Veiligheids- en Gezondheidssignalering



Vergelijkbare documenten
november 2008 V&G signalering VGWM Milieu Welzijn VGWM A WAY OF LIVING Standaards voor professionals, wees alert!

VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSSIGNALERING

HSE guidelines. SApril 2017 VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSSIGNALERING

TECHNICAL STANDARD. Veiligheids- en gezondheidssignalering DEP EPE-NL. Januari 2009

Hét Handboek, aanbevolen door de NEN

HSE guidelines VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSSIGNALERING HSE LIFE. december 2012 THE NATIONAL OIL&GAS INDUSTRY STANDARD FOR PROFESSIONALS

A WAY OF LIVING. V&G signalering. Standaards voor professionals, wees alert!

OVT module: Veiligheid signalering

VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSSIGNALERING

mei 2008 V&G signalering VGWM Veiligheid Milieu Welzijn VGWM A WAY OF LIVING Standaards voor professionals, wees alert!

TOOLBOXMEETING VEILIGHEID- EN GEZONDHEIDSSIGNALISATIE

-1- Over welke domeinen gaat de V&G-wetgeving? -1- Voor wie geldt de V&Gwetgeving? -1- Noem de twee vormen van overleg.

Werken met. V&G Signalering. VGM Algemeen. Milieu. Gezondheid. Veiligheid

Vanaf december 2008 is de EU-GHS verordening in werking getreden.

... Think safety! Werken met. V&G Signalering. VGM Algemeen. Milieu. Gezondheid. Veiligheid

NOODVERLICHTING INFORMATIE BLAD

TANKTERMINALS & INDUSTRIE. Leidingmarkering op leidingsystemen met regelmatig wisselende media

BIJLAGE S.E.M. Signalering Etikettering Markering

HANDBOEK VEILIGHEIDSMIDDELEN

Signalisatie door borden en pictogrammen. De gegevens komen van de website:

Toolbox-meeting veiligheids- & gezondheidssignalering

STAATSCOURANT. Nr

Korte Checklist. 1. Organisatorische aspecten Zorg voor een brandveilige bedrijfsvoering!

Bedrijfshulpverleningsplan

CLP verordening 1272/2008: de gevolgen. Andy D hollander Local Product Expert Benelux

Voor de brandinstructie met ontruimingsplattegrond wordt vaak geadviseerd:

Hoofdstuk Paragraaf Eindterm Toetsterm 1. Wetgeving 1.5 Grondbeginselen arbeidstijdenwetgeving De kandidaat kan de doelstellingen van de

Module 9. Bedrijfshulpverlening Vraag Antwoord Mogelijke maatregelen Prioriteit Toelichting

GLT-PLUS INDEX NAAM & HANDTEKENING. OPGESTELD: HSEW Advisor Wim Workum. GOEDGEKEURD: Execution Manager Peter van der Ree

Gevaarlijke stoffen. Afdeling H&S - EON Maasvlakte

BESCHRIJVING PROCEDURE

Pictogrammenspel Advance36

Reddingsmiddelen VEILIGHEIDSSIGNALISATIE

Documentinformatie. Instructie Afzettingen, markering en belijning

L3G B.04 Markeringen, BIJLAGE 10:

Tot slot is het belangrijk het plan te bewaren op een plek waar iedereen bij kan en te zorgen voor reserveexemplaren.

HSE guidelines december 2012 WERKVERGUNNINGEN HSE LIFE THE NATIONAL OIL&GAS INDUSTRY STANDARD FOR PROFESSIONALS

Bouwbesluit 2012, overige gebruiksfunctie, gelijkwaardigheid, vluchtrouteaanduiding Datum: 26 september 2018 Status:

Ontruimingsplan Emmauskerk Middelharnis

De offshore-omgeving is een wereld van extremen. Ruwe weersomstandigheden, werken met chemicaliën, compacte constructies en de invloed van zeewater

BESCHRIJVING PROCEDURE

Omgaan met gevaarlijke stoffen

Hercontrole (Loze) brandmelding Telefoonnummer: Omschrijving voorschrift NvT NG V AP OT Vluchtwegen / uitgangen

Arbeidsplaatsen Aspecten Veiligheids- en gezondheidssignalering

BESCHERMINGSMIDDELEN

Stappenplan PGS 15: Richtlijn voor opslag verpakte gevaarlijke stoffen

U kunt met uw kinderen snel en goed altijd alle uitgangen bereiken

Veiligheids- en gezondheidssignalering

ATEX REGELGEVING Regels en voorschriften voor apparaten, arbeidsmiddelen en arbeidsplaatsen in explosieve omgevingen

GLT-PLUS. Datum : INDEX

A7-0319/ Voorstel voor een richtlijn (COM(2013)0102 C7-0047/ /0062(COD)) Door de Commissie voorgestelde tekst

OPGESTELD: HSEW Advisor Wim Workum. GECONTROLEERD: Area Lead Mike Scholten. GOEDGEKEURD: Execution Manager Peter van der Ree

Het Rebo GHS handboek. Hulp bij de etikettering van chemische stoffen (EU-GHS/CLP) (EG) Nr. 1272/2008.

Algemene gebruiksvoorschriften behorende bij de omgevingsvergunning voor de activiteit brandveilig gebruik.

PROCEDURE WAARSCHUWINGSSIGNALERING EN ZONERING VAN

Instructie Veilig Werken met Gevaarlijke Stoffen

L3G B.04 Markeringen, BIJLAGE 3: Waarschuwing-, gebod-, verbod-, gevaren, brandbestrijding-, noodborden

Checklist voor controle (audit) NEN 4000

Basisveiligheid voor technische en facilitair departement

NOODVERLICHTING EN VLUCHTWEGAANDUIDING, WAAR MOET JE OP LETTEN?

... Think safety! Werken met. Gevaarlijke stoffen. VGM Algemeen. Milieu. Gezondheid. Veiligheid

Introductie uitzendkrachten

Procedure P112. Afzettingen, markering en belijning. Procesinformatie. Alle vestigingen RWE GCN, inclusief Inesco te Antwerpen.

EXPLOSIEVEILIGHEIDSDOCUMENT Beoordeling van explosiegevaren door gas en damp van binnen arbeidsplaatsen

Ontruimingsplan. Scoutinggebouw DILLENBURG. Van de Willem de Zwijgergroep III

Circulaire BRANDPREVENTIE

Snelle en veilige evacuatie

GLT-PLUS. Datum : INDEX

SSVV Opleidingengids TOETSMATRIJS THEORIE-EXAMEN: WERKEN ALS BUITENWACHT (MANGATWACHT) Algemeen (basisbegrippen) Wetgeving (Arbowet) Cesuur: 17

Veiligheid: pictogrammen en borden

Circulaire BRANDPREVENTIE

Controlelijst brandveiligheid

GLT-PLUS INDEX NAAM & HANDTEKENING. OPGESTELD: HSEW Advisor Wim Workum. GECONTROLEERD: Area Lead Mike Scholten

HSE guidelines. december 2012 WERKVERGUNNINGEN HSE LIFE THE NATIONAL OIL&GAS INDUSTRY STANDARD FOR PROFESSIONALS

Datum laatste wijziging: 7 februari Doel 2. 2 Toepassingsgebied 2. 3 Definities 2. 5 Voorschrift Aanduiding gemarkeerd gebied 3

OPNAME-RAPPORT APK-KEURING GEBOUWEN. Opsteller. Namens. Datum onderzoek. Aanwezig Naam Namens. Naam bouwwerk. Straat. Gemeente. Bestemming bouwwerk

Brandpreventie- dossier. Caroline Deleu. Activity Manager B.U. Environment, Safety & Sustainability

GEBRUIKSAANWIJZING JÄRVEN RESCUE SHEET

Inzage COLOFON Kenteq, Hilversum

Voorbeeldexamen Noodverlichtingsdeskundige

Bepalingen voor de opslag van gevaarlijke producten

Brandveilig ontwerpen in de praktijk Deel 1 ontwerpen van vluchtwegen. Emiel van Wassenaar - 14 juni 2012

Terugkoppeling. Project. Werken op Hoogte. HMI-dagen Nogepa 26 maart Project Werken op hoogte - Nogepa HMI-dag - 26 maart

BHV-procedures bij incidenten

Veiligheidssignalisatie

a. Bijlage 1 tekeningen

Datum : 16 april 2015 : Externe veiligheid aanzet verantwoording groepsrisico

HANDBOEK. Veiligheidssignalisatie. Versie 3.0. Eenduidigheid in veiligheidssignalisatie

EVO PGS-15 Checklist

SSVV Opleidingengids TOETSMATRIJS THEORIE-EXAMEN: WERKEN ALS BUITENWACHT (MANGATWACHT) Algemeen (basisbegrippen) Wetgeving (Arbowet)

Controlelijst brandveiligheid kinderdagverblijven/ basisscholen Naam instelling : Locatie adres : Contactpersoon : Telefoonnummer :

BHV Bedrijfshulpverleningsorganisatie VOOR JOU

Verkort Ontruimings- & Calamiteitenplan Sportcomplex Koning Willem-Alexander Hoofddorp

ViB2.0 VERANDERINGEN IN DE WERELD VAN HET VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD. Ivo Erens Dangerous Substances Communication advies.

Wat betekent EU-GHS voor u?

Wat betekent EU-GHS voor u?

BHV plan van... (Instructie: vul de naam en adres van uw bureau in) Plaats, datum:.

Plan van aanpak 2012 Risico-inventarisatie Brandveiligheid: acties/afspraken/borging

Veilig parkeren en overnachten met een camper op parkings, camperplaatsen en campings. Auteur NKC: Heereluurt Heeres

Transcriptie:

Veiligheids- en Gezondheidssignalering This document may set requirements supplemental to applicable law. However, nothing herein is intended to replace, amend, supersede or otherwise depart from any applicable law relating to the subject matter of this document. In the event of any conflict or contradiction between the provisions of this document and applicable law as to the implementation and governance of this document, the provisions of applicable law shall prevail. Date Rev Reason for change 2007 0 Eerste uitgave DOCUMENT HISTORY 2009 1 - Catalogus apart gezet van de tekst van het document. - Aanpassingen van hoofdstukken 2, 3 and 11 01.03.2013 2 - Document type gewijzigd (van DEP 80.00.00.14 EPE-NL) naar Specificatie. - In 2.5.2 Overgang naar nieuwe GHS symbolen aangepast naar eisen van SodM. - Offshore signalering ingevuld, conform huidige situatie. - Separate catalogus is geïntegreerd in huidige document. - Onshore moet nieuwe vluchtwegmarkering aan ISO 7010 voldoen (identiek aan offshore). - Markering van skid toegevoegd (7.4) Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 1 van 80

CMS Document Control Box Field Name Field Description Name Organisation NAM Content Owner Robberstad, Lasse NORSKE-UIS/O Custodian Pluijmers, Ad NAM-UIO/T/H Document Custodian Wind, Jelle F NAM-UIO/T/H Author(s) Wind, Jelle F NAM-UIO/T/H CMS Number NAM-SAFOPS.SP.02 Doc Number EP201303201115 Revision Number 2 Cross References N/A First Issue Date 2007 Issue Date 01.03.2013 Review Date 01.03.2016 External No Document Type Valid For NAM UPBM Process N/A UPBM Sub-process N/A Discipline Operational Safety Expertise N/A Used In UP Process 17, 19, 63, 64, 71, 72 Used In Discipline Operational Safety Used in Expertise N/A Language Dutch Risk Domains Safety, Health, Environment, Social, Reputation Safety Case (UK) N/A Applicable Roles N/A HSE MS Managing risks ISO 14001 N/A Security Export Control Not subject to EAR no US content Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 2 van 80

INHOUD DOCUMENT HISTORY... 1 1 SAMENVATTING... 4 2 INLEIDING... 5 3 TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN... 11 4 LOCATIEBORDEN, SAMENGESTELDE VEILIGHEIDSBORDEN EN ANDERE PERMANENTE SIGNALERING... 12 5 MARKERING BRANDBESTRIJDINGS-, EHBO- EN REDDINGSMIDDELEN... 21 6 VLUCHTWEGMARKERING... 25 7 MARKERING OPSLAGVATEN, -TANKS EN PROCESEQUIPMENT... 31 8 LEIDINGMARKERINGEN... 37 9 OPSLAG GEVAARLIJKE STOFFEN (O.A. CHEMICALIËN EN GASFLESSEN)... 43 10 VEILIGHEIDSMARKERINGEN... 47 11 LOCKOUT/TAGOUT... 49 12 MARKERINGEN BIJ WERKZAAMHEDEN... 50 13 MATERIALEN / KWALITEITSEISEN... 52 BIJLAGE 1 - REFERENTIETABEL NAM PRODUCTNAMEN GEVAARSYMBOLEN... 55 BIJLAGE 2 - REFERENTIETABEL NAM-GEVARENLIJST EN RELEVANTE PICTOGRAMMEN... 60 BIJLAGE 3 - CONTROLELIJST V&G SIGNALERING... 67 BIJLAGE 4 - REFERENTIES... 71 BIJLAGE 5- RELEVANTE ASPECTEN UIT WET- EN REGELGEVING ARBEIDS- OMSTANDIGHEDENREGELING... 72 BIJLAGE 6 - BORDEN TEN BEHOEVE VAN DE VEILIGHEIDSIGNALERING... 79 Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 3 van 80

1 SAMENVATTING Deze Specificatie geeft nadere invulling aan veiligheids- en gezondheidssignalering (verder genoemd V&G signalering) gebaseerd op wettelijke en Shell Group vereisten (zie bijlagen 1 en 2). Het betreft alle V&G-signalering op/in alle locaties/installaties en kantoren incl. leidingen, tanks, opslagvaten, controlekamers, werkplaatsen, laboratoria, schakelgebouwen, etc., infrastructuur en losse arbeidsmiddelen. Uitgezonderd van deze Specificatie zijn: Bebording en bebakening van wegen, parkeerterreinen en garages. Hand- en armseinen voor diverse activiteiten, zoals hijswerkzaamheden. Zonering op basis van ATEX richtlijn. Statuslichten van installatie(delen), bijv. bij toegang tot gascompressorgebouw. Deze Specificatie is gericht op on- en offshore gebruik. Voor algemene toepassing zijn de eisen voor V&G signalering vastgelegd in de regelgeving rond arbeidsomstandigheden (Arbobeleidsregels) en zijn de symbolen verder uitgewerkt in NEN 3011 en ISO 7010. ENGLISH SUMMARY This is issued to provide practical guidance on the applications of safety signs in our company and its activities. It is based on (Dutch/European) legislation and Shell Group requirements (see attachments 1, 2). This is applicable to all safety signing on all locations, platforms and offices, including pipe(line)s, storage tanks / vessels, control rooms, workshops, laboratories, switch rooms, etc., infrastructure and tools.. Out of scope of this standard: Traffic and road signs (incl. Parking area s). Hand and arm signs used at lifting and hoisting. Zoning according to ATEX guidelines. Status lights of (part of) installations. The is applicable for all on and offshore installations. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 4 van 80

2 INLEIDING 2.1 DOEL VAN DIT DOCUMENT Het doel van deze Specificatie is het vastleggen van voorschriften rond Veiligheids- en gezondheidssignalering (V&G signalering), om invulling te geven aan de wettelijke verplichting van de werkgever betreffende het voorzien in doeltreffende signalering (en de verplichting van de werknemer overeenkomstig te handelen). 2.2 DOELGROEP Het is bedoeld voor: (gedelegeerd) beheerders / locatieverantwoordelijk personen (LVP) van mijnbouwwerken, mijnbouwinstallaties, opslagplaatsen, werkplaatsen, laboratoria, gebouwen, etc. medewerkers verantwoordelijk voor de (begeleiding van) werkzaamheden expertisehouders van expertise areas waarbij veiligheids- en gezondheidssignalering toegepast moet worden VGM- adviseurs 2.3 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN (V&G-signalering) moet aanwezig zijn, indien: de gevaren op de arbeidsplaats of de gevaren van een arbeidsmiddel daartoe aanleiding geven dit vanuit wet- en regelgeving algemeen verplicht is Vooraf aan de toepassing van veiligheidssignalisatie, dient allereerst altijd bij ieder gevaar beoordeeld te worden of het risico, dat dit gevaar met zich mee kan brengen, kan worden geëlimineerd. Daarvoor geldt de regel ALARP (as low as reasonable practicable). Indien dit niet of niet voldoende mogelijk is zullen andere beheersmaatregelen moeten worden genomen, waarvan V&G-signalering een essentieel onderdeel kan zijn. Als uitgangspunt geldt dat de gevaren die zijn geïdentificeerd op basis van de NAM gevarenlijst, dienen te worden aangegeven (zie bijlage 2). De V&G signalering met betrekking tot gevaarlijke stoffen is zoveel mogelijk overeenkomstig de Werkvloerinstructiekaart (WIK). Verder worden de algemene voorzieningen zoals vluchtroutes, brandbestrijdings-, EHBO- en reddingsmiddelen evenals algemene praktische informatie zoveel mogelijk door signalering aangegeven. Wanneer installatiedelen, een leiding, tank of vat van meerdere kanten benaderbaar is, dan dient de identificatie/gevaarsaanduiding vanaf de normaal gebezigde benaderings- (loop-/verkeers-) route(s) of bedieningsplaats(en), en vanuit de potentiële toenaderingsrichtingen van brandweer of overige externe hulpverleningsdiensten, goed zichtbaar en leesbaar aangebracht te zijn. Opgemerkt wordt dat V&G-signalering dient te worden verwijderd (of afgedekt) wanneer de risico s van stoffen en/of de aangegeven situaties zich niet meer voordoen. Opmerking: In het geval van schoongemaakte vaten/tanks/leidingen ter voorbereiding op inspectieen/of onderhoudswerkzaamheden, dient men er rekening mee te houden dat het betreffende gevaar altijd nog in bepaalde mate aanwezig kan zijn. Daarom wordt geadviseerd de gevaarssignalering op die installatiedelen in stand te houden totdat op termijn de inhoud volledig is uitgedampt en schriftelijk is vastgelegd dat het betreffende onderdeel veilig is verklaard. Daar waar bij in bedrijf zijnde installaties onderdelen (leidingen / tanks/ vaten) buiten gebruik zijn gesteld dienen hierop markeringen te worden aangebracht die weergeven dat hier vanwege veiligstelling geen risico s zijn. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 5 van 80

De V&G-signalering dient zodanige afmetingen, kleur- en lichttechnische eigenschappen te bezitten, dat zij goed zichtbaar en gemakkelijk te begrijpen is. Conform kwaliteitseisen zoals vastgelegd in ISO 17398, dient de herkomst dan wel de leverancier van V&G signalering altijd traceerbaar te zijn. Symbolen (pictogrammen) mogen zonder aanvullende tekst worden toegepast. Echter is het niet toegestaan alleen tekst zonder een bijbehorend symbool (pictogram) toe te passen. Voor de grootte van pictogrammen in relatie tot de leesafstand wordt het door de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidssignalering (NVVS) opgestelde overzicht als uitgangspunt gehanteerd. Pictogrammen (met daarin opgenomen cijfers) op opslagvaten en -tanks, dienen voor (externe) hulpverleners op minimaal 30 meter te kunnen worden onderscheiden. Voor de overige pictogrammen op vaten en tanks kan volstaan worden met een goede leesbaarheid op 3 tot 10 meter afstand, afhankelijk van de situatie. Indien aanvullende tekst wordt toegepast dan wordt geadviseerd om de volgende tabel te hanteren voor een goede leesbaarheid (onder normale omstandigheden en verlichting). Bij afwijkende omstandigheden en lichtniveau wordt geadviseerd de karakters groter uit te voeren. Kijkafstand [m] Hoofdletterhoogte [mm] 1 5 5 25 10 50 20 100 30 150 Voor een goede beheersing van de situatie wordt geadviseerd alle relevante permanente V&G signalering vastgelegd op tekeningen behorend bij de betreffende locatie/installatie. Bij voorkeur wordt daartoe op basis van de zogenoemde veiligheidsplattegrond (BBKP/ calamiteitenplan) een nieuwe layer met daarop de signaleringen gemaakt. Ook kunnen hiervoor aanvullende separate tekeningen worden opgesteld. De WIK, de veiligheidsplattegrond en de relevante andere tekeningen, zijn op de betreffende locatie te raadplegen (aanwezig/in te zien). Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 6 van 80

2.4 GROEPEN VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSSIGNALERING 2.4.1 Groepsindeling V&G-signalering is onder te verdelen in een aantal groepen: Verbodsborden Waarschuwingsborden (gevaarstekens) Gebodsborden Reddingsborden (incl. vluchtwegaanduiding) Borden in verband met het brandbestrijdingsmateriaal (brandpreventietekens) Deze groepen zijn herkenbaar naar vorm en kleur en vastgelegd in bijlage XIA van artikel 8.10 van de Arbeidsomstandighedenregeling. De functionele eisen zijn verder uitgewerkt in de norm NEN 3011. De conform artikel 8.12 van de Arbeidsomstandighedenregeling bedoelde signalering voor recipiënten en leidingen zijn verder uitgewerkt in paragraaf 2.5. 2.4.2 V&G signaleringstekens Voorbeeld V&G signaleringstekens (tabel vormgeving / betekenis / vorm / standaard kleur / contrastkleur / gebruiksvoorbeeld. Verschillende symbolen kunnen tegelijkertijd samengesteld op één bord, al of niet in combinatie met teksten worden gebruikt. Bijvoorbeeld aan de rand van een fysiek gezoneerd gebied of bij de ingang van een locatie of terrein waar, naast algemene informatie, ook de generieke V&G signalering is aangebracht (zie voorbeeld locatiebord, hoofdstuk 4). Ook voor bijvoorbeeld vaten en tanks wordt een samengesteld bord met V&G signaleringen aangebracht (zie hoofdstuk 7). Wanneer verschillende symbolen samengesteld op een bord worden toegepast gelden richtlijnen voor de wijze en volgorde van toepassing. Om de gewenste eenduidigheid binnen de NAM te bereiken zijn in dit document van alle relevante voorkomende toepassingen voorbeelden opgenomen. Aan de hand van de relevante NEN en ISO normen kunnen hiermee voor alle situaties de juiste signaleringen en markeringen worden gerealiseerd. V&G symbolen kunnen worden voorzien van aanvullende informatie in de vorm van tekst. Deze moet onder of rechts van het symbool staan. In het geval van het symbool voor radioactief materiaal, is een aanvullend tekstbord zelfs verplicht (op basis van de kernenergiewet). Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 7 van 80

Voorbeeld aanvullende informatie Wanneer er een waarschuwing, gebod of verbod dient te worden toegepast voor iets waarvoor geen goed herkenbaar symbool voorhanden is dient het algemene bord (met uitroepteken of bij verbod leeg) te worden toegepast. Dit bord dient altijd voorzien te zijn van een aanvullend tekst om specifieke informatie te geven. Voorbeeld algemeen bord 2.4.3 Ontwikkelingen ISO-CEN Met ingang van januari 2013 dienen alle Europese lidstaten de ISO 7010 te gaan hanteren. De symbolen uit de oude Europese richtlijn EEG 92/58 komen hiermee te vervallen. Dit heeft vooral gevolgen voor de vluchtwegsymbolen en de brandbestrijdingssymbolen. Bij nieuw te signaleren locaties en grote renovaties voor landlocaties zullen voortaan de ISO symbolen worden gehanteerd. Bij kleinere uitbreidingen op locaties die gesignaleerd zijn conform de oude regels zullen vanwege de gewenste uniformiteit de oude symbolen nog worden toegepast. De reeds aangebrachte veiligheidssignalering voldoet aan de regelgeving die van kracht was ten tijde van het aanbrengen en zal de komende jaren niet vanwege deze reden worden vervangen. Voor offshore werden de ISO symbolen al gehanteerd. 2.5 RECIPIËNTEN EN LEIDINGEN 2.5.1 Normering Op de conform artikel 8.12 van de Arbeidsomstandighedenregeling bedoelde signalering voor recipiënten en leidingen dienen tot uiterlijk 2015 de symbolen als omschreven in de richtlijn 67/548/EEG te worden toegepast. Vanaf december 2008 is er een nieuwe verordening over indelen, etiketteren en verpakken van chemische stoffen en mengsels van kracht. Deze nieuwe verordening vervangt in de komende jaren de bestaande wetgeving en is vernieuwd op het gebied van: Criteria en gevarenklassen Negen nieuwe pictogrammen ter vervanging van de huidige 7 WMS symbolen Signaalwoorden gevaar en waarschuwing op etiket EUH-, H-, en P- zinnen i.p.v. R en S zinnen Er zijn t.o.v. het bestaande systeem twee extra symbolen opgenomen, namelijk GHS 04 (houder onder druk) en GHS 08 (lange termijn gezondheidsschadelijk). Het symbool voor schadelijk, GHS 07, is voortaan een uitroepteken i.p.v. een diagonaal kruis. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 8 van 80

2.5.2 Overgang naar nieuwe GHS-symbolen Vanaf 2013 moet worden overgeschakeld naar de nieuwe GHS symbolen. Het tempo waarin dit geschiedt wordt in een plan van aanpak per Asset vastgelegd, maar moet uiterlijk eind 2015 zijn geïmplementeerd. Huidige gevaarssymbolen conform richtlijn 67/548/EEG, ook wel WMS-symbolen genoemd NB: In geval er voor de betreffende gevaarlijke stof geen (oranje/zwart) gevaarsymbool van toepassing is, bijvoorbeeld in geval van (opslag van) radioactief materiaal, moet het betreffende pictogram (gele driehoek/zwarte afbeelding) worden toegepast. De GHS symbolen welke vanaf 2016 dienen te worden toegepast. GHS 01 Explosiegevaar GHS 02 Brandgevaarlijk GHS 03 Oxiderend GHS 04 Houder onder druk GHS 05 Corrosief GHS 06 Giftig GHS 07 Schadelijk GHS 08 Lange termijn GHS 09 Milieugevaarlijk gezondheidsgevaar 2.6 TAALGEBRUIK OP VEILIGHEIDSSIGNALERINGEN 2.6.1 Onshore Alle teksten op signaleringen aan land worden uitgevoerd in alleen de Nederlandse taal. Bij leidingmarkeringen kan in sommige gevallen hiervan worden afgeweken wanneer de productnaam in de Engelse taal algemeen gangbaar is en er geen passende Nederlandse vertaling is. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 9 van 80

2.6.2 Offshore Bij offshore signaleringen worden voor de benamingen van apparaten en installaties alleen de Engelse benamingen toegepast (fire hose reel, push button, general alarm, lifejacket, storage chemicals, enz.). In het geval er persoonlijke instructies worden weergegeven wordt dit in zowel de Nederlandse als de Engelse taal gedaan. Offshore in Engels Combinatie EN/NL Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 10 van 80

3 TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN 3.1 OPERATIONELE SITUATIE 3.1.1 Locatieverantwoordelijk persoon (LVP) De locatieverantwoordelijk persoon (LVP) van het mijnbouwwerk (locatie/platform), installatie, het gebouw, de arbeidsmiddelen (equipment) is verantwoordelijk voor het aanbrengen, actualiseren, onderhouden én verwijderen van de juiste V&G signalering en de leesbaarheid / waarneembaarheid er van. Tevens is deze tijdens werkzaamheden op locatie verantwoordelijk voor het actueel houden van het zogenaamde onderbord (zie hoofdstuk 4.1) bij de ingang van de locatie, waarop o.a. vermeld staat wie de LVP op dat moment is. De LVP heeft daarom de bevoegdheid V&G signalering toe te voegen of te wijzigen dan wel te verwijderen, op basis van een risico-inventarisatie. Tevens is de LVP verantwoordelijk voor het (laten) verzorgen van de voorlichting en instructie (specifieke veiligheids introductie) aan eigen medewerkers, medewerkers van aannemers, bezoekers, etc. Een vast onderdeel van deze introductie omvat: de algemene gevaren/risico s zoals aangegeven op het locatiebord nabij de toegangen van de locatie en de specifieke gevaren/risico s voor het betreffende deel van de locatie/installatie en uit te voeren werkzaamheden. NB: Voor wat betreft voorlichting/instructie bij Low Specific Activity (LSA) werkzaamheden is de Coördinerend Stralingsdeskundige (CSD) hiervoor verantwoordelijk. 3.2 TIJDENS ACTIVITEITEN Degene die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van activiteiten op een locatie/installatie of in een gebouw, etc. is verantwoordelijk voor het aanbrengen, instandhouden en verwijderen van aanvullende (tijdelijke) V&G signalering in relatie tot die activiteiten. Ook op deze functionaris rust de plicht om de noodzakelijk voorlichting en instructie te verzorgen. NB: Bij LSA werkzaamheden is de begeleidend stralingsdeskundige verantwoordelijk voor de juiste signalering hiervan. 3.3 BEVOEGDHEDEN 3.3.1 VGM-afdeling De VGM afdeling heeft de bevoegdheid om gevraagd en ongevraagd te adviseren over de V&G signalering en is verantwoordelijk voor de juistheid en inhoud van dergelijke adviezen. 3.3.2 Stralingsbeschermingsdienst Voor de stralingsbeschermingsdienst geldt een sterkere bevoegdheid; aanwijzingen van die dienst moeten worden opgevolgd. Ten aanzien van radioactieve stoffen is de regelgeving van de NAM-stralingsbeschermingsdienst bepalend (NSS 00-G-0-21 omgaan met radioactiviteit en straling, evenals de werkinstructies). 3.3.3 Medewerkers Iedere medewerker (zowel van NAM als aannemers) dient zich te houden aan de aangegeven signalering en bijbehorende regels. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 11 van 80

4 LOCATIEBORDEN, SAMENGESTELDE VEILIGHEIDSBORDEN EN ANDERE PERMANENTE SIGNALERING 4.1 DOEL Op werkplaatsen dienen de van toepassing zijnde waarschuwingen, geboden, verboden duidelijk te worden gesignaleerd. Voor installaties wordt hieraan voldaan door permanente signalering toe te passen. In dit hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan 4.2 LOCATIEBORDEN 4.2.1 Onshore locaties Bij (de) reguliere ingang(en) van boor- en productielocaties (mijnbouwlocaties), incl. overslagstations, afsluiter- en scrapertrap-locaties, etc. wordt een locatiebord geplaatst, dusdanig dat een ieder die de locatie betreedt de betreffende informatie kan waarnemen. Indien het een mijnbouwwerk betreft dient dit conform de afspraken met Staatstoezicht op de Mijnen op de locatieborden te worden vermeld. Voor buitenstaanders die eventuele storingen of onregelmatigheden aan NAM willen melden is op het locatiebord aangegeven via welk telefoonnummer dit kan worden gedaan en welke (type) locatie het betreft. In een aantal gevallen zijn er verschillende typen locaties met dezelfde naam. (bijvoorbeeld Siddeburen: productielocatie en knooppunt). De locatienaam wordt in hoofdletters aangegeven, om daarmee een goede leesbaarheid te bereiken. De op het locatiebord weergegeven informatie betreft algemene gegevens van de locatie en veiligheidssymbolen. Waar nodig worden deze symbolen herhaald weergegeven op andere plaatsen. (bijv. bij de uitgang van het controlegebouw, waardoor men de installatie betreedt). Bij kleinere locaties waar normaliter nauwelijks werkzaamheden plaatsvinden (zoals knooppunten, observatieputlocaties, afsluitergroepen, e.d.) wordt een bord geplaatst met alleen de algemene gegevens van de locatie. Locatiebord GLT Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 12 van 80

Locatiebord zonder veiligheidssymbolen In situaties waarbij het controlegebouw is geïntegreerd in het hekwerk om de locatie, wordt bij de ingang een bord geplaatst met daarop alleen de algemene gegevens van de locatie, identiek als het locatiebord bij een knooppunt. De symbolen worden in dat geval aangeduid op een separaat bord dat is opgesteld bij de uitgang(en) van het controlegebouw waardoor men de locatie betreedt. De op het locatiebord aangegeven pictogrammen omvatten de algemene gevaren, verbods- en verbodspictogrammen (V&G signalering) gebaseerd op de generieke risico-inventarisatie en gelden voor de gehele locatie. Op basis van de locatiespecifieke risico-inventarisatie kunnen extra veiligheidssymbolen worden toegevoegd. Locatiebord met aanvullende gevaars- en gebodsborden Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 13 van 80

NB. Bij de toegang(sweg) tot een locatie dient een bord aangebracht te zijn met de tekst: Verboden toegang voor onbevoegden, art. 461 Wetb. v. Strafr. Voorbeeld bord Verboden toegang voor onbevoegden. Tijdens werk-/onderhoudsperiodes of bijvoorbeeld workover-activiteiten, dient men zich te melden bij de locatieverantwoordelijke persoon (LVP) of aan een door hem aangewezen functionaris. De betreffende informatie kan in dat geval vermeld staan op een separaat te plaatsen onderbord bij het locatiebord. Op dit onderbord is tevens ruimte om extra informatie, aan te geven, zoals bijv. aanwezigheid van BHV-er met telefoonnummer. Magnetisch onderbord met mogelijkheid voor info LVP-er 4.2.2 Offshore locaties Het locatiebord voor offshore installaties wordt geplaatst direct nabij de uitgangen vanaf het helideck. Hierop worden alleen de algemene veiligheidsinformaties vermeld en wordt verwezen naar de radiokamer voor het aanmelden. Locatiebord offshore Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 14 van 80

Op alle uitgangen van de accommodatie worden samengestelde signaleringen aangebracht met de wettelijk verplichte waarschuwingen, geboden en verboden. Deze worden indien relevant aangevuld met overige NAM instructies. Combinatie signalering process area 4.3 VERLAADPLAATSBORDEN (ONSHORE LOCATIES) Bij reguliere tankautoverlaadplaatsen worden pictogrammen toegepast waarmee de relevante generieke gevaren, verboden en geboden worden aangegeven. Specifieke gevaren zijn herkenbaar op de betreffende leidingen die voor de verlading worden gebruikt. Als tankautoverlaadplaats wordt hier verstaan een (vloeistofdichte) opstelplaats, waarboven zich meerdere aansluitingen voor verlading bevinden. De opening in of het aansluitpunt bij (ondergrondse) vaten / tanks voor bijv. vacuümtrucks, waarmee de vaten / tanks kunnen worden geleegd, wordt niet als tankautoverlaadplaats beschouwd en wordt niet van een verlaadplaatsbord voorzien. Wel moet het betreffende (ondergrondse) vat /tank van signalering worden voorzien (zie hoofdstuk 7). Verlaadplaatsbord land locatie (chauffeurs kunnen via een andere dan de hoofdingang de locatie betreden) Op ( Groningen ) locaties waar de tankautochauffeurs altijd via de hoofdingang, waar het locatiebord is geplaatst, de locatie kunnen betreden, worden op een verlaadplaatsbord alleen de relevante waarschuwingen herhaald en de specifieke geboden vermeld. Op overige locaties waar tankautochauffeurs via een andere dan de hoofdingang de locatie kunnen betreden, worden op het verlaadplaatsbord alle relevante waarschuwingen, verboden en geboden vermeld. Specifieke geboden voor verlaadplaatsen kunnen van technische aard zijn, zoals aarding verplicht en/of gericht zijn op persoonlijke bescherming (bijv. vloeistofdichte handschoenen verplicht, adembescherming verplicht). Het bord verlaadplaats moet dusdanig zijn geplaatst dat dit buiten de cabine van de tankauto kan worden waargenomen alvorens met de verlading te beginnen. Verlaadplaatsbord GLT locatie, (chauffeurs betreden de locatie via de hoofdingang) Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 15 van 80

4.4 ARBOGERELATEERDE SAMENGESTELDE VEILIGHEIDSBORDEN De specifieke V&G signalering wordt aangebracht op/nabij de installatiedelen waar dit van toepassing is. Het uitgangspunt is dat op mijnbouwinstallaties alle algemene risico op het locatietoegangsbord zijn weergegeven en daar waar extra risico s aan de orde zijn, wordt dit aanvullend gemarkeerd. Voor markering van vaten en tanks, zie hoofdstuk 7; voor markering van leidingwerk zie hoofdstuk 8. Voor andere installatiedelen volgt hieronder een aantal voorbeelden. 4.4.1 Signaleringen op landlocaties Het is onmogelijk hier alle situaties te benoemen waar arbogerelateerde risico s dienen te worden gesignaleerd. Een gedegen risico-inventarisatie is nodig om de concrete signaleringsbehoefte te bepalen. 4.4.1.1 Automatisch startende machines/installatiedelen Daar waar men tijdens werkzaamheden kan worden beïnvloed door automatisch startende machines of installatiedelen, wordt hiervoor een waarschuwing aangebracht. Dit om te voorkomen dat schrikreacties mogelijk tot incidenten leiden. Dit geldt ook voor (automatische of op afstand te bedienen) fakkel- en/of afblaasinstallaties, waarbij spontaan geluidsoverlast en warmtestraling kunnen optreden. 4.4.1.2 Magnetische velden Bij bepaalde typen magnetische lagers is er vanwege het magnetische veld risico voor personen met een pacemaker. In het geval van zwakkere magnetische velden, zoals bijv. rondom glycolpompen, wordt de V&G signalering in de directe nabijheid aangebracht. Bord bij sterke magnetische velden Echter, bij sterkere magnetische velden, zoals bijv. bij lagers van gascompressoren, wordt de hierop betrekking hebbende V&G signalering geïntegreerd in de algemene signalering op het locatiebord. 4.4.1.3 Geluid Op gascompressorgebouwen of -omkastingen, kan bijvoorbeeld staan aangegeven dat men de deuren gesloten moet houden om geluid naar de omgeving te voorkomen en dat men bij het betreden van die ruimte (compressoren in bedrijf) gehoorbescherming moet dragen. Tevens geven de status lichten op het gebouw aanvullende informatie met betrekking tot het al of niet mogen betreden van de compressorruimte. 4.4.1.4 Elektrische installaties en installatiedelen In DEP 33.64.10.15 EPE NL Elektrotechnische bedrijfsvoorschriften is vastgelegd dat elektrische bedrijfsruimten met laagspanningsinstallaties, hoogspannings - installaties en accumulatorbatterijen moeten zijn voorzien van relevante veiligheids- en gezondheidssignalering. Dit geldt voor elektrische bedrijfsruimtes zowel in gebouwen als in de open lucht. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 16 van 80

De signalering wordt bij voorkeur op of direct naast de toegang tot die betreffende ruimten aangebracht en waar nodig voldoende herhaald, in ieder geval op alle zijden van de buitenafrastering van die ruimte (ref. NEN 1041:2005). In het geval het geen fysiek afgescheiden ruimte betreft, wordt de markering op het betreffende installatiedeel aangebracht. Naast het markeren van de elektrische bedrijfsruimten worden ook onderdelen in het laagspanningsysteem, zoals distributiepanelen, kasten, UPS, heat tracing etc. van signalering voorzien. Borden bij elektrische installaties Bord bij installatiedelen met vlambooggevaar 4.4.1.5 Noodstopvoorzieningen Noodstopvoorzieningen op installatiedelen worden zodanig gemarkeerd dat de positie van de voorzieningen hiervan vanaf iedere mogelijke plek rondom de relevante installatie goed waarneembaar is. Daarom worden bij voorkeur driehoeksborden, of langs wanden, z.g. panoramische borden toegepast. Noodstopsignalering Noodoproep PCC Vooral op Groningen- locaties zijn meerdere noodknoppen geplaatst. Hiermee wordt een interne noodoproep (naar PCC) geactiveerd. Deze knoppen dienen te worden voorzien van een duidelijke markering gecombineerd met de tekst noodoproep PCC. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 17 van 80

4.4.1.6 LSA opslag Op mijnbouwinstallaties dient het gebied of de ruimte waar LSA materialen zijn opgeslagen gemarkeerd te worden met het waarschuwingsbord gecombineerd met de tekst LSA opslag. Op niet-mijnbouwlocaties (zoals bijv. de RBI) dient deze opslag te worden gemarkeerd met de tekst Radioactieve stoffen. 4.4.1.7 Overige borden Waarschuingsborden radioactieve stoffen Verder dient bij de samengestelde borden van de veiligheids- en gezondheidssignalering bijvoorbeeld te worden gedacht aan; opslag gasflessen, dakbetreding, opslag chemicaliën, lekbakken drainvloeistof, besloten ruimtes, accuruimtes, enz. 4.4.2 Signalering offshorelocaties Naast de hiervoor bij de landlocaties benoemde relevante onderwerpen zijn er specifieke offshore signaleringen. 4.4.2.1 Kraanwerkzaamheden offshore Op de dekken binnen het bereik van de kraan worden waarschuwingsborden toegepast die voor het beginnen van de kraanwerkzaamheden worden openklapt. Waarschuingsborden bij kraanwerkzaamheden Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 18 van 80

4.4.2.2 Helideck borden Signalering bij helidek 4.5 OVERIGE PERMANENTE SIGNALERING 4.5.1 Poortaanduiding Om herkenning van de juiste toegangspoort te waarborgen zijn de poorten in het hekwerk rond grote locaties met een nummer aangeduid. Dit nummer wordt uitgevoerd als driehoeksdoos en op een van de poortsteunen geplaatst. De nummers dienen te corresponderen met de veiligheidsplattegronden. Poortnummer 4.5.2 Maximum" deckload" markering(offshore) Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 19 van 80

4.6 NIET VERPLICHTE SIGNALERINGEN Daar waar signalering gewenst is m.b.t. gerichte informaties worden binnen NAM hiervoor de volgende standaards toegepast. Aardingspunt Camerabewaking Achteruit inparkeren Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 20 van 80

5 MARKERING BRANDBESTRIJDINGS-, EHBO- EN REDDINGSMIDDELEN 5.1 DOEL Het duidelijk markeren van alle middelen voor brandbestrijding, hulpverlening en/of redding. 5.2 AANDUIDINGEN Alle brandbestrijdings, EHBO- en reddingsmiddelen, etc. worden met pictogrammen aangeduid. Op locaties waarop het niet overal mogelijk is deze waar te nemen, worden op strategische punten verwijzingsymbolen geplaatst. Opgemerkt wordt dat dit geen verwijzing naar de verzamelplaats mag zijn, aangezien de vluchtroute daar naar toe nooit vastligt, maar afhankelijk is van de heersende windrichting. 5.3 BRANDBESTRIJDINGSSIGNALERINGEN ONSHORE 5.3.1 Uitvoering Zoals in Hoofdstuk 2.4.3. vermeld is vanaf januari 2013 ook voor onshore de ISO 7010 van toepassing. Praktisch houdt dit in dat op alle nieuwe brandbestrijdingssignaleringen de door ISO voorgeschreven vlammen zullen worden afgebeeld, identiek aan de reeds toegepaste offshore aanduidingen. Zie verder Hoofdstuk 2.4.3. Blusser oud Blusser nieuw Signalering van brandpreventie- en reddingsmiddelen wordt in de praktijk op verschillende manieren toegepast. Om de zichtbaarheid van een signalering te verhogen wordt er gebruik gemaakt van panoramische en haakse borden en driehoeksdozen. Aanduiding blusmiddelen Naast de verschillende uitvoeringen worden er ook verschillende materialen gebruikt om het symbool weer te geven. In gebouwen gebruikt men nalichtende signalering en op buitenterrein en installaties retro-reflecterende signalering. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 21 van 80

5.3.2 Panoramische binnensignaleringen Om de genoemde middelen ook bij lichtuitval of bij noodverlichting beter vindbaar te houden, worden de inpandige markeringen in een fotoluminescerende kwaliteit uitgevoerd. In situaties dat de signaleringen ook vanuit de lengterichting van een wand zichtbaar dienen te zijn, worden panoramische (driehoeks) borden toegepast. Ook kan dit gebeuren door deze signaleringen ruim onder het plafond te hangen. In de meeste gevallen van controlegebouwen en kantooromgeving volstaat een bordgrootte van 150 x 150 mm. In die gevallen waar de zichtafstand 20 meter of meer is zijn grotere bordmaten benodigd (bijv. 200 x 200 mm of 300 x 300 mm). Signalering binnen 5.3.3 Buitensignaleringen Buiten worden de markeringen retroreflecterend uitgevoerd om een goede zichtbaarheid, ook bij mindere lichtomstandigheden, te waarborgen. Om een langdurig goede zichtbaarheid te bevorderen worden de borden voorzien van een UV- en vuilwerend laminaat. Vanwege de grotere zichtafstanden is de minimum bordmaat 200 x 200 mm. Wanneer zichtbaarheid van meerdere zijden benodigd is worden panoramische borden tegen een wand, of vrijstaande driehoeksborden op een paal toegepast. Panoramisch bord Driehoeksbord Bord op paal Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 22 van 80

5.3.4 Niet verplichte brandbestrijdingssignalering Het is niet in wet- en regelgeving vastgelegd dat bijvoorbeeld (onderdelen van) brandbestrijdingsinstallaties moeten worden gemarkeerd. Om een adequate bestrijding van brand (of voorkomen van milieu-incidenten t.g.v. een brand) mogelijk te maken is het van belang dat bijvoorbeeld relevante afsluiters in een blusleidingsysteem, of bluswateropvangbassin goed identificeerbaar zijn. Dat kan door borden worden uitgevoerd zoals de hieronder weergegeven voorbeelden. Overzicht blusleidingsysteem met afsluiter identificatie Bluswaterafsluiter tankput 5.4 OFFSHORE 5.4.1 Brandbestrijdingssignaleringen Op de offshorelocaties worden de normen en richtlijnen van symbolen voor maritieme toepassingen gehanteerd, vastgelegd in diverse ISO normen en IMO resoluties. Op de buitendekken en in de process areas met een lichtomgeving nagenoeg gelijkwaardig aan buiten (windschermen en boven roostervloeren) worden de markeringen ook retroreflecterend uitgevoerd. Op platformen komen meerdere type alarm pushbuttons en activeringen van veiligheidskleppen en blussystemen voor. Deze worden gemarkeerd door een standaard symbool met aanvullende tekst die de nadere informatie geeft (bijv. release station deluge, manual release foam, Op open dekken en langs bordessen worden de brandbestrijdings- en reddingsmiddelen gesignaleerd door boven ooghoogte aangebrachte driehoeksdozen of z.g. panoramische markeringen waardoor een zichtbaarheid van alle zijden wordt gewaarborgd. Op dekken waar regelmatig kraanwerkzaamheden plaatsvinden, moet een zodanige positie worden gekozen dat het kraanwerk niet wordt belemmerd terwijl de zichtbaarheid zo optimaal mogelijk blijft. Signalering van brandpreventie- en reddingsmiddelen - offshore Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 23 van 80

Brandpreventie / brandbestrijdingssymbolen ten behoeve van offshore installaties zijn aangevuld met illustraties van vlammen, conform ISO 3864 Symbool volgens ISO 3864 Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 24 van 80

6 VLUCHTWEGMARKERING 6.1 DOEL Om een snelle evacuatie mogelijk te maken dienen de vluchtroutes en (nood)uitgangen duidelijk te worden gesignaleerd. Een vluchtroute is een veilige route vanaf de plaats waar men zich bevindt en eindigend op een veilige plaats, bij voorkeur de verzamelplaats. 6.2 ALGEMENE NORMEN ONSHORE / OFFSHORE Zoals in Hoofdstuk 2.4.3. vermeld is vanaf januari 2013 ook voor onshore de ISO 7010 van toepassing. Hiermee zijn de regels vanuit de Arbowet en het Bouwbesluit overruled. Praktisch houdt dit in dat alle nieuwe vluchtwegsignaleringen de door ISO voorgeschreven hollende mannetjes in de deuropening, gecombineerd met een pijl zullen worden afgebeeld, identiek aan de reeds toegepaste offshore aanduidingen. Zie verder Hoofdstuk 2.4.3. Nieuwe vluchtwegsignalering onshore, zoals offshore reeds werd toegepast (ISO 3864 en ISO 7010) Oude vluchtwegsignalering onshore (NEN 6088 en NEN 3011) Voor offshore dienen de vluchtwegsignaleringen tevens te voldoen aan de regels voor de z.g. Low Location Lighting (LLL) zoals gedefinieerd in de ISO 15370 en in de IMO resolutie A.752 (18). Om een gecontroleerde ontruiming mogelijk te maken wordt altijd verwezen naar de verzamelplaats of Assembly station (muster point). Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 25 van 80

6.3 LANDLOCATIES 6.3.1 Vluchtpoorten/nooduitgangen De vluchtpoorten in het hekwerk dat de locatie omringt zijn duidelijk herkenbaar gemarkeerd door middel van groen/witte arcering en bijbehorende vluchtwegsymbolen. Daarnaast wordt zowel de binnen- als buitenzijde van de vluchtpoort van hetzelfde symbool nooddeur vrijhouden verplicht voorzien. Vluchtpoort 6.3.2 Vluchtroutes Indien de vluchtpoorten/nooduitgangen onvoldoende waarneembaar zijn, is additionele aanduiding van de vluchtweg(en) noodzakelijk. Loopbruggen over leidingen, bundwalls e.d. die onderdeel van de vluchtroute uitmaken, worden als zodanig gemarkeerd. Markering vindt plaats met een groen/wit diagonaal geblokte retroreflecterende strook (zie ook hetgeen onder gebouwen is vermeld). Op grotere bordessen (meer dan 8 m2) worden vluchtwegen aangeduid, omdat deze soms minder eenvoudig van de omgeving te onderscheiden zijn. Dit gebeurt minimaal door de ladderbomen van de kooiladders in de vluchtweg te markeren. Wanneer bordessen groter en/of zodanig onoverzichtelijk worden dat vluchttrappen of ladders ondanks markering niet direct zichtbaar zijn, worden additionele borden toegepast. Vluchtwegsignaleringen Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 26 van 80

6.3.3 Verzamelplaats Op de grotere locaties waar een permanente verzamelplaats is, wordt een driehoeksbord geplaatst dat altijd, ook wanneer er (hoge) voertuigen geparkeerd staan, vanaf afstand voldoende zichtbaar is. Signalering voor verzamelplaats 6.3.4 Gebouwen Aanvullend op hetgeen hiervoor is vastgelegd, gelden voor gebouwen aanvullende eisen. In gebouwen zijn veelal elektrische transparant noodverlichtingsarmaturen geplaatst voorzien van een vluchtwegsymbool. Deze armaturen worden in geval van stroomuitval decentraal gevoed door een accu, of centraal via een noodstroomvoorziening. Daar waar noodverlichtingsarmaturen met vluchtwegsymbool zijn geïnstalleerd en deze vanuit de ruimte goed zichtbaar zijn en ze de vluchtroute goed aanstralen, zijn geen additionele signaleringen benodigd. Vluchtwegsignaleringen dienen altijd tijdens stroomuitval zichtbaar te blijven. In gebouwen kan worden gekozen voor elektrische armaturen of de goedkopere nalichtende signaleringen. De voordelen van nalichtende signalering zijn de lage prijs en de betrouwbaarheid in een omgeving met explosiegevaar. Alle obstakels (zowel op de vloer als op hoofdhoogte) en richtingsveranderingen dienen te worden gemarkeerd. Het verdient de voorkeur de routemarkeringen laag te monteren. Indien, vanwege hoge risico s in bepaalde ruimten, de situatie in gebouwen hiertoe aanleiding geeft dienen de vluchtwegmarkeringen aangevuld te worden met Low Level Lighting (LLL) en/of vloermarkeringen conform de ISO 16069. Low Level Lighting In (gas)compressorgebouwen wordt de vluchtdeur(en) met een groen/wit diagonaal geblokte nalichtende strook aangegeven. In geval het compressorgebouw beschikt over een kelderruimte of verdieping zullen de vluchtwegen hieruit duidelijk zijn gemarkeerd als hierboven omschreven (zie vluchtroutes ). Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 27 van 80

6.3.5 Calamiteiteninstructiekaart Op iedere NAM locatie dient minimaal één calamiteiten instructiekaart op een altijd toegankelijke plaats, te zijn aangebracht. Indien aanwezig wordt de calamiteiteninstructiekaart nabij de openbare telefoons geplaatst. Bij locaties zonder gebouw wordt de kaart aangebracht nabij, op of boven de kast met de reddingsmiddelen. Locaties calamiteiteninstructiekaart 6.3.6 Geluidsomkastingen Wanneer rond bijv. glycolpompen een geluidswand is geplaatst gelden dezelfde eisen voor vluchtwegmarkering als hiervoor genoemd in gebouwen. De gebruikte materialen zijn echter retroreflecterend in plaats van nalichtend omdat deze uitvoering in een buitenlichtsituatie een betere zichtbaarheid heeft. 6.4 OFFSHORE 6.4.1 Ontruimingsprincipe Op een offshore platform zijn andere ontruimingsprincipes van toepassing als op de wal. Aan land kan men altijd dwars op de wind door een vluchtpoort naar een veilige afstand vluchten. Op een platform moet altijd de kortste route naar het musterstation worden aangehouden. Wanneer de kortste route vanwege een blokkering door bijv. rook, gas of vuur niet mogelijk is dient er altijd een alternatieve route te zijn via een ander dek, andere trap, of buitenom. Wanneer het musterstation ook niet via een alternatieve route bereikbaar is dient men via een afdaaltoestel en een liferaft nog te kunnen vluchten. De vluchtroutebewegwijzering wordt altijd via dit principe ontwikkeld. De primaire vluchtroute wordt daarom met het verzamelplaats- of musterstationsymbool gemarkeerd. De secundaire route wordt aangegeven met het ISO hollende mannetje. Verwijzing primaire vluchtroute Verwijzing secundaire vluchtroute Tenslotte worden, alleen waar veiligheidskundig relevant (dus alleen als er geen veilige alternatieve route naar het musterstation is), vluchtrouteverwijzingen naar liferafts aangebracht. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 28 van 80

Vanaf het musterstation wordt de route naar de lifeboat(s) of liferaft(s) gemarkeerd. Bij het kiezen van de vluchtroute wordt ook rekening gehouden met eventueel aanwezige brand/explosiescheidingen. Verder zijn op een offshore platform de vluchtroutes binnen in de accommodatie veiliger dan buitenom (gasdichte ruimten). Daarom wordt voor de vluchtrouteverwijzing naar het musterstation altijd naar de dichtstbijzijnde ingang van de accommodatie verwezen. Vluchtroutesigalering offshore 6.4.2 Musterstation Op offshore platforms wordt de term musterstation gehanteerd voor de verzamelplaats of het assembly station. In de als musterstation aangewezen ruimte wordt een groter bord met het musterstation symbool geplaatst. Op grotere offshore installaties bestaande uit meerdere met elkaar verbonden platforms kunnen ook alternatieve musterstations voorkomen, bijvoorbeeld bij een lifeboat of reddingsvlot met afdaalvoorzieningen. Omdat deze alleen gebruikt worden in de noodsituatie waarbij het hoofdplatform niet meer kan worden bereikt is de kans groot dat men zich moet redden zonder aanwezigheid van de getrainde vaste bemanning van het platform. Daarom moeten ze ook duidelijk te worden gemarkeerd en worden voorzien van instructies wat te doen. Bord "Lifeboat" signalering alternatief musterstation 6.4.3 Deur- en uitgangmarkeringen In de process areas van een offshore installatie worden de vluchtdeuren gemarkeerd met de groen/witte markeringsband aan de sluitzijde waarbij de bedieningswijze van de deur (of noodluik) duidelijk wordt aangegeven (schuifdeur, handwiel, hefboom, enz.) Wanneer er alleen een doorgang is in een windafschermingswand wordt deze gemarkeerd met de groen/witte arcering rondom de opening. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 29 van 80

Ook hierbij wordt afhankelijk of het een van daglicht afgesloten ruimte is, of een (semi) open ruimte gekozen voor of een nalichtende-, of een retroreflecterende signalering. Signalering vluchtdeur Signalering vluchtladder 6.4.4 Low Level Lighting De accommodatie, alle inpandige vluchtwegen en trappen, generatorruimtes en overige verhoogd risicoruimtes worden voorzien van de het Low Level Lighting (LLL) vluchtroutemarkeersysteem. Voor de offshore locaties worden hiervoor de maritieme richtlijnen gehanteerd zoals vastgelegd in de IMO resolutie A.752(18) en de ISO 15370. Het LLL systeem wordt toegepast om in geval van rookontwikkeling de vluchtwegen te kunnen vinden omdat de normale elektrische noodverlichting en hoog aangebrachte vluchtroutemarkeringssymbolen dan niet meer effectief zijn. Het LLL-systeem bestaat uit een ononderbroken, in het donker lichtgevende, markering welke leidt naar de veilige omgeving, in de accommodatie altijd naar het musterstation. Voorbeelden Level Lighting (LLL) vluchtroutesignaleringssysteem 6.5 VLUCHTWEGEN OP STEIGERS Bij grote nieuwbouw- of renovatie projecten met complexe steigervoorzieningen, zowel onshore als offshore, is het aan te bevelen de vluchtroutes en trappen te voorzien van een tijdelijke vluchtroutemarkering. Dit is vooral van belang wanneer er een onoverzichtelijke situatie is waarbij de vluchtwegen en routes naar de verzamelplaatsen niet te direct oriënteerbaar zijn. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 30 van 80

7 MARKERING OPSLAGVATEN, -TANKS EN PROCESEQUIPMENT 7.1 DOEL Het aanduiden van de gevaren van de opgeslagen of verzamelde (vloei)stoffen in opslagvaten, - tanks, opvangbakken, (ook ondergrondse), etc. 7.2 ONSHORE 7.2.1 Opslagvaten en tanks Opslagvaten worden van gevaarsaanduiding voorzien. Dit geldt niet voor procesvaten; vaten die (en ander equipment dat) als integraal onderdeel van het (behandelings)proces worden gezien en waarin zich gevaarlijke stoffen bevinden, worden niet van V&G signalering voor gevaarlijke stoffen voorzien. Door de relevante V&G signalering op de in- en uitgaande leidingen in de directe nabijheid van de aansluiting op het betreffende procesvat, zal het eventuele gevaar van de inhoud voldoende zijn aangegeven. In die gevallen waarin de aanduiding op de aansluitende leidingen onvoldoende waarneembaar mocht zijn, of er additionele gevaren moeten worden aangegeven, zal wel aanvullende V&G signalering worden toegepast overeenkomstig de signalering op de aansluitende leidingen. Wanneer een opslagtank,-vat of -reservoir van meerdere kanten benaderbaar is, dan dient de identificatie/gevaarsaanduiding vanaf alle normaal gebruikelijke benaderingsroutes goed zichtbaar en leesbaar aangebracht te zijn (zie hoofdstuk. 2.3. voor algemene uitgangspunten). Bij meerdere vast opgestelde (identieke) opslagvaten/-tanks waarin zich hetzelfde medium bevindt, kan ook met een gezamenlijke aanduiding worden volstaan. Hierbij moet het wel duidelijk zijn dat het aangegeven gevaar voor al die opslagvaten/-tanks geldig is. De grootte van de aanduiding wordt bepaald door de afmeting van de tank of het vat en/of door de relevante zichtafstand. De aangegeven symboolgrootte zal mede afhankelijk zijn van de afmetingen van de tank of het vat waarop dit is aangebracht. Voor onshore toepassing bevat de aanduiding voor tanks > 1m3 de volgende informatie; Equipment identificatienummer en volume (volgens Process flow schema en installatietekeningen) Stofnaam Gevaarssymbool/symbolen Volgens NFPA codering WIK Gevaars- en stofidentificatie Tankaanduidingen - onshore Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 31 van 80

7.2.2 Aardgasdeken Daar waar een aardgasdeken op een tank of vat aanwezig is, (denk bijv. aan dampretoursystemen, zuur gas systemen) dient bij de NFPA codering voor brandbaarheid de codering zoals op de WIK-kaart te worden aangehouden. Het (additionele) brandgevaar van deze gasdeken wordt niet tot uiting gebracht in hogere cijfers in de NFPA codering, maar door een rode onderbalk met waarschuwingssymbolen en verklarende tekst. E.e.a. is overeengekomen met het Landelijk Netwerk Brandpreventie (LNB). Tankcodering met aanvullende aanduiding aardgasdeken 7.2.3 Stikstofdeken Bij toepassing van een stikstofdeken in een opslagtank wordt dit op identieke wijze aangegeven als aanvulling op de standaard tankmarkering. 7.2.4 Markering bij opgangen van opslagvaten en tanks Hoogte van signaleringen bij tanks Van korte afstand kan het bij opgangen van opslagvaten of tanks mogelijk zijn dat de hoog aangebrachte tankmarkering niet wordt gelezen. Om risico-identificatie van het opgeslagen medium te waarborgen, worden bij de opgangen van opslagvaten of tanks WMS symbolen aangebracht (uiterlijk na 2015 dienen hier de nieuwe symbolen als aangegeven in hoofdstuk 2.5 te worden gebruikt). De etiketten dienen op ooghoogte aangebracht te worden (onderzijde ca.1,75m), maximaal 0,5m rechts naast de trap of ladder die toegang verleent tot de opslagvaten en tanks. Toe te passen op zowel 'staande' als 'liggende' opslagvaten en tanks. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 32 van 80

7.2.5 Vulpuntaanduiding Wanneer opslagtanks kunnen worden gevuld via een vulpunt, anders gesitueerd dan op een daarvoor ingerichte verlaadplaats, worden ze gemarkeerd onder vermelding van de relevante risico s. Vulpuntaanduiding 7.3 OFFHORE TANKMARKERINGEN Voor offshore toepassing is het niet relevant de NFPA en de gevaars- en stofidentificatie te vermelden. De in hoofdstuk 2 benoemde symbool- en tekstgrootte in relatie met de zichtafstand is hier ook niet relevant, er zijn geen grote zichtafstanden. De tankmarkeringen worden in principe met een standaard teksthoogte van 30 mm toegepast, ongeacht de grootte van de tank. Bij de kleinste tanks waar deze maat niet past wordt een teksthoogte van 20 mm toegepast. Tankaanduiding - offshore Wanneer de tank niet als zodanig herkenbaar tussen spanten onder de vloer of in de onderzijde van een skid is gebouwd wordt de markering bij de vulopening aangebracht. Hierbij dient erop te worden gelet dat van alle relevante zijden waaruit de tanks benaderbaar zijn en waar werkzaamheden kunnen worden verricht een markering zichtbaar is. (bijvoorbeeld bij een tank tussen spanten waaronder zich weer een dek bevindt) Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 33 van 80

7.4 SKIDS De skids worden primair gemarkeerd als opslagtank. De binnenzijde van de skid is als het ware een besloten ruimte waar extra risico s aan de orde zijn. Per type skid dienen op de toegangsluiken deze risico s met gevaarsymbolen en van toepassing zijnde gebodssymbolen voor aanvullende PBM s te worden aangebracht. Aanduidingen op skids 7.5 STOFNAAM De stofnaam en de bij deze stofnaam behorende gevaarsymbolen dienen in beginsel overeen te komen met de Werkvloerinstructiekaart (WIK) - ook wel Productkaart, Chemiekaart of Material Safety Data Sheet (MSDS) genoemd - van de betreffende stof. Daar waar de fabrikantnaam in de titel van de WIK kaart voorkomt, wordt deze niet vermeld, maar wordt vervangen door het doel/karakter van de stof. Bijvoorbeeld worden namen als Servo en Baker Petrolite vervangen door corrosion inhibitor. In bijlage 1 is een referentietabel opgenomen waarin een samenvatting voor de meest voorkomende productnamen is vermeld voor de op de tanks of vaten toe te passen benamingen. Bij een reeks chemicaliënskids die naast elkaar zijn opgesteld, wordt om vergissingen bij verlading te voorkomen, aanvullend ook de leveranciersbenaming benoemd. NB: In geval er voor de betreffende gevaarlijke stof geen (oranje/zwart) gevaarsymbool van toepassing is, bijvoorbeeld in geval van (opslag van) radioactief materiaal, moet het betreffende pictogram (gele driehoek/zwarte afbeelding) worden toegepast. Aanvullende informatie met stofnaam Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02 EP No.: EP201303201115 Pagina 34 van 80