Digitale beeldverwerking



Vergelijkbare documenten
Een kleurmodus bepaalt welk kleurmodel wordt gebruikt om een afbeelding weer te geven en af te drukken. kleurmodi bepalen:

Met de intuïtieve interface van InDesign CC kunt u op eenvoudige wijze uitdagende lay-outs maken zoals u hier ziet. Het is belangrijk dat u het

Photoshop handleiding.

DEEL 1. Voorwoord Over dit boek en de auteurs...ix

VRAGENBLAD 1. gsm. zon. haard / kachel / verwarming laser. Rood Oranje Geel Groen Blauw (nu cyaan) Indigo (nu blauw) Violet

Om de uitgebreide teken-, schilder- en bewerkingsmogelijkheden van Illustrator CC optimaal te benutten is het belangrijk dat u leert hoe u door de

Photoshop Elements basis

COLOURMANAGEMENT BASISINSTRUCTIE

7 stramienen. maken en gebruiken. Stramienen maken. Wat ken je na dit hoofdstuk? Tips en richtlijnen voor werken met stramienen

Thema: Prepress. Photoshop

Aanbevelingen voor verscherpen

Schermopbouw. Het programma is op te delen in twee delen:

Lijnen/randen en passe-partouts maken met Photoshop.

InDesign downloaden Adobe InDesign

Opdracht 1 Maak van een collegekaart met eigen foto in de huisstijl van het Koning Willem 1 College.

Kleurruimten - Photoshop

Inhoudsopgave Photoshop voor iedereen, deel 1

3D puzzel in bolvorm in CS5

Bruikbaar illustratiemateriaal: een handleiding voor auteurs

00_PhotoshopCC-CiaB-boek.indb 18

Foto s en Videobewerking

Workshop Digitale fotobewerking.

Een panoramafoto maken in Photoshop CS2

2 Kennismaking met het scherm

Inleiding 9. Over de auteur 11 Welk programma heeft u nodig? 12 Wat heeft u verder nodig? 13 Systeemvereisten 13 Photoshop aanschaffen 13.

Photoshop CS2. Januari Jan van der Aa. Bij opstarten zetten we eerst de benodigde instellingen goed.

Nederlandse versie MAC OS X (10.5)

Zwart-wit conversie in Adobe Photoshop CS3

Opdracht Maak een collegekaart met eigen foto, logo KW1C, teksten, barcode en foto.

VOOR DTP ERS. Nederlandse Versie. Mac OS X 10.6 (ook geschikt voor Windows) KLEURBEHEER IN ADOBE ACROBAT X

In Photoshop kun je afbeeldingen bewerken en aanpassen door de diverse toevoegingen en effecten die je wilt toepassen op aparte lagen uit te voeren.

Beeldbewerking. Beeldbewerking

CURSUS DIGITAAL ATELIER Photoshop/ Illustrator/ Indesign

Adobe Photoshop 7.0 Workshop 1

Color Space Lab - Photoshop. Deel 1: Kennismaking

Digitale fotobewerking.

mailgroep photoshop Copyright


Lightroom sneltoetsen

Les 23 Kleurcorrecties (1)

Kleuren meten RGB. De waarden van de primaire kleuren zijn dan: - Rood RGB(255,0,0) - Groen RGB(0,255,0) - Blauw RGB(0,0,255).

BEWERKINGEN verzameling deel 1

De breedte van het bestand voor het omslag wordt 343 mm en de hoogte is 246 mm. De rug van het boek is 11 mm.

Het gebruik van de QuickScan knop

CLUBAVOND 2 MAART 2010 Photoshop Elements 7 tips

Chocolade reep tekst effect maken

printerprofiel toepassen in Photoshop

Kleurbeheer. Of Colormanagement

OPDRACHTKAART. Thema: Prepress. Photoshop 5. Omgaan met de pengereedschappen PP Voorkennis: De vorige Photoshop-opdrachten afgerond.

Standaard voorgrondkleur en achtergrondkleur. Voorgrondkleur en achtergrondkleur verwisselen. Afbeelding sluiten en overschakelen naar Bridge

Migreren naar Access 2010

Zelf albumbladen maken in Word 2003

Camera Raw-afbeeldingsbestanden

Inwerkboek Fa MOS. Gilde Kleur. Versie voorjaar 2011

Van Pixel tot Dot. (Windows en Mac OS X) Hoe bepaal je de juiste beeldresolutie voor printwerk en drukwerk - korte rastertheorie

Sneltoesten in PowerPoint 2016 voor Mac

Een palet uitrollen: het palet is zichtbaar in de werkomgeving, en rolt zich uit als je erover navigeert klik op de punaise boven in het palet

Week 3 Cursus Photoshop

1 De essentie van PS speelt zich voornamelijk af in het LAGENPALET [#VENSTER>LAGEN]

pixelpad printerprofiel toepassen in Photoshop CS2 plaats ICC-profiel standaard instellingen beeldschermprofiel

Grafische Instructie. Drukklaar aanleveren. snijtekens afloop milimeter Photohop InDesign printer drukwerk Pantone raster cmyk

mailgroep photoshop Copyright Materiaal Foto s voorbereiden Selecties maken

WERKRUIMTE WERKRUIMTE

een nieuwe publicatie op basis van een vooraf ontworpen publicatie, de verschillende ontwerpelementen herkennen en die ontwerpelementen aan uw stijl

mailgroep photoshop Copyright

Avatar.

Door velen wordt Photoshop beschouwd als de industriestandaard voor zowel drukwerk en DTP als voor het web wat betreft digitale beeldbewerking.

Kleurmanagement. Betrouwbare kleuren voor fotografen

Grafische Instructie. Adobe Illustrator. Adobe Apple Illustrator Pentool selectie openen vector zoom selecteren document

DRUKGEGEVENSPRODUCTIE VANUIT CORELDRAW 15

Om paint te openen volgen we dezelfde weg als bij de rekenmachine:

WORKSHOP PHOTOSHOP ELEMENTS 6.0

Scene.html Kleurrijke regenboog

Google Drive: uw bestanden openen en ordenen

Foto manipulatie met straatdanser

MOPM kan je openen via Starten Alle Programma s Microsoft Office Microsoft Office hulpprogramma s Microsoft Office Picture Manager.

Dupliceer foto, Dupliceer laag, Filters Mediaan en Gaussiaans vervagen, Laag masker, Penseel, Overvloeimodus en Voor- Achtergrond kleur.

Basisles in het gebruik van de Filter Perspectiefpunt Vanaf versie CS2. Deel1 : gebouw groter maken

Inhoudsopgave. Inleiding 9

PICASA PICASA. FOTOBEWERKING Een handleiding Computertraining voor 50-plussers

Portretten Retoucheren

Overvloeimodi. Foto verouderen Schilderachtig Portret

1. Klik in de menubalk op Bestand/Nieuw. In het nieuwe venster kies je voor: Klik op OK en een nieuw plaatje verschijnt.

Doorlopend patroon. Behang, gordijnen, bekledingsstoffen, verpakkingen. Dit dessin herhaalt zich en sluit naadloos op elkaar aan.

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 4) Handicom, 2011, Nederland

Kopiëren. WorkCentre C2424-kopieerapparaat-printer

I. Vorming 4-5 (3&10/05/2012)

Retoucheren Algemeen. Bestand opslaan Sla het bestand op als eigennaam-retoucheren.psd en eigennaam-retoucheren.jpg

PowerPoint Basis. PowerPoint openen. 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office

Lay-out en typografie

Onderwaterstad. PSE-Onderwaterstad

DRUKGEGEVENSPRODUCTIE VANUIT MICROSOFT PUBLISHER 2007

Deel 1: PowerPoint Basis

@ Eduard Sjoukes 22 oktober 2005 ( e.sjoukes@kabk.nl ) (Revisie 1 dd. 27/4/2007; Revisie2 dd. 19/11/2009). Het maken van een softproof in Photoshop

A. Wat zijn digitale afbeeldingen? B. Bitonaal, grijswaarden of kleur en de bitdiepte C. Resolutie, bestandsgrootte, compressie en bestandsformaten

Eindformaat = 210x150mm

Inverse Kinematics of het animeren met BONES.

Het is af en toe niet om aan te zien hoe sommige

Windows is het meest gebruikte besturingssysteem ter wereld.

Transcriptie:

GRAFISCHE CURSUSSEN Dirk Laurent Digitale beeldverwerking met PhotoShop CS4 Deel 1 basisbegrippen en werkruimte Basisbegrippen prepress Basisbegrippen kleur De werkruimte instellen Resolutie Openen en bewaren

Wat is de doelstelling van deze cursus? Photoshop is een beeldbewerkingsprogramma met onbeperkte grafische en creatieve mogelijkheden. Voor je met PhotoShop echt aan de slag kan met het corrigeren en bewerken van beelden voor drukwerk moet je de technische basis begrijpen: rasteren, kleurbegrippen, liniatuur, beeldbestanden,... De creatieve input van PhotoShop is zo groot en gevarieerd dat men vaak die broodnodige technische bagage uit het oog verliest. Uiteindelijk moeten je beelden in de opmaak geplaatst worden en moet die opmaak gedrukt worden zonder dat de drukker een zenuwinzinking nabij is! Deze cursus loodst je snel en efficiënt door de eerste kennismaking met prepress en beeldbewerking. In de volgende delen leer je werken met de geavanceerde mogelijkheden van PhotoShop: non-destructief retoucheren, werken met anpassingslagen, enz... Dirk Laurent 2009 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Van digitaal origineel naar rasterbeeld. Basisbegrippen kleur. Werkruimte van PhotoShop verkennen. Basisbegrippen resolutie. Openen en bewaren. Hoofdstukken 3

Van digitaal origineel 1 naar Rasterbeeld Wanneer je beelden gebruik voor drukwerk moet je je aan een aantal Wat ken je na dit hoofdstuk? Je weet welke beelden bruikbaar zijn voor drukwerk? Je kent het verschil tussen ppi, dpi en lpi. je weet wat rasteren is. spelregels houden. Een folder drukken in quadri is niet hetzelfde als een website maken die bestaat uit lageresolutie beelden in rgb. In dit korte hoofdstuk staan we stil bij de beeldselectie. Aan welke technische eisen moet een digitaal beeld voldoen? Welke beelden zijn bruikbaar voor drukwerk Beelden die u van een fotograaf gekregen heeft, kunnen vaak meteen in de opmaak. Zij zijn kwalitatief in orde qua kleur, beeldgrootte en resolutie. Beelden die u van het Internet plukt, stockfoto s die u koopt op het net of gescande beelden moeten voldoen aan de kwaliteitseisen van de drukker. Wat verder volgt het overzicht van wat kan en niet kan. InDesign en QuarkXPress kunnen jpeg importe ren. Maar dat wordt toch afgeraden omdat jpeg een bestandsformaat is dat compressie toepast met kwaliteitsverlies. Als er in de drukkerij of prepress aan kleurenbeheer gedaan wordt, kunnen beelden ook in rgb in de opmaak geplaatst worden. Uiteraard mag u dan niet vergeten de opgemaakte bladzijde op een juiste manier om te zetten naar een pdf in cmyk. Oppassen met beelden van het Internet Ze zijn meestal niet geschikt voor drukwerk! Zij zijn meestal te klein. Ze staan in rgb modus. Ze werden als jpeg bewaard met kwaliteitsverlies door een hoge compres sieinstelling. Ze staan altijd in lagere solutie(72ppi). Natuurlijk kunnen deze beelden gemanipuleerd worden in PhotoShop. U kan de kleurenmodus veranderen naar cmyk. U kan het beeld bewaren als tiff of eps. Maar formaat en resolutie aanpassen naar 300 ppi maakt het beeld onbruikbaar. Het beeld wordt onscherp of de individuele pixels worden zichtbaar zoals het voorbeeld hiernaast. Sommige websites (zoals sites die stockfoto s aanbieden) bieden wél hoge resolutiebeelden aan. Maar opgepast ook deze beelden moeten eerst aange past worden in PhotoShop voordat de drukker ze kan gebruiken. 4

U moet: de kleurenmodus omzetten naar het juiste rgb of cmyk-profiel; de resolutie aanpassen van 72 naar 300 ppi. Het beeld verkleint dan wel, maar is nog groot genoeg om bv op A4 gebruikt te worden; het beeld bewaren als psd, tiff of jpeg (zonder compressie). Hier is een voorbeeld van een beeld geplukt van het Internet (links) en opgebla zen tot 300 ppi in PhotoShop (rechts) Het beeld is onbruikbaar doordat de pixels zichtbaar worden. 5

Wat gebeurt er met de beelden in de prepress? Een beeld moet gedigitaliseerd worden voor het kan geplaatst worden in de opgemaakte bladzijde. Zowel een digitale camera als een scanner digi taliseren een opgenomen beeld. Digitaliseren is het omzetten van het beeld naar pixels. Digitaliseren betekent dat elke pixel een bepaalde binaire waarde (uitgedrukt in bits) krijgt, overeenkomstig de grijswaarde die vastgesteld is door de scanner. Voor lijnwerk (bv. een pentekening of een cartoon) is die waarde 0 of 1 is of 21 = 2. Voor een halftoon (zwartwit foto) hebben we per pixel 256 (grijs)waarden of 28 = 256. Een halftoonbeeld,opgebouwd uit pixels,wordt in de vaktaal en 8 bits beeld genoemd. Elke pixel vereist nl. 8 informatie bits. Voor kleuren (foto of dia) hebben we een 24 bits beeld of een beeld opgebouwd uit 256 x 256 x 256 toonwaarden. De zilverkorrel in de traditio nele prepress werd vervangen door de pixel, de digitale tegenhanger. Verschil tussen pixels (boven) en rasterpunten (onder). Een gerasterd beeld is opgebouwd uit toonwaarden met hooglichten, middentonen en schaduwen. Printerdot Rasterpunt Dots op een onzichtbaar schrijfrooster vormen een rasterpunt lijnwerk: is een beeld dat enkel bestaat op 100% zwart op wit papier, bv een cartoon, tekst, een pentekening; halftoon: is een beeld dat naast 0% en 100% zwart, bestaat uit 256 grijstinten. Het beeld is opgebouwd uit hooglichten, middentonen en schduwen. bv en zwartwit foto; kleurenbeeld: het beeld het per kleur 256 toonwaarden, dus afzonderlijn voor cyaan, magenta, geel en zwart. Rond het digitaliseren van beelden worden een aantal begrippen met elkaar verward. We maken een onderscheid tussen: ppi (pixels per inch): de scanresolutie; dpi (dots per inch): de belichters of schrijfresolutie; lpi (lines per inch): de rasterliniatuur. De scanresolutie wordt uitgedrukt in ppi en is de fysieke resolutie van bijvoorbeeld 300 pixels per inch. De scanner bevat 300 CD sensoren per inch (2,54 cm). De scanresolutie moet minstens twee maal zo hoog zijn als de rasterliniatuur (lpi). Op die manier is er genoeg informatie voor een goede beeldweergave en blijven de pixels zo klein dat het oog ze niet afzonderlijk ziet. Voor een rasterliniatuur van 150 lpi hebben we een scanresolutie van 300 ppi nodig. De schrijfresolutie is het aantal dots per inch van de belichter. Bij het uitbelichten worden de ingescande pixels vertaald naar rasterpunten die in grootte variëren. De grijswaarden die tijdens het scannen aan een pixel werd toegekend, moeten bij het belichten vertaald worden in een combi natie van zwart en wit. Elk rasterpunt ligt in een schrijfrooster dat opge bouwd is uit een aantal printerdots. De laserstraal van de belichter schrijft die dots naast elkaar tot ze samen het rasterpunt vormen (zie tekening). De rasterliniatuur is het aantal lijnen per inch op de drukplaat en in druk. Hoe hoger de rasterliniatuur,hoe beter de ton en kleurweergave in druk, hoe fijner de detaillering van het beeld. De keuze van de rasterliniatuur hangt af van een aantal factoren zoals papier en druktechniek. Op de vol gende bladzijde vindt u de meest gebruikte liniaturen voor een aantal papiersoorten, uitgedrukt in inch en de rasterliniaturen per druktechniek. Maar eerst even uitleggen wat rasteren eigenlijk is. 6 Online Grafics cursussen

Rasteren Om te kunnen drukken moet een beeld gerasterd worden tijdens de pre pressfase. Een raster is een verzameling zwarte puntjes die in grootte en dikte verschillen naargelang de grijswaarde van het origineel. Als u een gedrukte foto bekijkt (bijvoorbeeld in een krant) dan zal u merken dat de puntjes verder of juist dichter bij elkaar staan. Hoe kleiner de rasterpuntjes en hoe verder ze uit elkaar staan,hoe lichter de toonwaarde zal zijn op het drukwerk. Hoe groter de puntjes en hoe dichter ze bij elkaar staan, hoe donkerder de tint is. De pers drukt gewoon al de rasterpuntjes die allen evenveel inkt opnemen. De grootte, de richting en het patroon van deze puntjes veroorzaken een optische illusie die het raster op het originele halftoonbeeld doen lijken. De puntgrootte in een welbepaald deel van het gerasterde beeld wordt in % uitgedrukt. Dit noemen we de rastertoonwaarde. Een volvlak bestaat uit 100 % van de bedrukte oppervlakte (schaduwpartijen),een 50% punt bedekt slechts de helft ervan (middentoon).toonwaarden in de lichte par tijen worden aangegeven door punten van 2 tot 10 % (hooglichten). Een halftoon wordt eveneens met een scanner gereproduceerd. Het beeld van het halftoonorigineel wordt gedigitaliseerd, m.a.w. opgedeeld in kleine puntjes, pixels genoemd, Dit gebeurt volgens een bepaalde resolutie. De resolutie is bepalend voor de fijnheid van het beeld. Hoe meer puntjes per vierkante cm, hoe fijner het beeld zal opgebouwd zijn. Afhankelijk van de papiersoort gebruiken we volgende rasters: dagbladpapier: raster 65 tot 85; offsetpapier: raster 100 tot 120; maco houthoudend: raster 85; maco houtvrij: raster 133 tot 150; kunstdruk: raster 175 tot 300. Afhankelijk van de druktechniek gebruiken we volgende rasters: offset: 133, 150, 175 lpi zeefdruk: 100 tot 133 lpi typo: 65 tot 175 lpi diepdruk: 150 tot 200 lpi Fijne rasterliniatuur (150 lpi) Groffe rasterliniatuur (100 lpi) Online Grafics cursussen 7

2 Basisbegrippen kleur Wat ken je na dit hoofdstuk? Het spectrum? kleur waarnemen Verschil tussen rgb en cmyk Drukken in quadri Kleurmodellen Het kleurenspectrum Het spectrum Door kernfusie in de zon worden er elektronen in het heelal geslingerd die zich in de vorm van golven doorheen de ruimte voortplanten. Deze elektronen trillen aan verschillende snelheden. Omdat de trillingen zich in golfvorm voordoen, wordt er gesproken over golflengte. Dit is de afstand die de elektronen in één golfbeweging afleggen. Slechts een heel klein gedeelte van de trillingen zijn voor het oog van de mens waarneembaar. Dit gedeelte bestaat uit verschillende kleuren zichtbaar licht en wordt daarom het zichtbare spectrum genoemd. Het spectrum van het zichtbare licht ligt tussen het infrarode en het ultraviolette gedeelte van de trillingen. Het zichtbare spectrum bestaat uit de kleuren: Rood, Oranje, Geel, Groen, Cyaan, Indigo, Blauw en Violet. Aan beide uiteinden van het spectrum bevindt zich een lichtkleur die we Magenta (of purper) noemen. Deze kleursamenstelling zien we ook in de regenboog. Door de afbreking van het witte licht doorheen de ijskristallen in de lucht zien we de kleuren waaruit het witte licht is samengesteld, omdat elke golflengte een eigen afbrekingshoek heeft. De kleuren Rood, Groen en Blauw zijn de basiskleuren van het witte licht, al de andere kleuren ontstaan door vermenging van twee of meer van deze basiskleuren. Als we drie lampen van gekleurde filters voorzien en we projecteren in het volledige duister deze lampen op een witte muur, dan kunnen we door de intensiteit van de lampen te wijzigen alle kleuren van de regenboog terug samenstellen. Kleuren waarnemen Het menselijk oog is een gevoelig instrument dat twee soorten receptoren (lichtgevoelige zenuwcellen) bevat, de kegeltjes en de staafjes. De kegeltjes zijn gegroepeerd in receptoren die het rode gedeelte, het blauwe gedeelte en het groene gedeelte van het zichtbare licht opvangen. De staafjes zorgen ervoor dat we ook verschillende helderheden van elkaar kunnen onderscheiden. De combinatie van deze twee soorten receptoren zorgen ervoor dat we niet alleen alle kleuren kunnen onderscheiden maar ook de verschillende kleurtinten of helderheden. 8

Het witte licht wordt dus in ons oog opgesplitst in zijn samenstellende delen en daarna in de hersenen weer samengevoegd tot wit of gekleurd licht. Hoe wordt kleur gemaakt in het echte leven? Omdat niet alle objecten die ons omringen het witte licht helemaal terugkaatsen of reflecteren, kunnen we ze van elkaar onderscheiden door hun kleur. Sommige objecten weerkaatsen maar een gedeelte van het spectrum en geven aan het oog een kleurindruk. Als een object alle golflengten in dezelfde mate reflecteert, zien we dat object als wit of grijs, naargelang van de intensiteit van de weerkaatsing. Als een object geen enkele golflengte weerkaatst, zien we dat object als zwart. Als er slechts één of twee van de basiskleuren weerkaatst wordt, zien we dat object in de kleur van de golflengte(n) die weerkaatst word(en)t, bijvoorbeeld: alleen het rode gedeelte van het zichtbare spectrum wordt weerkaatst - we zien een rood object. RGB (additieve menging) De additieve kleurenmenging is gebaseerd op de samenstelling van wit licht. Als wij in volledige duisternis drie lampen zouden ontsteken die elk één derde van het witte licht weergeven (Rood - Groen - Blauw) dan kunnen we door de intensiteit van elk van de lampen te veranderen alle mogelijke kleuren en tinten te voorschijn toveren. Elke lamp geeft 1/3 van het zichtbare licht. Wanneer groen en rood samengevoegd worden ontstaat als eerste mengkleur geel (Yellow). Wanneer groen en blauw samengevoegd worden ontstaat als eerste mengkleur cyaan. Wanneer rood en blauw samengevoegd worden ontstaat als eerste mengkleur magenta. Wanneer rood, groen en blauw samengevoegd worden ontstaat theoretisch wit. Andere lichtintensiteiten leveren andere tinten op. RGB wordt in prepress gebruikt door scanners, digitale fototoestellen en het beeldscherm. CMYK (subtractieve menging) Bij de subtractieve kleurenmenging wordt kleur aan het witte licht onttrokken. Door middel van pigmenten (kleurstoffen) in de druk- of printerinkten wordt telkens een gedeelte van het opgestraalde witte licht tegengehouden. Omdat de pigmenten Rood, Groen en Blauw al elk 2/3 van het licht tegenhouden valt er met deze kleuren niet te drukken, immers Rood plus Blauw zou geen licht meer doorlaten. Bij de subtractieve menging gebruiken we daarom als basiskleuren: Cyaan, Magenta en geel (Y). Elk pigment houdt 1/3 van het gereflecteerde witte licht tegen Wanneer cyaan en magenta samengevoegd worden ontstaat als eerste mengkleur blauw (B) C + M = B Wanneer cyaan en geel samengevoegd worden ontstaat als eerste mengkleur groen (G) C + Y = G Wanneer magenta en geel samengevoegd worden ontstaat als eerste mengkleur rood (R) M + Y = R De additieve kleurmening of rgb Magenta drukken Cyaan drukken Geel drukken 9

Wanneer cyaan, magenta en geel samengevoegd worden ontstaat theoretisch zwart (black) C+ M + Y = zwart (K) Omdat inkten niet van intensiteit kunnen veranderen, moeten we de beelden rasteren om andere intensiteiten te simuleren. De rasterpunten geven een simulatie van de verschillende toonwaarden. CMYK wordt in prepress gebruikt door printers en persen. Inkten en toners drukken in cmyk. Drukken in quadri Om in kleur te kunnen drukken heeft de drukker uiteindelijk 4 drukplaten nodig, voor elke drukkleur één. Dit procédé noemen we de kleurselectie. De drukker heeft 4 kleuren waarmee hij kan drukken om tot een full color, quadri of vierkleurendrukwerk te komen cyaan magenta geel zwart Deze 4 drukkleuren ( cmyk) zijn nodig om alle kleuren die we in de originele beelden zien,te kunnen drukken. Vermits kleurbeelden opgebouwd zijn uit verschillende tinten, moet er tij dens de selectie ook gerasterd worden. Bij vierkleurendruk drukken we vier rasters Een drukwerk in quadri wordt opgebouwd uit magenta, cyaan, geel en zwart. Elk van de vier kleuren wordt opgebouwd in rasterpunten, elk in hun eigen rasterhoek. De rasterpunten in de verschillende kleuren vormen rosetten. Op afstand zie je de individuele rasterpunten niet en mengen de kleuren zich voor het oog. 10

(cmyk) op elkaar. Elke raster zal in een welbepaalde hoek komen te staan. Tussen twee rasterhoeken bedraagt het verschil 30. Het raster voor magenta staat in een hoek van 105. Dat voor cyaan staat in een hoek van 75. Het raster voor geel staat in een hoek van 90 en dat voor zwart (de donkerste kleur) in een hoek van 45. Door deze rasterhoeken aan te houden, vormen de rasterpunten in cyaan, magenta, geel en zwart voor het oog onzichtbare kleine cirkels. Dit noe men we de rosetten. Kijkt u maar eens door een loep naar een gedrukt beeld (zie afbeelding). Deze rosetten creëren de illusie van echte kleur. Als de rasters elkaar in een te kleine hoek snijden,ontstaat er moiré. Dit is een verschijnsel dat een storend effect geeft in druk. De rosetten en raster punten worden voor het blote oog zichtbaar. Zwart geeft in de meeste gevallen moiré. Bruin, grijs en purpertinten hebben ook de neiging om moiré te veroorzaken. Moiré komt vaak voor in een gedrukte afbeelding van iemand die een geruite vest draagt. Kleurmodellen Een kleurmodel beschrijft de kleuren die we waarnemen en waarmee we werken in digitale afbeeldingen. Elk kleurmodel, zoals bijvoorbeeld RGB of CMYK vertegenwoordigt een andere (meestal numerieke) methode voor het beschrijven van kleur. Adobe RGB Een kleurruimte is een variant van een kleurmodel en heeft een specifiek gamma (kleuromvang of kleurbereik). Het RGB-kleurmodel omvat bijvoorbeeld een aantal kleurruimten: Adobe RGB, srgb en ProPhoto RGB, enzovoort. Elk apparaat, zoals uw beeldscherm of printer, beschikt over een eigen kleurruimte en kan alleen de kleuren binnen het desbetreffende kleurbereik reproduceren. Als een afbeelding van het ene apparaat naar het andere wordt verplaatst, veranderen de kleuren mogelijk omdat elk apparaat de RGB- of CMYK-waarden interpreteert volgens de eigen kleurruimte. U kunt kleurbeheer gebruiken bij het verplaatsen van afbeeldingen, zodat u zeker weet dat de meeste kleuren gelijk of gelijk genoeg zijn om consistent over te komen. In PhotoShop bepaalt de kleurmodus van een document welk kleurmodel wordt gebruikt voor het weergeven en afdrukken van de afbeelding waaraan u werkt. De kleurmodi van PhotoShop zijn gebaseerd op de kleurmodellen die worden gebruikt voor afbeeldingen in publicaties. U kunt kiezen uit RGB (rood, groen, blauw), CMYK (cyaan, magenta, geel (yellow), zwart (black)), Lab-kleur (gebaseerd op CIE L*a*b*) en Grijswaarden. PhotoShop bevat ook modi voor gespecialiseerde kleuruitvoer, zoals Geïndexeerde kleur en Duotoon. De kleurmodi bepalen het aantal kleuren, het aantal kanalen en de bestandsgrootte van een afbeelding. Met het kiezen van een kleurmodus wordt ook bepaald welke gereedschappen en bestandsindelingen beschikbaar zijn. ISO-coated (cmyk) Het RGB gamut Adobe RGB (1998) en het cmyk-gamut ISO coated_v2_300% op elkaar gezet. Merk dat het cmyk-gamut veel kleiner is dan het rgb-gamut. Een deel van de rgb-kleuren kunnen niet gedrukt worden met dezelfde intensiteit in cmyk. Als u werkt met kleuren in afbeeldingen, bent u in feite bezig met het aanpassen van de numerieke waarden in het bestand. Het is niet zo moeilijk om een kleur een nummer te geven, maar deze numerieke waarden zijn op zichzelf geen absolute kleuren. Ze hebben alleen een kleurbetekenis binnen de kleurruimte van het apparaat dat de kleur produceert. RGB-kleurmodus in PhotoShop De RGB-kleurmodus van Photoshop maakt gebruik van het RGB-model, waarbij een intensiteitswaarde wordt toegewezen aan elke pixel. In afbeeldingen met 11

Van boven naar onder: wit, zwart en grijs in PhotoShop rgb-modus. Gemaakt met het palet kleuren. kleur gemaakt in de Lab-modus van PhotoShop, via het palet kleuren. 8 bits per kanaal varieert de intensiteitswaarde van 0 (zwart) tot 255 (wit) voor alle RGB-componenten (rood, groen, blauw) in een kleurenafbeelding. Zo heeft een helderrode kleur bijvoorbeeld een R-waarde van 246, een G-waarde van 20 en een B-waarde van 50. Wanneer de waarden van de drie kleuren gelijk zijn, is het resultaat een neutrale grijstint. Wanneer de waarde van alle componenten 255 is, is het resultaat zuiver wit en bij een waarde van 0 is het resultaat zuiver zwart. RGB-afbeeldingen gebruiken drie kleuren, of kanalen, om kleuren op het scherm weer te geven. In afbeeldingen met 8 bits per kanaal komt dit met drie kanalen neer op 24 bits (8 bits x 3 kanalen) met kleurinformatie per pixel. Met 24-bits afbeeldingen kunnen de drie kanalen maar liefst 16,7 miljoen kleuren per pixel reproduceren. Met 48-bits en 96-bits afbeeldingen (respectievelijk 16 en 32 bits per kanaal) kunnen nog meer kleuren worden geproduceerd. Het RGB-model is niet alleen de standaardmodus voor nieuwe Photoshop-afbeeldingen, maar het wordt bovendien door computermonitoren gebruikt voor de kleurweergave. Dit betekent dat afbeeldingen die in andere kleurmodi worden bewerkt, bijvoorbeeld CMYK, tijdelijk in de RGB-modus worden omgezet voor weergave op het scherm. Hoewel RGB het standaard kleurmodel is, kan het precieze aantal kleuren afhankelijk van de toepassing en de weergaveapparatuur variëren. De RGBkleurmodus van Photoshop is afhankelijk van de werkruimte-instellingen die u in het dialoogvenster Kleurinstellingen hebt opgegeven. In de CMYK-modus krijgt elke pixel een procentuele waarde voor elk van de procesinkten. De lichtste kleuren (hooglichten) krijgen lage percentages procesinktkleuren toegewezen en de donkere kleuren (schaduwen) hogere percentages. Een helder rood kan bijvoorbeeld 2% cyaan, 93% magenta, 90% geel en 0% zwart bevatten. In CMYK-afbeeldingen ontstaat wit wanneer alle vier componenten een waarde van 0% hebben. CMYK-kleurmodus in PhotoShop Gebruik de CMYK-modus wanneer u een afbeelding voorbereidt die wordt afgedrukt in full color of vierkleurendruk. Bij de omzetting van een RGB-afbeelding naar CMYK wordt een kleurscheiding gemaakt. Als u met een RGB-afbeelding begint, kunt u deze het best eerst in de RGB-modus bewerken. Wanneer het bewerken is voltooid, zet u de afbeelding eventueel om in CMYK met het juiste kleurenprofiel. In de RGB-modus kunt u met de opdrachten van Instellen proef de effecten van een omzetting in CMYK bekijken zonder de afbeeldingsgegevens te wijzigen. U kunt de CMYK-modus ook gebruiken om direct te werken met CMYK-afbeeldingen die zijn gescand of geïmporteerd vanuit geavanceerde systemen. Hoewel CMYK een standaard kleurmodel is, hangt het precieze aantal kleuren af van de drukpers en de afdrukcondities. De CMYK-kleurmodus van Photoshop is afhankelijk van de werkruimte-instellingen die u in het dialoogvenster Kleurinstellingen hebt opgegeven. Lab-kleurmodus in PhotoShop Het CIE L*a*b*-kleurmodel (Lab) is gebaseerd op de menselijke perceptie van kleur. De numerieke waarden van Lab beschrijven alle kleuren die u kan waarnemen. Aangezien het Lab-model beschrijft hoe een kleur eruitziet en niet hoeveel van een bepaalde kleurstof een apparaat (beeldscherm, desktopprinter of digitale camera) nodig heeft om kleuren te produceren, wordt Lab als een apparaatonafhankelijk kleurmodel beschouwd. Kleurbeheersystemen gebruiken Lab als kleurverwijzing om te kunnen voorspellen wat er gebeurt als een kleur wordt omgezet van de ene kleurruimte naar de andere. 12

Lab heeft een luminantiecomponent (L) tussen 0 en 100. In de kleurkiezer en in het deelvenster Kleur kunnen de a-component (de as groen-rood) en de b-component (de as blauw-geel) waarden hebben tussen +127 en 128. Lab-afbeeldingen kunnen worden opgeslagen in de o.a. indelingen Photoshop, Photoshop EPS, PSB (bestandsindeling voor grote documenten), Photoshop PDF, Photoshop Raw, TIFF,... Grijswaarde-kleurmodus in PhotoShop In de grijswaardenmodus maakt u gebruik van verschillende tinten grijs in een afbeelding. In 8-bits afbeeldingen kunnen er maximaal 256 tinten grijs zijn. Elke pixel van een afbeelding in de grijswaardenmodus heeft een helderheidswaarde tussen 0 (zwart) en 255 (wit). 16- en 32-bits afbeeldingen bevatten een veel groter aantal tinten dan 8-bits afbeeldingen. Grijswaarden kunnen ook worden gemeten als dekkingspercentage van zwarte inkt (0% is gelijk aan wit, 100% aan zwart). Het bereik van de grijswaardenmodus is afhankelijk van de instellingen van de werkruimte die u in het dialoogvenster Kleurinstellingen hebt opgegeven. Bitmap-kleurmodus in PhotoShop De bitmapmodus gebruikt één of twee kleurwaarden (zwart of wit) om de pixels in een afbeelding weer te geven. Afbeeldingen in de bitmapmodus worden wel 1-bits bitmapafbeeldingen genoemd omdat ze een bitdiepte van 1 hebben. Duotoon-kleurmodus in PhotoShop In de Duotoonmodus maakt u monotoon, duotoon (tweekleurige), tritoon (driekleurige) en quadtoon (vierkleurige) grijswaardenafbeeldingen met één tot vier aangepaste inkten. Kleurmodus Geïndexeerde kleur in PhotoShop In de modus Geïndexeerde kleur maakt u 8-bits afbeeldingsbestanden met maximaal 256 kleuren. Bij omzetting in geïndexeerde kleuren maakt Photoshop een kleurentabel (CLUT: color lookup table), waarin de kleuren van de afbeelding geïndexeerd worden opgeslagen. Als een kleur uit het origineel niet in de tabel staat, kiest het programma de kleur die de oorspronkelijke kleur het dichtst benadert of wordt de kleur met beschikbare kleuren gesimuleerd met behulp van dithering. Kleurmodus Multikanaal in PhotoShop Multikanaalafbeeldingen bevatten 256 grijswaardenniveaus in elk kanaal en zijn nuttig voor gespecialiseerd afdrukken. Multikanaalafbeeldingen kunnen worden opgeslagen in de indelingen Photoshop, PSB (bestandsindeling voor grote documenten), Photoshop 2.0, Photoshop Raw of Photoshop DCS 2.0. Deze richtlijnen zijn van toepassing wanneer u afbeeldingen omzet in de multikanaalmodus: Kleurkanalen in de oorspronkelijke afbeelding worden steunkleurkanalen in de omgezette afbeelding. Omzetting van een CMYK-afbeelding naar de multikanaalmodus resulteert in steunkleurkanalen voor cyaan, magenta, geel en zwart. Omzetting van een RGB-afbeelding naar de multikanaalmodus resulteert in steunkleurkanalen voor cyaan, magenta en geel. Wanneer u een kanaal verwijdert uit een afbeelding in RGB, CMYK of Lab, wordt de afbeelding automatisch omgezet naar de multikanaalmodus. Als u een multikanaalafbeelding wilt exporteren, slaat u deze op in de indeling Photoshop DCS 2.0. 13

3 Werkruimte van PhotoShop verkennen Wat kan je na dit hoofdstuk? Werkruimte instellen Gereedschappen benoemen Werken met deelvensters De weergavemodus aanpassen Werken met hulplijnen Werken met documentvensters De toepassingsbalk boven in het scherm bevat een schakeloptie Werkruimte en andere besturingselementen voor de toepassing. Op de Mac kunt u voor bepaalde items via het menu Venster de toepassingsbalk tonen of verbergen. Met het palet Gereedschappen heb je gereedschappen bij de hand om afbeeldingen, illustraties, pagina-elementen te maken en te bewerken. Gerelateerde gereedschappen worden gegroepeerd. In het deelvenster Beheer (het regelpaneel) ziet u opties voor het momenteel geselecteerde gereedschap. Het deelvenster Beheer ofwel het regelpaneel wordt in Photoshop de optiebalk genoemd. In het documentvenster ziet u het bestand waaraan u werkt. U kunt documentvensters weergeven als tabbladen en in bepaalde gevallen kunt u documentvensters groeperen en koppelen. Deelvensters helpen u uw werk overzichtelijk te houden en te wijzigen. Voor- 14

In dit tweede hoofdstuk begin je met de verkenning van de PhotoShop werkruimte. U leert de werkruimte instellen, de gereedschappen gebruiken en werken met vensters Standaard PhotoShop werkruimte Tabbladen weergeven als vensters. Toepassingsbalk Knop voor voor Gereedschappen Knop voor samenvouwen tot picotgrammen Deelvensters in verticaal koppelingsgebied Werkruimte instellen als toepassingsframe of toepassingsbalk. Werkruimte kiezen en ordenen. 3 beeld hiervan is het deelvenster Lagen in Adobe Photoshop.Deelvensters kunnen worden gegroepeerd, gestapeld of gekoppeld. Op de Mac worden alle werkruimte-elementen in het toepassingskader gegroepeerd. Dit is een geïntegreerd venster waarin u de toepassing als een eenheid kunt behandelen. Wanneer u het toepassingskader of een van de elementen in het kader verplaatst, vergroot of verkleint, passen de elementen zich aan elkaar aan, zodat ze elkaar niet overlappen. Deelvensters verdwijnen niet wanneer u overschakelt op een andere toepassing of wanneer u per ongeluk buiten de toepassing klikt. Als u met 2 of meer toepassingen werkt, kunt u deze naast elkaar op het scherm plaatsen. Als u de voorkeur geeft aan de traditionele vrije gebruikersinterface van de Mac, kunt u het toepassingskader uitschakelen. U selecteert dan Venster > Toepassingskader om het kader in of uit te schakelen. 15

Deelvensters Deelvensters verbergen of weergeven Om alle deelvensters te verbergen of weer te geven, inclusief de gereedschapsset en het regelpaneel/deelvenster Beheer, drukt u op Tab. Om alle deelvensters te verbergen of weer te geven, behalve de gereedschapsset en het regelpaneel/deelvenster Beheer, drukt u op Shift+Tab. U kunt verborgen deelvensters tijdelijk weergeven als Verborgen deelvensters automatisch tonen is geselecteerd bij de Interface-voorkeuren. Verplaats de aanwijzer naar de rand van het beeldscherm en houd deze boven de strook die dan wordt weergegeven. Opties in het deelvenster weergeven Klik op het deelvenstermenupictogram rechtsboven in het deelvenster. U kunt een deelvenstermenu ook openen als het deelvenster is verkleind tot pictogram. Deelvenster Gereedschappen opnieuw configureren U kunt de gereedschappen in het deelvenster Gereedschappen in één kolom of naast elkaar in twee kolommen weergeven. Klik op de dubbele pijl boven aan het deelvenster Gereedschappen. Vensters en deelvensters beheren U kunt een aangepaste werkruimte maken door documentvensters en deelvensters te verplaatsen en te manipuleren. U kunt aangepaste werkruimten opslaan en schakelen tussen deze werkruimten. In Photoshop kunt u de tekengrootte van de tekst in het regelpaneel, de deelvensters en de knopinfo wijzigen. Kies een grootte in het menu Tekengrootte gebruikersinterface in de voorkeuren voor Interface. Documentvensters beheren De smalle, blauwe neerzetzone geeft aan dat het deelvenster Kleur zal worden gekoppeld boven het deelvenster Lagen. Titelbalk Tab Neerzetzone Als u meerdere bestanden opent, worden de documentvensters als tabbladen weergegeven. Als u de rangschikking van dergelijke documentvensters wilt wijzigen, sleept u de tab van een venster naar een nieuwe locatie in de groep. Als u een documentvenster wilt loskoppelen van een groep vensters, sleept u het tabblad van dat venster uit de groep. Als u een documentvenster wilt koppelen aan een afzonderlijke groep documentvensters, sleept u het venster naar de groep. Als u groepen gestapelde of naast elkaar geplaatste documenten wilt maken, sleept u het venster naar een van de neerzetzones boven, onder of aan een zijde van een ander venster. U kunt ook een lay-out voor de groep selecteren aan de hand van de knop Lay-out op de toepassingsbalk. Als u een selectie sleept en wilt overschakelen naar een ander document in een als tabblad weergegeven groep, houdt u de selectie een ogenblik boven het tabblad van een document. Deelvensters koppelen en ontkoppelen Een koppelingsgebied is een verzameling deelvensters of deelvenstergroepen die samen en meestal in een verticale positie worden weergegeven. U koppelt en ontkoppelt deelvensters door ze in en uit een koppelingsgebied te verplaatsen. Koppelen is niet hetzelfde als stapelen. Een stapel is een verzameling zwevende deelvensters of deelvenstergroepen, die van boven naar onder zijn gegroepeerd. 16 Ondernemersopleiding DTP

In en uitklappen van de vensters Deelvenster s op verschillende manieren weergegeven. Links: enkel symbolen. Midden: symbolen en tekst. Rechts: klik op een symbool en het tabblad of venster springt open. Om een deelvenster te koppelen, sleept u het aan de tab naar het koppelingsgebied bovenaan, onderaan of tussen andere deelvensters. Om een deelvenstergroep te koppelen, sleept u het aan de titelbalk (de effen, lege balk boven de tabs) in het koppelingsgebied. Om een deelvenster of deelvenstergroep te verwijderen, sleept u deze aan de tab of de titelbalk uit het koppelingsgebied. U kunt ze naar een ander koppelingsgebied slepen of ze vrij laten zweven. U kunt voorkomen dat deelvensters alle ruimte in een koppelingsgebied in beslag nemen. Sleep de onderrand van het koppelingsgebied zodat deze de rand van de werkruimte niet meer raakt. Deelvensters verplaatsen Terwijl u een deelvenster verplaatst, ziet u een blauw gemarkeerde zone. Dit is een gebied waarnaar u het deelvenster kunt verplaatsen. U kunt een deelvenster bijvoorbeeld omhoog of omlaag in een koppelingsgebied verplaatsen door het naar de smalle blauwe neerzetzone boven of onder een ander deelvenster te slepen. Als u het naar een gebied sleept dat geen neerzetzone is, zweeft het venster vrij in de werkruimte. Deelvenster omhoog of omlaag verplaatsen door het in de blauw gemarkeerde zone te slepen Ondernemersopleiding DTP 17

Vrij zwevende gestapelde deelvensters U verplaatst een deelvenster door de tab van het deelvenster te slepen. Om een deelvenstergroep of een stapel zwevende deelvensters te verplaatsen, sleept u de titelbalk. Druk op Command terwijl u een deelvenster verplaatst om te voorkomen dat het wordt gekoppeld. Druk tijdens het verplaatsen van het deelvenster op Esc om de bewerking te annuleren. Het koppelingsgebied heeft een vaste plaats en kan niet worden verplaatst. U kunt echter wel groepen of stapels deelvensters maken en deze naar een willekeurige locatie verplaatsen. Deelvensters toevoegen en verwijderen Als u alle deelvensters uit een koppelingsgebied verwijdert, verdwijnt het koppelingsgebied. U kunt een koppelingsgebied maken door deelvensters naar de rechterrand van het werkgebied te verplaatsen totdat u een neerzetzone ziet. Als u een deelvenster wilt verwijderen, klikt u op het tabblad van het deelvenster en selecteert u Sluiten. U kunt de selectie van het deelvenster ook opheffen in het menu Venster. Als u een deelvenster wilt toevoegen, selecteert u het in het menu Venster en koppelt u het op de gewenste positie. Deelvenstergroepen bewerken Om een deelvenster in een groep te verplaatsen, sleept u de tab van het deelvenster naar de gemarkeerde neerzetzone in de groep. Een deelvenster toevoegen aan een deelvenstergroep U kan vensters op het beeldscherm tonen door een palet op te roepen in het menu "Venster" Om deelvensters in een groep te herschikken, sleept u de tab van het deelvenster naar een nieuwe locatie in de groep. Om een deelvenster uit de groep te verwijderen zodat het vrij zweeft, sleept u het deelvenster aan de tab buiten de groep. Als u een groep wilt verplaatsen, sleept u de titelbalk (het gebied boven de tabbladen). Zwevende deelvensters stapelen Als u een deelvenster uit het koppelingsgebied sleept, maar niet neerzet in een neerzetzone, wordt het een vrij zwevend venster. U kunt zwevende vensters 18

overal in de werkruimte plaatsen. U kunt zwevende deelvensters of deelvenstergroepen stapelen, zodat ze zich verplaatsen als een eenheid wanneer u de bovenste titelbalk versleept. (Deelvensters die deel uitmaken van een koppelingsgebied kunnen niet op deze manier worden gestapeld of als een eenheid worden verplaatst.) Om zwevende deelvensters te stapelen, sleept u het deelvenster aan de tab naar de neerzetzone onder aan een ander deelvenster. Om de stapelvolgorde te wijzigen, sleept u een deelvenster omhoog of omlaag aan de tab. Zorg ervoor dat u de tab boven de smalle neerzetzone tussen deelvensters loslaat en niet in de brede neerzetzone in een titelbalk. Om een deelvenster of deelvenstergroep uit de stapel te verwijderen, zodat het uit zichzelf zweeft, sleept u het aan de tab of titelbalk uit de stapel. De grootte van deelvensters wijzigen Dubbelklik op een tabblad van een deelvenster, deelvenstergroep of stapel deelvensters om deze op minimale of maximale grootte weer te geven. U kunt ook één keer op het tabbladgebied klikken (de lege ruimte naast de tabbladen). Als u het formaat van een deelvenster wilt wijzigen, sleept u een van de zijden van het deelvenster. Bepaalde deelvensters, zoals het deelvenster Kleur in Photoshop, kunnen niet worden vergroot of verkleind door te slepen. Om alle vensters en gereedschappen te sluiten, druk je op de tab-toets. Om alleen de vensters te sluiten, maar de gereedsschappen en de optiebalk te laten staan, druk je op shift + tab. U kunt deelvensters samenvouwen tot pictogrammen om de werkruimte overzichtelijk te houden. In bepaalde gevallen worden deelvensters samengevouwen tot pictogrammen in de standaardwerkruimte. Om alle deelvensterpictogrammen in een koppelingsgebied samen of uit te vouwen, klikt u op de dubbele pijl boven in het koppelingsgebied. Als u het pictogram van één deelvenster wilt uitvouwen, klikt u erop. Als u het formaat van deelvensterpictogrammen zodanig wilt aanpassen dat u alleen de pictogrammen ziet (en niet de titels), versmalt u het koppelingsgebied totdat de tekst verdwijnt. Maak het koppelingsgebied breder als u de pictogramtekst weer wilt weergeven. Om een uitgevouwen deelvenster opnieuw samen te vouwen tot een pictogram, klikt u op de tab, het pictogram of de dubbele pijl in de titelbalk van het deelvenster. Als u in bepaalde producten Pictogramdeelvensters automatisch samenvouwen in de voorkeuren van de interface-of gebruikersinterface-opties selecteert, wordt een pictogram van een uitgevouwen deelvenster automatisch samengevouwen wanneer u elders klikt. Om een zwevend deelvenster of een zwevende deelvenstergroep aan een koppelingsgebied voor pictogrammen toe te voegen, sleept u het venster of de groep aan de tab of de titelbalk naar het koppelingsgebied. (Deelvensters worden automatisch samengevouwen tot pictogrammen als ze aan een pictogramkoppelingsgebied worden toegevoegd.) Als u een deelvensterpictogram (of groep met deelvensterpictogrammen) wilt verplaatsen, sleept u het pictogram. U kunt pictogrammen van deelvensters omhoog of omlaag slepen in het koppelingsgebied, naar andere koppelingsgebieden (waar ze worden weergegeven in de deelvensterstijl van dat koppelingsgebied) of buiten het koppelingsgebied (waar ze verschijnen als zwevende, uitgevouwen deelvensters). 19

De standaardwerkruimte herstellen Selecteer de standaardwerkruimte via de schakeloptie Werkruimte op de toepassingsbalk. Selecteer Venster > Werkruimte > Standaardwerkruimte. Werkruimten opslaan en schakelen tussen werkruimten Door de huidige grootte en positie van deelvensters als een benoemde werkruimte op te slaan, kunt u die werkruimte ook herstellen wanneer u een deelvenster verplaatst of sluit. De namen van de opgeslagen werkruimten worden weergegeven via de schakeloptie Werkruimte op de toepassingsbalk. In Photoshop kan de opgeslagen werkruimte een specifieke sneltoetsenset en menuset bevatten. Een aangepaste werkruimte opslaan Als de werkruimte de configuratie heeft die u wilt opslaan, kies je Venster > Werkruimte > Werkruimte opslaan. Typ een naam voor de werkruimte. Onder Vastleggen selecteert u een of meer opties: Locaties van deelvensters. Hiermee slaat u de huidige deelvensterlocaties op. Sneltoetsen. Hiermee slaat u de huidige set sneltoetsen op. Menu s.hiermee slaat u de huidige set menu s op. Klik op OK of Opslaan. Boven: standaard werkruimte voor PhotoShop herstellen via Venster > Werkruimte > Standaard? Onder: werkruimte opslaan. Werkruimten weergeven of schakelen tussen werkruimten Selecteer een werkruimte met de schakeloptie Werkruimte op de toepassingsbalk. In Photoshop kunt u sneltoetsen aan elke werkruimte toewijzen om snel tussen werkruimten te kunnen navigeren. Een aangepaste werkruimte verwijderen Selecteer Werkruimten beheren via de schakeloptie voor werkruimte op de toepassingsbalk, selecteer de werkruimte en klik op Verwijderen. Selecteer Werkruimte verwijderen via de schakeloptie voor werkruimte. Opstarten met de meest recente locatie of de standaardlocatie van deelvensters Als u Photoshop start, kunnen deelvensters op hun oorspronkelijke standaardlocatie of op hun laatste locatie worden weergegeven. Dit doe je in de voorkeuren van de interface: Als u deelvensters op hun laatste locatie wilt weergeven bij het opstarten, selecteert u Deelvensterlocaties onthouden. Als u deelvensters op hun standaardlocatie wilt weergeven bij het opstarten, schakelt u Deelvensterlocaties onthouden uit. 20

1 2 3 Invulmogelijkheden 1 Menupijl 4 5 Waarden invullen in de deelvensters, dialoogvensters en op de optiebalk Typ een waarde in het tekstvak en druk op Return. Sleep de regelaar. Plaats de aanwijzer op de titel van een regelaar of pop-upregelaar. Als de aanwijzer verandert in een wijzend handje, sleept u de miniregelaar naar links of rechts. Deze functie is alleen beschikbaar voor de geselecteerde regelaars en pop-upregelaars. Sleep de schijf. Klik op de pijlknoppen in het deelvenster om de waarde te verhogen of te verlagen. Selecteer een waarde in het menu van het tekstvak. Informatie over pop-upregelaars 2 3 4 5 Miniregelaar Tekstvak Schijf Regelaar. Bepaalde deelvensters, dialoogvensters en optiebalken stelt u in met popupregelaars (bijv. de optie Dekking in het deelvenster Lagen). Als er naast het tekstvak een driehoek staat, kunt u de pop-upregelaar activeren door op de driehoek te klikken. Plaats de aanwijzer op de driehoek naast de instelling, houd de muisknop ingedrukt en sleep de regelaar of hoekstraal tot de gewenste waarde is bereikt. Als u het vak met de regelaar wilt sluiten, klikt u buiten het vak of drukt u op Enter. Als u wijzigingen wilt annuleren, drukt u op de Escape-toets. Schuifregelaar in het lagenpallet Als u in het geopende vak van de pop-upregelaar de waarden wilt verhogen of verlagen met veelvouden van 10%, houdt u Shift ingedrukt en drukt u op pijlomhoog of pijl-omlaag. 1 2 Verschillende soorten pop-upregelaars gebruiken Klik om het vak met de pop-upregelaar te openen Sleep de regelaar of hoekstraal. U kunt bepaalde pop-upregelaars ook minimaliseren. Als u bijvoorbeeld de aanwijzer boven Vullen of Dekking in het deelvenster Lagen houdt, verandert de aanwijzer in een handje. Vervolgens kunt u de aanwijzer naar links of naar rechts slepen om het vullings- of dekkingspercentage te wijzigen. 21

Miniregelaars Wat moet je doen? 1 2 Dit is een voorbeeld van seriflight, het Dit is een voorbeeld van seriflight, het font voor de broodtekst. Dit is een voorbeeld van seriflight, het Dit is een voorbeeld van seriflight, het font voor de broodtekst. In bepaalde deelvensters, dialoogvensters en optiebalken kunt u waarden wijzigen door miniregelaars te slepen. Miniregelaars zijn verborgen totdat u de aanwijzer plaatst op de titel van de regelaar of pop-upregelaar. Als de aanwijzer verandert in een wijzend handje, sleept u de regelaar naar links of rechts. Als u Shift ingedrukt houdt tijdens het slepen, zal de waarde met een factor 10 toenemen. Als u de cursor boven een titel van een regelaar of pop-upregelaar houdt, wordt de miniregelaar weergegeven Werken met pop-updeelvensters Met pop-updeelvensters krijgt u snel toegang tot de beschikbare opties voor penselen, stalen, verlopen, stijlen, patronen, contouren en vormen. U kunt popupdeelvensters aanpassen door items te hernoemen of te verwijderen en door bibliotheken te laden, op te slaan en te vervangen. U kunt de weergave van een pop-updeelvenster aanpassen, zodat van de items alleen de naam, alleen een miniatuur of zowel de naam als een miniatuur worden weergegeven. Klik op een miniatuur van een gereedschap in de optiebalk om het bijbehorende pop-updeelvenster weer te geven. Klik op een item in het pop-updeelvenster om het te selecteren. 1 2 3 Het pop-updeelvenster Penseel in de optiebalk Klik om het pop-updeelvenster weer te geven. Klik om het menu van het pop-updeelvenster weer te geven. Een item in een pop-updeelvenster hernoemen of verwijderen Selecteer een item, klik op de driehoek in de rechterbovenhoek van het popupdeelvenster en kies Één van de volgende opties: Naam van voorinstellingen voor gereedschap wijzigen Hiermee kunt u een nieuwe naam aan het item geven. Verwijderen Voorinstellingen voor gereedschap Hiermee verwijdert u een item uit het pop-updeelvenster. U kunt een item ook uit een pop-updeelvenster verwijderen door Option ingedrukt te houden en op het item te klikken. De lijst met elementen in een pop-updeelvenster aanpassen Klik op het driehoekje rechtsboven in het pop-updeelvenster om het deelvenstermenu weer te geven. Als u de standaardbibliotheek wilt herstellen, kiest u de opdracht Voorinstellingen gereedschap herstellen. U kunt de huidige lijst vervangen of de standaardbibliotheek aan de huidige lijst toevoegen. Voer een van de volgende handelingen uit om een andere bibliotheek te laden: Kies de opdracht Voorinstellingen gereedschap laden als u een bibliotheek wilt toevoegen aan de huidige lijst. Selecteer vervolgens het bibliotheekbestand dat u wilt gebruiken en klik op Laden. Kies de opdracht Voorinstellingen gereedschap vervangen als u de huidige lijst door een andere bibliotheek wilt vervangen. Selecteer vervolgens het bibliotheekbestand dat u wilt gebruiken en klik op Laden. Kies een bibliotheekbestand (onder aan het deelvenstermenu). Klik vervolgens op OK om de huidige lijst te vervangen of op Toevoegen om de bibliotheek aan de huidige lijst toe te voegen. Als u de huidige lijst wilt opslaan als een bibliotheek voor toekomstig gebruik, kiest u de opdracht Voorinstellingen gereedschap opslaan. Vervolgens voert u een naam in voor het bibliotheekbestand en klikt u op Opslaan. Voer ook de extensie 22

2 1 Menuset maken 1 Set kiezen 4 2 3 Contextueel of menu Keuze zichtbaar maken 3 4 Keuze een kleur geven van het bibliotheekbestand in, zodat u de bibliotheken gemakkelijk kunt delen tussen besturingssystemen. Contextmenu s weergeven In contextmenu s worden opdrachten weergegeven voor het actieve gereedschap, het deelvenster of voor de actieve selectie. Een set menu s definiëren Kies Bewerken > Menu s. Kies Venster > Werkruimte > Sneltoetsen en menu s en klik op het tabblad Menu s. Kies een set menu s in het keuzemenu Set in het dialoogvenster Sneltoetsen en menu s. Kies een type bij menu Menu voor: Toepassingsmenu s Hiermee kunt u kleur tonen in, verbergen in of toevoegen aan opdrachten in toepassingsmenu s. Deelvenstermenu s Hiermee kunt u kleur tonen of verbergen in of toevoegen aan opdrachten in deelvenstermenu s. Klik op het driehoekje naast een menu of deelvensternaam. Klik op de knop Zichtbaarheid om een menuopdracht te verbergen. Als u een menuopdracht wilt tonen, klikt u op de lege knop Zichtbaarheid. Als u kleur wilt toevoegen aan een menuopdracht, klikt u op het kleurstaal en kiest u een kleur. Als u alle wijzigingen wilt opslaan in de huidige set menu s, klikt u op de knop voor het opslaan van de set Wijzigingen in een aangepaste set worden dan opgeslagen. Wanneer u de wijzigingen opslaat naar de set Photoshop standaardinstellingen, wordt het dialoogvenster Opslaan geopend. Typ een naam voor de nieuwe set en klik op Opslaan. Om een nieuwe set te maken die is gebaseerd op de huidige set menu s, klikt u op de knop Set opslaan als Als u de huidige wijzigingen niet hebt opgeslagen, kunt u op Annuleren klikken om geen wijzigingen door te voeren en het dialoogvenster te sluiten. Om de menu's en sneltoetsen aan te passen, kies je "Bewerken" > "sneltoetsen" of "menu's" 23

Om snel te navigeren tussen gereedschappen, kan je de sneltoets van het gereedschap typen. Een letter typen volstaat. Gereedschappen Wanneer u Photoshop start, worden de Gereedschappen links in het scherm weergegeven. Sommige gereedschappen hebben opties die in de contextgevoelige optiebalk worden weergegeven. Met andere gereedschappen kunt u de voor- of achtergrondkleur wijzigen, naar Adobe Online gaan en in verschillende modi werken. U kunt bepaalde gereedschappen uitvouwen, zodat verborgen onderliggende gereedschappen zichtbaar worden. Een kleine driehoek rechts onder in het gereedschapspictogram geeft aan dat er verborgen gereedschappen zijn. U kunt informatie over elk gereedschap bekijken door de aanwijzer erop te plaatsen. De naam van het gereedschap verschijnt als knopinfo onder de aanwijzer. 3 Het palet gereedschappen in dubbele kolom weergegeven. Wanneer je op het driehoekje naast een gereedschap klikt, springen andere "verborgen" gereedschappen open. 1 2 4 5 Deelvenster Gereedschappen 1. Het actieve gereedschap 2. De verborgen gereedschappen 3. De naam van het gereedschap 4. De sneltoets van een gereedschap 5. Driehoekje voor verborgen gereedschappen 24

Selectiegereedschappen Met de selectiekadergereedschappen maakt u rechthoekige en ovale selecties, of selecties die bestaan uit één rij of één kolom. Met Verplaatsen verplaatst u selecties, lagen en hulplijnen. Met de lasso maakt u willekeurig gevormde, veelhoekige (met rechte zijden) en magnetische selecties. Met het gereedschap Snelle selectie kunt u snel een selectie tekenen met gebruik van een aanpasbaar rond penseeluiteinde. Met de Toverstaf selecteert u gebieden met dezelfde kleur. Uitsnijd- en segmentgereedschappen Met het gereedschap Uitsnijden kunt u afbeeldingen bijsnijden. Met Segment maakt u segmenten en met het gereedschap Segmentselectie selecteert u segmenten. Retouche- en tekengereedschappen Met Snel retoucheerpenseel verwijdert u vlekjes en objecten. Het retoucheerpenseel repareert onvolkomenheden in een afbeelding met gebruik van een kleurmonster of een patroon. Met het gereedschap Reparatie repareert u de onvolkomenheden in een geselecteerd gebied van een afbeelding met een kleurmonster of patroon. Wanneer u een foto maakt met een flits, heeft de afgebeelde persoon vaak rode ogen. Die verwijdert u met Rode ogen verwijderen. Met Kloonstempel tekent u met een kleurmonster dat afkomstig is uit een afbeelding. Met Patroonstempel tekent u met een patroon dat afkomstig is uit een afbeelding. Het gummetje wist pixels en herstelt delen van een afbeelding in een eerder opgeslagen staat. Met het achtergrondgummetje wist u gebieden en maakt u deze transparant door te slepen. Het tovergummetje wist met één klik egaal gekleurde gebieden en maakt deze transparant. Vervagen vervaagt de harde randen in een afbeelding. Verscherpen maakt deze scherper. Met het gereedschap Natte vinger smeert u de kleuren in een afbeelding uit. Tegenhouden maakt een gebieden in een afbeelding lichter, doordrukken maakt deze donkerder. Met het gereedschap Spons brengt u wijzigingen aan in de kleurverzadiging van een gebied. Kleur Met het gereedschap Kleur vervangen vervangt u een geselecteerde kleur door een nieuwe kleur. Met het Historiepenseel tekent u een kopie van de geselecteerde staat of opname in het huidige afbeeldingsvenster. Met het gereedschap Tekeninghistorie brengt u gestileerde penseelstreken aan waarmee u verschillende schilderstijlen kunt nabootsen aan de hand van een geselecteerde staat of opname. Met de verloopgereedschappen maakt u overvloeiingen tussen kleuren die rechtlijnig, radiaal, onder een bepaalde hoek, gereflecteerd of ruitvormig verlopen. Met het emmertje vult u gebieden die dezelfde kleur hebben met de voorgrondkleur. 25