Auditieve oefeningen - winter Hakken en plakken (hak de woorden in stukken, laat de kinderen het hele woord zeggen) win-ter sneeuw-bal schaat-sen sneeuw-man ha-gel re-gen-jas re-gen-bui slee-en sneeu-wen don-ker ijs-beer re-gen-laars win-ter-jas hand-schoen ski-en Nazeggen van eenvoudige zinnen. (lees rustig de zin voor, laat de kinderen de hele zin herhalen) In de winter is het heel erg koud. Kijk, het sneeuwt! Vanmiddag gaan we een sneeuwman maken. De sneeuwman heeft een wortelneus. Op zijn hoofd heeft hij een warme muts. Pas maar op, misschien smelt de sneeuwman. In de winter hebben de vogeltjes honger. De ijsbeer ligt languit in de sneeuw. Trek je warme winterjas maar aan. De kinderen spelen in de sneeuw. Nazeggen van woorden. (lees de vier woorden voor, laat de kinderen alle vier de woorden herhalen) sneeuw winter ijs hagel ijsbeer sneeuwbal sneeuwman wanten das sjaal handschoenen laarzen hagelbui sneeuw ijsbeer sneeuwpret koud donker winterjas laarzen slee wortel schaatsen slee winter januari sneeuw das handschoenen sneeuwbal ijsbeer sneeuwman koud hagel wortelneus wanten slee schaatsen winter erwtensoep 1
Welk woord hoor je 2 keer? (lees de vier woorden voor, wie weet welk woord je twee keer zei?) sneeuw ijsbeer ijsbeer laarzen erwtensoep koud erwtensoep slee hagel wortelneus hagel wanten winter sneeuw ijzel ijzel januari regen winterjas januari winterjas sneeuw sneeuwman winterjas ski schaatsen sneeuwbal sneeuwbal erwtensoep koud koud sneeuwpret regenjas wortelneus muts wortelneus hagel slee winter winter Welk woord is het langste / kortste? (Lees steeds 2 woorden voor, wie weet welk woord het langste is? Kun je later nog eens doen, maar dan welk woord het kortste is?) winterjas erwtensoep sneeuw wanten ijsbeer sneeuwman regenlaarzen koud slee schaatsen winter ski regenbui das sneeuw sjaal hagel sneeuwpret winter handschoenen Wat is het eerste woord, middelste woord of laatste woord? (Lees steeds 3 woorden voor, wie weet welk woord je het eerste zei? Kun je later nog eens doen, maar dan welk woord het middelste of laatste woord was.) sneeuwen ijsbeer winter sneeuwpret ijzel wanten erwtensoep wortelneus koud ski sneeuwman januari sneeuw regen sneeuwman ijsbeer laarzen schaatsen schaatsen regenbui hagelen koud handschoenen winterjas sneeuwpret januari wortelneus slee ijsbeer koud 2
Welk woord hoort er niet bij? (Lees de woorden voor, welk woord hoort niet bij dit thema?) sneeuw slee ijsje wanten sneeuwbui zon laarzen sneeuw ijsbeer sneeuwbal strand slee vlinders koud donker das winterjas verwarming slee kuikentjes schaatsen sneeuwman olifant ijsbeer barbecue januari winterjas hagelstenen erwtensoep zeemeermin sneeuwman handschoenen schaatsen koud sneeuwman ijscoman wortelneus zonnebril muts das Reactiewoord herkennen (Bij het vetgedrukte woord, gaan de kinderen staan, klappen in hun handen of ) winter winter slee das winter regen winter sneeuw sneeuwman regen sneeuw sneeuwbal wortel erwtensoep sneeuw sneeuw ijsbeer sneeuw wanten winter das handschoenen wanten slee wanten winter wanten ijsbeer ski laarzen winterjas ijsbeer ski ijsbeer sneeuwman ijsbeer ski ijsbeer ski ski ski winter hagelen schaatsen ski ijsbeer ski ski das - slee winter ijsbeer soep das slee das schaatsen ijsbeer das ski wortel sneeuw sneeuwman wortel das wortel wanten schaatsen wortel koud januari koud ijsbeer verwarming koud wortel schaatsen koud januari januari laarzen sneeuw januari koud ijsbeer januari schaatsen schaatsen sneeuwbal schaatsen winter regen schaatsen sneeuwman - ski Een zin langer maken. (Lees het begin van iedere zin voor. Wie kan die zin afmaken? Moet natuurlijk wel bij het thema passen.) In de winter Met de slee De sneeuwman Met mijn winterjas Het regent Met mijn schaatsen In de sneeuw Bij de verwarming In de bergen De ijsbeer 3
Tegenstellingen (Lees voor, wie weet wat het tegenovergestelde is?) Het sneeuwt niet binnen, maar Een ijsbal is niet zacht, maar Skiën gaat niet langzaam, maar Er ligt geen dun pak sneeuw, maar een De sneeuwman is niet klein, maar Vandaag valt er niet veel sneeuw, maar De sneeuwvlokken zijn niet groot, maar Sneeuw is niet warm, maar Een sneeuwbal is niet vierkant, maar Een ijsbeer heeft geen dunne vacht, maar buiten hard snel dik pak sneeuw groot weinig klein koud rond een dikke vacht Rijmen (Wat rijmt er op?) DAS; jas, kas, las, tas, sas, pas KOUD; zout, Maud, vouwt, stout VLOK; kok, mok, dok, tok, rok VACHT; dacht, lacht, zacht, wacht REGEN; degen, negen, zegen, wegen Rara, (Leuke raadsels!) Het is gemaakt van erwten. Rara, wat is het? erwtensoep Hiermee blijven je handen lekker warm. Rara, wat is het? wanten / handschoenen Dit dier is wit en houdt van sneeuw. Rara, wat is het? ijsbeer Hij is gemaakt van grote sneeuwballen. Rara, wat is het? sneeuwman Heb je nodig als je het ijs op wilt. Rara, wat is het? schaatsen Is rond, je kunt er mee gooien. Rara, wat is het? sneeuwbal Het valt uit de lucht en rijmt op hok. Rara, wat is het? sneeuwvlok Je stopt er hout in, om het lekker warm te Rara, wat is het? open haard krijgen. Het is een dier, maar kan ook om je nek. Rara, wat is het? das Latten voor onder je schoenen. Rara, wie is het? ski s 4
Goed of fout? (Lees voor, is het of fout? Is het fout, wat moet het dan eigenlijk zijn?) In de winter is het heel vroeg donker. In de winter is het lekker warm buiten. Met schaatsen aan kun je lekker hard lopen. In januari is het lente. In de winter draag je een winterjas. Vogels eten heel veel in de winter. In de winter kun je fijn sleeën. Als het hagelt vallen er sneeuwvlokken uit de lucht. Wanten en handschoenen houden je handen warm. Een ijsbeer is gemaakt van ijs. fout (koud) fout (schaatsen) fout (winter) fout (kunnen bijna geen eten vinden) fout (hagelstenen) fout (het is een dier) 5