Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHARL:2017:5327


ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHARL:2017:1064

Geen plaats voor vergrijpboete bij niet verantwoorde afkoopsom lijfrentepolis

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563


ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHARL:2013:8747

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

ECLI:NL:GHARL:2015:814

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

Door verzekeraar gedane uitkeringen uit stamrecht dat dient ter vervanging van familierechtelijke periodieke uitkeringen niet belast in box 1

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV0713 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:RBGEL:2016:4672

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:1284, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00546

ECLI:NL:RBDHA:2013:13019

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:GHARL:2017:4367

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:GHARL:2016:1535

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 april 2016, nummer Awb 15/2747, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:GHARL:2015:708

ECLI:NL:GHARN:1999:AA1481

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:GHARL:2014:7457

Uitkeringen uit AO-verzekering belastbaar als periodieke uitkering

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

Geen recht op stakingslijfrente-aftrek ter gelegenheid van overdracht melkveebedrijf

ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/ Uitspraak op het hoger beroep van

ECLI:NL:GHSHE:2008:BH0220

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:GHARL:2015:536

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:GHSHE:2016:4813

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

NTFR 2010/203 met annotatie van Castelijn FutD V-N 2009/65.1.1

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

Negatieve uitgaven voor inkomensvoorziening bij overdracht lijfrenteverplichting aan niet toegelaten aanbieder ECLI:NL:GHDHA:2016:4037

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4710 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:GHARN:2006:AW2040


ECLI:NL:RBNNE:2016:2318

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379


ECLI:NL:GHAMS:2014:310

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

Transcriptie:

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is ECLI:NL:GHARL:2015:4336 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 19-06-2015 Zaaknummer 14-00603 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2014:2639, Bekrachtiging/bevestiging Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie In geschil is of het van A N.V. ontvangen bedrag, is genoten in 2011, zoals de Inspecteur stelt, of in 2012, zoals belanghebbende stelt. Vindplaatsen Rechtspraak.nl FutD 2015-1546 Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Leeuwarden nummer 14/00603 uitspraakdatum: 16 juni 2015 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] t e [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 mei 2014, nummer AWB 13/2912, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur). 1

1 Ontstaan en loop van het geding 1.1 Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 32.737 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van 4.522. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van 27 aan heffingsrente in rekening gebracht. 1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd 1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 13 mei 2014 ongegrond verklaard. 1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. 1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd. 1.6 Belanghebbende heeft medegedeeld door ziekte niet tijdens de mondelinge behandeling van 7 mei 2015 te kunnen verschijnen en heeft daarbij niet om uitstel verzocht. De Inspecteur heeft naar aanleiding van dit bericht dat hem door tussenkomst van de griffier is meegedeeld - in reactie daarop telefonisch meegedeeld evenmin ter zitting te zullen verschijnen. 2 De vaststaande feiten 2.1 Op 19 maart 2012 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV 2011 ingediend. Aan inkomen uit vroegere dienstbetrekking heeft belanghebbende een totaal bedrag van 30.069 aangegeven met ingehouden loonheffing van 3.070. 2.2 Bij brief van 31 oktober 2012 heeft de Inspecteur op basis van door uitkeringsinstantie [A] N.V. verstrekte loongegevens, een afwijking op de aangifte aangekondigd. Bij de aanslagregeling is de Inspecteur afgeweken van de aangifte en heeft hij het door belanghebbende van uitkeringsinstantie [A] N.V. ontvangen bedrag van 4.332 aan het belastbare inkomen uit werk en woning toegevoegd onder verrekening van een bedrag van 655 aan loonheffing. 2.3 Tot de gedingstukken behoort een rekeningafschrift van de bankrekening van belanghebbende. Het afschrift geeft het volgende weer: Boekdatum (rente datum) 02-01 2.4 Omschrijving ( ) [00000] [A] BETALINGS PERIODE 12 Bedrag af (debet) Bedrag bij (credit) 3.678,20 2

Tot de gedingstukken behoort tevens de ter zitting van de Rechtbank overgelegde pleitnota van de Inspecteur met een opsomming van de handelingen betreffende het van [A] N.V. ontvangen bedrag: Uit (indirect) van [A] N.V. verkregen informatie komt het volgende naar voren: Het gaat om een polis met het nummer [00001]. De einddatum van de verzekering was 21 december 2011. Belanghebbende heeft het verzoek tot afkoop op 15 november 2011 getekend. [A] N.V. heeft dit verzoek inclusief polis, kopie ID etc. op 22 november 2011 ontvangen. De afdeling expiraties heeft op 8 december 2011 aan de afdeling uitkeringen de opdracht gegeven om de betaling te verrichten. Laatstgenoemde afdeling heeft dit verzoek op 29 december 2011 in behandeling genomen, waarna de daadwerkelijke betaling begin 2012 heeft plaatsgevonden. 2.5 Belanghebbende heeft in de bezwaarfase, te weten in zijn brief van 2 mei 2013 verzocht om te worden gehoord. Op 13 juni 2013 heeft een medewerker van de Belastingdienst telefonisch contact met belanghebbende gehad en hem onder meer de keuze voorgelegd de uitkering in 2011 dan wel 2012 te belasten en zijn keuze vóór 19 juli 2013 mee te delen. Op 18 juli 2013 heeft belanghebbende daarop schriftelijk gereageerd en vragen aan de voormelde medewerker van de Belastingdienst gesteld. Deze heeft daarop bij brief van 20 augustus 2013 geantwoord. Op 10 september 2013 is door dezelfde ambtenaar opnieuw telefonisch contact opgenomen met belanghebbende. Belanghebbende heeft in dat gesprek aangegeven niet akkoord te gaan met belastingheffing over de uitkering in het jaar 2011 en geen schriftelijke verklaring te willen geven waarin hij akkoord gaat met belastingheffing in het jaar 2012. Daarop is belanghebbende in het telefoongesprek meegedeeld dat het bezwaar zal worden afgewezen en dat hij desgewenst in beroep bij de Rechtbank kan gaan. 3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1 In geschil is of het van [A] N.V. ontvangen bedrag, is genoten in 2011, zoals de Inspecteur stelt, of in 2012, zoals belanghebbende stelt. 3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. 3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 32.929 en een te verrekenen bedrag aan loonheffing van 3.171. 3.4 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. 4 Beoordeling van het geschil Prealabel 4.1 Belanghebbende heeft in hoger beroep zijn grief herhaald dan hij ondanks een daartoe strekkend verzoek niet door de Inspecteur tijdens de bezwaarfase is gehoord. Het Hof is van oordeel dat, nu tijdens de bezwaarfase veelvuldig tussen partijen schriftelijk en telefonisch contact is geweest - zie de vaststaande feiten onder 2.5 - waarin belanghebbende zijn grieven uitvoerig heeft kunnen kenbaar maken, belanghebbende door niet op de juiste wijze te zijn gehoord, niet is benadeeld (vergelijk Hoge Raad 20 mei 2005, nr. 39.816, ECLI:NL:HR:2005:AT5894). 3

4.2 Anders dan belanghebbende stelt heeft de Inspecteur niet op onrechtmatige wijze gehandeld om door tussenkomst van een aangewezen onderdeel van de Belastingdienst zoals omschreven in het verweerschrift in hoger beroep, nadere informatie van [B], welke strekt ter bevestiging van een reeds eerder ontvangen opgave van het genieten van de uitkering, op te vragen. Ook in zoverre faalt het hoger beroep. 4.3 Voorts is de Inspecteur noch de Rechtbank noch het Hof verplicht de uitspraken waarnaar wordt verwezen digitaal dan wel in papieren vorm aan belanghebbende te verstrekken. Voldoende is dat een openbare vindbron wordt vermeld. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur een juiste invulling aan zijn ambtsplicht heeft gegeven. Jaar van genieten van de uitkering 4.4 Het Hof is van oordeel dat de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen en maakt dat oordeel tot de zijne. In aanvulling overweegt het Hof in antwoord op wat belanghebbende in het hogerberoepschrift aan de orde heeft gesteld nog het volgende. 4.5 In artikel 3.146, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is, voor zover van belang, bepaald dat aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen, termijnen van lijfrenten en andere periodieke uitkeringen en verstrekkingen uit een inkomensvoorziening voor zover niet anders is bepaald worden geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop zij zijn: a. ontvangen; b. verrekend; c. ter beschikking gesteld; d. rentedragend geworden of e. vorderbaar en inbaar geworden. 4.6 Nu gesteld noch gebleken is dat [A] N.V. in 2011 niet in staat zou zijn een eventuele afkoop van een levensverzekering uit te keren, is het Hof van oordeel dat de Inspecteur op wie in dezen de bewijslast rust met zijn verwijzing naar de acceptatie van de afkoop van de levensverzekering in 2011 en de opdracht tot uitbetaling in dat jaar, aannemelijk heeft gemaakt dat de uitkering in dat jaar vorderbaar en inbaar was. De stelling van belanghebbende dat artikel 3.146 van de Wet IB 2001 een rangorde kent, vindt geen steun in het recht. Dubbele heffing van inkomstenbelasting 4.7 Belanghebbende heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de uitkering eerst als onderdeel van de rendementsgrondslag in de belastingheffing is betrokken en thans als onderdeel van het belastbare inkomen uit werk en woning nogmaals met belastingheffing, derhalve dubbel, wordt getroffen. De Inspecteur heeft dat standpunt gemotiveerd bestreden en daarbij aangegeven dat hij op basis van de hem ter beschikking staande gegevens van de aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2007 tot en met 2011 geen levensverzekering als onderdeel van de in box 3 vermelde bezittingen heeft aangetroffen. Belanghebbende op wie de bewijslast rust heeft naar het oordeel van het Hof daaraan niet voldaan. Ook overigens heeft hij zijn standpunt in de stukken niet nader toegelicht noch inzichtelijk gemaakt. Ook in zoverre is het hoger beroep ongegrond. Heffingsrente 4.8 4

Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu het Hof ook overigens niet is gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de heffingsrente onjuist zijn toegepast, is het beroep in zoverre ongegrond. Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond. 5 Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 6 Beslissing Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier. De beslissing is op 16 juni 2015 in het openbaar uitgesproken. De griffier, De voorzitter, (K. de Jong-Braaksma) (B. van Walderveen) 5