Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

29200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2004

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 15 maart 2011 Betreft Kamervragen lid Van Dijk over problemen met kabelexploitanten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Inhoudelijke Ondersteuning

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Marktconsultatie aansluitgebied gemeente Hoogeveen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 1 juli 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de algemene voorwaarden van De Persgroep voor freelance journalisten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2016D22881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT) 27 088 Kabel en consument: marktwerking en digitalisering Nr. 44 1 Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), De Grave (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD). Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Lazrak (SP), De Ruiter (SP), Eerdmans (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD). 2 Samenstelling: Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Karimi (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (Christen- Unie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 16 oktober 2003 De vaste commissie voor Economische Zaken 1 en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 2 hebben op 24 september 2003 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Economische Zaken en staatssecretaris Van der Laan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over: de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 7 januari 2003 inzake de nota Kabel en consument: marktwerking en digitalisering (27 088, nr. 31); het kabinetsstandpunt breedband als vervolg op het advies van de Expertgroep Breedband van mei 2002 (26 643, nr. 38). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Atsma (CDA) merkt op dat de onderhavige stukken al zo oud zijn dat de gegevens erin bijna gedateerd zijn. In het rapport Een sector op zoek naar zijn toekomst worden aspecten genoemd die van belang zijn voor de kabel, namelijk de totstandkoming van marktwerking, keuzevrijheid voor consumenten en digitalisering. Daarnaast moet de kabelsector perspectief worden geboden voor de toekomst. De sector dient natuurlijk het voortouw te nemen bij ontwikkelingen op het terrein van de kabel, maar de overheid kan wel faciliterend optreden. Zij heeft echter ook te waken over publieke belangen, zoals de toegang tot de kabel. Consumenten moeten niet alleen kunnen kiezen tussen de ether, een satelliet en de kabel, maar zij moeten daarbinnen ook weer keuzemogelijkheden hebben. Om een en ander te waarborgen, is een stelsel van wet- en regelgeving nodig en moet er een onafhankelijk toezichthouder worden aangewezen. Hier zal nader over gesproken kunnen worden bij de wijziging van de Telecommunicatiewet. Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD). Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van der Laan (D66), Boelhouwer (PvdA), Halsema (Groen- Links), Lazrak (SP), Tonkens (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en De Grave (VVD). KST70932 0304tkkst26643-44 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2003 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 1

De kabelsector heeft vorig jaar een voorstel voor een andere tariefopbouw gepresenteerd, in casu een vastrecht en een tarief voor geleverde diensten. Op zichzelf heeft de heer Atsma daar geen probleem mee, als dit maar niet leidt tot een ordinaire prijsverhoging om innovaties te kunnen financieren. Als consumenten straks meer keuzevrijheid hebben en zij kiezen voor een kleiner pakket dan thans, dan moet die keuze ook vertaald worden in een lager tarief. Hoe denkt de minister over de voorgestelde tariefopbouw? Het is van belang om breedband te ontwikkelen en breedbandige activiteiten en diensten te realiseren. Ook dit is echter in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de verschillende marktpartijen. De overheid kan wel een faciliterende rol spelen via het Bouwbesluit, het graafrecht en wellicht ook fiscale instrumenten. Hoe oordeelt de minister hierover? Om ervoor te zorgen dat Nederland binnen enkele jaren een koppositie kan innemen op ICT-terrein, moet op afzienbare termijn worden overgegaan op glasvezel. Het Deltaplan Glas van KPN is een goed initiatief op dit punt. Een steeds terugkerend probleem is overigens dat sommige delen van het land verstoken blijven van nieuwe ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie. In het verleden is al eens de mogelijkheid geopperd van een aansluitplicht voor de zogenaamde onrendabele gebieden, maar dat heeft nogal wat voeten in aarde. Uit een oogpunt van solidariteit en de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving als geheel, zouden de verschillende partijen zich gezamenlijk moeten inspannen om ook aansluitingen te verzorgen in gebieden waar dit niet direct rendabel is. KPN heeft aangeboden om scholen drie jaar gratis van een breedbandinternetaansluiting te voorzien. Op zichzelf moet dit aanbod positief benaderd worden, omdat dit een stap vooruit betekent op de weg van het brede ICT-beleid in het onderwijs. Wat vindt de minister van dit aanbod en weet hij hoe de NMa en de OPTA dit beoordelen? De heer Van Dam (PvdA) constateert dat er in Nederland voor internet veel gebruik wordt gemaakt van ADSL en de kabel. Er zijn in Nederland sowieso veel kabelaansluitingen, omdat de meeste mensen daarvan afhankelijk zijn voor hun radio- en televisiesignaal. De Kamer heeft ervoor gepleit om de OPTA de mogelijkheid te geven, kabelmaatschappijen te verplichten om concurrenten toegang tot de kabel te geven, opdat ook zij snelle internetverbindingen kunnen aanbieden. Dit heeft geresulteerd in het wetsvoorstel Toegang tot de kabel, dat thans bij de Eerste Kamer ligt. Wanneer zal dit wetsvoorstel afgehandeld worden? Het is trouwens nog maar de vraag of zich concurrenten zullen melden. Er wordt in ieder geval gestreefd naar digitalisering van de kabel, omdat hierdoor meer ruimte op de kabel zal ontstaan. In dit verband is het wel de vraag of de kabelmaatschappijen op een gegeven moment zal worden toegestaan om geen analoog signaal meer te leveren. Als dat gaat gebeuren, moet dat vroegtijdig aangekondigd worden opdat televisiemakers en consumenten zich daarop kunnen voorbereiden. Overwogen wordt om een scheiding aan te brengen in de tariefstructuur, in die zin dat mensen een vastrecht gaan betalen voor de kabelaansluiting en verder een tarief in rekening gebracht krijgen voor de door hen gekozen diensten. De NMa en de OPTA doen hier onderzoek naar en bekijken tevens of de kosten van digitalisering in de prijs mogen worden meegenomen. De heer Van Dam is voorstander van zo n vastrechtmodel, mits dit ook inhoudt dat consumenten voor de diensten kunnen kiezen uit verschillende aanbieders. Probleem is nog wel dat kabelbedrijven in iedere gemeente met andere regels te maken hebben. Op zichzelf is het een goede zaak dat gemeenten prijsafspraken hebben gemaakt, toen de kabel werd overgedragen aan de kabelmaatschappijen. Die kregen toen namelijk een monopoliepositie. Hierdoor wordt de ontwikkeling van de markt echter verstoord. Als er ook andere aanbieders worden toegelaten Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 2

tot de kabel, kunnen de huidige regels op termijn wellicht losgelaten worden. Het is overigens de vraag of de dienstverlening door de kabelmaatschappijen door het wetsvoorstel Toegang tot de kabel en de nieuwe Telecommunicatiewet zal verbeteren. Het is namelijk nog niet bekend of er daadwerkelijk concurrentie zal ontstaan. Verder zullen de mensen waarschijnlijk een relatie blijven houden met een kabelmaatschappij. Krijgen de toezichthouders voldoende instrumenten om die maatschappijen aan te pakken, als zij hun klanten blijven negeren? Op korte termijn lijkt er geen behoefte te zijn aan glasvezelkabels, omdat er nu al hoge snelheden behaald kunnen worden via de kabel en draadloze verbindingen. Het is echter zaak om de koppositie op het gebied van «always on»-verbindingen vast te houden en de snelheid daarvan verder op te schroeven. Snelle verbindingen zijn namelijk ook geschikt voor hoogwaardige diensten. Heeft het kabinet zich in dit verband al eens gebogen over een stimuleringsregeling voor breedband in navolging van de PC-privé-regeling? Glasvezel lijkt voor de lange termijn namelijk de enige duurzame infrastructuur te zijn. Het Actieprogramma breedband zal waarschijnlijk maar marginaal bijdragen aan de totstandkoming van breedband in Nederland. Werkelijk relevante vragen worden daarin niet beantwoord. Er dreigt een chaos te ontstaan, omdat gemeenten verschillende lijnen volgen om tot een netwerk ter zake te komen. Het is bijvoorbeeld onduidelijk naar welke centrale een glasvezelkabel gaat en wie deze centrale beheert. Er moet in ieder geval antwoord gegeven worden op de vraag of glasvezel een nutsvoorziening of een commerciële voorziening is. De minister zal ongetwijfeld zeggen dat het een commerciële voorziening is. De markt is echter geen doel, maar een middel. Is het denkbaar dat er op dit vlak een concurrerende markt zal ontstaan, zonder dat de overheid hierbij een regierol speelt? Er mag namelijk geen nieuw monopolie ontstaan. Op het punt van de glazen snelwegen is er voldoende concurrentie, maar het is de vraag of daar ook sprake van zal zijn bij de aanleg van glasvezel tussen die snelwegen en de huizen. Als dat niet het geval is, zal de overheid daar toezicht op moeten houden. Dat wil dus niet zeggen dat de overheid daarin moet investeren. De heer Szabó (VVD) merkt op dat de Expertgroep breedband in 2002 heeft geconstateerd dat de telefonie- en kabelnetwerken binnen afzienbare tijd tegen hun capaciteitsgrenzen zullen aanlopen. In de tussentijd heeft de technologische vooruitgang op het punt van breedband niet stilgestaan. Volgens de expertgroep is glasvezel de meest toekomstvaste technologie en zal het de huidige verbindingen binnen een jaar of tien vervangen. Kan de minister hier een gedegen onderbouwing van geven? De capaciteit van telefonie- en kabelnetwerken lijkt namelijk significant opgerekt te worden waardoor deze netwerken vooralsnog een afdoende alternatief bieden voor glasvezel. Wat is het tijdpad voor de overgang naar glasvezel? De heer Szabó is voor vrije marktwerking, ook op het gebied van breedbandinfrastructuur. In het kabinetsstandpunt staat dat, gegeven de primaire rol van de marktpartijen en de faciliterende rol van de overheid, grootschalige investeringen van de overheid in breedbandinfrastructuur niet voor de hand liggen. De overheid zal zich in de eerste plaats richten op optimalisering van de randvoorwaarden waarbinnen de markt zich kan ontwikkelen. Verder wordt gesteld dat de overheid, gegeven het uitgangspunt dat het primaat bij de markt ligt, vooralsnog terughoudend staat ten opzichte van directe financiële impulsen. Als de markt niet tot betaalbare ontsluiting kan komen, kan financiële betrokkenheid nuttig zijn. Die moet dan echter wel beperkt blijven tot een minderheidsaandeel in de nodige investeringen. Als er inderdaad sprake moet zijn van een evolutionaire, maar onvermijdelijke gang naar glasvezel, moeten er op dat punt duidelijke regels voor lagere overheden worden opgesteld. Hoe kijkt de minister aan tegen mogelijke investeringen van lokale overheden in gebieden waar Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 3

wel tot betaalbare ontsluiting kan worden gekomen? In hoeverre staan de Europese wet- en regelgeving ter zake dergelijke investeringen toe? De heer Vendrik (GroenLinks) memoreert dat in een discussie met de voorgangers van de bewindslieden over kabel en breedband vooral het vraagstuk van cross-ownership aan de orde was. In vervolg hierop heeft de staatssecretaris van OCW het Commissariaat voor de Media gevraagd om een rapport over mediaconcentraties. Dit rapport is onlangs verschenen. Wat is de reactie van de staatssecretaris daarop? Dit debat gaat namelijk niet alleen over de infrastructuur, maar ook over de capaciteit. Wanneer kan de staatssecretaris aangesproken worden op haar verantwoordelijkheid daarvoor? Natuurlijk moet er concurrentie kunnen plaatsvinden, maar vanuit een democratische optiek is dit ook heel interessant. In de brief over de kabel wordt een onderzoek van de OPTA en de NMa aangekondigd naar de gevolgen van het voorstel van de commissie- Jelgersma voor op de kosten georiënteerde tarieven. Hoe staat het met dat onderzoek en zal dit een vervolg krijgen in de vorm van politieke besluitvorming? Het kabinet heeft overigens nog niet gereageerd op het verzoek van de OPTA om aan te geven of het wil komen tot concurrentie op de kabel of tot concurrentie tussen de kabel en andere infrastructuren, waaraan de OPTA de voorkeur geeft. Willen de bewindslieden hier in een brief nader op ingaan? Zolang er geen sprake is van volwaardige concurrentie en de consumenten zich eigenlijk alleen maar kunnen aansluiten bij het lokale kabelbedrijf, mogen de tarieven, welke structuur hier ook voor gehanteerd wordt, in ieder geval niet verhoogd worden. Uitgangspunt hierbij is het tarief dat nu voor een standaardpakket betaald moet worden. Aangezien de kabelbedrijven door de in het verleden gemaakte afspraken met gemeenten nu in geldnood zitten, moet het kabinet zich echt inzetten voor behartiging van de belangen van de consumenten. Wellicht kan de minister enige druk uitoefenen op de Eerste Kamer om over te gaan tot behandeling van het wetsvoorstel Toegang tot de kabel. Immers, als dat afgehandeld is, is het beter mogelijk om een visie op de toekomst van de kabelsector te formuleren. Het kabinet deelt het uitgangspunt van de Expertgroep breedband dat breedband primair een zaak van de markt is en dat de overheid daarbij een faciliterende, stimulerende en randvoorwaardenscheppende rol moet spelen. Sommige gemeenten denken daar anders over, gezien hun plannen om tot een volwaardig glasvezelnetwerk te komen. Hoe gaat het kabinet daarmee om? De minister stelt dat er grote positieve externe effecten zijn te verwachten van de uitrol van breedband in Nederland voor bijvoorbeeld export, dienstverlening, onderwijs en zorg. Aangezien te verwachten valt dat die externe effecten niet gewaardeerd worden in de markt, dient de overheid hier wellicht toch een rol in te spelen. Komt de minister niet te gemakkelijk tot het oordeel dat de overheid niet zelf gaat investeren, maar hooguit gaat faciliteren? Bovendien is het de vraag in hoeverre er tot 2010 werkelijk behoefte is aan glasvezel. Wat zijn de laatste inzichten van het kabinet in wat er de komende jaren op het gebied van technologie te verwachten is? Kan de overheid haar positie van launching customer gebruiken om ervoor te zorgen dat nieuwe lokaties meteen ontsloten worden via breedband? Of is het denkbaar dat hiertoe een verplichting wordt opgenomen in het Bouwbesluit? Tot slot merkt de heer Vendrik op dat de OPTA op dit moment eigenlijk geen mogelijkheden heeft om het aanbod van KPN om scholen drie jaar lang van breedbandinternet te voorzien, te kwalificeren. Hoe beoordeelt de minister dit aanbod? De heer Bakker (D66) heeft de indruk dat hoe sneller de technologische ontwikkelingen plaatsvinden, hoe langzamer de besluitvorming ter zake gestalte krijgt. Reeds vijf jaar geleden is er gesproken over de situatie op Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 4

de kabel, maar het wetsvoorstel Toegang tot de kabel moet nu nog door de Eerste Kamer behandeld worden. Het zou best wel eens zo kunnen zijn dat elke dag uitstel van de inwerkingtreding hiervan de kabelbedrijven 0,5 mln euro oplevert. Kabinet en Kamer hebben evenwel de belangen van de consument te behartigen. Een andere tariefstructuur moet dan ook voorafgegaan worden door open toegang tot de kabel. Op zichzelf zou het logisch zijn om te komen tot een tariefstructuur met een vastrecht voor de aansluiting en een tarief voor de genoten diensten. Als er echt geconcurreerd gaat worden op de kabel, is er niet veel reden voor een scherp prijstoezicht. Als dat echter niet gebeurt, is daar wel alle reden toe. Prijstoezicht door de overheid beperkt zich overigens tot het basispakket, dat in de Mediawet een afzonderlijke positie heeft gekregen. Concurrentie tussen de infrastructuren komt niet echt van de grond. Het aantal mensen dat via een satelliet televisie kijkt, ligt al jaren tussen 400 000 en 500 000. In het Bouwbesluit kon geen verplichting tot het aanleggen van nieuwe infrastructuur opgenomen worden, omdat een en ander gedereguleerd moest worden. Deregulering leidt echter niet per definitie tot marktwerking. Om marktwerking te bereiken, zal de overheid soms zelfs actief, ordenend en stimulerend moeten optreden. Er zal ook concurrentie moeten worden nagestreefd op het punt van Digitenne. Hoe staat het daarmee? In dit verband is het ook de vraag hoe het staat met het Nozema-dossier. In het licht van het streven naar concurrentie tussen en op infrastructuren, moet overigens voorkomen worden dat het op auteursrechtelijke gronden bij voorbaat onmogelijk is om te komen tot heruitzending via een andere techniek. De auteursrechten liggen weliswaar meer op het terrein van de minister van Justitie, maar het werkt prohibitief als concurrerende aanbieders elk voor het Nederlandse publiek auteursrechten moeten afdragen. Hier lijkt het principe van actual audience of eyeball van toepassing te zijn. De verdere ontwikkeling van digitale diensten vraagt ook om een vervolgingsbeleid van de overheid van fraude met smart cards. Voorts is de heer Bakker van mening dat de contractuele afspraken die tussen kabelbedrijven en gemeenten zijn gemaakt, tegen het licht moeten worden gehouden op het moment dat open toegang tot en concurrentie op de kabel daadwerkelijk gerealiseerd worden. In het Deltaplan Glas van KPN staat wat de overheid eigenlijk had moeten doen. De aanleg en de benutting van de infrastructuur zijn principieel een zaak van de markt, maar de overheid moet ook een ambitie ontwikkelen op het punt van breedband. De heer Bakker verwijst hierbij naar de ontwikkelingen ter zake in Zuid-Korea. Als Nederland een koppositie wil blijven innemen en tevens de Lissabon-agenda van de Europese Commissie wil volgen, dan moet bijvoorbeeld de ambitie geformuleerd worden dat in 2007 100% of in ieder geval 95% van de mensen toegang heeft tot breedband. Vervolgens moet de overheid de marktpartijen bij elkaar brengen om te bezien hoe zij de benodigde infrastructuur gezamenlijk kunnen aanleggen. Daarbij moet ook een antwoord geformuleerd worden op vragen over mededingingsaspecten en de vraag of er sprake moet zijn van concurrentie tussen de infrastructuren of tussen de diensten. Voorts moet in dat kader geregeld worden hoe er gekomen kan worden tot een serieuze uitrol van breedband in onrendabele gebieden. Mocht er onvoldoende vraag blijken te zijn om verschillende infrastructuren naast elkaar te leggen, dan kunnen de marktpartijen wellicht gestimuleerd worden om verschillende prioriteiten te leggen. De toegang voor de dienstenaanbieders moet dan echter wel op een deugdelijke manier geregeld zijn. De overheid moet in ieder geval een duidelijk ambitie formuleren om ervoor te zorgen dat alle betrokkenen dezelfde kant op werken. Verder moet zij een en ander faciliteren en regisseren en wellicht zelfs fiscaal stimuleren, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat ook de onrendabele gebieden ontsloten worden. Tot slot wil de heer Bakker Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 5

weten hoe de NMa en de OPTA reageren op het aanbod van KPN om scholen van breedbandinternet te voorzien. Het antwoord van de bewindslieden De minister wil eerst in het algemeen schetsen hoe hij tegen de onderhavige problematiek aankijkt. De markt is inderdaad geen doel, maar een middel. De overheid moet een evenwicht tot stand brengen in de marktverhoudingen en de machtsverhoudingen tussen de ijzeren driehoek, bestaande uit de kabelbedrijven, de informatievoorzieners en de consumenten. Het is evident dat de machtsverhoudingen op het ogenblik niet in evenwicht zijn. Mede daarom is het van belang dat de toezichthouder een volwassen rol kan spelen. Tegen die achtergrond is het te betreuren dat het convenantoverleg onder leiding van de heer Jelgersma niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Later wilden de kabelaars niet meewerken aan het tot stand brengen van een consumententarief voor de kabel dat bij de invoering van een vastrecht als redelijk kan worden beschouwd. De OPTA en de NMa hebben de opdracht om een en ander te onderzoeken, inmiddels ook teruggegeven. Dit geeft aan dat het belangrijk is dat de overheid met de haar ter beschikking staande middelen probeert om de belangen van de consument te beschermen. Dat is niet altijd even gemakkelijk, gezien de positionering van de marktpartijen. Mede hierom heeft de minister al enige tijd geleden bij de Eerste Kamer aangedrongen op een spoedige behandeling van het wetsvoorstel Toegang tot de kabel, maar dit heeft weinig resultaat gehad. Wellicht kan enige aandrang van de leden van de commissie bij hun fractiegenoten in de Eerste Kamer hieraan bijdragen. Zolang genoemd wetsvoorstel niet is aangenomen, behouden de kabelaars hun machtspositie en zal nog iedere dag hun kassa rinkelen. Het kabinet is voorstander van een tariefstructuur met een vastrecht. Zoals gezegd, heeft het onderzoek van de OPTA en de NMa naar de hoogte van het tarief bij de introductie van een vastrecht niet tot resultaten geleid omdat de kabelaars hier niet aan wilden meewerken. Dit moet voor kennisgeving worden aangenomen, maar de minister heeft het wel genoteerd. Desalniettemin moeten de tarieven zodanig zijn dat de kabelaars een redelijk rendement hebben op geïnvesteerd vermogen. De tarieven moeten ook een relatie hebben met de onderliggende kosten. In de Mediawet worden mogelijkheden geboden om eventueel prijsmaatregelen te nemen, als de kabelaars misbruik maken van hun machtspositie. Voorts moet de NMa in dat geval kunnen ingrijpen. Desgevraagd verklaart de minister dat hij zich, ondanks het feit dat het onderzoek van de OPTA en de NMa niet tot resultaten heeft geleid, heeft uitgesproken voor een tariefstructuur met een vastrecht om hier ook uitspraken van de Kamer over uit te lokken. Uiteraard zal hij een en ander nader onderbouwen. De overheid kan momenteel trouwens geen tariefstructuur en tariefdifferentiatie opleggen; zij kan hierover alleen maar een signaal afgeven aan de markt. De implementatie van de Europese regelgeving in de nieuwe Telecommunicatiewet voorziet niet expliciet in consumentenbescherming. De minister overweegt wel een nota van wijziging in te dienen bij het onderhavige wetsvoorstel om een wettelijke basis te scheppen voor een geschillenprocedure. Het initiatief van KPN om scholen gratis van een breedbandinternetaansluiting te voorzien, moet aan de volgende randvoorwaarden voldoen. Ten eerste moet de duur van het aanbod beperkt zijn tot maximaal drie jaar. Ten tweede mag er geen sprake zijn van een lock-out. Scholen moeten individueel vrij kunnen kiezen om hier al dan niet aan te mee te doen. KPN mag dus niet eisen dat er minimaal een bepaald aantal scholen aan deelneemt. Ten derde mag er geen sprake zijn van een lock-in. Er mogen geen extra overstapdrempels zijn. Scholen moeten gedurende het aanbod en na afloop ervan zonder extra kosten kunnen overstappen naar een andere Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 6

aanbieder. Ten vierde wordt het project stopgezet, als de NMa of de OPTA gedurende de looptijd ervan vaststelt dat bedrijfsonderdelen van KPN een economische machtspositie innemen of aanmerkelijke macht uitoefenen op een van de betrokken markten. Ten vijfde moeten in verband met de verenigbaarheid met de verordening Ontbundelde toegang intern de gebruikelijke prijzen in rekening worden gebracht voor de levering van wholesale-producten. Dat betekent dat de betrokken KPN-ISP (internet service provider) in de publiciteit het voortouw zal moeten nemen en niet KPN in een andere hoedanigheid. Ten zesde mag de levering van een vaste lijn geen onderdeel uitmaken van het aanbod, mede omdat daardoor een verstoring van de concurrentie zou kunnen plaatsvinden. Voor het onderwijs is dit initiatief van KPN natuurlijk aantrekkelijk, maar het mag niet leiden tot versterking van bestaande machtsposities of verstoring van de markt. Het zou zeer te betreuren zijn, als dit proces gejuridiseerd zou worden. In deze kabinetsperiode moeten de verstoorde machtsen marktverhoudingen juist hersteld worden. De overheid moet ook een sterkere rol krijgen, in dit geval met name om de zwakkere consumenten te beschermen. Als het wetsvoorstel Toegang tot de kabel wordt aangenomen, is er meer concurrentie op de infrastructuur mogelijk. Daarnaast moet de concurrentie tussen infrastructuren versterkt worden. Er moet geen voorkeur uitgesproken worden voor internet via de kabel of ADSL. Beide mogelijkheden moeten behandeld worden met de daartoe geëigende instrumenten. Het Bouwbesluit is in die zin gewijzigd dat de verplichting om te voorzien in een kabelaansluiting, is verwijderd. Daardoor zijn er minder belemmeringen voor het plaatsen van satellietschotels. Het verplicht stellen van een satellietaansluiting zou niet passen in het streven naar deregulering. Het Actieprogramma breedband is gebaseerd op zes peilers, namelijk optimale regelgeving, kennisdiffusie, impulsen door de overheid, experimenten, coördinatie door het Rijk en andere overheden en een begeleidingsgroep breedband. Daarnaast is er een subsidieregeling gericht op de ontwikkeling van elektronische diensten. Er zijn 70 aanvragen gedaan voor deze regeling die tot 2005 loopt en waarvoor jaarlijks 1,3 mln euro beschikbaar is. De cijfers waaruit het Nederlandse ambitieniveau op het punt van breedband blijkt, zal de Kamer schriftelijk ontvangen. Nederland staat op dit moment op de vierde plaats. Bijna 10% van de bevolking is al aangesloten op breedband. Tijdens de recente informele raad van telecom-ministers is ook gebleken dat er in Europa waardering bestaat voor de wijze waarop Nederland de problematiek ter zake aanpakt. Het gaat de minister echter te ver om de ambitie te formuleren dat in 2007 90% van de mensen aangesloten zal zijn op breedband. Bij de ontwikkeling van breedband kunnen gemeenten een rol spelen waar het gaat om de bundeling van de vraag en de ordening van initiatieven. Gemeenten moeten ook actief invulling geven aan hun coördinerende rol, maar het is de vraag of zij moeten investeren in breedband. Als zij dat al doen, moet dat marktconform gebeuren en moet de exploitatie worden overgelaten aan de markt. De OPTA en de NMa hebben geconcludeerd dat de ontwikkelingen die Rotterdam ter zake in gang heeft gezet, niet op problemen stuiten. Desgevraagd zegt de minister dat hij de gegevens over Amsterdam op dit punt nader aan de Kamer zal toezenden. Begin volgend jaar kan de Kamer overigens een actualisering van het Actieprogramma breedband tegemoet zien. De overheid heeft tot taak om een zo evenwichtig mogelijke ontwikkeling van ICT-netwerken te faciliteren. In eerste instantie wordt er natuurlijk gekeken naar gebieden waar een geconcentreerde vraag is. De Europese Commissie heeft evenwel richtlijnen gepresenteerd die het mogelijk zullen maken om een deel van de Europese structuurfondsen in te zetten ten behoeve van de communicatie in de minder rendabele gebieden in de Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 7

Europese Unie. Nederland zal hier voor de grensgebieden gebruik van kunnen maken. De Kamer zal een dezer dagen een brief ontvangen over Nozema. In de toekomst moeten «zero base»-toestanden vermeden worden. De hoge antenne-opstelpunten en antennes zijn voor het merendeel in handen van Nozema, maar Nozema is tot nu toe niet erg bereidwillig geweest om eigener beweging gevolg te geven aan de wettelijke verplichting om te voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik van antenneopstelpunten, antennesystemen en antennes. Daarom zal het wettelijke kader worden aangescherpt. Na de implementatie van de Europese richtlijnen in de Telecommunicatiewet kan de OPTA Nozema verplichtingen opleggen met betrekking tot open en transparante toegang en non-discriminatie. Medio oktober zullen in het besluit Medegebruik omroepzendernetwerk en de regeling Gegevensverstrekking medegebruik omroepzendernetwerken nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedures voor behandeling van verzoeken en informatieverplichtingen. Verder is de raad van beheer van Nozema gevraagd, voorstellen te doen om in eigen huis orde op zaken te stellen en zodanige maatregelen te nemen dat problemen met de toegang tot antennes worden voorkomen. De raad van beheer wil de organisatie van Nozema aanpassen door onder meer het inrichten van een antenneregister en het aanbrengen van een boekhoudkundige scheiding. Om de kans op belangenverstrengeling structureel te verminderen, kan ook overwogen worden om Nozema te splitsen in twee separate bedrijven, namelijk een netwerkbeheerder en een dienstenleverancier. De consequenties daarvan moeten echter nader bekeken worden. De minister zal hier op korte termijn over spreken met de raad van beheer en de overige aandeelhouders. Voorts moet de Wet intrekking Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 daarbij worden betrokken. De Kamer zal hier binnen twee maanden nader over geïnformeerd worden. Tot slot meldt de minister dat eind 2003 een evaluatie van Digitenne verwacht kan worden. De staatssecretaris merkt op dat de overgang van analoge naar digitale uitzendingen zorgvuldig vormgegeven moet worden. In het geval van de ether is dit iets eenvoudiger dan in het geval van de kabel, omdat bij de kabel de commerciële positie van het digitale aanbod ook een rol speelt. De Kamer kan over het advies van de commissie Switch off binnen enkele maanden een standpunt van het kabinet tegemoet zien. Bij de aanbieding van het rapport van het Commissariaat voor de Media over mediaconcentraties is aangekondigd dat met de minister van Economische Zaken bekeken zal worden hoe de mediaconcentraties binnen aanvaardbare proporties gehouden kunnen worden en of daar eventueel extra maatregelen voor genomen moeten worden. Tevens zal het crossownership hierbij betrokken worden. De Kamer zal hier voor het einde van het jaar nader over geïnformeerd worden. Momenteel wordt gezocht naar praktische oplossingen voor de problemen met het auteursrecht. De Kamer kan hierover in oktober een brief verwachten die meeondertekend is door de ministers van Economische Zaken en van Justitie. Naarmate het feitelijk aantal kijkers en luisteraars beter meetbaar is bij gedigitaliseerde distributie is dat beduidend eenvoudiger is het ook logischer om het principe van actual audience te hanteren bij de berekening van een billijke vergoeding. Op zichzelf bestaat er voldoende regelgeving om fraude met smart cards aan te pakken. De minister van Justitie heeft echter aangegeven dat er geen sprake is van een actief vervolgingsbeleid. Er wordt op aangestuurd dat Canal plus de fraude zelf aanpakt. De staatssecretaris zal evenwel met de minister van Justitie bespreken of de overheid hier niet een iets actievere houding in moet aannemen. Het aanbod van KPN om scholen drie jaar gratis van breedbandinternet te voorzien, moet aan de door de minister van Economische Zaken Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 8

genoemde voorwaarden voldoen om de ontwikkeling van ICT in het onderwijs verantwoord te laten verlopen. Het is uiteraard aan de scholen om te beslissen of zij gebruik willen maken van dit aanbod. Zij worden daarover geadviseerd door de stichting ICT op school en de stichting Kennisnet. Vooralsnog lijkt KPN geen afhankelijke positie te kunnen creëren met dit aanbod. Bijkomend voordeel is dat het geld dat hierdoor vrijvalt op de OCW-begroting, door de scholen besteed kan worden aan een extra verhoging van het niveau van het ICT-aanbod. Nadere gedachtewisseling De heer Atsma (CDA) is bereid, eraan mee te werken om de Eerste Kamer te manen tot een spoedige afhandeling van het wetsvoorstel Toegang tot de kabel. Overigens lijkt zich een meerderheid af te tekenen voor een tariefstructuur met een vastrecht. Het kabinet zou hier enige invloed op kunnen uitoefenen middels de Mediawet. Het mag in ieder geval niet zo zijn dat mensen in onrendabele of minder rendabele gebieden veel meer moeten gaan betalen voor een aansluiting dan mensen in rendabele gebieden. Dit raakt ook aan het punt van de switch off. Als er geen analoge signalen meer worden doorgegeven, moet er wel een betaalbaar alternatief zijn voor mensen in de onrendabele gebieden. Mede in dat licht is het een goede zaak dat er een wettelijk onderbouwde geschillenprocedure komt. Tot slot concludeert de heer Atsma dat de scholen ondanks alle voorwaarden die de minister heeft genoemd, nog geen duidelijkheid hebben over de haalbaarheid van het aanbod van KPN voor gratis breedbandinternet. Hier moet snel verandering in worden gebracht. De heer Van Dam (PvdA) constateert met genoegen dat de minister steeds meer verbeteringen aanbrengt in het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet, maar wil wel weten wanneer begonnen kan worden met de behandeling ervan. Verder is hij van mening dat er op het punt van breedband nog vele vragen beantwoord moeten worden. Zo is bijvoorbeeld nog niet duidelijk of hier sprake zal zijn van een markt. Tot nu toe wordt uitgegaan van een aanbieder per huishouden, hetgeen impliceert dat er sprake zal zijn van een monopolie. Dit vraagt om een andere opstelling van de overheid dan die welke zij nu inneemt. Een en ander kan namelijk niet overgelaten worden aan de markt. Tot slot merkt de heer Van Dam op dat de scholen niet echt de keuze hebben om al dan niet gebruik te maken van het aanbod van KPN. De heer Szabó (VVD) is verheugd dat scholen het geld dat zij overhouden als zij gebruikmaken van het aanbod van KPN, zelf kunnen besteden aan ICT. Hij gaat er overigens van uit dat er voldoende geld is om de minder rendabele gebieden vanaf 1 januari 2004 dezelfde service te geven als zij tot die datum krijgen. Tot slot wil hij weten of Nederland na de uitbreiding van de Europese Unie nog geld uit de structuurfondsen zal kunnen krijgen voor ontsluiting van de minder rendabele gebieden met breedband. De heer Bakker (D66) vraagt zich af waarom er subsidies nodig zijn voor de ontsluiting van minder rendabele gebieden, terwijl ook wettelijk bepaald kan worden dat er sprake moet zijn van universele dienstverlening. Hij is overigens ook van mening dat er enige aandrang op de Eerste Kamer moet worden uitgeoefend om het wetsvoorstel Toegang tot de kabel spoedig te behandelen. In dit verband wijst hij er tevens op dat er pas tot een andere tariefstructuur mag worden overgegaan, als er daadwerkelijk sprake is van concurrentie op de kabel. Het aanbod van KPN kan de inspanningen van de overheid op het punt van ICT versterken, ook al moeten er nog de nodige vragen beantwoord worden op het punt van mededinging enzovoort. Is het overigens een boude veronderstelling dat de NMa en de OPTA zich al over dit voorstel Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 9

gebogen hebben, voordat het officieel naar buiten werd gebracht? Verder wacht de heer Bakker met belangstelling af welke stappen er ten aanzien van Nozema gezet zullen worden. Tot slot merkt hij op dat de minister zich iets ambitieuzer moet opstellen waar het gaat om de verdere ontwikkeling van een glasvezelnetwerk voor breedband. De heer Vendrik (GroenLinks) hoopt dat in de actualisering van het Actieprogramma breedband antwoord wordt gegeven op de vele vragen die op dit punt nog leven. Ook moet er nog nader gesproken worden over de positie die de overheid moet innemen bij de verdere ontwikkeling van breedband. Voorkomen moet namelijk worden dat er weer een netwerk ontwikkeld wordt dat in handen is van een monopolist. De heer Vendrik is van mening dat bij de uitrol van breedband uiteindelijk sprake moet zijn van een publiek netwerk in de een of andere structuur. Hij is overigens huiverig voor een nieuwe tariefstructuur voor de kabel, zolang er op dat vlak nog geen sprake is van concurrentie. Verder is hij zeer benieuwd naar de onderbouwing van de keuze van de minister voor een tariefstructuur met een vast recht. Tot slot wil hij weten waarom de minister KPN niet heeft voorgehouden dat het beter kon aanbieden om de rekening van de scholen voor internet te betalen, dan om de scholen gratis aan te sluiten op het eigen netwerk. Dat had pas echt getuigd van de wil om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. De minister is, nu hij de inbreng van de commissie heeft gehoord, bereid om de ambities op het punt van breedband bij te stellen. De Kamer kan begin januari een actualisering van het Actieprogramma breedband verwachten, waarin ook nader zal worden ingegaan op de relatie met gemeenten en dergelijke. In oktober kan de Kamer een brief verwachten over een tariefstructuur voor de kabel. Er is natuurlijk een relatie met open toegang tot de kabel. De minister heeft hier een uitspraak over gedaan om op dit punt een doorbraak te forceren. Tegen de kerst kan de Kamer trouwens een wat breder opgezette brief over de kabel verwachten. De minister vindt echter niet dat nu al gesteld kan worden dat op het punt van breedband meteen sprake moet zijn van universele dienstverlening. Niets staat meer in de weg aan behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet. De minister spreekt de hoop uit dat een en ander voorspoedig zal verlopen. Verder merkt hij nog op dat er geen vooroverleg met KPN heeft plaatsgevonden over het aanbod om scholen drie jaar gratis van breedbandinternet te voorzien. Na onderzoek van de OPTA en de NMa is hij er trouwens van overtuigd dat dit aanbod juridisch in de haak is, zeker als wordt voldaan aan de reeds genoemde reeks voorwaarden. De staatssecretaris merkt op dat op grond van de Mediawet alleen een maximum vastgesteld kan worden voor de prijs die kabelmaatschappijen berekenen voor hun diensten. Het is niet mogelijk om ingevolge die wet een ordenend principe voor tariefstellingen te organiseren. Scholen worden door het aanbod van KPN niet gedwongen om ook echt met KPN in zee te gaan. Zij kunnen nog steeds voor een andere aanbieder kiezen, maar dan moeten zij natuurlijk wel voor de geboden diensten betalen. Het aanbod van KPN moet overigens niet als verdacht worden bestempeld. Er is hier echt sprake van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Over sponsoring van scholen en dergelijke zal echter nog nader gesproken worden. KPN heeft de staatssecretaris overigens van tevoren op de hoogte gesteld van het voornemen om scholen dit aanbod te doen. Zij heeft toen gesteld dat er geen sprake mocht zijn van een afhankelijkheidsrelatie en een zichtbare expositie van het KPN-logo, maar dat er sprake moest zijn van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 10

Binnen het totale budget voor ICT in het onderwijs is 5 mln gereserveerd om de minder rendabele gebieden op een gelijk niveau te ontsluiten als de rendabele gebieden. Of men in onrendabele gebieden dan ook zal kunnen beschikken over breedband, hangt af van de uitrol van de breedbandvoorzieningen. Op korte termijn kan er in ieder geval via bijvoorbeeld een satelliet gezorgd worden voor een goede ontsluiting van die gebieden. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Grave De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Cornielje De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Tielens-Tripels Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 26 643 en 27 088, nr. 44 11