Nederlandse Defensie Doctrine



Vergelijkbare documenten
Nederlandse Defensie Doctrine

De Nederlandse Defensie Doctrine Exponent van veiligheidsbeleid

TRANSATLANTIC TRENDS 2004 NETHERLANDS

Land Doctrine Publicatie. Militaire Doctrine voor het Landoptreden LDP-1

Nederlandse Defensie Doctrine

Vervoer gevaarlijke stoffen

Moeilijke besluiten voor de Europese Raad

Toespraak bij de lancering van het Defensie Cyber Commando door de Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert op 25 september 2014 te Den Haag.

Come home or go global, stupid

Nederlandse Defensie Doctrine Instrument van buitenlands en

GOEDGEKEURDE VERSIE. Centrum voor Strategische Defensiestudies Zuid Amerikaanse Defensieraad Unie van Zuid Amerikaanse Naties.

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Datum Betreft Inzetbaarheidsrapportage eerste helft 2018


maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 februari 2007 (OR. en) 5332/07 PESC 38 COEST 9

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Defensie en Nationale Veiligheid

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

A. Begrip en aard van het Internationaal Publiekrecht

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

rust zetten. rust gezet) Commandant der Strijdkrachten.

Postacademische Opleiding Militair Juridische Dienst Krijgsmacht

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De koude oorlog Jesse Klever Groep 7

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Canon en kerndoelen geschiedenis PO

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in?

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

1. WAT VOORAFGING HET CONGRES VAN WENEN BESLISSINGEN GEVOLGEN BELANG VAN HET CONGRES VAN WENEN...

Voorwoord 9. Inleiding 11

Inhoudsopgave. Woord vooraf... 11

Minister IGK SG/PSG. CZSK Bestuursstaf

HOOFDSTUK I Nadere regels betreffende de classificatie. Afdeling 1 Algemene beginselen betreffende de classificatie

Wat is internationaal recht?

De NAVO is nog net zo actueel als 60 jaar geleden

Juridische aspecten van ketensamenwerking. Naar een multidisciplinaire benadering

Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 10: tijd van televisie en computer

Datum 20 december 2018 Onderwerp Georganiseerde criminaliteit in relatie tot bescherming personenstelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming

Medio jaren negentig ontstond

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Landoperaties. Doctrine Publicatie 3.2

Examen VMBO-GL en TL 2005

AAV 3 Januari 2016 JONGE DEMOCRATEN AMSTERDAM

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hou het eenvoudig Effectief communiceren in organisaties

Tijd van jagers en boeren? 3000 v. Chr. Prehistorie. Kenmerkende aspecten. Begrippen

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

De EU-lijst van personen, groepen en entiteiten waarvoor specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme gelden

Voor wie? Omschrijving

Baron op klompen. Baron op klompen. Wim Coster. Historia Agriculturae 40. Historia Agriculturae 40

De nieuwe Doctrine Publicatie Landoperaties

Eindexamen geschiedenis vwo 2008-II

DE GRONDWET EN HET INZETTEN VAN STRIJDKRACHTEN

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2019-I

De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie:

United We Stand Meer aandacht voor elkaar

Aan de (plv.) leden van de vaste commissie voor Europese Zaken. Geachte leden,

Preadviezen Content.indd :55:32

Bantopa Terreinverkenning

Nationale crisisbeheersing en CIMIC. Prof. dr. Rob de Wijk Directeur HCSS en HSD Hoogleraar IB Leiden

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

Bantopa Kennismaken met Samenwerken

Postacademische Opleiding Militair Juridische Dienst Krijgsmacht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Protocol over de bezwaren van het Ierse volk ten aanzien van het Verdrag van Lissabon

Programma Leiderschap in onverwachte en onvoorspelbare situaties. Leadership is the lifeblood of an organisation

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Recente ontwikkelingen rond bestekken. Leidraad voor de bestekschrijver. rs.br Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl II

Vragen & antwoorden: de Europese Vredesfaciliteit

13.1. De geschiedenis van de Europese Unie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

Voorstel van resolutie. betreffende het onderhandelen van een cultureel samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en de Republiek China (Taiwan)

Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP) Drenthe/Assen

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Paleis der Natie. 15 november Toespraak van de heer Armand De Decker, Voorzitter van de Senaat, naar aanleiding van Koningsdag

Algemeen bestuur Veiligheidsregio Groningen

Wat is inter - nationaal recht?

TRACTATENBLAD VAN HET

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

en sector onder vuur Ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties strategieën in een veranderende wereld Marieke de Wal

Schriftelijke vragen Van Bommel over de arrestatie van een Afghaanse burger in Kamp Holland en het gebruik van particuliere beveiligingsbedrijven

Grondslagen van het Maritieme Optreden

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Wat gaat er goed en wat kan er beter?

Datum 21 mei 2015 Betreft Beantwoording vragen over de aanwijzing Extern optreden in relatie tot de vrijheid van meningsuiting

Geachte collega's, beste studenten,

Nederland is helemaal geen representatieve democratie

ONGERUBRICEERD/ALLEEN VOOR OFFICIEEL GEBRUIK. SBIR-pitch: Defensieverkenningen. cyberspace

UAV 2012 Toegelicht. Handleiding voor de praktijk. prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis. Eerste druk

Beschouwingen naar aanleiding van het wetsvoorstel Aanbestedingswet

Samenwerkingsverbanden en de AVG

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus BA Amsterdam

De Europese Unie is niet alleen een munt of een markt, maar ook een Unie die gebouwd is op gemeenschappelijke waarden.

Transcriptie:

Nederlandse Defensie Doctrine

Colofon Illustraties Audiodvisuele Dienst Defensie (AVDD) Vormgeving & layout Grafische Dienst AVDD Den Haag Historische inleidingen Luitenant-kolonel Drs. W.J. Hagemeijer Verantwoording De NDD is onder verantwoordelijkheid van de Defensiestaf samengesteld door een werkgroep met vertegenwoordigers van de operationele commando s en enkele defensieonderdelen. De samenstelling van deze werkgroep was als volgt: 2 Luitenant-kolonel KLu E. I. de Voogt Kol b.d. A. de Munnik (redactie) Kapitein-luitenant ter zee D.J. Kuijper Luitenant-kolonel Ing H.J. Keij Luitenant-kolonel N.J. Vredegoor Luitenant-kolonel W.C. Roepers Mr. dr. M.C. Zwanenburg Majoor J.F.M. Bosman Majoor M. Geel Majoor E.M. van Gilst-de Vries, MSc Dhr F. de Boer Defensiestaf (DS), Directie Operationeel Beleid en Behoeftestellingen en Plannen (DOBBP), Ressort Operationeel Beleid, Afdeling Doctrine Vertegenwoordiger Nederlandse Defensie Academie (NLDA) Vertegenwoordiger Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) Vertegenwoordiger Commando Landstrijdkrachten (CLAS) Vertegenwoordiger Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) Vertegenwoordiger DS, Directie Operaties (DOPS) Bestuursstaf, Directie Juridische Zaken (DJZ) Vertegenwoordiger DS, Directie Aansturen Operationele Gereedstelling, (DAOG) Vertegenwoordiger Koninklijke Marechaussee (KMAR) Vertegenwoordiger Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD) Vertegenwoordiger Internationale Militaire Samenwerking Reacties Defensiestaf (DS/DOBBP/OB; na 2013: DS/DP/K&I) Postbus 20701 2500 ES Den Haag Defensiestaf, Den Haag, maart 2013-02-22 No parts of this book may be reproduced in any form, by print, Photo print, microfilm or any other means without written permission from the Publisher. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder de voorfgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Nederlandse Defensie Doctrine

Vooraf In deze jaren van financiële crisis moet Defensie zich hard inspannen om betaalbaar en relevant te blijven voor de langere termijn. Daarbij zetten we alles op alles voor een krijgsmacht die er toe doet en die zich onderscheidt in kwaliteit, bruikbaarheid en vernieuwend vermogen. Mijn principe is dat wát we doen, ook goed moeten doen. Dit kan niet zonder het simpeler maken van structuren en processen, zonder het joint plannen, voorbereiden en uitvoeren van operaties, en zonder het beschikken over interoperabel inzetbare eenheden en materieel. Toch zijn het niet deze ontwikkelingen die noodzaken tot nieuwe doctrine. Het is vooral de in korte tijd sterk toegenomen complexiteit van de omgeving waarin operaties plaatsvinden en de voortgeschreden ontwikkelingen in het denken over de inzet van instrumenten van macht, die de aanleiding vormen. Ook is het inzicht ontstaan dat bepaalde onderwerpen op joint niveau specifieke doctrine vereisen en niet meer uitgebreid in de NDD hoeven te worden behandeld. Deze betreffen de Joint Doctrine Publicatie (JDP) 5, Commandovoering, en de JDP 2, Inlichtingen. Daarmee ontstaat een meer eenduidige structuur van joint doctrine publicaties, in lijn met die van de NAVO. In deze herziene NDD ligt grotere nadruk op het hanteren van de geïntegreerde benadering als gemeenschappelijke noemer van bepaalde operationele concepten. De context van de omgeving en de situatie waarin de militair moet optreden krijgt meer aandacht. Inzicht in factoren en actoren in de steeds complexere omgeving is cruciaal voor de commandant, de planner, de militaire adviseur of diplomaat. De context kan in sommige situaties zo belangrijk zijn dat deze kan of moet prevaleren boven het hanteren van militaire principes. Kennis van de context zorgt voor een zorgvuldigere en breder afgewogen besluiten. Context is meer dan ooit een inherent onderdeel van doctrine geworden. 3 Deze NDD stelt het joint, multinationale en interagency optreden centraal en beschrijft de krijgsmachtdelen als deel van het grotere geheel, en langs de lijnen van het betreffende domein waarin zij optreden. DE COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN T. Middendorp Generaal

Inhoud Inleiding 7 Aanleiding 7 Doel en belang van de Nederlandse Defensiedoctrine (NDD) 10 Doelgroepen 12 Militaire doctrine - Begripsbepaling 12 Positie van de NDD 13 Bronnen van doctrine 13 Structuur van de NDD 15 4 1. De (inter)nationale omgeving 17 1.1 Inleiding 17 1.2 Actoren en factoren 20 1.3 Belangen 20 1.4 Machtsmiddelen 21 1.5 Toepassing van machtsmiddelen 24 1.6 Comprehensive Approach (de geïntegreerde benadering) 29 1.7 Trends 30 2. Nederlands veiligheidsbeleid 37 2.1 Inleiding 37 2.2 Internationaal veiligheidsbeleid 39 2.3 Nederlands buitenland- en veiligheidsbeleid 40 2.4 Nederlands veiligheidsbeleid 45 2.5 Strategie Nationale Veiligheid 45 2.6 Defensiebeleid 47 3. De krijgsmacht als instrument van de regering 51 3.1 Inleiding 51 3.2 Het internationaalrechtelijk kader 53 3.3 Nationaalrechtelijk kader 55 3.4 Hoofdtaken 57 3.5 Besluitvorming over inzet 59 3.6 Rules of Engagement 67 3.7 Aansturing tijdens inzet 68 Nederlandse Defensie Doctrine

4. Militair vermogen 71 4.1 Inleiding 71 4.2 De componenten en hun samenhang 74 4.3 De mentale component 75 4.4 De fysieke component 77 4.5 De conceptuele component 79 4.6 Militair vermogen in de operationele omgeving 80 4.7 Optreden in het maritieme domein 84 4.8 Optreden in het landdomein 88 4.9 Optreden in het luchtdomein (Airpower) 91 4.10 Optreden in het ruimtedomein (Space) 94 4.11 Optreden in het informatiedomein 97 5. Militaire doctrine 103 5.1 Inleiding 103 5.2 Niveaus van militair optreden 104 5.3 Grondbeginselen van militair optreden 111 5.4 Joint functies van militair optreden 115 5.5 Nationale accenten 120 5.6 Omgaan met verwachtingen 124 5.7 Bijzondere verantwoordelijkheid 125 5 Literatuurlijst 127

6 Nederlandse Defensie Doctrine

Inleiding Aanleiding In 2005 is voor de eerste keer de Nederlandse Defensiedoctrine (NDD) uitgegeven. Deze uitgave is voortgekomen uit de toenemende samenwerking tussen de verschillende krijgsmachtdelen, de ontwikkelingen op het gebied van doctrine binnen de Noord- Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en de veranderingen in de defensieorganisatie. De toenmalige Adviescommissie Opperbevelhebberschap heeft onderstreept dat doctrine, en dan vooral joint doctrine, een van de instrumenten is die de Commandant der Strijdkrachten (CDS) ter beschikking staat om inhoud te geven aan zijn rol als Corporate Operator. Na ruim zeven jaar is de aard van het militaire optreden verder geëvolueerd. Militaire inzet, met name in Afghanistan en nabij Somalië en de daaruit voortkomende ervaringen, leert dat het optreden meer joint 1 is dan ooit. Het denken over de kern van de militaire bijdrage bij het handhaven van de internationale rechtsorde, de inzichten over bijdragen aan conflictbeheersing en het meewerken aan het ontwikkelen van duurzame oplossingen hebben zich verder ontwikkeld. Deze ontwikkelingen hebben tot deze herziene Nederlandse Defensiedoctrine (NDD) geleid. 7 Doctrine in historisch perspectief Sinds de tijd van de Verlichting groeide in Europa de overtuiging dat de aard en wijze van oorlogvoering konden worden doorgrond door studie en analyse. Eind 18e en begin 19e eeuw kwam daarom een hausse van militaire publicaties op gang. Vele (militaire) auteurs deden in deze periode een eerste aanzet tot de beschrijving van oorlogswetten en geleerde lessen van militaire operaties. De bekendste onder hen waren de Zwitser Jomini en de Pruis Von Clausewitz. Professionalisering en ontwikkelingen richting massaoorlogvoering sinds de dagen van de Franse Revolutie maakten het tegelijkertijd nodig dat krijgsmachten hun toekomstige optreden gingen vastleggen in doctrines. Hierin beschreven zij de functies van krijgsmachtonderdelen tijdens een conflict en de manier waarop (grote) formaties doelen konden verwezenlijken. Zulke omschrijvingen verschaften eenheid van opvatting en kanaliseerden het militaire denken op de diverse niveaus van organisatie. Krijgsgeschiedenis werd gezien als de voornaamste bron voor deze doctrinevorming. De eerste doctrines boden een eenduidige leidraad voor de planning, uitvoering en afronding van militaire taken. Ze kenden, ook toen al, een zekere gelaagdheid. Er waren 1 De betekenis van joint komt in par. 4.6.1. aan de orde.

publicaties die het optreden van grote eenheden op strategisch niveau beschreven, alsook uitgaven die het tactisch handelen van de wapen- en dienstvakken behandelden en handboeken voor het optreden op technisch niveau, de moderne tactics, techniques and procedures. De samenhang tussen de diverse publicaties en de mate van gedetailleerdheid waren nog beperkt. De Nederlandse krijgsmacht bracht in de loop van de 20e eeuw diverse doctrines uit. Die hadden vooral betrekking op het land- en luchtoptreden. In 1925 verscheen bij de Luchtvaartafdeling van de landmacht het Voorschrift voor het gebruik van Luchtstrijdkrachten, met een nadruk op het optreden van het luchtwapen in grotere legerverbanden, zoals het toenmalige Veldleger of een divisie. In 1926 voerde de landmacht de Handleiding voor het gevecht der groote eenheden (de Gevechtshandleiding) in. In de landmachtdoctrine werd uitsluitend ingegaan op het grootschalige conflict, waarbij het optreden, in alle gevechtsvormen, vooral methodisch van aard was. 8 Voor het uitvoeren van de interne en externe beveiligingstaak in Nederlands-Indië waren het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en de Koninklijke Marine (KM) verantwoordelijk. Het KNIL ontwikkelde een eigen doctrine, die ter bestrijding van het antikoloniale verzet, de contraguerrilla centraal stelde. Kern van de koloniale aanpak waren kleine groepen inheemse troepen onder leiding van een Nederlandse luitenant, die gewapend met karabijn en klewang de irreguliere tegenstander in de jungle opzochten. De aanpak met deze mobiele eenheden bleek succesvol en stond model voor het optreden van alle KNIL-infanterie. Het was vastgelegd in het Voorschrift voor de uitoefening van de politieke politionele taak van het leger (VPTL), maar de kennis daarvan raakte na het Nederlandse vertrek uit Nederlands-Indië in de vergetelheid. In de jaren vijftig werd de Nederlandse krijgsmacht opgebouwd om een defensieve rol in NAVO-verband te kunnen uitvoeren. Voor de landmacht betekende dit in eerste instantie het mede verdedigen van de IJssel-Rijnlinie. Later verschoof het toegewezen verdedigingsvak naar het Duitse grondgebied. Ook in de lucht en ter zee hadden de Nederlandse krijgsmachtdelen hun in het bondgenootschap ingebedde verdedigingstaak. De marine concentreerde zich op de bescherming van konvooien (Sea Lines of Communications, SLOC) en de luchtmacht richtte zich op het bevechten van luchtoverwicht en grondgebonden luchtverdediging. In deze periode ontwikkelde de landmacht een eigen, nationale (land)doctrine. Door de internationale inbedding van het lucht- en maritieme optreden, hebben de KM en de KLu hun optreden vooral gebaseerd op NAVO doctrine aangevuld met nationale en koninkrijkstaken. Nederlandse Defensie Doctrine

In de jaren zestig werden de nodige veranderingen doorgevoerd, mede door de komst van tactische kernwapens. De NAVO-doctrine was in deze periode gebaseerd op de forward defence. Hierbij zouden de NAVO-troepen de aanvaller eerst moeten vertragen en tot staan brengen, waarna een grootschalige tegenaanval, al dan niet gesteund door de inzet van tactische kernwapens, de oorspronkelijke situatie moest herstellen. Het optreden was centraal gepland en centraal aangestuurd. Eind jaren zestig voerde de NAVO de flexible response in. Dit verdedigingsconcept zou in beginsel niet-nucleair zijn. In principe bleef het NAVO optreden defensief, vooral gericht op grootschalige slijtage van de vijand en het uitvoeren van een beslissende tegenaanval. Kenmerkend voor de situatie in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw was dat de diverse krijgsmachtdelen grotendeels hun eigen oorlog zouden voeren. Het joint optreden stond nog in de kinderschoenen en multinationaal optreden was vooral een zaak van de marine en de luchtmacht. In de jaren tachtig was het conventionele overwicht van het Warschaupact aanzienlijk toegenomen. Om hier dit succesvol het hoofd aan te kunnen bieden, ontwikkelden de Amerikanen de AirLand Battle Doctrine, door de NAVO gedeeltelijk overgenomen als Follow On Forces Attack (FOFA). Hierbij zette het bondgenootschap in op het uitbuiten van haar technologische overwicht, die het mogelijk moest maken de tegenstander ook in de diepte aan te vallen. Deze manier van oorlogvoering vereiste veel planning en coördinatie tussen de diverse bevelsniveaus en eenheden. 9 De krijgsmacht was in 1989 nog steeds bezig met het aanpassen van de doctrines aan dit nieuwe concept, toen het IJzeren Gordijn plotseling viel. In de jaren daarna kwam er een einde aan zowel het Warschaupact als de Sovjet-Unie. Van de een op de andere dag hadden de NAVO-bondgenoten geen vooraf te bepalen tegenstander meer. De fixatie op het grootschalige conflict verdween. Er kwam weer aandacht voor andere vormen van militair optreden. De krijgsmachtdelen kwamen midden jaren negentig met vernieuwde doctrines, die meer aansloten bij de veranderde omstandigheden. In 1996 verscheen de Airpower Doctrine (APD) van de luchtmacht en de algemene Landmacht Doctrine Publicatie (LDP) Militaire Doctrine, overkoepelend documenten met de algemene uitgangspunten van resp. het lucht- en landoptreden. Omdat het palet aan inzetmogelijkheden aanzienlijk was toegenomen, werd de landmachtdoctrine meerdelig uitgegeven. Volgende delen

behandelden Gevechtsoperaties, Vredesoperaties en Nationale operaties. In deze nieuwe doctrine golden als leidende beginselen de manoeuvrebenadering en de opdrachtgerichte commandovoering. In 2005 verscheen naar aanleiding van het uitkomen van de toenmalige Nederlandse Defensiedoctrine een operationeel richtinggevend document over de maritieme component van militaire operaties, de Leidraad Maritiem Optreden. 10 Doel en belang van de Nederlandse Defensiedoctrine Eenheid van opvatting. Net als andere grote organisaties met een grote diversiteit aan werkterreinen en disciplines moet een krijgsmacht in staat zijn complexe activiteiten te beheersen en zorgen dat organisatiedoelstellingen worden gerealiseerd. Bovendien moeten strijdkrachten zich snel kunnen aanpassen aan wijzigende omstandigheden en effectief kunnen blijven werken in chaotische en levensbedreigende situaties. Militairen moeten het hoofd bieden aan complexe situaties en onder extreme omstandigheden met verstand van zaken handelen. Zij moeten onafhankelijk, mogelijk geïsoleerd van elkaar en in lijn met de door Defensie nagestreefde ethische en morele principes en verstrekte operationele en logistieke richtlijnen, kunnen optreden. Eenheid van opvatting binnen de organisatie is hiervoor een voorwaarde. Deze eenheid van opvatting is ook relevant in situaties waarin het verband tussen de Nederlandse militaire bijdrage en het nationale belang niet direct voor de hand ligt. Dit is vooral het geval bij operaties in het kader van de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De militair en de militaire eenheid worden gesteund in hun militaire professionaliteit en vastberadenheid, doordat de Nederlandse militaire bijdrage in de juiste context wordt geplaatst. Op tactisch niveau leidt eenheid van opvatting tot handelen in de geest van de militaire organisatie in het algemeen en in de geest van de bevelvoerende commandant in het bijzonder. Stuurmiddel CDS. Met doctrine wordt eveneens de basis gelegd voor het plannen, voorbereiden en uitvoeren van militaire operaties. Hierdoor kunnen deze operaties efficiënter en effectiever worden uitgevoerd dan bij gebrek aan eenheid van opvatting. Met een joint doctrine heeft de CDS een stuurmiddel in handen, ook voor de werkzaamheden van zijn eigen stafdirecties. Sinds 2005 heeft de CDS een centrale rol bij de aansturing van de krijgsmachtdelen (operationele commando s) en de missies van de Nederlandse strijdkrachten. De NDD steunt de CDS bij het richting geven aan de wijze waarop de krijgsmacht wordt ingezet in het kader van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Nederlandse Defensie Doctrine

Nationale beleidscontext. De NDD plaatst doctrine in de Nederlandse context. Hoewel de doctrine van de NAVO leidend is in het Nederlandse denken over de inzet van het militaire machtsinstrument, is deze doctrine uiteindelijk een consensusproduct. Dat betekent dat nationale accenten anders kunnen liggen dan in NAVO-doctrine is verwoord. De NDD is het document waarin deze Nederlandse accenten worden belicht. De NDD biedt het gemeenschappelijke kader dat joint inzet van de krijgsmacht mogelijk maakt. De toenemende verwevenheid bij het optreden van de eenheden van verschillende krijgsmachtdelen en de steeds groter wordende samenwerking met andere departementen en (overheids-) organisaties dwingt tot een eenduidige denkwijze over het uitvoeren van militaire operaties. De NDD geeft hieraan inhoud, en geeft richting aan het denken over het optreden van de krijgsmacht en van de afzonderlijke krijgsmachtdelen in onderlinge samenhang. Dat maakt niet alleen de samenwerking eenvoudiger; het zorgt ook voor een beter wederzijds begrip. Transparantie. De NDD is tevens een naslagwerk voor andere actoren die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de missies van de krijgsmacht. Om samenwerking mogelijk te maken, is het nodig duidelijk te maken welke principes de basis vormen voor de inzet van de krijgsmacht en op welke manier operaties worden uitgevoerd. Daarmee wordt transparantie naar andere actoren bereikt. Deze transparantie komt ook ten goede aan iedereen die -om wat voor reden dan ook- kennis wil nemen van de Nederlandse militaire doctrine. 11 Nieuw in deze doctrine is een grote nadruk op het hanteren van de geïntegreerde benadering 2 als gemeenschappelijke noemer van bepaalde operationele concepten 3. In de NDD uit 2005 werd slechts over geïntegreerd optreden gesproken. Conflicten kenmerken zich steeds meer door het optreden van ongeregelde groepen of elementen die zich niet aan een overheid of enig (staats)gezag onderwerpen. De commandant moet in dit decennium sterker rekening houden met een steeds grotere en diverse verzameling van actoren en factoren en daarmee met een aanmerkelijk complexere omgevingscontext. Parallel aan de introductie van de geïntegreerde benadering staan joint, multinationaal en interagency 4 optreden sterker dan ooit op de voorgrond. Ten slotte is voor bepaalde onderwerpen op joint niveau (zoals commandovoering, inlichtingen) inmiddels een specifieke doctrine ontwikkeld, zodat deze onderwerpen niet meer uitgebreid worden besproken in deze NDD. 2 Deze geïntegreerde benadering of Comprehensive Approach en de instrumenten of machtsmiddelen die de regering ter beschikking staan, worden in hoofdstuk 1 behandeld. 3 Te denken valt aan informatieoperaties, het denken in effecten en Network Enabled Capabilities. 4 Samenwerking en afstemming met internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties, nader uitgewerkt in par. 2.6.2.

Doelgroepen De NDD is primair bedoeld voor commandanten en staven op het militair-strategische, operationele en hogere tactische niveau. De NDD is bovendien de basis voor het militaire onderwijs, de militaire opleidingsomgeving en voor verdere studie van aan doctrine gerelateerde onderwerpen. De doelgroep is daarbij de militaire student of cursist. De NDD is ook het uitgangspunt voor de Nederlandse inbreng in bondgenootschappelijke doctrineontwikkeling en voor de verdere ontwikkeling van afgeleide doctrinepublicaties. Deze doelgroep bestaat uit de onderzoekers en doctrineontwikkelaars. Ten slotte is in het kader van wederzijds begrip, de NDD ook bestemd voor niet-militaire medewerkers binnen het Ministerie van Defensie en voor medewerkers van andere ministeries en niet-militaire organisaties. 12 Militaire doctrine - Begripsbepaling Militaire doctrine is de formele uitdrukking van het militaire denken, geldig voor een bepaalde tijd. Doctrine is algemeen, beschrijvend en niet voorschrijvend van aard. Doctrine beschrijft grondslagen, uitgangspunten en randvoorwaarden voor militaire operaties op de verschillende niveaus van militair optreden. Doctrine is daarmee het samenbindende element dat er voor zorgt dat een eenduidig begrippenkader wordt gehanteerd en dat alle leidinggevenden een gelijksoortige benadering toepassen bij de planning en uitvoering van militaire operaties. Daarmee wordt een uitgebreide uitleg en discussie op kritieke momenten voorkomen. Doctrine biedt een gezamenlijk referentiekader voor het handelen en het zorgt voor eenheid van opvatting. Maar doctrine is zeker geen dogma of voorschrift; zij moet altijd met verstand worden toegepast. Het begrip doctrine onderscheidt zich van het begrip concept. Concepten zijn ideeën, ontwikkeld in antwoord op veranderingen in de veiligheidsomgeving of met een focus op DOCTRINE IS DOGMA NOCH VOORSCHRIFT! nieuwe technologieën. Voordat concepten kunnen worden opgenomen in doctrine, moeten zij worden bestudeerd, beproefd, geanalyseerd en gevalideerd, en uiteindelijk worden vastgesteld. Eerst dan is er sprake van doctrine. Een doctrine is grotendeels gebaseerd op ervaringen uit het verleden, maar zij bevat ook toekomstgerichte elementen. Impliciet blijkt uit doctrine waar tekortkomingen liggen. Ook kan zij de behoeftestellingen voor organisatie, personeel en uitrusting van een krijgsmacht beïnvloeden. Haar functie is niet een serie specifieke regels te geven, maar zij geeft richting aan de besluitvorming, aan het handelen van de militair en aan het denken over het meest effectieve gebruik van het militaire vermogen. Nederlandse Defensie Doctrine

Unité de doctrine zorgt ook voor eenheid van opvatting in bredere zin, indien in groter verband joint en multinationaal wordt opgetreden. Dit draagt bij aan interoperabiliteit 5 en daarmee ontstaat houvast voor een naadloze samenwerking. Positie van de NDD De Nederlandse defensiedoctrine staat niet op zichzelf. Uit oogpunt van interoperabiliteit is er een nauwe relatie met de doctrine van multinationale organisaties, vooral met die van de NAVO. Daarnaast vloeit doctrine ook voort uit DE BELANGRIJKSTE FUNCTIE VAN beleidsdocumenten en geleerde lessen uit de DOCTRINE IS HET BEVORDEREN VAN praktijk. De NDD is het nationale overkoepelende DE EFFECTIVITEIT VAN HET OPTREDEN; doctrinedocument 6. Dat houdt in dat alle andere EENHEID VAN OPVATTING DAARBIJ IS Nederlandse doctrinepublicaties hun basis vinden in CRUCIAAL de NDD. Daartoe is, in analogie met de NAVO, een nationale doctrinestructuur ontwikkeld. Deze structuur zorgt voor een verticale scheiding in niveaus en een horizontale scheiding naar onderwerp. Direct van de NDD afgeleide doctrinepublicaties zijn de domeinspecifieke doctrines: de Grondslagen van het Maritieme Optreden (GMO), de Doctrinepublicatie Landoptreden (DPLO) en de Airpower & Space Doctrine (APSD) 7. Deze domeinspecifieke doctrines (voor de domeinen maritiem, land, lucht) vormen op hun beurt de basis voor afgeleide doctrinepublicaties binnen de verschillende domeinen. Een nog grotere detaillering vindt plaats in handboeken en voorschriften; soms zijn deze publicaties overwegend voorschrijvend van aard waardoor ze strikt genomen niet onder de categorie doctrine vallen. 13 Naast de domeinspecifieke doctrines bestaan de krijgsmachtdeel- of domeinoverstijgende doctrines voor specifieke onderwerpen. Deze krijgen de vorm van Joint Doctrinepublicaties (JDP); voorbeelden zijn de JDP-2 Inlichtingen en de JDP-5 Commandovoering. Het gaat hierbij om onderwerpen die defensiebreed eenheid van opvatting vergen. Bronnen van doctrine Een belangrijke bron van doctrine is de praktijk. De lessen die voortkomen uit de praktische toepassing van doctrine, of in voorkomend geval uit operaties waarvoor (nog) geen doctrine bestaat, kunnen aanleiding zijn om doctrine te herzien of een nieuwe doctrine te ontwik- 5 interoperabiliteit wil zeggen dat procedures en systemen van verschillende organisaties op elkaar zijn afgestemd en kunnen samenwerken (zie 4.4.3.). 6 In de internationale omgeving wordt hiervoor de term capstone document gebruikt. 7 Ten tijde van de uitgifte van deze NDD waren GMO, DPLO en APSD nog in ontwikkeling.

kelen. De krijgsmacht treedt doorgaans op in multinationaal verband en samen met andere overheids- en niet-overheidsorganisaties. Om de vereiste interoperabiliteit te verzekeren, moeten doctrines nauw op elkaar aansluiten. De belangrijkste fora in dit verband zijn de NAVO, de EU en de VN. De doctrineontwikkeling binnen de NAVO is daarvan het meest ontwikkeld. Daarom vindt de NDD vooral haar basis in de NAVO joint doctrine, zoals verwoord in de Allied Joint Publications (AJP). De EU kent een Framework for EU Military Conceptual Documents. Dit document bevat een structuur van conceptuele en doctrinaire documenten voor de inzet van militaire middelen in EU-verband; deze structuur is op alle niveaus gebaseerd op de NAVO-doctrine. 14 Verder vindt doctrine haar basis in beleidsdocumenten, immers Doctrine follows Policy. Zoals de AJP-serie bij de NAVO gebaseerd is op NAVO-beleid, zo is de NDD ook gebaseerd op nationaal beleid, op ministeriële beleidsbrieven 8 en de Militair Strategische Visie van de CDS. Bij de ontwikkeling van joint en domeinspecifieke doctrine wordt de NAVO-doctrine zoveel mogelijk (bij voorkeur een-op-een) gevolgd; deze doctrine is immers doorgaans door Nederland geratificeerd. Een andere bron van doctrine is wetenschappelijk onderzoek, waar fundamenteel en structureel studies worden verricht naar de inzet van militair vermogen. In het daarbij behorende wetenschappelijke debat komen theorie en praktijk bij elkaar, hetgeen gevolgen kan hebben voor doctrinaire beginselen 9. Tot slot kan samenwerking met niet-militaire actoren (zoals internationale en niet-gouvernementele organisaties) verlangen dat de militaire doctrine beter aansluit op de grondslagen en werkwijze van deze niet-militaire organisaties. In toenemende mate zullen inspanningen gericht moeten zijn op kennisuitwisseling en afstemming om meer inzicht en begrip te krijgen van de principes die ten grondslag liggen aan het optreden van beide soorten organisaties. Geldigheid van doctrine voor de Nederlandse krijgsmacht Het optreden van de Nederlandse krijgsmacht is in beginsel gebaseerd op de nationale doctrine. Nationale doctrine is uit oogpunt van interoperabiliteit voornamelijk gebaseerd op -of in lijn gebracht met- geratificeerde NAVO-doctrine. Daarom wordt niet langer nationale doctrine ontwikkeld en gepubliceerd indien deze een-op-een kan worden overgenomen van de NAVO-doctrine. De Nederlandse krijgsmacht is immers zelf betrokken geweest bij de ontwikkeling en heeft met de NAVO-doctrine ingestemd. Na deze publicatie zal alleen nog Nederlandse joint doctrine worden ontwikkeld en uitgegeven voor onderwer- 8 De meest recente beleidsbrief is de nota Defensie na de kredietcrisis: een kleinere krijgsmacht in een onrustige wereld van het Ministerie van Defensie, TK 32 733 nr1 van 8 april 2011. 9 Doctrine is zelden rechtstreeks afgeleid van wetenschappelijke studies, maar zij is veelal het gevolg van een iteratief proces tussen toegepaste wetenschap en praktijk; voorbeelden zijn het denken in effecten, de manoeuvrebenadering en de geïntegreerde benadering. Nederlandse Defensie Doctrine

pen waar NAVO-doctrine niet in voorziet of waar specifiek Nederlandse accenten moeten worden gelegd, omdat de Nederlandse visie afwijkt van de binnen NAVO aanvaarde visie, of omdat verduidelijking nodig is voor het tactische niveau. NAVO-doctrine die een-op-een wordt overgenomen als nationale doctrine (mogelijk met enkele beschreven uitzonderingen of aanvullingen) krijgt een titel en indeling binnen de Nederlandse doctrinestructuur en wordt als zodanig vastgesteld door CDS. Structuur van de NDD De wijze waarop de Nederlandse krijgsmacht wordt ingezet, kan niet los worden gezien van de context waarin dat gebeurt. Als eerste komt daarom de (inter)nationale omgeving waarin de krijgsmacht opereert aan de orde. Vervolgens komt het product van de krijgsmacht aan de orde, namelijk militair vermogen. De NDD sluit af met de beginselen die richting geven aan de inzet van dat militaire vermogen. De NDD heeft daarom de volgende hoofdstukindeling: - Hoofdstuk 1 De (inter)nationale omgeving beschrijft de nationale en internationale actoren en factoren die invloed uitoefenen, de machtsmiddelen die de staat ter beschikking staan, de mechanismen die een rol spelen bij het omgaan met tegengestelde belangen en de conflictcyclus; - Hoofdstuk 2 Nederlands veiligheidsbeleid beschrijft in algemene termen het Nederlandse veiligheidsbeleid in de context van internationaal veiligheidsbeleid. - Hoofdstuk 3 De krijgsmacht als instrument van de regering gaat in op de rol van de krijgsmacht in het beleid van de regering en de inbedding in de staatsstructuren. - Hoofdstuk 4 Militair vermogen beschrijft de bijdrage die de krijgsmacht levert aan het realiseren van het beleid van de regering in de vorm van militair vermogen. - Hoofdstuk 5 Militaire doctrine introduceert de principes die ten grondslag liggen aan de inzet van militair vermogen. Bij ieder hoofdstuk is een militair-historische context opgenomen. Daarnaast zijn in de tekst kaders opgenomen, waarin belangrijke beginselen worden geaccentueerd. 15

16 Nederlandse Defensie Doctrine

1. De (inter)nationale omgeving 1.1 Inleiding Nederland staat in de wereld niet op zichzelf, maar oefent invloed uit op andere staten, internationale organisaties en verschillende actoren. Omgekeerd oefenen deze staten, organisaties en actoren ook invloed uit op Nederland, haar burgers en hun belangen. De krijgsmacht speelt een belangrijke rol in deze wisselwerking. Om de militaire doctrine te kunnen begrijpen is het noodzakelijk eerst de omgeving te beschrijven, waarin de Nederlandse staat en haar machtsmiddelen acteren. Dit hoofdstuk schetst deze omgeving vanuit het perspectief van de krijgsmacht. Het historische perspectief gaat vooral over staten en hun onderlinge verhoudingen. In het huidige tijdsgewricht spelen echter verschillende niet-statelijke actoren, zoals internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties en terreur- en strijdgroepen een toenemende rol bij conflicten en crises. Daarom wordt in dit hoofdstuk ook ingegaan op deze actoren. Verder wordt ingegaan op de Nederlandse belangen en op de machtsmiddelen die de Nederlandse regering tot haar beschikking heeft, om deze belangen veilig te stellen. Omdat het gebruik van machtsmiddelen kan escaleren, worden de begrippen confrontatie, conflict, crisis en ramp theoretisch beschreven; de mogelijke oorzaken, verschijningsvormen en fasen komen daarbij aan de orde. Omdat de militaire doctrine een uitdrukking van het militaire denken voor een bepaalde tijd is, worden ten slotte de trends beschreven die in de komende vijf à tien jaar hun invloed kunnen uitoefenen op het militaire optreden. Trends met een effect op een langere termijn worden in andere, wetenschappelijke publicaties beschreven. 17 De (inter)nationale omgeving in historische perspectief De periode vanaf de 17 e eeuw wordt beschouwd als het tijdperk van de moderne, soevereine (natie)staat, met als belangrijkste kenmerk de doorlopend wisselende coalities van staten die elkaar in een machtsbalans (balance of power) hielden en onderlinge onevenwichtigheid met oorlogvoering corrigeerden. Internationale betrekkingen draaiden om diplomatie, mercantilisme, het dreigen met geweld of het toepassen van geweld. De eerste staatkundige entiteit op het grondgebied van de Nederlanden, de Republiek der zeven Verenigde Provinciën, was in de 17 e en 18 e eeuw een mondiale grootmacht. Zij was continu verwikkeld in een gewapende concurrentieslag met grote rivalen, waarvan Spanje, Portugal, Frankrijk en Engeland de belangrijkste waren, zowel op het Europese continent als op de wereldzeeën. In het gevecht tussen de grote mogendheden delfde de Republiek -na een Gouden Eeuw wereldmacht te zijn geweest- langzaamaan het onderspit.

Het verschijnsel van de staat was sinds de Middeleeuwen uitgegroeid tot het belangrijkste instrument van oorlog en vrede. De overheid beloofde orde en rust, en vrede en veiligheid, in ruil voor het geweldsmonopolie, geld (belastingen) en loyaliteit. Het laatste werd sinds de Napoleontische tijd onder andere geheven in de vorm van dienstplicht. Voor het innen van belasting en de fysieke inzet van onderdanen stichtte de staat een bureaucratie. Terwijl staten voor hun burgers de beschermheren waren van rust en wettelijke orde, waren zij met hun (al dan niet ingehuurde) krijgsmachten voor andere staten de grootste bedreiging. De staat was zo zijn eigen bestaansrecht. 18 Nederland -sinds 1815 een eenheidsstaat en koninkrijk- trok zich na de afscheiding van België (1830) terug in een isolement van gewapende neutraliteit. De voormalige grootmacht laveerde onopvallend tussen de Europese grote mogendheden, het meest letterlijk tussen Groot-Brittannië en Duitsland. Omdat met name oosterbuur Duitsland een agressieve buitenlandse politiek nastreefde, vormde het bijna een eeuw lang de grootste bedreiging voor de integriteit en het voortbestaan van het Koninkrijk der Nederlanden. Ons land was inmiddels verworden tot een kleine, rijke handelsnatie, met nog altijd aanzienlijke economische invloed. In Indië en het Caribische gebied exploiteerde Nederland rendabele koloniën. Het was een van de landen in Europa waar vanaf halverwege 19 e eeuw de eerste contouren ontstonden van een democratische rechtstaat (een liberale parlementaire democratie). Na de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie -feitelijk het begin van een periode van strijd tussen grote wereldideologieën die zou duren tot het einde van de Koude Oorlog- bleek de staat de functie van beschermheer langzaamaan kwijt te raken. Dreigingen en veiligheidsvraagstukken werden steeds minder gezien als een zaak van enkel staten onderling, of als alleen kwesties van oorlog en vrede. Verder kreeg het idealistische concept van een universeel, supranationaal recht, dat de soevereiniteit van staten erodeerde, steeds meer voet aan de grond. Dat gold ook voor het idee van een supranationale ordening, eerst in de vorm van de Volkenbond, later de Verenigde Naties, voor het vreedzaam oplossen van confrontaties en het beslechten van gewapende conflicten. Daarnaast hadden de Industriële Revolutie en het Europese imperialisme een wereldeconomie doen ontstaan die in toenemende mate grensoverstijgend was. Belangrijke maatschappelijke, financiële en economische processen raakten buiten de invloed van de staat, terwijl zij tegelijkertijd een belangrijk effect bleken te hebben op de mondiale veiligheidsvraagstukken van hun tijd en op de internationale stabiliteit. Dit bleek in de 19 e eeuw bijvoorbeeld in 1847 bij de mondiale depressie die de katalysator Nederlandse Defensie Doctrine

werd van de revoluties van 1848, en in de 20 e eeuw na de beurscrash van 1929 en de Grote Depressie van de jaren daarna. Ten slotte leidden technologische ontwikkelingen tot massavernietigingswapens, eerst chemische en biologische, en ten slotte het kernwapen, waartegen geen staat zijn bevolking nog kon beschermen. Tegelijkertijd mengden al sinds het einde van de 19 e eeuw niet-statelijke actoren zich in het spel van de internationale betrekkingen. Sommige van deze actoren plaatsten bedreigingen en veiligheidsvraagstukken op de agenda van wat de internationale gemeenschap ging heten, zoals schendingen van de mensenrechten of door de mens veroorzaakte ontwrichtingen van het milieu. Andere actoren werden een bedreiging op zich, uit naam van een ideologie of een (vermeend) onrecht, zoals terroristische organisaties. Er groeide in de loop van de 20 e eeuw een mondiaal bewustzijn over gedeelde veiligheidsproblemen, die meer waren dan alleen zaken van oorlog en vrede, of koloniale politiek. Ondertussen bleven staten wel de centrale spelers op het wereldtoneel, alsook elkaars grootste bedreigingen. Nederland ondervond dat van 1940 tot 1945, toen het zuchtte onder de bezetting door nazi-duitsland, totdat het werd bevrijd door een coalitie van democratische landen onder leiding van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de dreiging iets verder uit het oosten, van de Sovjet- Unie. Het gevaar van deze communistische dictatuur werd als zo groot ervaren, dat Nederland zijn oude standpunt van gewapende neutraliteit losliet. Het trad toe tot de Westerse coalitie, in 1949 bestendigd in de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). En passant raakte Nederland in deze naoorlogse jaren, net als de meeste andere Europese staten,zijn koloniën kwijt. 19 Tevens gingen de staten van West-Europa, in naam van de vrede en van het ideaal om desastreuze totale oorlogen op het Europese vasteland voor eens en voor altijd uit te bannen, verregaande (op bepaalde terreinen zelfs supranationale) samenwerkingsverbanden aan. Dit gebeurde op het gebied van belangrijke industriële grondstoffen (de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal), van nucleaire energie (de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie), van belangrijke economische functies als de handel en de landbouw (de Europese Economische Gemeenschap) alsook de rechten van de mens en de waarborging van de democratische rechtstaat (de Raad van Europa). Op het gebied van Defensie kwam er de alliantie van de West-Europese Unie (WEU), een soort kleine broer van de NAVO. Na de val van de Muur in 1989 breidden deze instellingen zich uit naar de landen van Midden- en Oost-Europa en werden zij daadwerkelijk pan-europese instellingen.

Een teken van de tijd was ook de waarschuwing in 1972 van een groep wetenschappers (de Club van Rome) voor een dreigende catastrofe op planetaire schaal door onverantwoorde bevolkingsgroei en migratiestromen, voedselschaarste, milieuvervuiling, uitputting van grondstoffen en hongersnoden. Dergelijke onderwerpen, alsook mensenrechten en (humanitaire) interventiekwesties, werden steeds meer onderdeel van de veiligheidsproblematiek. Mensen voelden zich ook meer en meer wereldburgers in een global village. Deze ontwikkeling, mondialisering of -met een anglicisme- globalisering genoemd, kon stevig wortel schieten door de opkomst van massamedia als radio en televisie, en zou na het einde van de Koude Oorlog in een stroomversnelling raken, ook door de ontwikkeling van het internet. 20 1.2 Actoren en factoren De internationale omgeving wordt bepaald door spelers (actoren) en door omgevingskenmerken (factoren). Actoren handelen bewust en weloverwogen of onbewust en meer impulsief. Voorbeelden van actoren zijn staten, (internationale) organisaties, belangengroeperingen, religieuze instellingen, multinationals, invloedrijke personen (krijgsheren, staatshoofden en regeringsleiders, leiders van criminele en terroristische organisaties, maar ook lokale bestuurders en ondernemers). Actoren hebben altijd belangen en worden in denken en handelen geleid door opvattingen over de wijze waarop zij hun belangen het beste dienen. Niet alle actoren formuleren expliciet hun strategische doelstellingen en de wijze waarop hun belangen gediend worden. Factoren zijn omgevingskenmerken. Het kan daarbij gaan om de beschikbaarheid van energiebronnen en grondstoffen, om (veranderingen in) klimaat en milieu, om cultuur en historische aspecten, om religie, etniciteit en politiek gedreven gebeurtenissen, om demografische ontwikkelingen, om de beschikbaarheid van internationale media en de toegankelijkheid tot internet en nog vele andere factoren, waarbij ook toeval of domme pech een grote rol kan spelen. 1.3 Belangen De belangen van staten bestaan meestal uit het handhaven van de onafhankelijkheid en de integriteit van de staat en het bevorderen van de welvaart van de bevolking. Daarnaast kan een staat ook hogere ideële doelstellingen nastreven. Hieruit vloeien dan keuzen en activiteiten voort die, ook gevoed door ideële doelstellingen, dit nationale belang dienen. Het bevorderen van de internationale rechtsorde en het tegengaan van schendingen van de mensenrechten zijn voorbeelden van dergelijke strategische doelstellingen. Internationale organisaties als de VN, EU en NAVO komen op voor de gezamenlijke belangen van staten en Nederlandse Defensie Doctrine

bevorderen de internationale rechtsorde. Het lidmaatschap van deze organisaties en het leveren van een actieve inbreng is dan een nationaal belang. Ideële en humanitaire organisaties, belangengroeperingen (veelal non-gouvernementele organisaties), private ondernemingen, bedrijven, organisaties en personen met een ideële grondslag (Private Volunteer Organisations) hebben hun eigen belangen. Deze organisaties hebben dus hun eigen doelstellingen en ook zij gebruiken (machts)middelen om invloed uit te oefenen en hun doelstellingen te realiseren. Actoren zoals staten en organisaties verwoorden hun nationale en multinationale belangen en doelstellingen vaak in een Grand Strategy 10. Een Grand Strategy van een staat heeft een grote overlap met het buitenlandbeleid, waarin de politieke leiding focust op de implicaties van het nationale veiligheidsbeleid, in het bijzonder hoe en met welke machtsmiddelen en methoden het beleid ten uitvoer wordt gebracht. Nederland heeft geen expliciete Grand Strategy, maar in de Grondwet staat een aantal elementen van een Grand Strategy. Hoofdstuk 2 gaat hier nader op in. 1.4 Machtsmiddelen Actoren kunnen meerdere instrumenten (of machtsmiddelen) inzetten om hun doelstellingen te realiseren en hun belangen te waarborgen. Deze machtsmiddelen zijn bedoeld om een andere partij te beïnvloeden en te bewegen tot een wijze van handelen die wordt voorgestaan door de actor die het machtsmiddel gebruikt. Daarmee kan de actor (bijvoorbeeld het Koninkrijk der Nederlanden of een internationale organisatie als de VN, NAVO, EU) inhoud geven aan zijn veiligheidsbeleid. Door het ontplooien van politieke, diplomatieke, economische, sociaal-culturele, humanitaire en militaire activiteiten wordt feitelijk invloed of macht uitgeoefend, om deze doelstellingen te realiseren. 21 De machtsmiddelen worden ingedeeld in de volgende categorieën 11 : - het diplomatieke machtsmiddel, - het economische machtsmiddel, - het militaire machtsmiddel, - informatie als machtsmiddel. 10 Grand Strategy - een algemene en internationaal aanvaarde omschrijving hiervan is a comprehensive vision for the longer-term with a description of essential actions and activities by which a state or organisation plans to achieve its major objectives. Key factors of this strategy may include the areas in which to specialise or to diversify, in which to join strategic alliances or not, in which activities to prioritize. In deze NDD wordt Grand Strategy omschreven als de gecoördineerde, systematische ontwikkeling en aanwending van alle machtsmiddelen ter behartiging van nationale (of bondgenootschappelijke) belangen (zie para 5.2.1.). 11 Er zijn meerdere indelingen van de machtsmiddelen van een staat: zoals PMEC (politiek, militair, economisch, civiel) en DIME (diplomatie, informatie, militair en economisch).

1.4.1 Het diplomatieke machtsmiddel is het meest gebruikte instrument van een staat of internationale organisatie om relaties met buitenlandse mogendheden en andere actoren op het internationale speelveld aan te gaan, te onderhouden, belangen te behartigen en de eigen doelstellingen te verwezenlijken. Via de diplomatie wordt getracht andere actoren te beïnvloeden. Ook kan diplomatieke druk worden uitgeoefend, waarbij al dan niet openlijk met de inzet van andere machtsmiddelen wordt gedreigd. Internationale fora zijn een belangrijk toneel waarop actoren hun diplomatieke macht aanwenden. Een staat of een internationale actor oefent diplomatieke macht uit via politieke leiders en ambassadeurs. Andere uitingen van diplomatieke macht zijn de inzet van speciale gezanten, het voeren van onderhandelingen, het deelnemen aan of juist boycotten van allianties of coalities en het sluiten van verdragen. 22 1.4.2 Het economische machtsmiddel biedt meerdere toepassingsmogelijkheden ter bevordering van de eigen welvaart en ter ondersteuning of bestrijding van andere actoren. Onder het economische machtsmiddel kunnen enerzijds economische hulp worden geschaard en anderzijds ook maatregelen als een embargo of een boycot. In algemene zin wordt het economische machtsmiddel ingezet door een bepaalde handelspolitiek te volgen en een fiscaal en monetair beleid te voeren. Als economische instrumenten worden ingezet ter bestrijding van een internationale actor, heeft dit meestal pas op langere termijn effect. In de praktijk worden de beoogde effecten zelfs niet altijd bereikt, omdat het economische machtsmiddel niet consequent wordt toegepast, bijv. bij regeringswisselingen of partijen die niet instemmen met de afgekondigde maatregelen. In de tweede plaats hebben regeringen in het Westerse democratische bestel geen absolute zeggenschap over het economische machtsmiddel. Dit geldt vooral voor multinationale ondernemingen, die zich eenvoudig kunnen onttrekken aan lokale wet- en regelgeving. 1.4.3 Het militaire machtsmiddel kan worden ingezet door een regering of een coalitie van regeringen als middel om andere actoren te beïnvloeden iets te doen of te laten. Geloofwaardigheid ( use of credible force ) staat hierbij voorop. Het gaat er om aan alle partijen duidelijk te maken dat de regering of coalitie in staat en bereid is geweld te gebruiken om de gewenste eindsituatie te bereiken. Hiermee onderscheidt het militaire machtsmiddel zich kenmerkend van de andere machtsmiddelen: het dreigen met of daadwerkelijk toepassen van geweld. Het principe dat het gebruik van het militaire machtsmiddel vooral effectief is in combinatie met de andere machtsmiddelen, is een belangrijk uitgangspunt van de geïntegreerde benadering. Niet alleen omdat geen enkele crisis of conflict met het Nederlandse Defensie Doctrine

militaire machtsmiddel alléén kan worden opgelost 12, maar ook omdat andere machtsmiddelen minder effectief zijn bij het oplossen van gewapende conflicten. Met het gebruik van militaire macht alleen kan geen duurzame oplossing van een conflict worden bereikt. Een dergelijke oplossing ligt altijd op het terrein van andere machtsmiddelen. Het is daarom belangrijk dat militaire planners en MILITAIR OPTREDEN ALLÉÉN commandanten een veiligheidsvraagstuk in zijn volle breedte KAN NIET ZORGEN VOOR EEN bezien. Hierdoor kan het effect van de eventuele aanwending DUURZAME OPLOSSING VAN van het militaire machtsmiddel in samenhang worden EEN CONFLICT ingeschat. Dat neemt niet weg dat de dreiging met of het gebruik van geweld doorslaggevend kan zijn bij het scheppen van randvoorwaarden voor een duurzame oplossing, zoals een veilige omgeving. Door bij te dragen aan de succesvolle toepassing van andere machtsmiddelen, vervult het militaire machtsmiddel een ondersteunende en voorwaardenscheppende rol. 1.4.4 Informatie als machtsmiddel. Naast bovengenoemde machtsmiddelen kunnen staten ook informatie als machtsmiddel gebruiken. Om redenen van nationale veiligheid en privacy moet de eigen informatie worden beschermd en moet aan buitenstaanders de toegang tot belangrijke informatie over een te volgen strategie worden ontzegd. Het gecontroleerd vrijgeven van informatie is een belangrijk instrument voor het beïnvloeden van de publieke opinie en van de perceptie van andere actoren. Het machtsmiddel informatie richt zich, naast het vrijgeven van informatie, ook op het beïnvloeden van informatie en bestrijden van informatiesystemen van een tegenstander, onder gelijktijdige bescherming van de eigen informatie en informatiesystemen. 23 1.4.5 Civiele capaciteiten. Naast het diplomatieke en economische machtsmiddel bestaan ook andere civiele capaciteiten, maar deze worden in dit kader geen machtsmiddel genoemd omdat ze niet onder controle van de overheid staan, dan wel geen directe macht buiten het eigen territoir kunnen uitoefenen. Een staat kan de civiele capaciteiten die haar ten dienste staan, zoals het justitiële apparaat en de civiele politie, inzetten voor het realiseren van haar strategische doelstellingen. Civiele capaciteiten omvatten een zeer gevarieerd palet aan middelen, zoals de inzet van rechterlijke macht, politiemacht, bestuurlijke instanties, onderwijs, gezondheidszorg, media en nutsbedrijven. Maar ook andere organisaties met een religieuze, politieke, culturele of wetenschappelijke achtergrond, internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties (NGOs) kunnen 12 Stelling afkomstig uit de NATO Bucharest Summit Declaration van 2008, waarin alle lidstaten hebben verklaard bij te willen dragen aan a Comprehensive Approach by the International Community.

bijdragen aan het realiseren van strategische doelstellingen. Deze civiele organisaties worden niet aangestuurd door de overheid, maar kunnen wel invloed uitoefenen. De aansturing en gecoördineerde inzet van civiele capaciteiten is complex, alleen al doordat veel organisaties, en vooral niet-gouvernementele organisaties, een onafhankelijke positie ten opzichte van de overheid innemen. Ondanks de veelal specifieke en afwijkende belangen en doelstellingen van deze civiele organisaties, is het voor een effectieve oplossing van een conflict nodig, alle inspanningen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. De overheid speelt hierin op zijn minst een stimulerende en coördinerende rol. 24 1.4.6 Overige groepen of entiteiten met machtsmiddelen. Het bovengenoemde overzicht van machtsmiddelen en hun indeling is niet compleet. Zoals eerder reeds aangeduid kunnen ook andere groepen of entiteiten over machtsmiddelen beschikken. Voorbeelden zijn: - internationale organisaties, zoals de VN, de EU en de NAVO, - non-gouvernementele organisaties (NGOs), zoals humanitaire noodhulporganisaties (Rode Kruis), - grote internationale ondernemingen (multinationals), - terreurgroepen en criminele organisaties, - invloedrijke of vermogende personen of groeperingen. Kleinere organisaties of groeperingen hebben over het algemeen een minder ruime keuze aan middelen, of beschikken niet over voldoende vermogens om deze met succes in te zetten. Dat maakt deze organisaties of groeperingen deze echter niet machteloos. Het gebruik van machtsmiddelen is in ieder geval niet uitsluitend voorbehouden aan staten. 1.5 Toepassing van machtsmiddelen Zoals hierboven beschreven zetten actoren hun machtsmiddelen in om hun belangen te waarborgen en hun strategische doelstellingen te behalen. Machtsmiddelen worden daarbij altijd in samenhang ingezet. Niet altijd is inzet van alle machtsmiddelen tegelijk noodzakelijk. Afhankelijk van het te beschermen belang of de te realiseren doelstelling en de heersende situatie (vrede, confrontatie of conflict) is het ene machtsmiddel meer geschikt dan het andere. Het gebruik van het militaire machtsmiddel is echter niet beperkt tot conflictsituaties en crises. Het middel kan ook preventief worden gebruikt bij belangentegenstellingen, confrontaties en rampen. Er is een trend waarneembaar van een verschuiving van militaire inzet die niet per definitie zelfstandig gebeurt naar militaire inzet die per definitie niet zelfstandig gebeurt. De algemene trend is bovendien dat altijd in een coalitie van landen of organisaties wordt opgetreden. Nederlandse Defensie Doctrine