Rekenmodel overlijdensschade



Vergelijkbare documenten
Nieuw rekenmodel overlijdensschade

Overlijdensschadeberekening nieuwe stijl

57. Oud & nieuw in de overlijdensschade: een wisseling van de wacht

* De Denktank Overlijdensschade. nieuwe richting benad berekening overlijdens

Omwenteling in de overlijdensschadeberekening. De berekening van overlijdensschade en artikel 6:108 BW

De Letselschade Richtlijn Rekenmodel Overlijdensschade

Een nieuwe methode voor het berekenen van schade bij overlijden

Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen)

De kostenbesparing door het wegvallen van een volwassene

De kostenbesparing door het wegvallen van een volwassene

Koopkrachtberekeningen voor 100 huishoudens

Koopkrachtberekeningen voor 100 huishoudens

De bouwtekening. Datum: Auteur: Alibox. Bouwtekening, pagina 1

Nieuwe richtlijn kinderalimentatie

Berekening voor een eenoudergezin

Aflevering 4 - Advies over de rentevastperiode

Inkomenseffecten van het basisinkomen 2.0

NBGI voor scheiding & Eigen aandeel kosten kinderen

Nibud Vaste Lasten 2019

Alleenstaande ouders en kindregelingen

Bijstandsregeling vakantietoeslag 2001

Koninklijke Nederlandse Biljart Bond Archimedesbaan ME Nieuwegein

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA Den Haag ASEA/LIV/2004/37584

Concept Notitie Denktank Overlijdensschade

Begrote besparing per 2018 (x 1 mln.)

Betaalbaarheidsonderzoek HVF Franeker, juni 2018

Kader schrijnende situaties voor

Datum: 26 oktober 2016 Betreft: Doorrekening standaardkoopkracht voorbeeldhuishoudens (actualisatie 2017)

Kosten van kinderen ten behoeve van vaststelling kinderalimentatie 1 (rapport van de werkgroep alimentatienormen NVvR i.s.m.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Minimum-voorbeeld begrotingen en kostendelersnorm. Nibud, 2013

Voorstel voor de Algemene Ledenvergadering van 30 november 2013

Pagina 1

Nibud minimumvoorbeeldbegrotingen

Onderzoek Armoedeval 2016 Zeist

Annemarie verdient ,-- per jaar. Hans zorgt voor de kinderen en het huishouden.

Hieronder de vergelijking tussen de annuïteitenhypotheek en de lineaire hypotheek.

BEREKENING KINDERALIMENTATIE

Ondernemen vanuit uw eigen woning

Datum: 26 oktober 2016 Betreft: Doorrekening standaardkoopkracht voorbeeldhuishoudens (actualisatie 2017)

Meenemen studieleningen bij acceptatie hypothecair krediet

De kostenbesparing door het wegvallen van een volwassene

Toekenningscriteria per 1 januari 2019 en andere voorstellen

Informatieformulier Gezinsinkomen bij verlies van levensonderhoud (nieuwe rekenmethodiek)

EEffecten minimabeleid. Nibud Corinne van Gaalen

Koopkracht van 65-plussers met aanvullend pensioen in 2009

Hierna zal de berekening van de compensatie overkreditering worden toegelicht.

Energiezuinige woningen en de financieringslasttabellen 2011

Betaalbaarheid Haaglanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Bijlage: Vaststelling eigen bijdrage en besteedbaar inkomen voor een aantal categorieën.

Drie scenario s voor het invoeren van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage in de Wmo.

PvdA en VVD plan voor de nieuwe berekening van kinderalimentatie

Uw hypotheek is uw en onze blijvende aandacht waard

Hoofdstuk 7. Financiële situatie

Toekenningscriteria voor de. aanvraag van een voedselpakket

Slim omgaan met geld

Tweede Kamer der Staten-Generaal

e. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel BTW-constructies'.

Inkomensafhankelijke zorgpremie / nivelleren.

INFOSHEET SAMENWONERS, HYPOTHEEK, OVERLIJDENSRISICO-/LEVENSVERZEKERING EN PARTNERVERKLARING

Bedrijfsbegroting naam leerling : oke

Koopkrachtberekeningen voor 2014 Uitgewerkte voorbeelden Prinsjesdag 2013

Alimentatieberekening De heer Voor & Mevrouw Beeld

Zelfredzaamheid Persoonlijke verzorging en algemene dagelijkse levensverrichtingen. De zelfredzaamheid valt niet onder de norm huishoudelijke hulp.

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Samenvatting. Dossier naam: Voor-Beeld Datum: Partijen Voor Beeld. Kinderen D Voor T Voor

Addendum op Release notes July2014

Voorstel vereenvoudiging richtlijn kinderalimentatie

Minima-effectrapportage Bijlage I - hoge huur/ 1

De Letselschade Raad Richtlijn Rente en Inflatie

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN

Begrotingen TOTAAL UITGAVEN

Vrouwen doen boodschappen, mannen aankopen Gezinspraak tijdens aankoopprocessen in families, maar rolpatronen traditioneel

1. Kosten kinderen. Netto Gezins Inkomen. Berekend per Besteedbaar tijdens huwelijk / samenwonen. Vrouw 0 0 Gemaximeerd tot 6000

Leidenincijfers Particuliere huishoudens en -inkomens in de Leidse regio

Bijstandsregeling vakantietoeslag 1996 SZW

Gemeentelijke heffingen Kwijtschelding. Regel kwijtschelding op rotterdam.nl/mijnloket

ADVIESRAPPORT analyse arbeidsongeschiktheid

TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE DOETINCHEM gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 maart 2012;

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Nota no claimcompensatie en eenmalige tegemoetkoming in de schoolkosten van 12 tot en met 17-jarigen, Minimabeleid, gemeente Helmond, 2007

Handleiding Samenloop

Aanpassing richtlijn kinderalimentatie

De begroting als uitgangspunt

Persoonlijk Financieel Advies

4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan euro.

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Koopkrachtberekeningen voor 2016 Uitgewerkte voorbeelden Prinsjesdag 2015

3 Verdeling van gezinnen volgens bezit van vervoermiddelen

Koopkrachtverandering van chronisch zieken en gehandicapten Prinsjesdag 2014 Nibud, september 2014

De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp

Nibud minimum-voorbeeldbegrotingen 2015 / 1

Analyse Nibud Minimum begrotingen voor Bonaire 2014 en Sociaal Jaar Onderzoek FCB 2015

De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp

Behoefte: op basis van de NIBUD-tabel bedraagt het eigen aandeel van de ouders (kgb) = 415. De korting voor de standaardomgang is 15% = 62.

Verantwoordingsdocument Opbrengstverrekening 2008

Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2005

Transcriptie:

Rekenmodel overlijdensschade Begin dit jaar is door de Denktank Overlijdensschade een voorstel gepresenteerd voor een nieuw rekenmodel overlijdensschade. In dit artikel wordt dit rekenmodel nader onder de loep genomen. De huidige rekenmethodiek voor de berekening van overlijdensschade wordt in de markt vaak beschouwd als ingewikkelde materie. Het is daarom lovenswaardig dat de Denktank Overlijdensschade zich sinds 2009 heeft gebogen over de vraag of een nieuw vereenvoudigd rekenmodel kan worden ontwikkeld. Een model dat bovendien transparant en duidelijk voor iedereen te begrijpen is en waar geen discussie over kan ontstaan. Met het voorgestelde rekenmodel is de Denktank zeker geslaagd in een sterke vereenvoudiging. Of het model tevens voldoet aan de overige eigenschappen is de vraag. In dit artikel wordt allereerst in het kort het Denktank-rekenmodel uiteengezet, waarna vervolgens kritisch wordt gekeken naar de diverse onderdelen en facetten die vragen oproepen. Zijn alle kritiekpunten op het huidige model wel terecht? Hoe verhoudt het voorgestelde model zich tot het huidige rekenmodel? Om deze laatste vraag te beantwoorden, is een berekening gemaakt met beide rekenmodellen. Het Denktank-rekenmodel Het Denktank-rekenmodel is in essentie kort samen te vatten. In eerste instantie wordt gekeken naar het financiële aandeel van de overledene binnen het gezin. Met andere woorden: wat verbruikt een volwassene binnen het gezin en wat wordt daardoor bespaard als deze volwassene overlijdt? In stap 1 wordt deze besparing in mindering gebracht op het netto gezinsinkomen zonder overlijden. Het resultaat hiervan is de behoefte van het gezin na overlijden. Vervolgens wordt in stap 2 het totale netto gezinsinkomen na overlijden vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met extra inkomsten, besparingen en kosten als gevolg van het overlijden. Het verschil tussen stap 1 en 2 vormt de jaarschade. Deze rekenmethodiek oogt qua vorm elegant en is inderdaad makkelijk te volgen. Het model is volledig gestoeld op het gezin als economische eenheid. Het totale netto gezinsinkomen zonder overlijden wordt vastgesteld waarna geen onderscheid meer wordt gemaakt in vaste en variabele lasten. Door deze benadering komt de persoonlijke keuze van het gezin voor de besteding van de variabele of de vaste lasten niet meer tot uiting. Dit is een opvallend verschil met het huidige model, waarin de omvang van de vaste lasten grote invloed heeft op de schade. De vraag is of de keuzevrijheid van het gezin tussen vaste en variabele lasten zonder meer kan worden genegeerd? De besparing (stap 1) als gevolg van het wegvallen van een volwassene is door de Denktank gevat in een vastgesteld percentage van het totale netto gezinsinkomen, de zogenoemde Weggevallen Normatieve Uitgaven (WNU). Dit percentage is eigenlijk de kern van het hele rekenmodel. Het is bepalend voor het vaststellen van de uiteindelijke behoefte van het gezin na overlijden. De Denktank heeft bij haar onderzoek naar de besparing gebruik gemaakt van gegevens van het Nibud en heeft, afhankelijk van de 1

gezinssamenstelling en de leeftijd van de kinderen, getracht deze besparing te normeren. In verband met de cruciale rol in de berekening zal de wijze waarop dit percentage WNU is vastgesteld verderop in dit artikel kritisch worden bekeken. Bij het vaststellen van het netto gezinsinkomen na overlijden (stap 2) kan in het voorgestelde model ook een correctie worden uitgevoerd in verband met Weggevallen Uitgaven (WU) en Bijgekomen Uitgaven (BU). Hierbij kan onder meer worden gedacht aan het afnemen van de hypotheekrente (WU) of extra kosten voor kinderopvang (BU). Opvallend is dat in het Denktank-rekenmodel deze correcties pas worden uitgevoerd nadat het netto gezinsinkomen na overlijden is vastgesteld. Dit suggereert dat de opkomende voordelen en bijkomende kosten apart moeten worden verrekend. Wanneer er sprake is van gedeeltelijke vrijval van de hypotheek zou het, gezien de fiscale consequenties, beter zijn om dit al in het bruto-netto traject op te nemen. Het Denktank-rekenmodel hanteert het beginsel van het gezin als economische eenheid en berekent daarom ook een gezinsschade. Er vindt geen verdeling van de schade plaats over de afzonderlijke nabestaanden. Dit roept een aantal vragen op. Betekent dit ook dat alle opkomende voordelen aan het gezin moeten worden toegerekend? Denk hierbij aan levensverzekeringen met een begunstigde. In de huidige wetgeving heeft elke nabestaande een zelfstandig vorderingsrecht. Hoe dient de schade dan uiteindelijk wel te worden verdeeld? Deze vraag wordt in het Denktank-rekenmodel niet beantwoord. Onderzoek Weggevallen Normatieve Uitgaven Zoals eerder aangegeven is de belangrijkste rol in het Denktank-rekenmodel weggelegd voor de Weggevallen Normatieve Uitgaven (WNU). De Denktank heeft uitgebreid onderzoek gedaan om te komen tot een genormeerd percentage die, zoals zij zelf stelt: in 80% van de gevallen en zonder verdere discussie kan worden toegepast. Hierbij heeft zij gebruik gemaakt van de referentiebudgetten uit het Budgethandboek van het Nibud. Deze referentiebudgetten zijn door het Nibud, per gezinssamenstelling, onderverdeeld naar netto inkomen per maand. De Denktank heeft zich bij haar onderzoek geconcentreerd op de 2, 3 en 4-persoons huishoudens en de netto inkomens van 3.000 tot 5.000 per maand. Vervolgens is gekeken welke uitgaven in elk gezin wijzigen wanneer een volwassene wegvalt. De conclusie van de Denktank is dat de vaste lasten (inclusief uitgaven aan inventaris en onderhoud huis en tuin) niet wijzigen en slechts de uitgaven aan kleding, voeding, persoonlijke verzorging en recreatie zullen verminderen. Aansluitend is op basis van nadere gegevens van het Nibud van elke uitgavepost per gezinslid, afhankelijk van de gezinssamenstelling, een verdeelsleutel vastgesteld. Om uiteindelijk tot één staffel te komen, heeft de Denktank echter meerdere aannames en middelingen toegepast. Zo is onder meer besloten om alleen onderscheid te maken tussen kinderen jonger of ouder dan 13 jaar. Ook worden de overige uitgaven (roken, reiniging, huishoudelijke hulp, dieren en diversen) buiten beschouwing gelaten vanwege het geringe percentage en omdat deze uitgaven niet per definitie zouden wegvallen bij overlijden. Tot slot zijn ook de afzonderlijke inkomensgroepen met elkaar gemiddeld met als resultaat één gemiddeld percentage WNU per gezinssamenstelling (zie tabel 1). 2

Tabel 1. Weggevallen normatieve uitgaven per gezinssamenstelling netto inkomen per maand huishouden 3.000 3.500 4.000 4.500 5.000 gemiddeld 2-persoons 11,9% 11,3% 13,3% 14,3% 15,3% 13,2% 3-pers. kind < 13 9,8% 9,3% 8,9% 9,8% 10,7% 9,7% 3-pers. kind > 13 8,8% 8,3% 8,0% 8,7% 9,5% 8,6% 4-pers. kinderen < 13 9,6% 9,0% 9,0% 10,1% 11,1% 9,8% 4-pers. kind < 13 kind > 13 8,7% 8,2% 8,2% 9,2% 10,1% 8,9% 4-pers. kinderen > 13 8,0% 7,5% 7,5% 8,4% 9,3% 8,1% Bij de totstandkoming van deze staffel kunnen kanttekeningen worden geplaatst. De cijfers van de referentiebudgetten zijn afkomstig van het CBS Budgetonderzoek dat jaarlijks wordt uitgevoerd. Deze cijfers zijn gemiddelden en het Nibud wijst er op dat daarom sommige uitgavenposten geen betrouwbaar beeld geven van de uitgaven van een specifiek huishouden. Als voorbeeld worden de vervoerskosten genoemd. Deze kosten zijn gemiddeld tussen huishoudens met en zonder auto. Een ander aspect is de definitie van een 3-persoons en een 4-persoons huishouden. De Denktank heeft bij de bepaling van de verdeelsleutel de aanname gedaan dat in dergelijke huishoudens altijd sprake is van 2 volwassenen. Onder deze categorieën vallen echter ook de eenoudergezinnen. In een eenoudergezin zal de verdeelsleutel per gezinslid heel anders uitpakken. Uit cijfers van het CBS blijkt dat de ruim 2,5 miljoen huishoudens met kinderen in Nederland voor een half miljoen uit eenoudergezinnen bestaat. De gegevens van deze grote groep gezinnen zijn ook verwerkt in de 3-persoons en 4-persoons huishoudens van de referentiebudgetten. Ook wordt in de referentiebudgetten geen onderscheid gemaakt in leeftijden. Een jong echtpaar zonder kinderen en een gepensioneerd echtpaar vallen allebei in de categorie 2-persoons huishouden. Het uitgavenpatroon zal in beide huishoudens echter heel verschillend zijn. Denk alleen al aan de woonlasten. Uit onderzoek van het CBS blijkt dat boven de 65 jaar de mensen met een hypotheekschuld in de minderheid zijn. Woningbezitters tussen de 65 en 75 jaar hebben in bijna de helft van de gevallen geen hypotheekschuld meer. Bovenstaande bevestigt dat men voorzichtig moet zijn met de interpretatie en het gebruik van de cijfers van de referentiebudgetten. Het zijn immers gemiddelden met een mogelijk grote variantie in de betrokken onderliggende waarden. De Denktank heeft in haar zoektocht naar een vereenvoudigd rekenmodel toch gemeend om de besparing in een vast percentage te kunnen vatten, waarbij de gemiddelde cijfers opnieuw zijn gegroepeerd en gemiddeld. Volgens de Denktank zijn de hieruit vastgestelde staffels als normatief te beschouwen. De waarschuwing van het Nibud wordt genegeerd: De bedragen in het Budgethandboek hebben geen van alle een normatieve waarde. Alle bedragen dienen op hun eigen waarde te worden beoordeeld. De aard van de cijfers verschilt; hou hiermee rekening bij het beoordelen van de bedragen. 3

De Denktank gaat nog een stap verder door te stellen dat de staffel naar verwachting in meer dan 95% van de overlijdensschades kan worden toegepast. Er wordt daarnaast aan gedacht om de staffel nog verder te vereenvoudigen, waarbij alleen nog verschil wordt gemaakt tussen gezinnen zonder en met kinderen zodat maar twee percentages resteren. In dat kader is het interessant om te kijken naar het effect op de berekende schade in het Denktank-rekenmodel wanneer rekening wordt gehouden met de mogelijke variantie in de WNU. Dit zal in de volgende paragraaf worden besproken. De methode van de WNU is een abstracte benadering van de besparing en niet op basis van het concrete uitgavenpatroon in de specifieke gezinssituatie. Met deze aanpak wijkt het Denktank-rekenmodel af van het uitgangspunt dat schade zo concreet mogelijk wordt vastgesteld en slechts in bepaalde gevallen abstract. Het rekenmodel lijkt op deze wijze geen recht te doen aan de individuele situatie. Er kleven nog twee complicerende factoren aan de abstracte methode van de WNU. Ten eerste bestaan de netto gezinsinkomens per maand, die in de referentiebudgetten worden vermeld, volgens de toelichting van het Nibud uit netto salarissen, uitkeringen, heffingskortingen, subsidies, vakantiegeld, huur- en zorgtoeslag, kinderbijslag, studietoelagen, belastingteruggave of naheffing, alimentatie etc. van alle leden van het huishouden. Dus ook de inkomsten van oudere kinderen met bijbaantjes. Kortom het complete financiële plaatje van het gezin. Omdat de WNU van dit netto inkomen is afgeleid, betekent dit dat voor het correct vaststellen van de schade het netto gezinsinkomen in de situatie zonder en met overlijden volledig in kaart moeten worden gebracht. Wanneer dit niet gebeurt en er in de situatie zonder en/of na overlijden inkomenscomponenten achterwege worden gelaten, zal de bepaling van de schade niet zuiver zijn. Ten tweede ontstaat de ongelijkheid dat in de situatie zonder overlijden abstract (WNU) wordt gerekend, terwijl in de situatie na overlijden wel met concrete gegevens dient te worden gewerkt. Effect variantie WNU op schadeberekening Met het oog op de mogelijke grote variantie in de onderliggende waarden van de WNU, zoals besproken in de voorgaande paragraaf, is het belangrijk om te onderzoeken wat het effect kan zijn op de schadeberekening. De variantie in de ruwe cijfers van het CBS is niet te achterhalen. Het Nibud heeft deze al gemiddeld. Wel kan ter illustratie worden gekeken naar de laatste middelingslag die de Denktank op de WNU heeft uitgevoerd. Uit tabel 1 blijkt dat bij een gezinssamenstelling per inkomensgroep de percentages onderling verschillen. Door de Denktank wordt gesteld dat er nagenoeg geen verschil is per inkomensgroep en dit daarom is te verwaarlozen. Vervolgens is er voor gekozen om de besparingen per inkomensgroep te middelen om uiteindelijk tot één staffel te komen. Toch bedraagt het verschil maximaal 4% bij een 2-persoons huishouden. Vooral het verschil tussen een inkomen van 4.000 en 5.000 is opvallend. Dit verschil is bij alle 3-persoons en 4-persoons huishoudens het grootst. In tabel 2 zijn de minimale en de maximale waarden van de staffels weergegeven. 4

Tabel 2. Weggevallen normatieve uitgaven per gezinssamenstelling netto inkomen per maand huishouden gemiddeld min. max. 2-persoons 13,2% 11,3% 15,3% 3-pers. kind < 13 9,7% 8,9% 10,7% 3-pers. kind > 13 8,6% 8,0% 9,5% 4-pers. kinderen < 13 9,8% 9,0% 11,1% 4-pers. kind < 13 kind > 13 8,9% 8,2% 10,1% 4-pers. kinderen > 13 8,1% 7,5% 9,3% In de notitie van de Denktank is een rekenvoorbeeld uitgewerkt van een gezin met vader, moeder en twee thuiswonende kinderen. Op basis van de vastgestelde WNU is vervolgens de schade berekend. Wanneer dezelfde berekening wordt uitgevoerd op basis van de minimale en de maximale waarden blijkt dat de schade al bijna 10% hoger of lager kan uitvallen. Voor een specifieke situatie kan het verschil dus oplopen tot 20%. Dit toont aan dat de variantie tussen de inkomensgroepen al een behoorlijk effect kan hebben op de uiteindelijke schade. Dit gegeven stelt de door de Denktank toegepaste middeling van de cijfers ter discussie. Bij netto inkomens van minder dan 3.000 of meer dan 5.000 per maand zullen bovendien grotere verschillen op gaan treden. Ook de gemaakte keuzes om slechts onderscheid te maken tussen kinderen jonger of ouder dan 13 jaar en het weglaten van de overige uitgaven, evenals de impact van de variantie in de cijfers van het Nibud ten gevolge van de eerder aangehaalde aspecten - gemiddelden waarden, gezinssamenstelling (eenoudergezinnen), geen onderscheid leeftijdscategorie - komen hiermee in een ander licht te staan. Naar verwachting zal een nog veel grotere afwijking kunnen ontstaan. In veel gevallen zal dus sprake zijn van uitzonderingssituaties, waardoor de stelling dat de staffel naar verwachting in meer dan 95% van de overlijdensschades kan worden toegepast veel aan kracht inboet. Het is daarom geen verstandig idee om de staffel nog verder te vereenvoudigen naar slechts twee percentages. Kritiek huidig model terecht? Nu de belangrijkste voetangels van het Denktank-rekenmodel op een rij zijn gezet (geen verdeling vaste en variabele lasten, vastgestelde staffels WNU, geen verdeling van de schade) is het goed om nog eens te kijken naar de kritiekpunten op het huidige model. De Denktank benoemt in haar notitie veel problemen als argument voor de ontwikkeling van het voorgestelde model. Een selectie: Het huidige model is niet uit te leggen aan de nabestaanden. De rekenwijze is complex en wordt niet begrepen. Transparantie ontbreekt en het is niet oprecht en eerlijk. Het huidige model is, in vergelijking met het Denktank-rekenmodel, inderdaad complexer, maar is wel goed uit te leggen. Dit heeft meer te maken met adequate kennis en ervaring van de expert en ligt niet aan de berekeningsmethodiek. Hier ligt een taak voor de expert. Is het voorgestelde model wel begrijpelijk geworden voor de 5

nabestaanden? Herkent men zich in de veronderstelde percentages van besparing in verband met het overlijden van de partner? Zeer waarschijnlijk niet. Het gebrek aan transparantie en eerlijkheid is misschien wel meer van toepassing op het voorgestelde model. De gehele financiële positie van het gezin bekijken is tijdrovend. Het Denktank-rekenmodel lost dit probleem niet op. Omdat de WNU is gebaseerd op het netto inkomen conform de definitie van het Nibud dient voor een zuivere benadering het gehele financiële plaatje in kaart te worden gebracht. Dit geldt zowel voor de situatie zonder als met overlijden Voor het kunnen berekenen van het verlies van levensonderhoud zal dit altijd noodzakelijk zijn. De uitkomst wordt bepaald door ondoorzichtig schuiven met vaste en variabele lasten. De definitie van vaste lasten is niet goed afgebakend. De berekening van vergelijkbare gezinnen kan leiden tot radicaal andere uitkomsten omdat andere vaste lasten zijn aangenomen. Dit is een merkwaardig punt. De definitie van vaste lasten is vrij strikt omschreven. Hier is vaak ook geen discussie over. Als de concrete gegevens bekend zijn, kan daar goed mee worden gerekend en zal de uitkomst eenduidig zijn. De constatering dat de berekening verschilt bij vergelijkbare gezinnen is juist. De persoonlijke keuze van het gezin voor de besteding van de variabele of de vaste lasten komt in het huidige model tot uiting in de schade. In het voorgestelde model wordt deze keuze van het gezin genegeerd. Toerekening van schade aan partners of kinderen. De problematiek met betrekking tot de toerekening blijft ook met het Denktankrekenmodel onveranderd bestaan. In het voorgestelde model wordt de schade in het geheel niet verdeeld en zou, in het kader van het zelfstandig vorderingsrecht, tot juridische implicaties kunnen leiden. De systematiek past niet in de huidige tijd. Het kan niet omgaan met maatschappelijke ontwikkelingen. De uitgangspunten zijn verouderd (klassieke gezinssamenstelling). Wanneer men slechts kijkt naar de Amsterdamse schaal, waarmee de variabele lasten worden toebedeeld, is dit een terecht punt. De standaard puntenverdeling in deze schaal is niet meer van deze tijd en is toe aan vernieuwing. Saillant detail is overigens de verhouding tussen man en vrouw in de recente cijfers van het Nibud met betrekking tot de kosten voor voeding. Deze bedraagt 100:90, gelijk aan de oorspronkelijke verdeling in de Amsterdamse schaal, van oorsprong een voedingsschaal. De Denktank refereert aan de maatschappelijke ontwikkelingen qua gezinssamenstelling. Een samenlevingsvorm die sterk gegroeid is, betreft de eenoudergezinnen. Het zou wenselijk zijn deze samenlevingsvorm mee te nemen bij de ontwikkeling van een nieuwe rekenmethodiek. Wat dat betreft verschilt het huidige model niet met het voorgestelde model. Ook het Denktank-rekenmodel is alleen toepasbaar op 2-oudergezinnen en voorziet niet in de nieuwe gezinssamenstellingen. 6

Uiteindelijk worden in de notitie van de Denktank de belangrijkste knelpunten van het huidige model opgesomd: 1. De vrouw is gaan werken 2. De vaste lasten zijn lang niet allemaal meer vast 3. De vaste lasten worden verdeeld over alle nabestaanden 4. De uitkomst van de berekening is variabel 1. Inkomen vrouw De manier waarop het inkomen van de partner zonder en met overlijden wordt behandeld bij de vaststelling van de schade is wisselend. Er bestaat geen richtlijn voor, ook niet in de rechtspraak. Als nabestaande besluit ten koste van het inkomen voor de kinderen te zorgen, dan is dat niet in te passen. In het huidige model kan het inkomen van de vrouw gewoon in de berekening worden meegenomen, ook de situatie waarin de nabestaande besluit voor de kinderen te zorgen. De wijze waarop hiermee wordt omgegaan betreft een uitgangspunt en is niet afhankelijk van het huidige rekenmodel. De relevantie van dit knelpunt vervalt hiermee. 2. Vaste lasten worden variabel De Denktank verwijst op dit punt naar de hypothecaire leningen die na overlijden geheel of gedeeltelijk ingelost worden op basis van overlijdensrisicoverzekeringen en naar de vaste lasten die voor een deel een variabel karakter hebben, zoals de gebruikskosten. Het feit dat de hypotheekrente wijzigt als gevolg van het overlijden is geen argument om te stellen dat de vaste lasten dan ineens variabel zouden zijn. Het zijn de vaste lasten in de nieuwe situatie na overlijden en hier wordt in het huidige rekenmodel rekening mee gehouden. Het argument dat vaste lasten deels variabel zouden zijn, wordt nog in dezelfde notitie ontkracht. Bij het bepalen van de WNU worden de vaste lasten immers buiten beschouwing gelaten, omdat de wijziging door een overlijden (het variabele deel) niet noemenswaardig is. In het huidige model worden altijd de vaste lasten in zowel de situatie zonder overlijden als na overlijden vastgesteld. Indien er sprake is van verminderde vaste lasten, dan wordt dit effect altijd meegenomen in de berekening. Een goed voorbeeld zijn de autokosten, waarvan het vaste en variabele deel prima kan worden vastgesteld. De vervolgstelling van de Denktank dat de originele bedoeling van het aanmerken van vaste lasten verdwenen zou zijn, snijdt dan ook geen hout. 3. Verdeling vaste lasten De Hoge Raad heeft bepaald dat de vaste lasten moeten worden toegerekend aan de weduwe en de kinderen, met als voorkeursverdeling 2 : 1 vanwege de woonlasten. De Denktank wijst er op dat het hierdoor kan voorkomen dat schade ontstaat bij de kinderen en overschotten bij de nabestaande partner. Deels een terechte opmerking, want waarop is deze verdeling gebaseerd? Kinderen hebben wel degelijk een aandeel in de vaste lasten. Het Nibud heeft een model ontwikkeld voor het berekenen van de kosten van kinderen. In dit model worden ook vaste lasten deels toegerekend aan het kind. Misschien dient een andere verdeling te worden gehanteerd. Dat schade ontstaat bij kinderen bij toerekening van de vaste lasten is een logisch gevolg van het model, maar de mate waarin toerekening plaats vindt, zou nader onderzocht kunnen worden. 7

4. Variabele uitkomst De Denktank stelt dat in het huidige rekenmodel de uitkomst van de schadeberekening variabel is geworden op basis van de gekozen rekenkundige uitgangspunten. Deze stelling is opmerkelijk, want als er overeenstemming is over de uitgangspunten (zoals vaste lasten en toerekeningen van inkomens) zal de uitkomst altijd hetzelfde zijn. Het rekenmodel is abstract, maar de uitkomst wordt uiteindelijk bepaald door de concreet vastgestelde en onderbouwde uitgangspunten. Een variabele uitkomst ligt aan de gebruiker en niet aan het onderliggende model. Rekenkundig inzicht is van belang om de consequentie van uitgangspunten te doorgronden. Ontbreekt deze kennis dan kan dat niet verweten worden aan de berekeningsmethodiek. De opmerking een kleine draai aan de knoppen geeft een andere uitkomst insinueert een willekeur. Gewijzigde uitgangspunten zullen altijd leiden tot een andere uitkomst. Dit is evenzeer het geval bij het Denktank-rekenmodel. Vergelijking tussen de modellen Nu alle aspecten van het Denktank-rekenmodel en de mogelijke kanttekeningen bij het huidige model zijn behandeld, is het interessant de beide modellen met elkaar te vergelijken in relatie tot de berekende schade. Hiertoe is een berekening gemaakt op basis van gelijke uitgangspunten. Het rekenvoorbeeld in de notitie van de Denktank van een gezin met vader, moeder en twee thuiswonende kinderen bevat in de uitwerking enkele kleine foutjes. Na correctie leidt het Denktank-rekenmodel uiteindelijk tot een totale schade van 181.616 (zie Grafiek 1 en 2, linker kolom) In het huidige model worden de uitganspunten, zoals omschreven in het rekenvoorbeeld, één op één overgenomen. Allereerst worden de inkomens en de toekomstige ontwikkeling in de situatie zonder en na overlijden ingevoerd. In situatie na overlijden wordt, zoals te doen gebruikelijk, het arbeidsinkomen toegerekend aan het gezinsinkomen en de nabestaandenpensioenen behandelt als persoonlijk inkomen. In het huidige model dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de vaste en variabele lasten. Het rekenvoorbeeld geeft hier geen uitgangspunt voor. Normaal gesproken zou worden gerekend met een concrete opgave van de vaste lasten van het gezin. In dit geval zal, om een vergelijking mogelijk te maken, aansluiting worden gezocht bij de cijfers van het Nibud. Aan de hand van de gezinssamenstelling en het netto inkomen per maand wordt het bijbehorende percentage vaste lasten conform de referentiebudgetten toegepast (inclusief uitgaven aan inventaris en onderhoud huis en tuin). Bij een toekomstige wijziging van de gezinssamenstelling en/of het netto gezinsinkomen wordt het percentage in het desbetreffende referentiebudget gehanteerd. Dit leidt voor de situatie zonder overlijden tot vaste lasten variërend van minimaal 57,1% tot maximaal 66,8%. In de situatie na overlijden worden de vaste lasten verlaagd met de in het rekenvoorbeeld genoemde wegval van de hypotheekrente. Tot slot worden de extra kosten voor kinderopvang en huishoudelijke hulp na overlijden op het netto inkomen van de partner ingehouden. 8

Gelijk aan het uitgewerkte voorbeeld in de notitie zal voor een zuivere vergelijking in het bestaande model ook zonder kapitalisatiefactor (rekenrente en sterftekans) worden gerekend. De totale schade is daardoor opgebouwd uit de jaarlijkse nominale schadebedragen. Het huidige rekenmodel berekent een totale schade 129.764. Bijna 30% lager in vergelijking met de uitkomst van het Denktank-rekenmodel (zie Grafiek 1, tweede kolom). Alle nabestaanden krijgen in het bestaande model schade toegerekend. Er is geen overschot bij de nabestaande partner. Waardoor wordt dit grote verschil veroorzaakt? Zoals eerder aangegeven heeft in het huidige model de omvang van de vaste lasten grote invloed op de schade. Hoe hoger de vaste lasten hoe hoger de berekende schade. Het blijkt dat wanneer een percentage van 73% aan vaste lasten wordt gehanteerd de berekende schade vergelijkbaar is met het Denktank-rekenmodel (zie Grafiek 1, derde kolom). Dit gegeven is overigens niet verrassend. Uitgaande van de vastgestelde WNU-staffel kan herleid worden welk deel een variabel karakter heeft. Zo bedraagt bij een 2-persoons huishouden de WNU-staffel 13,2% per volwassene. Met andere woorden: de totale variabele lasten zijn 26,4%, daardoor resteert 73,6% aan vaste lasten. Bij een 3-persoons en 4-persoons huishouden zijn de desbetreffende WNU-staffels respectievelijk te herleiden naar 74% en 67% vaste lasten. Wat is het verschil wanneer het een gezin betreft waar de vaste lasten beduidend lager zijn dan de gemiddelde cijfers van het Nibud? Stel dat de vaste lasten 50% bedragen. Met dit uitgangspunt berekent het huidige rekenmodel een schade van 68.500, maar liefst 62% lager in vergelijking met de uitkomst van het Denktank-rekenmodel (zie Grafiek 1, rechterkolom). Grafiek 1. Vergelijking rekenmodellen 200.000 150.000 100.000 50.000 Denktank-rekenmodel Huidig rekenmodel 0 vaste lasten Nibud vaste lasten 73% vaste lasten 50% Een terecht kritiekpunt op het huidige model is de verouderde Amsterdamse schaal. Deze puntenverdeling zou geactualiseerd moeten worden op het uitgavenpatroon in de huidige tijd. Zonder uitgebreid in detail te treden, kan aan de hand van het door de Denktank 9

uitgevoerde onderzoek naar de normatieve uitgaven een nieuwe schaal worden herleid. Hieruit volgt een eenvoudige puntenverdeling: een gezinslid ouder dan 13 jaar krijgt 100 punten en een gezinslid jonger dan 13 jaar krijgt 74 punten toebedeeld. Met deze nieuwe schaal is opnieuw een vergelijking gemaakt. Zoals verwacht valt de berekende schade met de nieuwe schaal hoger uit. Maar het verschil met het Denktank-rekenmodel wordt niet overbrugd. Bij een vaste lasten percentage van 50% of conform het Nibud is de schade nog steeds veel lager, respectievelijk 53% en 22%. (zie Grafiek 2). Grafiek 2. Vergelijking rekenmodellen met aangepaste schaal 200.000 150.000 100.000 Denktank-rekenmodel 50.000 Huidig rekenmodel aangepaste schaal 0 vaste lasten Nibud vaste lasten 50% Nu de vergelijking met het huidige model is gemaakt, mag de conclusie worden getrokken dat het Denktank-rekenmodel in veel gevallen structureel een hogere schade zal berekenen. Bij vaste lasten van circa 73% is de berekende schade vergelijkbaar. Bij een lager percentage zullen zeer grote verschillen optreden. Dit hoeft op zich geen reden te zijn om het Denktank-rekenmodel als incorrect te beoordelen, maar het verschil is opmerkelijk. Juridische implicaties Behalve de besproken kwesties op rekenkundig gebied zal het Denktank-rekenmodel vooral stuiten op mogelijke juridische complicaties. Het gehanteerde basisprincipe, het gezin als economische eenheid, leidt tot een berekende gezinsschade die niet wordt verdeeld. Bovendien worden in het Denktankrekenmodel eventuele overschotten en tekorten van de gezinsleden onderling verrekend. Binnen artikel 6:108 BW vormt de gescheiden vordering een belangrijk uitgangspunt. Elk gezinslid heeft een eigen vorderingsrecht. Binnen dit stelsel is de eigen positie van het kind sterk. De vraag is derhalve of, door geen verdeling toe te passen en onderlinge verrekening toe te staan, deze positie zonder risico kan worden genegeerd? En er uiteindelijk wel een verdeling noodzakelijk blijkt te zijn, op welke wijze dient deze dan plaats te vinden? 10

Een ander belangrijk aspect is de voordeelsverrekening. Dienen alle opkomende voordelen aan het gezin te worden toegerekend? Hoe kan hier in het Denktankrekenmodel mee worden omgegaan? In het bijzonder bij levensverzekeringen met een begunstigde. Conclusie Het berekenen van schade bij overlijden is niet eenvoudig. Met het Denktank-rekenmodel is de Denktank geslaagd in de vraag om vereenvoudiging. De wijze waarop het aandeel van de overledene in mindering wordt gebracht op het netto gezinsinkomen, waarna de extra inkomsten worden afgetrokken en de extra kosten worden bijgeteld, is qua vorm elegant en makkelijk te volgen. In hoeverre het voorgestelde model ook daadwerkelijk transparant en duidelijk voor iedereen te begrijpen is, valt te betwijfelen. Herkent een nabestaande zich in de vastgestelde besparing? Op basis van de referentiebudgetten van het Nibud zijn de besparingen gevat in een staffel per gezinssamenstelling. Het Nibud waarschuwt dat haar cijfers geen normatieve waarde hebben. Toch stelt de Denktank dat het Denktankrekenmodel normatief neutraal is. Door de vele middelingen is de kans groot dat de berekende schade sterk afwijkt van de daadwerkelijke gezinssituatie. Alleen al door de inkomensgroepen te middelen, kan dit verschil oplopen tot 20%. De aard van de cijfers van het Nibud (gemiddelden, denk aan gezinssamenstelling en leeftijdscategorie) zal naar verwachting de afwijking alleen maar doen toenemen. Het voorgestelde model maakt geen onderscheid meer tussen vaste en variabele lasten. Het gezin wordt gezien als economische eenheid. De persoonlijke keuze van het gezin voor de besteding van de variabele of de vaste lasten komt niet meer tot uiting. De vraag is of dit aspect kan worden genegeerd? De praktijk leert dat het veel eenvoudiger is om inzicht te krijgen in de vaste lasten, dan in de variabele lasten. In het belang van de nabestaanden zal een concrete benadering van de gezinssituatie, een berekening op maat, de voorkeur genieten. Het Denktank-rekenmodel berekent structureel een hogere schade in vergelijking met het huidige rekenmodel. Ook wanneer de Amsterdamse schaal wordt geactualiseerd blijft dit verschil bestaan. Dit hoeft op zich geen reden te zijn om het Denktank-rekenmodel als incorrect te beoordelen, maar het verschil is opmerkelijk. De grondgedachte van het Denktank-rekenmodel, het gezin als economische eenheid, heeft consequenties. Betekent dit ook dat alle opkomende voordelen aan het gezin moeten worden toegerekend? Eventuele overschotten en tekorten van de gezinsleden worden onderling verrekend. Bovendien vindt er geen verdeling van de schade plaats. De gehele schade wordt aan de ouder toegewezen. Of dit juridisch is te regelen, moet worden uitgezocht. In het kader van het zelfstandig vorderingsrecht valt te verwachten dat dit tot juridische implicaties zal leiden. Een verdeling is noodzakelijk om tegemoet te komen aan de wens om de positie van kinderen te beschermen. Op welke wijze dit zou moeten gebeuren, laat de Denktank in het midden. De problematiek met betrekking tot 11

de toerekening van schade blijft hierdoor ook met het Denktank-rekenmodel onveranderd bestaan. Dit alles overziend zal het Denktank-rekenmodel niet kunnen voorkomen dat discussie blijft bestaan over de berekening van de overlijdensschade. Gezien de vraagtekens die het Denktank-rekenmodel oproept, kun je je afvragen of het verbeteren van het bestaande model eveneens een optie zou kunnen zijn. Momenteel worden door ons de mogelijkheden hiertoe onderzocht. Bijvoorbeeld het actualiseren van de verdeling van de vaste en variabele lasten kan het bestaande rekenmodel een tweede leven geven. Je moet het kind niet met het badwater weggooien. ing. E.J. Bakker Rekenkundig Expert Het RekenBureau Mei 2013 12