verwerkingsin
Overzicht betonbuizen Maru : ongewapende Martens rubberring betonbuis Maruvesta : staalvezelgewapende Martens rubberring betonbuis Medina : waterdoorlatende Martens rubberring betonbuis inw. werkende wand Ømof Øspie Rubberring Opp. Opp. gewicht* diam. lengte dikte afm. afm. dikte** inw. uitw. kg m2 m2 300 2400 55 424 409 13 460 2,52 3,36 400 2400 55 524 509 13 550 3,34 4,15 500 2400 70 650 632 16 820 4,25 5,30 600 2400 85 786 764 18 1230 5,21 6,46 700 2400 95 907 886 18 1660 6,14 7,61 800 2400 105 1031 1007 20 2105 7,09 8,78 900 2400 110 1145 1119 22 2532 8,03 9,81 1000 2400 125 1276 1247 24 3131 9,03 10,73 1250 2400 154 1431 1400 26 4379 9,42 12,48 1500 2400 187 1693 1662 26 6200 11,30 14,94 * Tolerantie op gewicht ± 3%; Maruvesta + 1% extra gewicht ** De gecertificeerde styreen-butadieen rubberring (SBR) voldoet aan de NEN 7103 Overzicht betonputten Mikz putten: standaard basis- en topmodulen (betonputten) op voorraad met geïntegreerde rubberafdichting inwendige afmeting wand dikte Bodem dikte Min. hoogte basismod. max. hoogte basismod. Min. Topmodulen 800 x 800 (a) 100 120 700 1700 120 1700 1000 x 1000 (a) 100 120 700 1700 120 1700 1330 x 1330 (b) 150 170 1700 2400 120** 1700** * Mangat diameter 600 ** Verloopmoduul benodigd, 150. dik, 133 -> 100 Mikz- basismoduul Buisaansluiting Gewicht in kg * uitwendige hoogte PVC 200, 250 PVC 315 Mikz 800 Mikz 1000 Mikz 1330 Beton Beton Beton Beton Beton Beton Beton 30 40 50 60 70 80 90 Beton 100 Mikz 800 700 790 Max. Mikz 1000 900 960 1240 1100 1140 1450 1200 1220 1555 1300 1310 1660 1500 1480 1875 Mikz 1330 1700 1650 2085 4260 2100 5200 2400 5750 * Basismoduul exclusief aansluiting, stroomprofiel en hoekverdraaiing. Gewichten zijn bij benadering. 2
Inspectiemodulen: onder gebonden met geïntegreerde rubberafdichting. inwendige afmeting wand dikte bodem dikte Min. hoogte Max. hoogte hoogte tussenstukken a b min max afdekplaat dikte buis aansl. max. 800 x 800 100 120 700 1700 500 1700 120 500 1000 x 1000 100 120 700 2400 500 1700 120 700 1330 x 1330 150 170 1200 2600 500 2400 150 1000 1600 x 1600 150 150 1200 2600 500 2400 150 1250 1900 x 1900 190 200 1200 2600 700 2400 200 1500 * Mangat diameter 600, maten in. Passtukken: standaardlengte Diameter 300 t/m 500 :spie-spie 700, 1000 en 1400 mof-spie 1000 en 1400 Diameter 600 t/m 700 :spie-spie 950 en 1200 mof-spie 1200 Diameter 800 :spie-spie 900 en 1200 mof-spie 1200 Diameter 900 t/m 1000 :spie-spie 850 en 1200 mof-spie 1200 Diameter 1250 t/m 1500 :spie-spie 2400 Op aanvraag putten tot 12000 x 4000 inwendig. Daarnaast levert Martens ook de moduulrand en Mikz-stelringen (hoog 50-80 - 100 ). 3
Ontvangst van de betonbuizen en putten De buizen en putten worden geproduceerd en geleverd onder KOMO-keur. Productcertificaat nr. K2550 voor buizen en nuer K2563 en K2564 voor putten of onder BENOR-keur voor de Belgische of DIN-norm voor de Duitse markt. Tot op de aankomst op de bouwplaats is Martens verantwoordelijk voor het correct aanleveren van de bouwstoffen. Het verdient aanbeveling voor de afnemer, de goederen te inspecteren op zichtbare gebreken voordat er wordt gelost. De verantwoordelijkheid gaat over op de afnemer vóór het lossen, indien de aannemer lost (franco werk op auto), of na het lossen indien dit door Martens of haar transporteur gebeurt (franco werk gelost). Bij afhalen (af fabriek) gaat de verantwoordelijkheid direct na het laden over op de afnemer. Uiteraard dient de afnemer aantallen en afmetingen van de vrachtbon te verifiëren met geleverde en bestelde goederen. Zichtbare gebreken moeten terstond telefonisch kenbaar worden gemaakt aan Martens én op de ondertekende vrachtbrief worden vermeld. Afhankelijk van de oorzaak en het moment van optreden, voor of na verantwoordelijkheidsoverdracht, zal op kosten van de afnemer of van Martens, in overleg voor reparatie of vervanging worden besloten. Eigendomsoverdracht vindt pas plaats als de geleverde goederen zijn betaald. Bij het lossen door de afnemer dient de aannemer een kraan van voldoende hefcapaciteit in te zetten. De buizen moeten zorgvuldig worden weggelegd. De volgende situaties moeten worden voorkomen: het tegen elkaar aan rollen, stoten of vallen van de buizen het verplaatsen met koevoet of stootijzer het gebruik van onbeschermde stroppen van staaldraad het gebruik van stroppen door de buis of door sparingen in de put het hijsen van de put aan één enkel hijsanker 4
het plaatsen op harde voorwerpen Bij het tijdelijk in depot plaatsen van buizen en putten moet aandacht worden gegeven aan een vlak en voldoende draagkrachtig terrein, bereik- en berijdbaar voor de vrachtwagen (en eventuele kraan). De buizen moeten om en om op stoppingen (houten onderliggers op circa 1/5 van de buislengte) worden geplaatst, waarbij zijdelings wegrollen moet worden voorkomen. Het advies luidt om niet meer dan 2 lagen te stapelen. Voorkom dat de buizen en putten beschadigd kunnen worden door derden (deugdelijke afrastering). De rubberringen zijn gevoelig voor olie en vet en kunnen kwaliteit verliezen door blootstelling aan UV-straling (zonlicht). De rubberringen dienen opgeslagen te worden op een droge, donkere plaats. Hijsen De buizen moeten met een enkele strop van staaldraad of een nylon hijsband worden gehesen, zodanig dat de buis in evenwicht hangt. Nooit de strop door de buis, maar altijd om de buis. Gebruik alleen gekeurde stroppen of hijsbanden. De putten zijn voorzien van geïntegreerde kogelkophijsankers. 5
De aannemer moet zelf voor de bijbehorende hijsklauwen zorgdragen. De hijshoek tussen strop en betonput moet minimaal 60 zijn Sleuf, sleufbodem en sleufbekisting De sleufbodem dient zo breed te zijn dat er naast de buis voldoende werkruimte aanwezig is. Diameter buis Ruimte aan weerszijde van uitw. diameter - t/m 200 0,15 m - 200 t/m 800 0,30 m - groter dan 800 0,50 m De betonbuizen moeten zodanig worden gefundeerd dat een gelijkmatige verdeling van de oplegspanningen is gewaarborgd (inbedding van de buis onder invloed van het eigen gewicht en de grondbelasting). Daar waar in de sleufbodem inbedding 6
van de buis van nature ontstaat, als gevolg van de aard van de grondslag en deze inbedding overeenkomt met de gewenste opleghoek, kan bewerking van de sleufbodem achterwege blijven. Om de juiste opleghoek (zie deel 5 van de handboekenreeks Rioleringstechniek) te creëren kun je bij een vaste sleufbodem kiezen voor het aanbrengen van een voldoende dikke laag losgestort zand of de grond loswoelen over voldoende dikte. Voor beide situaties: zie bijgaande tabel en tekening. Diameter buis Diepte bodembewerking - t/m 300 0,10 m - 300 t/m 500 0,15 m - 500 t/m 900 0,25 m - groter dan 900 0,30 m opleghoek Het gebruik van steltegels is niet toegestaan. Het loswoelen wordt vaak met de tanden van de bak van de graafmachine uitgevoerd. De grond komt iets omhoog, de buizen bedden in waardoor de juiste opleghoek en hoogteligging ontstaat. Bij onvoldoende draagkrachtige grondlagen kan een grondverbetering worden toegepast (dieper uitgraven en de hijsankers op de juiste hoogte brengen met gestabiliseerd zand, slakkenzand of hoogovenslak). grondverbetering 7
Bij nog slechtere grondslag kan er worden gekozen voor oplegging op kespen, op sloven en roosters of op een fundering op palen. De samenhang van de grond en de aanwezigheid van kabels, leidingen, gebouwen, watergangen, bomen, verharding en verkeer is bepalend voor de keuze van ontgraven met vrije taluds of afstempeling van de sleufwanden. Denk aan vergunningen indien bemaling moet worden toegepast (actie aannemer). Er moet extra aandacht worden besteed aan de beddingshoek en aan een draagkrachtige ondergrond in zo n vochtige omgeving. De taludhelling van de sleuf moet zodanig zijn dat grondverschuivingen worden voorkomen. Leg buizen ver genoeg van de sleufwanden om inkalving te voorkomen of haaks op de sleufwanden zodat de buis niet in de sleuf kan rollen. Om de werkbreedte te beperken kan de taludhelling van de sleufwanden steil worden opgezet, waarbij gebruik wordt gemaakt van afstempelen of afkisten. De staanders bij de afstempeling en de schotten bij de afkisting moeten vlak tegen het talud rusten. Houdt rekening met kruisende kabels en leidingen en met de manouvreerbaarheid tussen de stempels. 8
Plaatsen van de rubberring De ronde rubberring wordt gelijkmatig verdeeld om een schone spie geplaatst. Resten zand, veen of klei beïnvloeden de waterdichtheid nadelig. Een goede spanningverdeling komt tot stand door een rond voorwerp onder de ring door te halen nadat deze om de spie is gelegd, door de ring op diverse plaatsen te plukken (het op meerdere plaatsen lichten van de ring en weer terug laten veren), of door de rolringen circa 0,5 meter richting het mofeind te rollen en weer terug. Getordeerde ringen mogen niet voorkomen. De ronde ringen worden op circa 1 cm uit het uiteinde van de spie geplaatst. Bij druppelvormringen worden de ringen 1 à 2 cm (afhankelijk van de diameter) uit het uiteinde van de spie geplaatst en moet de punt naar de spie gericht zijn. Bij het inschuiven draait de druppelvorm één slag zodat de punt van de druppel de andere kant op wijst. Zo rolt de ronde en de druppelvormring op de vooraf berekende plaats. 1. 2. 3. 4. Het schuiven van de ring (vettige en/of vieze spie of mof ) moet altijd worden voorkomen. De rolverbinding is geen glijverbinding dus geen glijmiddel gebruiken! De diameter van de rubberring is afgestemd op de afmeting van de mof en spie zodat er een correcte verbinding ontstaat. Alleen 9
dan kan de waterdichtheid worden gegarandeerd, zijn dwarskrachten als gevolg van zettingen op te vangen en zijn kleine hoekverdraaiingen mogelijk. De rubberringen voldoen aan de norm EN 681-1 en zijn van een synthetisch rubber: SBR = styreenbutadieenrubber. In bijzondere omstandigheden, waar bijvoorbeeld koolwaterstoffen voorkomen (benzine, olie) worden ringen toegepast van NBR = acrylnitrylbutadieenrubber. De indrukbaarheid van de ring wordt uitgedrukt in IRHD. De normale rubberring heeft een indrukbaarheid van 40 tot 50 IRHD. Martens beton levert naast de bekende rol- en druppelring speciaal voor de Belgische markt glijringen. Deze ringen worden, gelijkmatig verdeeld, om het spie-eind van de buizen gelegd (met de opstaande rand als aanslag tegen de kop van de buis). Voor het in elkaar schuiven moet zowel de ring als de mof met glijmiddel ingesmeerd worden. Leggen van de buizen Leidingen moeten in den droge worden gelegd. Water veroorzaakt een instabiele bodem, verstoort een goede verdichting en tast een goede bedding van de buis aan. Met de strop evenwijdig aan de buisleiding of heel voorzichtig met de bak van de graafmachine, met stophout tussen buis en bak, of bij kleine leiding met een stootijzer (ook met stophout ertussen) kunnen de buizen in elkaar worden geschoven. Grote diameters kunnen met een lier of tirfor in elkaar worden getrokken. Let op: Het in elkaar schuiven / rekken van de buizen moet centrisch, in lijn plaatsvinden. Na het in elkaar schuiven van de buizen zullen deze minimaal 1 terugveren. Spie en mof mogen niet koud tegen elkaar liggen om te voorkomen dat de buis bij eventuele zettingen of kleine hoekverdraaiingen beschadigd. 10
De plaats van de rubberring dient te worden gecontroleerd met zogenaamde tasters of voelers. Op de plaats van de mof moet de sleufbodem worden verdiept, rekening houdend met de lengte van de mof en de intreklengte, om controle mogelijk te maken en om te voorkomen dat de leiding op de mof gaat dragen. intreklengte Let op dat de buis over de volle lengte draagt. Harde obstakels (bijvoorbeeld oude funderingen) moeten tot op een diepte van minimaal 0,5 m worden verwijderd. Over de kop werken is het plaatsen van buizen, waarbij de mof over de spie van reeds gelegde buizen wordt geschoven in plaats van de spie in de mof. Horizontale en verticale richting wordt met behulp van laserapparatuur op de streng bij kleinere diameters en in de streng bij grotere diameters bepaald. Normaal wordt van laag naar hoog gelegd (dus van stroomafwaarts naar stroomopwaarts; eventueel grondwater loopt van je af ). Sluit aan het einde van de werkdag de buisopening tijdelijk af ter voorkoming van instromend water en vuil. 11
Inlaten Voor het aansluiten van huisaansluitingen of kolken zijn een aantal buizen voorzien van inlaten. De inlaat bestaat uit een mof van hoogwaardig, slagvast kunststof (ABS) met stootrand, die in een geboord gat met één aanslagvlak wordt geplaatst. De inlaten worden voorzien van standpijpen. Deze pvc-buizen van voldoende lengte, vaak tijdelijk tijdens de bouwfase afgedopt met een deksel, worden later met flexibele bocht- of spruitstukken aangesloten op kolk of huisaansluiting. In zettingsgevoelige gebieden dienen speciale zettingsmoffen te worden gebruikt. Plaatsen en aansluiten van de put Het stellen van de put is precisiewerk. Gelukkig maakt de vlakke bodem van de put het stellen makkelijker. Met behulp van steltegels of houten regels kunnen goede referentiepunten waterpas worden gesteld. 12
Belangrijk bij het plaatsen van de put is de juiste diepte van de uit te graven sleufbodem om te voorkomen dat de put aan de buis gaat hangen. Putten worden vaak met een pasbuis op de leiding aangesloten. De eventuele zettingen van de buis en put kunnen door een kortere scharnierwerking beter worden opgevangen, ook wel pendelbuis genoemd. Martens heeft in de diameters 300 en 400 speciale rechte buizen. Dit houdt in dat de buizen eenvoudig in te korten zijn met behulp van speciale apparatuur (buizenknipper). Het knippen van de buis kan geschieden over een lengte van 1,65 meter van het spie-eind. Deze buizen dienen apart te worden besteld. De onderlinge opbouw tussen diverse putdelen is voorzien van een rubberringverbinding, de buisaansluiting op de put met normale rubberringaansluiting. Hoekverdraaiingen worden 13
uitgevoerd met een geïntegreerde of een los gemonteerde hoeksparing (blokopstort) en in enkele gevallen nog door middel van een ingestort mofeind. Bij de aan te gieten betonsparing, nog steeds metselsparing genoemd, moet niet worden gestart met een volle buislengte maar dient eerst een pasbuis aangegoten te worden. Geadviseerd wordt deze buis circa 10 cm in de put te laten doorsteken en de buis te voorzien van een kraag van beton of metselwerk aan de binnenzijde van de put. Het probleem van lekkage tussen pvc-mof en putwand is opgelost door het toepassen van een mofloze pvc-aansluiting metgeïntegreerdemanchetring.veelalzullende stroomprofielen al door Martens zijn aangebracht. Zoniet dan dient het stroomprofiel te reiken tot de halve buishoogte en vanaf daar omhoog te lopen onder een hoek van 15 tot aan de putwand, het zogenaamde banket. Indien de put in een bestaande streng ingepast moet worden, kan met een losse bodemplaat en een hondehok-put de aansluiting worden gerealiseerd. Aanvullen en verdichten Denk om controle en inmeten van riool, kabels en leidingen voor revisietekeningen voordat de sleuf wordt aangevuld. Zorgvuldig weer aanvullen, gelijktijdig en gelijkmatig aan beide zijden van de rioolbuis. Aanvulling in lagen van 30 cm tot 30 cm boven de buis aanbrengen en de aanvulling uitvlakken en laagsgewijs mechanisch verdichten. Daarboven aanvullen en verdichten in lagen van 50 cm. Let bij de korte sleuven methode (het aanvullen direct na het plaatsen), op dat de juiste richting en 14
diepte wordt aangehouden en dat de aanvulgrond de buizen niet uit elkaar drukt. Let op: nooit aanvulgrond van grote hoogte storten nooit puin of brokken meestorten niet aanslaan van de grond met behulp van de bak van de graafmachine geen zware trilapparaten (explosiestampers zwaarder dan 500 kg en/of trilplaten zwaarder dan 6 ton) gebruiken als de sleuf nog niet geheel is aangevuld. Eventuele afstempeling of afkisting moeten tegelijkertijd met de aanvulling omhoog worden getrokken. Rondom de standpijp voorzichtig aanvullen. Denk om het verschuiven van de standpijp en de leiding bij het aanvullen. De standpijp niet verticaal of zijdelings belasten met bouwverkeer. Tijdens de bouwfase kan tijdens een forse regenbui of bij het uitvallen van de bemaling de pas gelegde streng gaan drijven. Neem tijdig de juiste maatregelen. Controle op waterdichtheid kan voor het aanvullen van de streng door het afpersen van de leiding. Met rioolafsluiters wordt de streng aan weerszijde dichtgezet, de inlaten worden voorzien van standpijpen van minimaal 1 meter lengte en het geheel wordt gevuld vanaf het diepste punt met een overdruk van 3 kpa (0,3 meter waterkolom) ten opzichte van de kruin van het hoogste punt van de leiding. 1mtr. Waterverlies door absorptie en door het zweten van de buis moet na 2 x 24 uur worden gecompenseerd door extra water 15
aan te vullen. Controle achteraf kan plaatsvinden met behulp van een camerainspectie. Niet alleen lekkage (van buiten naar binnen), maar ook vervuiling, obstakels en wortelingroei kan worden geconstateerd. Het controleren van nieuw aangelegde riolering met behulp van een camerainspectie heeft het nadeel dat gebreken alleen tegen hogere kosten verholpen kunnen worden, in vergelijking met toezicht tijdens de aanleg. Speciale aandacht verdient het aanvullen en verdichten van de waterdoorlatende medinabuis. Rondom de streng moet de buis zorgvuldig worden aangevuld. Bronnen: De man in de sleuf een uitgave van de VPB (Vereniging van Producenten van Betonleidingsystemen), editie 1997. Rioleringstechniek deel 5. Richtlijn NPR 3218: Buitenriolering onder vrij verval - Aanleg en onderhoud. Plaatsen van betonbuizen aanbeveling opgesteld door Febelco. Martens beton documentatie. April 2009 16