KLASSIEKE TALEN 1 Het vernieuwd leerplan 1ste graad: ervaringen uit het veld De vakbezoeken dit schooljaar boden een ideale kans voor een gesprek over het vernieuwde leerplan 1ste graad. De lesbezoeken leerden mij dan weer hoe de collega s concreet de visie uitvoerden. Ik kon ook telkens vaststellen dat de uitgevers van de leerboeken echt hun best gedaan hebben om een nuttige leidraad aan te bieden. Ik verwachtte vele vragen bij de nagesprekken. Merkwaardig genoeg waren de vragen heel beperkt. Het waren eerder opmerkingen over de leesmethode, over het al dan niet gelijksporen met het leerplan Nederlands, over de invulling van de BWB. De positieve reacties vat ik als volgt samen: * blij om eens vanuit een andere invalshoek les te geven; * de integratie van lectuur en cultuur; * de centrale plaats van lectuur; * het inzicht dat de grammaticale oefeningen gebeuren vanuit zinsverband en context (alhoewel een 'driloefening' mag en kan); * de gelijksporende terminologie met Nederlands en moderne talen. Een leraar liet me het volgende optekenen: Het is een beetje zoeken en wennen, maar in zijn geheel is het zeker een verbetering en vooral ook een goeie tegemoetkoming aan de dalende kennis van zinsstructuur vanuit de lagere school. Voor de leraren vraagt het nieuwe leerplan een totaal nieuwe manier van denken over taal. Het is misschien voor hen een grotere aanpassing dan voor de leerlingen. Maar toch maakt men zich dit snel eigen. De opbouw van het handboek helpt hier zeker bij! De aanpassingen, zoals bijvoorbeeld een datief de functie van BWB toekennen of gebruik van de nieuwe termen (zoals rol), verlopen vlot. De lespraktijk wijst dus op een meerwaarde van de vernieuwde aanpak. Ik wil hier dan ook de verantwoordelijken van het leerplan alle lof toezwaaien. Het is hard werk in de schaduw. Dat mag zeker eens bejubeld worden. De vakgroepen ervaren dat de lectuurmethode binnen deze vernieuwde visie niet moet afwijken van de principes die zij onder elkaar afspreken. Als het gezegde het centrale zinsdeel is, heeft dit te maken met de taalkundige systematiek. Maar het is heel belangrijk te benadrukken dat dit referentiekader los staat van onze leesstrategie (die meestal niet vertrekt vanuit het gezegde). De leraar zit fout als hij denkt dat de valentiegrammatica aanstuurt op een analytische lectuurmethode. 1
Ook hier citeer ik uit een gesprek met een leraar: de leerlingen vertalen vlotter, begrijpen en waarderen beter omdat zij veel teksten lezen (hetzij om grammatica aan te brengen, hetzij om leesmethode aan te leren, hetzij bij het zelfstandig werk van leerlingen). De leerlingen hebben honger naar veel teksten De bijscholingen vanuit het DPB (onder leiding van Geert Hellemans, collega begeleider Mechelen - Brussel) of door Eric Van Huffelen (tot 2011 voorzitter van de leerplancommissie) verruimden het inzicht in het leerplan. Het uitgangspunt was telkens: hoe kan de leraar dit in zijn les verwerken? Ik heb deze ervaring in mijn eigen lespraktijk toegepast. Het betrof een 5de jaar Latijn en het was dus een beetje afwachten hoe de leerlingen zouden reageren op deze theorie. Ik merkte hierbij op dat het helemaal niet zo vreemd overkwam bij de leerlingen. Wat was dus de theorie? Een zin kun je verdelen in delen (zinsdelen) die uit één woord, meerdere woorden (woordgroep) of zelfs uit een (bij-)zin kunnen bestaan. Die zinsdelen oefenen een functie uit en op het niveau van de zin bestaan er eigenlijk maar zeven verschillende functies (het leerplan plaatste de aanspreking op het niveau van de zin uit gebruiksvriendelijkheid). Je kunt dan de zeven functies overlopen: gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp (1ste voorwerp), meewerkend voorwerp (2de voorwerp), bepaling van gesteldheid en bijwoordelijke bepaling. De belangrijkste functie is uiteraard het gezegde. Je koppelt hieraan de uitleg over de juiste (en nieuwe) betekenis van deze term. Je kunt nu eenmaal geen zin maken zonder een werkwoord. Dan volgen best een aantal Nederlandse voorbeelden. Je bewijst dat uit de betekenis van het werkwoord een aantal aanvullingen kunnen voortvloeien die noodzakelijk zijn om een grammaticaal correcte zin te maken. Bijvoorbeeld: - nulvalentie: het regent (ons 'loos' onderwerp van vroeger); - eenvalentie: ik slaap; - tweevalentie: ik koop iets; - drievalentie: ik geef iets aan iemand. Die noodzakelijke aanvullingen kunnen ook andere zijn dan de tot hiertoe drie genoemde, zoals (noodzakelijke) BVG (ik benoem iemand tot ) of ook voorzetselgroepen: je gaat altijd ergens naartoe. Dan sta je nog even stil bij de aanvullingen die we kunnen weglaten zonder de zin grammaticaal te verminken: de tweede soort BVG (bv. moe kom ik thuis) en de megacategorie BWB (de semantische rol speelt hier de rol van gids om toch onderscheid te maken en tekstbegrip na te gaan). Daarna speel je in op de verdeling in zinsdeelstukken van een zinsdeel dat uit meerdere woorden (woordgroep) bestaat. Je kunt benadrukken dat bij een bijzin de hele dynamiek van een gewone zin opnieuw begint te spelen. Uit een commentaar van Eric Van Huffelen: Ik heb nog geen mensen gehad die het onderscheid niet wilden zien. Wel is er steeds de opmerking dat men niet steeds het onderscheid zal kunnen maken tussen voorwerp en BWB, wat ik volmondig bevestig, en ook zeg ik dat als een leerling met 2
zulke vragen komt, dat die dan prima aan het nadenken is en op het juiste spoor zit. Voor tekstbegrip heeft dat onderscheid immers geen enkel belang! Het komt er dus op aan de leraars duidelijk te maken dat wij niet naar zulke onderscheiden mogen vragen bij twijfelgevallen (idem trouwens bij de twee soorten BVG) en dat we dus op een andere manier naar tekstbegrip moeten peilen in zulke gevallen. Toch zijn er ook aandachtspunten. Leraren die dit jaar startten met het nieuwe leerplan in het eerste jaar hebben hun ervaring voor op de leraren van de andere jaren. Hopelijk kunnen zij binnen de vakgroep een gesprek organiseren met de collega s van de hogere jaren om hen 'in te wijden' in de vernieuwde visie. De leerlingen vinden het vreemd dat het Latijn een onderscheid maakt tussen de datief als MV (te vertalen met 'aan') en datief als BWB (te vertalen met 'voor') terwijl het Nederlands het MV zowel met 'aan' als 'voor' laat inleiden. Tevens vinden ze het niet zo logisch een bijwoord te beschouwen als BWB en een adjectief als BVB. Ook de leraar moet wennen aan het feit niet zomaar te vertrekken vanuit het standpunt: 'de naamval heeft volgende functies', maar vanuit het standpunt van 'noodzakelijke of niet-noodzakelijke aanvulling, voorwerp of bepaling, zinsdeel of zinsdeelstuk...'. Een collega schrijft: Een Latijnse zin splitsen in zinsdelen vond ik aanvankelijk niet evident, maar sommige leerlingen zijn het blijkbaar gewoon een bijzin of een BVB (genitief) als een zinsdeelstuk te zien, ook al beseffen ze niet altijd dat het om een andere naamval gaat. Er blijven vragen bij de 'aanpassingen' aan de leerplannen Nederlands en moderne talen. De leerlingen bezitten geen gemeenschappelijk referentiekader. De leraar kan niet verwijzen naar het vak Nederlands, want het Latijn loopt voor in de studie van de zin. Er zijn ook veel algemene opmerkingen over de studiehouding van de leerling. Zij onthouden minder lang wat ze studeerden. Ze luisteren niet aandachtig, lezen de vragen onnauwkeurig, hebben moeite met de interpretatie van vragen. De vernieuwde manier van lezen is inderdaad geslaagd in een versneld tekstbegrip in de les maar de leerlingen blijven onvoldoende tijd nemen om het thuis te verwerken. De verklaring van het participium is een belangrijk aandachtspunt. Het participium is een wijs waar onze grammatica s moeilijk vat op krijgen. In de nieuwe leerplannen 1ste graad staan er enkele toelichtingen over (pp. 5 en 67): Het participium kan, zoals een bijvoeglijk naamwoord, voorkomen als een bijvoeglijke bepaling (zinsdeelstuk) maar ook als zinsdeel (bv. bepaling van gesteldheid of een zelfstandig gebruikt participium in de functie van onderwerp). Het participium kan eventueel ook vergezeld zijn van een voorwerp of bijwoordelijke bepaling. Het zal dus niet altijd door een eenvoudig bijvoeglijk naamwoord kunnen worden weergegeven, maar 3
soms ook, in functie van de mogelijkheden van de doeltaal, door een betrekkelijke bijzin, een bijwoordelijke bijzin (van tijd, reden ) of een andere constructie. De systematische studie van het participium staat pas in de tweede graad op het programma. Het is belangrijk voor de leerlingen in de eerste graad te focussen op praktische regels voor de weergave. Ik dank de collega s voor hun opmerkingen in dit verband. Ik hoop dat de positieve elementen en de aandachtspunten een onderdeel kunnen vormen van intense en interessante vakgesprekken. 2 Een project klassieke talen, muzikale en plastische opvoeding De begeleiders muzikale opvoeding, plastische opvoeding en klassieke talen uit de bisdommen Gent en Brugge stellen u graag een nieuw project voor. Het is gegroeid vanuit een vakoverschrijdend denken en werken. Het project wil werkvormen en leerinhouden (en leermiddelen) uit die verschillende vakken integreren. Bedoeling is ook de collega s uit de drie graden uit te dagen om zich creatief uit te leven met hun leerlingen. Aangezien het project vakoverschrijdend denkt, staat het open voor andere geïnteresseerden, zoals collega s uit ICT, Moderne (Vreemde) Talen, geschiedenis enz. Wat is het plan? Het thema vertrekt vanuit de mythologie. Wij stellen de volgende mythen voor: Europa (1ste graad), Daedalus en Icarus (2ste graad) en Orpheus (3de graad). Andere onderwerpen (bv. Prometheus) zijn ook welkom. Een groep collega s uit een school kan deze mythe creatief verwerken vanuit hun leervak via drama, tableau vivant, foto, affiche, animatiefilm, thema s op muziek en dans. Hier ligt ook een kans om eerst vanuit de eigen school te denken, te werken en te presenteren en het dan aan een ruimer publiek voor te stellen. Iedere collega krijgt een flyer waarin wij het project toelichten. We plaatsen de werkstukken op het internet. De uitvoering gebeurt in twee fasen. Fase 1: Er is een algemeen infomoment op de volgende Dag van klassieke talen (zaterdag 13 oktober 2012). Wij richten daar drie workshops in. Begeleiders muzikale opvoeding, plastische opvoeding en klassieke talen stellen het project voor. Twee andere workshops geven uitleg over eenvoudige ICT-middelen om in dit project aan de slag te gaan: animatiefilm maken, audacity gebruiken enz. Fase 2: De eigenlijke presentatie gebeurt op de studiedag van oktober 2013 (datum nog te bepalen). Die krijgt dus een speciaal kleurtje. Wij organiseren heel die dag rond kunst en cultuur. De mogelijkheden zijn heel breed: gedigitaliseerd beeld, auditief, toneel en muziekoptreden. Deze gezamenlijke presentatie heeft niet het karakter van een wedstrijd. Verantwoordelijke begeleiders zijn: Els Bilcke, Ann Casier, Marc George, Geert Kentane, Jean Strynck en Teresa Van Boxtael. 4
3 Nascholing 3.1 Nascholing valentiegrammatica De huidige nascholing over valentiegrammatica wordt volgend schooljaar herhaald (het gaat niet om een vervolg voor wie de DNI-nascholing dit schooljaar al volgt). Deze nascholing is gericht op leraren klassieke talen van de drie graden. De organisatie is in handen van het VSKO/Dienst Nascholing en Internationalisering. Er bestaan twee formules: individugericht en teamgericht. Beide formules bestaan uit drie sessies van drie uur. Bij individugerichte nascholingen komen leraren uit veel verschillende scholen bijeen en bepaalt de organisatie vooraf de locatie en data. De teamgerichte formule is uitsluitend bedoeld voor één of meer (in principe volledige) vakgroepen die bij voorkeur hetzelfde handboek voor Latijn gebruiken. Leden van de vakgroep(en) die de nascholing al in 2011-2012 hebben gevolgd, hoeven ze uiteraard niet opnieuw te volgen. Het kan gaan om vakgroepen uit eenzelfde scholengemeenschap, maar dat hoeft niet. Een team bestaat uit minimum 12 en maximum 20 leraren. Locatie en data worden in onderling overleg bepaald. De leraren van het team geven Klassieke Studiën, Latijn en/of Grieks (in eender welke graad/graden). Ook leraren Nederlands of moderne vreemde talen die zich grondig willen informeren over taalbeschouwing in de leerplannen klassieke talen zijn welkom. Je kunt inschrijven vanaf 1 mei 2012 door de inschrijvingsgegevens (titel activiteit, modulecode, gebruikte handboeken, namen van de deelnemer(s)) door te geven aan de nascholingscoördinator van de school of aan de directie. De directie van elke school uit het vrije net beschikt over een schoolcode die nodig is bij de inschrijving. Meer informatie over de inhoud van de nascholing en de data: www.nascholing.be en dan doorklikken op Secundair onderwijs/ Leerplannen: Een nieuwe syntactische benadering in de leerplannen Latijn/Grieks. 3.2 Haal eens een tentoonstelling naar je klas De NKV-tentoonstelling 'Klassiek in Repliek' bestaat uit een vijftigtal replica's van voorwerpen uit de klassieke oudheid. Scholen kunnen deze tentoonstelling 'Klassiek in Repliek' gratis in huis halen ten behoeve van een klassenproject, een opendeurdag of een ontmoeting met ouders. Deze tentoonstelling was een groot succes in Waregem. Het is zeker interessant voor andere scholen om dit project in de eigen school aan te bieden. 5
Aangezien deze tentoonstelling nu in Waregem staat (opgeslagen in drie grote kisten), kan de vakgroep bij bestelling de transportkosten vanuit Nederland uitsparen. Meer informatie over deze tentoonstelling is te vinden op de site van het NKV (www.nkv.nl): http://nkv.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=155&itemi d=294 Aad Schulten is contactpersoon: aschulten@planet.nl. 3 Verslag van de prijsuitreiking bij de cartoonwedstrijd 2011 Op de studiedag in oktober 2011 kozen de collega s hun winnaar voor de cartoonwedstrijd rond Latijnse uitdrukkingen. Uiteraard was Bart De Wever een dankbaar item. Ludo Goderis, winnaar van de cartoonwedstrijd in Knokke, gaf graag de gouden palm aan Dries Peeten van WICO Campus Mater Dei uit Overpelt. Zijn cartoons zijn inhoudelijk gehaald uit de politieke actualiteit, maar getuigen van een groot tekentalent. 6
7
8
Dag van klassieke talen Thema: voorbeelden van vakoverschrijdend denken en werken Docent: diverse docenten Datum en uur: zaterdag 13 oktober 2012 (volledige dag) Locatie: KU Leuven Kulak Kortrijk 9