Regels Bestemmingsplan Verwoldseweg 26a Laren



Vergelijkbare documenten
PROJECTBESLUIT SCHONENBURGSEIND 40

Regels bestemmingsplan "3e herziening van het bestemmingsplan Oud- en Nieuw Krispijn, locatie Laan der VN"

Inhoudsopgave. ontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan Gasleiding Groningen-Winschoten 2

1 van :15

Transformatorstation Vijfhuizen. Regels

Bestemmingsplan Voetgangersverbinding. Castricum Limmen REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

wijzigingsplan Dr Bouwdijkstraat

Regels bestemmingsplan Camperstandplaatsen Balk. Planstatus: ontwerp Datum: Plan identificatie: NL.IMRO.0653.BPL ON01 Auteur: Ontwikkeling

Ossenwaard (perceel tussen 3 en 5) - Cothen

REGELS Ontwerp bestemmingsplan Boomkwekerij nabij Akkerweg 9 Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Bestemmingsplan Kinderboerderij, Waspik. Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS 3 Artikel 1 Begrippen 3 Artikel 2 Wijze van meten 6

Fietspad Melderslo - Broekhuizen (Tracédeel C)

Westsingel. Datum 22 juni 2009

bestemmingsplan "Boomkwekerij nabij Akkerweg 9"

Regels. Kenmerk: R05

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

INHOUDSOPGAVE blz. 1 Artikel 2: Wijze van meten. HOOFDSTUK 2. BESTEMMINGSREGELS 4 Artikel 3: Bedrijf - Nutsbedrijf. 4 Artikel 4: Bedrijf - Opstijgpunt

Bestemmingsplan Taxiopstelstrook Leidsebosje

Voorschriften aan projectbesluit "Hotel/appartementen Burgemeester Keijzerweg"

INHOUDSOPGAVE. HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 3 Artikel 1 Begrippen 3 Artikel 2 Wijze van meten 5

Regels Bestemmingsplan Uitbreiding zorgcentrum Dekelhem, Gieten

Regels. Groene Scheg- Oldenzaalsestraat

Inhoudsopgave. Regels 3

Inhoudsopgave. Bestemmingsplan Bestemmingsplan Luttermolenveld, 4e partiële herziening Vastgesteld

N307 Passage Dronten (9071)

Regels. Bestemmingsplan Windturbines Netterden - Azewijn

REGELS. van het bestemmingsplan. Spoorwegonderdoorgang Den Dolder. van de GEMEENTE ZEIST

GEMEENTE HILLEGOM REGELS. onderdeel van het bestemmingsplan Fietspad Hillegom - Bennebroek van de gemeente Hillegom

Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening

Rho adviseurs voor leefruimte

Bestemmingsplan. N307 Passage Dronten (9071)

pompstation Breehei te Leunen REGELS

Regels. Eynderhoof Plan ROS Adviesbureau voor ruimtelijke plannen

Inhoudsopgave. Heerde Dorp, Brede School Heerde West, 1 e herziening Vastgesteld

Regels Grooterkamp-Gorssel Gemeente Lochem

R e g e l s rgl

Elzerdijk 50-50a Eefde

Bestemmingsplan Mgr. Kuijpersplein 18, Borkel en Schaft. Hoofdstuk 1 Inleidende regels 1 Artikel 1 Begrippen 1 Artikel 2 Wijze van meten 3

bestemmingsplan Bestemmingsplan appartementencomplex Bleekstraat te Goor Toelichting 3 Regels 279

Bestemmingsplan Archeologie

R e g e l s rgl

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS 9 Artikel 7 Antidubbeltelregel 9 Artikel 8 Algemene bouwregels 10 Artikel 9 Algemene ontheffingsregels 11

Delden Zuid 2015, wijzigingsplan kade Delden

R e g e l s rgl

GEMEENTE LOCHEM Ontwerp BESTEMMINGSPLAN Openluchttheater Lochem Oost Regels

Ontwerpbestemmingsplan Fietspad Riethoven - Walik Gemeente Bergeijk. Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Begrippen 3 Artikel 2 Wijze van meten 5

Aansluiting A27 en verbindingsweg Groote Haar regels

Buitengebied, partiële herziening ontsluitingsweg Oude Rijksweg 395 te Rouveen O N T W E R P

Artikel 1 Begrippen 2. Artikel 3 Verkeer 4. Artikel 8 Slotregel 7

bebouwingspercentage: een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd.

BESTEMMINGSPLAN DA COSTASTRAAT 26 VAN DE GEMEENTE VLAARDINGEN PLANREGELS

1.1 plan: het bestemmingsplan 'Varkenshouderij Laarstraat' van de gemeente Oude IJsselstreek; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde

INHOUDSOPGAVE. HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 1 Artikel 1 Begrippen 1 Artikel 2 Wijze van meten 3

Bestemmingsplanregels Provincie Utrecht

Toelichting 3. Regels 9

Artikel 5 Bedrijventerrein

De Whee e.o., herziening Rubensstraat 2 BESTEMMINGSPLAN. Datum: onherroepelijk NL.IMRO.1735.GOxrubens2-OH10

vastgesteld wijzigingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld, wijziging ex artikel 3.6 Wro, dagbesteding Gemeente Ommen Projectnummer

Wijzigingsplan SWLM M20

Regels bestemmingsplan "2e herziening van het bestemmingsplan Dubbeldam, locatie Haaswijkweg west 116"

Nieuw-Amsterdam, bedrijfswoning Verlengde Herendijk

B i j l a g e 5 : R e g e l s b e h o r ende bij de ruimtelijke onderbouwing projectb es l u i t rgl

Regels 1e herziening bestemmingsplan De Staart, locatie Zonnepark Crayestein

Brandweerkazerne Halfweg

Brantjesstraat bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro. Status: vastgesteld. Gemeente Purmerend Ruimtelijk Domein

Haytinksdijk 1 Barchem, herziening

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Regels bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk

Oerle 2015, herziening Sint Janstraat

wijzigingsplan Nieuwveenseweg 36a Inhoudsopgave Regels vastgesteld

Regels. Kenmerk: V01

1.1 plan: het bestemmingsplan "Nibbelinklaan 12 Sinderen: koffieboerderij "Groot-Nibbelink" van de gemeente Oude IJsselstreek; 1.

R e g e l s rgl

Wijzigingsplan Groenedijk 1 te Ouddorp. Gemeente Goeree-Overflakkee. Planstatus: vastgesteld wijzigingsplan Datum: 27 september 2016

Buitengebied herziening 2010, Laarstraat

BESTEMMINGSPLAN RUINERWEG, ECHTEN BOS BIJ VAN HARTE

Bestemmingsplan N240 - Westerterpweg

Bestemmingsplan Luttermolenveld, 1e partiële herziening: Regels

GEMEENTE VLAARDINGEN BESTEMMINGSPLAN. BABBERSPOLDER OOST, 1 e herziening (Deelplannen 7+8)

Bestemmingsplanregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels...3. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels...7. Hoofdstuk 3 Algemene regels Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels...

GEMEENTE GAASTERLAN - SLEAT / BESTEMMINGSPLAN BALK - VERBINDINGSWEG INHOUDSOPGAVE

plan het bestemmingsplan Stationskwartier - De Wiel 22 van de gemeente Helmond;

Bestemmingsplan. Woning Hammerweg. Gemeente Ommen. Regels. Datum: 15 mei 2012 Projectnummer: ID: NL.IMRO.0175.

REGELS BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED HARDENBERG, WINDPARK DE VEENWIEKEN GEMEENTE HARDENBERG

1 Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangs- en slotregels... 11

INHOUD 1 INLEIDENDE BEPALINGEN 1 2 BESTEMMINGSBEPALINGEN 4 3 ALGEMENE BEPALINGEN 7 4 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 9 REGELS PLANKAART III

Regels. (vastgesteld) Thoelaverweg 2 NL.IMRO.0501.Thoelaverweg

Regels. Inpassingsplan Peelvenen-Mariapeel. Provincie Limburg

INHOUDSOPGAVE. HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 2 Artikel 1 Begrippen 2 Artikel 2 Wijze van meten 5

Buitengebied, herziening gronden Junne

Bestemmingsplan. de Vlaas, zonnepanelenpark. Gemeente Deurne. Regels

R e g e l s rgl

R e g e l s rgl

1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Begrippen 3 Artikel 2 Wijze van meten 5. 2 Bestemmingsregels 6 Artikel 3 Verkeer 6

Artikel 3 WOONDOELEINDEN (W)

s-heerenberg, Zeddamseweg 13-19

Balk - Verbindingsweg

Transcriptie:

Regels Bestemmingsplan Verwoldseweg 26a Laren

2

Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begrippen 5 Artikel 2 Wijze van meten 8 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 9 Artikel 3 Sport 9 Artikel 4 Waarde - Archeologie 5 11 Artikel 5 Waarde - Archeologie 6 15 Artikel 6 Waarde - Archeologie 7 19 Hoofdstuk 3 Algemene regels 23 Artikel 7 Anti-dubbeltelregel 23 Artikel 8 Algemene bouwregels 24 Artikel 9 Algemene gebruiksregels 25 Artikel 10 Algemene aanduidingsregels 26 Artikel 11 Algemene afwijkingsregels 27 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 29 Artikel 12 Overgangsrecht 29 Artikel 13 Slotregel 30 3

4

Regels Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 plan: het met identificatienummer van de gemeente Lochem. 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels. 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 archeologische waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis. 1.6 archeologisch onderzoek: het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. 1.7 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.8 bestaande (bedrijfs) bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, met uitzondering van bebouwing die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 1.9 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. 5

1.10 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.11 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.12 bouwgrens: de grens van een bouwvlak. 1.13 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.14 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel. 1.15 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.16 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.17 ecologische hoofdstructuur: een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones, met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, waarvan de kernkwaliteiten en omgevingscondities zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur', en waarvan de begrenzing is vastgelegd in de Streekplanherziening 'Herbegrenzing ecologische hoofdstructuur', bestaande uit de bestaande natuurgebieden (ehs-natuur), de gebieden waar de natuur is verweven met andere functies (ehs-verweving) en de verder te ontwikkelen ecologische verbindingszones (ehs-verbindingszones), en die in dit bestemmingsplan is vertaald in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden' (verweving en verbindingszones), 'Bos' (bestaande natuurgebieden) en 'Natuur' (bestaande natuurgebieden). 1.18 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 6

1.19 hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.20 landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur. 1.21 manege: een bedrijf dat is gericht op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden, en/of pony's, ondersteunende horeca (kantine en foyer e.d.), verenigingsaccommodatie, en het houden van wedstrijden en of andere evenementen. 1.22 natuurwaarde: de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora- en fauna. 1.23 nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.24 paardenbak: al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar training en africhting van paarden alsmede het recreatief berijden van paarden plaatsvindt. 1.25 raamprostitutie: een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.26 seksinrichting: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. 7

Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Meetregels Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel; c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; f. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend; g. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. 2.2 Aanvullende meetregels Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels: a. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: mag niet meer dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang worden gesitueerd; b. het peil in andere gevallen: mag niet meer dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, worden gesitueerd; c. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, ondergeschikte dakkapellen en gevelopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. 8

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Sport 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvelden; b. de instandhouding en ontwikkeling van de landschapstypen en hun kernkwaliteiten zoals beschreven in artikel 10.2 van deze regels; c. met de bijbehorende terreinen, bebouwing en voorzieningen waaronder begrepen lichtmasten, ballenvangers, tribunes, parkeervoorzieningen, kantinevoorzieningen, kleedkamers; d. groen, nutsvoorzieningen en water; alsmede voor: e. ter plaatse van de aanduiding 'manege', een manege. 3.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: 3.2.1 Bebouwing a. de oppervlakte van de bestaande bebouwing mag met maximaal 10% wordt uitgebreid; b. in afwijking van het bepaalde onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuw' de bouw van een nieuwe rijhal met een maximale oppervlakte van 2.500 m² toegestaan; c. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter; 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de maximale bouwhoogtes volgens de tabel hierna: Bouwwerken geen gebouw zijnde Overkappingen verlichting Speeltoestellen Ballenvangers, tribunes enz. Maximaal 3 vlaggenmasten Hekwerken en andere terreinafscheidingen rondom het sportterrein hekwerken en andere terreinafscheidingen op het sportterrein Maximale bouwhoogte 3 meter 4 meter 5 meter 5 meter 8 meter 2 meter 1 meter 9

3.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van verlichtingsmasten voor sportvelden met een bouwhoogte van maximaal 18 meter en verlichtingsmasten voor paardenbakken met een bouwhoogte van maximaal 12 meter, mits: a. armatuur wordt gebruikt die uitstraling naar de omgeving zoveel mogelijk voorkomen; b. de landschappelijke kernkwaliteiten van de aangrenzende gronden daardoor niet worden aangetast; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ehs' door de initiatiefnemer is aangetoond dat de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de ecologische hoofdstructuur daardoor niet significant worden aangetast. 3.4 Specifieke gebruiksregels Voor het gebruik gelden de volgende regels: Bij het gebruik ten behoeve van sportvoorzieningen dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. 10

Artikel 4 Waarde - Archeologie 5 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een hoge archeologische verwachting, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en). 4.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: 4.2.1 Verbod Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 5' mede bestemde gronden. 4.2.2 Uitzonderingen Het in lid 4.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op: a. gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of; b. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of; c. bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of; d. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 250 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of; e. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits: 1. de bestaande fundering wordt gebruikt; 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid. 4.3 Afwijken van de bouwregels 4.3.1 Afwijken Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 4.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of; 11

c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 4.3.2 aan de vergunning. 4.3.2 Beperkingen Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 4.3.3 Advies Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden. 4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.4.1 Verbod Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag: a. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld; b. het verwijderen van funderingen; c. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden; d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren; e. het aanleggen van drainage; f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; g. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting; h. het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd; i. het veranderen van het grondwaterpeil; j. het uitvoeren van andere grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden. 12

4.4.2 Uitzonderingen Het in lid 4.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. worden uitgevoerd op gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of; b. het archeologisch onderzoek betreffen, of; c. een diepte hebben van niet meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, of; d. een gezamenlijke oppervlakte hebben van niet meer dan 250 m², of; e. het normale onderhoud en beheer betreffen, of; f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of; g. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 4.4.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt slechts verleend indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of; c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 4.4.4 aan de vergunning. 4.4.4 Beperkingen Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 4.4.5 Advies Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden. 13

4.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn. 14

Artikel 5 Waarde - Archeologie 6 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een middelmatige archeologische verwachting, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en). 5.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: 5.2.1 Verbod Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 6' mede bestemde gronden. 5.2.2 Uitzonderingen Het in lid 5.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op: a. gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of; b. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of; c. bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of; d. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of; e. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits: 1. de bestaande fundering wordt gebruikt; 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid. 5.3 Afwijken van de bouwregels 5.3.1 Afwijken Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 5.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of; 15

c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 5.3.2 aan de vergunning. 5.3.2 Beperkingen Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 5.3.3 Advies Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden. 5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.4.1 Verbod Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag: a. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld; b. het verwijderen van funderingen; c. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden; d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren; e. het aanleggen van drainage; f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; g. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting; h. het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd; i. het veranderen van het grondwaterpeil; j. het uitvoeren van andere grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden. 16

5.4.2 Uitzonderingen Het in lid 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. worden uitgevoerd op gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of; b. het archeologisch onderzoek betreffen, of; c. een diepte hebben van niet meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, of; d. een gezamenlijke oppervlakte hebben van niet meer dan 1.000 m², of; e. het normale onderhoud en beheer betreffen, of; f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of; g. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 5.4.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wordt slechts verleend indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of; c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 5.4.4 aan de vergunning. 5.4.4 Beperkingen Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 5.4.5 Advies Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden. 17

5.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn. 18

Artikel 6 Waarde - Archeologie 7 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een lage archeologische verwachting, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en). 6.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: 6.2.1 Verbod Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 7' mede bestemde gronden. 6.2.2 Uitzonderingen Het in lid 6.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op: a. gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of; b. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of; c. bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of; d. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of; e. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits: 1. de bestaande fundering wordt gebruikt; 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid. 6.3 Afwijken van de bouwregels 6.3.1 Afwijken Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 6.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of; 19

c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 6.3.2 aan de vergunning. 6.3.2 Beperkingen Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 6.3.3 Advies Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden. 6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.4.1 Verbod Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag: a. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld; b. het verwijderen van funderingen; c. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden; d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren; e. het aanleggen van drainage; f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; g. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting; h. het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd; i. het veranderen van het grondwaterpeil; j. het uitvoeren van andere grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden. 20

6.4.2 Uitzonderingen Het in lid 6.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. worden uitgevoerd op gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of; b. het archeologisch onderzoek betreffen, of; c. een diepte hebben van niet meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, of; d. een gezamenlijke oppervlakte hebben van niet meer dan 2.500 m², of; e. het normale onderhoud en beheer betreffen, of; f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of; g. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 6.4.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 wordt slechts verleend indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of; c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 6.4.4 aan de vergunning. 6.4.4 Beperkingen Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 6.4.5 Advies Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden. 21

6.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn. 22

Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 7 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. 23

Artikel 8 Algemene bouwregels 8.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in artikel 8.2 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen; b. Het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 8.2 Onderkeldering van gebouwen Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels: a. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen; b. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht; c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1.20 meter bedraagt; d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd. 8.3 Aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente Lochem ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet, buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer; b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. ruimte tussen bouwwerken; d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen; e. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening ten aanzien van vorenstaande onderwerpen. 24

Artikel 9 Algemene gebruiksregels Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt: a. Het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting; b. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie; c. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming. d. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken vaar- of voertuigen, arken of andere objecten; e. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn; f. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, die niet tot de reguliere bedrijfsvoering behoren. 25

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels 10.1 Reconstructiewetzones Voor de reconstructiewetzones gelden de volgende regels: a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone-verwevingsgebied' gelden voor intensieve veehouderijen specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarvoor ze gelden. 10.2 Landschapstypen Voor de aangeduide landschapstypen gelden de volgende regels: 10.2.1 Beleid en kernkwaliteiten: Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- landschapstype essenlandschap' is het beleid gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van het essenlandschap met de volgende kernkwaliteiten: microreliëf in de vorm van grote essen en steilranden, perceelrandbeplanting, houtwallen en houthakbosjes, onregelmatige verkaveling, grillige wegenstructuur, oude boerderijen en open essen en enken. 10.2.2 Toetsing: In de desbetreffende bestemmingen is aangegeven of er bij het verlenen van afwijkingen of aanlegvergunningen en bij wijziging van het bestemmingsplan aan het beleid onder 10.2.1 moet worden getoetst en op welke wijze dit moet geschieden. 10.3 Essen en enken Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - essen en enken' is het beleid gericht op het open houden van de essen en enken en gelden specifieke regels. Deze regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarvoor ze gelden. 26

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding, voor: a. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven maatvoering, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de kaart aangegeven afmetingen; b. ten aanzien van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bestemmings- en/of bouwgrenzen worden overschreden met ten hoogste 2 meter, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; c. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bebouwingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bebouwingsvlak en/of de bestemmingsgrens naar de buitenzijde worden overschreden door bouwwerken zoals, (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden; d. voor het bouwen van werken van beeldende kunst tot een hoogte van 15 meter. 27

28

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 12 Overgangsrecht 12.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 12.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. e. Het bepaalde onder a t/m d is niet van toepassing voorzover uit de Richtlijnen 97/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van het ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaande gebruik. 29

Artikel 13 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Verwoldseweg 26a Laren'. 30