AANGEPASTE TEKST WELSTANDSNOTA, DECEMBER 2005: WELSTAND DIEMEN



Vergelijkbare documenten
criteria 7 schotel-, spriet- en staafantennes Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

2.4 CRITERIA VOOR VEEL VOORKOMENDE KLEINE BOUWPLANNEN

5 WELSTANDSCRITERIA. 5.1 Loketcriteria (sneltoetscriteria) Zoals in deel A van deze nota is uiteengezet, verplicht het nieuwe artikel 12a

4 Loketcriteria. Welstandsnota gemeente Woudenberg Deel B Hoofdstuk 4 Loketcriteria 17

BIJGEBOUW OF OVERKAPPING OP ZIJ OF ACHTER ERF

Bijlage bij Welstandsnota Diemen 2012, GR , besluit nr CONSEQUENTIES

7 Objectgerichte criteria

DAKKAPELLEN. Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid

criteria 3 erfafscheidingen Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

Als aan deze criteria wordt voldaan, behoeft het bouwplan niet meer te worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

criteria 5 bijbehorende bouwwerken Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

2 Loketcriteria. Welstandsnota gemeente Amersfoort maart 2008 H2 Loketcriteria

WELSTANDSNOTA NOORDENVELD 2008 Bijlage Loketcriteria ideeën- en voorbeeldenboek

Voorbeeld sneltoetscriteria

GRONINGEN, EEN PRONKJUWEEL MET WELSTAND

Bij een zijerf grenzend aan de weg of openbaar groen overlapt de achterkant de voorkant. Bij twijfel of overlapping is de term voorkant bepalend.

14 Op de grond staand bouwwerk van beperkte omvang 24

Omschrijving en uitgangspunten

Verslag ambtelijke welstandstoets van d.d. 20 mei 2015

DE SNELTOETS- CRITERIA

criteria 2 dakkapellen Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

In geval van een beschermd monument of een beschermd stadsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd.

7. Bijlagen. Loketcriteria gemeente Stein (versie ) Visie Welstandbeleid rayon Beek-Meerssen-Stein-Schinnen

criteria 1 kozijn- en gevelwijzigingen Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

Sneltoetscriteria 2008

Kozijn- of gevelwijziging

DEEL 5 SNELTOETSCRITERIA. Inhoud: 5.0 Inleiding Lichtvergunningplichtig bouwen Sneltoetscriteria 8 V - 1

Wanneer een bouwplan niet aan de loketcriteria voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat aan de

Notitie reclame-uitingen

DE SNELTOETS- CRITERIA 2. DAKOPBOUWEN EN AFSCHEIDIN- GEN ROND DAKTERRASSEN

Hoofdstuk 6 Sneltoetscriteria

DE SNELTOETS- CRITERIA

Criteria van gevallen waarbij wordt afgezien van preventief welstandstoezicht. Bijlage bij de Welstandsnota 2013

Dakkapel. Voldoet uw bouwplan aan de vergunningvrije criteria op grond van de Woningwet? Zie ook folder van VROM

Dakkapellen. (op alle bestaande gebouwen)

7 Welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken

WELSTANDSNOTA GEMEENTEN HELDEN EN MEIJEL SNELTOETSCRITERIA

SNELTOETSCRITERIA WOL-gemeenten

DE SNELTOETS- CRITERIA

Bijlage bij RV 2003/11. De hieronder opgenomen richtlijnen zijn het kader voor de welstandstoetsing van aan- of uitbouwen.

DE SNELTOETS- CRITERIA 9. ERF- EN PERCEEL- AFSCHEIDINGEN

Hoofdstuk 5 WELSTANDSCRITERIA OBJECTEN. bebouwing achterkant voorkant

GEMEENTE ZUNDERT WELSTANDSNOTA Deel III: Ambtelijke toetsingscriteria

Sneltoetscriteria. Voor veel voorkomende kleine bouwwerken Onderdeel van de welstandsnota van de gemeente Súdwest-Fryslân

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

VOOR LICHTVERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN

2 KLEINE BOUWPLANNEN CRITERIA

LOKETCRITERIA VOOR LICHTVERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN

UITVOERINGSRICHTLIJNEN KLEINE BOUWWERKEN STRAATZIJDE

Rapport. 2^1 kapwoning. voorbeeld-document bouwmogelijkheden

GEMEENTE HEERENVEEN SNEL- TOETSCRITERIA. voor veel voorkomende kleine bouwplannen

DE SNELTOETS- CRITERIA 3. DAGLICHT- VOORZIENINGEN IN EEN DAK

Aan- en uitbouwen Wanneer bouwvergunningsvrij, wanneer een bouwvergunning nodig?

Actualisatie Welstandsnota (Digitale versie = verkorte versie ten opzichte van analoge versie)

DE SNELTOETS- CRITERIA

DAKKAPELLEN IN DE OUDE KOM VAN VOLENDAM

WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010

Hoofdstuk 9 Sneltoetscriteria Voor veel voorkomende kleine bouwplannen

Foto 116: Invloed van reclame op de omgeving. dan met name aan de buitengebieden en met name de open delen daarin.

deel C Welstandsnota Baarle-Nassau sneltoetscriteria februari

criteria 6 rolluiken, hekken en luiken Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

DE SNELTOETS- CRITERIA

Besluit omgevingsrecht

Welstandsnota gemeente Cromstrijen

Bijlage 1 Aanpassing verbeelding voor de locatie Zwarteweg 28

Objectcriteria welstandsnota 2 e wijziging

Gemeente Littenseradiel

Welstandscriteria projecten, relatie beeldkwaliteitplannen en welstandscriteria bestemmingsplannen

Rapport. rijwoning. voorbeeld-document bouwmogelijkheden

DAKKAPELLEN. k4-1. Ontwerpwelstandsparagraaf kleine plannen

WELSTANDSNOTA DIEMEN Welstandsnota Diemen pagina 1

Voorstel aan de Raad (afgevoerd van de agenda van de Politieke Avond van 24 januari 2007)

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht)

Loketcriteria welstandsnota gemeente De Ronde Venen, december 2012

Gelet op de artikelen 43, eerste lid, onderdeel c, en 44, tweede lid, van de Woningwet, en op artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

SNELTOETSCRITERIA GEMEENTE HALDERBERGE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Centrumgebieden, kernen, lintbebouwing

7. SNELTOETSCRITERIA VOOR VEEL VOORKOMENDE KLEINE BOUWPLANNEN

De welstandscommissie kan in deze gevallen gemotiveerd adviseren. In al deze gevallen worden welstandsleges in rekening gebracht.

WELSTANDSNOTA sneltoetscriteria

Inleiding. Sneltoetscriteria. Welstandscriteria

SNELTOETSCRITERIA. voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Versie juni 2007

WELSTANDSZORG NOORD-BRABANT

Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken 1 mei 2008 Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

BIJLAGE 2 - VOORSCHRIFTEN - PLANKAART

Inhoud van de regels. Hoofdstuk 1 Inleidende regels blz. 3. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 5. Artikel 1 Begrippen 3

ENKHUIZEN, BINNENSTAD EN ZONNECOLLECTOREN. Vereniging Oud Enkhuizen en Stichting Stadsherstel februari 2017

WELSTANDSBEOORDELINGEN STADSBOUWMEESTER A M E R S F O O R T. Verslag d.d

Bijlage 4. BIJ WELSTANDSNOTA GEMEENTERIJSWIJK OBJECTGERICHTE WELSTANDSSCRITERIA 4.1 OBJECTGERICHTE WELSTANDSSCRITERIA

Welstandsnota Gemeente het Bildt 2015

Deelgebied 4, Vorchten. 1. Beschrijving bestaande situatie

SNELTOETSCRITERIA voor veel voorkomende kleine bouwplannen

WELSTANDSNOTA GEMEENTE OSS

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

WELSTANDSNOTA GEMEENTE HEUSDEN SNELTOETSCRITERIA 2007

Gemeente Heumen. Welstandsnota/ wijziging 2007

Welstandscriteria en richtlijnen (deel B)

G E M E E N T E R E N S W O U D E

3 Woningwet en Welstand

Transcriptie:

Sneltoetscriteria Voor veelvoorkomende kleine bouwplannen houden we de aanvraagprocedure graag zo eenvoudig en snel mogelijk. Daarom geldt hiervoor een ambtelijke sneltoets, op basis van sneltoetscriteria. Hierbij gaat het om absolute, objectieve criteria, die u vooraf maximale duidelijkheid geven over wat wél en niet is toegestaan. We beginnen met een algemeen gedeelte en gaan daarna in op een aantal van deze veelvoorkomende bouwplannen en de sneltoetscriteria die hierbij gelden. De ambtelijke sneltoets Licht-vergunningplichtige bouwplannen die aan de sneltoetscriteria voldoen, worden in principe niet aan de welstandscommissie voorgelegd, maar beoordeeld door een ambtenaar van het team vergunningen. Deze is daarvoor door de burgemeester en wethouders gemachtigd. Naast de ambtelijke sneltoets, wordt gebruik gemaakt van het gebiedsgerichte en objectgerichte beoordelingskader om te kijken of het bouwplan hier niet mee in strijd is. In gewone-mensentaal betekent dit dat de ambtenaar zowel kijkt naar het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft, als naar het gevraagde bouwwerk. De manier waarop deze criteria voor de ambtelijke sneltoets worden gebruikt, is namelijk afhankelijk van het welstandsniveau van het gebied danwel van het object. Wanneer tóch naar de welstandscommissie? Als uw bouwplan niet aan de criteria voor de ambtelijke sneltoets voldoet, wordt dit plan alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd. Hetzelfde geldt als er sprake is van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze sneltoetscriteria. De welstandscommissie maakt in dergelijke gevallen gebruik van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria. Van zo n bijzondere situatie is bijvoorbeeld sprake bij aangewezen monumenten en karakteristieke panden. Criteria voor de ambtelijke sneltoets In de ambtelijke toets staan criteria voor de verschillende categorieën kleine bouwplannen. Dit zijn plannen voor: aan- en uitbouwen; bijgebouwen en overkappingen; dakkapellen; kozijn- en/of gevelwijzigingen; erfafscheidingen; antennes; reclame. Op al deze verschillende categorieën en de sneltoetscriteria die hierop van toepassing zijn, komen we later terug. Reguliere welstandsgebieden In de reguliere (dus niet bijzondere) welstandsgebieden zijn de genoemde veelvoorkomende kleine bouwplannen binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat betekent dat een deel van deze plannen (met name waar het om bouwwerken aan de achterzijde van woningen gaat) niet vooraf wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrij bouwwerk achteraf alsnog ingrijpen als dit toch in ernstige mate in strijd is met deze welstandseisen. Dit gebeurt op grond van de zogenaamde excessenregeling, die moet

voorkomen dat bouwwerken te veel uit de toon vallen. Daarom adviseren wij u om ook bij vergunningsvrije bouwwerken altijd kennis te nemen van de sneltoetscriteria. Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de sneltoetscriteria zijn namelijk nooit excessief. Wanneer is toch een bouwvergunning nodig? Als een bouwwerk valt onder de bovengenoemde categorieën, maar toch niet vergunningsvrij is, moet u alsnog een bouwvergunning aanvragen. In dat geval is het bestemmingsplan (dat aangeeft waar gebouwd mag worden en hoe dit mag gebeuren) in eerste instantie bindend voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen van het bouwwerk. De rooilijnen zijn de grenzen die aangeven waarbinnen u mag bouwen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan door een door burgemeester en wethouders gemachtigde ambtenaar getoetst aan de sneltoetscriteria. Voldoet het plan inderdaad aan deze criteria, dan geeft deze ambtenaar namens burgemeester en wethouders een positief welstandsadvies. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie (of een namens deze commissie gemachtigd lid) voorgelegd. Deze maakt bij de beoordeling ook gebruik van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria. Bijzondere welstandsgebieden Ook in bijzondere welstandsgebieden zijn kleine veelvoorkomende bouwwerken, binnen bepaalde randvoorwaarden, vergunningsvrij. Net als in de reguliere gebieden (die hierboven beschreven staan) betekent dit dat alleen achteraf welstandstoezicht mogelijk is. Het spreekt voor zich dat de excessenregeling in deze bijzondere welstandsgebieden eerder van toepassing zal zijn dan in de reguliere welstandsgebieden. Bijzondere gebieden en objecten zijn immers gevoeliger voor bouwwerken die uit de toon vallen. Daarom adviseren wij u om ook in bijzondere welstandsgebieden bij vergunningsvrije bouwwerken toch kennis te nemen van de sneltoetscriteria. Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de sneltoetscriteria zijn namelijk nooit excessief. Wanneer is toch een bouwvergunning nodig? Als een bouwwerk dat valt onder de bovengenoemde categorieën toch niet vergunningsvrij is, moet alsnog een bouwvergunning worden aangevraagd. Net als in de reguliere gebieden, is het bestemmingsplan in eerste instantie bindend voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan door de welstandscommissie (of een namens deze commissie gemachtigd lid) getoetst aan de sneltoetscriteria. Voldoet het plan aan deze criteria, dan volgt een positief welstandsadvies. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan beoordeeld op grond van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria. Aangewezen beschermde monumenten In een beschermd dorpsgezicht en bij de door het rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten zijn de elders vergunningsvrije bouwwerken toch vergunningplichtig. Dat betekent dat hiervoor in die gevallen altijd een bouwvergunning moet worden aangevraagd. Ook is in die gevallen het bestemmingsplan in eerste instantie bindend voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan door de welstandscommissie (of een namens haar gemachtigd lid) getoetst aan de sneltoetscriteria voor beschermde situaties. Voldoet het plan aan deze criteria, dan volgt een positief welstandsadvies. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan beoordeeld op grond van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria.

Trendsetters Het komt regelmatig voor dat aanvragers verwijzen naar eerder uitgevoerde en dus vaak goedgekeurde bouwwerken. Een dergelijk bouwwerk kan namelijk als precedent werken voor overige bouwplannen. En dat is ook vaak zo. Maar soms levert dit toch problemen op als uitgevoerde plannen achteraf toch niet voldoen aan redelijke eisen van welstand. De gemeente heeft er daarom voor gekozen om zélf zogenaamde trendsetters te introduceren. Dit zijn eerder door ons geselecteerde voorbeelden van inmiddels gerealiseerde bouwplannen, die naar onze mening richtinggevend zijn voor de gewenste ontwikkelingen binnen een bepaald gebied. Bij een bouwaanvraag dienen deze trendsetters als voorbeeld waarnaar de gemeente of de aanvrager kan verwijzen. Bij een trendsettend bouwwerk kan worden afgeweken van de sneltoetscriteria als geaccepteerde uitzondering. Een nieuwe trendsetter ontstaat als een bouwplan afwijkt van de sneltoetscriteria en voorzien van een positief welstandsadvies van de welstandscommissie tijdens de jaarlijkse evaluatie van het welstandsbeleid als zodanig wordt vastgelegd. Voor- en achterkant In het verlengde van de systematiek van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken maken we bij de sneltoetscriteria onderscheid tussen de voor- en de achterkant van een bouwwerk. Onder voorkant verstaan we: de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zij-erf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen. Onder achterkant verstaan we: de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zij-erf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg* of het openbaar groen. * Het begrip weg wordt nader verklaard in de Wegenverkeerswet. Bij het begrip openbaar groen moet u uitgaan van datgene wat daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan. Zoals parken, plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Het begrip Gekeerd naar de weg of het openbaar groen houdt in dat tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen een directe feitelijke relatie is. Die relatie is er niet als tussen het gebouw (of het erf en de weg of het openbaar groen) andere begrenzende elementen aanwezig zijn. Zoals het erf van de buren, een bos, (bij)gebouwen of water. Zie ook de afbeeldingen op deze pagina voor verdere verduidelijking. Opbouw van de teksten rond de bouwwerken Per type bouwwerk dat in aanmerking komt voor sneltoetscriteria komen de volgende punten aan de orde: een korte beschrijving van wat precies wordt bedoeld en waarnaar de gemeente vanuit welstandsoogpunt streeft; een overzicht van het bouwvergunningenbeleid voor het desbetreffende bouwwerk; de hierop van toepassing zijnde sneltoetscriteria; de sneltoetscriteria voor beschermde situaties. De opgenomen overzichten van het vergunningsvrij bouwen van dergelijke bouwwerken zijn gebaseerd op het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken

(Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, SB 2002, 410). Aan deze teksten kunt u geen rechten ontlenen. Wijze van meten Tenzij anders aangegeven, worden afstanden loodrecht gemeten. De genoemde maten gelden alleen voor de buitenzijde van het gebouw.

Aan- en uitbouwen Beschrijving en uitgangspunten Een aan- of uitbouw is een toevoeging van één bouwlaag aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw. Deze is bedoeld om het woongenot te vergroten. Het verschil tussen een aan- en een uitbouw is dat een aanbouw een toevoeging is van een nieuwe ruimte en dat een uitbouw een vergroting van een bestaande ruimte is. Meestal worden aan- of uitbouwen gerealiseerd in de achtertuin van een woning. Kleine aan- of uitbouwen zijn in de meeste gevallen stedenbouwkundig minder van belang, zeker als deze schuil gaan achter een woning en/of een erfafscheiding. Als deze wél zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld echter vaak zeer bepalend. Daarom streeft de gemeente in gebieden met een eenvormige bouwstijl naar zoveel mogelijk dezelfde aan- en uitbouwen, die passen bij het karakter van de overige gebouwen en de straat. Belangrijk daarbij is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of het oorspronkelijke bouwblok goed zichtbaar blijven. De uitstraling en het volume van de aan- of uitbouw moet dus altijd ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke gebouw. Trendsetter Een aan- of uitbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het desbetreffende bouwblok of in de desbetreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd trendsettende aan- of uitbouw. Informatie over deze trendsetters kunt u opvragen bij de afdeling Vergunning en Handhaving. Bouwvergunning Onderstaand overzicht van vergunningsvrij bouwen is gebaseerd op het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken. Aan deze tekst kunt u geen rechten ontlenen. Vergunningsvrij Het bouwen van een aan- of uitbouw van één bouwlaag aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw is vergunningsvrij, mits deze voldoet aan de volgende kenmerken. De aan- of uitbouw moet: gebouwd worden aan: o de oorspronkelijke achtergevel, op meer dan 1,00 m. van de weg of het openbaar o groen, of aan een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1,00 m. van het voorerf en meer dan 1,00 m. van het naburige erf; gebouwd zijn binnen de breedte van de gevel waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd; een diepte hebben van minder dan 2,50 m.; een bebouwing hebben van niet meer dan 50% van het zij- of achtererf. De aan- en uitbouw mag: niet hoger zijn dan maximaal: o 4,00 m., gemeten vanaf het aansluitend terrein; o 0,25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en o de woning of het woongebouw;.

niet gebouwd zijn aan een woning of woongebouw, zoals bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, aan een woonwagen, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet, of aan een woning die of woongebouw dat niet voor permanente bewoning is bestemd. Lichte bouwvergunning Voor het bouwen van een aan- of uitbouw die voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken, is een lichte bouwvergunning vereist, als de bouw hiervan plaatsvindt: aan een monument zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988 of een monument zoals bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening; in een beschermd stads- of dorpsgezicht, zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988. Een lichte bouwvergunning is verder vereist voor het bouwen van een aan- of uitbouw als deze niet voldoet aan de onder vergunningsvrije genoemde kenmerken, met dien verstande dat de hoogte van de aan- of uitbouw, gemeten vanaf het hierop aansluitende terrein, niet meer is dan 5,00 m. Reguliere bouwvergunning In alle andere gevallen is voor een aan- of uitbouw een reguliere bouwvergunning vereist. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan is bij de vergunningplichtige aan- en uitbouwen in eerste instantie bindend voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Criteria aan- en uitbouwen Als er geen trendsetter is, moet een aan- of uitbouw in ieder geval voldoen aan redelijke eisen van welstand. De onderstaande criteria zijn daarbij leidend. Maat en plaats De aan- of uitbouw: moet worden geplaatst op het erf (achter de voorgevellijn); mag vanuit de gevel (gemeten vanaf het hoofdgebouw) niet dieper zijn dan 3,00 m. Dit is de lichte zone op de hiernaast afgebeelde tekening; mag niet hoger zijn dan de woning of het woongebouw en mag niet meer dan 0,20 m. boven de eerste verdiepingsvloer uitsteken. Ook mag de totale erfbebouwing niet groter zijn dan 50 m 2 en niet meer dan 50% van het erf beslaan. Vorm De vorm van de aan- of uitbouw moet rechthoekig zijn. de gevelgeleding van de aan- of uitbouw moet afgestemd zijn op de geleding van het hoofdgebouw. Dat betekent dat horizontale en verticale lijnen van de aanbouw en het hoofdgebouw met elkaar moeten overeenkomen. De aan- of uitbouw heeft een plat dak, met bij voorkeur een aluminium trim. Een flauw hellend dak is ook mogelijk. Bij de aan- of uitbouw zijn hekwerken tot een hoogte van 1,00 m. toegestaan, mits de constructie van deze hekwerken voor meer dan 70% open is. Er mag geen sprake zijn van doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw. De detaillering van de kozijnen van de aan- of uitbouw moet zijn afgestemd op de detaillering van de kozijnen van het hoofdgebouw.

Bij de aan- of uitbouw mogen geen ventilatieroosters in de kozijnen zelf zitten, maar alleen bovenin het glasvlak. Materiaal en kleur Het materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen van de aan- of uitbouw moeten afgestemd zijn op dat van het hoofdgebouw. Als buren in het bouwblok al een soortgelijk bouwwerk hebben geplaatst, moet de aan- of uitbouw afgestemd zijn op dit bouwwerk. We adviseren om bij voorkeur grind op een plat gebitumineerd dak te leggen, waardoor het bovenaanzicht beter wordt. Overig De aan- of uitbouw moet voldoen aan de eventuele aanvullende criteria voor aan- en uitbouwen in het gebiedsgerichte beoordelingskader. Dit kader kan per gebied verschillend zijn.

Bijgebouwen en overkappingen Beschrijving en uitgangspunten Een bijgebouw is een gebouw van één bouwlaag. Dit gebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. De meest voorkomende bijgebouwen zijn een bergruimte en garage. Kleine bijgebouwen zijn in de meeste gevallen stedenbouwkundig minder van belang, zeker als deze schuil gaan achter een woning en/of een erfafscheiding. Een overkapping is een bouwwerk van één bouwlaag. Deze staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport. Een belangrijk kenmerk is de transparantie; overkappingen worden niet dichtgezet. De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van bijgebouwen en overkappingen. Dit betekent dat gevels en dakvlakken in donkere gedekte kleuren moeten zijn geschilderd, dat kapvormen eenvoudig moeten zijn en dat geen onnodig grote dakoverstekken of dakversieringen voorkomen. De uitstraling en het volume van een bijgebouw en overkapping moeten altijd ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke gebouw. Trendsetter Bijgebouwen of overkappingen voldoen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek zijn aan een voor het desbetreffende bouwblok of in de desbetreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd bijgebouw of goedgekeurde overkapping. Deze goedgekeurde bouwwerken fungeren namelijk als trendsetter voor andere vergelijkbare bouwwerken. Informatie over deze trendsetters kunt u opvragen bij de afdeling Vergunning en Handhaving. Bouwvergunning Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is gebaseerd op het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken. Aan deze tekst kunt u geen rechten ontlenen. Vergunningsvrij Het bouwen van een bijgebouw van één bouwlaag dat als doel heeft om uw woongenot te vergroten, is vergunningsvrij. Hetzelfde geldt voor een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning of bestaand woongebouw. In beide gevallen moet wél voldaan worden aan de volgende kenmerken: het bijgebouw moet gebouwd zijn op: o het achtererf op meer dan 1,00 m. van de weg of het openbaar groen, of o een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zij-erf op meer dan 1,00 m. van het voorerf, en o als de bruto-oppervlakte van het bijgebouw of de overkapping meer is dan 10 m 2 : meer dan 1,00 m. van het naburige erf; o een niet meer dan 50% bebouwd zij- of achtererf; niet hoger zijn dan 3,00 m., gemeten vanaf het aansluitend terrein; de totale bruto-oppervlakte van de op het erf aanwezige bouwvergunningsvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen moet minder zijn dan 30 m 2 ; er mag niet worden gebouwd bij een woning of woongebouw, zoals bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, bij een woonwagen, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of bij een woning die of woongebouw dat niet voor permanente bewoning is bestemd.

Lichte bouwvergunning Voor het bouwen van een bijgebouw van één bouwlaag of een overkapping van één bouwlaag die voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken, is een lichte bouwvergunning vereist als de bouw hiervan plaatsvindt: aan een monument zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988 of een monument zoals bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening; in een beschermd stads- of dorpsgezicht, zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988. Een lichte bouwvergunning is verder vereist voor het bouwen van bijgebouwen of overkappingen die niet voldoen aan de onder vergunningsvrije genoemde kenmerken. Daarbij geldt dat: de hoogte van het bijgebouw of de overkapping, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder moet zijn dan 5,00 m.; de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m 2. Reguliere bouwvergunning In alle andere gevallen is voor een bijgebouw of overkapping een reguliere bouwvergunning vereist. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan is bij vergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen in eerste instantie bindend voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Criteria bijgebouw of overkapping Als er geen trendsetter is, moet een bijgebouw of overkapping in ieder geval voldoen aan redelijke eisen van welstand. De onderstaande criteria zijn daarbij leidend. Maat en plaats Het bijgebouw of de overkapping moet geplaatst zijn op het erf (achter de voorgevellijn); de totale erfbebouwing mag niet meer zijn dan 50 m 2 en niet meer dan 50% van het erf beslaan. Bijgebouwen mogen, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet hoger zijn dan 3,00 m. Voor overkappingen is dit 2,70 m. Vorm Het bijgebouw of de overkapping moeten een duidelijk rechthoekige vorm hebben en er mogen geen opvallende details zijn. Deze bouwwerken hebben een plat dak, met bij voorkeur een aluminium trim. Een flauw hellend dak is ook mogelijk. De detaillering van deze bouwwerken moet overeenkomstig het hoofdgebouw zijn. De detaillering van kozijnen van het bijgebouw of de overkapping moet zijn afgestemd op de detaillering van de kozijnen van het hoofdgebouw. De boeidelen van beide bouwwerken mogen slechts bescheiden in hoogte zijn.

Materiaal en kleur Het materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen van de bouwwerken moet zijn afgestemd op het hoofdgebouw. Als buren in het bouwblok al een soortgelijk bouwwerk hebben geplaatst, moet deze bouwwerken zijn afgestemd op dit bouwwerk of worden uitgevoerd in metselwerk of hout (bij voorkeur rabatdelen) en in donkere kleurtinten. Bij een bijgebouw of overkapping mag dus geen sprake zijn van opvallend kleurgebruik. We adviseren om bij voorkeur grind op een plat gebitumineerd dak aan te brengen, waardoor het bovenaanzicht beter wordt. Overig De bouwwerken moeten voldoen aan eventuele aanvullende criteria voor bijgebouwen of overkappingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader. Dit kader kan per gebied verschillend zijn.

Dakkapellen Beschrijving en uitgangspunten Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn heel populair: niet voor niets worden hier veel aanvragen voor ingediend. Maar dakkapellen zijn, als deze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld vaak zeer bepalend. Het plaatsen van een dakkapel mag daarom nooit ten koste gaan van de karakteristiek van het schuine dak. Ook mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak, moet de noklijn van het dak vanaf de weg zichtbaar blijven en moeten schoorstenen worden gerespecteerd. Een dakkapel op het achterdakvlak heeft daarom onze voorkeur. Bovendien moet de ruimte tussen de dakkapel en de dakgoot voldoende zijn. Bijna altijd heeft een plat afgedekte dakkapel de voorkeur boven een schuin aangekapte dakkapel. Bij meer dakkapellen op één doorgaand dak streeft de gemeente naar zoveel mogelijk dezelfde exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Trendsetter Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het desbetreffende bouwblok of in de desbetreffende straat eerder door de welstandscommissie goedgekeurde trendsetter. Informatie over deze trendsetters kunt u opvragen bij de afdeling Vergunning en Handhaving. Bouwvergunning Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is gebaseerd op het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken. Aan deze tekst kunt u geen rechten ontlenen. Vergunningsvrij Het bouwen van een dakkapel op een bestaand gebouw is vergunningsvrij, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: de dakkapel moet zijn gebouwd op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak; de afstand van de dakkapel tot de voorgevel is meer dan 1,00 m.; het gebouw waarop de kapel wordt aangebracht, moet zijn voorzien van een plat dak; de zijwanden van de dakkapel moeten ondoorzichtig zijn; de hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, moet minder zijn dan 1,50 m.; de onderzijde moet meer dan 0,50 m. en minder dan 1,00 m. boven de dakvoet uitkomen; de bovenzijde moet meer dan 0,50 m. onder de daknok uitkomen; de zijkanten van de dakkapel moeten meer dan 0,50 m. van de zijkanten van het dakvlak beslaan; dakkapellen mogen niet worden gebouwd op een woning of woongebouw zoals bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, op een woonwagen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of op een woning die of woongebouw dat niet voor permanente bewoning is bestemd. Lichte bouwvergunning Voor het bouwen van een dakkapel die voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken, is een lichte bouwvergunning vereist als de bouw hiervan plaatsvindt: aan een monument zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988 of een monument zoals bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening;

in een beschermd stads- of dorpsgezicht, zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988. Een lichte bouwvergunning is verder vereist voor het bouwen van een dakkapel die niet voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan is bij vergunningplichtige dakkapellen in eerste instantie bindend voor wat betreft de plaats en maximale afmetingen. Criteria voor dakkapellen op het voordakvlak Als er geen trendsetter is, moet een dakkapel op het voordakvlak in ieder geval voldoen aan redelijke eisen van welstand. De onderstaande criteria zijn daarbij leidend. Maat en plaats De hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,40 m. zijn als het dak hoger is dan 3,00 m. Bij daken lager dan 3,00 m. mag dit niet hoger dan eenderde van de hoogte van het dak zijn. De breedte van de dakkapel mag niet meer dan 2,75 m. De inwendige hoogte moet tenminste 2,10 m. zijn. De onderzijde moet minstens 0,85 m. zijn en ten hoogste 1,00 m. boven de dakvoet. De bovenzijde minstens 0,50 m. onder de daknok uitkomen. De zijkanten moeten zich minstens 1,00 m. van de zijkanten van het dakvlak of de woningscheiding bevinden. Er mag niet meer dan één dakkapel of dakraam per dakvlak per woning worden aangebracht. Bij meer dakkapellen op een doorgaand dak moet sprake zijn van een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Vorm De dakkapel moet in vorm gelijk zijn aan de specifieke vormgeving van bestaande dakkapellen op het bouwblok, of anders worden aangebracht op een plat dak met een overstek van maximaal 0,25 m. De detaillering van de dakkapel moet zijn afgestemd op het hoofdgebouw of op bestaande dakkapellen op het bouwblok. Materiaal en kleur De zijwanden moeten ondoorzichtig en in een donkere kleur worden uitgevoerd, of in de kleur van het dakvlak. Het materiaal en de kleur moeten zijn afgestemd op die van het hoofdgebouw. Criteria voor een dakkapel op het achterdakvlak Als er geen trendsetter is, moet een dakkapel op het achterdakvlak in ieder geval voldoen aan redelijke eisen van welstand. Daarbij zijn onderstaande criteria leidend. Aantal Er mogen twee stuks per dakvlak worden aangebracht. Bij woningen met de nok haaks op de weg) zijn dit drie stuks per dakvlak. Maat en plaats De afstand van de dakkapel tot de voorgevel moet meer dan 1,00 m. zijn.

De gezamenlijke breedte van de dakkapellen per dakvlak mag niet meer dan 4,00 m. zijn. Bij woningen met de nok haaks op de weg is dit per dakvlak niet meer dan 6,00 m. De hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer zijn dan 1,60 m. De onderzijde moet minstens 0,50 m. zijn en ten hoogste 1,00 m. boven de dakvoet. De bovenzijde moet minstens 0,50 m. onder de daknok uitkomen. De zijkanten moeten zich minstens 0,50 m. van de zijkanten van het dakvlak of de woningscheiding bevinden. Bij meer dakkapellen op een doorgaand dak moet sprake zijn van een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Vorm De vorm van dakkapellen moet gelijk zijn aan de specifieke vormgeving van bestaande dakkapellen die op het bouwblok of anders op een plat dak staan, met een overstek van maximaal 0,25 m. Bij een dakhelling van meer dan 60 graden kan de vorm desgewenst gelijk zijn aan een aangekapte dakkapel De detaillering van de dakkapel moet zijn afgestemd op het hoofdgebouw of op bestaande dakkapellen op het bouwblok. Materiaal en kleur De zijwanden moeten ondoorzichtig zijn. Het materiaal en de kleur moeten zijn afgestemd op die van het hoofdgebouw.

Kozijn- en gevelwijzigingen Beschrijving en uitgangspunten Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, venster, raam, deur of gevelpaneel in de buitenmuur van een gebouw. Omdat de opbouw van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en het totale gevelbeeld in een straat sterk beïnvloedt, moeten gevelwijzigingen zorgvuldig worden ontworpen en toegepast. Incidentele gevelwijzigingen moeten immers niet de ritmiek (regelmatige herhaling) van het totale gevelbeeld verstoren. Trendsetter Een gevelwijziging voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het desbetreffende bouwblok of in de desbetreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurde trendsetter. Informatie over deze trendsetters kunt u opvragen bij het team vergunningen. Bouwvergunning Onderstaand overzicht van het vergunningsvrije bouwen is gebaseerd op het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken. Aan deze tekst kunt u geen rechten ontlenen. Vergunningsvrij Het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw, is vergunningsvrij. Mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: de kozijn- of gevelwijziging mag niet worden aangebracht in de voorgevel van een woning of van een woongebouw. Hetzelfde geldt voor een naar de weg of naar het openbaar groen gekeerde zijgevel van een woning of woongebouw; de bestaande gevelopening mag niet wijzigen. Lichte bouwvergunning Voor het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw, is een lichte bouwvergunning vereist, als de bouw hiervan plaatsvindt: aan een monument zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening; in een beschermd stads- of dorpsgezicht zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988. Een lichte bouwvergunning is verder vereist voor het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw. Dit geldt alleen als niet wordt voldaan aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken. Criteria voor een gevelwijziging Als er geen trendsetter is, moet een gevelwijziging aan de voorkant in ieder geval voldoen aan redelijke eisen van welstand. De onderstaande criteria zijn daarbij leidend. Maat en plaats

De maatvoering en plaatsing van de gevelwijziging moeten zijn afgestemd op het bouwvolume en de architectuur van de gevel. Vorm Als er (nog) samenhang en ritmiek aanwezig is in het straatbeeld mag dit door een incidentele gevelwijziging niet worden verstoord. De detaillering van de kozijn- en gevelwijzigingen moet zijn afgestemd op die van de gevel en de kozijnen. Materiaal en kleur Het kleur- en materiaalgebruik moet zijn afgestemd op dat van de gevel. Er moet terughoudend worden omgegaan met het gebruik van kunststof. Dit mag alleen worden toegepast als de detaillering overeenkomt met de overige kenmerken van de woning c.q. het woningblok.

Erfafscheidingen Beschrijving en uitgangspunten Een erfafscheiding is een bouwwerk dat is bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Over een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats tussen hén overeenstemming bestaan. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft er daarom naar om een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Erfafscheidingen moeten dus passen bij het karakter van de omgeving. Voor een erfafscheiding buiten de bebouwde kom gelden bijvoorbeeld andere eisen dan voor erfafscheidingen in een historisch woongebied. Erfafscheidingen moeten wel altijd op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en vervaardigd zijn van duurzame materialen. Begroeide hekwerken en beplantingen zorgen voor een open en vriendelijke uitstraling. Daarom gaat onze voorkeur uit naar een erfafscheiding van haagplanten zoals liguster of haagbeuken of volledig te begroeien gazen hekwerken. Een lange, gesloten en slecht onderhouden schutting wekt bij velen immers het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Trendsetter Een erfafscheiding voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het desbetreffende bouwblok of in de desbetreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurde trendsetter. Informatie over deze trendsetters kunt u opvragen bij het team vergunningen. Bouwvergunning Onderstaand overzicht van vergunningsvrij bouwen is gebaseerd op het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken. Aan deze tekst kunt u geen rechten ontlenen. Vergunningsvrij Het bouwen van een erf- of perceelafscheiding is vergunningsvrij, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: de afscheiding mag niet hoger zijn dan 1,00 m., of niet hoger dan 2,00 m.; de afscheiding moet worden gebouwd: o op een erf of perceel waarop al een gebouw staat; o op meer dan 1,00 m. achter de voorgevelrooilijn en o op meer dan 1,00 m. van de weg of het openbaar groen. Lichte bouwvergunning Voor het bouwen van een erf- of perceelafscheiding, is een lichte bouwvergunning vereist, als de bouw hiervan plaatsvindt: aan een monument zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening; in een beschermd stads- of dorpsgezicht zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988. Een lichte bouwvergunning is verder vereist voor het bouwen van een erf- of perceelafscheiding die niet voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken. Bestemmingsplan

De bepalingen uit het bestemmingsplan zijn in eerste instantie bindend voor vergunningplichtige erf- en terreinafscheidingen. Als in het bestemmingsplan niets geregeld is voor erf- en terreinafscheidingen, heeft de bouwverordening een aanvullende werking. Criteria voor een erfafscheiding Als er geen trendsetter is, moet een erfafscheiding in ieder geval voldoen aan redelijke eisen van welstand. Onderstaande criteria zijn hierbij leidend. Maat en plaats Een erfafscheiding mag niet hoger zijn dan 1,00 m. of niet hoger zijn dan 2,00 m. en moet gebouwd worden achter de voorgevelrooilijn. De bouwhoogte voor toegangspoorten en pergola s mag niet meer dan 2,70 m bedragen. Vorm Er moet sprake zijn van één ontwerp voor de gehele erfafscheiding; Bij voorkeur is sprake van een voor 70% open zijnde constructie bij erfafscheidingen hoger dan 1,00 m. Of van een helder transparante constructie voor een erfscheidingsgedeelte dat hoger is dan 1,00 m. Materiaal en kleur Het materiaal moet overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding zijn. En ook overeenkomstig het materiaal van het hoofdgebouw. Of de erfafscheiding moet uitgevoerd worden in metalen hekwerk, metselwerk of hout of in een ander natuurlijk, en niet snel verwerend, materiaal. De kleur van de erfafscheiding moet zijn afgestemd op die van het hoofdgebouw of donker zijn. Er mag namelijk geen sprake zijn van opvallend kleurgebruik.

Antennes Beschrijving en uitgangspunten Het gaat hier om antennes die van wezenlijk belang zijn voor het kunnen zenden en/of ontvangen van radio-, televisie- en andere communicatiesignalen. Meestal zijn dit spriet- of staafantennes. Onder de hiervoor benodigde spriet- of staafantennemast vallen niet de calamiteitensirenes en antenne-installaties voor mobiele telefonie. Antennes kenmerken zich door een eigen technische vormgeving die vooral aan de voorzijde van een gebouw storend kan zijn voor het straatbeeld. Antennes kunnen vrijstaand worden geplaatst of op/aan een bouwwerk of erf worden aangebracht. De antenne moet daarbij wel altijd een ondergeschikt element te blijven ten opzichte van het hoofdgebouw en de omringende bebouwing. Als losse toevoeging kunnen ze namelijk storend werken op het uiterlijk van een gebouw. Met name de hoogte, de bouwkundige uitwerking en detaillering van antennes mogen geen zwaar stempel op de omgeving drukken. Een zorgvuldige plaatsbepaling kan een goed middel zijn om deze voorzieningen in te passen in de omgeving. Het heeft daarom de voorkeur van de gemeente om een antenne achter het hoofdgebouw en in ieder geval achter de voorgevellijn te plaatsen. Onzichtbaar vanaf de weg of vanuit het openbaar groen. Daarnaast is de maatvoering en een zorgvuldige kleurkeuze van belang. Standaardplan Een spriet-, staaf- of schotelantenne voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het desbetreffende bouwblok of in de desbetreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over deze standaardplannen kunt u opvragen bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Bouwvergunning Onderstaand overzicht van het bouwvergunningsvrije bouwen is gebaseerd op het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken. Aan deze tekst kunt u geen rechten ontlenen. Vergunningsvrij Het bouwen van een antenne is vergunningsvrij, mits wordt voldaan aan de volgende kenmerken. Antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie Hiervoor geldt dat: de hoogte van een antenne op of aan een bouwwerk lager moet zijn dan 5,00 m.; de techniekkast inpandig of ondergronds is geplaatst. Deze kast moet kleiner zijn dan 0,2 m 3 en op een plat dak worden geplaatst, meer dan 1,00 m. achter de dakrand; de bedrading moet in of direct langs de antennedrager of inpandig worden aangebracht, danwel in een kabelgoot. Mits de kabelgoot meer dan 1,00 m. achter de voorgevel is geplaatst; de antennedrager moet aan of bij een op het dak aanwezig object of in het midden van het dakvlak worden geplaatst. Als dat niet kan, moet dit elders op het dakvlak gebeuren. Daarbij geldt wel dat de afstand tot de voorgevel ten minste gelijk moet zijn aan 18, gedeeld door de hoogte van de antenne, inclusief de drager. Deze afstand wordt gemeten vanaf het bij het gebouw aansluitende terrein tot aan de voet van de antenne, inclusief de drager.

Antenne-installaties op of aan een hoogspanningsmast, wegportaal, reclamezuil, lichtmast, windmolen, sirenemast, een niet van een bouwwerk deel uitmakende schoorsteen of op een bouwvergunningplichtige antenne-installatie Hiervoor geldt dat: de hoogte van de antenne(drager) lager moet zijn dan 5,00 m.; de antenne geplaatst is op een hoogte van meer dan 3,00 m.; de techniekkast inpandig, ondergronds of op de grond is geplaatst en dat deze kleiner is dan 2,00 m 3. Andere dan de hierboven genoemde antenne-installaties Hiervoor geldt dat: de antenne-installatie achter het voorerf moet worden geplaatst; de hoogte van de antenne(drager) lager is dan 5,00 m, gemeten vanaf de voet. Of (als deze is bevestigd aan de gevel) gemeten vanaf het punt waarop de antenne(drager) het dakvlak kruist; de doorsnede van schotelantennes minder moet zijn dan 2,00 m. De hoogte, inclusief de drager van de antenne, mag niet meer zijn dan 3,00 m. Lichte bouwvergunning Voor het aanbrengen van een antenne-installatie is een lichte bouwvergunning vereist als het aanbrengen hiervan plaatsvindt: aan een monument zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening; in een beschermd stads- of dorpsgezicht zoals bedoeld in de Monumentenwet uit 1988. Een lichte bouwvergunning is verder vereist voor het bouwen van een antenne-installatie die niet voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken. Bestemmingsplan De bepalingen uit het bestemmingsplan zijn in eerste instantie bindend voor vergunningplichtige antenne-installaties. Als in het bestemmingsplan niets geregeld is voor antenne-installaties, heeft de bouwverordening een aanvullende werking. Welstandscriteria antennes Een spriet-, staaf- of schotelantenne is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Algemeen De mogelijke aanvullende criteria voor het aanbrengen van spriet-, staaf- of schotelantennes staan genoemd in het gebiedsgerichte en objectgerichte beleid. De plannen waarvoor deze criteria gelden worden voorgelegd aan de welstandscommissie Plaats en aantal Antennes worden bij voorkeur aan een achtergevel bevestigd. En in ieder geval achter de voorgevellijn geplaatst. Antennes worden niet aangebracht aan monumenten of beeldbepalende panden. Ook mogen geen antennes worden aangebracht op het platte dak bij gestapelde woningbouw.

Bij gestapelde woningbouw mogen antennes alleen op of aan het balkon worden geplaatst, binnen het verticale en horizontale vlak van het balkon. En dus niet aan de gevel of bij het kozijn. Er mag maximaal één spriet-, staaf- of schotelantenne aan, op of bij een woning of pand worden aangebracht. Maatvoering De hoogte van een spriet- of staafantenne mag bij plaatsing op een erf maximaal 5,00 m. bedragen. De hoogte van zo n antenne mag zich bij plaatsing aan een gevel binnen bijzondere beeldbepalende gebieden (zoals een dorpskern of centrumgebied) maximaal 3,00 m. vanaf het snijpunt met het aangrenzende dakvlak bevinden. De hoogte van spriet- of staafantennes mag bij plaatsing aan een gevel binnen andere gebiedenmaximaal 5,00 m. vanaf het snijpunt met het aangrenzende dakvlak zijn. Voorbeelden van deze gebieden zijn een bedrijventerrein, een sportcomplex of woonwijk. De hoogte van schotelantennes mag maximaal 3,00 m. zijn, gemeten vanaf de voet van de antenne(drager). De doorsnede van de schotel van een schotelantenne mag maximaal 2,00 m. zijn. Vorm De antenne en de bijbehorende voorzieningen (zoals de mast, bedrading en tuidraden) moeten als één geheel zijn vormgegeven. Als de antenne zichtbaar is vanaf de weg of vanuit het openbaar groen moet deze toch zo onzichtbaar mogelijk worden aangebracht. Een minimum aan dwarssprieten kan hiervoor zorgen. Ook het aantal tuidraden moet worden beperkt. Bij bevestiging aan een gevel mogen geen tuidraden worden toegepast. De stabiliteit moet namelijk bij een gedegen constructie van de antenne worden behaald uit de bevestiging aan de gevel. Materiaal en kleur Het materiaal en de kleur moeten onopvallend en aanvaardbaar zijn in relatie tot de omgeving. Er mag geen sprake zijn van felle, contrasterende kleuren, maar antraciet of donkergrijs is wel toegestaan. Wanneer is er alsnog advies van de welstandscommissie nodig? Als een spriet-, staaf- of schotelantenne niet aan bovenstaande criteria voldoet of als er sprake is van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria, kan de bouwaanvraag alsnog voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In het geval van een beschermd monument zal de welstandscommissie in ieder geval om advies worden gevraagd.

Reclame Beschrijving en uitgangspunten Reclame is een aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst aan een publiek. Reclames op borden, lichtreclames en spandoeken of vlaggen zijn bijvoorbeeld een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. In winkelgebieden zijn reclames op zijn plaats en verhogen ze de aantrekkingskracht van de omgeving, hoewel daar wel een grens aan verbonden is. Reclame-uitingen moeten ook daar passen in het totaalbeeld. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclame-uitingen echter ongewenst. Voor het plaatsen van een op de grond staande reclamezuil is een lichte bouwvergunning vereist. Voor overige reclame-uitingen binnen de bebouwde kom moet u een vergunning aanvragen in het kader van de gemeentelijke APV (Algemene Plaatselijke Verordening). Een beoordeling door de welstandscommissie maakt deel uit van deze vergunningprocedure. Standaardplan Een reclame-uiting voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het desbetreffende bouwblok of de desbetreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over deze standaardplannen kunt u opvragen bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Sneltoetscriteria voor reclame Een reclame-uiting aan de voorgevel, zijgevel of achtergevel is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Algemeen Er mag geen reclame worden gemaakt voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk in het pand worden verkocht. Plaats en aantal Gevelreclame Hiervoor geldt dat: deze loodrecht op de gevel (of daaraan evenwijdig) en vlak op de gevel moet worden aangebracht; er mag geen reclame worden aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie. Dit betekent dat er wel gevelreclame mag komen op winkelpanden, maar niet op kantoren of op woongebouwen. de reclame moet passen in de gevelindeling en ruim onder de onderzijde van de kozijnen op de eerste verdieping moet worden gehouden. Het is daarbij bijvoorbeeld belangrijk om de verticale en horizontale lijnen van de gevel aan te houden en reclame zoveel mogelijk evenwijdig aan kozijnen aan te brengen; de reclame minstens 0,50 m. uit de hoeken van de eigendomsgrens van het pan moet zijn aangebracht. Erfreclame Hierbij is het volgende van kracht: deze mag alleen worden geplaatst bij de entree van het erf of bij een parkeerplaats; er mogen geen reclame-uitingen zijn die het uitzicht op de openbare ruimte of op het open landschap ernstig belemmeren;

er is maximaal één reclame-uiting per gevel of erf toegestaan. Maatvoering Gevelreclame Het maximale oppervlak van gevelreclame is als volgt: bij woningen waarbij sprake is van beroep aan huis en die een beperkte, onverlichte naamof beroepsaanduiding hebben, is dit maximaal 0,50 m 2 ; bij bedrijven die een reclame hebben die evenwijdig aan de gevel is aangebracht is dit 1,00 m 2 ; bij bedrijven die reclame loodrecht op de gevel hebben aangebracht, is dit 0,20 m 2. Erfreclame Bij erfreclame geldt als maximale oppervlak: bij reclameborden die door bedrijven zijn geplaatst tot een hoogte van 0,30 m. boven het maaiveld is dit een breedte van 1,80 m. en een hoogte van 0,80 m. (waarbij de hoogte exclusief de ondersteuning van het reclamebord is); voor reclames aan palen is dit een breedte van 0,50 m. en een hoogte van 0,75 m.. Vorm Reclame op de voorgevel moet als zelfstandig element zijn vormgeven, waarbij de maatvoering en detaillering zijn afgestemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel en het hoofdgebouw. De samenhang en de ritmiek in het straatbeeld mogen door een reclame-uiting niet worden verstoord. De reclame moet, waar mogelijk, worden geïntegreerd in de architectuur van het pand. De reclame moet worden beperkt tot het hoogst noodzakelijke. Er mag bij de reclame geen sprake zijn van mechanisch bewegende delen. Lichtcouranten, lichtobjecten of lichtreclame zijn niet toegestaan, evenmin als daglichtreflecterende reclame en aangelichte reclame. Wanneer is er alsnog advies van de welstandscommissie nodig? Voldoet een reclame-uiting aan de gevel niet aan bovenstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of van gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria, dan wordt de bouwaanvraag alsnog voor advies aan de welstandscommissie voorgelegd. In het geval van een beschermd monument zal de welstandscommissie in ieder geval om advies worden gevraagd.