basis EHBO opleiding Het Vlaamse Kruis vzw (eerste hulp bij ongelukken)



Vergelijkbare documenten
KVK AVELGEM REANIMATIE en AED Sportmedische begeleiding KVK Avelgem. Pascal D Haene

Lesfiche : EHBO & Reanimatie

BASISOPLEIDING BEDRIJFSHULPVERLENING Niet spoedeisende Eerste Hulp

KBC-Preventie. Ongevallen thuis. we hebben het voor u

EHBébé. Ongevallengids voor kinderen tussen 0 en 3 jaar

"EHBO" is een uitgave van CLB Externe preventie Industrieterrein Kolmen Alken Tel :

EHBébé ONGEVALLENGIDS VOOR KINDEREN TUSSEN 0 EN 3 JAAR

Inkijkexemplaar. Inhoud. 1 Ongeval 3. 2 Huidwonde Brandwonde Bloedneus Bloeding 26

Eerstehulpinitiatie voor doven en slechthorenden

INKIJKEXEMPLAAR. 1. Goede zorgen. De principes van eerste hulp

EHBébé. Ongevallengids voor kinderen tussen 0 en 3 jaar

CPR met AED HERSTEL CIRCULATIE EN ADEMHALING. CPR = cardiopulmonaire resuscitatie AED = automatische externe defibrillatie

Inkijkexemplaar. Inhoud. 6 Hoofd- en wervelletsels. 1 Ongevallen. 7 Letsels aan botten, 2 Problemen met. 8 Vergiftigingen door inslikken.

AG eerste hulp opleidingen Best

Inkijkexemplaar. Inhoud

Behandeling van wonden en letsels

Het bieden van hulp bij een ademhalingsof hartstilstand

Leeftijd Omstaanders Materiaal

H o c k e y E H B O. Woensdag 30 november MHC Goirle. Door Paul van den Broek

Doel van deze presentatie: het op peil houden van kennis en vaardigheden met betrekking tot de reanimatie en als voorbereiding op een competentietest.

TRIVIANT BLAUW (uitprinten op blauw papier) Stoornissen in het bewustzijn, de ademhaling en de bloedsomloop

Inkijkexemplaar. Inhoud

Inkijkexemplaar. Inhoud. 1 Ongeval 3. 2 Flauwte Huidwonde Brandwonde Bloedneus Bloeding 36

Wat is EHBO? HET VOORAL NIET ERGER MAKEN

Basale reanimatie van kinderen door niet-zorgprofessionals

1. Zorg voor je eigen veiligheid, die van het slachtoffer en van de omstaanders

EHBO-tips: Wonden en hun verzorging

Competenties Eerste Hulp

kraamafdeling informatiebrochure Observatie, stimulatie en babyreanimatie n*-dienst

1. WANNEER ELKE SECONDE TELT

Examen bedrijfshulpverlener Eerste Hulp

Reanimatie Stabiele zijligging Toedienen zuurstof

MODULE 3 Levensreddende handelingen

HANDLEIDING EHBO JO KST ELEN

Inkijkexemplaar. Inhoud. Ongeval Flauwte Huidwonde Brandwonde Bloedneus Bloeding Oefening. Om te onthouden!

CPR met AED HERSTEL CIRCULATIE EN ADEMHALING. CPR = cardiopulmonaire resuscitatie AED = automatische externe defibrillatie

E.H.B.O. bij motorongevallen

Dringende verzorging in afwachting van de komst van de geneesheer. (Artikel 178 van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming Bijlage)

CPR CARDIOPULMONAIRE RESUSCITATIE

Basisreanimatie volwassenen. CPR-werkgroep Heilig Hart Ziekenhuis Mol

Basale reanimatie van volwassenen

Reanimatie bij Kinderen. David Van Grembergen Urgentie arts AZ Sint-Lucas Gent

Vijf belangrijke punten

Stoornissen in het bewustzijn. AG eerste hulp opleidingen Best

CPR VOOR DE BEVOLKING met de nieuwe richtlijnen. Danny Martens

Aangezien dit werkstuk voor lichamelijke opvoeding is gaan ik mij baseren op de hulpen die we kunnen gebruiken in de lessen.

Module 3 Levensbedreigende verwondingen

EEN WONDE VERZORGEN: HOE DOE JE DAT?

Informatiebrochure. Gipsverbanden

Bedrijfshulpverlening

Lesfiche: EHBO en reanimatie:

Antwoorden 2014 EHBO-K. Ascendens Opleidingen Theorievragen EHBO-K 2014 versie 006 Pagina 1 van 5. Theorievragen versie 006

EHBO. 4. Opdracht: bedek de antwoorden op blz. 9 en leer de 18 lichaamsonderdelen uit je hoofd benoemen.

SEH bij snijwonden, brandwonden en vergiftiging

Initiatie REANIMATIE

Zorg voor de veiligheid van het slachtoffer

Wat te doen in afwachting van de komst van de dokter?

ABCDE methodiek Biedt een vaste volgorde van het benaderen van het slachtoffer

ORANJE KRUIS JEUGDBOEKJE

Eerste Hulp aan Kinderen: eindtermen (vastgesteld door het College van Deskundigen in mei 2006) Doelgroep

Basale reanimatie van kinderen door anderen dan gespecialiseerde zorgprofessionals

Inleiding. Inleiding. Inleiding. Jullie vragen en inbreng zijn welkom.

HULPVERLENING. Handleiding voor eerste hulp

Handleiding eerste hulp in afwachting van de komst van de geneesheer

2014 EHBO-K. Theorievragen versie 006. Ascendens Opleidingen Theorievragen EHBO-K 2014 versie 006 Pagina 1 van 7

Infofiche Junior Helper

AG eerste hulp opleidingen 47 vragen met antwoorden.

Procedure Calamiteiten tijdens Kerkdiensten Nederlandse Hervormde Kerk Stolwijk

Europese Reanimatieraad. Basale reanimatie en het gebruik van de Automatische Externe Defibrillatior

EHBO ALGEMEEN WAT TE DOEN BIJ EEN ONGEVAL

Toets Ziekteleer Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

EHBO op maat van ouders en leerkrachten

Cursus Eerste hulp Checklists

Basale reanimatie inclusief de Automatische Externe Defibrillator

Bijlage 3: structuur en vragen Ongelukslaan 13. Punt op plattegrond. Actie na antwoord. (info voor begeleider)

Instructies- EHBO-boekje. 1. Schaafwonden. 3. Insectenbeet. 4. Neusbloeding. 2. Splinter. Wat zie ik? Wat doe ik? Wat doe ik? Wat zie ik? Gevaren?

LIFE SUPPORT CURSUS 2010 WTC HOUTEN 80

Cursisten die een geldig EHBO-diploma of BHV-certificaat hebben kunnen worden vrijgesteld van de EHBSO.

Levensreddende handelingen

LET OP!!! 2011 Nederlandse Reanimatie Raad

Wat is een acute hartritme stoornis?

HET NEDERLANDSE RODE KRUIS DISTRICT: MIDDEN-LIMBURG AFDELING: ECHT-SUSTEREN & MAASGOUW

Welke stelling in het geval van brandwonden is juist?

Datum: EHBO. 3. Wat gebeurt er met de bloedvaten en zenuwen als een tand uit de mond vliegt?

Het lichaam maakt teveel warmte aan of raakt te weinig warmte kwijt.

EEN BRANDWOND FRANCISCUS VLIETLAND

Basale reanimatie. Versie aug / 51

Instructies voor gipsverband. Gipskamer IJsselland Ziekenhuis (routenummer 73)

Vrijmaken van geblokkeerde ademhalingswegen. of niet bij bewustzijn is Azië/Pacific

8.f. B1 WONDVERZORGING. Bij slachtoffers met wonden, t.t.z. letsels waar de huid doorbroken is.

Infobrochure. Gipsverbanden

Lesfiche: EHBO en reanimatie:

15u25-16u25 Nieuwe evoluties met betrekking tot reanimatie. Wim De Buyser, zorgexpert BLS/ALS

BLS Cursus Hulpverlener. Basisreanimatie. met het gebruik van een Automatische Externe Defibrillator

Basale reanimatie van volwassenen

Eindtermen voor het diploma eerste hulp ( vastgesteld door het College van Deskundigen op 6 maart 2006)

Opleiding Reanimatie + AED bediener

Het toepassen van algemene regels voor het verlenen van eerste hulp in onvoorziene situaties

LET OP!!! 2015 Nederlandse Reanimatie Raad

Transcriptie:

Het Vlaamse Kruis vzw basis EHBO (eerste hulp bij ongelukken) opleiding Algemeen secretariaat Provinciesteenweg 660 2530 Boechout Tel. 03 226 25 45 Fax 03 226 11 35 E-post: as@hvk.be www.hetvlaamsekruis.be

Voorwoord

Hoofdstuk 1 Bouw en werking van het lichaam 1. De cellen Zoals bij alle levende wezens, bestaat ook het menselijk lichaam uit zeer kleine, met het oog niet meer waarneembare bouwstenen, die men cellen noemt. De cel gebruikt zuurstof en voedingsstoffen als energiebron voor haar activiteiten. Deze stoffen worden aangevoerd door het bloed. Het bloed voert ook afvalstoffen (oa. koolstofdioxide) af. Die worden door de cel aan het bloed afgegeven en uitgescheiden via longen, urinewegen en huid. 2. Het ademhalingsstelstel 1.1

Tijdens het inademen zet de borstkas uit en spannen de middenrifspieren zich op. Op die manier wordt lucht via neus, mond en luchtpijp in de longen aangezogen. Bij het uitademen neemt de borstkas haar oorspronkelijke positie weer in. Ook de spieren van het middenrif ontspannen zich. Daardoor stroomt de lucht naar buiten. Bij ademnood worden er bijkomende spieren ingeschakeld. Dit noemen we de hulpademhalingsspieren (spieren van de hals- en schoudergordel). Een volwassene in rust ademt 12 tot 18 maal per minuut. Per keer ademt hij ongeveer 500 ml, dit is dus ongeveer 8 liter per minuut. Deze hoeveelheid kan sterk toenemen bij inspanning. In de ingeademde lucht zit 20 tot 21 % zuurstof, in de uitgeademde lucht 15 tot 16 %. Daar-door kunnen we door mond-op-mondbeademing nog zuurstof in de longen van het slachtoffer brengen, hoewel we die lucht reeds ingeademd hebben. 3. De bloedsomloop doorsnede van het hart 1.2

4. De huid De huid bestaat uit drie lagen. De buitenlaag (opperhuid) bestaat uit afgestorven huidcellen en is daardoor goed bestand tegen agressie. Onder de opperhuid bevindt zich de lederhuid. Die bevat levende cellen, bloedvaten, zenuwuiteinden, De derde laag is de onderhuid. Ze vormt de verbinding met de onderliggende structuren. Ze bestaat vooral uit vet- en bindweefsel. 5. Het bewegingsstelsel 5.1 Het skelet Wij zijn constant in beweging. Om deze bewegingen mogelijk te maken, beschikken we over beenderen, gewrichten en spieren. De spieren worden bestuurd door het zenuwstelsel en krijgen voedingsstoffen en zuurstof via het bloed. Bij de verbranding (energie) ontstaan afvalstoffen, die ook met het bloed worden afgevoerd. 1.3

5.2 De gewrichten Waar twee of meer beenderen met elkaar in aanraking komen, is één of andere vorm van gewricht aanwezig. 5.3 Het spierstelsel Spieren hechten via pezen aan de beenderen. Deze pezen zijn witte taaie banden die weinig elastisch zijn. 6. Het zenuwstelsel Het zenuwstelsel regelt de activiteiten van alle organen van het menselijk lichaam, door het uitzenden en ontvangen van prikkels en de verwerking ervan. Het zenuwstelsel bestaat uit de hersenen, het ruggenmerg en de perifere zenuwen. 6.1 De hersenen De hersenen worden beschermd door de schedel. Het ruggenmerg loopt in de wervelzuil. Prikkels die vanuit de hersenen vertrekken, gaan via het ruggenmerg naar de zenuwen. Prikkels worden eveneens van de zenuwen, via het ruggenmerg naar de hersenen gevoerd. 1.4

1.5

Hoofdstuk 2 Organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening (DGH) 1. De dienst 112 Nog steeds zoeken mensen in een noodgeval eerst hulp bij buren, familie, bekenden, de huisarts Die zijn niet altijd bereikbaar of beschikbaar en hun tussenkomst is misschien niet voldoende. De eerste reflex zou dus steeds moeten zijn om meteen de hulpdiensten op te roepen. 1.1 Noodnummers Sinds 1964 bestaat in België de mogelijkheid om via een eenvoudig oproepnummer de hulpdiensten te verwittigen. Dit nummer werd in de jaren 90 aangepast omwille van een Europese harmonisatie. Je kan vanaf elk vast of mobiel telefoontoestel de brandweer en de medische hulpdiensten oproepen via nummer 112 (of de vroegere 100).Wie uitsluitend politiehulp wenst, gebruikt het nummer 101. De telefoonmaatschappijen zorgen ervoor dat de oproep rechtstreeks toekomt in de desbetreffende centrale (in elke provincie + Brussel). 1.2 Centrales Het telefoonnummer van de oproeper verschijnt meteen op het computerscherm. Bij oproepen vanaf een vaste telefoon (huis, publieke cel) verschijnt ook het adres (niet voor geheime nummers). Aan de hand van de gegevens, verstrekt door de oproeper, stuurt de centralist de nodige hulpdiensten ter plaatse. Bij ongevallen op de openbare weg wordt ook de politie verwittigd. 1.3 Ziekenauto s De 112-centrale stuurt bij elke oproep voor ziekte of ongeval meteen de dichtstbijzijnde ziekenauto uit. De ziekenauto's voor Dringende Geneeskundige Hulp worden bemand door minstens twee ambulanciers. Zij kregen een basisopleiding van 160 uren en volgen jaarlijks 24 uren bijscholing in de provinciale opleidingscentra. Na de eerste zorgen ter plaatse wordt het slachtoffer door de ziekenauto naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis met een erkende spoedgevallendienst gebracht. 2.1

1.4 Mobiele UrgentieGroep (MUG) Indien de ernst of de omvang van de situatie reeds bij de oproep duidelijk is, dan stuurt de 112-centrale ook een MUG-team uit. Zoniet kan dit later nog gebeuren na verdere oproepen of op vraag van de toegekomen ziekenautobemanning. Een MUG-team bestaat minstens uit een arts en een verpleegkundige, beiden werkzaam op de spoedgevallendienst. In een MUG-wagen is er geen brancard voorzien, er rijdt dus nog apart een ziekenauto naar het slachtoffer. De MUG-arts start ter plaatse de eerste behandeling en beslist over het vervoer van het slachtoffer (eventueel naar een gespecialiseerd ziekenhuis). Hij begeleidt het slachtoffer in de ziekenauto. 2. Kosten Voor het vervoer per ziekenauto van de 'dienst 112' wordt een vergoeding per kilometer aangerekend (minimum forfait 10 km). Deze prijzen worden bij Ministerieel Besluit vastgelegd. De terugbetaling van vervoerskosten door het ziekenfonds behoort tot de 'vrije verzekering': elk ziekenfonds hanteert eigen tarieven. De arts van het MUG-team wordt vergoed voor elke geleverde prestatie volgens de geldende tariefcode. De terugbetaling van prestaties en erelonen door het ziekenfonds behoort tot de 'verplichte verzekering': deze tarieven liggen vast. Buiten de 'dienst 112' gelden geen vaste prijzen voor het ziekenautovervoer. Informeer bij uw ziekenfonds of bij de ziekenautodienst naar de tarieven. De kosten voor een 'nutteloze' uitruk van de ziekenauto worden gedragen door een 'Waarborgfonds'. Dit fonds wordt gevoed door een belasting van 0,5 % op de premie van de autoverzekering. Dit fonds betaalt de vervoerskosten indien: - er blijkbaar geen gekwetsten zijn; - het slachtoffer geen vervoer wenst; - de MUG-arts oordeelt dat er geen vervoer nodig is; - het slachtoffer overleden is. 3. Belangrijke telefoonnummers Dringend ziekenvervoer Brandweer 112 Politie 101 Antigifcentrum (info bij vergiftigingen) 070 245 245 2.2

Hoofdstuk 3 Benadering van een slachtoffer De benadering van een slachtoffer gebeurt in een vaste volgorde. Tijdens die benadering worden ook levensreddende handelingen gesteld. 1. Kalmte Blijf kalm en treed zelfzeker op. Door je kalmte en zelfzekerheid zal het slachtoffer meer vertrouwen hebben, zich veiliger voelen en ook kalmeren. De omstanders zullen ook vlugger bereid zijn te helpen als je het hun vraagt. 2. Veiligheid 2.1 Jezelf Zorg dat je zelf geen slachtoffer wordt als je aan het helpen bent. Beter een slachtoffer en een helper dan twee slachtoffers. Let bv. op: - bij instortingsgevaar: het gebouw niet betreden; - bij brand: enkel het gebouw betreden indien dit veilig is en jezelf beschermen met bv. een nat laken; - bij ongevallen op de openbare weg: laat een gevaarsdriehoek plaatsen (30 meter op gewone wegen, 100 meter op een autosnelweg); - bij gas- of benzinelek: geen vonken of vlammen maken; - bij elektriciteit: de stroombron uitschakelen alvorens de patiënt te benaderen; - bij agressieve patiënten: een vechtpartij vermijden; - bij vreemde lichaamsvochten: draag handschoenen als je in contact kan komen met bloed, speeksel, urine ; - bij werkende machines: de noodstop gebruiken. 2.2 Slachtoffer Naast je eigen veiligheid dien je ook in te staan voor de veiligheid van het slachtoffer. Bv.: - gevaarlijke omgeving (brandgevaar, instortingsgevaar, ongeval op een autosnelweg, werkende machines): verplaats het slachtoffer uit de gevaarlijke situatie; - verzorg het slachtoffer zoveel mogelijk ter plaatse, zonder het te verplaatsen. 3.1

2.3 Omgeving Vaak dien je ook nog voor de veiligheid van de omstanders te zorgen die staan toe te kijken en daarbij soms roekeloos gedrag vertonen. Dit is bv. het geval bij: - ontploffingsgevaar: laat sigaretten doven (duid iemand aan die hierop toeziet); - verkeersongevallen: let op dat men niet ondoordacht de straat oversteekt... Omstanders kunnen de hulpverleners met hun mening en commentaar aardig het leven zuur maken. Probeer deze betweters een opdracht te geven, maar laat in ieder geval je hulpverlening hierdoor niet in het gedrang brengen. 3. Vermoeden van wervelletsel Een val op het hoofd, plat op de rug of op het zitvlak, of een aanrijding kunnen een verschuiving of breuk van nek- of rugwervels veroorzaken. Om verdere schade te vermijden, moet vanaf het eerste ogenblik gezorgd worden dat het slachtoffer niet verplaatst wordt en zo min mogelijk zelf beweegt. 4. Vitale functies Na een algemene benadering van de situatie onderzoeken we het slachtoffer. Eerst controleren we de levensnoodzakelijke - vitale - functies in deze volgorde: 4.1 Bewustzijn - Geluidsprikkels: mijnheer/mevrouw, is alles in orde? - Gevoelsprikkels: zachtjes aan de schouders schudden. 4.2 Ademhaling Maak de luchtwegen vrij door het hoofd achterover te kantelen en de kin op te heffen. Houd je oor boven de mond en neus van het slachtoffer, kijk in de richting van de borstkas en: - luister: naar ademgeluiden; - kijk: naar adembewegingen van de borstkas/buik; - voel: naar uitgeademde lucht (met de wang). 3.2

4.3 Hartwerking Controleer op adembewegingen, hoesten of bewegen. Start reanimatie indien nodig. 5. Bloedingen Bloedingen worden gestelpt door middel van een: - drukkend verband: ter hoogte van de wonde: dit stelpt bijna iedere bloeding; - knelverband (afbinden): enkel in zeer uitzonderlijke gevallen noodzakelijk. 6. 112 alarmeren Voor je het hulpcentrum 112 alarmeert, dien je eerst voldoende informatie verzameld te hebben om het hulpcentrum 112 alle gegevens te kunnen doorspelen. Aan het hulpcentrum 112 meld je: - wie je bent (wordt soms gevraagd); - wat er gebeurd is; - waar het gebeurd is: precieze plaatsbepaling (gemeente, straatnaam + huisnummer); - aantal slachtoffers (bepaalt mee het aantal ziekenauto's dat gestuurd wordt); - letsels (dit geeft de 112 informatie of er een MUG moet meegestuurd worden); - bijzondere omstandigheden: gekneld slachtoffer, slachtoffer in het water of een put, brand... Stuur bij voorkeur iemand anders om de 112 te bellen, zodat je zelf bij het slachtoffer kan blijven. Laat iemand de ziekenauto opwachten aan de ingang van het gebouw en laat aanwijzen waar hij binnen het gebouw moet zijn. Hou er ook rekening mee dat, als er meer dan één ziekenauto of een MUG komt, zij eveneens deze aanwijzingen krijgen. 7. Verdere verzorging - Controleer herhaaldelijk bewustzijn, ademhaling en hartwerking. - Dien verdere zorgen toe, afhankelijk van de letsels van het slachtoffer - Ondervraag het slachtoffer en controleer het op letsels. Onderzoek ruim een pijnlijke plaats; "waar het pijn doet, moet je gezien hebben". Controleer ook naar andere, misschien minder duidelijke letsels. - Roep gepaste hulp bij. - Stel het slachtoffer gerust, houd contact met het slachtoffer, laat het slachtoffer niet alleen. - Maak spannende kledij los (broekriem, stropdas). - Laat het slachtoffer niet roken, eten of drinken. De lippen bevochtigen mag wel. - Laat een staand slachtoffer minstens zitten voor een verzorging, geef het slachtoffer een comfortabele en aangepaste houding (afhankelijk van de ziektetoestand). - Zorg voor een zuurstofrijke omgeving. - Toon het slachtoffer niet onnodig zijn kwetsuren. - Bescherm het slachtoffer tegen afkoeling. - Verplaats het slachtoffer niet onnodig. 3.3

Hoofdstuk 4 Reanimatie volwassene (vanaf 8 jaar) De basis van het leven zijn de vitale functies: ademhaling en hartwerking*. Deze functies moeten we in de eerste plaats controleren en eventueel overnemen. Dit noemen we "reanimatie". 1 Bewustzijn Zorg voor de veiligheid van jezelf en het slachtoffer. Controleer of het slachtoffer nog reageert. Een slachtoffer dat bewust is, ademt nog en heeft nog hartwerking. Iedere bewusteloze patiënt verkeert echter in levensgevaar: hij is immers de controle kwijt over tal van mechanismen en reacties. Deze patiënt beseft bijvoorbeeld niet meer dat zijn tong de luchtweg afsluit. Hij zal geen braaksel kunnen uitspuwen, hij zal zijn gezicht niet uit het water kunnen opheffen, enz.. Nadat we onze veiligheid en die van het slachtoffer verzekerd hebben, controleren we of het slachtoffer bewust is: - Schud zachtjes aan beide schouders. - Vraag luidop: "Is alles in orde?" Indien het slachtoffer hierop niet reageert, noemen we het "bewusteloos". Evenredig met de graad van bewusteloosheid, worden de spieren slapper. Zo ook de kaakspieren en de tongspier. Daardoor kan de tong in de keelholte zakken en zo de luchtweg afsluiten: het slachtoffer stikt in zijn tong. A. Het slachtoffer antwoordt of beweegt Indien het slachtoffer antwoordt of beweegt: 1 Laat het slachtoffer liggen zoals je het vindt (zo er geen gevaar dreigt). 2 Stuur iemand om hulp.als je alleen bent, laat het slachtoffer alleen en ga zelf hulp oproepen. 3 Controleer of er verwondingen zijn. 4 Controleer regelmatig het bewustzijn. a. Slachtoffer bewust = ok * of circulatie of bloedsomloop 4.1

B. Het slachtoffer reageert niet 2. Ademhaling Indien het slachtoffer niet reageert: 1 Vraag een andere persoon om in de buurt te blijven. 2 Als je het slachtoffer niet volledig kan beoordelen in de positie waarin het zich bevindt, draai het slachtoffer dan op de rug. 3 Breng het hoofd in hyperstrekking. Bij een bewusteloos slachtoffer kan de tong in de keelholte zakken en zo de luchtweg afsluiten. Door het hoofd achterover te houden en de kin naar voor te trekken, heffen we de tong omhoog zodat de luchtweg vrij komt. Dit doen we als volgt: - Plaats een hand op het voorhoofd en druk het hoofd zachtjes achterover (= hyperstrekking). Hou duim en wijsvinger vrij om bij mond-op-mondbeademing de neus dicht te drukken. - Verwijder zichtbare voorwerpen uit de mond van het slachtoffer. Draag hiervoor liefst handschoenen. - Een loszittend gebit wordt verwijderd, een goed zittend gebit blijft ter plaatse. - Vloeistoffen kan je verwijderen door het hoofd van het slachtoffer van je weg te draaien, zodat de onderste mondhoek lager is dan de mondholte*. - Andere vreemde voorwerpen kan je verwijderen door het hoofd van je weg te draaien en met een vinger het voorwerp uit de mond te vegen. 4 Licht de kin op met de vingertoppen onder de kin van het slachtoffer (= kinlift) om de luchtweg te openen. Dit is vaak voldoende om de ademhaling terug op gang te brengen. Probeer het achteroverkantelen van het hoofd te vermijden als het slachtoffer een nekletsel kan hebben: gebruik in dat geval vooral de kinlift. Controleer de ademhaling: Terwijl je de luchtweg openhoudt: kijk, luister en voel naar ademhaling (meer dan af en toe eens naar adem snakken of beperkte adempogingen). - Kijk naar beweging van de borstkas. - Luister aan de mond naar ademgeluiden. - Voel met je wang naar uitademlucht. Deze controle kunnen we in één handeling verrichten: houd je oor vlak boven het gezicht van het slachtoffer terwijl je de hierboven beschreven hyperstrekking en kinlift behoudt en kijk naar de bewegingen van de borstkas. Zo kan je gelijktijdig kijken, luisteren en voelen. *Als een nekletsel vermoed wordt, wordt niet enkel het hoofd gedraaid, maar draait één persoon de patiënt in totaal, terwijl een tweede hulpverlener tijdens de draaibeweging het hoofd fixeert ten opzichte van het gehele lichaam. 4.2

Kijk, luister en voel maximum 10 seconden alvorens je besluit dat de ademhaling normaal is. A.Als het slachtoffer ademt 1 Leg het slachtoffer in stabiele zijligging. - Zet de bril van het slachtoffer af. - Verwijder grote voorwerpen (bv. GSM, sleutelbos) van het slachtoffer. - Kniel naast het slachtoffer en zorg er voor dat beide benen recht liggen. - Plaats de arm aan jouw kant naar boven in een rechte hoek t.o.v. het lichaam, de elleboog geplooid, de handpalm naar boven. - Trek de verstverwijderde arm over de borst en houd de rug-zijde van de hand tegen de kortstbijzijnde wang van het slachtoffer. - Grijp met je andere hand het been aan de overzijde, net boven de knie en trek dit omhoog, de voet blijft op de grond. - Trek aan het been terwijl je de hand van het slachtoffer tegen de wang gedrukt houdt en draai het slachtoffer op deze wijze naar je toe op zijn zij. - Plaats het bovenste been zo dat heup en knie in een rechte hoek opgetrokken liggen. - Kantel het hoofd achterover en zorg dat de luchtweg vrij blijft. De mond ligt hierbij naar beneden gedraaid. - Verplaats zo nodig de hand onder de wang om het hoofd achterovergekanteld te houden. 2 Stuur iemand om hulp of, als je alleen bent, laat het slachtoffer alleen en roep zelf hulp in. 3 Blijf de ademhaling controleren. 4 Als het slachtoffer meer dan 30 minuten in stabiele zijligging ligt, draai het dan op de andere zijde. NB: stabiele zijligging wordt NIET toegepast bij: - baby s; - mogelijk rug- of nekletsel; - grote breuken. 4.3

a. Slachtoffer bewust = ok b. Slachtoffer bewusteloos, wel ademhaling = stabiele zijligging B. Als het slachtoffer niet ademt 1 Laat de hulpdiensten alarmeren of, indien je alleen bent: laat het slachtoffer alleen en alarmeer de hulpdiensten, keer terug naar het slachtoffer en start beademing. 2 Draai het slachtoffer op de rug als dit nog niet het geval is. 3 Beadem tweemaal traag, zodat de borstkas telkens omhoogkomt en terugzakt: - Voer hyperstrekking en kinlift uit. - Knijp het zachte deel van de neus dicht met de wijsvinger en duim van de hand die op het voorhoofd ligt. - Open de mond van het slachtoffer een beetje, maar behoud de kinlift. - Adem diep in en plaats je lippen rond de mond van het slachtoffer, waarbij je de mond goed afsluit.vermijd luchtlekken. - Blaas rustig lucht in de mond van het slachtoffer terwijl je naar de beweging van de borstkas kijkt. Dit doe je in ongeveer 2 seconden, zoals bij een normale ademhaling. - Behoud hyperstrekking en kinlift, neem je mond weg van het slachtoffer en kijk naar de borstkas zodat je die weer terug tot zijn normale positie ziet zakken. 4 Adem zelf in en herhaal deze werkwijze zodat je in totaal tweemaal effectief beademt. Als je problemen hebt om te beademen (de borstkas komt niet omhoog): - Controleer opnieuw de mondholte van het slachtoffer en verwijder vreemde voorwerpen. - Zorg voor een goede hyperstrekking en kinlift. - Doe maximum 5 pogingen tot beademing met als doel 2 effectieve beademingen te kunnen uitvoeren. - Zelfs indien dit niet lukt: ga verder met de controle van de hartwerking. 3. Hartwerking Controleer of er tekens van hartwerking zijn: - Kijk, luister en voel opnieuw of er normale ademhaling aanwezig is, of het slachtoffer hoest of beweegt. A. Je bent zeker dat er tekens van hartwerking zijn - Voer verder mond-op-mondbeademing uit tot het slachtoffer terug spontaan ademt. - Telkens na ongeveer 10 beademingen (of ongeveer elke minuut) controleer je naar tekens van ademhaling en hartwerking. Dit duurt maximum 10 seconden. - Als het slachtoffer spontaan begint te ademen maar bewusteloos blijft, draai het dan in stabiele zijligging. Controleer zijn toestand en hou je klaar om het slachtoffer terug op de rug te draaien en te beademen indien het stopt met ademen. 4.4

a. Slachtoffer bewust = ok b. Slachtoffer bewusteloos, wel ademhaling = stabiele zijligging c. Slachtoffer geen ademhaling, wel hartwerking = mond-op-mondbeademing B. Er zijn geen tekens van hartwerking, of je bent niet zeker 1 Zorg dat het slachtoffer op een harde onderlaag ligt. 2 Start hartmassage. a Bepaal met de hand die het kortst bij het voeteinde van het slachtoffer is, de plaats van de onderste helft van het borstbeen: volg met de wijs- en middelvinger de ribbenboog tot het punt waar de ribben het borstbeen raken. Plaats hier je middelvinger en plaats je wijsvinger op het borstbeen zelf. b Glijd met de hiel van de andere hand naar beneden over het borstbeen tot aan de wijsvinger: dit is de onderste helft van het borstbeen. c Laat de hiel van je hand hier staan en plaats je tweede hand bovenop de eerste. d Strek de vingers van beide handen uit of sla ze in elkaar en trek de vingers omhoog om geen druk op de ribben uit te oefenen. Druk niet op de buik of de onderste rand van het borstbeen. e Plaats jezelf loodrecht boven de borstkas van het slachtoffer en leun met gestrekte armen voorover zodat het borstbeen 4 tot 5 cm diep ingedrukt wordt. f Richt jezelf op zonder het contact tussen hand en borstbeen te verliezen. g Herhaal deze pompbewegingen aan een snelheid van ongeveer 100 maal per minuut. Hardop tellen kan van nut zijn om het ritme te behouden. Indrukken en loslaten duren even lang. 3 Combineer beademing en hartmassage. - Na 15 maal hartmassage, voer 2 geslaagde beademingen uit (max. 5 pogingen). - Plaats je handen zonder tijdverlies op de juiste plaats op het borstbeen (zie punt 2 a-c) en voer 15 hartmassages uit.voer verder hartmassage en beademing uit in de verhouding 15:2. - De reanimatie wordt niet onderbroken tenzij het slachtoffer beweegt of spontaan ademt. a. Slachtoffer bewust = ok b. Slachtoffer bewusteloos, wel ademhaling = stabiele zijligging c. Slachtoffer geen ademhaling, wel hartwerking = mond-op-mondbeademing d. Slachtoffer geen hartwerking = mond-op-mondbeademing + hartmassage 4.5

Blijf verder reanimeren totdat: - Gespecialiseerde hulp overneemt. - Het slachtoffer tekens van leven vertoont. - Je uitgeput geraakt. 4. Wanneer het hulpcentrum 112 bellen in geval van reanimatie volwassene? Het hulpcentrum 112 moet zo vroeg mogelijk gebeld worden: - Als er meer dan één hulpverlener aanwezig is, start één hulpverlener de reanimatie terwijl een andere hulpverlener de 112 alarmeert zodra is vastgesteld dat het slachtoffer niet ademt. - Als er slechts één hulpverlener aanwezig is, dan gaat die er bij een ademhalingsstilstand van uit dat er een hartprobleem is en zal de 112 zelf alarmeren zodra hij deze ademhalingsstilstand vaststelt. In volgende gevallen zal er echter eerst een minuut gereanimeerd worden alvorens de 112 te bellen: - letsels door een ongeval; - verdrinking; - verstikking; - overdosis medicatie of alcohol; - als het slachtoffer een kind is. Basisreanimatie volwassene (vanaf 8 jaar) Controleer bewustzijn Open de luchtweg Aanspreken en aan schouders schudden Hyperstrekking en kinlift Controleer de ademhaling Kijk, luister en voel Er is ademhaling: stabiele zijligging Er is geen ademhaling: alarmeer 112 mond-op-mondbeademing Tweemaal effectief beademen Controleer hartwerking Ademhaling, hoesten, bewegen Er is hartwerking: verder beademen controleer elke minuut hartwerking Er is geen hartwerking: harde onderlaag hartmassage + beademen Hartmassage 100 x per minuut Verhouding 15:2 4.6

Hoofdstuk 5 Uitwendige bloedingen 1 Bloedstelping uitwendige bloedingen Kleine uitwendige bloedingen behoeven geen bloedstelping. Op de verzorging wordt verder ingegaan in het hoofdstuk wondverzorging. Elke bloeding die niet uit zichzelf stopt, moet gestelpt worden. EHBO: - Oefen rechtstreekse druk uit op de wonde. - Breng het lidmaat in hoogstand: hou het lidmaat hoger dan het hart om de bloeding te verminderen. Deze techniek vult vaak het drukkend verband aan. - Laat het lidmaat voldoende rusten: beweging bevordert de bloeding. Het stilhouden van het lidmaat helpt de bloedstelping. - Zorg voor vervoer naar een arts of ziekenhuis. Een hevige bloeding moet steeds door een arts verzorgd worden. Bel een ziekenauto als er veel bloedverlies was of het slachtoffer duizelig is. Het ontsmetten van een wonde met een hevige bloeding is tijdverlies. Dat kan achteraf door de arts of in het ziekenhuis gebeuren als de bloeding gestelpt is. 1.1 Rechtstreekse druk op de wonde A. Druk op de wonde dmv je handen Je kan tijdverlies beperken door met een zuiver voorwerp rechtstreeks op de wonde te drukken terwijl het lidmaat in hoogstand gebracht wordt. Om te drukken kan je gebruik maken van bij voorbeeld een zuivere zakdoek of keukenhanddoek. Om rechtstreeks contact met bloed van het slachtoffer te vermijden, draag je best verzorgingshandschoenen. Druk vervolgens de zakdoek of handdoek ter hoogte van de wonde om de bloeding voorlopig te stelpen. Intussen kan een ander persoon andere EHBO-materialen klaarleggen om een drukkend verband aan te leggen. 5.1

B. Druk op de wonde dmv een drukkend verband Om een drukkend verband aan te leggen, hebben we volgende materialen nodig: - Verzorgingshandschoenen: ter beveiliging van de hulpverlener. - Een stapeltje zuivere kompressen; de zakdoek of handdoek die reeds rechtstreeks op de wonde gedrukt wordt, kan echter ook verder dienst doen. - Een zwachtel van 7 of 10 cm breed. - Kleeflint om het verband te bevestigen. Werkwijze: - Draag steeds verzorgingshandschoenen als je in contact kan komen met lichaamsvochten van het slachtoffer. - Laat het slachtoffer gaan zitten of liggen. - Breng het lidmaat in hoogstand. - Verwijder kledij en juwelen. - Het stapeltje kompressen (of de zakdoek of handdoek) doet dienst als drukkussen.we plaatsen dit ter hoogte van de wonde, zodat de wonde volledig bedekt wordt door het drukkussen. - Breng het verband aan over het drukkussen. Het verband wordt in cirkelslagen ter hoogte van de bloeding aangebracht, zodat het drukkussen volledig afgedekt wordt. De windingen mogen vrij stevig aangelegd worden, zonder echter de volledige bloedstoevoer af te snoeren. - Kleef het verbandeinde vast met enkele strookjes kleeflint. - Laat het slachtoffer het gewonde lidmaat niet bewegen. De bloeding is gestelpt als de wonde niet meer sijpelt. Als vingers of tenen na aanleggen van een drukkend verband verkleuren (blauw of lijkbleek), dan is het drukkend verband te krachtig aangesnoerd en moet je het iets lossen. 5.2

Stopt de bloeding niet met dit drukkend verband: - Laat het eerst aangelegde drukkend verband ter plaatse. - Plaats een hard voorwerp ter hoogte van de wonde. - Geef met dit voorwerp bijkomende druk op de wonde, door het vast te leggen met een zwachtel die opnieuw vrij stevig mag aangelegd worden. - Kleef het verbandeinde vast met enkele strookjes kleeflint. Verdere hulpverlening: - Controleer op andere verwondingen. - Controleer bewustzijn, ademhaling en hartwerking van het slachtoffer. - Probeer de hoeveelheid bloedverlies te beoordelen. - Voorzie vervoer van het slachtoffer voor verdere verzorging: - vervoer per ziekenwagen naar het ziekenhuis is aangewezen in geval van: - een niet te stelpen bloeding; - problemen met de vitale functies; - veel bloedverlies; - mogelijke diepere verwondingen (bv. buik, borstkas); - duizeligheid van het slachtoffer. - vervoer met een personenwagen, naar huisarts of spoedgevallen - is toegestaan in de overige gevallen. Best laat je het slachtoffer niet zelf rijden met de wagen. 5.3

2. Neusbloeding Een neusbloeding kan spontaan beginnen, maar ook veroorzaakt worden door: - een slag of stoot; - neuspeuteren; - ernstige letsels van de schedelbeenderen; - ziekte (hoge bloeddruk, stollingsstoornissen...). EHBO - Informeer naar de oorzaak van de neusbloeding. Is de neusbloeding mogelijk het gevolg van een slag tegen het hoofd, handel dan zoals bij een mogelijk nek- of rugletsel (blz. 00000) laat het slachtoffer dan niet bewegen en verwittig de 112.Was er geen slag tegen het hoofd: - Laat het slachtoffer zitten. - Draag verzorgingshandschoenen om jezelf te beschermen. - Laat het slachtoffer één maal de neus snuiten. - Laat de neusvleugels dichtdrukken vlak onder het neusbeen gedurende 15 minuten zonder te onderbreken. - Laat het hoofd voorover houden met de kin op de borstkas. - Kalmeer het slachtoffer. - Raad aan om niet te snuiten gedurende de volgende 2 tot 3 uren. - Bij herhaling of niet stoppen van de bloeding: verwijs door naar een arts. 5.7

Hoofdstuk 6 Wondverzorging 1 Schaafwonde en snijwonde De meest voorkomende wonden zijn de schaafwonde en de snijwonde. Schaafwonde Een schaafwonde is een oppervlakkige wonde waarbij de buitenste huidlagen gekwetst zijn. Schaafwonden bloeden nauwelijks, maar zijn vaak pijnlijk en bevatten vaak nog vuilresten. Diepere schaafwonden geven gemakkelijk vocht af. Schaafwonden die vuil bevatten dat we met eenvoudige wondreiniging niet kunnen verwijderen, laten we door een arts verzorgen. Snijwonde Een snijwonde wordt veroorzaakt door een scherp voorwerp. Dit kan een oppervlakkige, maar soms ook diepe verwonding van de huidlagen veroorzaken, waarbij andere organen (zenuwen, spieren, bloedvaten) kunnen gekwetst worden. Een snijwonde vertoont gladde wondranden en kan hevig bloeden. Bij snijwonden met een hevige bloeding komt bloedstelping op de eerste plaats: zie hiervoor hoofdstuk 5. Diepere snijwonden, snijwonden met gapende wondranden of met een vreemd voorwerp laten we door een arts verzorgen. Een oppervlakkige snijwonde kunnen we ook zelf verzorgen. Alvorens te beginnen met wondverzorging, moeten we eerst beslissen of we de wonde zelf gaan verzorgen of dat ze door een arts moet verzorgd worden. 1.1 Als we de wonde laten verzorgen door een arts Volgende wonden moeten steeds door een arts behandeld worden: - sterk bevuilde wonden; - grote of diepe wonden; - vreemd voorwerp in de wonde dat niet oppervlakkig zit; - gapende wondranden; - ontstoken wonden; - hevige bloedingen. Indien we de wonde laten verzorgen door een arts, dan beperken we onze wondzorgen tot de volgende handelingen: - Draag verzorgingshandschoenen om jezelf te beschermen. - Leg een droog kompres op de wonde. Doordrenk dit 6.1