PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 oktober 2006 (20.10) (OR. en) 13558/06 LIMITE ECOFIN 321 MED 31



Vergelijkbare documenten
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 juni 2008 (12.06) (OR. en) 10616/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0095 (COD)

Over de passage tussen haken op de bladzijden 2-3 is nog geen overeenstemming bereikt.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

12722/01 HD/nj DG G NL

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 oktober 2005 (06.10) (OR. en) 12916/05 Interinstitutioneel dossier: 2005/0195 (CNS) ECOFIN 300 RELEX 496

PUBLIC. Brussel, 12 juli 2006 (13.07) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11603/06 LIMITE YU 3 COWEB 159

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 september 2008 (18.09) (OR. en) 13187/08 FSTR 20 FC 5 REGIO 25 SOC 516

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 juli 2006 (13.07) (OR. en) 11347/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0119 (ACC) UD 77

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 juni 2014 (OR. en) 11190/14 Interinstitutioneel dossier: 2014/0188 (NLE) AVIATION 137 ISR 2

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 maart 2015 (OR. en)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 16 november 2007 (16.11) (OR. en) 15314/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0244 (CNS) LIMITE AGRILEG 171

Raad van de Europese Unie Brussel, 7 november 2016 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS)

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 2167.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 juni 2010 (OR. en) 11682/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0180 (NLE) AVIATION 100 RHJ 13 RELEX 599

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM

14129/15 gys/gra/hw 1 DG B 3A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 januari 2006 (01.02) (OR. en) 5853/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0010 (CNS) SOC 42 ECOFIN 27

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 april 2007 (17.04) (OR. en) 8340/07 DEVGEN 51 RELEX 232 FIN 173 WTO 67

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 20 januari 2009 (21.01) (OR. en) 5524/09 SOC 25 COMPET 25

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 1 september 2008 (02.09) (OR. en) 12583/08 ADD 2 FISC 109

10667/16 oms/hh 1 DGG 2B

8461/17 nes/ons/sl 1 DGG 2B

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT ACP 105 COAFR 81 CODEC 816

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 februari 2002 (28.02) (OR. fr) 6693/02 Interinstitutioneel dossier: 2000/0077 (COD) ECO 62 CODEC 257

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 20 maart 2012 (OR. en) 7909/12 Interinstitutioneel dossier: 2012/0052 ( LE) ACP 37 FI 217 PTOM 7

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 september 2001 (25.09) (OR. fr) 12015/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0206 (ACC) M 28 PECHE 177

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2009) 918 definitief.

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 24 mei 2012 (OR. en) 10369/12 Interinstitutioneel dossier: 2010/0390 (COD)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

PUBLIC 8480/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0183 (NLE)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 februari 2010 (10.02) (OR. fr) 6290/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0011 (NLE) HR 8 CORDROGUE 25

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Cultura Creative (RF) / Alamy Stock Photo

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Besluit van de Raad tot toekenning van aanvullende macro-financiële bijstand aan Moldavië

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument C(2010) 8467 definitief

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2008 (04.06) (OR. en) 9935/08 SOC 316 COMPET 194

EUROPEES PARLEMENT WERKDOCUMENT. Commissie cultuur en onderwijs

Raad van de Europese Unie Brussel, 19 juli 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 20 februari 2018 (OR. en)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Ontwerp BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE. van [...]

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2008) 507 definitief.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2007) 810.

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

DE EUROPESE INVESTERINGSBANK

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 juni 2014 (OR. en) 9965/14 Interinstitutioneel dossier: 2014/0147 (NLE) AELE 40 N 14 UD 148

De Europese Investeringsbank in kort bestek

WERKGROEP REGLEMENT VAN ORDE VAN DE EURO-MEDITERRANE PARLEMENTAIRE VERGADERING

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2009) 283 definitief.

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 oktober 2004 (10.11) (OR. en) 13996/04 LIMITE JEUN 89 EDUC 211 SOC 512

- de voorlopige agenda van de zitting in document EEE 1605/03 (zie bijlage I);

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

Uitnodiging tot het indienen van voorstellen betreffende projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-europese vervoersnetwerken

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 oktober 2005 (20.10) (OR. fr) 13441/05 STAT 24 FIN 375. VOORSTEL de Commissie d.d.: 12 oktober 2005 Betreft:

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op weg naar herstel: het cohesiepakket. Vragen en antwoorden over de bijdrage van het cohesiebeleid aan het Europese economische herstelplan

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 maart 2002 (13.03) (OR. fr) 7122/02 Interinstitutioneel dossier: 2002/0056 (ACC) PECOS 68 PECHE 61

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 maart 2006 (29.03) (OR. en) 7813/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0037 (CNS)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 maart 2000 (OR. en) 6485/00 Interinstitutioneel dossier: 99/0172 (CNS) LIMITE ECOFIN 56 NIS 30

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 27 januari 2012 (30.01) (OR. en) 5859/12 Interinstitutioneel dossier: 2012/0002 ( LE) FISC 15

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING AAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 mei 2008 (22.05) (OR. en) 9192/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0096 (CNB) UEM 110 ECOFIN 166

PUBLIC. Brussel, 21 september 2005 (27.09) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 12470/05 LIMITE JEUN 47 EDUC 134 SOC 355

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 mei 2014 (OR. en) 10071/14 Interinstitutioneel dossier: 2014/0134 (NLE) AVIATION 120 COEST 175 NIS 27 RELEX 437

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2002) 38 def.

PUBLIC 11642/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0109 (CNS)

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

7875/17 oms/rts/sl 1 DGG 2B

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN KREDIETOVERSCHRIJVING NR. DEC 42/2009 NIET-VERPLICHTE UITGAVEN

BIJLAGE. Aanhangsel. bij het. voorstel voor een Raad

COHESIEBELEID

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juni 2017 (OR. en)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

vooruitgang met financieringsinstrumenten vanuit ESI-fondsen Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling Financieringsinstrumenten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. 1. Het Comité heeft zich herhaaldelijk uitgesproken over de programma's en activiteiten van de Unie op energiegebied:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 april 2014 (OR. en) 9026/14 JEUN 65 SOC 299

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei

ADMINISTRATIEVE OVEREENKOMST BETREFFENDE EEN SAMENWERKINGSKADER TUSSEN. het secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

JESSICA. Een nieuwe vorm van EU-financiering ter bevordering van duurzame investeringen en groei in stadsgebieden. Wat is JESSICA?

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Transcriptie:

Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 18 oktober 2006 (20.10) (OR. en) PUBLIC 13558/06 LIMITE ECOFIN 321 MED 31 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie ingekomen: 17 oktober 2006 aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Betreft: Mededeling van de Commissie aan de Raad - Beoordeling van de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) en opties voor de toekomst Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2006) 592 definitief. Bijlage: COM(2006) 592 definitief 13558/06 jv DG G I LIMITE NL

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.10.2006 COM(2006) 592 definitief MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD Beoordeling van de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) en opties voor de toekomst {SEC(2006)1294} NL NL

INLEIDING Conform de conclusies van de Europese Raad van december 2003 1, heeft de Europese Commissie in nauwe samenwerking met de Europese Investeringsbank een evaluatie uitgevoerd van de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP). In deze mededeling worden de voornaamste bevindingen samengevat en opties voor de toekomst gepresenteerd. Meer gedetailleerde en technische informatie is te vinden in het werkdocument van de Commissie-diensten dat bij deze mededeling is gevoegd. De FEMIP faciliteit werd ingesteld in oktober 2002, naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van Barcelona van maart 2002 dat de ontwikkeling van de particuliere sector in de mediterrane regio 2 zou moeten worden gestimuleerd om een hogere economische groei te bevorderen. In het kader van de FEMIP werden EIB-leningen gecombineerd met EU-begrotingsmiddelen voor technische assistentie, risicokapitaal en rentesubsidies voor milieuprojecten. Voorts werd een structuur opgezet voor een dialoog tussen de EU en de mediterrane partnerlanden. In november 2003 voerde de Raad, op basis van een beoordeling van de Commissie, een eerste evaluatie uit van de activiteiten van de FEMIP en werd besloten de faciliteit te versterken met nieuwe elementen: de invoering van een Speciale FEMIP Enveloppe voor leningen met een hoger risicoprofiel, de oprichting van een donortrustfund, de versterking van de dialoogstructuren en een verdere uitbreiding van de lokale aanwezigheid van de FEMIP in de regio. Tevens werd overeengekomen het bedrag van de Gemeenschapsgaranties voor leningen in de regio te verhogen een verhoging die in december 2004 formeel vorm kreeg in de context van de tussentijdse evaluatie van de externe mandaten van de EIB. De Europese Raad verzocht de Raad Ecofin tevens om in 2006 een nieuwe beoordeling uit te voeren, na raadpleging van de mediterrane partnerlanden. Deze raadpleging hield onder meer een rechtstreekse gedachtenwisseling in tussen ministers, Commissie en EIB tijdens de ministeriële FEMIP-bijeenkomst van juni 2006, bilaterale besprekingen tussen de EIB en autoriteiten van de mediterrane landen in de eerste helft van 2006 en overleg met de belanghebbenden bij de FEMIP door middel van zowel gerichte als internet-vragenlijsten. De resultaten van deze raadpleging werden samen met een selectie van EIBevaluaties en economische gegevens gebruikt om na te gaan in hoeverre de FEMIP 1 2 Conclusies van de Europese Raad van Brussel, 12-13 december 2003: In deze context spreekt de Europese Raad zijn waardering uit over het besluit van de Raad ECOFIN om de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) verder te ontwikkelen door deze binnen de Europese Investeringsbank te versterken. Conform het mandaat van de Europese Raad van Barcelona werd het besluit genomen op basis van de - positief bevonden - prestaties van de FEMIP en het overleg met de mediterrane partnerlanden. De Europese Raad verzoekt de Raad ECOFIN om de oprichting van een EIB-dochter, waarin de EIB een meerderheidsbelang heeft, ten behoeve van de mediterrane partnerlanden, in december 2006 te beoordelen op basis van een evaluatie van de prestaties van de versterkte faciliteit en rekening houdend met het resultaat van het overleg met de partners van het Barcelonaproces. Dit bestrijkt de landen van het Barcelonaproces: Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, de Gazastrook- Westelijke Jordaanoever, Israël, Libanon, Syrië, Jordanië en Turkije. NL 2 NL

de hoofddoelstellingen had verwezenlijkt, namelijk het bevorderen van de economische groei en de ontwikkeling van de particuliere sector. 1. EVALUATIE VAN FEMIP IN HET LICHT VAN DE ECONOMISCHE BEHOEFTEN VAN DE MEDITERRANE REGIO 1.1. Steun voor investeringen en economische groei in de regio Het mediterrane gebied liet recentelijk weliswaar een belangrijke economische groei zien (4,8% in 2005), maar blijft een achterstand houden ten opzichte van het gemiddelde van vergelijkbare middeninkomenslanden. De groei bleek ontoereikend om de werkloosheid terug te dringen; de officiële cijfers variëren van 9 tot 23%. Het percentage van de bevolking dat met minder dan 3 USD per dag moet rondkomen, blijft bovendien hoog, variërend van 20% (Tunesië, Jordanië), 35% (Algerije) tot 70% (Egypte). De investeringen in de regio blijven beperkt, met name buiten de olieproducerende landen, en de instroom van buitenlandse investeringen is relatief beperkt vergeleken met andere regio s; slechts 3% van de netto particuliere kapitaalstroom richting ontwikkelingsregio s gaat naar de mediterrane regio. Dit kan worden verklaard door een zwak ondernemingsklimaat in combinatie met een hoge politieke en economische risicoperceptie. Dit leidt tevens tot hoge reële rentepercentages, die duiden op tekortkomingen van de financiële markten en van de regelgeving en een gebrek aan integratie van deze regio in mondiale kapitaalmarkten. Hoewel het ondernemingsklimaat al aanzienlijk werd verbeterd, scoort de regio nog steeds onder het wereldgemiddelde wat betreft een aantal belangrijke factoren die het zakendoen faciliteren, zoals toegang tot financiële middelen, het registreren van eigendom, de bescherming van beleggers, de administratieve formaliteiten die moeten worden afgehandeld alvorens een bedrijf kan worden opgericht, het verkrijgen van vergunningen, enz. Verdere hervormingen om het ondernemingsklimaat te verbeteren zijn nodig om de oprichting en ontwikkeling van nieuwe ondernemingen te bevorderen, werkgelegenheid te scheppen en de economische groei te stimuleren. Met name de toegang tot financiële middelen blijft een probleem voor particuliere ondernemingen, in het bijzonder voor kleinere ondernemingen (kmo s). Hoewel mediterrane banken over het algemeen over voldoende kapitaal en liquiditeit lijken te beschikken, schuwen zij risico s. Dit kan gedeeltelijk worden toegeschreven aan het feit dat het percentage leningen waarvan de terugbetalingsverplichtingen niet worden nagekomen al hoog ligt. Banken rekenen derhalve vrij hoge rentetarieven aan, verstrekken leningen met een korte looptijd en verlangen hoge zekerheden van hun kredietnemers. De toegang tot financiële middelen wordt verder beperkt door onderontwikkelde distributiekanalen en een zwakke organisatie binnen de banken. Veel banken zijn in handen van de overheid en in sommige landen wordt een groot deel van de leningen toegekend aan de overheidssector en gealloceerd op basis van niet-commerciële criteria. Dit heeft tot gevolg dat bankkrediet voor de particuliere sector schaars blijft en niet meer dan 4% à 20% van de investeringsbehoeften van de particuliere sector dekt. NL 3 NL

Kleine ondernemingen hebben nog minder toegang tot krediet dan de particuliere sector als geheel, hoewel zij in veel mediterrane landen meer dan 95% vertegenwoordigen van alle bedrijven en goed zijn voor 50-70% van de werkgelegenheid. Kmo s stuiten met name op meer obstakels dan grotere ondernemingen omdat zij vaak over te weinig kapitaal beschikken, geen zekerheden kunnen verstrekken en onvoldoende transparante informatie verstrekken. Kleine leningen kosten banken bovendien relatief meer dan grotere leningen. Instellingen voor microfinanciering en goedkopere, gestandaardiseerde instrumenten zouden kunnen bijdragen tot de oplossing van dit probleem voor de kleinste ondernemingen. Hoewel steeds meer micro-financiering beschikbaar komt, bestrijkt dit instrument momenteel minder dan 0,5% van de populatie, waardoor een groot potentieel onbenut blijft. 1.2. FEMIP heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan investeringen in de regio De bijdrage van de FEMIP is in deze context van bijzonder belang, omdat aldus kwalitatief hoogstaande en productieve infrastructuur alsmede investeringen in de particuliere sector kunnen worden gefinancierd tegen aantrekkelijke voorwaarden. Dankzij de FEMIP konden aanzienlijke financiële middelen worden verstrekt aan landen in de mediterrane regio. De EIB is de voornaamste kredietverstrekker aan deze regio en haar activiteiten in het Middellandse Zeegebied zijn aanzienlijk toegenomen sinds de oprichting van de FEMIP; het bedrag dat met de financieringsovereenkomsten was gemoeid, steeg van 1,6 miljard EUR in 2002 tot 2,2 miljard EUR in 2005 (met inbegrip van Turkije 3 ). Ongeveer eenderde van de FEMIP-projecten werd medegefinancierd met andere instellingen. In de periode oktober 2002 - eind 2005 werden 77 overeenkomsten ondertekend voor een totaalbedrag van 7,2 miljard EUR, waarbij alle projecten samen een bedrag van meer dan 25 miljard EUR vertegenwoordigen. Het merendeel van de leningen ging naar Turkije, Egypte, Tunesië en Marokko; verwacht wordt dat het bedrag van het Euro-Med II leningenmandaat voor eind 2006 volledig zal zijn opgebruikt. De FEMIP heeft bijgedragen aan de economische groei door het steunen van investeringen in infrastructuur (60% van alle leningen) en particuliere ondernemingen. Leningen aan lokale intermediairs, die deze leningen weer kunnen verstrekken aan kmo s (zogenaamde globale leningen), zijn de afgelopen paar jaar fors toegenomen en vertegenwoordigen nu meer dan 20 % van de totale leningen die in 2002-2005 werden verstrekt. De totale financiering van projecten in de particuliere sector door de FEMIP is in absolute cijfers bijna verdrievoudigd, namelijk van 0,3 miljard EUR per jaar in 2000-2002 tot gemiddeld 0,9 miljard EUR per jaar in 2003-2005. 3 Omdat Turkije nu erkend is als kandidaat voor toetreding tot de Europese Unie, vallen de leningen aan dit land (die voorheen gemiddeld meer dan eenderde van de FEMIP-activiteiten vertegenwoordigden) sinds 2005 onder een ander leningenmandaat. In de toekomst zullen leningen aan Turkije dan ook niet meer onder de FEMIP vallen, al zal Turkije wel betrokken zal blijven bij de institutionele aspecten van de FEMIP (zoals FEMIP-bijeenkomsten). NL 4 NL

In aanvulling op deze kredietverstrekkingen heeft de EIB met behulp van EUbegrotingsmiddelen risicokapitaal en technische assistentie verstrekt 4. Risicokapitaal werd hoofdzakelijk gebruikt voor het participeren in particuliere aandelenfondsen, instellingen voor microfinanciering en een garantieregeling voor leningen aan kmo s. Met 350 miljoen EUR aan committeringen (waarvan meer dan 200 miljoen EUR aan risicokapitaal daadwerkelijk is uitbetaald en nog uitstaat, dat wil zeggen nog niet terugbetaald of afgeschreven is), is de EIB de grootste verstrekker van risicokapitaal in de regio geworden. Dit instrument concentreert zich hoofdzakelijk op een drietal landen (Marokko, Tunesië en Egypte), hetgeen een weerspiegeling vormt van de marktontwikkelingen (wetgeving, aanwezigheid van gekwalificeerd personeel enz.) en de omvang van de economieën. Technische assistentie bleek zeer nuttig voor het selecteren, voorbereiden, uitvoeren en evalueren van projecten. Het concept en de aanpak van technische assistentie werd in alle doelgroeplanden positief onthaald en bevordert de kennisoverdracht aan de begunstigde landen. Tot dusverre werd minder dan 30% van de technische assistentie gebruikt voor de particuliere sector, hoewel deze assistentie de ontwikkeling van lokale financiële intermediairs en kmo s verder zou kunnen ondersteunen. Eind 2004 werd een FEMIP donortrustfund opgericht voor de financiering van technische assistentie voor sectorale en thematische studies en risicokapitaalactiviteiten die niet konden worden gefinancierd onder de bestaande, door de EIB beheerde EU-begrotingsmiddelen. Dit trustfund werd begin 2005 operationeel; in augustus 2006 waren twaalf projecten technische assistentieoperaties en een risicokapitaaloperatie goedgekeurd. 1.3. Maar FEMIP zou meer kunnen doen om de ontwikkeling van de particuliere sector en met name kmo s aan te moedigen Hoewel de FEMIP al een aanzienlijk bedrag aan leningen heeft verstrekt voor investeringen op lange termijn en ook heeft getracht aan te sluiten bij de behoeften van kleinere ondernemingen, is het moeilijk gebleken de verdeling tussen de particuliere sector en de publieke sector blijvend te veranderen en ervoor te zorgen dat de steunverlening van de FEMIP aan particuliere ondernemingen meer dan 50% van haar activiteiten vertegenwoordigt. Globale leningen aan financiële instellingen, die deze weer kunnen verstrekken aan kmo s, worden meestal gebruikt door grotere, op export gerichte kmo s omdat de lokale intermediaire banken het volledige risico op de eindbegunstigden dragen en de EIB-leningen aan deze intermediaire banken in buitenlandse valuta luiden. Deze leningen zijn daardoor minder geschikt gebleken voor het bereiken van kleinere ondernemingen binnen de particuliere sector. De EIB heeft veel moeite gedaan om leningen in lokale valuta te verstrekken, maar werd in haar pogingen vaak gehinderd door een gebrek aan medewerking van mediterrane autoriteiten om EIB-obligatieemissies in locale valuta toe te staan in hun markten. 4 Op grond van de huidige EIB-statuten is de capaciteit van de EIB om dergelijke operaties uit eigen middelen te financieren beperkt. NL 5 NL

Uit twee EIB evaluatierapporten over EIB-activiteiten in het Middellandse Zeeggebied en uit overleg met belanghebbenden blijkt dat de voornaamste obstakels zijn: het ondernemingsklimaat en met name de behoefte aan hervorming van de financiële sector, het gebrek aan medewerking van mediterrane regeringen om de activiteiten van de EIB in de particuliere sector in hun landen te vergemakkelijken en het feit dat de FEMIP-instrumenten onvoldoende kunnen worden afgestemd op de behoeften en het risicoprofiel van projecten in de particuliere sector in deze regio. Als gevolg van de strikte eisen wat betreft zekerheden en garanties, alsmede de wisselkoersrisico s die aan EIB-leningen verbonden zijn, is het moeilijk om te voldoen aan de behoeften van kleinere ondernemingen binnen de particuliere sector. Uit de evaluatierapporten bleek tevens dat een aantal kansen om waarde toe te voegen zijn gemist, omdat de rol van de EIB in landen en sectoren onvoldoende was gedefinieerd en niet genoeg nadruk was gelegd op institutionele kwesties en samenwerking met de lokale autoriteiten, de Commissie en andere donoren. De invoering van de Speciale FEMIP-Enveloppe (SFE) heeft in sommige gevallen tot lagere zekerheidseisen geleid. Eind 2005 was slechts tweemaal van de SFE gebruik gemaakt (deels als gevolg van het feit dat bepaalde mediterrane landen zich afvroegen of de kaderovereenkomsten met de EIB wel op projecten in de particuliere sector van toepassing zijn), maar de lijst van SFE-projecten die in voorbereiding zijn, laat zien dat er zeker vraag bestaat naar deze mogelijkheid. Om de geconstateerde tekortkomingen in de financiële instrumenten van de FEMIP te verhelpen, zal de huidige faciliteit moeten worden bijgestuurd en sterker moeten worden gediversifieerd. 2. VERDERE ACTIE 2.1. De toekomst van het Europees Nabuurschapsbeleid Met de invoering van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) in 2004 is er een nieuw politiek klimaat ontstaan waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de toekomst van de FEMIP. Met ingang van 2007 zal de communautaire samenwerking met de buurlanden geschieden in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), een nieuw beleidsinstrument waarmee ondermeer wordt beoogd de samenhang met de EIB-activiteiten te versterken. De Commissie heeft in dit verband een voorstel ingediend voor een nieuw extern EIB-mandaat voor de periode 2007-2013, waarbij de kredieten die beschikbaar zijn voor ENB-landen fors worden verhoogd. Het voorstel bevat tevens het voornemen om de externe EIB-acties meer af te stemmen op de externe beleidsmaatregelen en de doelstellingen van de Europese Unie. Wat de verdere ontwikkeling van het ENB betreft, wordt verwacht dat in de loop van volgend jaar binnen de EU een uitgebreid debat aan dit onderwerp zal worden gewijd. Dit zou wellicht kunnen leiden tot een meer ambitieuze en allesomvattende aanpak in een breder ENB-kader. NL 6 NL

2.2. De opties Hierna worden drie opties voor de toekomst van de FEMIP belicht, die drie verschillende ambitieniveaus weerspiegelen 5 : 1. Bij de eerste basisoptie vinden er geen veranderingen plaats in de instrumenten, wordt de omvang van de kredieten uitgebreid en worden de banden met het Europees Nabuurschapbeleid nauwer aangehaald; 2. De tweede optie houdt in dat de financiële instrumenten van de FEMIP nauwkeuriger worden afgestemd op de doelgroep en sterker worden gediversifieerd, waarbij tegelijkertijd zowel partnerschap als lokale aanwezigheid worden versterkt, om de effectiviteit van de FEMIP en de toegevoegde waarde voor de ontwikkeling van de particuliere sector te verbeteren; 3. De derde optie houdt in dat de FEMIP wordt omgezet in een volwaardige Euromediterrane dochterinstelling van de EIB. 2.3. Optie 1: Handhaven van de versterkte FEMIP en versterking van de relatie met het Europees nabuurschapsbeleid Deze basisoptie houdt een uitbreiding van de kredietverstrekking in, zodat beter tegemoet kan worden gekomen aan de investeringsbehoeften van de regio, in lijn met het komende besluit van de Raad over de externe mandaten van de EIB 6. Met de door de Commissie voorgestelde verhoging van het uitleenplafond voor de regio zouden de voor de mediterrane regio beschikbare kredietmiddelen jaarlijks in reële termen met 2% kunnen stijgen, en daarmee bijdragen aan het vervullen van de investeringsbehoeften. Met het voorstel betreffende het externe EIB-mandaat wordt tevens beoogd de samenhang tussen de EIB-prioriteiten en de EU-beleidsmaatregelen in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid te versterken om de economische integratie tussen de EU en haar buren te verdiepen, door middel van een verdere handelsliberalisering, gezamenlijke vervoers- en energienetwerken en onderlinge afstemming van de regelgeving teneinde markten open te stellen en belemmeringen voor handelsstromen en investeringen uit de weg te ruimen. Een betere integratie van de EIB in de EU-landenstrategieën en het ENB-kader (met name de relevante onderdelen van de actieplannen), en een betere onderlinge afstemming van de EIB- en EU-activiteiten, zullen de consistentie en impact van de EIB-kredietverstrekking vergroten vanuit een breder oogpunt van sectorale en economische hervormingen. Een dergelijke aanpak zou vorm kunnen krijgen door de EIB meer te betrekken bij het programmeringsproces van de Commissie (bijv. nationale of regionale strategiedocumenten, indicatieve programma s en 5 6 Een uitgebreider overzicht van deze opties is te vinden in het werkdocument van de Commissiediensten. In het voorstel van de Commissie betreffende de externe mandaten van de EIB voor de periode 2007-2013, zouden de middelen die beschikbaar zijn voor leningen aan mediterrane landen worden verhoogd van 6,5 miljard EUR voor 2000-2007 tot 10 miljard EUR voor 2007-2013 (met garanties uit de EUbegroting). Voorts is een mandaat zonder EU-begrotingsgarantie voorzien van 2 miljard EUR. NL 7 NL

actieprogramma s) en door nauwer samen te werken bij de selectie vooraf en bij de tenuitvoerlegging van FEMIP-projecten. In dit verband zou de FEMIP een reeks projecten kunnen financieren in een specifieke sector, waarbij een lening kan worden gekoppeld aan hervorming van de sector of aan een bepaalde strategie, in samenwerking met de Commissie en eventueel andere multilaterale/bilaterale instellingen. Met name zal worden gestreefd naar een grotere betrokkenheid van de EIB bij de uitbreiding van de trans-europese netwerken naar de mediterrane regio. Risicokapitaal en technische assistentie zullen ook in de toekomst worden gefinancierd met EU-begrotingsmiddelen. Voor de periode van de komende financiële perspectieven is de Commissie van plan om binnen het regionale ENPIprogramma voor de Mediterrane regio een bedrag van 32 miljoen EUR per jaar voor te stellen voor de FEMIP, op voorwaarde dat het ENPI en de desbetreffende comitologieprocedures in werking treden. Voorts voorziet de Commissie een herziening van de overeenkomst tussen de EIB en de Commissie over het beheer van de financiële bijstand aan mediterrane landen, en met name het gebruik van terugbetalingen van risicokapitaal en speciale leningen uit hoofde van eerdere MEDA-operaties (geraamd op 35 miljoen EUR per jaar), met de bedoeling deze middelen voor de FEMIP te bestemmen. De terugbetalingen uit hoofde van zowel eerdere protocollen en mandaten als toekomstige operaties zouden worden gebruikt voor nieuwe risicokapitaaloperaties. Op deze wijze zou de FEMIP de mogelijkheid krijgen om jaarlijks ongeveer 50 miljoen EUR aan nieuwe risicokapitaaloperaties te financieren (hetgeen overeenkomt met het gemiddelde van 2005-2006) en ongeveer 20 miljoen EUR per jaar aan technische assistentie 7. Voorts zouden de bedragen die per eind 2006 beschikbaar zijn in het donortrustfund kunnen worden overgedragen naar de nieuwe programmeringsperiode, met het oog op de financiering van aanvullende technische assistentie en risicokapitaaloperaties. Rentesubsidies zullen beschikbaar blijven voor geselecteerde projecten, op verzoek van nationale autoriteiten en gefinancierd uit de ENPI-toewijzingen per land. Als gevolg van dit grotere volume aan leningen, en de sterkere integratie van de EIBactiviteiten in het ENB en in EU-sector- en landenstrategieën, verwacht de EIB haar personeelsbestand te moeten uitbreiden tot ongeveer 110 operationele personeelsleden in 2013 (tegen ongeveer 70 operationele personeelsleden eind 2005). Het aantal personeelsleden blijft hiermee relatief gering in vergelijking met andere internationale financiële instellingen. Volgens de EIB zouden de administratieve kosten bij een dergelijk scenario nog steeds hoger liggen dan de lopende inkomsten, hoewel de kostendekkingsgraad van de FEMIP mettertijd een geleidelijke verbetering zou laten zien 8. Deze basisoptie zou de goedkoopste zijn. De valkuilen die zijn vastgesteld voor de ontwikkeling van de particuliere sector worden hiermee echter niet opgelost. 7 8 Aangezien de omvang van de terugbetalingen moeilijk te voorspellen valt, zijn de cijfers van 50 en 20 miljoen EUR slechts indicatief. Bij de toekenning van technische assistentie en risicokapitaal in een bepaald jaar zou derhalve enige flexibiliteit moeten worden betracht. Ter referentie zij vermeld dat de kostendekking van de FEMIP door lopende inkomsten de afgelopen paar jaar ongeveer 80% bedroeg. Zie voor meer gegevens het werkdocument van de Commissiediensten. NL 8 NL

2.4. Optie 2: In het kader van het ENB, aanpassen van FEMIP om de ontwikkeling van kmo s te stimuleren en het partnerschap te versterken Deze optie beoogt de FEMIP beter in staat te stellen om in te spelen op de behoeften van de particuliere sector en de zwakke punten te overwinnen. Naast de bij optie 1 vermelde elementen houdt optie 2 ook in dat de FEMIP-instrumenten worden bijgestuurd en uitgebreid, en dat de aanwezigheid van de EIB op lokaal niveau wordt versterkt. Op deze wijze kan beter worden tegemoet gekomen aan de behoeften van de particuliere sector (en met name van de kmo s). Daarnaast wordt voorgesteld een adviescomité op te richten, om het partnerschap met de mediterrane landen te versterken en een grotere betrokkenheid tot stand te brengen. Betere afstemming op de behoeften van de particuliere sector door een breder scala aan financiële instrumenten en diensten met extra aandacht voor kmo s Een meer proactief beleid, een betere afstemming op de behoeften van kmo s, zou onder meer een betere spreiding kunnen inhouden van de risico s tussen de FEMIP, de lokale financiële intermediairs en het lokale bedrijfsleven, alsmede het ondernemen van acties om alle betrokkenen in staat te stellen hun risico s beter te beheren. De EIB zou meer risico s op zich kunnen nemen door actiever gebruik te maken van de speciale FEMIP-Enveloppe, om in een aantal gevallen de strikte zekerheidseisen te versoepelen voor directe leningen aan bedrijven en voor het verstrekken van garanties, alsook voor het vergroten van de reikwijdte van de globale leningen aan financiële intermediairs. Dit vergt medewerking van mediterrane landen om de bilaterale kaderovereenkomsten met de EIB ook op projecten in de particuliere sector van toepassing te verklaren. Het huidige risicomijdende gedrag van lokale intermediairs zou tevens overwonnen kunnen worden via meer concurrentie voor globale leningen, en door in globale leningovereenkomsten expliciet het accent te leggen op kleinere kmo s. Afgezien van deze verbeteringen bij de kredietverstrekking, zou de technische assistentie verder kunnen worden ontwikkeld om financiële instellingen te helpen systemen te ontwikkelen om risico s beter te kunnen inschatten, procedures te stroomlijnen en nieuwe producten voor kmo s te introduceren. Op dit gebied zou met de FEMIP ook de ontwikkeling van garantieregelingen voor leningen aan kmo s kunnen worden gesteund (waardoor het kmo-risico voor de lokale bank wordt verminderd). Dit proces zou verder worden bevorderd indien de in de ENB-landenactieplannen opgenomen maatregelen, waarmee wordt beoogd vorderingen te maken bij de structurele hervorming van het bankwezen, worden uitgevoerd. Naast het gebruik van risicokapitaal kunnen de risico s voor kmo s worden verminderd via het inzetten van eigen middelen door leningen in lokale valuta te verstrekken, zodat deze ook toegankelijk worden voor ondernemingen en projecten die minder of geen exportinkomsten genereren. Dit vereist dat de regelgevende autoriteiten in begunstigde landen de noodzakelijke maatregelen treffen opdat de EIB op de lokale markten obligaties in lokale valuta kan uitgeven of andere 'hedging' instrumenten kan ontwikkelen. NL 9 NL

Ook zou technische assistentie kunnen worden verleend om de kwaliteit van investeringsprojecten van kmo s te verbeteren en hun risico te verminderen. De FEMIP zou de ontwikkeling van bedrijfsondersteunende diensten voor kleinere kmo s kunnen steunen, om deze te helpen bij het opstellen van een bedrijfsplan, de verbetering van hun verslaggeving en de vergroting van de algemene transparantie, zodat zij interessanter worden voor de banken. Handelsfinancieringsinstrumenten zouden eveneens verder kunnen worden ontwikkeld (door het verstrekken van globale leningen of garanties aan lokale financiële instellingen), zodat mediterrane ondernemingen in staat worden gesteld de voor 2010 geplande Euro-mediterrane vrijhandelszone beter te benutten. Voorts wordt het kanaliseren van meer risicokapitaal naar kmo s beschouwd als een bijzonder belangrijke stap, omdat dit instrument het voordeel biedt dat middelen in lokale valuta kunnen worden verstrekt zonder dat hoge zekerheidseisen worden gesteld. Dit zou kunnen worden bereikt door een verdere ontwikkeling van microfinancieringen en 'private equity' fondsen in meer landen. Indien de FEMIP meer en grotere projecten zou ondernemen (zoals participaties in ondernemingen die geprivatiseerd worden, of het combineren van participaties met leningen voor grote projecten in de particuliere sector) dan zou de financieringsbehoefte voor risicokapitaalactiviteiten ongetwijfeld meer bedragen dan de 50 miljoen EUR die per jaar is voorzien in het geval van optie 1 (volgens een EIB-raming zou tenminste 80 miljoen EUR per jaar nodig zijn voor de periode 2007-2013). Om dit financieringstekort aan te zuiveren zouden de EU-lidstaten en mediterrane landen of de EIB zelf (via haar reserves of alternatieve financieringsvormen) aanvullende middelen kunnen verstrekken. Versterken van het partnerschap en de interactie op lokaal niveau Om de mediterrane partnerlanden meer bij de FEMIP te betrekken, en zo de activiteiten van de FEMIP beter af te stemmen op het ENB-proces, kan ook de dialoogstructuur worden verbeterd. Op de ministeriële FEMIP bijeenkomst van juni 2006 toonden diverse landen zich geïnteresseerd om de huidige tweejaarlijkse expertbijeenkomsten te vervangen door een adviescomité dat 2 tot 4 maal per jaar bijeen zou komen. Dit comité zou bestaan uit vertegenwoordigers van de mediterrane landen, de lidstaten en de Europese Commissie en zou eventueel externe deskundigen kunnen uitnodigen. Naast het bespreken van sectorspecifieke onderwerpen, sector-hervormingen en vraagstukken betreffende het algemene ondernemingsklimaat, zoals reeds gebeurt op de expertbijeenkomsten, zou dit comité ook de FEMIP-strategie, -prioriteiten en -resultaten kunnen bespreken, (bijvoorbeeld een FEMIP-bedrijfsplan, het FEMIP-jaarverslag en het gebruik van verschillende instrumenten), alsmede de obstakels waarop de EIB stuit bij haar operaties in mediterrane landen. Op deze manier zou de FEMIP beter kunnen inspelen op de lokale behoeften. Het adviescomité zou tevens de jaarlijkse ministeriële FEMIP bijeenkomst kunnen voorbereiden. Ook de lokale EIB aanwezigheid kan worden versterkt. De ervaringen van de EBRD laten zien hoe belangrijk dit element is voor het welslagen van maatregelen in de particuliere sector. Tot dusverre heeft de EIB 3 lokale kantoren geopend waar in NL 10 NL

totaal 7 EIB personeelsleden werkzaam zijn 9. Gezien hun geringe omvang fungeren deze kantoren hoofdzakelijk als representatiekantoren. Om de zichtbaarheid van de FEMIP te verhogen en dit instrument dichter bij de begunstigden in de mediterrane landen te brengen, zouden de lokale EIB-kantoren enigszins kunnen worden uitgebreid, niet alleen om de contacten met autoriteiten en kredietnemers te vergemakkelijken maar ook om de betrokkenheid van de EIB in bredere strategieën en donor-samenwerking te bevorderen, de selectie van nieuwe projecten te vergemakkelijken, het toezicht op bestaande projecten te verbeteren en meer EIBkennis en -ervaring naar het land over te dragen. Wanneer de activiteiten en behoeften van het bedrijfsleven dit rechtvaardigen, zou ook kunnen worden gedacht aan een uitbreiding van het aantal lokale kantoren; dit zou de zichtbaarheid van de EIB vergroten en het gastland een politiek signaal geven dat het om een langdurige verbintenis gaat. Bij de oprichting van nieuwe kantoren zouden synergieën met de Europese Commissie en/of bilaterale ontwikkelingsorganisaties moeten worden gezocht. De EIB schat in dat zij, indien voor optie 2 wordt gekozen, haar operationele staf die rechtstreeks bij mediterrane activiteiten betrokken is zou moeten uitbreiden tot in totaal ongeveer 130 personeelsleden in 2013, om het hoofd te kunnen bieden aan de toename van arbeidsintensieve risicokapitaaloperaties, de uitbreiding van de rol van lokale kantoren en de oprichting van een adviescomité. Dit zou leiden tot hogere kosten dan onder optie 1. Volgens de EIB zouden de administratieve kosten hoger liggen dan de lopende inkomsten, al zou de kostendekkingsgraad van de FEMIP in de periode tussen 2007 en 2013 een geleidelijke verbetering laten zien. Bij optie 2 zou beter kunnen worden voldaan aan de behoeften van de particuliere sector; de EIB zou dichter bij haar klanten en andere belanghebbenden komen te staan en de mediterrane landen zouden meer betrokken worden bij de strategie en resultaten van de FEMIP. De oprichting en ontwikkeling van KMO s zou bovendien beter kunnen worden gesteund. 2.5. Optie 3: Oprichten van een volwaardige Euro-mediterrane bank De ambitieuzere optie om een volwaardige, op zichzelf staande instelling (Euromediterrane bank) op te richten, is overwogen. Een Euro-mediterrane Bank zou actief zijn in de (momenteel 9) mediterrane partnerlanden 10. Aandeelhouders zouden ook andere mediterrane landen kunnen omvatten, met name kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, alsmede de EU-lidstaten, de EIB (meerderheidsaandeelhouder) en de Europese Gemeenschap. De EIB-dochter zou ten minste hetzelfde scala aan instrumenten (inclusief leningen, risicokapitaal, garanties enz.) ter beschikking hebben om flexibele financiering te bieden als bij optie 2, maar met meer accent op producten met een hoger risico. Net 9 10 Zonder rekening te houden met het plaatselijk personeel, dat momenteel alleen wordt ingezet voor nietconceptuele, administratieve taken (bijvoorbeeld receptie, veiligheid, schoonmaak, onderhoud enz.). De erkenning van Turkije als kandidaat voor toetreding tot de EU zou betekenen dat nieuwe activiteiten in Turkije binnen de EIB blijven, hoewel Turkije zou worden uitgenodigd om aandeelhouder te worden van de nieuwe bank. NL 11 NL

als de FEMIP en de meeste multilaterale banken zou de EIB-dochter er ook naar streven middelen van externe donors (bijv. de EU, de lidstaten en andere aandeelhouders) aan te trekken en als katalysator te fungeren voor activiteiten die met giften worden gefinancierd, zoals technische assistentie en subsidies. Verwacht wordt dat de omvang van de activiteiten kan worden uitgebreid middels een grotere betrokkenheid van de mediterrane landen bij het beheer van de EIBdochter en een sterkere lokale aanwezigheid, waardoor meer activiteiten in de particuliere sector kunnen worden gesteund. Volgens EIB-schattingen, die gebaseerd zijn op een beoordeling van de huidige absorptiecapaciteit, zou de kredietverstrekking het voor de FEMIP geplande niveau kunnen overschrijden: in 2009 zou zij 1,8 miljard EUR bereiken en vervolgens zou zij tegen 2013 op kruissnelheid komen met 2,6 miljard EUR per jaar. Voor het scala aan instrumenten dat van een Euro-mediterrane bank wordt verwacht zouden echter ook meer middelen nodig zijn, zelfs indien wordt uitgegaan van de hypothese van een EIB-dochter die, tegen betaling van een vergoeding, sterk leunt op ondersteunende diensten van de EIB. De EIB schat in, ter illustratie, dat de Euromediterrane bank in 2009 195-390 personeelsleden nodig zou hebben, een aantal dat eind 2013 zou kunnen oplopen tot 270-540, afhankelijk van de mate waarin de EIBdochter de ondersteunende diensten kan delen met de EIB. Dit zou hetzij een sterke stijging impliceren van de administratieve marge op een aantal of alle producten, hetzij een hoog inbetaald kapitaal van aandeelhouders om substantiële 'treasury' inkomsten te genereren. Een Euro-mediterrane bank zou diverse vormen kunnen aannemen, die elk door verschillende operationele en financiële vereisten worden gekenmerkt. Volgens schattingen van de EIB 11 zou een dergelijke instelling een kapitaal van ongeveer 22 miljard EUR nodig hebben voor de periode tot 2013 (ervan uitgaande dat de EIBportfolio in de mediterrane regio bij de oprichting van de bank aan de nieuwe instelling wordt overgedragen), een bedrag dat door de aandeelhouders bijeen gebracht zou moeten worden. De voornaamste voordelen van deze optie zijn een grotere betrokkenheid, omdat de mediterrane landen deelnemen in het besluitvormingsproces en aandeelhouders worden. Deze optie houdt in vergelijking met optie 2 meer bereidheid voor het nemen van risico s in en meer flexibiliteit bij de inzet van instrumenten. Aan deze optie zijn echter extra kosten voor de aandeelhouders verbonden. De beperkte landenbasis in vergelijking met de EIB zou betekenen dat de kapitaalbasis tenminste even stevig zou moeten zijn als die van andere multilaterale banken (een 'gearing ratio' van 100% tegenover 250% voor de EIB), tenzij de EIB-dochter gebruik kan blijven maken van de EU-begrotingsgaranties. Een hoger percentage inbetaald kapitaal (20% ) zou nodig zijn om voldoende 'treasury' inkomsten te 11 In het werkdocument van de Commissiediensten dat aan deze mededeling is gehecht, is een scenario opgenomen voor de oprichting van een dergelijke Euro-mediterrane bank waarbij wordt uitgegaan van verschillende veronderstellingen. NL 12 NL

genereren om de hogere kosten in verband met de personeelsuitbreiding te kunnen dekken 12. De oprichting van een dergelijke instelling vergt bovendien tijd. Om een EIB-dochter op te richten zouden de statuten van de EIB (artikel 30) moeten worden veranderd; aangezien deze statuten deel uitmaken van het EG-Verdrag zou een ad-hoc intergouvernementele conferentie nodig zijn, gevolgd door ratificatie en ondertekening door elke lidstaat. Ook de internationale onderhandelingen om de statuten, de kapitaalstructuur en de werkmethodes van de nieuwe instelling te bepalen zullen naar verwachting veel tijd in beslag nemen. 3. CONCLUSIE Uit de analyse komt naar voren dat de FEMIP succesvol is geweest bij het kanaliseren van middelen naar investeringen in het mediterrane gebied, maar dat haar vermogen om invloed uit te oefenen op economische hervormingen en aan behoeften van de particuliere sector te voldoen kan worden verbeterd door: 1. de strategische focus te versterken door EIB-activiteiten meer te koppelen aan EU-beleid ter bevordering van economische hervormingen; 2. het scala aan de FEMIPinstrumenten uit te breiden en beter af te stemmen op de behoeften van de particuliere sector en 3. de aanwezigheid van de FEMIP op lokaal niveau te versterken, teneinde de behoeften van de mediterrane landen beter te onderkennen en te vervullen. Verdere aanpassing van de FEMIP binnen de huidige institutionele structuur (door de FEMIP te handhaven als een faciliteit binnen de EIB, overeenkomstig optie 2), door belangrijke verbeteringen aan te brengen in instrumenten, lokale interactie en strategische focus, lijkt de meest efficiënte oplossing qua kosten en tijd. Deze aanpassing zal plaatsvinden in de context van het ENPI en van de toekomstige ontwikkeling van het Europees Nabuurschapsbeleid. 12 Voor elk extra miljard EUR aan EIB-leningen is 0,4 miljard EUR aan kapitaal nodig, waarvan 5% moet worden inbetaald door de EIB-aandeelhouders. In het geval van een Euro-mediterrane dochter met een eigen kapitaal, zou een volledige dekking van de leningen door kapitaal zijn vereist (voor elk extra miljard EUR aan leningen zou 1 miljard EUR aan kapitaal nodig zijn), waarbij een hoger percentage inbetaald kapitaal (20% onder deze veronderstellingen) zou gelden om de administratieve kosten volledig te dekken. NL 13 NL