NAAR EEN AMBITIEUS BELEID INZAKE ENERGIE EN WOONKWALITEIT IN VLAANDEREN



Vergelijkbare documenten
Bouwmateriaal voor een ambitieus beleid inzake energie en woonkwaliteit in Vlaanderen

NAAR EEN AMBITIEUS BELEID INZAKE ENERGIE EN WOONKWALITEIT IN VLAANDEREN

Boodschap van sociale- en milieuorganisaties aan Vlaams minister van Wonen en Energie Van den Bossche:

Studiedag energie. Energielening en sociale isolatie huurwoningen. 18 september 2017

Reflecties woning / gebouwenpas. Toelichting studiemoment 18 maart 2019

Besluit van de VR tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de Energiehuizen en de energieleningen. Op 8 juli 2016.

Een lagere energiefactuur? Wij helpen u!

Beleidsaanbevelingen. Wat leert ons het Grote Woononderzoek?

Naar meer dakisolatie voor sociale huurwoningen

Commissie Openbare Werken, Mobiliteit en Stedenbouw

Dames en heren. Dat lees ik ook in de conclusies van het boek, waarvan ik er enkele graag met u overloop:

Eerste versie langetermijnvisie grondige renovatie van woningen

LOKALE WOON-, WATER- EN ENERGIEWINKELS 1 OP

Bijlage 1: Lokale Woon-, Water- en Energiewinkels 1 op maat van maatschappelijk kwetsbare groepen

betreffende het ontwikkelen en stimuleren van proefhuren om de huurmarkt te ondersteunen

VLAAMSE ENERGIELENING

Infomoment 1/3 de is de max Een ander beleid is mogelijk. Vlaams Huurdersplatform 18 februari 2014 Spreker: Geert Inslegers

Warmer wonen. Werkgroep premies. 20 juni 2013

Wonen & energie. Beleidsinstrumenten op federaal en gewestelijk niveau. Provinciehuis Vlaams-Brabant Bart Martens 26 juni 2006

MENSWAARDIG WONEN AAN DE ONDERKANT Pistes voor een toekomstig Vlaams woonbeleid

Stedelijk huurkantoor Gent. 28 september 2010

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2013/3 over de overdracht van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) naar Vlaanderen

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

SVK NOORDERKEMPEN VZW

Impact maatschappelijke rol van Eandis op nettarieven

BEKNOPTE PROJECTMANAGEMENTFICHE VOOR TWEEDE FASE RENOVATIEPACT

Een sociaal verhuurkantoor in de buurt, UW WONING ZORGELOOS VERHUURD!

PERSBERICHT. Annemie Turtelboom Vlaams Viceminister-president Annemie Turtelboom Vlaams minister van Financiën, Begroting en Energie

ADVIES ONTWERPBESLUIT AANPASSINGSPREMIE VOOR WONINGEN

Regionalisering energiebeleid: kansen en bedreigingen voor gezinnen met lage inkomens

Omzendbrief RWO/WO/2014/03

THEMA 7 : De energiefactuur van de huurders en van de inwonenende eigenaars verlichten

COLLECTIEF RENOVEREN. K A M P C o n d e r s t e u n t l o k a l e o v e r h e d e n e n b u r g e r s

Stakeholderoverleg Energierenovatieprogramma 2020/Europese Richtlijn Energie-efficiëntie van 25 oktober 2012

Wonen in Vlaanderen Anno 2018

ADVIES OVER HET ONTWERPBESLUIT TOT WIJZIGING VAN DE ERKENNINGS- EN SUBSIDIEVOORWAARDEN VAN SOCIALE VERHUURKANTOREN. Advies / 6.09.

Beleidsinstrumenten en regelgeving. Trefdag uithuiszetting Joy Verstichele, Coördinator Vlaams Huurdersplatform

Het renovatiepact en Woningkwaliteit. minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen

Advies. REG stimuleren in woningen. Brussel, 19 oktober 2015

Het Sociaal Verhuurkantoor professioneel partner in het Woonbeleid. Presentatie door. Yannick Claes Sociaal Verhuurkantoor Waasland

Naar een aanbodbeleid voor de private huurmarkt

Renovatiepact Commissie Vlaams Parlement

Sociale huisvesting Renovatieplanning ERP 2020

Uitnodiging voor een stakeholderoverleg aangaande het Energierenovatieprogramma 2020 en de Europese Richtlijn energie-efficiëntie van 25 oktober 2012

Projectvoorstel lokale aanpak energiearmoede i.k.v. opstart FRGE in de Westhoek

BEKNOPT OVERZICHT VAN DE INGREPEN VOOR DE HUURPRIJSBEREKENING 2012

SAMEN VOOR EEN BETER WOONKLIMAAT

KRIJTLIJNEN VOOR EEN DUURZAAM WOONBELEID. Publieksmoment Woonbeleidsplan Vlaanderen 29 november 2011

1. Situering. Hierbij worden volgende voorwaarden opgelegd:

WOONTAFEL WOONKWALITEIT STELLING VASTSTELLINGEN VOORSTELLEN BEMERKINGEN Instrumenten zijn niet

Federaal Plan Armoedebestrijding. Reactie van BAPN vzw. Belgisch Platform tegen Armoede en Sociale Uitsluiting EU /11/2012

VLAAMS VRIJWILLIGERSBELEID

Het EnergiePrestatieCertificaat, een energierapport voor koop- en huurwoningen

(Energetische) renovaties en financiering

De langetermijnstrategie van het Energierenovatieprogramma Wilfried Bieseman

1. Energiezuinige woningbouw Slimme strategie voor energiezuinig bouwen 3. Doorgedreven, geïntegreerde en volgehouden regelgeving 4.

Startdag vocht en schimmel Workshop wooninfopunt

Op 10 april 2015 hechtte de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring aan bovenvermeld programmadecreet.

SVK s SHM s Sociaal Huisvestingsmaatschappij (SHM)

Nummer 34. Op zoek naar betaalbare woonvormen

Naar een sterker lokaal sociaal beleid Organisatie van het sociaal beleid na integratie gemeente-ocmw

Europese best practices Inspirerende modellen voor Brussel. Christophe BARBIEUX

Kinderen en huisvesting. Kindvriendelijke woonomgevingen Kortrijk, 2 maart 2018

7. PREVENTIE VAN UITHUISZETTING

Kwalitatief en duurzaam wonen voor iedereen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Collectieve Renovatie - het model werkt

WOONTAFEL JURIDISCHE ASPECTEN (26/04 en 08/06): SCHEMA. STELLING VASTSTELLINGEN VOORSTELLEN BEMERKINGEN Bestaande regelgeving:

Het EnergiePrestatieCertificaat, een energierapport voor koop- en huurwoningen

Het EnergiePrestatieCertificaat, een energierapport voor koop- en huurwoningen

Evaluatie van Open Bedrijvendag

Moedigen het fiscaal systeem en de subsidies de energetische renovatie van gebouwen aan?

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

Zuid-West-Vlaanderen Energieneutraal in Naar een regionale energiestrategie

Advies Over de waarborgregeling voor het Fonds ter reductie van de globale energiekost

Woonbeleid Vlaams-Brabant

Persbericht Vlaams volksvertegenwoordiger / Schepen Maldegem Valerie Taeldeman

Renovatiepact. Werkgroep verplichtingen. Het EPC als basis van de woningpas? 2 e vergadering 23 maart 2015, Brussel. Ann Collys

HET GROTE WOONONDERZOEK Katrien Partyka Vlaams volksvertegenwoordiger CD&V

Sociale huur in kleine kernen Westhoek Leader Westhoek - 18/11/ en dus geen sociale koopwoningen of doelgroepwoningen van het OCMW/gemeente.

Zorgeloos verhuren Infoavond 20 maart 2018

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

BULLETIN VAN MONDELINGE VRAGEN EN ANTWOORDEN VRAGENUURTJE VAN JULI /016 Stand van zaken projecten kwalitatief en betaalbaar wonen 07/2014

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij

ADVIES BIJ DE CONCEPTNOTA PRIVATE HUUR

Renovatiepact. Agenda 4/02/ Doel en proces renovatiepact. 2. Opdracht en aanpak werkgroep BEN defintie

Omzendbrief W/2014/01

Volkshuisvesting naar Weens voorbeeld als antwoord op de wooncrisis

Brussel, 8 juli _SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling

de woonkantoren van de stad Antwerpen

Het erkenningsbesluit sociale huisvesting: stimulans voor bewonersparticipatie

En ten slotte wil ik stilstaan bij de doorlooptijden. Vaak hoor ik dat vertragingen hierin te wijten zijn aan Brussel. Het zijn administratieve

Toegang tot energie in de huidige markt

Sociale maatregelen drinkwater 28 maart 2012

Hoofdstuk 1. Overheden

Advies Reparatiebesluit energiepremies

SVK Laarne Wetteren Wichelen Oordegemsesteenweg 69a 9230 Wetteren. Wonen is een basisbehoefte

Beste Katelijne D Hauwers (directeur Verenigde Eigenaars), Beste Marc Dillen (directeur-generaal Vlaamse Confederatie Bouw),

Maatschappelijke uitdagingen voor brede scholen

Transcriptie:

Samenlevingsopbouw NAAR EEN AMBITIEUS BELEID INZAKE ENERGIE EN WOONKWALITEIT IN VLAANDEREN

NAAR EEN AMBITIEUS BELEID INZAKE ENERGIE EN WOONKWALITEIT IN VLAANDEREN 1. Energetisch besparingspotentieel op Vlaamse woningmarkt onderbenut... 4 2. Naar een Vlaams woonvernieuwingsprogramma... 7 3. Activering van bestaande beleidsinstrumenten... 11 3.1 ACTIVERING EPC... 11 3.2 ACTIVERING FRGE... 13 3.3 ACTIVERING ENERGIESCANS... 14 4. Rationeel energieverbruik... 15 4.1 EEN ENERGIESCAN VOOR IEDEREEN... 15 4.2 LOKALE ENERGIEWINKELS... 16 2

De klimaatcrisis plaatst zowel de federale als de gewestelijke overheden voor grote uitdagingen. Het inzicht groeit dat de energieprestaties van woningen zowel de private als de sociale huur- en koopwoningmarkt daarbij een kritische factor vormen. Parallel daarmee groeit de overtuiging en de wetenschap dat de energetische kwaliteit van woningen onmogelijk los kan gezien worden van de structurele kwaliteit van het Vlaamse woningbestand. In de persoon van Freya Van den Bossche heeft de Vlaamse regering voor het eerst een minister in haar rangen die met Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie over een uiterst geschikt beleidsinstrumentarium beschikt om structurele stappen vooruit te zetten op het vlak van energie en woonkwaliteit (een realiteit die bovendien nog fors zou versterkt worden mocht ook de huurwetgeving als bevoegdheid worden overgeheveld naar de gewesten). De verwachtingen zijn dan ook hoog gespannen. De sector Samenlevingsopbouw goot zijn op praktijkervaring gestoelde standpunten daarom in een omvattende beleidsvisie waarbinnen ecologische en sociale doelstellingen samen sporen en meer nog elkaar bevruchten en versterken. 1 We sloegen daartoe enthousiast de handen in elkaar met Bond Beter Leefmilieu en het Vlaams Overleg Bewonersbelangen. Door onze krachten, ervaring en expertise te bundelen, willen we het thema energie en woonkwaliteit de plek geven die het verdient: bovenaan de maatschappelijke en politieke agenda. 1 De voorgestelde maatregelen vertonen vaak een onderlinge samenhang en dienen daarom in hun geheel te worden begrepen. 3

1. ENERGETISCH BESPARINGSPOTENTIEEL OP VLAAMSE WONINGMARKT ONDERBENUT Het klimaatthema is niet meer weg te branden uit de actualiteit. Op tal van maatschappelijke domeinen wordt intensief gezocht naar potentiële energiewinsten 2. In Europa zijn gebouwen verantwoordelijk voor 40% van het finaal energieverbruik en voor 36% van de broeikasgasemissies. Zo vormt ook het Vlaamse woningbestand een belangrijke focus: woningverwarming en sanitair warm water vertegenwoordigen samen dan ook ca. 11% van het globale elektriciteit- en brandstofverbruik in Vlaanderen. Het aandeel in de uitstoot van broeikasgassen bedraagt ca. 19%. 3 Het energetisch besparingspotentieel binnen het Vlaamse woningbestand is enorm. We geven daarvan slechts enkele indicaties aan: bijna een derde van de woningen (m.n. 31%) heeft geen dakisolatie; 29% van de woningen beschikt nog niet over dubbele beglazing; 71% van de woningen wordt nog steeds verwarmd met verouderde verwarmingsinstallaties. 4 De Vlaamse overheid uitte mede onder impuls van de Europese Unie de ambitieuze doelstelling om tegen 2020 het aantal energieverslindende woningen in Vlaanderen te herleiden tot omzeggens nul, wat een energiebesparing van 30% zou moeten opleveren ten opzichte van de situatie in 2004. 5 Daartoe dienen jaarlijks 30.000 à 50.000 daken of zoldervloeren geïsoleerd te worden (in 2008 werden door de netbeheerders 19.500 dakisolatiepremies toegekend), dienen jaarlijks 75.000 woningen voorzien te worden van (minstens) verbeterd dubbelglas (40.671 premies in 2008) en dienen jaarlijks 60.000 verwarmingsketels van 20 jaar of ouder te worden vervangen door condensatieketels (34.533 premies in 2008). Het Nederlandse onderzoeksbureau Ecofys berekende dat 35% van de economisch rendabele isolatiemaatregelen een terugverdientijd hebben van minder dan vijf jaar en bijna 50% tussen de vijf en vijftien jaar. 6 VEA gaat in haar berekeningen (waarin ook de diverse steunmaatregelen worden verrekend) in het kader van het Energierenovatieprogramma 2020 uit van een terugverdientijd van 1 jaar (dakisolatie), 10 jaar (vervangen van enkel glas) en 4 à 5 jaar (vervanging oude verwarmingsketel door condensatieketel) 2 3 4 5 6 In een recent rapport van het topkader van het Amerikaanse leger wordt bijvoorbeeld gewaarschuwd voor grote olietekorten vanaf het midden van dit decennium. Ook vanuit dat perspectief verdient een vermindering van energie- en meer specifiek olieafhankelijkheid door energiebesparing alle aandacht: door onze veel te grote energieafhankelijkheid, is onze economie immers zeer kwetsbaar voor prijsstijgingen op de internationale energiemarkt. Bron: Voortgangsrapport Vlaams Klimaatbeleidsplan (cijfers voor 2007). REG-enquête bij 1000 Vlaamse gezinnen, afgenomen door de Vlaamse overheid in 2008. Actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 versie februari 2009, VEA. Aangehaald in Leuker kunnen we het niet maken, wel groener Fiscale en financiële opties voor energiebesparing : CE-rapport in opdracht van het Nederlandse ministerie VROM (december 2006). 4

Een overheid die haar ambitieuze doelstellingen op het vlak van energiebesparing wil waarmaken, de energiefacturen van maatschappelijk kwetsbare groepen wil verlichten en waarde hecht aan het verhoogd comfortgevoel voor bewoners die energiebesparingsmaatregelen tot gevolg kunnen hebben, zal een beleid dienen te ontwikkelen dat elk van deze weerstanden helpt slopen. Toch wordt in de praktijk slechts een beperkt deel van het besparingspotentieel benut. Mensen in armoede (maar net zo goed kansrijkere gezinnen) bouwen bewust, maar vaker nog onbewust weerstanden op tegen energiebesparingsmaatregelen. Enkele van de voornaamste weerstanden zijn: Mensen in armoede worstelen in tal van levensdomeinen met haast onoverkoombare problemen, waardoor energiebesparing vaak geen prioriteit geniet. Het ontbreken van feitelijke kennis over energiebesparing en over de diverse en vaak complexe steunmaatregelen van de overheid daartoe. Onvoldoende middelen om energiebesparende maatregelen te (pre)financieren. De te investeren moeite (administratieve rompslomp, overlast als gevolg van uit te voeren werken enz.). Het nog niet afgeschreven of versleten zijn van materialen en/of apparaten. Specifiek voor de huursector: de problematiek van de split incentive. Huurders investeren niet in energiebesparende maatregelen omdat ze geen eigenaar zijn van hun woning; eigenaars investeren niet in energiebesparende maatregelen omdat ze geen baat hebben bij de lagere energiefacturen die er het gevolg van zijn. Een overheid die haar ambitieuze doelstellingen op het vlak van energiebesparing wil waarmaken, de energiefacturen van maatschappelijk kwetsbare groepen wil verlichten en waarde hecht aan het verhoogd comfortgevoel voor bewoners die energiebesparingsmaatregelen tot gevolg kunnen hebben, zal een beleid dienen te ontwikkelen dat elk van deze weerstanden helpt slopen. Parallel daarmee dient alles in het werk te worden gesteld om een vergroot bewustzijn te creëren over de invloed van het eigen gedrag op het totale energieverbruik. 5

Doortastend beleid voeren vergt ook voortdurende afstemming tussen de diverse beleidsniveaus en tussen beleidsdomeinen op eenzelfde beleidsniveau onderling: een premisse waar we bij het uitwerken van deze nota van durven uitgaan. Het wegwerken van weerstanden dient in een ruimer kader bekeken te worden. Weerstanden wegwerken bij woningeigenaars, sociale (ver)huurders en private (ver)huurders kan soms eenzelfde, maar vaak ook een andere aanpak vergen. Ook het socio-economisch profiel van de eigenaar-verhuurders, eigenaar-bewoners, sociale en private huurders is een uiterst belangrijke parameter waarop het beleid dient afgestemd te worden. Doortastend beleid voeren vergt ook voortdurende afstemming tussen de diverse beleidsniveaus en tussen beleidsdomeinen op eenzelfde beleidsniveau onderling: een premisse waar we bij het uitwerken van deze nota van uitgingen. 6

2. NAAR EEN VLAAMS WOONVERNIEUWINGSPROGRAMMA De energetische kwaliteit van het Vlaamse woningbestand kan en mag niet losgezien worden van de structurele woonkwaliteit: dat vormt voor de initiatiefnemers van deze beleidsvisietekst een cruciaal aandachtspunt waarop het beleid dient geënt te worden. Met die structurele woonkwaliteit is het in Vlaanderen een zekere positieve evolutie ten spijt nog steeds erg pover gesteld 7 : in Vlaanderen blijken immers ca. 67.500 woningen niet te voldoen aan zelfs de meest elementaire minimale woonkwaliteitseisen (een aantal dat oploopt tot liefst 231.000 woningen indien men ook het subjectieve oordeel van bewoners in rekening brengt), waarbij vooral op de secundaire private huurmarkt de situatie zonder meer problematisch is. Energiebesparende investeringen zijn binnen woningen die structurele kwaliteitsgebreken vertonen vaak niet prioritair, zinloos of zelfs onmogelijk. Tenzij uiteraard wanneer deze gepaard gaan met investeringen in de woningen opdat deze zouden tegemoet komen aan de minimale woonkwaliteitseisen zoals bepaald in de Vlaamse Wooncode. Het beleid omtrent de energetische kwaliteit van woningen kan onmogelijk los worden gezien van deze vaststelling: energiebesparende investeringen zoals dakisolatie, dubbele beglazing of het plaatsen van een condensatieketel zijn binnen woningen die structurele kwaliteitsgebreken vertonen immers niet prioritair (bv. in woningen waar de primaire veiligheid van bewoners in het gedrang is omwille van elektrocutiegevaar of gevaar op CO-vergiftiging), zinloos (bv. in woningen die kampen met grote vochtproblemen) of zelfs onmogelijk (bv. dakisolatie dient vaak voorafgegaan te worden door dakrenovatie). Tenzij uiteraard wanneer deze gepaard gaan met investeringen in de structurele kwaliteit van woningen opdat deze zouden tegemoet komen aan de minimale woonkwaliteitseisen zoals bepaald in de Vlaamse Wooncode. Zowel om ethische redenen (de ontegensprekelijk noodzakelijke inspanningen om de CO2-uitstoot drastisch te verminderen mogen de sociale dualiteit in onze samenleving niet groter maken dan vandaag al het geval is) als om redenen van efficiëntie, dient het beleid omtrent energiebesparende investeringen in woningen daarom gekoppeld te worden aan een grootschalig en ambitieus woonvernieuwingsprogramma op Vlaams niveau. Dit woonvernieuwingsprogramma dat een looptijd moet kennen van minimaal tien jaar en een sterke impuls zal inhouden voor 7 Cijfers gebaseerd op de Woonsurvey 2005 (Heylen, K., Le Roy M., Vanden Broucke S., Vandekerckhove B., Winters S.), in 2007 uitgegeven door het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. 7

de bouwsector en energie-innovatieve bedrijven in Vlaanderen dient zich te richten op de zwakste segmenten van de Vlaamse woningmarkt 8 : op woningen van ondermaatse kwaliteit op de private huurmarkt en op eenzelfde segment van woningen die eigendom zijn van gezinnen met een lage financiële draagkracht. Voor de financiering van de energiebesparende ingrepen van dit woonvernieuwingsprogramma kan gebruikt maakt worden van de veilingopbrengsten van het Europees emissiehandelssysteem. Ook dienen alle door de Europese Unie opgestarte ondersteuningsmechanismen voor energiebesparende initiatieven (denk o.m. aan de Europese Investeringsbank) optimaal aangewend te worden. De Vlaamse regering dient tot slot een studie te bestellen die de ongetwijfeld aanzienlijke terugverdieneffecten verbonden aan een dergelijk woonvernieuwingsprogramma op korte termijn objectief in kaart kan brengen: de resultaten van deze studie vormen meteen het overtuigende argument om ook vanuit de reguliere begroting middelen te investeren in het woonvernieuwingsprogramma. De contouren van dit Vlaamse woonvernieuwingsprogramma moeten omdat schaarse overheidsmiddelen een zo efficiënt mogelijke inzet verdienen weldoordacht worden afgebakend. Het recht op een woning van goede kwaliteit vormt één van de elementen van het recht op een behoorlijke huisvesting, maar kan tegelijk niet losgezien worden van de andere elementen van dit recht, zoals de toegankelijkheid, de betaalbaarheid, de woonzekerheid enz. Het feit dat de private huurmarkt anno 2010 nog veel woningen van slechte kwaliteit telt, heeft te maken met een ontoereikend aanbod van woningen van goede kwaliteit die tevens betaalbaar en dus ook toegankelijk zijn voor huurders. Een woonvernieuwingsprogramma moet dus ingebed zijn in een ruimere beleidsaanpak die ook oog heeft voor zowel de stimulering van het aanbod (op de sociale, maar ook op de private huurmarkt) als voor de betaalbaarheid van de huurprijs. Tevens moet een sociaal en ecologisch woonvernieuwingsprogramma rekening houden met de volgende randvoorwaarden: Een ambitieus woonvernieuwingsprogramma kan niet anders dan geflankeerd te worden door een (door alle stakeholders gedragen) beschermend kader voor huurders in de vorm van huurprijsregulering en garanties omtrent woonzekerheid: zo niet zijn sociaal ronduit nefaste en ethisch onaanvaardbare inflatoire effecten onvermijdelijk. Modellen uit alle (!) van de ons omringende landen (Duitsland, Groot-Brittannië, Nederland, Luxemburg en Frankrijk) kunnen dienst doen als inspiratiebron voor een Vlaams model dat geënt is op de specificiteit van de eigen woningmarkt. Ook tijdelijke vormen van huurregulering (waarbij woningen die via het woonvernieuwingsprogramma gerenoveerd worden voor bv. negen jaar aan huurprijsregulering worden onderworpen en aan huurders in die periode woonzekerheid wordt gegarandeerd) zijn daarbij denkbaar. Huurprijsregulering vergt een grondige kennis van de markt. Daarom dient prioriteit gemaakt te worden van een huurprijsdatabank van de private huurprijzen op basis van geregistreerde huurcontracten. De informatieve, financiële, administratieve, technische, praktische en sociale drempels die eigenaar-bewoners en eigenaar-verhuurders weerhouden om over te gaan tot noodzakelijke investeringen (in een verbetering van de structurele woonkwaliteit en/of van de energetische kwaliteit van een woning), kunnen dienst doen als uitgangspunt voor het bepalen van het pakket van stimulerende maatregelen. Voor maatschappelijk kwetsbare eigenaars zijn doorgedreven maatgerichte vormen van trajectbegeleiding (waarbij het vaak ook noodzakelijk zal zijn om vertrouwenspersonen uit sociale organisaties in te schakelen), volledige voorfinanciering en een volwaardige derdebetaler logica van het grootste belang. 8 Parallel ermee dient een beleid ontwikkeld (en/of gecontinueerd) te worden dat gericht is op ecologische quick wins: een beleid gericht op kwaliteitsvolle huur- en koopwoningen waar ook omwille van het socio-economische profiel van de bewoners ervan veel minder drempels moeten overwonnen worden vooraleer besloten wordt tot energiebesparende investeringen. 8

Een ambitieus woonvernieuwingsprogramma kan niet anders dan geflankeerd te worden door een (door alle stakeholders gedragen) beschermend kader voor huurders in de vorm van huurprijsregulering en garanties omtrent woonzekerheid, betaalbaarheid en een voldoende aanbod: zo niet zijn sociaal ronduit nefaste en ethisch onaanvaardbare inflatoire effecten onvermijdelijk. Ook voor eigenaar-verhuurders kunnen maatgerichte trajectbegeleiding en mogelijkheden tot voorfinanciering drempels helpen overwinnen. Daarnaast verdienen vooral fiscale stimuli (via de personenbelasting en/of onroerende voorheffing) prioriteit, waarbij de focus van bestaande stimuli niet langer mag liggen op onderhoud en herstelling, maar voluit moet komen te liggen op structurele renovatie en energiebesparende investeringen. Ook kan gedacht worden aan een verlaging van de successierechten voor de erfgenamen van eigenaar-verhuurders die op oudere leeftijd alsnog besloten tot investeringen in hun woning(en) (mits de erfgenamen zich engageren om de geërfde woning voor een bepaalde termijn en aan een redelijke prijs op de huurmarkt te houden). Er kunnen ook pistes onderzocht worden die eigenaar-verhuurders een grotere betaalzekerheid van huurinkomsten garanderen. Wellicht de beste garantie daartoe is een substantiële uitbreiding van huursubsidiegerechtigden, met voorrang voor gezinnen die na betaling van de woonkost een te laag inkomen overhouden om menswaardig te kunnen leven: door hen een substantiële, niet-degressieve huursubsidie toe te kennen (die bovendien niet verengd wordt tot een verhuispremie), zou het merendeel van huurbetalingsproblemen kunnen voorkomen worden. Er zijn op langere termijn daarnaast ook collectieve systemen denkbaar waarbij het risico op wanbetaling gespreid wordt over alle eigenaar-verhuurders (en dus waarbij het risico gesocialiseerd wordt): deze methode zou kunnen gelden binnen stedelijke of (inter)gemeentelijke verhuurbedrijven die grote delen van de woningen op de private huurmarkt onder hun hoede zouden kunnen nemen. Zoals dat ook binnen SVK s het geval is, zouden elementen zoals huurprijsregulering, woonzekerheid enz. integraal deel uitmaken van de kernprincipes van deze stedelijke of (inter)gemeentelijke verhuurbedrijven. Deze verhuurbedrijven kunnen ook een actievere rol spelen in het uitvoeren van energiebesparende en kwaliteitsverbeterende investeringen. Sowieso dienen stimulerende maatregelen voor eigenaar-verhuurders steeds verankerd te zijn in een model van huurregulering (zie boven), met voor huurders beschermende garanties omtrent huurprijs en woonzekerheid. Voor huurwoningen die niet aan de minimale kwaliteitseisen voldoen zou in afwachting dat deze via het woonvernieuwingsprogramma gerenoveerd worden een energiecorrectie onder de vorm van huurprijsverlaging moeten gelden: het is immers weinig rechtvaardig dat alleen huurders moeten opdraaien voor torenhoge energiefacturen die het gevolg zijn van een ondermaatse kwaliteit van een huurwoning. In sommige gevallen (bv. indien het relatief vermogende, welwillende en vooruitziende eigenaar-verhuurders betreft) zullen stimulerende maatregelen volstaan om eigenaar-verhuurders toe te leiden naar het woonvernieuwingsprogramma. 9

In andere, meer problematische gevallen (bv. indien eigenaar-verhuurders ondanks een pakket van stimulerende maatregelen hun woning weigeren aan te passen aan de minimale woonkwaliteitseisen, inclusief minimale energetische eisen) zullen daarnaast ook sanctionerende maatregelen gecreëerd en gehandhaafd moeten worden, waarbij woningen als het ware in een verbetertraject worden gedwongen. Om een zo groot mogelijke gedeelte van het woningpatrimonium in slechte staat toe te leiden naar het woonvernieuwingsprogramma, zal ondermeer werk moeten gemaakt worden van systematische woonkwaliteitcontroles op grote schaal (waarvan de gegevens in een ontsluitbare databank moeten worden gecentraliseerd), op zo uniform mogelijke wijze uit te voeren door degelijk opgeleide inspecteurs. Ook indien in het kader van energiescans grote kwaliteitsgebreken aan een woning worden vastgesteld, dient dit gemeld te worden en rechtstreeks aanleiding te geven tot een (officiële) woonkwaliteitscontrole. Hierbij dient de Vlaamse overheid er sterk over te waken dat het geheel van maatregelen de private huurmarkt niet verder doet inkrimpen, maar net aanbodversterkend werkt en zo de normale marktwerking op de private huurmarkt helpt herstellen. De ontwerpnota Beleidsvisie voor de private huurmarkt die de Vlaamse Woonraad hierover recent opstelde, kan eens goedgekeurd door alle betrokken actoren daarbij een uiterst interessante leidraad vormen. Naast een noodzakelijk ruim gamma van stimulerende maatregelen kunnen daarbij ook sanctionerende maatregelen worden overwogen die louter speculatieve motieven op de private huurmarkt op gepaste wijze ontmoedigen. SANCTIO- NEREN STIMULEREN EN ONDERSTEUNEN INFORMEREN EN SENSIBILISEREN 10

3. ACTIVERING VAN BESTAANDE BELEIDSINSTRUMENTEN Indien de Vlaamse overheid haar ambitieuze doelstellingen inzake energiebesparing en verbeterde woonkwaliteit wil realiseren, dan zullen naast nieuw te creëren beleidsinstrumenten (cf. supra) ook bestaande beleidsinstrumenten (sterker) geactiveerd dienen te worden. We denken hierbij in de eerste plaats aan het energieprestatiecertificaat (EPC) en het (weliswaar vooralsnog federale) Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE). 3.1 Activering EPC Onder impuls van Europa werd op 1 januari 2006 het energieprestatiecertificaat in Vlaanderen geïntroduceerd. 9 Een EPC geeft het primair energieverbruik van een woning aan (zonder rekening te houden met het gedrag van de bewoners, vergelijk het met het aangegeven gemiddeld verbruik van een wagen) en geeft tips voor verbetering van het primair energieverbruik van een woning en voor verbetering van de verwarmingsinstallaties. Het EPC moet door de eigenaar-verkoper of eigenaarverhuurder worden voorgelegd aan de (potentiële) kopers of huurders. Bij het sluiten van een huurovereenkomst moet de eigenaar-verhuurder een EPC kunnen voorleggen aan de kandidaat-huurders (die hiervan een kopie ontvangen). Bij verkoop van een woongebouw moet het EPC worden overgedragen aan de koper. In de notariële akte zullen een aantal gegevens van het EPC worden opgenomen. Het EPC is tien jaar geldig. Zoals het vandaag geconcipieerd is, zet het EPC maar erg weinig zoden aan de dijk. Het dient daarom omgevormd te worden tot een slagkrachtig instrument. 9 De energieprestatieregelgeving wordt gevormd door het EPB-decreet ( Energie Prestatie Binnenklimaat ) van 22 maart 2006 (gewijzigd door het decreet van 18 juli 2008 en door het decreet van 8 mei 2009) en het besluit van de Vlaamse regering van 11 maart 2005. 11

Zoals het vandaag geconcipieerd is, zet het EPC in de praktijk maar erg weinig zoden aan de dijk: Het EPC is een louter informatief en sensibiliserend instrument. De overheid wil toekomstige kopers en huurders enkel bewust maken van het energieverbruik van een woning: men is met andere woorden niet verplicht de aanbevelingen van het EPC op te volgen. En daar wringt net het schoentje. De impact van een slechte EPC-score op de latere energiefacturen dringt ook omwille van het abstracte karakter van een EPC op het moment van de woonkeuze maar zelden door. Bovendien hebben vooral kansarme bevolkingsgroepen huurders, maar ook noodkopers vaak weinig alternatieven: veel meer dan de energetische kwaliteit is voor hen de prijs van de woning van doorslaggevend belang, maar ook gewoon het feit om een dak boven het hoofd te hebben in tijden dat maatschappelijk kwetsbare gezinnen het steeds moeilijker hebben om überhaupt aan een huurwoning te geraken. Het EPC geeft weliswaar een indicatie van de energetische kwaliteit van een woning, maar maakt de kandidaat-koper of kandidaat-huurder geenszins wijzer over de structurele kwaliteit van een woning. Het feit dat enerzijds de opmaak van energieprestatiecertificaten gebeurt door ondernemingen uit de private sector en er anderzijds erg weinig controle van overheidswege gebeurt, leidt tot veelvuldige misbruiken op het terrein: bij de objectiviteit van de via een EPC aangeboden informatie kunnen niet zelden ernstige vragen gesteld worden. Het EPC dient daarom omgevormd te worden tot een slagkrachtig beleidsinstrument: Een eerste verbetering zou er in kunnen bestaan het EPC te concretiseren, bv. door naast de huidige weergave van de energetische kwaliteit van een woning uitgedrukt in kwh/m² ook een begrijpbare indicatie van de concrete financiële impact op de energiefactuur weer te geven. Een tweede meer fundamentele en structurele verbetering kan er in bestaan om het EPC om te vormen tot instrument dat niet alleen de energetische kwaliteit, maar ook de structurele kwaliteit van een woning in kaart brengt: in wezen zou zo een woonprestatiecertificaat ( WPC ) gecreëerd worden dat de bestaande conformiteitsattesten en energieprestatiecertificaten zou integreren tot één slagkrachtig beleidsinstrument. Een derde (hieraan verbonden) wezenlijke verbetering kan er in bestaan om een (nader te bepalen) minimale WPC-score als voorwaarde te stellen voor het verhuren van een woning. Eigenaar-verhuurders zouden dan vooraleer ze hun woning zouden kunnen verhuren (of bv. tijdens de eerste zes maanden van het nieuwe huurcontract verplicht worden om een aantal investeringen (zowel in de energetische als structurele kwaliteit van de woning) te doen indien hun WPC-score volledig ondermaats is. De eerstvolgende jaren wij stellen voor tot 2020 zouden ze hiervoor voluit beroep kunnen doen op alle voorhanden zijnde stimulerende beleidsinstrumenten. Tegelijk moet duidelijk worden gemaakt dat na deze periode sancties een veel sterker gewicht zullen toebedeeld krijgen dan ondersteuning: een duidelijke boodschap dus om de noodzakelijke investeringen niet langer uit te stellen. De objectieve totstandkoming van energieprestatiecertificaten dient door de Vlaamse overheid veel sterker gegarandeerd te worden dan vandaag het geval is. Dat kan o.m. door te voorzien in meer en meer gerichte controles waaraan bovendien voldoende zware sancties worden gekoppeld. 12

3.2 Activering FRGE Het FRGE biedt heel wat mogelijkheden om energiebesparende investeringen haalbaar te maken voor grote groepen gezinnen in onze samenleving, inclusief sociaal zwakkere gezinnen. Toch zijn een aantal structurele ingrepen noodzakelijk om van een optimale werking te kunnen gewagen: Het FRGE bestrijkt nog steeds slechts een klein gedeelte van het grondgebied van Vlaanderen (ook in Brussel zijn nog geen lokale entiteiten operationeel). Het aantal lokale entiteiten moet snel en sterk stijgen om grotere delen van de Vlaamse bevolking vooruit te kunnen helpen. De gewestelijke waarborgregeling vermeld in het Vlaams regeerakkoord en inmiddels in uitvoering kan een voor lokale besturen belangrijke drempel helpen wegwerken. Wellicht is ook sterke sensibiliseringscampagne richting lokale besturen geen overbodige maatregel om de Vlaamse waarborgregeling te flankeren. Lokale entiteiten van het FRGE hebben het moeilijk om het vooropgestelde aantal doelgroepdossiers (dossiers van maatschappelijk kwetsbare gezinnen) te realiseren of behalen de sociale streefdoelen op oneigenlijke wijze door geld te ontlenen aan sociale huisvestingsmaatschappijen (die ook op andere kanalen een beroep kunnen doen voor goedkope financiering). Waar dit haalbaar is, zou per lokale entiteit daarom best naast het OCMW minimaal één gespecialiseerde sociale partner structureel betrokken worden. Deze sociale organisatie(s) hebben immers voeling met de leefwereld van maatschappelijk kwetsbare gezinnen en kunnen zich om de doelgroepdossiers (zeker om die dossiers waar een volledige trajectbegeleiding noodzakelijk blijkt om de energiebesparende investeringen te realiseren) bekommeren. De maximale afbetalingstermijn van 60 maanden blijkt voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen onhaalbaar: een maatschappelijk kwetsbaar gezin dat bv. het maximale bedrag van 10.000 euro renteloos ontleent, ziet het maandelijkse af te lossen bedrag van 175 euro niet gecompenseerd door een evenredige daling van de energiefactuur (waardoor de derdebetaler logica niet opgaat). Een verlenging van de afbetalingstermijn tot 120 maanden kan soelaas bieden. Maar vooral ook indien alle financiële stimuli (premies en fiscale voordelen) via de lokale entiteit van het FRGE zouden kunnen verrekend worden in de eigenlijke lening 10, zou dit voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen een grote stap vooruit betekenen. De lokale entiteit van het FRGE zou daarnaast (uiteraard in samenspraak met het gezin in kwestie) contact kunnen opnemen met de energieleveranciers om de voorschotfactuur op realistische wijze aan te passen aan de gedane investeringen. Dit om te vermijden dat gezinnen gedurende ruime tijd onnodig dubbel zouden moeten betalen in de vorm van een (te) hoog voorschotfactuur en de aflossing van de lening. Het FRGE dient ingebed te worden in het Vlaamse woonvernieuwingsprogramma en kan de energiesparende ingrepen van dit woonvernieuwingsprogramma financieren. 10 Her en der tonen praktijkvoorbeelden aan dat dit mits de nodige goodwill perfect kan. Zo slaagt EOS, de lokale FRGEentiteit in Oostende, er in samenspraak met Eandis nu al in om alvast de premies van Eandis te verrekenen in de uiteindelijke lening. 13

Het FRGE dient ingebed te worden in het Vlaamse woonvernieuwingsprogramma en kan de energiesparende ingrepen van dit woonvernieuwingsprogramma financieren. 3.3 Activering energiescans Het systeem van energiescans (inclusief de opvolgscans van type A en type B) betekenen een grote meerwaarde in de strijd tegen onnodig energieverbruik (voor een verdere evaluatie ter zake: zie onder). In het streven naar een verhoging van de structurele woonkwaliteit in Vlaanderen kan hun rol evenwel nog versterkt worden. Concreet stellen wij voor om aan energiescanners een alarmsignaalfunctie toe te bedelen op het vlak van structurele woonkwaliteit. Van energiescanners kan niet verwacht worden dat zij een volwaardige woonkwaliteitcontrole zouden uitvoeren. Wel kunnen zij mits aangepaste opleiding in staat zijn om tijdens een huisbezoek acute problemen op het vlak van structurele woonkwaliteit (vochtproblemen, instortingsgevaar, elektrocutiegevaar, gevaar op CO-vergiftiging, ) op het spoor te komen. In dergelijke gevallen zouden energiescanners een alarmprocedure moeten in werking stellen: de woning in kwestie zou vervolgens door een erkende inspecteur van de overheid aan een woonkwaliteitonderzoek moeten onderworpen worden. Concreet stellen wij voor om aan energiescanners een alarmsignaalfunctie toe te bedelen op het vlak van structurele woonkwaliteit. Problemen op het vlak van structurele woonkwaliteit die op die manier aan het licht komen, dienen dan volgens de stimulerende en desnoods sanctionerende mechanismen verbonden aan het Vlaamse woonvernieuwingsprogramma (zie boven) door de eigenaar-verhuurder weggewerkt te worden tot dat (minimaal) voldaan is aan de minimale eisen op het vlak van woonkwaliteit (waaraan binnen de Vlaamse Wooncode ook minimale eisen op het vlak van energiezuinigheid als toetsingscriterium dienen toegevoegd te worden) zoals voorzien in de Vlaamse Wooncode. Ook eigenaar-bewoners van wie de woning geheel niet voldoet aan de minimale woonkwaliteitseisen kunnen op die manier toegeleid worden naar de verbetertrajecten die zijn voorzien in het Vlaamse woonvernieuwingsprogramma. 14

4. RATIONEEL ENERGIEVERBRUIK Geen van bovenvermelde voorgestelde maatregelen mag de impact van het eigen gedrag op het energieverbruik minimaliseren. Via alle mogelijke vormen van opleiding en sensibilisering op maat (waarvoor de diverse overheden creatieve partnerschappen dienen aan te gaan met milieuorganisaties, armoedeverenigingen, onderwijsinstellingen enz.) dient de bevolking hiervan veel meer nog dan vandaag het geval is blijvend op de hoogte te worden gebracht. 4.1 Een energiescan voor iedereen We beklemtoonden eerder in deze tekst al de ontegensprekelijke nuttigheid van energiescans in de strijd tegen onnodig energieverbruik. Omdat beleidsinstrumenten van dergelijke omvang voortdurend dienen geëvalueerd en bijgestuurd te worden, geven we vanuit onze praktijkervaringen graag een aantal zo concreet mogelijke aandachtspunten en beleidssuggesties mee. Of ook kansengroepen vlot de weg vinden naar het systeem van energiescans is in grote mate afhankelijk van het toeleidingsbeleid van de lokale overheid. Minimaal dient het OCMW hierin een centrale rol op te nemen. Maar zelfs dat alleen is onvoldoende om kansengroepen in voldoende grote getale toe te leiden: daartoe zijn naast impulsen vanuit bestuurlijke actoren zoals OCMW s en lokale woonwinkels ook netwerken en samenwerkingsverbanden nodig tussen sociale organisaties die dicht bij de leefwereld van mensen in armoede staan (buurt- en opbouwwerkorganisaties, Centra Algemeen Welzijnswerk, Verenigingen waar armen het woord nemen, enz.). Mensen in armoede bereik je immers zo leert de ervaring ons elke dag via vertrouwenspersonen (voor wie het ook erg nuttig kan zijn om zelf de energiescans bij gezinnen in armoede bij te wonen). Ook die vertrouwenspersonen dienen overigens voortdurend bewust te worden gemaakt van het bestaan van energiescans: herhaling en voortdurende sensibilisering zijn daarbij de sleutelwoorden. Kan er niet gedacht worden aan een zichtbare actie gebaseerd op de zonder haat straat campagne om energiebesparende initiatieven zoals de energiescans, maar ook bv. klimaatwijken zichtbaarder in de verf te zetten? Energiescanners moeten gezinnen in armoede niet alleen instrueren op een manier waarvan ze zelf denken dat die snel en efficiënt is, ze moeten hen ook een luisterend oor bieden. Energiescanners moeten zich bewust zijn van het feit dat mensen in armoede zich vaak overdonderd voelen door een teveel aan informatie. Eenvoudig taalgebruik is belangrijk. Overbodige informatie verzwaart het geheel enkel maar. En een te belerende toon wekt weerstand op en doet mensen afhaken, waardoor ze bv. ook zelf minder relevante energievragen stellen. Ook dient een energiescan voldoende grondig uitgevoerd te worden, wat niet altijd het geval is: soms blijven energiescanners rond de tafel zitten, inspecteren ze de woning onvoldoende grondig en voeren ze de kleine energiebesparende maatregelen niet of in te geringe mate uit. Ook het scanrapport zou nog optimaler kunnen aangewend worden. De overtuiging leeft dat met de huidige verwerking niet alle potentiële informatie naar boven wordt gespit. Het rapport zelf is bovendien vanuit vormelijk oogpunt (ondanks aangebrachte verbeteringen in vergelijking met de eerste rapporten) onvoldoende lezersgericht opgesteld: lezers verliezen zich bv. in de structuur. Vervolgens kan het rapport ook inhoudelijk nog verrijkt worden: de staat van de woning in kwestie wordt nauwe- 15

lijks beschreven, informatie specifiek op maat van de woning in kwestie ontbreekt (mede daardoor) veelal. De vaak problematische situatie tussen huurders en verhuurders komt ook via de energiescans aan de oppervlakte. Verhuurders staan niet zelden erg wantrouwig ten opzichte van de energiescans (en daardoor ook ten opzichte van de huurder die deze aanvroeg). Omgekeerd staan ook huurders vaak wantrouwig ten aanzien van energiescans: ze vrezen dat ze de verhuurder voor de borst zullen stoten en dat de scan tot een huurprijsstijging of zelfs een uithuiszetting dreigt te leiden. De vaak precaire relatie tussen verhuurder en huurder vormt met andere woorden een vanuit het beleid onderbelicht aandachtspunt. Wellicht is ook hier een rol weggelegd voor toeleiders: zij kunnen ter zake een bemiddelende rol opnemen. Een noodzakelijke (zij het onvoldoende) voorwaarde daartoe is dat toeleiders het scanrapport zouden moeten toegestuurd krijgen. De vaak problematische situatie tussen huurders en verhuurders komt ook via de energiescans aan de oppervlakte. De precaire relatie tussen verhuurder en huurder vormt met andere woorden een vanuit het beleid onderbelicht aandachtspunt. Een laatste aandachtspunt betreft de uitvoerders van energiescans. Vanuit onze praktijk stellen we vast dat er vanuit sociale economiebedrijven veel beter wordt samengewerkt met en teruggekoppeld wordt naar sociale organisaties als Samenlevingsopbouw en andere. Scanrapporten worden vaak systematisch toegestuurd naar de toeleidende organisatie, wat een veel betere opvolging naar de betrokken gezinnen garandeert. Meer algemeen wordt er vanuit sociale economiebedrijven die energiescans uitvoeren veel adequater doorverwezen naar sociale organisaties indien problemen inzake energie, maar ook indien andere (sociale, financiële enz.) problemen worden vastgesteld. Ook voor dringende gevallen worden toeleidende organisaties door sociale economiebedrijven sneller en efficienter voortgeholpen dan in het geval van commerciële uitvoerders van energiescans. Sociale economiebedrijven staan van nature dichter bij zwakke bevolkingsgroepen dan commerciële uitvoerders van energiescans: wat ons betreft verdienen zij daarom beleidsprioriteit wat de uitvoering van energiescans betreft. 4.2 Lokale energiewinkels Sowieso is er nood aan meer en betere communicatie en afstemming tussen energiescanners en lokale overheden: daartoe dient de verzamelde informatie gecentraliseerd te worden binnen één lokaal meldpunt. Een belangrijke rol op dat vlak kan weggelegd zijn voor lokale energiewinkels (een concept dat ook in de ministeriële beleidsnota Energie 2009-2014 is opgenomen onder de benaming lokale energieloketten ), die op hun beurt kunnen ondersteund worden door de provinciale steunpunten duurzaam bouwen die momenteel volop in ontwikkeling zijn. Indien gestoeld op een uitgebalanceerd concept kunnen dergelijke energiewinkels op tal van terreinen (sociaal, ecologisch, bestuurlijke efficiëntie) maatschappelijke winst boeken. De nood daaraan mag duidelijk zijn. Niet dat de gemeentelijke, provinciale, Vlaamse en federale overheden een gebrek aan initiatief kan verweten worden op het vlak van energiebesparende ondersteuningsmaatregelen (wel integendeel, nog weinigen zien door het bos de bomen nog). Maar het is op het terrein ontnuchterend om vast te stellen hoe ook hier het Matteüseffect hardnekkig de kop opsteekt: de ondersteunings- 16

maatregelen bereiken in de eerste plaats de financieel sterkere, hoger opgeleide en dus beter geïnformeerde bevolkingsgroepen. En dat terwijl de zwakste bevolkingsgroepen zij dus die met de (relatief) hoogste energiefacturen worstelen en door de aard van hun woning voor de grootste sprong vooruit zouden kunnen zorgen op het vlak van energiebesparing de weg naar de ondersteuningsmiddelen nauwelijks vinden (tenzij dan via actieve begeleiding door vertrouwenspersonen). Een pijnlijke paradox die met alle middelen dient bestreden te worden. De oorzaken van dit Matteüseffect inzake energiebesparing zijn velerlei. De informatiekloof tussen beter en minder geïnformeerde groepen in onze samenleving is enorm (wat betreft kennis over energiebesparende investeringen, maar ook wat betreft kennis over de invloed van het eigen gedrag op het energieverbruik). De veelheid van (bovendien vaak weinig eenduidige) premies en toelagen die vanuit verschillende instanties en overheden aangeboden worden, vergroten het Matteüseffect meer dan ze het verkleinen. In de eerste plaats pleiten we dan ook voor een vereenvoudiging en afstemming van de verschillende ondersteuningsmaatregelen die op de diverse beleidsniveaus en binnen de diverse beleidsdomeinen bestaan. Verder is van enige vorm van begeleiding om over te gaan tot het effectieve gebruik van ondersteuningsmaatregelen veelal geen sprake, wat een vaak onoverkomelijke drempel vormt voor vele mensen. Geregeld stoten mensen ook op drempels die inherent zijn aan de ondersteuningsmaatregelen (bv. de voorfinanciering) en zijn de goedbedoelende initiatiefnemers van ondersteuningsmaatregelen (de overheden dus) zich hiervan weinig bewust (omdat deze signalen van onderuit slechts moeizaam hun weg naar boven vinden). En tot slot: ook op het vlak van sociale openbaredienstverplichtingen (SODV) ontbeert het mensen aan essentiële kennis over hun rechten en plichten en vinden ze amper een deskundig aanspreekpunt waar ze terecht kunnen met vragen en problemen. Het is op het terrein ontnuchterend om vast te stellen hoe ook hier het Matteüseffect hardnekkig de kop opsteekt: de ondersteuningsmaatregelen bereiken in de eerste plaats de financieel sterkere, hoger opgeleide en dus beter geïnformeerde bevolkingsgroepen. Het is onze overtuiging dat de uitbouw van gemeentelijke en intergemeentelijke energiewinkels die dienen georganiseerd te zijn volgens het éénloketprincipe tegemoet kan komen aan vele van de hierboven geschetste problemen. Zo dient er werk gemaakt te worden van een uitgekiende communicatiepolitiek die niet alleen op middenklassers is gericht. En dienen energiewinkels beproefde methodieken voor armoedebestrijding 11 toe te passen opdat ook mensen die leven in armoede, anderstaligen, enz. actief zouden bereikt worden. Energiewinkels moeten bij uitstek laagdrempelig en toegankelijk geconcipieerd worden, als een open huis maar net zo goed als een winkel die naar je toe komt. Er dient geïnvesteerd te worden in actieve begeleiding en hulp op maat. De aangeboden informatie en begeleiding dienen zowel te handelen over energiebesparende investeringen en rationeel energieverbruik als over andere energievragen (facturen, sociale openbaredienstverplichtingen, enz.). Netwerkvorming met welgekozen andere particuliere en overheidsinitiatieven is van cruciaal belang. En ook de signaalfunctie naar overheden toe over veel voorkomende problemen en/of knelpunten in de regelgeving dient een wezenlijk onderdeel te vormen van het concept energiewinkel. 11 Projecten in verband met energie en woonkwaliteit uit de sector Samenlevingsopbouw kunnen hierbij dienst doen als inspiratiebron. 17

Geert Marrin namens Samenlevingsopbouw 0474/66.33.78 geert.marrin@samenlevingsopbouw.be www.samenlevingsopbouw.be Deze beleidsvisienota wordt tevens uitdrukkelijk onderschreven door volgende partnerorganisaties: Geert Inslegers namens Vlaams Overleg Bewonersbelangen 03/366.30.15 geert.inslegers@vob-vzw.be www.vob-vzw.be Sara Van Dyck en Jan Turf namens Bond Beter Leefmilieu 02/282.17.20 sara.van.dyck@bblv.be jan.turf@bblv.be www.bondbeterleefmilieu.be 18