Cijfermatige achtergrondinformatie ten behoeve van Slotconferentie HO-tour In deze bijlage zijn feiten en cijfers opgenomen over het hoger onderwijs die illustratief kunnen zijn voor de discussies in de werkgroepen op de slotconferentie van de HO-tour op 2 maart 2015. In deel 1 zijn gegevens opgenomen over de deelname, instroom en uitstroom in het hoger onderwijs. Ook vindt u in dit deel cijfers over internationalisering. In deel 2 vindt u gegevens over onderwijskwaliteit. Deelname, instroom en uitstroom in het hoger onderwijs De referentieramingen geven een beeld van de ontwikkeling in deelname in het hoger onderwijs en de verwachtingen voor de toekomst. Grafiek 1: Deelname hoger onderwijs t/m 2013/14 & raming deelname t/m 2030 (Cijfers volgens definitie 1cijfer HO) 800.000 700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0 2002/03 2006/07 2010/11 2014/15 2018/19 2022/23 2026/27 2030/31 hbo master Totaal Bron: Referentieraming 2014 Grafiek 2: Instroom hoger onderwijs t/m 2013 & raming instroom t/m 2030 (Cijfers volgens definitie 1cijfer HO) 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 2002 2006 2010 2014 2018 2022 2026 2030 hbo master Bron: Referentieraming 2014 1
Deelname & instroom in het hbo Het aantal deelnemers in het hbo is in de afgelopen zes jaren harder gestegen dan geraamd in 2009. Ten tijde van het rapport van commissie Veerman werd het aantal deelnemers in het hbo in 2020 geraamd op 500.000. De raming voor 2020 is in 2014 naar beneden bijgesteld naar ruim 460.000 deelnemers in het hbo. De raming van 2014 laat vanaf 2024 een daling van het aantal deelnemers in het hbo zien. Het aantal deelnemers loopt volgens de raming terug van ruim 468.000 deelnemers in 2024 naar 448.000 deelnemers in 2030. Het aandeel hbo deeltijdstudenten t.o.v. alle hbo studenten is gedaald van 20,1% in 2002 naar 11,6% in 2013. De directe doorstroom van vwo-leerlingen naar het hbo is gedaald van 4% van de totale instroom in het hbo in 2002 naar 3,5% in 2014. Het aantal mbo4-studenten dat direct doorstroomt naar een hbo opleiding is de afgelopen vijf jaar vrijwel constant gebleven op 22% van de totale instroom in. Het aantal Associate degree programma s is in de afgelopen jaren gestegen van 22 programma s in 2008 naar 239 programma s in 2014. Ook stijgt het aantal deelnemers aan de Associate degree programma s. Echter, van het totale aantal hbo-studenten volgt in 2014 nog slechts 1,3% een Associate degree programma. Bron: 1cijferHO Deelname & instroom in het wo Het aantal deelnemers in het wo is de afgelopen zes jaren minder hard gestegen dan geraamd in 2009. Dit heeft vooral te maken met de groeiende instroom in de masterfase van buitenlandse studenten (van 5% in 2000 naar 23% in 2014), die veel minder lang dan Nederlandse studenten in het wo verblijven. Ook de vwo-wo doorstroom is naar beneden bijgesteld, omdat het aandeel vwo ers in het vo niet verder groeit. Ten tijde van het rapport van de commissie Veerman werd het aantal deelnemers in het wo in 2020 geraamd op ruim 300.000. De raming voor 2020 is in 2014 naar beneden bijgesteld naar ruim 255.000 deelnemers in het wo. De raming van 2014 laat vanaf 2023 een daling van het aantal deelnemers in het wo zien. Het aantal deelnemers loopt volgens de raming terug van ruim 265.000 deelnemers in 2023 naar 258.000 deelnemers in 2030. Het aandeel wo deeltijdstudenten t.o.v. alle wo studenten is gedaald van 7,7% in 2002 naar 2,9% in 2013. De directe instroom van studenten in het wo, afkomstig van het hbo, is de afgelopen jaren licht gedaald. T.o.v. de totale instroom in het wo stroomde in 2010 17% direct door uit het hbo. In 2014 is dit 11%. Het aantal studenten dat een master is gaan volgen aan een andere universiteit is gestegen. In 2011 stapte nog 2.923 studenten voor hun master over naar een andere universiteit, in 2014 is dit aantal met toegenomen naar 4.955. Dit is 12,9% van de totale masterinstroom in het wo (VSNU, 2015). Bron: 1cijferHO 2
Uitstroom hbo en wo Grafiek 3: Verdeling niveau van afstuderen in het hbo in verschillende landen in 2012/2013 10 4 2 master bachelor Bron: CHEPS Grafiek 4: Verdeling niveau van afstuderen in het wo in verschillende landen in 2012/2013 10 9 4 3 2 1 phd master bachelor Associate degree Bron: CHEPS Grafiek 5: Verdeling niveau van afstuderen in het gehele ho in verschillende landen in 2012/2013 10 4 2 phd master bachelor Associate degree Bron: CHEPS Nederland kent leidt relatief veel bachelor studenten op (71% bachelor studenten t.o.v. 27% master studenten), maar weinig promovendi. 3
Inkomende mobiliteit In de wo-bachelor is het aantal internationale studenten tussen 2002 en 2012 met bijna 30 toegenomen. Het aantal buitenlandse studenten in een is tussen 2000 en 2012 zelfs met 70 gestegen. In 2012 kwam 23% van het totaal aantal studenten in de wo-master uit het buitenland. Uitgaande mobiliteit Het aantal Nederlanders dat zich in het buitenland voor een opleiding inschrijft, ligt nog steeds onder het Europees gemiddelde. In het wo is zelfs een daling merkbaar. Van de afgestudeerden is 22% gedurende de studie naar het buitenland geweest. Het verschil in studiepuntmobiliteit (studenten die een deel van hun opleiding in het buitenland volgen) tussen het hbo en het wo wordt steeds kleiner. Studenten gaan vaker naar het buitenland voor een stage, dan voor het volgen van een (deel van een) studieprogramma. Bron: Nuffic, mobiliteit in beeld 2012 Onderwijskwaliteit In dit deel vindt u gegevens over onderwijskwaliteit. Het betreft gegevens over accreditatieoordelen, studentenoordelen uit de studentenmonitor 2014, studierendement, docentkwaliteit en aansluiting van de opleiding op de arbeidsmarkt. Accreditatie bestaande onderwijsprogramma s Grafiek 6: Toegekende waarderingen NVAO 2014 excellent 2013 2012 goed voldoende herstelperiode 2011 onder voorwaarde ingetrokken 2 4 10 Het aantal bestaande opleidingen in het Nederlandse hoger onderwijs met minimaal een voldoende beoordeling van de NVAO is in de afgelopen jaren verder toegenomen tot ruim 9 van alle beoordeelde opleidingen. 4
Oordelen van studenten over onderwijskwaliteit Grafiek 7: Percentage van studenten met een positief oordeel over de studie in het algemeen 9 85% 75% 65% 55% 2011 2012 2013 2014 Grafiek 8: Percentage studenten dat tevreden is over de inhoud van de opleiding 9 85% 75% 65% 55% 2011 2012 2013 2014 Grafiek 9: Percentage studenten dat tevreden is over de mate waarin het onderwijs uitdagend is 9 2011 2012 2013 2014 Wegens het lage aantal deelnemers aan de hbo master zijn deze gegevens niet meegenomen in deze drie grafieken. Bron: Studentenmonitor 2014 5
Grafiek 10: Studentenoordeel over het aantal contacturen (Bron: Studentenmonitor 2014) 4 3 2 1 2012 hbo 2013 hbo 2014 hbo 2012 wo 2013 wo 2014 wo Percentage studenten dat het aantal contacturen te weinig vindt Percentage studenten dat het aantal contacturen precies goed vindt Percentage studenten dat het aantal contacturen te veel vindt Bron: Studentenmonitor 2014 De studenttevredenheid over de inhoud van het onderwijs programma is in de afgelopen vier jaar toegenomen. Het percentage van de studenten dat tevreden is over de mate waarin het onderwijs uitdagend is, is de afgelopen jaren gedaald. Studenten vinden het aantal contacturen eerder te weinig dan te veel, maar er is sprake van een vrij hoge mate van tevredenheid (rond de ). In het hbo is in het percentage van studenten dat het aantal contacturen te weinig vindt de afgelopen twee jaren afgenomen. In 2014 is het percentage wo studenten dat het aantal contacturen te weinig vindt hoger dan het percentage van hbo studenten. Studierendement; Switch en Uitval Grafiek 11: Uitval & switch (%) t.o.v. alle eerstejaars Bron: Monitor beleidsmaatregelen 2014 6
Grafiek 12: Type uitval & switch (%) t.o.v. alle uitval/switch Bron: Monitor beleidsmaatregelen 2014 Van de eerstejaars studenten in het hoger onderwijs gaat 35% in het tweede jaar niet verder aan de opleiding of instelling waaraan men is begonnen (uitval en switch samengenomen). In vergelijking met het voorgaande jaar is dit percentage gelijk gebleven. Ook in het hbo is het percentage stabiel gebleven (39%), terwijl dit in het wo is afgenomen met circa twee procentpunt (van 28% naar 26%). Een verkeerde keuze voor een studie is achteraf voor studenten dé belangrijkste reden om met een studie te stoppen. Op nummer twee staat niet uitgekomen verwachtingen en op nummer drie onvoldoende motivatie bij de student. De groep die uitvalt geeft in de septembermeting (als ze dus nog niet weten dat ze aan het eind van het jaar hun studie zullen staken) al aan dat ze veel minder vaak een bewuste keuze voor een studie hebben gemaakt (grofweg 75% niet-uitval vs. uitval). Ook geven de uitvallers minder vaak aan een goede match tussen zichzelf en de studie te ervaren, wanneer gevraagd wordt naar de mate waarin de studie bijvoorbeeld past bij de eigen interesses en capaciteiten. De kans op uitval is kleiner voor studenten die naar de open dagen van instellingen gaan. Ook neemt voor hbo-studenten de kans op uitval af wanneer zij op hun middelbare school voorlichting hebben gehad over een opleiding of instelling. De kans op uitval neemt toe als studenten hun studiekeuze vooral baseren op het hoge salaris dat ze met een opleiding zouden kunnen verdienen of het maatschappelijk aanzien (alleen hbo) dat ze ermee kunnen krijgen. Als studenten echter hun keuze baseren op een mix van inhoudelijke interesse, aansluiting bij de eigen capaciteiten, het beroepsperspectief en de beroepsmogelijkheden, dan slinkt voor hen de kans op uitval in het eerste studiejaar. Docentkwaliteit Grafiek 13: Opleidingsniveau van docenten op het hbo 2005 vo-mbo 2007 2009 2011 bachelor master phd 2013 overig 2 4 10 Bron: Vereniging Hogescholen Voor docentkwaliteit zijn bij hogescholen en universiteiten in de prestatieafspraken verschillende indicatoren gebruikt. Hogescholen geven aan welk percentage van het docerend personeel 7
minimaal een masteropleiding met succes heeft afgerond en universiteiten geven aan welk deel van het academisch personeel een certificaat basiskwalificatie onderwijs (BKO) heeft. Gemiddeld had in 2005 49,1% een masterdiploma of was gepromoveerd. Dit aantal stijgt al een aantal jaren gestaag. In 2013 heeft 72,2% van de hbo docenten minimaal een masterdiploma. In 2013 was 21 % van het onderwijzend personeel in het wo tenminste in bezit van een BKO. We zien dat de afgelopen jaren bij bijna elke universiteit het aantal personen met tenminste in bezit van een BKO stijgt. Aansluiting op de arbeidsmarkt uit de Studentenmonitor 2014 Grafiek 14: Percentage studenten dat tijd heeft besteed aan stage of co-schappen 4 3 2 1 2005 2007 2009 2012 2014 Wegens het lage aantal deelnemers aan de hbo master zijn deze gegevens niet meegenomen in deze grafiek. Bron: Studentenmonitor 2014 Grafiek 15: Percentage studenten dat tevreden is over de voorbereiding op de arbeidsmarkt 4 3 2 1 2011 2012 2013 2014 Wegens het lage aantal deelnemers aan de hbo master zijn deze gegevens niet meegenomen in deze grafiek. Bron: Studentenmonitor 2014 Uit OECD gegevens (2014) blijkt dat Nederlandse jongeren significant beter scoren dan het OECDgemiddelde van hun leeftijdsgroep op alle vaardigheidsgebieden; verbindingen leggen, kritisch analytisch denken, creativiteit, probleemoplossend vermogen en constructief samenwerken (oftewel 21st century skills). 8