1 Teken het schema van een schakeling waarmee je met behulp van een voltmeter en een ampèremeter de weerstand van een lampje kunt bepalen.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "1 Teken het schema van een schakeling waarmee je met behulp van een voltmeter en een ampèremeter de weerstand van een lampje kunt bepalen."

Transcriptie

1 Domein B: Elektriciteit en magnetisme Subdomein: Elektrische stroom 1 Teken het schema van een schakeling waarmee je met behulp van een voltmeter en een ampèremeter de weerstand van een lampje kunt bepalen. ampèremeter in serie en voltmeter parallel (2) onjuiste symbolen (-1) alle andere schakelingen (0) 2 Om een lampje (6,0 V/0,50 A) op de juiste spanning te laten branden, sluiten we het in serie met een weerstand aan op een spanningsbron van 20 V. Bereken de weerstandswaarde van de weerstand. UR = 20-6 = 14 V (1) IR = 0,50 A (1) R = U/I = 14/0,50 = 28 Ω (1) of Rtot = U/I = 20/0,50 = 40 Ω (1) Rlamp = 6,0/0,50 = 12 Ω (1) R = = 28 Ω (1) 3 Bereken de vervangingsweerstand van de weerstanden in de nevenstaande schakeling. 1/Rv = 1/6 + 1/4 = 5/12 Rv = 12/5 = 2,4 Ω (1) Rtot = 2,4 + 3,0 = 5,4 Ω (1)

2 4 Een lange rechte draad PQ wordt aangesloten op een spanningsbron van 12 V. Over de draad kan een schuifcontact S worden bewogen. Bereken de spanning UPS. UPS = 5/20 12 = 3 V (2) 5 In onderstaande schakeling zijn een vaste weerstand van 4 Ω en een weerstandsdraad PQ van 4 Ω opgenomen. De afstand tussen de uiteinden P en Q bedraagt 30 cm. Men neemt een voltmeter in de schakeling op (zie tekening). De voltmeter geeft een spanning van 5 V aan. Bereken de afstand PS. R tussen aansluitpunten voltmeter: 5/8 8 = 5 Ω (1) R tussen P en S = 5-4 = 1 Ω (1) PS = 3 30 = 7,5 cm (1) 6 Twee schakelingen worden aangesloten op een even grote spanning. De spanning over de weerstand van 6 kω blijkt 600 V te zijn. Bepaal de spanning over de weerstand van 60 kω. inzicht dat de weerstandsverhouding hetzelfde is (1) antwoord 600 V (1)

3 7 Een draadstuk PQR is overal even dik en heeft een weerstand van 10 Ω. PQ = QR. Men vouwt de draad zo dubbel dat P en R contact maken. Zie nevenstaande figuur. Hoe groot is de weerstand tussen Q en het uiteinde P/R? R = = 2,5 Ω (2) alle andere antwoorden (0) 8 In de schakeling is S een schakelaar die geopend is, G en R zijn 6-volt-lampjes, die beide branden. Men sluit de schakelaar S. a Leg uit of lampje G hierdoor anders gaat branden. Zo ja, hoe? b Leg uit of lampje R hierdoor anders gaat branden. Zo ja, hoe? a ja, feller (1) omdat de weerstand van de hele stroomkring kleiner wordt (1) b gaat uit (1) omdat R is kortgesloten (1) 9 Twee gloeilampjes L1 en L2 zijn volgens het schema aangesloten op een spanningsbron en branden. Een derde lampje L3 wordt parallel aan L2 aangesloten door de schakelaar te sluiten. Alle lampjes blijven branden. a Beredeneer of, en zo ja hoe, de stroomsterkte door L1 verandert door het sluiten van de schakelaar. b Beredeneer of, en zo ja hoe, de stroomsterkte door L1 verandert door het sluiten van de schakelaar. a Maximumscore 2 Rv van de hele schakeling wordt kleiner I door L1 wordt groter b Maximumscore 3 Rv van L2 en L3 wordt kleiner er zal een kleiner deel van de spanning over L2 komen te staan I door L2 wordt kleiner 10 Op een spanningsbron met een constante spanning van 24 V zijn 3 weerstanden aangesloten, zie figuur. Bereken de stroomsterkte in het punt P van deze schakeling. Rtot = 4 + 4/2 = 6 Ω (1) I = U/Rtot = 24/6 = 4 A (1)

4 11 Bereken de stroomsterkte die de ampèremeter aanwijst. 1/Rv = 1/8 + 1/4 = 3/8 Rv = 2,67 Ω (1) Rtot = 2, = 4,67 Ω (1) I = U/R = 12/4,67 = 2,6 A (1) 12 Bereken de stroomsterkte die de ampèremeter aanwijst. 1/Rv = 1/6,0 + 1/3,0 Rv = 2,0 Ω (1) U over 3,0 Ω = 6,0 V (1) I = U/R = 6,0/3,0 = 2,0 A (1) 13 In de schakeling zijn tweegelijke weerstanden van elk 10 Ω parallel geschakeld en aangesloten op een constante spanningsbron van 12 V. V en A zijn ideale meters. Wat wijzen de volt- en ampèremeter aan?. voltmeter: 12 volt (1)ampèremeter: 2,4 A (1) 14 Gegeven is nevenstaande schakeling. Bereken de stroomsterkte in punt R. Utot = 10 V (1) 1/Rv = 1/3 + 1/6 Rv = 2 Ω (1) Rtot = = 5 Ω (1) I = Utot /Rtot = 2 A (1)

5 15 In de schakeling leveren de spanningsbronnen een spanning van 20 V en 10 V. De V-meter geeft 15 V aan. Bereken de weerstand van R. Over R staat een spanning van = 5 V (1). Over de weerstand van 50 Ω staat = 25 V (1). De weerstand van R is dus 50/5 = 10 Ω (1). 16 In de schakeling leveren de spanningsbronnen een spanning van 20 V en 10 V. De V-meter geeft 15 V aan. Bereken de grootte van de weerstand R. Links van de V-meter is de potentiaal 10 V,dus rechts ervan: = 25 V (1) I door de weerstand van 50 Ω is 25/50 = 0,50 A (1) De totale weerstand is 30/0,50 = 60 Ω (1) R = 10 Ω (1) 17 Een ideale spanningsbron (4,5 V) is zoals in de schakeling is aangegeven, aangesloten op 4 weerstanden. Bereken het potentiaalverschil VX - VY. I door 4 Ω = 4,5/9 = 0,5 A en I door 2 Ω = 4,5/9 = 0,5 A (1). VX = 4,5 - (0,5 4) = 2,5 V (1) VY = 4,5 - (0,5 2) = 3,5 V (1) VX - VY = 2,5-3,5 = -1,0 V (1)

6 18 De weerstand van de wolfraamdraad van een gloeilamp neemt toe als de temperatuur stijgt. De weerstand van een stuk constantaandraad is constant. Iemand meet de stroomsterkte als functie van de spanning van 1 een gloeilamp 2 een constantaandraad Het blijkt dat bij een spanning van 4 V de weerstand van de gloeidraad en de constantaandraad gelijk zijn. Schets de (I,U)-karakteristiek van de gloeilamp en de constantaandraad in hetzelfde diagram voor 0 < U < 6 volt. rechte lijn door (0,0) voor constantaan (1) juiste kromme voor gloeilamp (2) snijpunt bij 4 V (1) 19 De weerstand van de wolfraamdraad van een gloeilamp neemt toe als de temperatuur toeneemt. De weerstand van een stuk constantaandraad is onafhankelijk van de temperatuur. Men bepaalt bij twee experimenten: 1 de weerstand van een gloeilamp als functie van de spanning over die lamp 2 de weerstand van een constantaandraad als functie van de spanning over die draad a Schets het diagram dat men bij experiment 1 vindt. b Schets het diagram dat men bij experiment 2 vindt. a Maximumscore 3 R verticaal en U horizontaal (1) R neemt toe met U; recht of krom mag beide (1) bij U = 0 R 0 (1) b Maximumscore 2 R verticaal en U horizontaal (1) grafiek is horizontale lijn (1) 20 Een metalen draad is aangesloten op een spanningsbron. We vervangen de draad door een even lange draad van hetzelfde metaal, met een 2 zo grote straal. Beredeneer hoeveel keer de weerstand van de nieuwe draad groter of kleiner is dan de weerstand van de oorspronkelijke draad. R = ρ l/a = ρ l/(πr2) (1) l en ρ blijven hetzelfde, maar r 2 r2 4 (1) R: 1 4 zo groot ofwel 4 zo klein (1)

7 21 Een metalen draad is aangesloten op een spanningsbron. We vervangen de draad door een even lange draad van hetzelfde metaal, met een 2 zo grote straal. Beredeneer wat er met de stroomsterkte gebeurt die de spanningsbron levert. R = ρ l/a en A is 4 zo groot (1) R is 4 zo klein; R = V/I (1) I is 4 zo groot (1) 22 Van een draad is de soortelijke weerstand (1, Ωm) en de doorsnede (1,0 mm2) gegeven. Bereken de weerstand van een stuk draad van 10 m lengte. R = ρ l/a (1) = 1, /(1,0 10-6) = 1,0 Ω (1) 23 Voor een weerstand geldt onderstaand (I,U)-diagram. De weerstand wordt aangesloten op een spanning van 15 V. a Bereken de weerstandswaarde van de weerstand. b Bereken het vermogen van de weerstand bij 15 V. a Maximumscore 1 R = U/I = 15/3,0 = 5,0 Ω b Maximumscore 2 P = I V = 15 3 = 45 W 24 Door een lamp loopt een stroom van 50 ma. Bereken hoeveel elektronen de lamp per uur passeren. n = I t/e (1) = (0, )/(1, ) = 1, elektronen (1) 25 In een oplossing bewegen tweewaardig negatieve ionen. Bereken hoeveel ionen je nodig hebt voor een ladingstransport van 1,0 coulomb. inzicht q = 2 1, = 3, C (1) N = Q/q = 1/(3, ) = 3, (1)

8 26 Een wolfraamdraad heeft een weerstand van 1,0 102 Ω. De doorsnede van de draad bedraagt 0,50 mm2. Bereken de lengte van de draad. R = ρ l/a l = R A/ρ (1) opzoeken ρwolfraam (1) omrekenen oppervlak (1) l = 1, , /( ) = 9,1 102 m (1) 27 In onderstaande figuur is een deel van een schakeling getekend. Bereken op welke spanning het lampje brandt. U = I R = 0,2 20 = 4,0 volt over de onderste tak (1) dus staat deze spanning ook over het lampje (1) 28 Iemand wil de grootte van een onbekende weerstand nauwkeurig bepalen. Hij meet telkens de spanning over de weerstand en de daarbij behorende stroomsterkte in de weerstand. De gevonden resultaten zijn weergegeven in nevenstaand diagram. Bereken de weerstand. R = U/I = 50/4,0 (of 25/2,0) = 12,5 Ω (2) meetpunt dat niet op de rechte ligt gebruikt (-1) afleesfout (-1)

9 29 Men wil de weerstand van een stuk constantaandraad nauwkeurig bepalen. Hiertoe sluit men de uiteinden van de draad aan op een variabele spanningsbron en meet bij drie verschillende spanningen de stroomsterkte in de draad. Hierna berekent men in alle drie de gevallen de waarde U/I. Men verkrijgt dan onderstaande tabel. U (V) 1,0 2,0 3,0 I (A) 0,26 0,55 0,71 U/I ( ) 3,8 3,6 4,2 Bepaal de waarde voor de weerstand van de draad met behulp van bovenstaande tabel. R = (3,8 + 3,6 + 4,2)/3 = 11,6/3 = 3,9 Ω 30 De halfgeleiderdiode, waarvan de karakteristiek hiernaast is geschetst, heeft een drempelspanning van 0,7 V. Deze diode wordt aangesloten op een batterij met een bronspanning van 1,5 V en een inwendige weerstand van 0,5 Ω. De diode mag geen groter vermogen opnemen dan 0,5 W. Bereken de minimale waarde van de weerstand R die je in de kring moet opnemen om te voorkomen dat de diode oververhit raakt. - voor de diode geldt: P = IU 0,5 = I 0,7 Imax = 0,71 A (1) - over de in- en uitwendige weerstand samen staat dan nog: Ub - Udrempel = 1,5-0,7 = 0,8 V, zodat met U = IR 0,8 = 0,71 (Ru + 0,5) Ru = 0,62 Ω (1)

10 31 Tussen de polen van een accu is het potentiaalverschil 12 V. Gedurende 20 seconden loopt er een stroom van 100 ma. Bereken de geleverde elektrische energie. P = UI = 12 0,1 = 1,2 watt (1) E = Pt = 1,2 20 = 24 joule (1) 32 Op een autolamp is aangegeven: 12 V, 24 W. Men sluit deze lamp aan op een accu van 12 V. Bereken de stroomsterkte en de weerstand van de lamp. P = UI 24 = 12 I I = 2 A (1) R = U/I = 12/2 = 6 Ω (1) 33 Een lamp van 220 V; 100 W brandt 6 minuten. Bereken hoeveel elektrische energie is omgezet. Eel = Pt (1) = = Joule (1) 34 Een wasmachine heeft een vermogen van 3,5 kw. De wasmachine wordt aangesloten op een stopcontact (spanning 230 V). Bereken in hoeveel tijd de wasmachine 1,0 106 J aan elektrische energie omzet. t = E/P = 1,0 106/(3,5 10;) = 2,9 102 s (2) 35 Met een verwarmingselement (dompelaar) van 40 Ω willen we een hoeveelheid water verwarmen. De dompelaar wordt daartoe aangesloten op een spanningsbron. De stroomsterkte door de dompelaar bedraagt 0,50 A. Bereken hoeveel warmte er elke minuut in de dompelaar wordt ontwikkeld. P = I2 R (1) = 0, = 10 W (1) E = P t = = 6,0 102 J (1)

11 36 Een regelbare weerstand is aangesloten op een constante spanning van 9 V. We maken de weerstand 2 zo groot. Beredeneer wat er gebeurt met de hoeveelheid warmte die per minuut in de weerstand wordt ontwikkeld. E = U I t = (U2/R) t (1) R 2 zo groot dus E 2 zo klein (1) 37 In een plaatsje in Siberië kost het 0,60 roebel om een elektrische kachel met een vermogen van 3,0 kw een half uurtje laten branden. Bereken de prijs van 1,0 kwh in het plaatsje. Eel = P t = 3,0 0,5 = 1,5 kwh (1) prijs = 0,60/1,50 = 0,40 roebel (1) 38 Een gloeilamp (220 V, 100 W) is aangesloten op de netspanning van 220 V. De prijs van 1 kwh is 0,10. Bereken hoeveel het kost om de lamp 24 uur te laten branden. E = P t (1) = 0, = 2,4 kwh (1) prijs 2,4 10 = 24 ct = 0,24 (1) 39 Via een twee-aderig snoer van 5,0 m lengte wordt een lamp van 100 Ω aangesloten op een stopcontact (230 V). Iedere ader heeft een weerstand van 0,20 Ω/m. Bereken hoe groot het vermogen is dat in het snoer verloren gaat. Rtot = 100 Ω ,20 = 102 Ω (1) I = U/Rtot = 230/102 = 2,25 A (1) Pdraad = I2R = 5,1 2,0 = 10 W (1)

12 40 Deze opgave gaat over een nieuw begrip, namelijk de capaciteit van een accu. We zullen je eerst vertellen wat men hieronder verstaat. De capaciteit is stroomsterkte in ampère tijd in uren. Hier volgt een voorbeeld: Als een accu een stroom van 0,25 A gedurende 40 uur kan leveren dan is de capaciteit 0,25 40 uur = 10 ampère-uur (Ah). Op een accu van 6 V met een capaciteit van 60 Ah wordt een lampje (6 V, 3 W) aangesloten. Bereken hoeveel uren dit lampje op deze accu kan branden. P = UI; 3 = 6 I I = 0,5 A (1) Cap = I t 60 = 0,5 t t = 120 uur (1) 41 Wat wijst de nevenstaande meter aan? I = 0,62 A (2) 42 In een serieschakeling van twee weerstanden R1 en R2 zijn twee ampèremeters A1 en A2 opgenomen. R3 wordt parallel aan R2 geschakeld door S te sluiten. a Beredeneer of A1 meer, minder of evenveel aanwijst nadat S is gesloten. b Beredeneer of A2 meer, minder of evenveel aanwijst nadat S is gesloten. a Maximumscore 2 totale weerstand kleiner (1) Itot groter: A1 wijst meer aan (1) b Maximumscore 2 spanning over R1 wordt groter spanning over R2 en R3 wordt kleiner (1) dus stroom door R2 kleiner: A2 wijst minder aan (1)

13 43 In een serieschakeling van twee weerstanden R1 en R2 zijn een ampèremeter en een voltmeter opgenomen. R3 wordt parallel aan R2 geschakeld door S te sluiten. a Beredeneer of de ampèremeter meer of minder gaat aanwijzen. b Beredeneer of de voltmeter meer of minder gaat aanwijzen. a Maximumscore 2 Rtot wordt kleiner (1) stroomsterkte groter (1) b Maximumscore 2 U over R1 groter, want U = I R1 (2)

14 Subdomein: Signaalverwerking 44 Een geheugencel heeft twee ingangen (set en reset) en één uitgang. Aan elk van de ingangen kan men een hoog of laag signaal toevoeren. Leg zo volledig mogelijk de werking van zo'n geheugencel uit. -Wordt de set korte tijd 1, dan wordt de uitgang 1. (1) -De uitgang blijft nu 1, totdat (1) -de reset 1 wordt, dan wordt de uitgang weer 0. (1) -Als de beide ingangen 1 zijn, dan is de uitgang ook 1. (1) 45 Een pulsgenerator met een frequentie van 0,625 Hz is aangesloten op de daarvoor bedoelde ingang van een pulsenteller. De uitgang van de teller is binair met een breedte van 5 bits: p,q,r,s en t. Op elk van deze uitgangen is een LED aangesloten. De teller begint op t = 0 te tellen. Aanvankelijk brandt geen enkele LED en bij de eerste tel licht p op. a. Welke van de vijf LED's branden op t = 12 s? b. Op welk tijdstip branden voor het eerst alle LED's? a. 12 s = 7,5 tel (1) dus binaire 7 : alleen p,q en r branden (1) b. alle LED's branden na 31 tellen (1) dus op t = 31 1,6 = 49,6 s (1) 46 In een kamer, waar een temperatuur heerst van 18,0 C, staat een tropisch aquarium. Men streeft er naar dat de temperatuur van het water 23,0 C blijft. Hiertoe plaatst men in de bak een verwarmingselement en een temperatuursensor. Deze sensor wordt zo geschakeld, dat hij het verwarmingselement kan in- en uitschakelen. De temperatuursensor levert een spanning Vin die groter is naarmate de temperatuur hoger is. Via een schakeling met achtereenvolgens een comparator en een invertor stuurt deze Vin een spanning Vuit aan. Bij een hoog uitgangssignaal wordt via een relais het verwarmingselement ingeschakeld. a. Leg uit wat de functie van de comparator is. b. Leg uit waarom een invertor nodig is. c. Beredeneer of het verwarmingssysteem een meetsysteem, een stuursysteem of een regelsysteem is. a. de comparator vergelijkt het sensorsignaal met een refentiesignaal (1) b. bij hoge temperatuur moet Vuit juist laag zijn (1) c. een regelsysteem, want er is sprake van terugkoppeling (1).

15 47 In de tekening hiernaast zie je een geheugenelement waar twee signalen op worden ingevoerd. De diagrammen hieronder geven de invoersignalen weer van de 'set' en de 'reset'. Teken het signaal dat in dezelfde periode op het uitvoersignaal van het geheugenelement komt te staan. Maximumscore 3 uitvoersignaal ' ' (3) uitvoersignaal gelijk aan set- of resetsignaal (0) 48 In de tekening hiernaast zie je een OF-poort met een invertor. Er zijn twee invoerkanalen X en Y en een uitvoerkanaal Z. De diagrammen hieronder geven de invoersignalen X en Y als functie van de tijd. Teken het signaal dat in dezelfde periode door uitvoerkanaal Z wordt uitgezonden. Maximumscore 3 indien uitvoersignaal 'NEN'-poort getekend (1) indien uitvoersignaal OF-poort getekend (1) indien uitvoersignaal EN-poort getekend (1) 49 In de tekening hiernaast zie je een EN-poort waarop twee signalen worden ingevoerd. Het signaal X gaat via een invertor en het signaal Y rechtstreeks naar de EN-poort. De diagrammen hieronder geven de signalen X en Y weer als functie van de tijd. Teken het signaal dat in dezelfde periode door de LED ontvangen wordt. Maximumscore 3 uitsluitend tussen 0 en 1 s èn tussen 5 en 6 s een hoog signaal (3) - signaal voor 7/8 van de tijd juist (2) - juiste weergave van uitgangssignaal van: Y en geïnverteerde X naar OF-poort (2) X en Y naar EN-poort (invertor vergeten) (2) X en Y naar OF-poort (1)

16 Lichtsluis In een deuropening is een lichtsluis gemonteerd. Een lichtsluis bestaat uit een lampje en een lichtsensor. Als de deur dicht is, wordt de lichtstraal niet onderbroken en geeft de sensor een hoog signaal af. Als de deur echter wordt geopend, wordt de lichtstraal onderbroken en geeft de sensor een laag signaal af. Deze lichtsensor is een onderdeel van een alarmsysteem dat Piet ontworpen heeft. Als een indringer de deur opent, moet even later een zoemer afgaan en blijven afgaan. Als Piet zelf de deur opent, kan hij het alarm afzetten door even op een (verborgen) drukschakelaar te duwen. Het schema van Piet's alarm is hieronder weergegeven. De pulsgenerator geeft 1 puls per s aan de 4-bits teller. Het systeem werkt echter niet helemaal naar wens. 50-a Leg uit waarom het alarmsysteem niet goed werkt. Als bij werkende zoemer de drukschakelaar ingedrukt wordt, stopt de zoemer wel meteen, maar begint 8 s later weer. (2) 50-b Leg uit of de zoemer afgaat, en zo ja wanneer, als een indringer snel naar binnen glipt, waarbij de deur slechts 2 s open is. -als deur even opengaat, blijft de uitgang van de eerste geheugencel hoog (1) -dus de teller blijft lopen (1) -na 8 s wordt de tweede geheugencel geset, vanaf dat moment blijft de zoemer aan. (1) 50-c Leg uit of de zoemer afgaat, en zo ja wanneer, als iemand de deur even opent, maar 4 s na het openen de drukschakelaar indrukt. -als de deur opengaat, wordt de eerste geheugencel geset, dus teller gaat lopen (1) -na 4 s wordt de teller gereset en de tweede geheugencel ook (1) -maar de teller start dan opnieuw, dus 12 s na openen deur gaat de zoemer af. (1)

17 50-d Door het verplaatsen van één aansluiting kan een goed werkende schakeling gemaakt worden. Leg uit welke aansluiting moet worden verplaatst. Bij het indrukken moet de teller uitgezet worden (1) Dus de eerste geheugencel moet worden gereset (1) De aansluiting moet dus van de reset van de teller naar de reset van de eerste geheugencel worden verplaatst. (1) 51 Om het schaarse verkeer dat over een zijweg een drukke hoofdweg nadert ongehinderd de kruising te laten oversteken, heeft men een verkeerslicht geplaatst dat altijd op 'rood' staat voor die zijweg als er geen verkeersaanbod is. In het wegdek van de zijweg heeft men een reed-contact-sensor aangebracht die alleen even een hoog signaal afgeeft als er een auto over rijdt. De verkeerslichtinstallatie is aangesloten op onderstaand schema. Er nadert een auto over de zijweg. Op t = 0 s passeert de auto de sensor en staat het licht op 'rood'. Leg uit wat er in de 8 seconde volgend op het passeren van de reedcontact-sensor met het verkeerslicht gebeurt. -het licht blijft 1 s op 'rood' staan (1) -dan brandt 3 s lang het 'groene' licht (1) -dan brandt 1 s lang het 'oranje' licht (1) -daarna blijft het licht 'rood'. (1) 52 Een tellerschakeling telt de pulsen van een 0,020 Hz pulsgenerator. Op de teller zit een aantal LED's. Deze moeten het aantal getelde pulsen in binaire code in tijdsintervallen tot 4,0 uur weer kunnen geven. Bereken hoeveel LED's hiervoor tenminste nodig zijn. 288 pulsen in 4,0 uur (1) - 28 < 288 < 29 (1) - dus 9 LED's nodig (1)

18 53 Een temperatuursensor heeft een gevoeligheid van 0,10 V per C. Een AD-omzetter heeft een resolutie van 20 mv. Carola meet met deze sensor en deze AD-omzetter (en een computer) de temperatuur als functie van de tijd. Bereken het kleinste temperatuurverschil dat op deze wijze kan worden waargenomen. Maximumscore 3 gevoeligheid = 0,10 V/ C, dus 100 mv/ C (1) per graad verandert de spanning dus 5 de resolutie (1) de kleinste temperatuurverandering die kan worden gemeten bedraagt dus 1/5 = 0,20 C (1) 54 Met een computer meet Joop de geluidssterkte als functie van de tijd. De sensor heeft een gevoeligheid van 0,040 V/dB. De maximale uitgangsspanning van de sensor bedraagt 1,00 V. Het kleinste verschil in geluidssterkte dat kan worden gemeten bedraagt 98 millidecibel. Bereken de resolutie van de gebruikte AD-omzetter. Maximumscore 3 als de geluidssterkte met 1 db verandert, verandert de spanning 0,040 V (1) als de geluidssterkte 0,098 db verandert, verandert de spanning dus met 0,098 0,040 = 0,00392 V (1) de resolutie van de AD-omzetter bedraagt dus 0,00392 V = 3,9 mv (1) Opmerking: resolutie berekend met 1/255 (1) 55 In een meetsysteem wordt een 8-bit AD-omzetter gebruikt om analoge spanningen van 0,00 tot 5,00 V om te zetten. a. Bereken de resolutie van deze AD-omzetter. Op de ingang wordt een spanning van 3,00 V aangesloten. b. Welke binaire code verschijnt er aan de uitgang van de omzetter? a. Bij een 8-bits signaal 255 stappen (1) Dus resolutie 5,0/255 = 0,0196 V (1) b. 3/5 255 = 153 (1) binaire code: (1)

19 56 Als de temperatuur van het water in een tropisch aquarium hoger is dan 35 C, gaat er een zoemer. De temperatuur wordt gemeten met een temperatuursensor, waarvan de karakteristiek is gegeven. De spanning die de sensor afgeeft is gegeven als functie van de tijd. Bepaal de tijdsduur dat de zoemer in het tijdsinterval van t = 0 tot t = 9 min aan is geweest. Maximumscore 3 bij 35 C geeft de sensor een spanning van 3,0 V af (1) de zoemer gaat dus als de spanning van de temperatuursensor boven de 3,0 V komt (1) dat is het geval gedurende 1,5 + 1,5 + 1,5 + 0,5 = 5,0 min (1)

20 57 Koelcel Men wil de temperatuur in een koelcel op 10,0 C houden. Omdat de koelcel in een ruimte met een temperatuur van 20 C staat, moet een koelmachine gebruikt worden. Om de bediening van deze koelmachine te automatiseren gaat men een schakeling maken. Bij het bouwen van deze schakeling maakt men in ieder geval gebruik van een temperatuursensor, een comparator en een relais. Eventueel kan ook gebruik worden gemaakt van een invertor. Voor de spanning van de temperatuursensor geldt op het interval [0;100 C]: U = 0,015 t + 0,46 (volt). Hierin stelt t de temperatuur in C voor. a. Bepaal de gevoeligheid van deze sensor. De temperatuur in de koelcel wordt met behulp van de sensor bepaald. Het door de sensor aan de comparator afgegeven signaal moet er uiteindelijk voor zorgen dat de koelmachine wordt bediend. b. Hoe groot is de waarde van de referentiespanning waarop men de comparator moet instellen? De koelmachine bevindt zich in een aparte stroomkring meteen eigen spanningsbron en een zogenaamd 'breekrelais'. Het breekrelais onderbreekt deze stroomkring als het een hoogsignaal ontvangt. Zie nevenstaande figuur. De punten P en Q kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden of via een invertor. c. Licht toe welke van deze mogelijkheden je moet kiezen voor de gewenste bediening van de koelmachine. Op de in de koelcel staande koelmachine wordt vervolgens de schakeling aangesloten die leidt tot de gewenste bediening ervan. De sensor bevindt zich in de koelcel. d. Beredeneer of het elektronische systeem samen met de koelcel een meetsysteem, een stuursysteem of een regelsysteem is. a. 0,015 V/ C (1) b. 0,61 V (1) c. -koelmotor moet werken als t > 10 C (1) -dus breekrelais moet dan laag signaal krijgen (1) -comparator geeft dan echter hoog signaal invertor tussen P en Q (1) d. -er is sprake van terugkoppeling (1) -dus er is sprake van een regelsysteem (1)

21 58 In de figuur zie je de karakteristiek van een geluidssensor. De geluidssterkte neemt toe van 60 tot 70 decibel. Bereken de procentuele toename van de spanning die deze sensor afgeeft. Maximumscore 3 aflezen 60 db 1,7 V; 70 db 3,3 V (1) dus toename 3,3-1,7 = 1,6 V (1) dus % toename 1,6/1,7 100 = 94% (1) 59 Om langs elektronische weg de druk van een gas te meten, gebruikt men een druksensor. Zo'n druksensor is gebouwd rond een 'piezo-resistief' element. Dat is een weerstand waarvan de waarde afhangt van de uitgeoefende druk. Een druksensor heeft drie aansluitdraden. Tussen a en b wordt de voedingsspanning Ux aangesloten. Tussen a en c wordt de uitgangsspanning Uu afgenomen. De uitgangsspanning hangt af van de voedingsspanning en de druk. In onderstaande figuur is de karakteristiek van een druksensor weergegeven. a. Hoe groot is het bereik van de druksensor? b. Hoe groot is de gevoeligheid van de druksensor als Ux = 10 V? c. Beredeneer of een verhoging van de voedingsspanning de gevoeligheid van de druksensor groter of kleiner maakt. a. het bereik van de sensor is het interval 0 tot 2, Pa. (1) b. de gevoeligheid bij 10 V bedraagt 200 mv per Pa = 1,0 mv/pa (2) Opm. reciproke antwoord 1,0 MPa/V (1) c. groter (1) omdat bij dezelfde verandering van de druk een grotere verandering van de uitgangsspanning optreedt (1) 60 Bereken de binaire voorstelling van het decimale getal 78. Maximumscore 278 = (1) dus binair (1)

22 61 Een AD-omzetter maakt van een spanning tussen 0,00 V en 5,12 V een binaire code tussen resp en Bereken in welke binaire code door deze AD-omzetter een spanning van 2,55 V wordt omgezet. Maximumscore 3 resolutie 5,12 / 256 = 0,02 of 5,12 / 255 = 0,02 V (1) 2,55 / 0,02 = 127,5 (of 127,0) (1) 127 decimaal is binair (1) 62 Mevrouw van Dijk wil de zonwering automatisch laten zakken als de verlichtingssterkte boven de vensterbank een bepaalde waarde heeft bereikt. Echter, als tevens de verwarming aan is, moet dat niet gebeuren. Zij gebruikt sensoren waarvan de uitgangsspanning toeneemt als de waarde van de te meten fysische grootheid toeneemt. De temperatuursensor is bevestigd tegen de radiator van de verwarming. Zij ontwerpt daartoe de volgende schakeling. In de schakeling zijn de verwerkers X en Y aangegeven. Leg voor elk van de verwerkers X en Y uit welke verwerker dat moet zijn. Maximumscore 4 De zonwering moet zakken als tegelijk aan twee voorwaarden is voldaan. (1) Dus verwerker Y is een EN-poort. (1) Als de temperatuursensor een bepaalde waarde heeft bereikt, geeft de onderste comparator een logische één. De zonwering moet dan juist NIET zakken, dus het moet een nul worden. (1) Component X is dus een invertor. (1)

23 63 De heer Leeuwestein wil de tuin op zijn dakterras automatisch besproeien als de grond te droog wordt. Hij beschikt over een vochtigheidssensor die een grotere spanning afgeeft naarmate de grond vochtiger is. Het signaal dat de sensor afgeeft, wordt verwerkt in een verwerkingsschakeling. De sproeiinstallatie wordt in werking gesteld als de uitgang van de verwerkingsschakeling 'hoog' is. Om de vereiste schakeling te bouwen heeft hij enkele verwerkers nodig. Leg voor elk van de volgende verwerkers uit of de heer Leeuwestein deze nodig heeft: EN-poort, OF-poort, invertor, comparator. Maximumscore 3 De vochtigheidssensor geeft bij droogte juist een lage spanning af, terwijl er alleen gesproeid wordt vanaf een bepaalde spanning. Om van een digitale nul een één te maken is een invertor nodig. (1) Om vanaf een bepaalde spanning een digitale nul of één te krijgen is een comparator nodig. (1) Er is maar één sensor, dus er is geen EN-poort en ook geen OF-poort nodig. (1) 64 Met behulp van een OF-poort en een invertor kan men van twee invoersignalen X en Y een uitvoersignaal Z maken. De signalen X, Y en Z zijn hieronder getekend. Teken de logische schakeling waarmee dit mogelijk is. Maximumscore 2 signaal X inverteren (1) juiste plaats OF-poort (1)

24 65 Handendroger De eigenaar van een cafetaria heeft op het toilet een handendroger hangen. De droger werkt als volgt: -als iemand zijn handen onder de droger houdt, begint hij na 2 s warme lucht te blazen; -nadat de droger 6 s warme lucht heeft geblazen, stopt hij vanzelf; -4 s later begint de droger weer; -hij blaast weer 6 s warme lucht; etc. -als de handen onder de droger vandaan worden gehaald, houdt hij meteen op met blazen; -als hij tijdens het weghalen van de handen niet aan het blazen was, dan begint hij niet meer te blazen voordat iemand opnieuw zijn handen eronder steekt. -als iemand zijn handen opnieuw onder de droger houdt, duurt het weer 2 s voordat hij begint met blazen, na 6 s stopt hij weer 4 s, etc. Aan de onderzijde van deze droger brandt een lampje dat een bundel licht op een lichtsensor laat vallen die een spanning groter dan 2,5 V afgeeft. Als er een hand in die lichtbundel wordt gehouden, valt er minder licht op de sensor en daalt de afgegeven spanning onder de 2,5 V. Verder bevat de schakeling een teller die telt van 0 tot en met 9, springt dan op 0 en telt weer verder. Hieronder is het schema van deze droger getekend, waarbij op drie plaatsen aangegeven met A, B en C, wel of geen verwerker opgenomen moet worden. Geef voor de plaatsen A, B en C afzonderlijk aan welke keuze gemaakt moet worden opdat de droger werkt zoals boven omschreven. Je moet voor elke plaats een keuze maken uit: 1. doorverbinding 2. EN-poort 3. OF-poort 4. invertor 5. open laten, dus niet doorverbinden. Op plaats A een invertor (1) Op plaats B een doorverbinding (1) Op plaats C een OF-poort(1)

25 66 Een buitenlamp gaat aan op het moment dat er een warmtebron in de buurt komt, maar alleen als het buiten ook donker is. Hiertoe is de lamp uitgerust met een lichtsensor en een infraroodsensor. De lichtsensor geeft een signaal X af dat hoog (1) is als het licht is en laag (0) is als het donker is. De infraroodsensor geeft een signaal Y af dat hoog (1) is als er wel een warmtebron in de buurt is en laag (0) is als dit niet het geval is. De twee signalen worden in een regelsysteem ingevoerd. Dit systeem laat de buitenlamp branden als het uitgangssignaal hoog is. Ontwerp met behulp van verwerkers een schakeling waarmee het regelsysteem bij invoer van de signalen X en Y het juiste uitgangssignaal geeft. Maximumscore 4 signaal X inverteren (2) gebruik EN-poort (2) Opmerking: er zijn meerdere, juist werkende ontwerpen mogelijk. 67 In het artikel 'Slechthorend met pijn' van Wim Köhler in NRC-Handelsblad van '89 staat: " Ook kritisch is het stukje van het hoortoestel dat in het oor komt. Dat moet voor iedereen op maat worden gemaakt. Een niet goed passend oorstukje veroorzaakt piepgeluiden door rondzingen van het geluid. Het signaal dat het toestel in de gehoorbuis afgeeft 'ontsnapt' dan naar buiten " Leg uit waarom dat 'ontsnappen' niet mag en hoe dat met een regelsysteem te ondervangen is. - dat ontsnappen mag niet, omdat het ontsnapte en sterkere geluid door het microfoontje wordt opgevangen, nogmaals wordt versterkt enz. enz. tot je boven de pijngrens komt (1) - het regelsysteem kan zo ingesteld worden dat zodra de signaalsterkte boven een zeker niveau komt, de versterkingsfactor wordt verminderd (1)

26 Subdomein: Elektrisch veld en magnetisch veld 68 Twee metalen bollen zijn even sterk, maar tegengesteld geladen. Neem de tekening over en schets het elektrische veld in hun omgeving, door minstens 8 veldlijnen te tekenen. tekening bollen (0) richting veldlijnen (1) veldlijnen loodrecht op de bollen (1) juist patroon (2) 69 Een elektrisch veld wordt veroorzaakt door twee identieke bolletjes P en R, waarbij P positief geladen is en R even sterk negatief geladen. S is een punt op de middelloodlijn van PR. Geef met een pijl de richting van de elektrische veldsterkte in het punt S aan? De veldsterkte is horizontaal naar rechts getekend (2). 70 Een elektrisch veld wordt veroorzaakt door twee identieke bolletjes P en R, die beide even sterk negatief geladen zijn. S is een punt op de middelloodlijn van PR. Geef met een pijl de richting van de elektrische veldsterkte in het punt S aan. De veldsterkte is verticaal naar boven getekend (2) 71 M en N zijn twee even sterk, positief geladen bolletjes. MR = NR. Leg uit welke van de vier in de tekening aangegeven richting en de richting van de veldsterkte in punt R aangeeft. veldsterkte t. g. v. M (1) veldsterkte t. g. v. N (1) resultante richting 1 (1)

27 72 Een geïsoleerde metalen bol K heeft een lading +Q. Bij K bevindt zich een punt P. (figuur 1) Men plaatst nu in de buurt van K een identieke geïsoleerde bol L die ook een lading +Q heeft. (figuur 2) Leg uit of de veldsterkte in P hierdoor groter wordt, gelijk blijft, of kleiner wordt. De veldsterkten zijn tegengesteld (1). De veldsterkte t. g. v. L is in P kleiner dan t. g. v. K (1). Ze heffen elkaar dus gedeeltelijk op, dus EP is kleiner geworden (1). 73 In de hoekpunten van een gelijkzijdige driehoek KLM bevinden zich drie even sterk geladen bolletjes. De lading in L en M is negatief, de lading in K is positief. De veldsterkte in Z tengevolge van de puntlading in K noemen we E. KZ = LZ = MZ. Bepaal de grootte van de resulterende veldsterkte in Z. veld in Z t. g. v. M: E (1) veld in Z t. g. v. L: E (1) 3 vectoren optellen res. veldsterkte is 2E (2) 74 Een positief geladen metalen bol P bevindt zich vlak bij een negatief geladen metalen plaat R. Schets vanuit de punten S en T de veldlijn die naar plaat R loopt. Veldlijn van S naar plaat (1) Veldlijn van T naar plaat begint loodrecht op P (1) Veldlijn van T naar plaat eindigt loodrecht op R (1) 75 Van een vlakke plaatcondensator is de ene plaat K positief geladen. De andere plaat L is geaard. De afstand tussen de platen is d. Men bepaalt de grootte van de veldsterkte E als functie van de afstand x tot de positieve plaat K. Schets het diagram waarin de veldsterkte E is uitgezet tegen x. Horizontale rechte geschetst (2).

28 76 Van een vlakke plaatcondensator is de ene plaat K positief geladen. De andere plaat L is geaard. De afstand tussen de platen is d. Men bepaalt de grootte van de potentiaal V als functie van de afstand x tot de positieve plaat K. Schets het diagram waarin de potentiaal V is uitgezet tegen x. Dalende rechte (2). Opmerking: indien stijgende rechte door (0,0) getekend (1). 77 hoort deze hier thuis? of nergens? Gegeven de schakeling hiernaast. Bereken de potentiaal in het punt P. I = 30/30 = 1,0 A (1). Over de weerstand van 20 Ω staat 20 1 = 20 V (1). De potentiaal van P moet 20 V lager zijn dan het geaarde punt, dus -20 V (1). 78 Bereken hoeveel elektronen nodig zijn voor een lading van -1,00 C. 6, elektronen 79 Een α-deeltje, zonder beginsnelheid, wordt versneld door een potentiaalverschil van 300 V. Bereken de kinetische energie die het α-deeltje krijgt. - een α-deeltje is 2-waardig (1) - dus het krijgt een kinetische energie van 2 x 300 = 600 ev (1) Opmerking: ook 9, J goed rekenen 80 Een proton heeft een kinetische energie van 1,0 kev. Bereken de snelheid van het proton. - 1,0 kev = 1, , Joule (1) - 1, = ½ 1, v² (1) - v = 4,4 105 m/s (1)

29 81 Een klein bolletje (lading +1, C) beweegt in een homogeen elektrisch veld van M naar N, tegen de veldrichting in. De kinetische energie in M bedraagt 1, J. De potentiaal in M bedraagt -5,0 V, in N +7,0 V. Bereken de kinetische energie waarmee het bolletje het punt N passeert. - ΔEk = q ΔV = 1, (-12) = -1, J (2) - Ek (N) = 1, , = J (1) 82 In het midden tussen twee vlakke platen P en N bevindt zich een elektron zonder snelheid. Tussen de platen wordt een potentiaalverschil van 20 V aangebracht. Bereken de kinetische energie waarmee het elektron de positieve plaat bereikt. - Ek = q ΔV (1) - = 1, = 1, J (1)

30 83 Een elektron wordt met een beginsnelheid v van 1,3 107 m/s tussen twee evenwijdige condensatorplaten geschoten. Deze snelheid ligt in het vlak van tekening en is evenwijdig aan de platen. Het homogene elektrische veld wijst in de y-richting en E = 20 10³ V/m. Er is tevens een homogeen magneetveld B = 2, T in dezelfde richting als het elektrische veld. Bereken de versnelling die het elektron krijgt. - de versnelling ten gevolge van het elektrisch veld wijst naar beneden en heeft een grootte van 3, m/s² (1) - de versnelling ten gevolge van het magneetveld wijst van ons af en heeft een grootte van 4, m/s² (1) - ares volgt met Pythagoras: 5, m/s² (1) 84 Elektronen met een kinetische energie van 500 ev worden tussen twee condensatorplaten K en L geschoten. VKL = 400 V. Hun beginsnelheid staat loodrecht op het homogene elektrische veld. De afstand tussen de platen is 5,0 cm. De elektronen blijken 12 mm in de y-richting verplaatst te zijn als ze de condensator verlaten. Bereken de kinetische energie, waarmee ze de platen verlaten. - De verplaatsing is 12 mm, dat is 12/50-ste van de afstand. In het homogene veld is V recht evenredig met d en dus hebben de elektronen een potentiaalverschil van 96 V doorlopen. De kinetische energie is dus met 96 ev toegenomen. (1) - De gevraagde kinetische energie is dus 596 ev. (1)

31 85 Elektronen met een kinetische energie van 500 ev worden tussen twee condensatorplaten K en L geschoten. VKL = 400 V. Hun beginsnelheid staat loodrecht op het homogene elektrische veld. De afstand tussen de platen is 5,0 cm. De elektronen blijken 12 mm in de y-richting verplaatst te zijn als ze de condensator verlaten. Bereken de snelheid, waarmee ze de platen verlaten. - De verplaatsing is 12 mm, dat is 12/50-ste van de afstand. In het homogene veld is V recht evenredig met d en dus hebben de elektronen een potentiaalverschil van 96 V doorlopen. De kinetische energie is dus met 96 ev toegenomen. (1) - Dus 596 ev = 9, J (1) - ½mv² = 9, dus v = 1,4 107 m/s (1) 86 Een condensator bestaat uit twee vlakke metalen platen op afstand d. M is geaard, N is positief geladen. In een punt K, op afstand x van M, is de grootte van de veldsterkte E en de potentiaal V. a Schets het (E,x)-diagram. b Schets het (V,x)-diagram. a Maximumscore 2 b Maximumscore 2

32 87 Tussen twee evenwijdige metalenplaten is een potentiaalverschil van 60 V aangelegd. Drie punten P, R en S zijn gelegen zoals in de figuur is aangegeven (maten in mm). Bereken het potentiaalverschil tussen de punten P en R. inzicht afstand PS van belang (1) VPR/Vtot = PS/d VPR/60 = 4/6 (1) VPR = 40 V (1) of E = V/d = 60/(6 10-3)= 1,0 104 V/m (1) inzicht x = PS = 4 mm (1) VP - VR = E x = = 40 V (1) 88 Een vlakke condensator is verbonden met een spanningsbron. De veldsterkte tussen de platen bedraagt 600 N/C. De afstand tussen de platen wordt gehalveerd. Bereken de veldsterkte tussen de platen in de nieuwe situatie. E = ΔV/d (1) d wordt 2 keer zo klein en ΔV blijft gelijk (1) Dus E wordt 2x zo groot, dus 1200 N/C (1) 89 Tussen twee vlakke platen die zijn aangesloten op een variabele spanningsbron is de veldsterkte 100 V/m. Bepaal de veldsterkte als de afstand tussen de platen wordt verdubbeld en de spanning tussen de platen 2x zo groot wordt. E = ΔV/Δx (1) Δx 2, ΔV 2 E blijft 100 V/m (1) 90 In het veld van een positief geladen bol en een negatiefgeladen bol bevinden zich de punten R en S. Zie figuur. Leg uit of het potentiaalverschil VR - VS positief dan wel negatief is. In de richting van het veld daalt de potentiaal (1) Dus VR - VS is dus positief (1)

33 91 Bij een vlakke plaatcondensator heerst er tussen de platen K en L een veldsterkte van 2,5 10³ N/C. De afstand tussen K en L is 3,0 cm. RS = ST = 1,5 cm. RT = 2,1 cm. Een lading van 4, C wordt verplaatst van R naar T. Bereken de arbeid die de veldkracht verricht. W = F s cos = q E s cos of gelijkwaardige formule (1) Voor s 1,5 cm ingevuld (1) W = 4, ,5 10³ 1, = 1, J (1) 92 Bij een vlakke plaatcondensator heerst er tussen de platen K en L een spanning van 2,5 kv. De afstand tussen K en L is 3,0 cm. RS = ST = 1,5 cm. RT = 2,1 cm. Een lading van + 4, C wordt verplaatst van R naar T. Bereken de arbeid die de veldkracht verricht. W = q ΔV of gelijkwaardige formule (1) Veldsterkte berekend met E = ΔV/d of als potentiaalverschil 1,25 kv genomen (1) Berekening leidend tot W = 5,0 μj (1) 93 Tussen twee vlakke, tegengesteld geladen platen heerst een homogeen elektrisch veld. In het punt P, midden tussen de platen, bedraagt de veldsterkte 4,0 103 N/C. In het punt R, dat tweemaal zo dicht bij de negatieve plaat ligt, bevindt zich een puntlading van 10 μc. Bereken de kracht die deze puntlading ondervindt. F = qe (1) = ,0 103 = 4, N (1)

34 94 Tussen twee evenwijdige metalenplaten is een potentiaalverschil van 1200 V aangelegd. Drie punten P, R en S zijn gelegen zoals in de figuur is aangegeven (maten in mm). Bereken de arbeid die door de elektrische kracht wordt verricht als een proeflading van 6, C beweegt van P naar R. inzicht afstand PS van belang (1) ΔV = 4/ = 800 V (1) W = q ΔV = 6, = 4, J (2) 95 Tussen twee evenwijdige metalen platen is een potentiaalverschil van 1,2 103 V aangelegd. Drie punten P, R en S zijn gelegen zoals in de figuur is aangegeven (maten in mm). Bereken de arbeid die door de elektrische kracht wordt verricht als een proeflading van 6, C beweegt van P naar R. W = q ΔV = 6, = 7, J (2) 96 In een homogeen elektrisch veld met sterkte 2,0 106 N/C beweegt een lading van 1, C van P via R naar S. PR = 8,0 cm, RS = 6,0 cm en PS = 10 cm. Bereken de arbeid die de elektrische kracht hierbij verricht. F = q E = 1, ,0 106 = 3, N (2) W = F s = 3, ,08 = 2, J (1)

35 97 Een klein deeltje met een positieve lading van 2,0 μc beweegt in een homogeen elektrisch veld loodrecht op veldlijnen van M naar N. De veldsterkte bedraagt 2,0 104 N/C. MN = 0,25 m. Bepaal de arbeid die verricht wordt door de elektrische kracht als het deeltje van M naar N gaat. W = F s cos α (1) = F s cos 90 = 0 (1) of W = q ΔV (1) = q 0 = 0 (1) 98 In het midden tussen twee vlakke platen P en N bevindt zich een elektron (lading -1, C) zonder snelheid. Het potentiaalverschil tussen de platen is 20 V. De negatieve plaat is geaard. Bereken de elektrische energie van het elektron ten opzichte van de geaarde plaat. Eel = q ΔV met ΔV = 10 V (1) = -1, = -1, J (2) indien minteken is vergeten (-1) 99 Een bolletje met een lading van C wordt losgelaten aan de rand van een positieve bol met potentiaal V. Het gaat bewegen in de richting van een geaarde bol. a Bereken de kinetische energie waarmee het bolletje de geaarde bol bereikt. b Leg uit hoe groot de elektrische energie van het bolletje is als het de geaarde bol bereikt. a Maximumscore 2 ΔEk = ΔEel = qδv = = J (2) b Maximumscore 1 Eel = 0 omdat de potentiaal op de bol nul is (1) de

36 100 Gegeven zijn de twee radiale velden van een negatief geladen bol en een even sterk positief geladen bol: De potentiële energie van een negatieve proeflading in het oneindige is in beide situaties nul. Leg uit in welk van de punten P, R, S of T de potentiële energie van een negatieve proeflading het grootst is (het meest positief). Positieve bol op juiste gronden uitgesloten (2). Keuze van punt P op juiste gronden (2). 101 Gegeven zijn de twee radiale velden van een negatief geladen bol en een even sterk positief geladen bol: De potentiële energie van een negatieve proeflading in het oneindige is in beide situaties nul. Leg uit in welk van de punten P, R, S of T de potentiële energie van een negatieve proeflading het grootst is (het meest positief). Positieve bol op juiste gronden uitgesloten (2). Keuze van punt S op juiste gronden (2). 102 Een stroomdraad staat loodrecht op het papier. Door deze draad is de stroom het papier uit gericht. Teken deze draad en geef de stroomrichting op de juiste manier aan. Teken minstens 3 magnetische veldlijnen in het vlak van het papier. symbool stroom papier uit (1) veld linksom getekend (1) veldlijnen naar buiten toe steeds verder uit elkaar (1) veldlijnen cirkels (1)

37 103 Een winding met een oppervlakte van 0,25 m2 bevindt zich ineen homogeen magnetisch veld dat een sterkte heeft van T. De veldlijnen maken een hoek van 30 met het vlak van de winding. Bereken de grootte van de magnetische flux door deze winding. Φ = Bn A (1) Bn = B sin 30 = ,5 = T (1) Φ = ,25 = 8, Wb (1) 104 Twee windingen die zich in een homogeen magnetisch veld bevinden, zijn geplaatst in het grondvlak en zijvlak van een kubus. De grote winding heeft een twee keer zo grote oppervlakte als de kleine. Beide windingen omvatten een even grote magnetische flux. Bereken de hoek die de magnetische veldlijnen maken met het grondvlak. door kleine winding is de flux = B sin α A (1) door grote winding is de flux = B cos α 2A (1) B sin α A = B cos α 2A tan α = 2 α = 63 (1) 105 Een rechthoekig draadraam bevindt zich in een homogeen magnetisch veld. Als het draadraam de horizontale stand inneemt, omvat het een flux van 2, Wb en als het de verticale stand inneemt een flux van 1, Wb. Bereken de hoek tussen de magnetische inductie B en het grondvlak. Φn sin α = 2, (1) Φn cos α = 1, (1) tan α = 2/1,5 α = 53 (1) 106 Een winding met een oppervlakte van 0,25 m2 bevindt zich in het aardmagnetische veld dat ter plaatse een sterkte heeft van T. De veldlijnen maken een hoek van 30 met het vlak van de winding. Bereken de grootte van de magnetische flux door deze winding. Φ = Bn A (1) Bn = B sin 30 = ,5 = T (1) Φ = ,25 = 8, Wb (1)

38 107 richting SR tov B-horizontaal? Een rechthoekige draadwinding PQRS is vast opgesteld, zodat PS verticaal staat. De draadwinding bevindt zich in een uitwendig homogeen magnetisch veld. De verticale component van de magnetische inductie is 0,3 T. De horizontale component is 0,4 T en staat loodrecht op het vlak door PQRS. De oppervlakte van de winding is 1 m2 Bepaal de flux die de draadwinding van het uitwendige veld omvat. Φ = Bhor A (1) = 0,4 1 = 0,4 Wb (1)

39 109 Een geladen deeltje beweegt met een snelheid van 2,0 104 m/s van P door een homogeen magnetisch veld naar Q. De magnetische inductie is 2, T en is naar de lezer toe gericht. De lorentzkracht op het deeltje is 1, N. Bepaal het teken en de grootte van de lading van het deeltje. Richtingsregel toepassen deeltje is positief (1) FL = Bqv (1) q = 1, /(2, ,0 104) = 3, C (1) 110 Beredeneer welke van de vier getekende richtingen de richting van de lorentzkracht op de draad is. B-veld van noord naar zuid tussen de polen (1) toepassen linkerhandregel (1) conclusie richting 3 juist (1) 111 Een rechthoekig draadraam PQRS bevindt zich in een homogeen magnetisch veld B. B staat loodrecht op het draadraam en is naar de lezer toe gericht (zie figuur). Door de draad loopt een stroom I. Op het draadraam werken uitsluitend lorentzkrachten. Beredeneer of het draadraam t. g. v. de lorentzkrachten zal gaan bewegen. richting van de krachten op de 4 draadstukken (2) krachten compenseren elkaar, dus geen beweging (1)

40 112 Een stroomvoerende draad PQ van 24 cm bevindt zich in een homogeen magnetisch veld van 3, T. Er loopt een stroom van 2,5 A van P naar Q. Bepaal de grootte en richting van de lorentzkracht op de draad. linkerhandregel: lorentzkracht het papier uit (1) Fl = B I l = 3, ,5 0,24 = 2, N (2) 113 Binnen het getekende vierkant bevindt zich een homogeen magnetisch veld waarvan de veldsterkte loodrecht op het vlak van tekening staat en een grootte heeft van 2, T. Een negatief geladen deeltje komt vanuit P met een snelheid van 2,0 104 m/s dit veld binnen en wordt afgebogen naar Q. De lading van het deeltje is -3, C. a Bereken de lorentzkracht op het deeltje. b Bepaal de richting van het magnetisch veld. a Maximumscore 2 Fl = B q v = 2, , ,0 104= 1, N (2) b Maximumscore 2 stroom van Q naar P en richting Fl (1) linkerhandregel: B-veld papier in (1) 114 Een proton heeft een kinetische energie van 1,0 kev en wordt in een magnetisch veld met een sterkte van 1,0 T in een cirkelbaan afgebogen. Bereken de straal van deze cirkelbaan. Ek = 1,0 10; 1, = 1, J (1) m = 1, kg (1) ,67 10 v = 1,6 10 v = 4,38 10 m/s (1) r = mv/bq (1) berekening r = 4, m (1)

41 115 Een proton heeft een snelheid van 6,0 104 m/s en wordt in een magnetisch veld met de sterkte van 2, T in een cirkelbaan afgebogen. Bereken de straal van deze cirkelbaan. r = mv/bq (1) m = 1, kg; q = 1, (1) r = 3, m (1) 116 In een ionenbron ontstaan 6Li+ - en 7Li+ -ionen met verwaarloosbare beginsnelheid. Deze worden eerst versneld; vervolgens worden ze afgebogen door een homogeen magnetisch veld dat loodrecht op het vlak van tekening staat. De 6Li+ -ionen beschrijven baan 1. a Leg uit wat de richting is van het magnetisch veld. b Leg uit welke baan (2 of 3) de baan van de 7Li+-ionen het best weergeeft. a positieve deeltjes bewegen omlaag, dus stroomvector omlaag en Lorentzkracht is naar rechts Y uit richtingsregel volgt dat het veld van de lezer af gericht is (1) b - ½mv² = q ΔV (1) - r = mv/bq of deze afgeleid uit Fmpz = FL (1) - combinatie van elektrisch veld en magnetisch veld geeft: r2 = 2mΔV/B²q (1) - dus baan 3 is de beste (1) 117 Een bundel deeltjes met alle dezelfde snelheid bestaat uit α-deeltjes, protonen, neutronen en ß-deeltjes. Om deze deeltjes te selecteren laat men ze door een homogeen magnetisch veld gaan. De snelheid van de deeltjes staat loodrecht op de richting van het magnetisch veld. Leg uit welk van deze deeltjes het sterkst wordt afgebogen in dit magnetische veld. - r = mv/bq opgeschreven of afgeleid uit Fmpz = FL (1) - (m/q)α : (m/q)p : (m/q)n : (m/q)ß = (4/2) : (1/1) : oneindig : (1/1860) (2) - dus de baan van het ß-deeltje heeft de kleinste straal en dat wordt dus het sterkst afgebogen (1) Opmerking: indien alleen rekening gehouden met m: maximaal 1 punt

42 118 Een bundel deeltjes bestaat uit heliumkernen ( 42 He ) en deuteriumkernen ( 21 H ) die alle dezelfde snelheid hebben. De deeltjes gaan door een ruimte waarin zowel een elektrisch veld als een magnetisch veld aanwezig is. De heliumkernen worden niet afgebogen (zie de figuur). a Beredeneer welke richting het magnetisch veld heeft. b Beredeneer of de deuteriumkern wel of niet wordt afgebogen. a - Fl tegengesteld aan Fe (1) - linkerhandregel: B komt loodrecht papier uit (1) b - Fe = q E op 12 H is 2x zo klein (1) - Fl = B q v op 12 H is 2x zo klein (1) - Fl = Fe : dus rechtdoor (1) 119 In een ionenbron ontstaan eenwaardige ionen. Deze worden versneld en komen vervolgens met een even grote kinetische energie in een homogeen magnetisch veld, waarin ze worden afgebogen. De ionen die baan 1 doorlopen, hebben een massa m. De straal van baan 2 is 1,10 keer zo groot als die van baan 1. Druk de massa van de ionen die baan 2 doorlopen uit in m. - ½m1v1² = ½m2v2²(1) - mv²/r = Bqv (1) - ½mv² = ½Bqvr (1) - r1v1 = r2v2 (1) - m2/m1 = (v1/v2)² = (r2/r1)² = 1,21 (1) dus de gevraagde massa is 1,21 m

43 120 In een massaspectrometer komt een deeltje met verwaarloosbare snelheid een elektrisch veld binnen. In dit elektrische veld wordt het deeltje versneld ten gevolge van een spanning U. Vervolgens komt het via een veldvrije ruimte een homogeen magnetisch veld binnen met sterkte B, loodrecht op het vlak van tekening. In het magnetische veld doorloopt het deeltje een cirkelbaan met straal R. De spanning wordt nu 2x zo klein gemaakt, terwijl de magnetische veldsterkte 2x zo groot wordt gemaakt. Druk de straal van de cirkelbaan uit in R. - r = mv/bq(1) - ½mv² = qδv en V 2x zo klein (1) - v 2 maal zo klein (1) - r wordt 2 2 maal zo klein r = R/(2 2) = 0,35 R (1)

44 Subdomein: Inductie en wisselstromen 121 Een winding bevindt zich in een homogeen magnetisch veld B. Men wil een inductiestroom inde richting PQR opwekken. Beredeneer, met behulp van de wet van Lenz, hoe men dan de winding om de as QS moet draaien. inductiestroom PQR inductieveld papier in is tegenwerkend aan fluxverandering (1) flux moet het papier uit door de winding toenemen (1) draadstuk P moet om de as het papier in gedraaid worden (1) 122 Een geleidende staaf PQ wordt met constante snelheid v bewogen over twee geleidende staven L1 en L2. Deze zijn verbonden door een metaaldraad ST waarin een weerstand R is opgenomen. Het geheel bevindt zich in een homogeen, uitwendig magnetisch veld B. Er ontstaat een inductiestroom I, waarvan de richting inde figuur is aangegeven. Beredeneer in welke van de richtingen E, F, G of H de magnetische inductie een component moet hebben om de aangegeven inductiestroom op te wekken. I van S naar T inductieflux richting E (rh-regel) (1) fluxtoename richting G (1) B-veld-component richting G (1)

45 123 Het getekende draadraam PQRS omvat een magnetisch veld waarvan de veldsterkte loodrecht op het vlak van tekening staat en naar de lezer toe is gericht. De grootte van de magnetische inductie B verandert in de tijd zoals aangegeven is in het (B,t)-diagram. De door dit veld opgewekte inductiestroom verandert in de tijd. We noemen de stroomsterkte I positief als deze gaat van P naar Q naar R, anders negatief. Schets in een (I,t)-diagram, hoe I verandert van t = 0 tot 8 s. 0 tot 1 s: I horizontaal (1) 0 tot 1 s: I negatief (1) 1 tot 3 s: I = 0 (1) 3 tot 7 s: I tegengesteld aan I van 0 tot 1 s (1) 3 tot 7 s: absolute waarde I kleiner dan I van 0 tot 1 s (1) 124 In de schakeling hieronder van een transformator is zowel in de primaire als in de secundaire keten een ideale volt- en een ideale ampèremeter opgenomen. Leg voor elke meter uit of deze een uitslag geeft. In primaire kring gelijkstroom, dus A1 geeft wel uitslag (1). Bronspanning constant, dus V1 geeft wel uitslag (1). Gelijkspanning, dus geen inductie (1). Dus A2 noch V2 geven een uitslag (1). 125 In de schakeling hieronder van een transformator is zowel in de primaire als in de secundaire keten een ideale volt- en een ideale ampèremeter opgenomen. Leg voor elke meter uit of deze een uitslag geeft. Secundaire kring is open, dus A2 geeft geen uitslag (1). En A1 geeft dus ook geen uitslag (1). Wisselspanning, dus inductie, dus V1 geeft een uitslag (1). Dus V2 geeft ook een uitslag (1).

46 126 Een wisselspanningsbron G levert zijn vermogen, via een ideale transformator, aan apparaat P. Zowel de ampèremeter A1 als de voltmeters V1 en V2 zijn ideaal en geven een uitslag. Leg voor elke meter uit of de uitslag verandert door het openen van schakelaar S. G blijft hetzelfde, dus primaire kring onveranderd, dus V1 onveranderd (1). Trafo is ideaal, dus V2 onveranderd (1). Secundaire kring wordt open, dus daar loopt geen stroom meer, dus ook A1 geeft geen uitslag meer, dus van A1 verandert de uitslag (1). 127 Een lamp (12 V ; 60 W) brandt goed op de 400 windingen tellende secundaire spoel van een ideale transformator. De primaire stroomsterkte is 0,25 A. a Bereken de primaire spanning Up. b Bereken het aantal windingen van de primaire spoel Np. a Maximumscore 2 Up Ip = 60 (1) Up 0,25 = 60 Up = 240 V (1) b Maximumscore 2 Np/Ns = Up/Us (1) Np/400=240/12 Np = 8000 (1) 128 Een wisselspanningsbron G levert zijn vermogen, via een ideale transformator, geheel aan apparaat P. Zowel de ampèremeter A1 als de voltmeters V1 en V2 geven een uitslag. Beredeneer voor ieder van de 3 meetinstrumenten A1, V1 env2 in hoeverre hun aanwijzing verandert als de schakelaar S geopend wordt. secundaire schakeling onderbroken Is = 0 Ip = 0 (1) V1 blijft Ubron aanwijzen (1) V2 blijft Us aanwijzen (1)

47 129 In een hoogspanningsleiding wordt de elektrische energie onder een spanning van 190 kv getransporteerd. Hierbij treedt een verlies van 4% van de toegevoerde elektrische energie op door warmte-ontwikkeling. De energie wordt vervolgens getransporteerd onder een spanning van 380 kv. Bereken het percentage van de toegevoerde elektrische energie dat nu verloren gaat. Ptot is onveranderd, dus als U 2 zo groot wordt, wordt I 2 zo klein (1). Pverlies = I2 R (1). Dus Pverlies is 4 zo klein, dus 1% (1). 130 Voor het transport van de elektrische energie van centrale P naar de gebruiker Q gebruikt men de transformatoren 1 en 2. Er is gegeven: Np1 = 1000 windingen Ns1 = windingen Np2 = 5000 windingen Ns2 = 500 windingen. Verder is bekend dat de gebruiker bij een spanning van 200 V een vermogen nodig heeft van 1000 W. Bereken het vermogen dat de centrale P moet leveren. De primaire spoel bij trafo 2 heeft 10 zoveel windingen dus IP is 10 zo klein, dus 5/10 = 0,5 A (1). In de leidingen is het vermogensverlies I2 R = (0,5)2 100 = 0,25 W (1). De centrale moet dus = 1025 W leveren (1). 131 De spanning U verandert in de tijd t zoals weergegeven is in het (U,t)-diagram. Bepaal uit het diagram de effectieve waarde van de weergegeven wisselspanning. 2 Umax (1) Ueff = 1 = 2 2 = 1,4 V (1) 1 2 2

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p NATUURKUNDE KLAS 5 PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p Opgave 1: alles heeft een richting (8p) Bepaal de richting van de gevraagde grootheden. Licht steeds

Nadere informatie

Elektro-magnetisme Q B Q A

Elektro-magnetisme Q B Q A Elektro-magnetisme 1. Een lading QA =4Q bevindt zich in de buurt van een tweede lading QB = Q. In welk punt zal de resulterende kracht op een kleine positieve lading QC gelijk zijn aan nul? X O P Y

Nadere informatie

Mkv Magnetisme. Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar.

Mkv Magnetisme. Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar. Mkv Magnetisme Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar. In een punt P op een afstand d/2 van de rechtse geleider is

Nadere informatie

b Geluid waarnemen, meten en omzetten in elektrische spanning.

b Geluid waarnemen, meten en omzetten in elektrische spanning. Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 1 1.1 Automaten Opgave 1 Opgave 2 Opgave 3 In een robot is de elektrische bedrading te vergelijken met de zenuwen. Het zenuwstelsel kun je dan vergelijken met de printplaten.

Nadere informatie

Fig. 2. Fig. 1 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 U (V) 0,5. -20 0 20 40 60 80 100 temperatuur ( C)

Fig. 2. Fig. 1 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 U (V) 0,5. -20 0 20 40 60 80 100 temperatuur ( C) Deze opgaven en uitwerkingen vind je op https://www.itslearning.com en op www.agtijmensen.nl Wat je moet weten en kunnen gebruiken: Zie het boekje Systeembord.. Eigenschappen van de invoer-elementen (sensor,

Nadere informatie

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK NATUURKUNDE KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK 8 29/04/2011 Deze toets bestaat uit 3 opgaven (32 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! Opgave 1: Afbuigen van geladen

Nadere informatie

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l Opgave 1 Een kompasnaald staat horizontaal opgesteld en geeft de richting aan van de horizontale r component Bh van de magnetische veldsterkte van het aardmagnetische veld. Een spoel wordt r evenwijdig

Nadere informatie

1 Om een lampje (6,0 V / 0,50 A) op de juiste spanning te laten branden, sluiten we het in serie met een weerstand aan op een spanningsbron van 20 V.

1 Om een lampje (6,0 V / 0,50 A) op de juiste spanning te laten branden, sluiten we het in serie met een weerstand aan op een spanningsbron van 20 V. Domein B: Elektriciteit en magnetisme Subdomein: Elektrische stroom 1 Om een lampje (6,0 V / 0,50 A) op de juiste spanning te laten branden, sluiten we het in serie met een weerstand aan op een spanningsbron

Nadere informatie

VLAKKE PLAATCONDENSATOR

VLAKKE PLAATCONDENSATOR H Electrostatica PUNTLADINGEN In een ruimte bevinden zich de puntladingen A en B. De lading van A is 6,010 9 C en die van B is +6,010 9 C. Om een idee van afstanden te hebben is in het vlak een rooster

Nadere informatie

1 Overzicht theorievragen

1 Overzicht theorievragen 1 Overzicht theorievragen 1. Wat is een retrograde beweging? Vergelijk de wijze waarop Ptolemaeus deze verklaarde met de manier waarop Copernicus deze verklaarde. 2. Formuleer de drie wetten van planeetbeweging

Nadere informatie

oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1.

oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1. Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1. Elektrisch veld In de vacuüm gepompte beeldbuis van een TV staan twee evenwijdige vlakke metalen platen

Nadere informatie

b Geluid waarnemen, meten en omzetten in elektrische spanning.

b Geluid waarnemen, meten en omzetten in elektrische spanning. Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 1 1.1 Automaten Opgave 1 Opgave 2 Opgave 3 In een robot is de elektrische bedrading te vergelijken met de zenuwen. Het zenuwstelsel kun je dan vergelijken met de printplaten.

Nadere informatie

Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na KeCo-Examentraining SET-C HAVO5-Na 1 Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na EX.O.1. 1. Op een wateroppervlak vallen drie rode lichtstralen op de manier zoals weergegeven in onderstaande figuur. Teken het

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit) Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit) Samenvatting door een scholier 1671 woorden 2 december 2012 5,6 55 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Natuurkunde H2 elektriciteit

Nadere informatie

UITWERKINGEN Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

UITWERKINGEN Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na UITWERKINGEN KeCo-Examentraining SET-C HAVO5-Na UITWERKINGEN Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na EX.O... Lichtstraal A verplaatst zich van lucht naar water, dus naar een optisch dichtere stof toe. Er

Nadere informatie

SYSTEMEN 11/3/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (28 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

SYSTEMEN 11/3/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (28 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! NATUURKUNDE KLAS 4 PROEFWERK HOOFDSTUK 3: AUTOMATISCHE SYSTEMEN OOFDSTUK 3: A 11/3/2009 Deze toets bestaat uit 3 opgaven (28 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Nadere informatie

Begripsvragen: Elektrisch veld

Begripsvragen: Elektrisch veld Handboek natuurkundedidactiek Hoofdstuk 4: Leerstofdomeinen 4.2 Domeinspecifieke leerstofopbouw 4.2.4 Elektriciteit en magnetisme Begripsvragen: Elektrisch veld 1 Meerkeuzevragen Elektrisch veld 1 [V]

Nadere informatie

Men schakelt nu twee identieke van deze elementen in serie (zie Figuur 3).

Men schakelt nu twee identieke van deze elementen in serie (zie Figuur 3). jaar: 1989 nummer: 09 Men heeft een elektrisch schakelelement waarvan we het symbool weergeven in figuur 1. De (I,U) karakteristiek van dit element is weergegeven in de nevenstaande grafiek van figuur

Nadere informatie

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5) Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5) 2.1 Inleiding 1. a) Warmte b) Magnetische Energie c) Bewegingsenergie en Warmte d) Licht (stralingsenergie) en warmte e) Stralingsenergie 2. a) Spanning (Volt),

Nadere informatie

Een elektrische waterkoker kan in korte tijd water aan de kook brengen.

Een elektrische waterkoker kan in korte tijd water aan de kook brengen. . Deze opaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Opgave 1 Elektrische waterkoker Een elektrische waterkoker kan in korte tijd water aan de kook brengen. De waterkoker slaat automatisch af als

Nadere informatie

Leid de spanning van het bijbehorende sensorsignaal af.

Leid de spanning van het bijbehorende sensorsignaal af. 1 TEMPERATUURSENSOR We maken een temperatuursensor door een NTC op te nemen in de schakeling van bijgaande figuur samen met een andere weerstand. We willen dat met stijgende temperatuur ook het sensorsignaal

Nadere informatie

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie 2014-2015 Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie 2014-2015 Eerste ronde Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste

Nadere informatie

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3. Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3. figuur 3 De schuifweerstand is zo ingesteld dat de stroomsterkte 0,50 A is. a) Bereken het

Nadere informatie

Elektrische stroomnetwerken

Elektrische stroomnetwerken ntroductieweek Faculteit Bewegings- en evalidatiewetenschappen 25 29 Augustus 2014 Elektrische stroomnetwerken Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be Assistent: Erik

Nadere informatie

Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5

Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5 Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5 OPGAVE 1 Teken hieronder het bijbehorende schakelschema. Geef ook de richting van de elektrische stroom aan.

Nadere informatie

7,6. Samenvatting door A woorden 12 april keer beoordeeld. Natuurkunde. Natuurkunde Systemen. Systemen

7,6. Samenvatting door A woorden 12 april keer beoordeeld. Natuurkunde. Natuurkunde Systemen. Systemen Samenvatting door A. 1243 woorden 12 april 2013 7,6 12 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Natuurkunde Systemen Systemen We onderscheiden 3 soorten gegevensverwerkende systemen: meetsysteem: meet een grootheid

Nadere informatie

2 Om een lampje (6,0 V / 0,50 A) op de juiste spanning te laten branden, sluiten we het in serie met een weerstand aan op een spanningsbron van 20 V.

2 Om een lampje (6,0 V / 0,50 A) op de juiste spanning te laten branden, sluiten we het in serie met een weerstand aan op een spanningsbron van 20 V. Domein B: Elektrische processen Subdomein: Veilig omgaan met elektriciteit 1 De achterruitverwarming van een auto bestaat uit een aantal horizontale weerstandsdraden die op de achterruit geplakt zijn.

Nadere informatie

Antwoorden Systeembord 25012010. Fysische informatica voor de onderbouw havo/vwo

Antwoorden Systeembord 25012010. Fysische informatica voor de onderbouw havo/vwo Fysische informatica voor de onderbouw havo/vwo 1 Inhoud: Antwoorden Systeembord 25012010 2. De invoer- en uitvoercomponenten...3 2.1 De drukschakelaar....3 2.2 Geluidsensor...3 2.3 Variabele spanning....3

Nadere informatie

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk PROEFWERK TECHNOLOGIE VWO MODULE 6 ELECTRICITEIT VRIJDAG 19 maart 2010 R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk 2P 2P 2P Opgave 1 Tup en Joep willen allebei in bed lezen. Ze hebben allebei een fietslampje.

Nadere informatie

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie. Inhoud Basisgrootheden... 2 Verwarmingsinstallatie... 3 Elektrische schakelingen... 4 Definities van basisgrootheden... 6 Fysische achtergrond bij deze grootheden... 6 Opgave: Geladen bollen... 7 De wet

Nadere informatie

Hoofdstuk 12 Elektrische velden. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 12 Elektrische velden. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 12 Elektrische velden Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 12.1 Elektrische kracht en lading Elektrische krachten F el + + F el F el F el r F el + F el De wet van Coulomb q Q

Nadere informatie

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten. Oefenopgaven vervangingsweerstand en transformator 1 Twee lampjes L1 en L2 staan in serie: R1 = 5,0 Ω en R2 = 9,0 Ω Bereken de vervangingsweerstand van de twee lampjes. gegeven: R1 = 5,0 Ω, R2 = 9,0 Ω

Nadere informatie

o a. onveranderd blijven o b. verdubbelen tot -360 kv. o c. stijgen tot een waarde van OV. o d. positief worden tot een waarde van 720 kv.

o a. onveranderd blijven o b. verdubbelen tot -360 kv. o c. stijgen tot een waarde van OV. o d. positief worden tot een waarde van 720 kv. jaar: 1989 nummer: 07 In ieder hoekpunt van een driehoek ABC bevindt zich een lading. In A en C is dit een lading van - 6.10-6 C. In B is dit +10.10-6 C. Beschouwen we het punt P gelegen op 30 cm van A

Nadere informatie

Opgave 1 Er zijn twee soorten lading namelijk positieve en negatieve lading.

Opgave 1 Er zijn twee soorten lading namelijk positieve en negatieve lading. itwerkingen Opgave Er zijn twee soorten lading namelijk positieve en negatieve lading. Opgave 2 Een geleider kan de elektrische stroom goed geleiden. Metalen, zout water, grafiet. c. Een isolator kan de

Nadere informatie

Hoofdstuk 5: Signaalverwerking

Hoofdstuk 5: Signaalverwerking Hoofdstuk 5: Signaalverwerking Natuurkunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 5: Signaalverwerking Natuurkunde 1. Mechanica 2. Golven en straling 3. Elektriciteit en magnetisme 4. Warmteleer Rechtlijnige

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde pilot vwo I

Eindexamen natuurkunde pilot vwo I Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag worden twee punten toegekend. Opgave Een temperatuursensor maken maximumscore 5 Usensor (V) 4 A C 3 B 0 0 t ( C) inzicht dat de ijkgrafiek

Nadere informatie

We willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan

We willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan jaar: 1995 nummer: 28 Twee zeer lange draden zijn evenwijdig opgesteld. De stroom door de linkse draad ( zie figuur) is in grootte gelijk aan 30 A en de zin ervan wordt aangegeven door de pijl. We willen

Nadere informatie

3.4.3 Plaatsing van de meters in een stroomkring

3.4.3 Plaatsing van de meters in een stroomkring 1 De stroom- of ampèremeter De ampèremeter is een meetinstrument om elektrische stroom te meten. De sterkte van een elektrische stroom wordt uitgedrukt in ampère, vandaar de naam ampèremeter. Voorstelling

Nadere informatie

voorbeeld van een berekening: Uit de definitie volgt dat de ontvangen stralingsdosis gelijk is aan E m,

voorbeeld van een berekening: Uit de definitie volgt dat de ontvangen stralingsdosis gelijk is aan E m, Eindexamen natuurkunde havo 2005-I 4 Beoordelingsmodel Opgave Nieuwe bestralingsmethode Maximumscore antwoord: 0 7 5 0 B + n Li + per juist getal Maximumscore 2 uitkomst: D 2, 0 Gy of 2, 0 J/kg voorbeeld

Nadere informatie

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1. 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1. 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur 1 RONDDRAAIENDE MASSA 5pt Een massa zit aan een uiteinde van een touw. De massa ligt op een wrijvingloos oppervlak waar het

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde havo I

Eindexamen natuurkunde havo I Eindexamen natuurkunde havo 0 - I Beoordelingsmodel Opgave Tower of Terror maximumscore 4 4 uitkomst: F 4, 0 N Voor de kracht op de kar geldt: F ma, waarin v 46 a 6,57 m/s. t 7,0 3 4 Hieruit volgt dat

Nadere informatie

5 Weerstand. 5.1 Introductie

5 Weerstand. 5.1 Introductie 5 Weerstand 5.1 Introductie I n l e i d i n g In deze paragraaf ga je verschillende soorten weerstanden bestuderen waarvan je de weerstandswaarde kunt variëren. De weerstand van een metaaldraad blijkt

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde vwo II

Eindexamen natuurkunde vwo II Eindexamen natuurkunde vwo 00 - II Beoordelingsmodel Opgave Sopraansaxofoon maximumscore 4 uitkomst: F d = 7, N voorbeeld van een bepaling: Er geldt: Fr z z= Fr d d. Opmeten in de figuur levert: rz =,7

Nadere informatie

Hoofdstuk 6: Elektromagnetisme

Hoofdstuk 6: Elektromagnetisme Hoofdstuk 6: lektromagnetisme Natuurkunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 6: lektromagnetisme Natuurkunde 1. Mechanica 2. Golven en straling 3. lektriciteit en magnetisme 4. Warmteleer Rechtlijnige

Nadere informatie

Repetitie Elektronica (versie A)

Repetitie Elektronica (versie A) Naam: Klas: Repetitie Elektronica (versie A) Opgave 1 In de schakeling hiernaast stelt de stippellijn een spanningsbron voor. De spanningsbron wordt belast met weerstand R L. In het diagram naast de schakeling

Nadere informatie

6,1. Samenvatting door een scholier 2375 woorden 5 december keer beoordeeld. Natuurkunde Natuurkunde overal. Natuurkunde Overal vwo deel 1

6,1. Samenvatting door een scholier 2375 woorden 5 december keer beoordeeld. Natuurkunde Natuurkunde overal. Natuurkunde Overal vwo deel 1 Samenvatting door een scholier 2375 woorden 5 december 2010 6,1 9 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Samenvatting hoofdstuk 1 Verbanden met druk We gebruiken in de natuurkunde eenheden

Nadere informatie

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vlaamse Fysica Olympiade 2015-2016

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2003-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2003-II Opgave Visby-lens uitkomst: n =,5 voorbeeld van een berekening: De invalshoek i 54 en de brekingshoek r 3. sin i Bij lichtbreking geldt: n. sin r sin54 0,809 Hieruit volgt dat n, 5. sin3 0,530 inzicht

Nadere informatie

Natuurkunde Overal vwo deel 1 Samenvatting hoofdstuk 1 Verbanden met druk

Natuurkunde Overal vwo deel 1 Samenvatting hoofdstuk 1 Verbanden met druk Samenvatting door een scholier 2127 woorden 17 maart 2011 3,7 21 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Samenvatting hoofdstuk 1 Verbanden met druk We gebruiken in de natuurkunde eenheden

Nadere informatie

Basisoefeningen en uitwerkingen Systeembord. Opgaven en antwoorden op It s learning en agtijmensen.nl

Basisoefeningen en uitwerkingen Systeembord. Opgaven en antwoorden op It s learning en agtijmensen.nl Opgaven en antwoorden op It s learning en agtijmensen.nl Opgave 1. Een spanning van V noemen we ook hoog of 1. Een spanning van 0 V noemen we laag of 0. In de schakeling van figuur 1 wordt op de punten

Nadere informatie

1. Een karretje op een rail

1. Een karretje op een rail Natuurkunde Vwo 1986-II 1. Een karretje op een rail Een rail, waarvan de massa 186 gram is, heeft in het midden een knik. De beide rechte stukken zijn even lang. De rail wordt. slechts in de twee uiterste

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Fysica: Elektrodynamica 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne (http://www.natuurdigitaal.be/geneeskunde/fysica/wiskunde/wiskunde.htm),

Nadere informatie

7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss

7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss 7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss Berekening van electrische flux Alleen de component van het veld loodrecht op het oppervlak draagt bij aan de netto flux. We definieren de electrische

Nadere informatie

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! NATUURKUNDE KLAS 5 PROEFWERK HOOFDSTUK OOFDSTUK 8 03/05/2010 Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! Opgave 1: Eerste elektromotor

Nadere informatie

Uitwerkingen Hoofdstuk 2 - deel 2

Uitwerkingen Hoofdstuk 2 - deel 2 Uitwerkingen Hoofdstuk 2 - deel 2 4 VWO 2.6 Serie en parallel 51. Vervanging 52. Bij de winkelstraat zijn de lampen parallel geschakeld en bij de kandelaar in serie. 53. Voorbeeld: Serie De stroom moet

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrostatica. 25 juli 2015. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrostatica. 25 juli 2015. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Fysica: Elektrostatica 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne (http://www.natuurdigitaal.be/geneeskunde/fysica/wiskunde/wiskunde.htm),

Nadere informatie

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur natuurkunde 1,2 Examen VWO - Compex Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur 20 05 Vragen 1 tot en met 17. In dit deel staan de vragen waarbij de computer

Nadere informatie

jaar: 1989 nummer: 10

jaar: 1989 nummer: 10 jaar: 1989 nummer: 10 Gegeven een cylindervomtige geleider van 1 m lengte met een diameter van 5 mm. De weerstand van de geleider is R. De draad wordt uitgerekt tot een lengte van 1,2 m terwijl het volume

Nadere informatie

Technische automatisering

Technische automatisering Inhoud Technische automatisering... 2 Sensoren... 3 Practicum: temperatuursensor... 4 Analoge en discrete signalen... 5 Logische schakelingen... 6 Invoerelementen... 6 Verwerkers... 7 Uitvoerelementen...

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2002-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2002-I Eindexamen natuurkunde -2 havo 2002-I Opgave Binnenverlichting Maximumscore 4 uitkomst: R tot = 4 Ω voorbeelden van een berekening: methode Het totale vermogen van de twee lampjes is gelijk aan 25,0 =

Nadere informatie

Inleiding 3hv. Opdracht 1. Statische elektriciteit. Noem drie voorbeelden van hoe je statische elektriciteit kunt opwekken.

Inleiding 3hv. Opdracht 1. Statische elektriciteit. Noem drie voorbeelden van hoe je statische elektriciteit kunt opwekken. Inleiding hv Opdracht Statische elektriciteit Noem drie voorbeelden van hoe je statische elektriciteit kunt opwekken Opdracht Serie- en parallelschakeling Leg van elke schakeling uit ) of het een serie-

Nadere informatie

Eindexamen havo natuurkunde II

Eindexamen havo natuurkunde II Eindexamen havo natuurkunde 0 - II Opgave Parasaurolophus maximumscore antwoord: resonantie maximumscore voorbeeld van een berekening: Voor de grondtoon bij een halfgesloten pijp geldt dat de lengte van

Nadere informatie

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U Inhoud Condensator... 2 Het laden van een condensator... 3 Het ontladen van een condensator... 6 Het gedrag van een condensator in een schakeling... 7 Opgaven... 8 Opgave: Alarminstallatie... 8 Opgave:

Nadere informatie

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen) Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen) Ga na of de onderstaande beweringen waar of niet waar zijn (invullen op antwoordblad). 1) De krachtwerking van een magneet is bij

Nadere informatie

-Zoek de eventuele benodigde gegevens op in het tabellenboek. -De moeilijkere opgaven hebben een rood opgavenummer.

-Zoek de eventuele benodigde gegevens op in het tabellenboek. -De moeilijkere opgaven hebben een rood opgavenummer. Extra opgaven hoofdstuk 7 -Zoek de eventuele benodigde gegevens op in het tabellenboek. -De moeilijkere opgaven hebben een rood opgavenummer. Gebruik eventueel gegevens uit tabellenboek. Opgave 7.1 Door

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2001-II

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2001-II Eindexamen natuurkunde havo 00-II 4 Antwoordmodel Opgave Vliegen met menskracht uitkomst: t = 5,0 (uur) s Voor de gemiddelde snelheid geldt: v gem =. t De gemiddelde snelheid van het vliegtuig is 8,9 m/s

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2004-I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2004-I 4 Beoordelingsmodel Opgave Broodrooster Maximumscore 4 uitkomst: R 4 voorbeelden van een berekening: methode Het vermogen van één gloeistaaf is gelijk aan 750 75 W. P 75 Uit P UI volgt dat I,60 A. U 0

Nadere informatie

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie. Inhoud Basisgrootheden... 2 Verwarmingsinstallatie... 3 Elektrische schakelingen... 4 Definities van basisgrootheden... 6 Fysische achtergrond bij deze grootheden... 6 Opgave: Geladen bollen... 7 De wet

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-II

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-II 4 Beoordelingsmodel Opgave Marathonloper uitkomst: 0% Wuit Voor het rendement geldt: 00%, Ein waarin Wuit 0,0 kj(/s) en Ein,50 kj(/s). 0,0 0 Hieruit volgt dat 00% 0%., 50 0 Wuit gebruik van 00% Ein inzicht

Nadere informatie

Vernieuwde tweede fase 5vwo oefen-et 1 Dit opgaven en uitwerkingen vind je op

Vernieuwde tweede fase 5vwo oefen-et 1 Dit opgaven en uitwerkingen vind je op Dit opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Et-1 stof vow5: Vwo4 kernboek: Hoofdstuk 8: Elektriciteit Vwo5 kernboek: Hoofdstuk 1: Signaalverwerking Hoofdstuk 2: kromlijnige bewegingen Bij

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2001-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2001-II Eindexamen natuurkunde - vwo 00-II 4 Antwoordmodel Opgave Seconde Maximumscore uitkomst: l = 6 (mm) 8 c, 9979458 0-0 l = = =, 6 0 m = 6 f 996770 mm. inzicht dat de frequentie gelijk is aan het aantal periodes

Nadere informatie

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1 Eerste ronde - 3ste Vlaamse Fysica Olympiade 3ste Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde. De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen met vier mogelijke antwoorden. Er is telkens

Nadere informatie

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 00F bus 404 300 Heverlee Tel.: 06-3 74 7 E-mail: ino@vonw.be www.vonw.be Vlaamse Fysica Olympiade 06-07 Eerste ronde

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde H7 elektriciteit

Samenvatting Natuurkunde H7 elektriciteit Samenvatting Natuurkunde H7 elektriciteit Samenvatting door een scholier 1150 woorden 22 april 2016 8,3 8 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Samenvatting Natuurkunde H7 Elektriciteit/Elektrische schakelingen

Nadere informatie

Signaalverwerking bovenbouw 17092010 havo p24-25 vwo p124-125 Naam:

Signaalverwerking bovenbouw 17092010 havo p24-25 vwo p124-125 Naam: havo p24-25 vwo p124-125 Naam: 1 Inhoud: Signaalverwerking bovenbouw 17092010 1. Inleiding... 3 1. Meetsysteem:... 3 2. Stuursysteem:... 3 3. Regelsysteem:... 3 Het systeembord... 3 2. Invoer- verwerkings-

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 18 augustus Brenda Casteleyn, PhD

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 18 augustus Brenda Casteleyn, PhD Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Fysica: Elektrodynamica 18 augustus 2019 Brenda Casteleyn, PhD Met dank aan: Atheneum van Veurne, Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) 1. Inleiding

Nadere informatie

Vak: Elektromagnetisme ELK Docent: ir. P.den Ouden nov 2005

Vak: Elektromagnetisme ELK Docent: ir. P.den Ouden nov 2005 Onderstaande opgaven lijken op de de verwachten tentamenvragen. Getallen bij beweringen kunnen zijn afgerond, om te voldoen aan de juiste significantie. BEGIN TOETS 1 Een magnetisch veld kan worden voorgesteld

Nadere informatie

b) Teken op de bijlage welke lampjes van het klokje branden om 19:45:52. Schrijf eronder hoe je dit bepaald/berekend hebt. (3p)

b) Teken op de bijlage welke lampjes van het klokje branden om 19:45:52. Schrijf eronder hoe je dit bepaald/berekend hebt. (3p) NATUURKUNDE KLAS 4 PW HOOFDSTUK PW HOOFDSTUK 3-23/03/2011 Totaal: 3 opgaven, 29 punten. Gebruik eigen BINAS toegestaan. Opgave 1: binair klokje Er bestaan klokjes die de tijd binair weergeven. Zie figuur

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 4 november Brenda Casteleyn, PhD

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 4 november Brenda Casteleyn, PhD Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Fysica: Elektrodynamica 4 november 2017 Brenda Casteleyn, PhD Met dank aan: Atheneum van Veurne, Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) 1. Inleiding

Nadere informatie

TENTAMEN NATUURKUNDE

TENTAMEN NATUURKUNDE CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN NATUURKUNDE TENTAMEN NATUURKUNDE datum : dinsdag 27 juli 2010 tijd : 14.00 tot 17.00 uur aantal opgaven : 6 aantal antwoordbladen : 1 (bij opgave 2) Iedere opgave dient

Nadere informatie

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U Inhoud Condensator... 2 Het laden van een condensator... 3 Het ontladen van een condensator... 5 Opgaven... 6 Opgave: Alarminstallatie... 6 Opgave: Gelijkrichtschakeling... 6 Opgave: Boormachine... 7 1/7

Nadere informatie

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME TENTMEN ELEKTROMGNETISME 23 juni 2003, 14.00 17.00 uur Dit tentamen bestaat uit 4 opgaven. OPGVE 1 Gegeven is een zeer dunne draad B waarop zch een elektrische lading Q bevindt die homogeen over de lengte

Nadere informatie

Natuur- en scheikunde 1, elektriciteit, uitwerkingen. Spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen, energie

Natuur- en scheikunde 1, elektriciteit, uitwerkingen. Spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen, energie 4M versie 1 Natuur- en scheikunde 1, elektriciteit, uitwerkingen Werk netjes en nauwkeurig Geef altijd een duidelijke berekening of een verklaring Veel succes, Zan Spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen,

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2007-II

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2007-II Eindexamen natuurkunde vwo 007-II Beoordelingsmodel Opgave Koperstapeling maximumscore 3 64 64 0 64 64 Cu Zn + β ( + γ) of: Cu Zn + e 9 30 het elektron rechts van de pijl Zn als vervalproduct (mits verkregen

Nadere informatie

OOFDSTUK 8 9/1/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (31 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

OOFDSTUK 8 9/1/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (31 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! NATUURKUNDE KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK OOFDSTUK 8 9/1/2009 Deze toets bestaat uit 3 opgaven (31 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! Opgave 1: Afbuiging

Nadere informatie

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten. Oefenopgaven vervangingsweerstand en transformator 1 Twee lampjes L1 en L2 staan in serie: R1 = 5,0 Ω en R2 = 9,0 Ω Bereken de vervangingsweerstand van de twee lampjes. 2 Twee apparaten, weerstand R1 =

Nadere informatie

Serie. Itotaal= I1 = I2. Utotaal=UR1 + UR2. Rtotaal = R1 + R2. Itotaal= Utotaal : Rtotaal 24 = 10 + UR2 UR2 = 24 10 = 14 V

Serie. Itotaal= I1 = I2. Utotaal=UR1 + UR2. Rtotaal = R1 + R2. Itotaal= Utotaal : Rtotaal 24 = 10 + UR2 UR2 = 24 10 = 14 V Om te onthouden Serieschakeling Parallelschakeling Itotaal= I = I2 Utotaal=U + U2 totaal = + 2 Itotaal=I + I2 Utotaal= U = U2 tot 2 enz Voor elke schakeling I totaal U totaal totaal Itotaal= I = I2 Utotaal=U

Nadere informatie

JAN Denk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 34 punten.

JAN Denk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 34 punten. NATUURKUNDE KLAS 4 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK 2 JAN.. 2009 Denk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 34 punten. Opgave 1 (3 + 4 pt) De batterij in de hiernaast

Nadere informatie

methode 2: Voor de vervangingsweerstand van de twee parallel geschakelde lampen geldt:

methode 2: Voor de vervangingsweerstand van de twee parallel geschakelde lampen geldt: Uitwerkingen natuurkunde Havo 1999-I Opgave 1 Accu 3p 1. Het vermogen van de lampen wordt gegeven door P = VI. Dus de accu moet een stroom leveren van I = P/V = 100/12 = 8,33 A. De "capaciteit" wordt berekend

Nadere informatie

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren Schakeling In de hiernaast afgebeelde schakeling kan de spanning

Nadere informatie

Hoofdstuk 13 Magnetische velden. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 13 Magnetische velden. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 13 Magnetische velden Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 13.1 Magnetisme Magneten Z N Z Magnetische veldlijnen: Gaat van N naar Z Als er veel veldlijnen bij elkaar zijn is het

Nadere informatie

J. Uitwerking E = V/d = 2 / ( ) = V/m

J. Uitwerking E = V/d = 2 / ( ) = V/m A B ELEKTRISCH VELD In de Volkskrant van 19 september 1998 staat een artikel van Broer Scholtens, getiteld Elektrocutie haalt bacteriën uit de puree. De essentie ervan is dat een spanning van 2 volt over

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door een scholier 833 woorden 13 december keer beoordeeld. Natuurkunde 1.1

6,9. Samenvatting door een scholier 833 woorden 13 december keer beoordeeld. Natuurkunde 1.1 Samenvatting door een scholier 833 woorden 13 december 2014 6,9 35 keer beoordeeld Vak Natuurkunde 1.1 Sommige materialen kunnen stroom doorlaten > geleiders. Isolatoren laten geen stroom door. De grootte

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2005-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2005-I Eindexamen natuurkunde - vwo 005-I 4 Beoordelingsmodel Opgave Schommelboot uitkomst: m De slingertijd T,67, s. Dit ingevuld in de slingerformule T 7,. 9,8 Hieruit volgt: m. levert g gebruik van slingerformule

Nadere informatie

TENTAMEN NATUURKUNDE

TENTAMEN NATUURKUNDE CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN NATUURKUNDE TENTAMEN NATUURKUNDE tweede voorbeeldtentamen CCVN tijd : 3 uur aantal opgaven : 5 aantal antwoordbladen : 1 (bij opgave 2) Iedere opgave dient op een afzonderlijk

Nadere informatie

Langere vraag over de theorie

Langere vraag over de theorie Naam (in drukletters): Studentennummer: Langere vraag over de theorie (a) Bereken de elektrische potentiaal voor een uniform geladen ring en dit voor een punt dat ligt op de as die loodrecht staat op de

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2002-I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2002-I Eindexamen natuurkunde havo 2002-I Opgave Binnenverlichting uitkomst: R = 29 Ω P 5,0 De stroomsterkte door één lampje is: I = = = U 2 U 2 Uit U = IR volgt dat R = = = 29 Ω. I 0, 47 0,47 A. gebruik van

Nadere informatie

VWO 4 kernboek B hoofdstuk 8

VWO 4 kernboek B hoofdstuk 8 SAMNVATTING LKTICITIT VWO 4 kernboek B hoofdstuk 8 HOVLHID LADING Symbool Q (soms q) enheid C (Coulomb) Iedereen heeft wel eens gemerkt dat voorwerpen elektrische eigenschappen kunnen krijgen. Als je over

Nadere informatie