PVK STUDIES2 TOEZICHT OP NATURA-UITVAARTVERZEKERAARS EEN ACTUARIELE INLEIDING. drs. A.C. Eijgenraam

Vergelijkbare documenten
Onderzoek als project

Inleiding Administratieve Organisatie. Opgavenboek

Elementaire praktijk van de Financiering Werkboek

Elementaire praktijk van de Kostencalculatie Werkboek

Pensioen Continu Plan

Productwijzer Naturauitvaartverzekering

Nationale Staat: Natura-uitvaart (T4A tot en met T4B)

Nationale Staat: Natura-uitvaart

Fiscale Jaarrekening. Henk Fuchs Yvonne van de Voort UITWERKINGEN. Tweede druk

Productwijzer Natura-uitvaart- verzekering

Productwijzer Kapitaalverzekering

Pensioen Continu Plan nettolijfrente Voor de periode ná uw pensioendatum

Bedrijfseconomie. Henk Fuchs Sarina van Vlimmeren UITWERKINGEN. Tweede druk

Belastingwetgeving 2015

Bedrijfsadministratie MBA

Juridische aspecten van ketensamenwerking. Naar een multidisciplinaire benadering

WIJZIGINGSBLAD A2. BORG 2005 versie 2 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 2.2. Publicatiedatum : 31 maart Ingangsdatum : 1 april 2010

WIJZIGINGSBLAD A2. Regeling Brandmeldinstallaties 2002 BMI 2002 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 1.0. Publicatiedatum : 1 april 2012

Goed, duidelijk en bovenal zinvol verzekerd zijn. Dat is waar het je uiteindelijk om gaat. AXENT Uitvaartverzekering

Belastingrecht voor het ho 2014

opgaven- en werkboek GECONSOLIDEERDE JAARREKENING Henk Fuchs 1e druk

Wie je lief is, laat je niet onverzorgd achter

FlexGarant Assuradeuren Gevolmachtigd Agent Postbus CP ROTTERDAM

De basis van het Boekhouden

Met betrekking tot de bovengenoemde stamrecht-dekkingspolis gelden de volgende bijzondere bepalingen.

NIEUWE SJABLONEN VOOR KLEOS GEBRUIKERSINSTRUCTIE

RESULTAATGERELATEERDE

Bedrijfsadministratie

Boekhouden geboekstaafd Opgaven

Bedrijfsadministratie MBA

Goed, duidelijk en bovenal zinvol verzekerd zijn. Dat is waar het je uiteindelijk om gaat. AXENT Uitvaartverzekering

UAV 2012 Toegelicht. Handleiding voor de praktijk. prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis. Eerste druk

Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

Hypotheekrecht en - vormen

De uitvaartverzekering. Informatie voor een verstandige keuze. verzekering bedrijfsrisico hypotheek pensioen

Praktische toelichting op de UAV 2012

Klaverblad Verzekeringen. Uitvaartkostenverzekering. sinds 1850

FlexGarant Assuradeuren Gevolmachtigd Agent Postbus CP ROTTERDAM

Monuta Uitvaartverzekeringen Uit zorg voor uw nabestaanden

WIJZIGINGSBLAD A1 Regeling Brandmeldinstallaties 2002

Jaarrekening. Henk Fuchs OPGAVEN- EN WERKBOEK. Tweede druk

Blommaert. Bedrijfseconomische Analyses OPGAVEN. Blommaert & Bedrijfseconomie vanuit managementperspectief. Zevende druk

Klaverblad Verzekeringen. Uitvaartverzekering

Basisstudie in het boekhouden

Praktische toelichting op de UAV 2012 (2 e druk)

Pensioen Continu Plan nettolijfrente Voor de periode ná uw pensioendatum

Klaverblad Verzekeringen. Uitvaartverzekering

Klaverblad Verzekeringen. Uitvaartverzekering

Klaverblad Verzekeringen. Uitvaartverzekering

Belastingwetgeving 2015

INSPECTIE GASDETECTIEBEVEILIGING Vakbekwaamheid en ervaring

Proteq Uitvaartverzekering. Directe uitkering in één keer bij overlijden.

Regeling particuliere beleggingsverzekeringen De Goudse

Basiskennis Calculatie

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRANDVEILIGHEID Goed- en afkeurcriteria bouwkundige brandveiligheid

Aanvullende Voorwaarden Spaargroeiverzekering SGV-0311

Wie je lief is, laat je niet onverzorgd achter

Allianz Nederland Levensverzekering N.V. Tarieven en Bedragen. Allianz Pensioen TB1015

AEGON UitvaartZorg. Uw uitvaart compleet. geregeld

Compensatieregeling beleggingsverzekeringen. Achtergrondinformatie

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRANDVEILIGHEID Vakbekwaamheid en ervaring

Copyright SBR, Rotterdam

Erfrente verdient nieuwe kans. Petra van der Ham - den Haan Productspecialist Leven bij Reaal

Uw uitvaartverzekering van ABN AMRO

VSJ010 Vennootschappelijke balans voor winstbestemming

KOOLWIJK CIJFERS + Converteren van pensioenpolissen naar huidige waarde. Kapitaalverzekeringen contant maken.

Pensioen Continu Plan nettopensioen Voor de periode na uw pensioendatum

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRAND- VEILIGHEID Specifieke normen en verwijzingen

SYLLABUS SECURITY AWARENESS WORKSHOP Personeel

Periodeafsluiting. Henk Fuchs Sarina van Vlimmeren OPGAVEN- EN WERKBOEK. Tweede druk

Uitvaartverzekering tegen koopsom. Het is nooit te laat voor een goede uitvaartverzekering Speciaal voor mensen vanaf 65 jaar die onderverzekerd zijn

Boekhouden geboekstaafd

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRAND- VEILIGHEID Specifieke normen en verwijzingen

Allianz Nederland Levensverzekering N.V. Tarieven en Bedragen. Allianz Pensioen TB0117

FlexGarant Assuradeuren Gevolmachtigd Agent Postbus CP ROTTERDAM

Uitvaartverzekering. verzekerd van een verzorgde uitvaart

Ik wil mijn eigen uitvaartwensen kunnen realiseren

Limburg Financieel Advies b.v. Verzekeringen en Verzekeringsadviezen

Elementaire praktijk van de Bedrijfsadministratie

Direct Ingaand Pensioen

DE NATIONALE HYPOTHEEKPAS OVERLIJDENSRISICOVERZEKERING GEGARANDEERD DE GOEDKOOPSTE VAN NEDERLAND!

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I

Wegwijzer AEGON beleggingsverzekeringen

Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V., handelend onder de naam Centraal Beheer Achmea, gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Verzekeraar.


Argenta Spaarhypotheek

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Genieten van het leven met Leven

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Fiscale Jaarrekening. Henk Fuchs Yvonne van de Voort OPGAVEN- EN WERKBOEK. Tweede druk

AEGON OverlijdensRisicoverzekering. Zorg voor uw nabestaanden

KEURINGSVOORSCHRIFT KE01 KEYLESS ENTRY/START

Productkaart TVM transport AOV De Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ondernemers

De hybride vraag van de opdrachtgever

AEGON Safe Rendement Plan, AEGON VrijetijdsPlan en AEGON Safe Hypotheek.

Individuele vaste lasten Arbeidsongeschiktheidsverzekering

De Allianz Overlijdensrisico verzekering

Vormen van levensverzekering. Een overzicht

Transcriptie:

PVK STUDIES2 TOEZICHT OP NATURA-UITVAARTVERZEKERAARS EEN ACTUARIELE INLEIDING drs. A.C. Eijgenraam

pvk studies Toezicht op natura-uitvaartverzekeraars een actuariële inleiding april 1995 2 drs. A.C. Eijgenraam relatiebeheerder bij afdeling Toezicht Verzekeringen van de Pensioen- & Verzekeringskamer

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor de afwezigheid van eventuele (druk-)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en Pensioen- & Verzekeringskamer deswege geen aansprakelijkheid. Met deze uitgave wordt beoogd een kennismatige bijdrage te leveren aan de kruispuntfunctie die de Pensioen- & Verzekeringskamer sinds haar verzelfstandiging ten doel heeft. Deze uitgave beoogt niet het bekendmaken van beleid of standpunten van de Pensioen- & Verzekeringskamer. De tekst geeft de persoonlijke opvattingen van de auteur weer, ook waar verwezen wordt naar beleid of standpunten van de Pensioen- & Verzekeringskamer. ISBN 90-75482-02-7 1995, Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer, Apeldoorn Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de Pensioen- & Verzekeringskamer te wenden. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the written permission of the Pensioen- & Verzekeringskamer.

Inhoud Voorwoord 5 1 Inleiding 6 2 De noodzaak tot reserveren 10 3 Schematische beschrijving van een natura-uitvaartverzekeraar 16 4 Pakketkostenontwikkeling 23 5 Wiskundige uitwerking van de pakketkostenontwikkeling 28 6 Resultaat op uitvaarten 32 7 Schadeverzekering of levensverzekering? 35 8 De grens van 3.000 verzekerden 36 9 Toezicht in de praktijk 37 Bijlagen: verslagstaten natura-uitvaartverzekeraars 43 3

4

Voorwoord Dit rapport geeft een actuariële beschrijving van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. Het bevat achtergrondinformatie voor mensen die bij de verslaggeving van natura-uitvaartverzekeraars betrokken zijn, zoals bestuurders, administrateurs, actuarissen en accountants. Hoofdstuk 1 is een algemene inleiding, waarin het wettelijk kader wordt beschreven. Tevens worden hierin verschillende verschijningsvormen van natura-uitvaartverzekeraars onderscheiden. De hoofdstukken 2 en 3 geven informatie voor bestuurders en administrateurs, die direct betrokken zijn bij natura-uitvaartverzekeraars. Zonder dat zij de actuariële details hoeven te begrijpen krijgen zij inzicht in het waarom van de voorziening uitvaartverplichtingen (hoofdstuk 2) en in de globale betekenis van de actuariële verslagstaten (hoofdstuk 3). De hoofdstukken 4 en 5 zijn voor degenen die al bekend zijn met de verslaggeving van levensverzekeraars. Aan de orde komt de pakketkostenontwikkeling en de wijze waarop deze verantwoord dient te worden. In hoofdstuk 4 gebeurt dat op een beschrijvende, verbale wijze; in hoofdstuk 5 wordt daaraan een theoretisch-wiskundige uitwerking gegeven voor actuarissen die behoefte hebben aan een theoretische achtergrond. De hoofdstukken 6, 7 en 8 geven een verantwoording voor een aantal keuzes die zijn gemaakt. Het beschouwen van het resultaat op uitvaartverzorging als verzekeringstechnisch resultaat (hoofdstuk 6). Het enten van de verslagstaten voor natura-uitvaartverzekeraars op die voor levensverzekeraars (hoofdstuk 7) en de grens van 3 000 verzekerden (hoofdstuk 8). In hoofdstuk 9 komt de toezichtspraktijk aan de orde. Tot slot zijn in de bijlage de voor deze studie relevante verslagstaten opgenomen. Daarbij moet aangetekend worden dat op dit moment (april 1995) nog wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de verslagstaten. De bijgevoegde verslagstaten zijn dan ook een voorlopige versie. 5

1 Inleiding 1.1 De wet De Wet Toezicht Natura-uitvaartverzekeringsbedrijf (WTN) is onlangs door de Tweede Kamer goedgekeurd. Hierdoor vallen vanaf 1 januari 1996 de grotere natura-uitvaartverzekeraars onder het toezicht van de Pensioen- & Verzekeringskamer. Een natura-uitvaartverzekering wordt daarbij gedefinieerd als een overeenkomst van verzekering in verband met de verzorging van de uitvaart van de mens die uitsluitend strekt tot het verrichten van andere dan geldelijke prestaties. Hierbij doet het er niet toe of de verzekeraar al dan niet handelt met een winstoogmerk. 1.2 Natura-uitvaartverzekeraars Om invulling te kunnen geven aan het toezicht op de natura-uitvaartverzekeringsbranche heeft de Pensioen- & Verzekeringskamer zich in de tweede helft van 1993 bij een aantal verzekeraars georiënteerd, die representatief zijn voor de branche. Bij deze oriëntatie zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de overkoepelende organisaties en van de betreffende aangesloten verzekeraars. Ook is een indruk opgedaan van de wijze waarop de administratieve verwerking plaatsvindt. Uit deze verkenning is gebleken dat er diverse verschijningsvormen zijn van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. Zo kan men bijvoorbeeld onderscheiden: Commerciële ondernemingen en niet-commerciële verenigingen. Commerciële ondernemingen werken veelal landelijk, hebben veel verzekerden en werken met professionele krachten die in dienst zijn van het bedrijf. De niet-commerciële verenigingen werken meestal plaatselijk, hebben slechts een beperkt aantal verzekerden en werken veel met vrijwilligers en/of oproepkrachten. Uiteraard zijn er tussen deze twee uitersten vele tussenvormen mogelijk. In het vervolg wordt met het begrip verzekeraar zowel een onderneming als een vereniging aangeduid. Het 6

begrip verzekerde zal worden gebruikt voor elke persoon, die rechten kan ontlenen aan de verzekering. Voor verenigingen zullen dit in het algemeen de leden zijn. Verzekeraars die wel en verzekeraars die niet tevens de uitvaart zelf verzorgen. De eerste groep verzorgt vaak ook niet-verzekerde (delen van) uitvaarten. Dit kan een begrafenis of crematie van een niet-verzekerde betreffen (hetgeen onder de WTN niet meer toegestaan zal zijn), maar ook een uitvaart van een verzekerde, waarvan de werkelijke uitvaart uitgebreider en dus duurder is dan de verzekerde uitvaart. Het niet-verzekerde deel van de uitvaart wordt in rekening gebracht bij de nabestaanden. Een verzekerde prestatie kan in verschillende vormen worden geleverd: betaling van rekeningen van derden; korting op de rekening voor de uitvaart; uitvoering van bepaalde diensten voor rekening van de verzekeraar. Verzekeraars die bij de vastlegging van de verzekerde prestatie een pakketcentraal stellen en verzekeraars die daarbij een bedrag hanteren. De eerste groep verzekert een van te voren omschreven pakket diensten, bijvoorbeeld: kist, rouwauto, grafrechten, dragers, rouwkaarten, advertentie, etc. Uitwisseling tussen onderdelen (bijv. een volgauto minder in ruil voor een extra advertentie) is meestal in beperkte mate mogelijk. Wanneer de prijs van het verzekerd pakket stijgt door inflatie of om andere redenen, zal ook de te verrichten verzekerde prestatie in guldens uitgedrukt duurder worden. Dit laatste kan van grote invloed zijn wanneer zaken als bijvoorbeeld grafrechten tot het pakket behoren. Deze kunnen afhankelijk van de financieringsbehoefte van een gemeente soms met tientallen procenten tegelijk stijgen. Ook kan het bij de eerste groep voorkomen, dat de werkelijke waarde van de te verrichten prestatie door toevallige prijsfluctuaties en andere mee- of tegenvallers anders zal zijn dan het op dat moment geschatte standaardbedrag. Zo kan een verzekerd pakket het vervoer van het lichaam binnen Nederland naar de begraafplaats omvatten; de plaats waar de verzekerde overlijdt, kan dan van grote invloed zijn op de kosten van de uitvaart. De tweede groep verzekert uitvaartkosten tot een tevoren vastgesteld bedrag. Uitwisseling 7

tussen onderdelen is in dit systeem automatisch onbeperkt mogelijk. Inflatie heeft in dit geval geen invloed op de in guldens uitgedrukte waarde van de verzekerde prestatie, tenzij er expliciet een besluit genomen wordt om het bedrag te verhogen. Een dergelijk besluit kan worden genomen om de verzekerde hetzelfde pakket te kunnen aanbieden. Tot de verzekerde waarde bij een pakket-aanbieding behoren de geschatte kosten van dit pakket; bij een van te voren vastgesteld bedrag is dat het verzekerde bedrag. Een natura-uitvaartverzekering heeft meer aspecten dan alleen financiële. Zo zijn er technische aspecten, zoals de keuze tussen begrafenis of crematie, het type kist, de begraafplaats en het aantal volgauto s. Daarnaast zijn er gevoelsmatige aspecten, waaronder rouwverwerking, piëteit ten opzichte van de overledene en ontreddering bij nabestaanden behoren. Veel uitvaart-verzekeraars ontlenen hun bestaansrecht met name aan de gevoelsmatige aspecten en zien het als hun eerste taak om mensen in een moeilijke periode in het leven bij te staan. Hoewel het maatschappelijk belang van de technische en gevoelsmatige aspecten door de Pensioen- & Verzekeringskamer terdege onderkend wordt, zullen deze aspecten niet bij het toezicht betrokken worden. 1.3 Het toezicht Het toezicht van de Pensioen- & Verzekeringskamer zal zich beperken tot het financiële aspect, dat haar bij wet wordt opgedragen. Het is haar taak in het belang van de polishouders erop toe te zien, dat een verzekeraar de financiële middelen in huis heeft om zijn verplichtingen, alsmede gerechtvaardigde verwachtingen van polishouders, na te komen. Het vervolg van dit rapport concentreert zich dan ook op de financiële aspecten. De WTN zal op verzekeraars in alle bovengenoemde verschijningsvormen voorzover zij niet voldoen aan de criteria voor vrijstelling van toezicht van toepassing zijn. Het toezicht zal dan ook met al deze vormen rekening moeten houden. In het bijzonder zullen de verslagstaten voor alle verschijningsvormen toepasbaar moeten zijn. Bovendien wordt het wenselijk geacht, dat de verslagstaten vergelijkbaar zijn met die van een nauw verwante branche, de reeds onder toezicht staande levensverzekeraars. Deze 8

wensen hebben tot gevolg, dat de set verslagstaten vrij uitgebreid zal zijn, maar dat niet alles op alle verzekeraars van toepassing zal zijn. Niet van toepassing zijnde staten of gedeelten daarvan behoeven dan ook niet te worden ingevuld. 9

2 De noodzaak tot reserveren Elke natura-uitvaartverzekeraar dient een voorziening uitvaartverplichtingen te vormen. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet waarom een dergelijke voorziening noodzakelijk is. Daarbij wordt het woord uitkering gebruikt voor elke prestatie die de verzekeraar moet leveren in welke vorm dan ook. De sterftetafel GBM 1985-1990 kent aan mannen van 81 jaar een kans toe om binnen een jaar te overlijden van 0,1039786. Dit betekent dat verwacht mag worden, dat ongeveer 10,4% van de mannen van 81 binnen het jaar zal overlijden. Een verzekeraar met een bestand van alleen mannen van 81 jaar, die elk zijn verzekerd voor ƒ1.000,-, zal aan elk van hen een jaarpremie moeten vragen van ƒ104,- om de uitkeringen in dat jaar naar verwachting te kunnen dekken. Een man van 35 jaar heeft volgens dezelfde sterftetafel slechts een éénjarige overlijdenskans van 0,0010085. Dit betekent, dat verwacht mag worden dat slechts ongeveer 0,1% van de mannen van 35 jaar binnen het jaar zal overlijden. Een verzekeraar met alleen mannen van 35 jaar binnen zijn bestand (verzekerd voor hetzelfde bedrag van ƒ1.000,-) hoeft dus slechts aan elk van hen ƒ1,- jaarpremie te vragen om zijn te verwachten uitkeringen te kunnen dekken. De ƒ104,- voor een 81-jarige en de ƒ1,- voor de 35-jarige zijn de zgn. risicopremies. Dit is de premie die nodig is om het overlijdensrisico voor één jaar af te dekken. De verzekeraar zal de risicopremies van overledenen en overlevenden gebruiken om de uitkeringen aan overledenen te voldoen. Voor elke groep verzekerden zullen de risicopremies even groot zijn als de gemiddeld naar verwachting te verrichten uitkeringen. De meeste verzekeraars hanteren geen premiestelsel met dergelijke premieverschillen. In het bijzonder zullen de meeste verzekeraars aan mannen van 81 een lagere premie vragen dan de benodigde ƒ104,-. Consequentie hiervan is, dat zij tekort zullen komen op verzekerde mannen van 81 jaar. Dit tekort zal grofweg op drie manieren gefinancierd moeten worden: 10

1. Subsidie door de verzekeraar Om redenen van commercie, sociale bewogenheid of anderszins kan een verzekeraar besluiten om iemand van 81 jaar te verzekeren tegen een lagere premie dan ƒ104,- en het tekort uit eigen middelen aan te vullen. Dit heeft tot gevolg, dat de eigen middelen zullen slinken, waardoor de financiële kracht van de verzekeraar zal afnemen. Indien dit in een incidenteel geval gebeurt, zal dit weinig consequenties hebben voor de mogelijkheid van de verzekeraar aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Wanneer echter structureel te lage premies worden gevraagd, zal de financiële kracht van de verzekeraar op den duur dermate afnemen, dat de verzekeraar in financiële problemen komt en daardoor niet meer in staat zal zijn de uitvaarten te (doen) verzorgen van haar verzekerden. Subsidie uit eigen middelen kan daarom geen structurele oplossing bieden voor het vragen van te lage premies. De WTN verbiedt dan ook uitdrukkelijk om structureel te lage premies te vragen. 2. Subsidie door andere verzekerden (omslagstelsel). De aanvulling op de te lage premie kan men ook laten betalen door andere verzekerden. Wanneer men een bestand heeft van een aantal 35-jarigen en een even groot aantal 81-jarigen, heeft men gemiddeld per verzekerde (het gemiddelde van ƒ104,- en ƒ1,- =) ƒ52,50 aan risicopremie nodig. Men kan dit premie-inkomen realiseren door aan elke verzekerde, ongeacht de leeftijd een premie van ƒ52,50 te vragen. Voor een 35-jarige zal dit betekenen, dat hij behalve zijn eigen risicopremie van ƒ1,- ook een solidariteitspremie zal moeten betalen van ƒ51,50. Een solidariteitspremie is een premie die door jonge verzekerden wordt betaald, waarvoor deze (in tegenstelling tot risicopremies) zelf naar verwachting niets terugkrijgen, maar die nodig is om de uitkeringen van ouderen te kunnen betalen. Voor de 81-jarige zal dit betekenen, dat hij van zijn eigen risicopremie van ƒ104,- een bedrag van ƒ51,50 niet hoeft te betalen, aangezien dit wordt betaald uit de solidariteitspremie van de 35-jarige. Op dit principe is het omslagstelsel gebaseerd. Bij het omslagstelsel wordt dus aan elke verzekerde dezelfde premie gevraagd, ongeacht de leeftijd, de gezondheid, het aantal jaren dat men al verzekerd is etc. Met andere woorden: iemand met een grote kans om (in het komende jaar) te overlijden betaalt dezelfde premie als iemand met een kleine kans. Deze wijze van financieren houdt in, dat men zich afhankelijk stelt van de bereidwilligheid van de 35-jarigen om de solidariteitspremie te betalen. 11

Soms zal deze bereidwilligheid er nog wel zijn, omdat de 35-jarigen verwachten, dat er wanneer zijzelf 81 jaar oud zullen zijn, hun premie van ƒ104,- gedeeltelijk zal worden gefinancierd door de dan 35-jarigen. Zolang de verzekeraar kan rekenen op een constante of stijgende toestroom van jonge nieuwe verzekerden, zal dit geen probleem zijn. Er ontstaan wel problemen, wanneer door welke oorzaak dan ook de toestroom van jonge nieuwe verzekerden hapert. Wanneer er bijvoorbeeld op een zeker moment tegenover 1.000 81-jarigen nog maar 900 35-jarigen in het bestand zitten, zal er totaal aan premie nodig zijn: 1.000 * ƒ104,- + 900 * ƒ1,- = ƒ104 900,-. Deze premie zal moeten worden opgebracht door 1 900 mensen, waardoor zij elk 104900 / 1 900 = ƒ55,21 moeten betalen. Met andere woorden: door het even niet meer in evenwicht zijn van de leeftijden binnen het bestand, zal de premie omhoog moeten met ƒ2,71. Door deze premieverhoging wordt de verzekeraar minder aantrekkelijk, waardoor nog minder 35-jarigen bereid zullen zijn de solidariteitspremie te betalen. Voor de 81-jarigen wordt echter nog steeds een deel van hun risicopremie betaald uit de solidariteitspremie van de jongeren. Voor hen zal het moeilijk, waarschijnlijk zelfs onmogelijk zijn om zich elders voor dezelfde premie te verzekeren, omdat ze bij een andere verzekeraar niet meer worden geaccepteerd. Het gevolg zal zijn, dat nog minder jongeren zich bij deze verzekeraar zullen verzekeren, terwijl de ouderen gedwongen zijn om bij deze verzekeraar te blijven. Kortom: hoe minder jonge verzekerden, hoe hoger de premie. Het houdt ook in dat hoe hoger de premie, hoe minder jonge verzekerden zich zullen aanmelden. De verzekeraar kan in een vicieuze cirkel terechtkomen, die er uiteindelijk toe zal leiden, dat geen enkele jongere zich meer bij deze verzekeraar aanmeldt, waardoor de oudere uiteindelijk toch zelf zijn volledige risicopremie van ƒ104,- zal moeten betalen. Jonge verzekerden die een solidariteitspremie voor ouderen betalen, doen dat in de verwachting, dat zij op latere leeftijd ook niet de gehele risicopremie zullen hoeven te betalen. De Pensioen- & Verzekeringskamer is van mening, dat deze verwachting in principe gerechtvaardigd is. Bovengenoemde vicieuze cirkel kan er echter toeleiden, dat deze verwachting niet uitkomt. De Pensioen- & Verzekeringskamer is daarom tegenstander van het omslagstelsel. 12

3. Het putten uit een speciaal hiervoor gevormde voorzieninguitvaartverplichtingen (kapitaaldekkingsstelsel). Hiermee bereikt men eveneens dat premies op een aanvaardbaar laag niveau blijven. Dit systeem kan men op twee manieren beschrijven: a) Retrospectief (= achteruitkijkend) In dit systeem wordt aan iemand van 35 jaar bijvoorbeeld een premie gevraagd van ƒ11,60. Dit is de actuarieel berekende gelijkblijvende premie die uitgaande van 4% rente, aanmelding op leeftijd 35, levenslange premiebetaling en sterfte-kansen volgens GBM 85-90 nodig is voor deze verzekering. Hiervan zal ƒ1,- nodig zijn als éénjarige risicopremie. De risicopremies van alle verzekerden samen worden nu gebruikt om de uitkeringen te financieren. De overblijvende ƒ10,60 wordt voor de verzekerde belegd. Het jaar daarop zal er (door de hogereleeftijd) een iets hogere risicopremie nodig zijn van ƒ1,01. Dan kan er ƒ10,59 worden belegd. Zo kan men jaarlijks de benodigde risicopremie bepalen en het bedrag opsparen, dat er daarna overblijft. Wanneer over deze beleggingen jaarlijks een rente van 4% wordt gemaakt, zal er op de leeftijd van 81 jaar een bedrag vanƒ740,65 beschikbaar zijn. Voor de uitkering van ƒ1.000,- kan al ƒ740,65 uit dit gespaarde bedrag worden betaald. Er blijft nog maar een zogenaamd risicokapitaal over van ƒ1.000,- minus ƒ740,65 = ƒ259,35. Er hoeft dan nog maar een risicopremie te worden betaald van 10,4% van ƒ259,35 = ƒ26,97. Dit bedrag kan gemakkelijk worden opgebracht uit de betaalde premie van ƒ11,60 plus de rente over het gespaarde bedrag. In dit systeem wordt aan jonge verzekerden geen solidariteitspremie gevraagd voor andere verzekerden met een grotere kans om (binnen het komende jaar) te overlijden, maar een spaarpremie t.b.v. hun eigen verzekering op latere leeftijd. Doordat er geen solidariteitspremie wordt gevraagd, is de verzekeraar niet afhankelijk van de bereidheid van jonge verzekerden om deze te betalen.wanneer er op een zeker moment om welke reden dan ook tijdelijk geen toestroom van jonge verzekerden is, zal dat dan ook niet hoeven te leiden tot de vicieuze cirkel, waarvan bij het omslagstelsel sprake kan zijn. De verwachting van verzekerden wordt waargemaakt, dat de op jonge leeftijd betaalde extra premie op latere leeftijd leidt tot een premie, die lager is dan de risicopremie van ƒ104,-. 13

b) Prospectief (= vooruitkijkend) Voor het beoordelen van de financiële positie van een verzekeraar en voor de inschatting of hij aan zijn verplichtingen zal kunnen blijven voldoen, is niet het verleden van belang, maar de huidige situatie en de verwachtingen voor de toekomst. De financiering van de risico s zal dan ook vooral met een vooruitkijkende blik moeten worden bekeken. In dat verband is voor een man van 81 jaar van belang, dat hij levenslang een premie betaalt van ƒ11,60 per jaar en dat hij daarvoor een uitkering bij overlijden kan verwachten van ƒ1.000,-. Dat de premie is berekend toen hij 35 jaar oud was, is voor de toekomst niet meer van belang, evenmin als de manier, waarop de verzekeraar de ƒ740,65 bij elkaar heeft gespaard. Dit wil zeggen, dat de verzekeraar voor elke 81-jarige verzekerde die deze premie betaalt en daarvoor recht heeft op deze uitkering (ongeacht de voorgeschiedenis), een bedrag van ƒ740,65 nodig heeft. Dit bedrag zal dan ook als voorziening uitvaartverplichtingen aanwezig moeten zijn. Bovenstaande voorbeelden zijn iets vereenvoudigd. In de praktijk spelen meer zaken een rol. Zo heeft men bijvoorbeeld te maken met administratiekosten en met een verzekerd pakket dat in de loop van de tijd duurder kan worden. Ook zullen de werkelijke sterftepercentages en de renteopbrengsten in het algemeen afwijken van wat daarover bij de berekeningen is verondersteld. Hierop zal in hoofdstuk 3 worden teruggekomen. Deze zaken maken de berekeningen wel ingewikkelder, maar de noodzaak om een voorziening uitvaartverplichtingen aan te houden, is er niet minder om. De Pensioen- & Verzekeringskamer zal van natura-uitvaartverzekeraars verlangen dat zij een voorziening uitvaartverplichtingen aanhouden. Deze zal actuarieel bepaald moeten worden en voldoende groot moeten zijn om zonder bovenmatige premieverhogingen aan de verplichtingen te voldoen. Daarbij worden premiestijgingen als bovenmatig beschouwd, wanneer de premie structureel stijgt met een hoger percentage dan de verzekerde waarde. Dit wil niet zeggen, dat een premiestijging nooit de stijging van de verzekerde waarde te boven mag gaan. Wel betekent dit, dat de voorziening een jaarlijkse noodzaak van een dergelijke premiestijging moet uitsluiten. In het bijzonder moet de voorziening zo groot zijn, dat als er verzekeringen met tijdelijke premiebetaling (korter dan levenslang) of tegen koopsom zijn, 14

de uitvaartverplichtingen ook na afloop van de premiebetaling nagekomen kunnen worden. Om de voorziening uitvaartverplichtingen te kunnen berekenen, zijn bepaalde veronderstellingen ten aanzien van de toekomst nodig. Deze veronderstellingen vertalen zich in grondslagen voor de berekening van de voorziening. De werkelijkheid zal vrijwel altijd anders zijn dan bij de berekening van de voorziening verondersteld wordt. Hierdoor ontstaan winsten (bij gunstige afwijkingen) of verliezen (bij ongunstige afwijkingen) voor de verzekeraar. Wanneer een verzekeraar, naast de voorziening uitvaartverplichtingen, geen eigen vermogen bezit, zal hij zich geen verlies kunnen permitteren. Immers, bij een verlies zal het aanwezige vermogen dalen tot onder het vereiste niveau. Om dit tegen te gaan zijn er twee maatregelen mogelijk, die beide genomen zullen moeten worden. Allereerst zal de kans op verlies moeten worden beperkt. Dit kan gebeuren door bij het kiezen van de grondslagen een zekere veiligheidsmarge in te bouwen (d.w.z. de toekomstverwachting licht pessimistisch in te schatten). Maar ook zal de verzekeraar over een zeker eigen vermogen moeten beschikken, als buffer om eventuele verliezen toch op te kunnen vangen. Deze buffer zal een zekere minimumomvang moeten hebben. Deze minimumomvang is de vereiste solvabiliteitsmarge. 15

3 Schematische beschrijving van een natura-uitvaartverzekeraar Bij het invullen van het toezicht en het opstellen van verslagstaten moet worden uitgegaan van een bepaald beeld van een natura-uitvaartverzekeraar. Een schematische beschrijving kan als uitgangspunt dienen voor de opstelling van de verslagstaten. In deze beschrijving heeft een natura-uitvaartverzekeraar een verzekeringsdeel, een beleggingsdeel, een wervings- en administratiedeel en een uitvoeringsdeel. Deze delen zijn zuiver rekenkundig bedoeld en hoeven niet overeen te komen met afdelingen binnen de organisatie van de verzekeraar. De beschrijving ziet er dan als volgt uit: Beleggingsdeel Intrest Premies In rekening gebrachte uitvaarten Verzekeringsdeel Kostendekking Uitvaartbudget Wervings- en administratiedeel Uitvoeringsdeel Alle vier de onderdelen maken winst of verlies. Het totaal van de resultaten van de vier delen is het resultaat op grondslagen. 16

3.1 Beleggingsdeel resultaat op intrest Zoals in hoofdstuk 2 aan de orde is gekomen, heeft een verzekeraar een voorziening uitvaartverplichtingen nodig. Dit betekent, dat een verzekeraar een deel van zijn vermogen, moet reserveren om later de uitvaartverplichtingen na te komen. Het vermogen, dat uitgaat boven de voorziening uitvaartverplichtingen wordt het eigen vermogen genoemd. Er kunnen ook nog andere voorzieningen en schulden zijn maar hierop wordt verder niet ingegaan. De voorziening uitvaartverplichtingen en het eigen vermogen worden door een verzekeraar belegd in bijvoorbeeld een banktegoed, aandelen, obligaties of onroerend goed. In het beleggingsdeel gaat het om de beleggingen van de verzekeraar en de opbrengsten daarvan. Op deze beleggingen wordt intrest gemaakt (rente opbanktegoeden en obligaties, dividend op aandelen, huur van onroerend goed,enz). Dit kan via contante uitbetaling of door een waardevermeerdering van de belegging zelf. De verzekeraar zal moeten bepalen welke beleggingen bestemd worden als dekking van de voorziening uitvaartverplichtingen en welke beleggingen behoren tot het eigen vermogen. Dit kan hij doen door bijvoorbeeld een bepaalde categorie beleggingen speciaal aan te wijzen ter dekking van de voorziening en andere aan het eigen vermogen. Ook kan hij dit doen door alle beleggingen voor een evenredig deel aan de twee categorieën toe te wijzen. De intrest op beleggingen, bestemd voor dekking van de voorzieninguitvaartverplichtingen, wordt toegerekend aan verzekeringen. Het verzekeringsdeel zal een deel van deze intrest opeisen. Eén deel is al van te voren opgeëist. Bij de vaststelling van de voorziening wordt namelijk al met een bepaalde rekenrenterekening gehouden. Deze rekenrente zal aan het verzekeringsdeel moeten worden toegevoegd ( Intresttoevoeging Voorziening Uitvaartverplichtingen ). Naast deze tevoren al ingebouwde rekenrente is er vaak nog een ander deel nodig om de pakketkostenstijging te compenseren (zie hoofdstuk 4). Ook het bedrag, dat hiervoor nodig is, moet aan het verzekeringsdeel worden toegevoegd. De toegerekende intrest die daarna nog overblijft, is het resultaat op intrest. Is de toegerekende intrest lager dan de totaal door het verzekeringsdeel opgeëiste intrest, dan is er sprake van verlies op intrest. 17

De intrest die wordt gemaakt op beleggingen ter dekking van het eigen vermogen,wordt niet gezien als verzekeringstechnisch resultaat. Deze wordt (buiten het resultaat op grondslagen om) geboekt als aan niet-technische rekeningtoegerekende opbrengst uit beleggingen. Wanneer alle beleggingen voor een evenredig deel aan het eigen vermogen worden toegerekend, zal ook de totaal gemaakte intrest voor een evenredig deel worden geboekt als aan niet-technische rekening toegerekende opbrengst uit beleggingen. 3.2 Wervings- en administratiedeel resultaat op verzekeringskosten Behalve uitvaartkosten maakt een verzekeraar ook verzekeringskosten, zoals wervings- en administratiekosten. Hieronder vallen alle kosten die niet direct verband houden met de uitvaart, bijvoorbeeld huisvesting, afsluitprovisie, keuringen, correspondentie met verzekerden, alsook de kosten van het toezicht. Voor deze kosten vraagt de verzekeraar een vergoeding aan de verzekerde door de netto premie te verhogen met een kostenopslag. Bij een levenslange premiebetaling zal er zo lang de polis in het bestand zit, een kostenopslag worden betaald. Deze kan dan worden gebruikt om de kosten van het desbetreffende jaar te financieren. Wanneer de premiebetaling korter is dan levenslang (wat bijvoorbeeld het geval is bij een eenmalige koopsomstorting), zal er gedurende een deel van de looptijd van de polis geen premie en dus geen kostenopslag worden betaald. Toch zullen er gedurende deze premievrije periode kosten worden gemaakt. Deze zal men dan moeten financieren door in de tijd, dat er nog wel premie verschuldigd is, een deel van de kostenopslagen te reserveren voor later, wanneer er geen premie meer wordt betaald. Het bedrag, dat men reserveert voor later, vormt de kostenvoorziening, die administratief verwerkt wordt als onderdeel van de voorziening uitvaartverplichtingen. Dit heeft tot gevolg, dat gedurende de premiebetalingsperiode slechts een deel van de kostenopslagen kan worden gebruikt voor de financiering van de kosten van het desbetreffende jaar. Tijdens de premievrije periode kan dan steeds een deel van de kostenvoorziening vrijvallen ter financiering van de kosten van het desbetreffende jaar. 18

Vaak houdt een relatief groot deel van de kosten verband met het afsluiten van polissen (afsluitprovisie voor tussenpersonen, reclame, medische keuringen, etc.). Hierdoor zijn de kosten in het eerste jaar van de verzekering hoger dan in de volgende jaren. Sommige verzekeraars financieren deze eerste kosten door de voorzieninguitvaartverplichtingen te berekenen volgens de zgn. zillmer-methode. Bij deze methode wordt bij afsluiten van de verzekering een bedrag geleend van de voorziening uitvaartverplichtingen. Hierbij is de voorziening bij aanvang van de verzekering dan negatief. Deze lening wordt vervolgens afgelost door een extra kostenopslag op de premies te leggen. Bij deze methode van berekening kan de voorziening uitvaartverplichtingen dus negatief worden. Wanneer iemand met zo n negatieve voorziening zijn verzekering opzegt, moet er worden aangevuld om dit negatieve bedrag te compenseren. Om deze reden zal de Pensioen- & Verzekeringskamer het gebruik van de zillmer-methode niet propageren. Wanneer deze methode volgens het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer verantwoord wordt toegepast, zal zij er echter geen bezwaar tegen maken. Samenvattend, de kostendekking voor een jaar kan op drie manieren ontstaan: uit de premiebetaling van het jaar zelf, uit de premiebetaling uit het verleden (middels vrijval uit de kostenvoorziening) en uit premiebetaling in de toekomst (door het van de voorziening uitvaartverplichtingen te lenen ). Deze kostendekkingen worden door het verzekeringsdeel van de verzekeraar ter beschikking gesteld aan het wervings- en administratiedeel. Het wervings- en administratiedeel heeft op deze manier als inkomsten de bovengenoemde kostendekkingen. De uitgaven van dit deel worden gevormd door de werkelijk gemaakte wervings- en administratiekosten. Het verschil tussen deze twee is het resultaat op verzekeringskosten. De drie manieren van kostendekking worden in verslagstaat 400 elk apart vermeld: de kostendekking uit de premiebetaling van het jaar zelf onder kostenbestanddeel premies ; de kostendekking uit premiebetaling uit het verleden onder vrijgevallen voor kosten en de kostendekking uit premiebetaling in de toekomst onder kosten verrekend met de voorziening. 19