen, Groninger Noordkust en in het gebied Groenglop op Schiermonnikoog. Die maatregelen leveren naar het oordeel van verweerders een extra garantie op voor het behoud van het Waddengebied als belangrijk leefgebied voor vogels. Zeezoogdieren In de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2011 over de eerder verleende vergunning werd, tegen de achtergrond van de vaststelling in het IMARES-rapport uit 2007 dat wetenschappelijk gedocumenteerde informatie over de relatie tussen specifieke ingrepen en effecten op zeezoogdieren ontbreekt, overwogen dat er sprake

7 7/104 was van kennisleemten, welke niet voldoende waren ingevuld door het eerste monitoringsrapport over het jaar Bij de beoordeling van de thans voorliggende aanvraag hebben verweerders vastgesteld dat die kennisleemten inmiddels zijn ingevuld. De omvangrijke monitoring van IMARES heeft inmiddels geleid tot monitoringsrapportages over de jaren 2010 en Uit die rapporten en de brief van IMARES van 18 oktober 2011, die in de bestreden besluiten is aangehaald, blijkt dat er geen aantoonbare effecten zijn tussen de uitgevoerde bouwwerkzaamheden en de aantallen in het gebied aanwezige zeehonden en dat de omgeving van de Eemshaven slechts van zeer beperkte betekenis is voor de bruinvis. Op basis van die monitoring hebben verweerders dan ook geconcludeerd dat de bouwactiviteiten in de Eemshaven niet hebben geleid tot effecten op de Nederlandse en Duitse populaties van de gewone en grijze zeehond en de bruinvis. Nu dat niet het geval was tijdens de intensieve bouwfase, inclusief heigeluid, zijn effecten in de operationele fase van de RWE-centrale, waar in veel mindere zin sprake is van mogelijk verstorende activiteiten, evenzeer uitgesloten. Stikstof Wat betreft de mogelijke effecten van de stikstofdepositie van de centrale op daarvoor gevoelige habitats, geldt dat het effect van de geringe hoeveelheid stikstof in een worst case beoordeling in het kader van een ecosysteemanalyse is beoordeeld, met als conclusie dat deze kleine hoeveelheid stikstof in geen van de habitattypen een zichtbaar en meetbaar effect heeft. Overigens is in de passende beoordeling ook vastgesteld dat de bij een sterk afnemende achtergronddepositie optredende geringe verhoging van de stikstofdepositie als gevolg van de RWE-centrale, volledig wegvalt bij de in het verleden opgebouwde, en grotendeels voor de vegetatie beschikbare stikstof in de bodem van gevoelige habitats. De zeer geringe hoeveelheid stikstof die als gevolg van de centrale, in cumulatie met andere plannen en projecten, op daarvoor gevoelige habitats wordt gedeponeerd, valt ook weg in de foutenmarge van ecologische modellen en is bovendien veel kleiner dan de jaarlijkse fluctuaties in de achtergronddepositie. De passende beoordeling concludeert dan ook dat de depositie van de centrale geen effect heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van stikstofgevoelige habitattypen. Dit is in de passende beoordeling door middel van een systeembenadering aangetoond. Die conclusie was in de passende beoordeling, die ten grondslag lag aan de in 2011 herroepen eerste vergunning voor RWE, ook al getrokken voor de Nederlandse Natura 2000-gebieden en in de thans voorliggende passende beoordeling is, mede aan de hand van een beoordeling van de specifieke kenmerken van de gevoelige habitats ter plaatse, geconcludeerd dat de depositie ook de natuurlijke kenmerken van gevoelige habitats op de Duitse Waddeneilanden niet zal aantasten. Wat betreft de Duitse gebieden is daarbij nog van belang dat - zoals blijkt uit de door verweerders ingewonnen Duitse deskundigenrapportages - naar Duits recht het onderzoeksgebied wordt begrensd tot het gebied waar de toename van stikstofdepositie 100 gr (ca. 7 mol) N/ha per jaar of meer is. Achtergrond van dit

8 'Abschneidekriterium' is dat onder die grens geen causaal verband meer kan worden vastgesteld tussen de emissie vanwege een project en de berekende depositie. Voor het RWE-project is vastgesteld dat de depositie van stikstof op slechts een viertal Duitse Natura 2000-gebieden de grens van 100 gr N/ha/j overschrijdt. Uit de beoordeling bleek dat binnen de scope van het RWE-initiatief geen habitattypen voorkomen die op grond van de gekozen onderzoeksystematiek gevoelig zijn voor stikstof, zodat effecten binnen het onderzoeksgebied kunnen worden uitgesloten. De stikstofdepositie vanwege de RWE-centrale op Duitse Natura 2000-gebieden die wel zijn aangewezen voor gevoelige habitats is in alle gevallen lager dan bedoeld 'Abschneidekriterium', zodat voor die habitattypen geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen de emissie van de centrale en de depositie op die habitats. Ook aan de hand van deze in Duitsland gangbare toetsingsmethode zijn effecten op deze habitats als gevolg van stikstofdepositie derhalve uit te sluiten. Bij de beoordeling van een en ander hebben verweerders daarnaast betekenis gehecht aan de aanvullende natuurmaatregelen, die RWE in de vergunningaanvraag heeft opgenomen, ook op het punt van stikstof. De reeds in de eerste vergunning opgenomen maatregelen op Ameland en Schiermonnikoog zijn grotendeels uitgevoerd, en in aanvulling daarop heeft RWE in de onderhavige aanvraag aangegeven dat ook maatregelen zullen worden genomen in de Natura 2000-gebieden Bakkeveense Duinen, Wijnjeterper Schar, Van Oordt's Mersken, Aide Feanen, Drentsche Aa-gebied, Elperstroomgebied, Drents-Friese Wold, Fochteloërveen en Witterveld. Voor een deel van deze maatregelen geldt dat deze al zijn uitgevoerd, of de uitvoering in ieder geval al is gestart. Naar het oordeel van verweerders leveren deze maatregelen een effectieve bijdrage aan het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van de relevante stikstofgevoelige habitattypen. Verweerders hebben deze maatregelen dan ook - mede in het licht van artikel 19e van de Nb-wet in hun afweging betrokken. In de bestreden besluiten zijn voor zover noodzakelijk ook voorschriften aan de vergunning verbonden om uitvoering, monitoring en eventuele wijziging van deze natuurmaatregelen te borgen.

9 9/104 De beroepschriften Tegen de besluiten van verweerders zijn zes beroepschriften ingediend, met een groot aantal beroepsgronden. Die beroepsgronden zullen in dit verweerschrift, per beroepschrift, van een reactie worden voorzien. 6 Vereniging N atuurm onum enten e.a. 6.1 De kolencentrale is de enige potentiële gebruiker van de vaargeul. De vaargeulverdieping had betrokken moeten worden bij effectbepaling van RWE. Hiermee houdt verband dat de Eems in een slechte staat van instandhouding verkeert. Zoals in de beslissingen op bezwaar reeds is aangegeven, is de verdieping van de vaargeul mede ten dienste van andere bedrijven en projecten en niet exclusief ten behoeve van RWE. Er is dan ook geen reden of grondslag voor het toerekenen van deze activiteiten aan het RWE-project. Dit is bevestigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 27 december 2012 (nummers /1/R2 en /1/R2) met betrekking tot de Nb-wetvergunning van GSP voor de verruiming en verdieping van de Eemshaven. Verder dient de vaargeulverdieping gezien te worden als een ten opzichte van het RWE project afzonderlijk project, ook volgens de Afdeling bestuursrechtspraak, blijkens de uitspraak van 24 augustus 2011 (nrs /1/R2 en /1/R2). Dit project zal in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zelfstandig worden beoordeeld. 6.2 Vanwege het RWE-project zijn significante effecten vanwege stikstof niet uit te sluiten. De achtergrond-concentraties zijn immers te hoog (zie notitie Buro Waardenburg). Zoals in de beslissingen op bezwaar reeds is aangegeven veroorzaakt het RWE-project een depositie van gemiddeld ongeveer 1 è 2 mol op de beoordeelde Natura gebieden in Fryslan, Groningen en Drenthe. In de passende beoordeling wordt geconcludeerd dat een dergelijke toename niet zal leiden tot zichtbare of meetbare effecten. Bij deze beoordeling en waardering zijn de achtergrondconcentraties betrokken. 6.3 RWE stoot mogelijk meer NOx en S 02 en ammoniak uit dan in de passende beoordeling is aangenomen. Geen rekening zou zijn gehouden met storing in de zuivering, waardoor in korte tijd veel S 02 en NOx wordt uitgestoten.

10 10/104 De vergunde jaarvracht is in voorschrift van de Wm-vergunning uit 2007 vastgelegd, inclusief storingen: '. De vuurhaard en de stookinstallatie (o.a. de branders) van de beide stoomketels, de selectieve katalytische DeNOx-installaties (SCR-installaties), de elektrostatische vliegasvangers (E-fiiters) en de rookgasontzwavelingsinstallaties (ROi's) moeten zodanig worden ontworpen, gebouwd en geïnstalleerd en zodanig worden bediend/bedreven en onderhouden dat, de emissieconcentraties, bij 6% zuurstof (0 2) in de rookgassen, van de gemeten en berekende luchtverontreinigende stoffen en de jaarvracht van deze stoffen per aangegeven component, m et uitzondering van opstarten en stilleggen, niet meer bedraagt dan de emissie-grenswaarden voor droog rookgas die zijn opgenomen in de navolgende tabel:...' Uit dit citaat blijkt dat een jaargemiddelde concentratie is voorgeschreven, waarbij geen uitzondering is gemaakt voor emissies ais gevolg van storingen. De Wmvergunning is onherroepelijk. Ten behoeve van de Nbw-vergunning is gerekend met de in de Wm-vergunning voorgeschreven jaarvracht. Er wordt dus niet meer S02 en IMOx uitgestoten dan waarmee is gerekend. Er is geen grond voor aanpassing van de Nbwvergunning op dit punt. 6.4 De effecten van scheepvaart worden onderschat. Ten onrechte is een recent rapport van CE Delft en van de RUG (12 oktober 2012) niet meegenomen. Zoals al eerder van de zijde van de Colleges van GS bij de behandeling van de bezwaarschriften aangegeven (de tweede hoorzitting in de bezwarenprocedure d.d. 27 februari 2013) handelt het rapport van de RUG alleen over scheepvaartemissies in de haven, en niet over die van de scheepvaart in de vaargeul. Op de methodiek van dit rapport is veel aan te merken, o.a. is op een onjuiste wijze gebruik gemaakt van OPS. Daarnaast volgt uit het rapport dat de verspreiding van NOx en S 02 beperkt is tot de gebieden in de directe omgeving van de emissiebronnen in de havens. Rond de Eemshaven is hierbij van belang dat de dichtstbijzijnde voor stikstof gevoelige habitats op grote afstand gelegen zijn. Uit het door RWE ingediend memo bij brief van 2 oktober 2012 (1640PBC-RWE-PVG C Nieuwe depositieberekeningen Nb-wet vergunning, blz. 4) blijkt dat ook aangemeerde zeeschepen meegenomen zijn in de depositieberekeningen. In de passende beoordeling is gerekend met het CE-model uit Ten onrechte is voor het bepalen van effecten van extra depositie op Nederlandse grond gerekend met een neutrale ondergrond.

11 11/104 Voor de berekening van de depositie moeten specifieke kenmerken van de omgeving in het model ingevoerd worden. Hiervoor is in OPS het grondgebruik en de fysieke ruwheid van het terrein ("ruwheidslengte") - die beide de depositie bepalen - "ingebouwd". Afhankelijk van de dichtheid van het rekengrid worden gegevens gebruikt die representatief zijn voor een bepaald gebied rondom het receptorpunt. Met deze gegevens is de depositie berekend. Er is dus geen sprake van dat met een neutrale ondergrond is gerekend. 6.6 De temperatuur van de emissies die depositie veroorzaken en de hoogte waarop wordt geëmitteerd wordt niet worst case berekend. De temperatuur van de geëmitteerde stoffen is rechtstreeks van invloed op de hoeveelheid extra depositie ten gevolge van die emissie. Allereerst kan worden gesteld dat de aannames waarmee wordt gerekend overeenkomen met de werkelijke situatie. De berekende deposities zijn derhalve correct. Verder is het is onmogelijk om een worst case te berekenen. Immers: alle geëmitteerde NOx en NH3 deponeert uiteindelijk. Dat betekent dat een andere bronconfiguratie (andere schoorsteenhoogte, andere warmte-emissie, andere locatie van de bron, etc.) betekent dat er kleine verschuivingen op zullen treden: op het ene gebied zal de depositie wat toenemen, en op het andere gebied wat afnemen. Dit zal in de beoordeling niet tot andere conclusies leiden. 6.7 De berekeningen van de uitstoot van NOx en S02 voor scheepvaartbewegingen reikt niet verder dan Borkum. De emissies tussen Borkum en de T.E. route (de grote scheepvaartroute op de Noordzee) zijn ten onrechte buiten de berekeningen gehouden. De Y-coördinaat van het meest noordelijke doorgerekende emissiepunt van de scheepvaart is , terwijl de Y-coördinaat van het noordelijkste punt van Borkum is; de scheepvaart is dus tot 20 km voorbij Borkum doorgerekend. De bijdrage van scheepvaart op nog grotere afstand achten verweerders verwaarloosbaar. 6.8 De KDW's van de habitattypen op de Waddeneilanden zijn naar beneden bijgesteld. Dit aspect heeft ten onrechte in de heroverweging niet geleid tot het alsnog weigeren van de vergunningen.

12 12/104 In de PB zijn de KDW's uitsluitend gebruikt om de zeer gevoelige habitattypen te selecteren waarvoor nader onderzoek nodig was. De beoordeling is gebeurd op basis van ecosysteemanalyses; de KDW's hebben daarin geen rol gespeeld. Het naar beneden stellen van de KDW's leidt niet tot een andere selectie van zeer gevoelige habitattypen en heeft, zoals gezegd, ook geen invloed op de beoordeling. Er is geen reden de vergunning te weigeren. 6.9 Het onderzoek naar effecten van het project van RWE met betrekking tot Duitse gebieden is te summier en verdient daarom niet het predicaat 'passende beoordeling'. Vooropgesteld moet worden dat een 'passende beoordeling' in beginsel 'vormvrij' is. Uit de wet of de Habitatrichtlijn valt niet af te leiden hoe een passende beoordeling exact moet zijn opgesteld. Daaruit volgt een zekere vrijheid voor het bevoegd gezag om onderzoek als zodanig te kwalificeren. Uit het arrest van het HvJ EG 7 september 2004, C-127/02, (Kokkelvisserij-arrest) volgt dat in een op basis van de beste wetenschappelijke kennis terzake, alle aspecten van het plan of het project die op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kunnen brengen, moeten worden geïnventariseerd. Effecten van het project op Duitse Natura 2000-gebieden zijn zowel in de passende beoordeling van ARCADIS onderzocht, als in de rapportages van IBL. Verweerders zijn van oordeel dat met de passende beoordeling in samenhang bezien met de IBLrapportages op een juiste wijze invulling is gegeven aan de verplichtingen voor toetsing van projecten ingevolge de Habitatrichtlijn. Niet in te zien valt waarom de beoordeling te summier zou zijn nu aandacht is besteed aan alle mogelijke effecten op relevante instandhoudingsdoelstellingen binnen relevante Natura 2000-gebieden De selectie relevante habitattypes is verre van compleet. In de passende beoordeling zijn alle relevante stikstofgevoelige habitattypen in Nederland en Duitsland beoordeeld op basis van een worst case systeembenadering. Zoals in de beslissing op bezwaar reeds is aangegeven, heeft IBL daarnaast getoetst op basis van de in Duitsland gangbare toetsingssystematiek, waaruit volgt dat alleen die gebieden behoeven te worden beschouwd die in het onderzoeksgebied liggen. Dit onderzoeksgebied wordt begrensd door het Abschneidekriterium. In de bij de vergunningaanvraag overlegde PB zijn echter, zoals hiervoor al gezegd, de effecten op een breder scala van habitattypen getoetst.

13 13/ IBL gaat uit van 1% van de beoordelingswaarde. Niet duidelijk is wat dit betekent, dit is in strijd met uitspraken van de Raad van State. Zoals ook al aangegeven in de beslissingen op bezwaar verduidelijkt de toepassing van het 1%-criterium dat de extra immissie vanwege RWE onder de in het IBL-rapport beoordeelde grenswaarden voor schadelijke stoffen ligt en er dus geen causaal verband is aan te tonen tussen RWE en de berekende immissie. Verder volgt uit het IBL-rapport van 18 december 2012 dat ook indien de 1%-norm wordt toegepast de cumulatieve extra belasting in geen enkel geval de 1%-norm en de totale belasting in geen geval de beoordelingswaarde overschrijdt. De toepasbaarheid van beoordelingswaarden en voor schadelijke stoffen in verband met Natura 2000-waarden wordt in het IBL-rapport onderbouwd. IBL kwalificeert de 1% norm als volgt: toenames onder deze norm zijn zo gering, dat het (mede) veroorzaken van effecten uit te sluiten is...'. De 1% norm is dus als een mogelijkheid benut om de orde-grootte van de belasting van schadelijke immissies vanwege het RWE-initiatief inzichtelijk te maken. In alle gevallen bleef de belasting die werd berekend ver onder deze 1% norm. De conclusies uit het IBL-rapport gelden ook indien getoetst wordt aan de Abschneidekriterien, die door het Landesamt fur Natur, Umwelt und Verbraucherschutz (LANUV) NRW in een notitie van 18 juni 2012 zijn neergelegd IBL heeft niet de totale uitstoot van verzurende en vermestende stoffen in samenhang beschouwd, maar voor alle stoffen afzonderlijk de 1% waarde getoetst en niet gecumuleerd. Reactie verweerders Nu de stoffen afzonderlijk beoordeeld niet kunnen leiden tot een meetbaar effect kunnen zij ook in gezamenlijkheid niet leiden tot effecten: de toepasbaarheid van beoordelingswaarden en grenzen voor schadelijke stoffen in verband met Natura 2000-waarden wordt in het IBL-rapport onderbouwd. IBL kwalificeert de 1% norm als volgt: toenames onder deze norm zijn zo gering, dat het (mede) veroorzaken van effecten uit te sluiten is...' Slechts voor vier Natura 2000-gebieden is stikstof in kaart gebracht (boven de 7,14 mol). Ten onrechte is aan andere gebieden voorbij gegaan. Zoals in de beslissingen op bezwaar reeds is aangegeven heeft IBL getoetst op basis van de in Duitsland gangbare toetsingssystematiek, waaruit volgt dat alleen die gebieden behoeven te worden beschouwd die in het onderzoeksgebied liggen. Dit onderzoeksgebied wordt begrensd door het Abschneidekriterium.

14 14/ Ten gevolge van de koelwateraanleg van RWE verdwijnt 3 ha (samen met NUON 5 ha) H 1110A en H1140A. Daarnaast zorgt de inname en lozing van koelwater voor opwarming op en rond de zandplaten, waardoor de kwaliteit van de habitat verslechtert. Dit geldt ook voor H1130 Estuaria. Dit sluit aan bij het oordeel van EZ en Groningen in de eerdere herroepen vergunning. De modellen voor verspreiding van geloosd warm water zijn zeer krap, zeker niet worst case. Uit de bij de aanvraag overgelegde passende beoordeling blijkt dat het geringe verlies aan H1140A niet leidt tot significante effecten. Habitattype H1110A komt niet voor op de locatie waar de koelwateruitloop is geplaatst. Met betrekking tot het verlies aan habitat verwijzen verweerders voorts naar de passende beoordeling van RWE uit 2008 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 24 augustus 2011, r.o , waaruit volgt dat vanwege de natuurmaatregelen die door RWE en Nuon zijn uitgevoerd (uitkoop garnalenvissers Kerkeriet e.d.) het verlies aan natuurwaarden volledig gemitigeerd is. Zoals in de beslissingen op bezwaar reeds is aangegeven en gemotiveerd, kan worden vastgesteld dat er geen negatieve effecten als gevolg van de koelwaterlozingen op de kwaliteit van de habitats H1110A, H l 130 en H1140A zullen optreden. Voor de modelberekening van de koelwaterlozing is een periode gebruikt die een representatief warm deel is van een bovengemiddelde (extreme) warme zomer (10-12 augustus 2003). Deze periode wordt sindsdien voor de vergunningverlening voor alle koelwaterlozingen als standaard gebruikt omdat het een worst case effectvoorspelling geeft. In deze periode was de luchttemperatuur aanhoudend hoog, was er weinig wind en was de temperatuur van het zeewater al hoog als gevolg van een lange voorafgaande warmteperiode. Indien in een modellering voor deze periode geen overschrijdingen worden berekend, zullen die in andere periodes ook niet optreden. Er is zeker geen sprake van dat de genoemde referentieperiode niet langer voldoet als worst case referentieperiode. Dit is bevestigd in de uitspraak van de Afdeling inzake de Wvo-vergunning van RWE van 30 november 2011, nr /1/M De opwarming rond Hond en Paap is mogelijk veel groter dan waar in de passende beoordeling van is uitgegaan. Dat geldt ook voor Unterems en Aussenems, dit is niet in de beoordeling betrokken. De modelberekening voor koelwaterlozing gaat uit van een worst case scenario. Er is geen reden om aan de in de passende beoordeling gehanteerde uitgangspunten te twijfelen. Appellanten voeren ook geen bewijs aan voor hun stellingen, maar spreken slechts hun - onbeargumenteerde - twijfel uit.

15 15/ Groot en klein zeegras is zeldzaam. De enige gezonde populatie van groot zeegras komt op Voolhok voor, in de directe nabijheid van de Eemshaven. Volgens een studie van de RIKZ gelden voor zeegras lethale temperaturen van 23 tot 29 C. Volgens de RWE modelberekeningen zijn temperaturen van 23 C op Voolhok niet uitgesloten (model is geen worst case). Zoals in de beslissingen op bezwaar reeds aangegeven, is de beoordeling van effecten van koelwaterlozing op zeegras, als belangrijke waarde van het habitat H1140, uitgevoerd in de passende beoordeling. De koelwaterlozing is, bij wijze van worst case benadering, getoetst aan de CIW-opwarmingscriteria voor de functie schelpdierwater, hoewel het gebied niet als zodanig is aangemerkt. Uit de analyse blijkt dat het gebied waar mogelijk effecten op zeegras zouden kunnen worden verwacht (Voolhok) niet wordt opgewarmd ten gevolge van de lozing van koelwater, maar dat opwarming het gevolg is van natuurlijke dagelijkse tempera-tuurwisseling. De warmtelozingen van RWE leiden niet tot een verdere stijging van de temperatuur op deze locatie. Effecten op groot zeegras op Voolhok vanwege opwarming door koelwater van RWE zijn dus op voorhand uitgesloten H1110A, H1140A en H1130 worden wellicht aangetast door koelwaterinname. Dit is niet onderzocht. Baggeren en verspreiden van bagger zal voor extra effecten zorgen. De koelwaterinname vindt plaats in het havenbekken van de Eemshaven, ver van de genoemde habitats. Het is uitgesloten dat deze koelwaterinname de habitattypes aantast. Appellanten gaan eraan voorbij dat het ontstaan en eroderen van zand- en wadplaten gestuurd wordt door de eb- en vloedenergie in de Waddenzee en Eems Dollard, waarbij de inname van max. 65 m3/sec koelwater volstrekt in het niet valt. Voor de effecten van baggeren is in de beslissingen op bezwaar overwogen dat de locaties waar bagger wordt verspreid zijn geselecteerd omdat daar de snelstromende delen van de geulen zijn. Hierdoor treedt op deze locaties snelle erosie (resuspensie) van geloste bagger op. Van nature komt op deze plaatsen weinig bodemleven voor, vanwege de grotere bodemdynamiek. De verspreidingslocaties hebben dus geen belangrijke betekenis voor het voedselaanbod in de Waddenzee. De effecten van bedekking en sterfte van organismen op de verspreidingslocaties zijn daarom verwaarloosbaar. Door resuspensie van baggerspecie vanaf de verspreidingslocaties kan op andere plaatsen in het Waddengebied de sedimentatie van slib wel toenemen. De geresuspendeerde specie sedimenteert op plaatsen waarop het slib in de Waddenzee van nature sedimenteert. Uit de passende beoordeling blijkt dat de toename van deze sedimentatie zo gering is, dat dit geen gevolgen heeft voor het

16 16/104 bodemleven aldaar. Het gaat bovendien om slib dat eerder ook al onderdeel van het waddensysteem was. Negatieve effecten op deze habitats en daarmee op de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden zijn daarmee uitgesloten. Effecten op H1110A, H1140A en H1130 vanwege koelwaterinname, al dan niet in samenhang met baggeren en baggerverspreiding, zijn op voorhand uit te sluiten Naar de gevolgen van het storten van slib in de buurt van Borkum voor habitat H l 170 Riffe is geen onderzoek gedaan. Effecten zijn niet uit te sluiten. De voorgenomen werkzaamheden van RWE zijn in de passende beoordeling onder meer getoetst aan de instandhoudingsdoelen van het Duitse Natura 2000-gebied Nationalpark Niedersachsisches Wattenmeer. Onderdeel van deze instandhoudingsdoelen is habitat H l 170 Riffen, zoals is weergegeven in bijlage 3 van de passende beoordeling (tabel 57). In de passende beoordeling is verder aangegeven dat voor elk type effect, dus ook voor het effect van het verspreiden van slib, is onderzocht wat voor dit effect als relevant studiegebied dient te worden beschouwd. Dit is bepaald in samenhang met de werkzaamheden van GSP. Binnen dit studiegebied zijn alleen die instandhoudingsdoelen beschreven waarop als gevolg van de projecten van RWE en GSP een effect niet op voorhand uitgesloten kan worden. De passende beoordeling acht derhalve een effect op H l 170 door de verspreiding van slib als gevolg van beide projecten op voorhand uitgesloten. De opgevoerde beroepsgronden voeren geen argumenten aan op grond waarvan tot een ander oordeel zou moeten worden gekomen ten aanzien van de verspreiding van slib als gevolg van het project van RWE Effecten op zeezoogdieren (gewone en grijze zeehond, bruinvis) kunnen niet worden uitgesloten. Unterems en Aussenems, Hund Und Paap en Wattenmeer zijn niet getoetst. De zeezoogdieren scoren hier op onderdelen slecht. In de passende beoordeling zijn geen gegevens gebruikt die betrekking hebben op voornoemde Duitse gebieden. Zoals ai in de beslissingen op bezwaar is aangegeven, kan op basis van hetgeen in de passende beoordeling, de onderliggende rapporten en het monitoringsrapport over zeezoogdieren uit 2011 worden uitgesloten dat de bouwactiviteiten in de Eemshaven leiden tot effecten op de Nederlandse en Duitse populaties van de gewone en grijze zeehond en de bruinvis. Nu er geen effecten zijn tijdens de bouwfase, zijn effecten tijdens de operationele fase ook uitgesloten omdat dan niet in dezelfde mate sprake is van mogelijk verstorende activiteiten. Er is geen sprake van aantasting van een duurzame verbinding tussen de Waddenzee en de Eems Dollard. Daarnaast blijkt de omgeving van de Eemshaven van zeer beperkte betekenis voor de bruinvis. Hieruit

17 17/104 kan worden geconcludeerd dat de bouwactiviteiten in de Eemshaven niet leiden tot effecten op de Nederlandse en Duitse populaties van de gewone en grijze zeehond en de bruinvis. Nu dit niet het geval is tijdens de bouwfase (inclusief heigeluid) achten verweerders effecten in de operationele fase van de RWE-centrale, waar in veel mindere zin sprake is van mogelijk verstorende activiteiten, ook uitgesloten. Ditzelfde geldt tevens voor de effecten van scheepvaart. Uit de monitoring blijkt dat de gewone en grijze zeehond en de bruinvis het gebied rond de Eemshaven intensief benutten, ondanks de scheepvaart naar en van de Eemshaven, Emden en verder. De toename van scheepvaartbewegingen vanwege het RWE-initiatief ten opzichte van de bestaande scheepvaart is dermate gering dat uit te sluiten is dat effecten op de Nederlandse en Duitse populaties van de gewone en grijze zeehond en bruinvis optreden Mede naar aanleiding van de eerste monitoringsrapportage concludeerde de Afdeling dat effecten vanwege bouwgeluid niet uit te sluiten zijn. Zoals uitgebreid in de beslissingen op bezwaar is aangegeven, is in verband met de ontwikkelingen van de Eemshaven door IMARES een omvangrijk monitoringsprogramma gestart. Doel van deze monitoring is om de effecten van de bouwwerkzaamheden in de Eemshaven op zeezoogdieren in kaart te brengen. In 2011 is de monitoringsrapportage over 2010 gereed gekomen. Daarnaast is in opdracht van de provincie Groningen door IMARES in 2011 het rapport Overzicht van verzamelde data aan zeezoogdieren in de Eems Dollard sinds 2007 opgesteld. In verband hiermee is door IMARES op 18 oktober 2011 in een brief het verband tussen genoemde rapporten nader toegelicht. Ook de monitoringsrapportage over 2011 is opgeleverd. In de brief van IMARES van 18 oktober 2011 wordt het volgende geconcludeerd ten aanzien van zeehonden: "In beide rapporten wordt aangegeven dat er effecten van de bouwwerkzaamheden op het gedrag van individuele zeezoogdieren zijn gevonden. Tegelijkertijd blijkt nergens uit alle ons ter beschikking staande data dat dit aantoonbare effecten op de aantallen in het gebied aanwezige zeehonden heeft gehad, en ook niet op een duurzame verbinding m et de populatie in de Dollard, terwijl daar vooraf onzekerheid over bestond. Het aantal zeehonden op Hond en Paap en in de Dollard is nog steeds (licht) stijgende. " De genoemde rapportages over zeezoogdieren zijn openbaar en te vinden op de website van de provincie Groningen De bouwperiode in de Eemshaven is na afronden van de bouwfase van RWE niet klaar: er worden ook bouwwerkzaamheden in de Wilhelminahaven, Beatrixhaven voorzien. Ook zal worden gebouwd aan Eemsmond energie. Verstoring gaat dus nog jaren door.

18 18/104 Cumulatie met bijvoorbeeld de Beatrixhaven kan aan de orde zijn omdat vanwege de Beatrixhaven de verstoring door bouwwerkzaamheden beduidend wordt verlengd. De Wilhelminahaven is reeds vergund deels aan RWE en deels aan Groningen Seaports. Nieuwe initiatieven, zoals de aanleg van de Beatrixhaven, zijn of zullen ook worden getoetst aan de Natuurbeschermingswet en eventueel aan een vergunning met voorwaarden worden gebonden. In die beoordeling speelt in voorkomende gevallen ook cumulatie een rol. De werkzaamheden in de Beatrixhaven zijn in een apart besluit getoetst en vergund. In die toetsing is ook rekening gehouden met het project RWE. Voor de Eemsmond-energiecentrale blijkt uit de passende beoordeling dat de effecten in de cumulatieve toets van RWE zijn betrokken Verbinding van de populatie zeehonden tussen Waddenzee en Eems Dollard via het Doekegat is van groot belang, zeker gezien de staat van de gewone zeehond in Unterems en Aussenems en Hund und Paap. Significante effecten zijn niet uit te sluiten. De in de passende beoordeling opgenomen afwijkende oordelen zijn niet onderbouwd. Zoals hiervoor al is opgemerkt, heeft IMARES in 2011 vastgesteld dat de bouwwerkzaamheden geen aantoonbare effecten op de aantallen in het gebied aanwezige zeehonden heeft gehad, en ook niet op een duurzame verbinding met de populatie in de Dollard, terwijl daar vooraf onzekerheid over bestond. Het aantal zeehonden op Hond en Paap en in de Dollard is volgens IMARES nog steeds (licht) stijgende. Er bestaat geen reden te twijfelen aan deze rapportage. Er is ook verder geen reden om te twijfelen aan de stand van de zeehond in Duitsland. Uit zeehondenonderzoek aan de Duitse zijde, uitgevoerd in 2012, bleek dat ook in de Duitse Waddenzee het aantal zeehonden is toegenomen tot een record. Nog nooit waren er zo veel zeehonden in het Duitse deel van de Waddenzee. Er zijn in de zomer van robben geteld tussen de monding van de rivier de Elbe en de grens met Nederland. Dat is bijna 1000 meer dan vorige zomer Vermijdingsgedrag rond de Eemshaven maakt dat het gebied minder aantrekkelijk wordt voor bruinvis en grijze zeehond, waar een uitbreidingsdoel voor geldt. Minder geschikt maken van een leefgebied moet blijkens jurisprudentie HvJ EG ook als significant effect worden beschouwd. 1Persbericht deelstaat Niedersachsen van 14/08/2012, overgenomen door het ANP.

19 19/104 Het effectgebied van het project behoort niet tot de kerngebieden voor de grijze zeehond en de bruinvis. Volgens de al meermalen genoemde rapportages van IMARES is het gebied voor de bruinvis van zeer beperkte betekenis. Dit geldt in mindere mate ook voor de grijze zeehond. Uit de rapportages kan worden afgeleid dat de bouwactiviteiten in de Eemshaven niet leiden tot effecten op de Nederlandse en Duitse populaties van de gewone en grijze zeehond en de bruinvis. Er is voor deze soorten geen sprake van een effect waardoor het gebied minder geschikt zou worden als leefgebied. Nu dit niet het geval is tijdens de bouwfase (inclusief heigeluid) achten verweerders effecten in de operationele fase van de RWE centrale, waar in veel mindere zin sprake is van mogelijk verstorende activiteiten, ook uitgesloten. Er is met zekerheid geen sprake van significante effecten. Een vergelijking met de zaak Alto Sil (EG Hof van Justitie d.d. 24 november 2011, C- 404/09, Commissie-Koninkrijk Spanje, Alto Sil) gaat mank omdat in die zaak, in tegenstelling tot de onderhavige, geen passende beoordeling van de effecten van het project op bruine beer en auerhoen had plaatsgevonden. Een analyse van de gevolgen van dit project voor die soorten was echter noodzakelijk aangezien de Spaanse autoriteiten kennelijk op de hoogte waren van het voorkomen van die soorten in het gebied "Alto Sil" Ten onrechte is uitgegaan van het feit dat alleen volume van geluid als bepalend is gekwalificeerd. Er is niet gekeken naar effecten van de frequentie. Zoals uit de passende beoordeling en de monitoringsrapportages volgt, is uitgebreid onderzoek gedaan naar de effecten van geluid (zowel bovenwater- als onderwatergeluid) op zeezoogdieren. De monitoringssystematiek is vormgegeven door onderzoeksinstituut IMARES en wordt jaarlijks gereviewd door een beoordelingscommissie waarin een aantal terzake deskundigen zitting hebben. Er is geen reden om aan te nemen dat de monitoring onjuist is vormgegeven met betrekking tot frequentie van geluid. Zoals in de beslissingen op bezwaar is overwogen hebben verweerders, mede op basis van de monitoringsresultaten, geconcludeerd dat geen sprake is van aantoonbare effecten op aantallen in het gebied aanwezige zeehonden en dat dus geen sprake is van ongeschiktheid van een deel van de Waddenzee vanwege de activiteiten in de Eemshaven. Verder is geen sprake van aantasting van een duurzame verbinding tussen de Waddenzee en de Eems Dollard De bouwfase van RWE is min of meer op zichzelf beschouwd. De bouwfase van het RWE-project had moeten worden beoordeeld in samenhang met de exploitatiefase,

20 20/104 waardoor tijdens de bouw verstoord leefgebied van zeezoogdieren blijvend ongeschikt(er) wordt voor deze soorten. Zoals in de beslissing op bezwaar reeds aangegeven is geen sprake van aantoonbare effecten op aantallen in het gebied aanwezige zeezoogdieren. Verder is geen sprake van aantasting van de duurzame verbinding tussen de Waddenzee en de Eems Dollard. Daarnaast blijkt de omgeving van de Eemshaven van zeer beperkte betekenis voor de bruinvis. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de bouwactiviteiten in de Eemshaven niet leiden tot effecten op de Nederlandse en Duitse populaties van de gewone en grijze zeehond en de bruinvis. Nu dit niet het geval is tijdens de bouwfase (inclusief heigeluid) achten verweerders effecten in de operationele fase van de RWE-centrale, waar in veel mindere zin sprake is van mogelijk verstorende activiteiten, ook uitgesloten. Ditzelfde geldt voor de effecten van scheepvaart. Uit de monitoring blijkt dat de gewone zeehond het gebied rond de Eemshaven blijft benutten, ondanks de scheepvaart naar en van de Eemshaven, Emden en verder. Voor de grijze zeehond en de bruinvis is op basis van d emonitoring gebleken dat zij de omgeving van de Eemshaven amper benutten. De toename van scheepvaartbewegingen vanwege het RWE-initiatief ten opzichte van de bestaande scheepvaart is dermate gering dat uit te sluiten is dat effecten op de gewone en grijze zeehond en bruinvis optreden. Verweerders constateren dat appellanten ten aanzien van deze beroepsgrond in het geheel niet zijn ingegaan op bovenstaande overwegingen uit onze beslissing op bezwaar Hond en Paap en dichtbijgelegen zandbanken zullen in de exploitatiefase ongeschikt worden als zoog- en rustplaats door geluid van de centrale, door scheepvaart en lichtemissies (tot 500 m achter de dijk). Voor grijze zeehond en bruinvis zal dit, gelet op de herstelopgave, nog sneller tot mogelijk significante effecten leiden. Onduidelijk is waarop appellanten deze stelling baseren. Vast staat dat in de bouwfase de meeste verstoring door geluid (heien) is opgetreden. Dit heeft niet geleid tot aantoonbare effecten op de populatie zeezoogdieren. Er is dus geen grond om aan te nemen dat verstoring door geluidsemissies gedurende de productiefase zal leiden tot gevolgen voor de zoog- en rustplaatsen. Bij de effectbepaling is rekening gehouden met scheepvaartbewegingen. Bruinvissen maken bovendien geen gebruik van de rusten zoogplaatsen waarvan appellanten verstoring vrezen. Effecten op zeezoogdieren ten gevolge van licht zijn gezien de geringe lichtsterktes (minder dan een maanverlichte nacht) uit te sluiten. Op een afstand van 500 meter achter de dijk heeft de lichtuitstraling van de centrale overigens geen invloed meer, daar is het weer volkomen donker.

21 21/ Onduidelijk is wat de te verwachten niveaus van geluid boven en onder water zijn van het extra scheepvaartverkeer vanwege RWE, rekening houdend met worst case Panamax-schepen. Zowel voor verstoring boven als onder water is in de passende beoordeling (pag ) uitgegaan van een worst case scenario. Deze aanname is gebaseerd op het hanteren van kleinere schepen (Handy-size). Verweerders zijn van oordeel dat in de passende beoordeling terecht is uitgegaan van een worst case aanname omdat met name de hoeveelheid vaarbewegingen bepalend is voor de effectbepaling. In die zin is er geen onduidelijkheid over mogelijke effecten van scheepvaartverkeer Onduidelijk is of bij het berekenen van aantallen extra schepen rekening wordt gehouden met het feit dat RWE van plan is biomassa bij te stoken. Dit zal ten opzichte van steenkool tot extra scheepvaartbewegingen leiden. In de passende beoordeling is rekening gehouden met een worst case scenario met betrekking tot scheepvaartbewegingen. Daarbij wordt onder andere rekening gehouden met 'de aanvoer van kolen, biomassa en overige grondstoffen' (pag. 30 passende beoordeling) Nergens is aangegeven waar de 2 km silhouetwerking op is gebaseerd. Ook dit effect is niet in samenhang met de andere effecten beschouwd. In de passende beoordeling is aangegeven dat silhouetwerking maatgevend is voor de verstorende effecten van scheepvaart op zeezoogdieren. Het is een algemeen toegepast criterium voor de verstoring van zeezoogdieren. De silhouetwerking wordt worst case gehanteerd in de passende beoordeling, waarbij een effectafstand van 1500 meter (anders dan appellanten suggereren) wordt toegepast.2 "In de praktijk wordt veelvuldig waargenomen dat zeehonden veel minder verstoringsgevoelig zijn", aldus de passende beoordeling op pagina 169. In de beslissingen op bezwaar is ten aanzien van licht in de exploitatiefase en scheepvaartbewegingen het volgende opgemerkt: 'Uit de passende beoordeling blijkt verder dat tijdens de gebruiksfase in het deel van de Waddenzee direct aan de dijk grenzend een lichtbelasting zal ontstaan vergelijkbaar 2 Bouma, S., Lengkeek, W., Van den Boogaard, B., & H.W. Waardenburg. (2010). Reageren zeehonden op de Razende Bol op langsvarende baggerschepen. Bureau Waardenburg rapport nr ; in opdracht van RWS; 60 blz. Zie met name de conclusie bij 5.1 (pag. 49 e.v.) bij de beantwoording van hun onderzoeksvragen 1 en 2.

AANVULLENDE AANVRAAG NB- WETVERGUNNING RWE NOORDKADE VERLENGDE WILHELMINAHAVEN

AANVULLENDE AANVRAAG NB- WETVERGUNNING RWE NOORDKADE VERLENGDE WILHELMINAHAVEN AANVULLENDE AANVRAAG NB- WETVERGUNNING RWE NOORDKADE VERLENGDE WILHELMINAHAVEN RWE EEMSHAVEN HOLDING BV 28 november 2012 076729920:A - Vrijgegeven B02047.000045.0400 Inhoud 1 Inleiding...3 1.1 Aanleiding...3

Nadere informatie

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Directie en Biodiversiteit Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk DGAN-NB/18096623 Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG... 2 2 PROCEDURE... 2 3 WETTELIJK KADER... 2 3.1 Relevante artikelen Wet natuurbescherming...

Nadere informatie

Projectnummer: B Opgesteld door: Beno Koolstra. Ons kenmerk: :C. Kopieën aan: ARCADIS Dolf Logemann

Projectnummer: B Opgesteld door: Beno Koolstra. Ons kenmerk: :C. Kopieën aan: ARCADIS Dolf Logemann MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111 Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl Onderwerp: Zicht op vergunbaarheid in verband met effecten op Duitse Waddeneilanden Assen,

Nadere informatie

Voortoets Natura Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle

Voortoets Natura Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle Voortoets Natura 2000 Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle Aanleiding Voor het perceel gelegen aan de Dwarsdijk 2 te Halle is een vergroting van de rundveestalling voorzien, evenals een vergroting

Nadere informatie

website - 47-RO-2009015319-ab.doc Pagina 1

website - 47-RO-2009015319-ab.doc Pagina 1 website - 47-RO-2009015319-ab.doc Pagina 1 Ons kenmerk RO/2009015319 Behandeld door de heer B. Klijs (0592) 36 56 64 Onderwerp: Vergunning artikel 19d van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) 1998 BESLUIT

Nadere informatie

Gebiedsbescherming, Windparken op Land en de praktijk van de Provincie Groningen. Aaldert ten Veen, Stibbe Olaf Slakhorst, Provincie Groningen

Gebiedsbescherming, Windparken op Land en de praktijk van de Provincie Groningen. Aaldert ten Veen, Stibbe Olaf Slakhorst, Provincie Groningen Gebiedsbescherming, Windparken op Land en de praktijk van de Provincie Groningen Aaldert ten Veen, Stibbe Olaf Slakhorst, Provincie Groningen Stibbe & Pondera Winddag 11 oktober 2016 Windparken en gebiedsbescherming:

Nadere informatie

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Inhoudelijke overwegingen Directoraat-generaal Agro en Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk 17102956 Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG... 2 2 PROCEDURE... 2 3 WETTELIJK KADER... 2 3.1 Relevante artikelen Wet

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 16 november 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2016-011244 - gemeente Berg en

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar inzake VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET verleend aan RWE EEMSHAVEN HOLDING B.V.

Beslissing op bezwaar inzake VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET verleend aan RWE EEMSHAVEN HOLDING B.V. Beslissing op bezwaar inzake VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET 1998 verleend aan RWE EEMSHAVEN HOLDING B.V. voor de bouw en in bedriff nemen en houden van een elektriciteitscentrale in de Eemshaven besluit

Nadere informatie

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op de op 9 januari 2017 door ons ontvangen aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming van

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19kh Datum besluit : 1 december 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2015-009766 - gemeente Apeldoorn Activiteit

Nadere informatie

het college van gedeputeerde staten van Limburg Ruimtelijke-ordeningskamer - Natuurbescherming

het college van gedeputeerde staten van Limburg Ruimtelijke-ordeningskamer - Natuurbescherming Uitspraak 201403308/1/R2 Datum van uitspraak: woensdag 10 juni 2015 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: ECLI: het college van gedeputeerde staten van Limburg Eerste aanleg - meervoudig Ruimtelijke-ordeningskamer

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19kh Datum besluit : 14 juni 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-004730 - gemeente Bronckhorst Activiteit

Nadere informatie

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op de op 2 december 2016 door ons ontvangen aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming van R. Verburgt

Nadere informatie

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 Datum besluit : 2 juni 2016 Onderwerp Artikel Activiteit : Ontwerpbesluit Natuurbeschermingswet 1998-588927 - gemeente

Nadere informatie

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN Groningen, 4 februari 2016 Zaaknr. : 584698 Verzonden : 5 februari 2016 BESLUIT VERLENEN NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GRONINGEN

Nadere informatie

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren Nummer : 2009.09833V Venlo, Bijlage(n) : Het Dagelijks Bestuur heeft op 12 augustus 2009 een aanvraag om vergunning op grond van de Wet verontreiniging

Nadere informatie

H o e v e r d e r m e t b e s t e m m i n g s p l a n n e n v o o r h e t l a n d e l i j k g e b i e d n a d e

H o e v e r d e r m e t b e s t e m m i n g s p l a n n e n v o o r h e t l a n d e l i j k g e b i e d n a d e H o e v e r d e r m e t b e s t e m m i n g s p l a n n e n v o o r h e t l a n d e l i j k g e b i e d n a d e u i t s p r a a k v a n d e R a a d v a n S t a t e o v e r h e t b e s t e m m i n g s p

Nadere informatie

Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Wnb; wijziging vergunning onderhoudsbaggerwerk in de haven van Delfzijl; Waddenzee Directoraat-generaal Agro en Behandeld door Datum 20 december 2017 Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk DGAN-NB / 17206945

Nadere informatie

BESLUIT VERLENEN NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GRONINGEN

BESLUIT VERLENEN NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GRONINGEN BESLUIT VERLENEN NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GRONINGEN Artikel 19d en 19e Datum besluit : XXXX Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-583493 - gemeente Eemsmond Activiteit :

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3050

ECLI:NL:RVS:2016:3050 ECLI:NL:RVS:2016:3050 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-11-2016 Datum publicatie 16-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601834/1/R2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen Bestemmingsplan buitengebied Wageningen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 12 augustus 2013 / rapportnummer 2755 40 1. Oordeel over het MER De gemeente Wageningen wil haar bestemmingsplan voor

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100976/1/V2. Datum uitspraak: 18 september 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 13 december 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2016-011132 - gemeente Ede Activiteit

Nadere informatie

Aardgasgestookte elektriciteitscentrale in de Eemshaven Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Aardgasgestookte elektriciteitscentrale in de Eemshaven Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Aardgasgestookte elektriciteitscentrale in de Eemshaven Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 19 november 2009 / rapportnummer 2140-90 1. OORDEEL OVER HET MER Eemsmond Energie BV heeft het voornemen

Nadere informatie

Uitleg van de begrippen project en andere handeling in de zin van de Natuurbeschermingswet 1998

Uitleg van de begrippen project en andere handeling in de zin van de Natuurbeschermingswet 1998 Uitleg van de begrippen project en andere handeling in de zin van de Natuurbeschermingswet 1998 Geaccordeerd door de Regiegroep Natura 2000/PAS op 17 oktober 2013 1. Inleiding Op grond van artikel 19d

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (Wnb)

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (Wnb) 1 Assen, 23 januari 2017 Ons kenmerk 201601734-00675610 ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (Wnb) Vergunninghouder

Nadere informatie

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 Maatschap Stam Brasbeek 90 8326 BR SINT JANSKLOOSTER

Nadere informatie

Uitspraak /1/R2

Uitspraak /1/R2 pagina 1 van 5 Uitspraak 201311801/1/R2 Datum van uitspraak: woensdag 4 maart 2015 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: ECLI: 201311801/1/R2. Datum uitspraak: 4 maart 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Nadere informatie

Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen

Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 5 maart 2015 / rapportnummer 2988 22 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De provincie Gelderland

Nadere informatie

Uitspraak /1/R2

Uitspraak /1/R2 Uitspraak 201304768/1/R2 Datum van uitspraak: woensdag 16 april 2014 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: de staatssecretaris van Economische Zaken Eerste aanleg - meervoudig Ruimtelijke-ordeningskamer

Nadere informatie

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: de plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d. 10 november 2010.

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: de plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d. 10 november 2010. Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 De heer H.H.J. Kip Gammelkerstraat 11 7561 PH DEURNINGEN

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 14 juli 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-016928 - gemeente Hof van Twente Activiteit

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Assen, 28 november 2017 Ons kenmerk 201701823-00726559 ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Vergunninghouder

Nadere informatie

Uitspraak 201402159/1/R4

Uitspraak 201402159/1/R4 pagina 1 van 8 Uitspraak 201402159/1/R4 Datum van uitspraak: woensdag 5 augustus 2015 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: ECLI: 201402159/1/R4. Datum uitspraak: 5 augustus 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Nadere informatie

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Op het op 30 december 2015 door ons ontvangen verzoek om een verklaring van geen bedenkingen in het kader van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 De heer H.A. Luchtenberg Zuidelijke Kanaaldijk 5 7447

Nadere informatie

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Wnb hfdst 2 gebieden Artikel 2.7 lid 2 en 3, artikel 2.8 lid 3 en lid 9 en artikel 1.13 Wet natuurbescherming en artikel 2.7 Besluit

Nadere informatie

Bestuurlijke lus en projectbegrip De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen gesteld over de bestuurlijke lus en het projectbegrip.

Bestuurlijke lus en projectbegrip De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen gesteld over de bestuurlijke lus en het projectbegrip. > Retouradres Postbus 30032 9700 RM Groningen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage Postbus 30032 9700 RM Groningen www.rijksoverheid.nl/eleni T 070-3786868

Nadere informatie

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998 Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Vergunning Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998 Pascal Haumann B.V., Halve Maan 3 te Well Zaaknummer: 2015-0351 Kenmerk: 2016/98662 d.d. 15 december

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum : 18 november 2013 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2013-011300 - gemeente Aalten Activiteit : het

Nadere informatie

Actualiteiten Natuurbeschermingsrecht. Marieke Kaajan 19 maart 2015

Actualiteiten Natuurbeschermingsrecht. Marieke Kaajan 19 maart 2015 Actualiteiten Natuurbeschermingsrecht Marieke Kaajan 19 maart 2015 Inhoud 1. Mitigatie, compensatie, instandhoudingsdoelstellingen; 2. Actualiteiten PAS; 3. Bestemmingsplan: voorschriften en passende beoordeling.

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 25 juli 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-004628 - gemeente Rheden Activiteit

Nadere informatie

Inhoud. Actualiteiten ten aanzien van: 1. Bestaand gebruik en bestaande rechten;

Inhoud. Actualiteiten ten aanzien van: 1. Bestaand gebruik en bestaande rechten; Inhoud Actualiteiten ten aanzien van: 1. Bestaand gebruik en bestaande rechten; 2. Interne en externe saldering, inclusief saldering via depositiebank; 3. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Actualiteiten

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292 ECLI:NL:RVS:2007:BB7292 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-11-2007 Datum publicatie 07-11-2007 Zaaknummer 200702345/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Ons kenmerk C2116644 / 3652201 op de op 9 april 2013 door ons ontvangen aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 16 en/of 19d van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201106219/1/A4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 3 oktober 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-011430 gemeente Apeldoorn Activiteit : plaatsen

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 23 januari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-010547 - gemeente Haaksbergen

Nadere informatie

Natuurbeschermingswet [appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],

Natuurbeschermingswet [appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats], ECLI:NL:RVS:2017:417 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-02-2017 Datum publicatie 15-02-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601490/1/R2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Uitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Uitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 15 juli 2008 / rapportnummer 1995-62 1. OORDEEL OVER HET MER Maasvlakte Olie Terminal

Nadere informatie

Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2

Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2 Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2 Directie en Biodiversiteit Behandeld door T 070 379 7976 F 088 223 3334 Datum 20

Nadere informatie

Conclusie. Beslissing. Overgangsrecht.

Conclusie. Beslissing. Overgangsrecht. de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zullen worden aangetast als gevolg van het project. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat in het voorliggende

Nadere informatie

Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Nb-wet POV-dag 'het delen-durven-doen'festival donderdag 5 januari 2017

Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Nb-wet POV-dag 'het delen-durven-doen'festival donderdag 5 januari 2017 Directie Natuur en Biodiversiteit 1 Directoraat-Generaal Agro en Natuur Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 Het delen, durven, doen festival Directie Natuur en

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 19 september 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-00078 - gemeente Nunspeet

Nadere informatie

IE lil! Uil

IE lil! Uil Gemeente Nieuwkoop T.a.v. de heer R. van Heeringen Postbus 1 2460 AA TER AAR IE lil! Uil 15. 2293 Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) 1 Assen, 25 maart 2019 Ons kenmerk 201802064-00810929 BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Vergunninghouder

Nadere informatie

Wnb; overwegingen vergunning; seismisch onderzoek Lemsterland; Rottige Meenthe & Brandemeer en Weerribben.

Wnb; overwegingen vergunning; seismisch onderzoek Lemsterland; Rottige Meenthe & Brandemeer en Weerribben. Directoraat-generaal, Visserij en Landelijk Gebied Behandeld door Wnb; overwegingen vergunning; seismisch onderzoek Lemsterland; Rottige Meenthe & Brandemeer en Datum 5 december 2018 Bijlage nummer 1 Horend

Nadere informatie

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b 2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 13 november 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-000192 -

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, e, f en g Natuurbeschermingswet 1998, Verordening Stikstof en Natura 2000 Gelderland en Beleidsregels Stikstof en

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 23 november 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-011003 - gemeente Apeldoorn Activiteit

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Directie Wetgeving en Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres

Nadere informatie

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften: Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 Maatschap Tijans-Kamphuis Roorderheurneweg 2 7587 LJ

Nadere informatie

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Op het op 6 januari 2016 door ons ontvangen verzoek om een verklaring van geen bedenkingen in het kader van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 16 juni 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-003086 - gemeente Hof van Twente

Nadere informatie

Wijziging Natuurbeschermingswet 1998 door de Crisis- en herstelwet

Wijziging Natuurbeschermingswet 1998 door de Crisis- en herstelwet Wijziging Natuurbeschermingswet 1998 door de Crisis- en herstelwet De Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet) voorziet met het oog op het behoud van de biodiversiteit, in regels ter bescherming van

Nadere informatie

Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl

Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 27 december 2016 / projectnummer: 3159 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De familie

Nadere informatie

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Ons kenmerk C2139347/3715576 op de op 2 januari 2014 door ons ontvangen aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 16 en/of 19d van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

Notitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit

Notitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit Notitie Vergelijking Plateau- en lagenfurt RWS Limburg juli 2007 1 1. Samenvatting en conclusies Rijkswaterstaat heeft in samenwerking met TNO de effecten in en rond Venlo van Rijksweg 74 op luchtkwaliteit

Nadere informatie

Q,dbn. Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Omgevingsdienst Brabant Noord

Q,dbn. Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Omgevingsdienst Brabant Noord Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Q,dbn Omgevingsdienst Brabant Noord Op het op 1 maart 2016 door ons ontvangen verzoek om een verklaring van geen bedenkingen in

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-12-2007 Datum publicatie 12-12-2007 Zaaknummer 200700759/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Pluimveehouderij De Haan, Zevenhuizen (Bakkeveense Duinen)

: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Pluimveehouderij De Haan, Zevenhuizen (Bakkeveense Duinen) Pluimveehouderij De Haan BV T.a.v.: Dhr. R. Bosma Dwarshaspel 8 9354 VS ZEVENHUIZEN Leeuwarden, 14 september 2012 Verzonden, Ons kenmerk : 01014489 Afdeling : Stêd en Plattelân Behandeld door : G. Wijnsma

Nadere informatie

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Wnb hfdst 2 gebieden Artikel 1.13, artikel 2.7 lid 2 en 3 en artikel 2.8 lid 3 en 9 Wet natuurbescherming en artikel 2.7 Besluit natuurbescherming

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 10 februari 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-014970 - gemeente Oude IJsselstreek Activiteit

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) 1 Assen, 25 april 2017 Ons kenmerk 201602886-00691398 ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Vergunninghouder Bedrijfslocatie

Nadere informatie

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Wet natuurbescherming hoofdstuk 2 gebieden Datum besluit : 15 mei 2017 Onderwerp : Wet natuurbescherming - 2016-008022 - gemeente Harderwijk

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Assen, 28 januari 2019 Ons kenmerk 201802658-00799536 ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Vergunninghouder

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum : 21 januari 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2013-014115 - gemeente Putten Activiteit : het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BH9250

ECLI:NL:RVS:2009:BH9250 ECLI:NL:RVS:2009:BH9250 Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-04-2009 Datum publicatie 01-04-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200801465/1/R2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Vergunning Nb-wet 1998; Project Stroomlijn; Cortenoever

Vergunning Nb-wet 1998; Project Stroomlijn; Cortenoever Inhoudelijke overwegingen Vergunning Nb-wet 1998; Project Stroomlijn; Cortenoever Directoraat-generaal Natuur Behandeld door A. de Noord T 050 750 8333 F 050 750 8399 a.denoord@mineleni.nl Bijlage nummer

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 12 augustus 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-003206 - gemeente Aalburg

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 27 februari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-012145 - gemeente Oude IJsselstreek

Nadere informatie

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998 Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Vergunning Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998 Maatschap Vissers-Gommans, Vosberg 11 a te Panningen Zaaknummer: 2014-1047 Kenmerk: 2016/63042 d.d.

Nadere informatie

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Assen, 4 december 2018 Ons kenmerk 201801535-00789811 BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Vergunninghouder

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 11 december 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-012145 - gemeente Oude IJsselstreek

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar Nb-wet vergunning RWE - 16 april 2013 BIJLAGE 1

Beslissing op bezwaar Nb-wet vergunning RWE - 16 april 2013 BIJLAGE 1 Beslissing op bezwaar Nb-wet vergunning RWE - 16 april 2013 BIJLAGE 1 LEESWIJZER De motivering van de beslissing op bezwaar d.d. 16 april 2013 wordt hierna verder uitgewerkt. In deel IA wordt ingegaan

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655 ECLI:NL:CBB:2016:168 Instantie Datum uitspraak 06-06-2016 Datum publicatie 24-06-2016 Zaaknummer 15/655 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven Bestuursrecht

Nadere informatie

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET 1998. verleend aan STAATSBOSBEHEER. voor

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET 1998. verleend aan STAATSBOSBEHEER. voor GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET 1998 verleend aan STAATSBOSBEHEER voor plaatsen en gebruik schuilvoorziening Rottumeroog (art. 20 gebied) besluit 16 juli

Nadere informatie

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Pr int deze uitspr aak Page 1 of 31 Uitspraken ZAAKNUMMER 200900425/1/R2 en 200902744/1/R2 DATUM VAN UITSPRAAK woensdag 24 augustus 2011 TEGEN de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit PROCEDURESOORT

Nadere informatie

Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Luttikhuisen, Broekhuizerdijk 38 te Melderslo Zaaknummer:

Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Luttikhuisen, Broekhuizerdijk 38 te Melderslo Zaaknummer: Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Vergunning Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998 Luttikhuisen, Broekhuizerdijk 38 te Melderslo Zaaknummer: 2015-0862 Kenmerk: 2016/93247 d.d. 24 november

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2014:6506

ECLI:NL:RBOBR:2014:6506 ECLI:NL:RBOBR:2014:6506 Instantie Datum uitspraak 31-10-2014 Datum publicatie 05-11-2014 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 1428 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Omgevingsrecht

Nadere informatie

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Wnb hfdst 2 gebieden Artikel 2.7 lid 2 en 3, artikel 2.8 lid 3 en 9 en artikel 1.13 Wet natuurbescherming en artikel 2.7 Besluit natuurbescherming

Nadere informatie

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl Maatschap van der Vegte Bremmelerstraat 10 8131 PK WIJHE Inlichtingen bij Ben

Nadere informatie

Memo. memonummer rev. 00 datum 27 augustus 2015 BDP Ontwikkeling BV S. Visser

Memo. memonummer rev. 00 datum 27 augustus 2015 BDP Ontwikkeling BV S. Visser Memo memonummer 196529-20150827 - rev. 00 datum 27 augustus 2015 aan BDP Ontwikkeling BV van S. Visser goedkeuring D. Bouman project Bestemmingsplan Hoensbroek Zuid deelgebied Overbroek projectnr. 196529

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) 1 Assen, 5 november 2018 Ons kenmerk 201802306-00785497 ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Vergunninghouder

Nadere informatie

Uitspraken /1/R2 en /1/R2. Datum uitspraak: 24 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak in het geding tussen:

Uitspraken /1/R2 en /1/R2. Datum uitspraak: 24 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak in het geding tussen: Uitspraken zaaknummer 200900425/1/R2 en 200902744/1/R2 datum van uitspraak woensdag 24 augustus 2011 tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie