Doel van deze presentatie: het op peil houden van kennis en vaardigheden met betrekking tot de reanimatie en als voorbereiding op een competentietest.

Transcriptie

1 Deze presentatie is voor personen die in het bezit zijn van een reanimatie diploma. Doel van deze presentatie: het op peil houden van kennis en vaardigheden met betrekking tot de reanimatie en als voorbereiding op een competentietest. De presentatie speelt automatisch af en is aangepast aan de richtlijnen

2 Stap 1: Let op veiligheid! Let op dat je zelf niet in gevaar komt! Denk daarbij aan: gevaarlijke stoffen, instortingsgevaar, verkeer, enz. 2

3 Stap 2: Controleer bewustzijn; Roep het slachtoffer luid en duidelijk aan en vraag: Gaat alles goed met u? Schud daarna beheerst aan beide schouders. 3

4 Stap 3: Indien geen reactie: roep om hulp en vraag of iemand erbij wil blijven. Als het slachtoffer daarop niet reageert, is het bewusteloos; Roep om hulp en vraag een omstander in de buurt te blijven; Controleer vervolgens of er een ademhaling is. 4

5 Stap 4: Open de luchtweg door het hoofd achterover te kantelen met de kinlift. 5

6 Stap 5: Controleer de ademhaling: Luisteren (met je oor) Kijken (borstkas omhoog) Voelen (lucht bij je wang) Gebruik hiervoor maximaal 10 seconden 6

7 Stap 6: Indien er geen ademhaling is of is er twijfel: alarmeren! en AED laten halen. Laat iemand 112 bellen of, indien u alleen bent, doe dit zelf, voordat u gaat handelen. Laat een AED apparaat halen 7

8 Wat melden bij een alarmering? De plaats van het ongeval! Melding reanimatie! Laat de melder terugkomen! Maak plaats ongeval herkenbaar! AED apparaat (laten)halen!!! 8

9 Stap 7: Start met reanimeren. 9

10 Ga als volgt te werk: leg het slachtoffer op een harde ondergrond; neem naast het slachtoffer plaats met de knieën tegen de bovenarm; plaats de muis van de hand midden op het borstbeen 10

11 Vervolgens: haak de vingers in elkaar; zorg dat de rest van de borstkas vrij is; strek de ellebogen en zorg dat de schouders zich loodrecht boven de handen bevinden. 11

12 Ga met je knieën tegen het slachtoffer aan zitten en de knie het dichtst bij het hoofd gelijk aan de schouder. 12

13 Reanimeren: Druk de borst 30 keer 5 à 6 cm diep in (of zo diep als je kan maar niet dieper dan 6 cm.). Doe dit in een tempo van minimaal 100x per minuut echter niet meer dan 120x per minuut; (100x per minuut = 30x indrukken in binnen 18 seconden) Laat het borstbeen volledig terugkomen (wel contact met het borstbeen houden, maar niet leunen); Geef vervolgens 2 beademingen. 13

14 Beademen: kantel het hoofd iets achterover. Knijp de neus dicht en blaas rustig lucht in gedurende 1 seconde. Kijk of de borstkas omhoog komt, net als bij een normale ademhaling ( als de borstkas zichtbaar omhoog komt is er voldoend lucht ingeblazen). 14

15 Beademen: laat het slachtoffer gedurende 1 seconde uitademen en kijk daarbij of de borst/buik inzakt. 15

16 Beademen: geef daarna een tweede beademing; gebruik niet meer dan 5 seconden voor deze twee beademingen. Probeer de onderbreking tussen de pulsaties zo kort mogelijk te houden maar zorg er wel voor dat de beademingen effectief zijn (7 sec moet haalbaar zijn). 16

17 Na het geven van de beademingen direct verder gaan met het toedienen van pulsaties (30-2). Tempo minimaal 100x per minuut echter niet meer dan

18 Als de beademing niet lukt Controleer kort de luchtweg; Verwijder eventueel losse voorwerpen; Hoofd achterover kantelen en kinlift toepassen; Beadem opnieuw; Als het dan nog niet lukt, ga dan door met borstcompressie (30x) en probeer daarna opnieuw te beademen enz. 18

19 Stap 9: Indien een AED apparaat aanwezig is of ter plaatse komt: Activeer het AED apparaat en volg de instructies. (meestal door op start te drukken) Laat een eventueel aanwezige hulpverlener starten met reanimeren. Als al iemand is begonnen met reanimeren, laat deze dan doorgaan. 19

20 Bevestig de elektroden zoals aangegeven op de plakstroken. Tijdens het aanbrengen hiervan moet de reanimatie zo min mogelijk worden onderbroken. 20

21 Volg de instructies die worden gegeven door het apparaat. 21

22 Indien stroomstoot noodzakelijk: Zorg dat iedereen op afstand is; Druk op de knipperende knop om stroomstoot toe te dienen, wanneer de AED daartoe opdracht geeft. Er zijn ook VOL automaten waarbij je niet op de knop hoeft te drukken, deze geven zelf een schok als dat nodig is. 22

23 Nadat stroomstoot is toegediend: Na toedienen stroomstoot zal de AED opdracht geven om te beginnen met reanimatie (30:2). Ga hiermee door tot de AED nieuwe opdrachten geeft. Blijf de instructies van de AED opvolgen. 23

24 Indien geen stroomstoot noodzakelijk: Start of ga door met de reanimatie en ga hiermee verder tot de AED nieuwe opdrachten geeft. 24

25 Hoe verder? Blijf opletten en luisteren; Blijf het slachtoffer in de gaten houden; Blijf luisteren naar het AED-apparaat en blijf de instructies opvolgen; Ga door met handelen totdat deskundigen het van je overnemen of aangeven dat je mag stoppen; Indien er meerdere hulpverleners, zijn wissel dan elke 2 minuten. Dit wisselen kan het best gebeuren tijdens de analyse die het AED apparaat elke 2 minuten automatisch uitvoert. 25

26 Belangrijk om weten: Verwijder medicatiepleisters, wanneer deze op de plaats zitten waar de elektrode moet komen; plak elektroden op afstand van pacemaker en inwendige defibrillator. Alleen indien noodzakelijk: De huid droog maken voordat de elektroden worden bevestigd; Overdadig haar wegscheren. 26

27 Reanimatie bij kinderen (0 tm 8 jaar) Reanimatie bij kinderen wordt op dezelfde wijze uitgevoerd als de reanimatie die je hebt geleerd, tenzij je een aanvullende opleiding reanimatie bij kinderen (PBLS) hebt gevolgd. 27

28 AED bij kinderen. Wanneer bij de AED geen kinderelektroden aanwezig zijn, wordt deze gebruikt zoals bij volwassenen. Als het kind te klein is om de elektroden te kunnen plakken (te weinig ruimte) dan wordt de ene midden op de borsten de andere op de rug geplakt. DIT IS ALTIJD BETER DAN NIETS DOEN. 28

29 Reanimatie op een rij: Indien geen ademhaling: Alarmeren met melding reanimatie ; 30 pulsaties geven; Beademen; 1 seconde rustig lucht inblazen; 1 seconde slachtoffer laten uitademen; Weer 1 seconde rustig inblazen; Gelijk verdergaan met pulsaties geven in een tempo van 30:2. Probeer de onderbreking tussen de pulsaties en het beademen zo kort mogelijk te houden. 7 seconden moet haalbaar zijn. 29

30 Stap 10: Stabiele zijligging. Wanneer bij de ademhalingcontrole blijkt, dat er nog een ademhaling is, leggen we het slachtoffer in de stabiele zijligging. Dit doen we ook als het slachtoffer tijdens een reanimatie bijkomt (de electroden laten we dan wel zitten). Vervolgens alarmeren. Laat hem/haar niet alleen. Controleer elke minuut de ademhaling. 30

31 Wij danken u voor het bekijken van de presentatie en hopen dat uw kennis is opgefrist. De presentatie is aangepast aan de nieuwe richtlijnen zoals deze in 2011 zijn ingegaan. Vragen en opmerkingen kunt u sturen naar jaaptroet@quicknet.nl 31