De BSA-norm: minimumeis of streefwaarde?

Vergelijkbare documenten
Nominaal = Normaal aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de (mogelijke) invloed op instroom en studiesucces van (subgroepen) studenten

U I T S P R A A K

Nominaal is Normaal bij FSW

Uitgebreide Pilot Nominaal = Normaal aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Zaaknummer : CBHO 2013/233 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 13 juni 2014 Partijen : Appellant tegen de Hogeschool Inholland Trefwoorden

Algemene informatie

U I T S P R A A K

Bindend Studieadvies (BSA)

: negatief bindend studieadvies, persoonlijke omstandigheden Datum uitspraak : 23 september 2005

Datum 13 april 2010 Betreft Rapport Bindend studieadvies van de Inspectie van het Onderwijs

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Bindend Studieadvies. student. uva.nl/ rechten

U I T S P R A A K

JAARVERSLAG 2010 EXAMENCOMMISSIE FACULTEIT DER WIJSBEGEERTE ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

Nominaal is normaal bij FSW

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

Longitudinaal cohort onderzoek naar rendementsveranderingen als gevolg van een interventie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelor Programma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs

U I T S P R A A K

Flexstuderen FAQ voor studenten

Uitleg over de OER Alles wat iedere student moet weten over zijn of haar Onderwijs- en Examenregeling (OER)

Zaaknummer : 2013/235

Veranderen van opleiding

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

Achtergrondinformatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

Bijlagenummer GV 507

U I T S P R A A K

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Zaaknummer : CBHO 2016/180.5 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 2 november 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland

Doorwerking regeling Nominaal = Normaal aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

U I T S P R A A K

Onderwijs- en examenregeling

Zaaknummer : CBHO 2014/060 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juni 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden

Anne Sytske Keijser secretaris examencommissie Talen en culturen van China

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Bijlage 1. Studiesucces: vragen voor de opleidingen

Zaaknummer : 2013/261

U I T S P R A A K

Economie en Bedrijfseconomie. Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (hierna: het CBE), verweerder.

Wat is het verschil tussen deze opleiding bij de TU Delft en die bij een andere universiteit?

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven.

Zaaknummer : 2013/207 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juli 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

Studeren aan het hbo. W i n d e s h e i m z e t k e n n i s i n w e r k i n g

Ons kenmerk Uw kenmerk Datum UR/JB/ maart 2012

Zaaknummer : CBHO 2015/254 Rechter(s) : mr. B.K. Olivier Datum uitspraak : 13 januari 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Inholland

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelorprogramma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

U I T S P R A A K

Uitvoeringsreglement Studieadvies in de propedeutische fase

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

Bindend Studieadvies

U I T S P R A A K

Minor in het buitenland Mogelijkheden bij de opleiding Geneeskunde

U I T S P R A A K 07 73

De OER in gewoon Nederlands

U I T S P R A A K

Zaaknummer : CBHO 2015/089 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 18 augustus 2015 Partijen : Appellante en CBE Erasmus Universiteit Rotterdam

Onderwijs- en examenregeling

REMARKS The 97th meeting of the School Council wil be held in English. Please be aware that attachments are not translated.

Erasmus MC. Bindend Studieadvies. Geneeskunde

Universiteit Maastricht

DOORSTUDEREN NA HET HBO

Studeren na het HBO. stand van zaken Informatie van het Avans Studentendecanaat

Effectmeting na 1 bachelorjaar bij het project Studiekeuzegesprekken bij grote groepen studenten

het College van Beroep voor de Examens van de Universiteit van Amsterdam (hierna: CBE), verweerder.

U I T S P R A A K

Studiebegeleiding: de studieadviseur en de student

U I T S P R A A K

EC berekening studielast en normen

Wat is het verschil tussen deze opleiding bij de TU Delft en die bij een andere universiteit? Nanobiology wordt uitsluitend in Delft gegeven.

r ipboek voor ouders over studiekeuze

REGELING BINDEND STUDIEADVIES UNIVERSITEIT LEIDEN

BACHELOROPLEIDING KLINISCHE TECHNOLOGIE. UITVOERINGSREGELING BEHORENDE BIJ DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING (OER) (ex artikel 7.

q WO q UNIVERSITEIT q HOGESCHOOL INFORMATIEFORMULIER VERDIEPINGSFASE (HBO/WO) Ik heb me in de volgende opleiding verdiept: HBO Naam opleiding: Plaats:

Transcriptie:

Hoewel de norm voor het bindend studieadvies oorspronkelijk was bedoeld als een minimum prestatie-eis, fungeert deze in de praktijk voor veel studenten als een streefwaarde. In dit artikel wordt betoogd dat hierdoor het uitstelgedrag van studenten wordt geaccommodeerd. Het verdient aanbeveling de norm voor het bindend studieadvies op te hogen naar het maximum van zestig studiepunten. De BSA-norm: minimumeis of streefwaarde? Ivo Arnold Erasmus Universiteit Rotterdam In de strategische agenda Kwaliteit in verscheidenheid (OCW, 2011) roept onze regering op tot een ambitieuzere studiecultuur in het hoger onderwijs. Studeren moet weer de hoogste prioriteit krijgen. Het onderwijs mag ook meer vragen van de student. De langstudeerboete is één van de maatregelen van staatssecretaris Zijlstra om de student te stimuleren tot een grotere inspanning. Ook op instellingsniveau zijn er initiatieven om de studiecultuur te verbeteren. De Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) wil met het project Nominaal is normaal de studievoortgang bevorderen door onderwijsvernieuwing en door modernisering van de onderwijs- en examenregelingen (EUR, 2011; Schmidt, 2011). Een controversieel onderdeel van dit project is de verhoging van de norm voor het bindend studieadvies (BSA) van de huidige veertig studiepunten naar het maximum van zestig studiepunten. In tegenstelling tot de langstudeerboete is dit een vroege interventie die de student prikkelt tot een vliegende start. In dit artikel wordt betoogd dat het maximaal uitdagen van studenten in het eerste jaar in het belang is van zowel de student als de onderwijsinstelling. Op basis van waarnemingsmateriaal vanuit de Erasmus School of Economics (ESE) wordt verder aannemelijk gemaakt dat de huidige BSA-norm uitstelgedrag bevordert. Wat een minimumeis zou moeten zijn, krijgt in de praktijk het karakter van een streefwaarde. Veel studenten kunnen in het eerste jaar dan ook beter presteren, wanneer ze hiertoe maximaal worden uitgedaagd door de onderwijsinstelling. Achtergrond Traditioneel hanteerden opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs (wo) na het eerste studiejaar het consilium abeundi. Dat hield in dat een student bij tegenvallende studieprestaties een dringend advies kreeg om de opleiding te verlaten. In de praktijk bleken weinig studenten dit advies op te volgen, waardoor te veel studenten pas na jaren uitvielen. Studenten verloren hierdoor onnodig jaren en financiële middelen. Het niveau van het onderwijs kwam onder druk te staan door de participatie van studenten met onvoldoende kwaliteiten en de instellingen investeerden in onderwijs en begeleiding waar geen rendement tegenover stond. In het wo heeft het consilium abeundi dan ook plaats gemaakt voor het BSA. Een instelling kan na één jaar studenten, die onder een bepaalde maat presteren, een vervolginschrijving weigeren. De wettelijke basis ligt in de WHW 7.8 b, waar naast de mogelijkheid ook de gronden voor een BSA worden genoemd: Deze afwijzing kan slechts worden gegeven indien de student naar het oordeel van het instellingsbestuur, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die het bestuur daaromtrent heeft vastgesteld. Uit onderzoek (Inspectie voor het Onderwijs, 2009) blijkt dat 43 procent van alle wo-opleidingen het BSA inzet. De keuze voor invoering van een BSA wordt door universiteiten gelegitimeerd door te wijzen op de oriënterende, selecterende en verwijzende functie van het eerste studiejaar. In de beperkte literatuur over het BSA is verder nauwelijks sprake van een verhoging van het 4

TH MA themahogeronderwijs.org opleidingsrendement als doelstelling of uitkomst van het BSA (zie Arnold en Van den Brink, 2010). In het onderzoek dat de Rotterdam School of Management uitvoerde (Scheepers, 2004), wordt onderstreept dat een vroegere selectie het doel is, het eerder identificeren van studenten met een lage succeskans en het realiseren van een vroeger vertrek van deze studenten; maar geen verhoging van het rendement. Vanaf dag één wordt met de suboptimale BSA-norm de lat te laag gelegd De suboptimale BSA-norm Studentenorganisaties hebben zich in het verleden fel gekant tegen de invoering van het BSA. Ook nu nog stuiten verhogingen van de BSA-norm op veel weerstand bij studenten. In de beeldvorming wordt het BSA dan ook gezien als een streng systeem, dat een te hoge prestatiedruk oplegt aan de student en de flexibiliteit om de studie te combineren met nevenactiviteiten beperkt. Veel onderwijskundig onderzoek werkt ongewild mee aan deze beeldvorming, door het behalen van de propedeuse binnen één jaar als succescriterium te hanteren (e.g. ICLON, 2005). Studenten die de propedeuse binnen de nominale studieduur halen, worden in dergelijk onderzoek tot de goede studenten gerekend. Voldoen aan de BSA-norm, die bij de meeste instellingen tussen de dertig en 45 studiepunten ligt, is normaal. Dit is een heel ander criterium dan in het vwo gebruikelijk is, waar het overgrote deel van de scholieren nominaal studeert en de goede student wordt gedefinieerd op basis van een cijfercriterium. Wat normaal is in het hoger onderwijs, dat studenten doorstromen zonder het voorgaande jaar volledig te hebben afgerond, zou in het vwo dan ook veel vraagtekens oproepen. De prestatieverwachting in het wo is daarmee wezenlijk soepeler dan in het vwo, waar het niet volledig halen van je jaar een teken van falen is. Langstudeerders kom je op het vwo dan ook niet tegen. Doublanten en overstappers naar de havo wel. In het wo is studievertraging echter staande praktijk. Studievertraging zit in het universitaire systeem ingebakken. Vanaf dag één wordt met de suboptimale BSA-norm de lat te laag gelegd. Hoewel de BSA-norm is bedoeld als minimumeis, verheft het suboptimaal presteren tot de norm. De huidige invulling van het BSA is daarmee niet te streng, zoals studentorganisaties beweren, maar juist te slap. Onderwijskundige argumenten Het belangrijkste bezwaar tegen een lage BSA-norm (dat wil zeggen lager dan zestig studiepunten) is dat deze het uitstelgedrag van studenten faciliteert. Hoewel goede en gemotiveerde studenten erin slagen om het eerste bachelorjaar in één keer te halen, zijn er ook veel studenten die calculerend met de BSA-norm omgaan. Een deel van de studenten dat voortvarend aan de studie begint, laat de inspanning verslappen zodra de minimumeis is gehaald. Een ander deel begint te laat met serieus studeren en weet met een eindspurt nog net aan de norm te voldoen. Ook halen studenten niet het maximale rendement uit de herkansingen, zoals hierna zal worden aangetoond. De vakantie lonkt en de resterende studiepunten kunnen wachten tot het volgende collegejaar. Dit uitstelgedrag leidt er toe dat de studie-inspanning op een inefficiënte manier wordt versnipperd over meerdere jaren en vele tentamenpogingen. Op halve kracht studeren, kost de student uiteindelijk meer tijd en energie dan een serieuze eerste inspanning. Op halve kracht studeren is ook slecht voor de studiemotivatie. Hoe verder je komt in je studie, hoe leuker het wordt. Naarmate de studie vordert, neemt de diepgang van het onderwijs toe, krijgt de student de mogelijkheid om zich te specialiseren in de onderwerpen die hem of haar het meest boeien en zich breder te ontwikkelen via een buitenlandse uitwisseling, minor of stage. Kleinschalige interactie met wetenschappers is ook het vruchtbaarst later in de studie, wanneer de student de basisbeginselen van het vakgebied beheerst. Het moeten overdoen van een paar verplichte vakken uit het eerste of tweede jaar is dan een last. Van uitstelgedrag vroeg in de studie krijgt een student later dan ook meestal spijt. Uitstelgedrag is echter een menselijke eigenschap en voor velen moeilijk zelfstandig onder controle te krijgen. Een onderwijssysteem dat uitstelgedrag tegengaat en de student aanzet tot een vliegende start, is dan ook in het belang van de student. Ook om andere onderwijskundige redenen is de lage BSA-lat onwenselijk. De meeste academische curricula kennen een volgtijdelijke opbouw, die wordt ondermijnd met het doorschuiven van basisvakken naar later. Dit probleem valt natuurlijk op te lossen met het vaststellen van voorkennisvereisten per vak, maar daarmee veroorzaakt een opleiding alleen maar meer studiever- 5

aantal credits behaald vóór gemiddeld cijfer voor: herkansingen aantal studenten aantal herkansingen reguliere tentamens herkansingen 0 62 0.1 3.5 3.6 4 50 0.3 4.4 3.6 8 51 0.8 4.4 4.1 12 31 1.4 4.8 4.4 16 56 1.9 4.8 4.5 20 34 2.3 5.1 5.1 24 75 2.4 5.2 5.1 28 44 2.7 5.4 5.5 32 84 2.6 5.4 5.5 36 58 2.5 5.8 5.2 40 101 2.2 5.9 5.0 44 84 2.0 6.1 5.4 48 78 1.9 6.2 5.3 52 93 1.5 6.5 5.7 56 50 1.6 6.6 5.8 60 310 0.7 7.2 6.3 Noot: Cohorten 2009/2010 en 2011/2012, Bachelor Economie & Bedrijfseconomie. Tabel 1. Beschrijvende statistieken traging. Een belangrijk onderwijskundig inzicht is verder dat de student zich het beste op een beperkt aantal vakken kan concentreren. Daarom is het beter als een student met een blanco blad aan zijn tweede jaar begint. Docenten die college geven in het tweede jaar klagen terecht dat studenten zich niet volledig inzetten, omdat ze hun aandacht versnipperen over vakken uit het eerste en tweede jaar. Rest de vraag of een verhoging van de BSA-norm ertoe zal leiden dat de uitval in het eerste jaar sterk zal stijgen, omdat studenten die nu nog een conditioneel positief BSA-advies krijgen niet bij machte zijn om nominaal te studeren. Dit valt niet helemaal uit te sluiten, maar lijkt niet aannemelijk. Bij de meeste wo-opleidingen is de uitval van studenten met een conditioneel positief BSA zeer gering (Van Herpen, 2011). Dat wil zeggen dat deze groep de intellectuele capaciteiten heeft om alle eerstejaars vakken met succes af te ronden. Uit studies naar de tijdbesteding van studenten weten we verder dat zij in het eerste jaar niet op volle kracht studeren. Er lijkt dus ruimte te zijn voor een substantieel gedragseffect van een ophoging van de BSA-norm, waardoor studenten hun studie-inspanning gaan verhogen. Evidentie Empirisch is het dus de vraag of er inderdaad een inspanningsverslappend effect uitgaat van een lage BSA-norm. Om dit te onderzoek zijn de gegevens verzameld van twee cohorten studenten die de bacheloropleiding Economie & Bedrijfseconomie volgen aan de Erasmus School of Economics (cohorten 2009/2010 en 200/2011 met in totaal 1261 studenten). ESE is één van de faculteiten van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). De nominale duur van de bacheloropleiding Economie & Bedrijfseconomie bedraagt drie jaar. Het eerste jaar van het curriculum bestaat uit vijf modules van acht weken. Elke module bestaat uit twee vakken: een economisch hoofdvak van acht studiepunten en een ondersteunend vak van vier studiepunten. Het onderwijs bestaat uit een combinatie van hoorcolleges en kleinschalige practica met een verplichte aanwezigheid. Cijfers op de vakken worden bepaald op basis van tussentijdse toetsing en een tentamen aan het eind van het vak. Bij de ESE is sprake van een compensatieregeling, waarvoor het curriculum in drie clusters van twintig studiepunten is ingedeeld. Binnen elk cluster van vakken (er is een cluster algemene economie, een cluster bedrijfseconomie en een cluster met steunvakken) mogen studenten één vijf compenseren met een hoger cijfer op een ander vak. Het gemiddeld cijfer op een cluster moet minimaal een 5,5 zijn. Studenten mogen in de zomer maximaal drie van de in totaal tien vakken herkansen. Om te onderzoeken of bij sommige studenten de inspanning verslapt wanneer het minimum aan studiepunten behaald is, zijn de studentenprestaties gedurende de reguliere onderwijsperiodes vergeleken met de prestaties tijdens de herkansingsronde. De hypothese is dat studenten die voorafgaand aan de herkansingen voldaan hebben aan de BSA-minimumeis, zich minder hard zullen inspannen dan studenten die de norm nog moeten halen. Tabel 1 beschrijft de onderzoekspopulatie. In de eerste kolom staat het aantal studiepunten dat studenten gedurende de reguliere onderwijsperiodes, dus voorafgaand 6

TH MA themahogeronderwijs.org 14 12 10 8 6 4 2 0 0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44 48 52 56 60 Aantal studiepunten gehaald voorafgaand aan de herkansingen Figuur 1. De opbrengst van de herkansingsronde aan de herkansingen, hebben behaald. Uit kolom 2 blijkt dat een grote groep studenten (310) de volledige zestig studiepunten uit het eerste jaar heeft gehaald voor de zomer. Opvallend is dat de op één na grootste groep precies bij de BSA-norm van veertig studiepunten ligt. De piek bij dit getal kan moeilijk door het toeval Ook uit de herkansingen blijkt dat de BSA-norm streefwaarde is worden verklaard en suggereert dat de BSA-norm voor sommige studenten dienst doet als streefwaarde. De derde kolom geeft het gemiddeld aantal gebruikte herkansingen in de zomerperiode. Dit getal ligt tussen de 0 en 3 (het maximum aantal herkansingen). Het gebruik van de herkansingen is het hoogst bij studenten die de norm nog niet hebben behaald, maar wel nog kansrijk zijn om via de herkansingen te voldoen aan de norm. Dit is de groep studenten die tussen de 24 en veertig studiepunten heeft gehaald. De laatste twee kolommen geven de gemiddelde cijfers voor de reguliere tentamens en voor de herkansingen. Er is een sterk verband tussen de eerste en vierde kolom: naarmate studenten gedurende de reguliere onderwijsperiodes meer studiepunten halen, zijn hun cijfers ook hoger. Dit verband wordt echter veel zwakker als we naar de cijfers voor de herkansingen kijken. Studenten die tijdens het reguliere collegejaar in staat waren om veertig studiepunten te behalen, scoren bijvoorbeeld lagere cijfers op de herkansingen dan studenten die de herkansingronde zijn gestart met 28 studiepunten. Tussen de twintig en 48 studiepunten is er nauwelijks enig verschil tussen de cijfers op de herkansingen. Ook dit resultaat suggereert een relatief sterkere inspanning bij groep studenten die de BSA-norm nog moet halen en een verslapping bij de groep die er al aan heeft voldaan. Vervolgens is berekend hoeveel studiepunten studenten hebben behaald in de herkansingronde. In figuur 1 zijn deze cijfers afgezet tegen de studiepunten die studenten hebben gehaald in de reguliere onderwijsperiodes. De uiteinden van de grafiek zijn niet zo interessant. Dit betreft ofwel studenten die geen kans meer maken op een positief BSA, ofwel studenten die hun jaar al helemaal hebben gehaald voor de herkansingsronde. Boeiender is de piek van de grafiek. Studenten die de herkansingsronde ingaan met 28 studiepunten, halen vervolgens dertien studiepunten in de herkansingen, waarmee ze gemiddeld genomen net aan de BSA-limiet voldoen. Ook studenten die starten met 32-36 punten, halen met hun herkansingen de minimumeis. Opvallend genoeg presteren studenten die met veertig studiepunten aan de herkansingen beginnen slechter dan de groep tussen de 28 en 36 punten. Het heilige moeten is er blijkbaar niet meer. De inspanning daalt. Toch moet deze groep op grond van de studieprestaties gedurende 7

het collegejaar in staat worden geacht een betere prestatie in de herkansingsronde neer te zetten dan de groep met 28 punten. Ze moeten meer kunnen, maar worden door de universiteit niet verder uitgedaagd. Daarmee bewijst de universiteit deze studenten een slechte dienst. Conclusie De samenleving brengt minder geduld op voor studievertraging in hoger onderwijs De maatschappelijke acceptatie van de langstudeerboete toont aan dat de samenleving steeds minder geduld opbrengt voor studievertraging in het hoger onderwijs. Dit is terecht. Het is echter de vraag of de gekozen maatregel afdoende is. De probleemgroep in het hoger onderwijs bestaat uit studenten die te laat op gang komen. Zij kijken slecht vooruit en laten de nadelige langetermijn consequenties van hun keuzes onvoldoende meewegen. Een financiële sanctie die pas na vier jaar wordt opgelegd, zal weinig indruk maken. Wie dan leeft, die dan zorgt. Het is beter de student vroegtijdig kleur te laten bekennen en te laten bewijzen dat hij echt voor een academische opleiding wil gaan. Onder het motto nominaal is normaal wil de EUR de BSA-norm dan ook naar zestig studiepunten verhogen. In tegenstelling tot de langstudeerboete is dit een vroege onderwijsinterventie die de student prikkelt tot een vliegende start. Deze maatregel grijpt ook aan op het probleem dat een deel van studentenpopulatie calculerend omgaat met de BSA-norm. In dit artikel is aannemelijk gemaakt dat de BSA-norm voor sommige studenten meer het karakter heeft van een streefwaarde dan van een minimumeis. Een verhoging van de norm zal dan ook een positief gedragseffect hebben. Nominaal studeren in het eerste jaar is pure tijdwinst voor de student, die efficiënter zal studeren en daardoor later in zijn bachelorstudie meer tijd overhoudt. De student zal mogelijke afleidingen uit het eerste jaar, zoals zich overmatig en exclusief onderdompelen in het uitgaansleven, vervangen door alternatieve tijdsbestedingen later in de studie, zoals zinvolle stages, interessante buitenlandse uitwisseling of uitdagende functies in het verenigingsleven of de universitaire gemeenschap. Kortom, de hogere lat is juist in het belang van de student. Dit betekent wel dat de student een extra inspanning zal moeten leveren, zeker in het eerste jaar. We weten dat de wekelijkse studie-inspanning bij de overgang van het vwo naar het wo daalt van circa veertig naar circa 25 uren. Maar er is geen enkele reden waarom de samenleving deze plotselinge daling van het inspanningsniveau van een jongere zou moeten accepteren. Zeker nu de schaarste van de publieke middelen verdere investeringen in het hoger onderwijs bemoeilijkt, moet de student zich er meer bewust van worden dat zijn door de samenleving gefinancierde plek in het wetenschappelijk onderwijs een schaars goed is. Met ondermaats presteren, zet de student deze plek op het spel. Een BSAnorm van zestig studiepunten is dan ook een prima maatregel om nu het probleem van de studievertraging te leggen waar het hoort: bij de student. Ivo Arnold is plaatsvervangend decaan en hoogleraar Economisch Onderwijs aan de Erasmus School of Economics, Erasmus Universiteit Rotterdam, arnold@ese.eur.nl. Literatuur Arnold, I.J.M. en W. van den Brink. (2010), Naar een effectiever bindend studieadvies. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs en Management, 2010-5, p. 10-13. Erasmus Universiteit Rotterdam. (2011), Nominaal is normaal, intern document EUR. Herpen, S. van. (2011), Vijf jaar Bindend Studieadvies, Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam. ICLON. (2005), Presteren in het vwo en ho, rapport nr. 148, ICLON Universiteit Leiden, maart. Inspectie voor het Onderwijs. (2009), Uitval en rendement in het hoger onderwijs, Zoetermeer. Ministerie van OCW. (2011) Kwaliteit in Verscheidenheid, Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, Ministerie van OCW. Scheepers, A.W.A (2004), Evaluatie Bindend Studieadvies, RSM Erasmus University. Schmidt, H. (2011), Langstudeerboete is helemaal niet nodig, Trouw, 1 september. 8