FORUM Factsheet. Basisscholen en hun buurt: ontwikkeling van afspiegeling en segregatie

Vergelijkbare documenten
Bevorderen van integratie op de politieke agenda

Scholen in de Randstad sterk gekleurd

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Leerlingen, basisscholen en hun buurt. Een onderzoek naar de samenstelling van schoolpopulaties en buurtpopulaties. Peter Wolfgram

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Toelichting gegevens waarstaatjegemeente.nl bij de thema s:

Fact sheet. dat de segregatie in het voortgezet onderwijs

Eerste vervolgmeting indicatoren AvdT

Trends in passend onderwijs

Concentratie allochtonen toegenomen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage verzuimcijfers

Tweede vervolgmeting indicatoren Agenda voor de Toekomst

Datum 6 november 2015 Bekostigingssystematiek gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

Absoluut verzuim. Absoluut verzuim totaal verzuim. > 3 maanden. Opgelost in schooljaar

Segregatie in het basisonderwijs in Amsterdam

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

s-hertogenbosch, voor de vierde maal Meest Gastvrije Stad van Nederland en iets uitgelopen op de concurrentie.

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Factsheet Passend Onderwijs

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2018

CITO scores en denominatie, onderwijsvisie en schoolbesturen.

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

DE ETNISCHE SAMENSTELLING VAN DE BEVOLKING

Achterblijvers in de bijstand

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

5. Onderwijs en schoolkleur

Daling aantal leerlingen in het basisonderwijs Rotterdam in landelijk/regionaal perspectief. versie 14 februari 2007

Analyse NVM openhuizendag

Stromen door het onderwijs

Zwarte en witte scholen in Amersfoort 2010

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond

CONVENANT KLEURRIJKE BASISSCHOLEN. Convenant tussen schoolbesturen, stadsdelen en Centrale stad om segregatie in het primair onderwijs tegen te gaan

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Groepsgrootte in het basisonderwijs

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Update basisinformatie Koers VO

Studenten aan lerarenopleidingen

Schoolprestaties van oude en nieuwe gewichtenleerlingen

Ontwikkeling leerlingaantallen

Vergelijking discriminatiemeldingen 2012 binnen de G32

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Welke basisscholen geven te hoge adviezen in vergelijking met hun CITO-score?

Ontwikkeling hoogte eigen bijdrage gesubsidieerde rechtsbijstand

Analyse ontwikkeling leerlingaantallen

Toeristisch bezoek aan Dordrecht

Check Je Kamer Rapportage 2014

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

M Meer snelgroeiende bedrijven en meer krimpende bedrijven in Nederland

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER,

Analyse vraaghuurprijzen kantoorruimte

TEGENGAAN SEGREGATIE IN HET BASISONDERWIJS: MONITORING VAN DE OCW-PILOTS

Diversiteit in het po, vo en mbo

FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS. Utrecht, november 2014

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING SPECIAAL ONDERWIJS 2016

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

GROEPSGROOTTE EN PERSONELE INZET IN HET BASISONDERWIJS

Factsheet. Samenvatting

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

HET APOLLO MODEL. Figuur 1: Ontwikkeling aantal studenten HBO en WO, Nederland,

Uit huis gaan van jongeren

Geachte Voorzitter, Voorzitter van de Tweede Kamer. der Staten Generaal Interne postcode 270 Postbus EA Den Haag Telefoon

Monitor. alcohol en middelen

Monitor Samenwerkingsverband PO 2707 Amsterdam Diemen augustus 2015 augustus Vergelijking van de regio s

HET APOLLO MODEL. Figuur 1: Ontwikkeling aantal studenten HBO en WO, Nederland,

Eindexamen aardrijkskunde oud progr vwo I

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 18 mei Utrecht.

Oss. Datum. G rtneente. Antwoord gemeente: Ja, ook in Oss worden ontheffingen van de leerplichtwet verstrekt.

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Figuur 1: Aantal gediplomeerde studenten lerarenopleidingen studiejaar (bronnen: hbo-raad en vsnu, bewerkt door sbo)

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2009

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

BIJLAGEN. Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart

Gemeenten in actie tegen segregatie in het basisonderwijs. Een inventarisatie bij de G31 en vier andere gemeenten

Starters zien door de wolken toch de zon

Bewoners regio kopen minder in eigen gemeente

Onderzoek doelgroepbereik VVE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage I: Woningmarktcijfers 3 e kwartaal 2008

Amsterdam Rotterdam UTRECHT

De minister en de staatssecretaris van OCW Rijnstraat XP Den Haag. Datum 19 december 2016 Betreft Afwijkende wijze examineren - dyslexie

Woningen en nieuwbouwwoningen per gemeente en provincie,

Overzichtsrapport SER Gelderland

Opvattingen over de figuur Zwarte Piet

Veranderingen in het marktaandeel Openbaar Onderwijs in Rotterdam. Ineke van der Veen Charles Felix

Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016

De staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Mevrouw drs. C.I.J.M Ross-van Dorp, Postbus EJ DEN HAAG

Van de tweejarigen zit het merendeel op een VVE-speelzaal, bij de driejarigen zit het grootste deel op een niet-vve-speelzaal (zie figuur 1).

Transcriptie:

FORUM Factsheet Basisscholen en hun buurt: ontwikkeling van afspiegeling en segregatie April 2014 1

FORUM Factsheet Basisscholen en hun buurt: ontwikkeling van afspiegeling en segregatie Inleiding Segregatie in het onderwijs is een thema waar veel ouders, scholen, schoolbesturen en gemeenten mee geconfronteerd worden. Bewust of onbewust hebben ouders er vaak mee te maken wanneer ze een basisschool kiezen. Scholen lopen er tegenaan wanneer ze beslissen over hun aannamebeleid. Voor schoolbesturen en gemeenten is het een (verplicht) agendapunt op hun lokale educatieve agenda om segregatie te voorkomen en sociale cohesie te bevorderen. Hoe verschillend je ook over segregatie denkt, voor alle betrokkenen is het van belang om beleid te maken op basis van duidelijk feitenmateriaal. Pas dan kun je namelijk beoordelen hoe erg je de situatie vindt en of je er iets aan zou willen doen. Een van de manieren om de mate van segregatie vast te stellen, is kijken in hoeverre basisscholen een afspiegeling vormen van de buurt waar ze in staan. Begin 2009 is er voor het eerst een overzicht gepubliceerd van de stand van zaken rond die afspiegeling in de 38 grootste gemeenten (op basis van cijfers uit schooljaar 2005-2006). Uit dat overzicht bleek, dat zes van de tien scholen in die gemeenten een afspiegeling vormden van hun buurt. FORUM wil graag weten hoe de ontwikkelingen sindsdien zijn verlopen. Deze factsheet bevat gegevens over de ontwikkeling van segregatie in het basisonderwijs gedurende de schooljaren vanaf 2009-2010. Behalve naar de mate van afspiegeling wordt daarbij ook naar andere maatstaven voor segregatie gekeken. 2

Samenvatting In schooljaar 2005-2006 vormden zes van de tien basisscholen in de 38 grootste gemeenten een afspiegeling van de buurt. FORUM heeft laten onderzoeken hoe de recente situatie is en dan blijkt dat in de schooljaren 2009-2010 tot en met 2012-2013 in die gemeenten ruim acht van de tien scholen een redelijke afspiegeling te vormen van het voedingsgebied. De segregatie in termen van afspiegeling is zodoende afgenomen. Omdat er ook woonsegregatie bestaat, kent afspiegeling als maatstaf ook beperkingen: witte scholen in witte wijken en zwarte scholen in zwarte wijken vormen weliswaar een afspiegeling maar wijzen ook op segregatie. Daarom gebruiken sommige onderzoekers liever samengestelde of meervoudige maatstaven. Bijvoorbeeld Ladd, Fiske en Ruijs hebben mede aan de hand van dergelijke maatstaven laten zien, dat in de jaren 1997 tot en met 2005 gemiddeld genomen in de vier grote steden een stijging van de segregatie te zien was. Nieuwe berekeningen over de jaren 2010 tot en met 2013 tonen, dat de segregatie in die periode afneemt. Ook bij de G32 is te zien dat de segregatie over de hele linie is gestegen tussen 1997 en 2005. In 2009 waren de meeste maten lager dan in 2005 (ongeveer op het niveau van 1997) en in 2013 zijn ze gemiddeld genomen nog verder gedaald. Samenvattend: ook wanneer je met meervoudige maatstaven werkt wordt er een dalende trend in onderwijssegregatie zichtbaar. Segregatie komt vooral voor in de G4, daarna de G32 en tot slot de overige gemeenten. Dit hangt natuurlijk voor een deel ook samen met de mogelijkheden tot segregatie; de groep niet-westers allochtone leerlingen is in de G4 nu eenmaal groter dan in de overige gemeenten. Ook de daling is het sterkst in de G4, gevolgd door de G32. Het is goed om die feiten vast te stellen. Op basis daarvan kunnen schoolbesturen en gemeenten, scholen en ouders nagaan welke betekenis ze daaraan geven en of zij er aanleiding in zien om segregatie actief te voorkomen en verder te bestrijden. De bestaande wet- en regelgeving biedt daartoe alle ruimte, en er zijn aanwijzingen uit de twaalf pilotgemeenten dat inzet hiervoor ook op de langere termijn tot verbeteringen leidt. De toename van het aantal afspiegelingsscholen is in de jaren 2009 t/m 2013 sterker in de pilotgemeenten dan in niet-pilotgemeenten uit de G32. FORUM is enerzijds verheugd over de dalende trend. Anderzijds ziet FORUM de nog aanwezige mate van segregatie als substantieel, en roept zij partijen op zich actief in te zetten die te verkleinen. Uit eerder onderzoek van FORUM blijkt enerzijds dat er heel weinig gemeenten zijn waar gericht beleid wordt gevoerd, maar anderzijds is wel duidelijk dat met zulk beleid een wereld is te winnen. 3

1. Segregatie en niet-westerse allochtone leerlingen Bij segregatie gaat het om de scheiding van groepen. In het onderwijs betekent segregatie, dat leerlingen met verschillende sociale achtergronden onevenwichtig gespreid zijn over scholen in hun buurt en stad. Aanvankelijk werd daarbij gekeken naar sociaal-economische en sociaal-culturele achtergronden de oude gewichtenregeling keek zowel naar achterstand als etniciteit. Bij de nieuwe gewichtenregeling wordt (vanaf 2006) alleen naar achterstanden gekeken, maar in het onderzoek naar segregatie blijft het aandeel niet-westers allochtone leerlingen in het algemeen de maatstaf. Aandeel niet-westerse allochtone leerlingen Op 1 oktober 2013 was van de bijna 1,5 miljoen leerlingen in het basisonderwijs driekwart van autochtone herkomst, ongeveer een zesde (16,6%) van niet-westers allochtone herkomst en een betrekkelijk klein deel (6,9%) westers allochtoon. Het grootste gedeelte van de niet-westers allochtone leerlingen (93%) behoort tot de tweede generatie. Dat wil dus zeggen dat ze in Nederland zijn geboren en hier vermoedelijk hun hele jeugd hebben doorgebracht. In de G4 [de vier grootste steden van Nederland, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht] is in de jaren 2009 tot en met 2013 gemiddeld iets minder dan de helft van de leerlingen in het basisonderwijs niet-westers allochtoon. In de G32 [de grotere Nederlandse gemeenten] is dat ruim een vijfde, en in de overige gemeenten is het 8,8%. Het aandeel niet-westers allochtonen concentreert zich in de grotere steden in de Randstad. In het noorden en noordoosten zijn verhoudingsgewijs veel gebieden waar minder dan drie procent van de leerlingen van niet-westers allochtone herkomst is. Ook in het zuiden zijn veel gebieden met een aandeel niet-westers allochtone leerlingen dat aanzienlijk lager is dan het landelijk gemiddelde. Tabel 1 biedt inzicht in de ontwikkeling van het aandeel niet-westers allochtone leerlingen per gemeentecluster. In de G4 neemt het aandeel af en in de G32 en overige gemeenten neemt het toe. Gemiddeld genomen neemt het aandeel niet-westers allochtone leerlingen ook toe. (De stijging van het aandeel niet-westers allochtone leerlingen neemt over de jaren heen af.) Tabel 1. Ontwikkeling van het percentage niet-westers allochtone leerlingen Vergelijking van schooljaren G4 G32 Overig Gemiddelde 2009-2010 > 2010-2011 -1,70% 0,87% 2,31% 1,30% 2010-2011 > 2011-2012 -1,68% 0,94% 2,25% 1,20% 2011-2012 > 2012-2013 -2,40% 0,11% 1,87% 0,58% 2012-2013 > 2013-2014 -3,03% -0,49% 1,93% 0,34% 4

2. Afspiegeling als maatstaf voor segregatie Het Kenniscentrum Gemengde Scholen heeft in 2009 een rapport over de samenstelling van basisscholen in 38 gemeenten gepubliceerd 1. In het rapport wordt de volgende werkwijze gehanteerd om de mate van afspiegeling van de buurt te bepalen: de verhouding in de leerling populatie is vergeleken met de samenstelling van de buurt waarin de school staat. Hier wordt voor een iets andere benadering gekozen. Op basis van deelnamepercentages van leerlingen in verschillende postcodegebieden en de verhouding niet-westers allochtonen en andere leerlingen in die postcodegebieden, is een verwacht aantal niet-westers allochtonen bepaald. De omgeving waar de school mee wordt vergeleken is dus het voedingsgebied, gewogen naar het aantal leerlingen dat uit verschillende delen van dat voedingsgebied komt. Waarom deze andere benadering? De buurt waar de school staat kan om demografische redenen een vertekend beeld geven (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een bejaardenhuis met autochtonen in een wijk met overwegend allochtone leerlingen). Deze vertekening treedt niet op in de hier gekozen benadering, omdat hier alleen van de leerling populatie in het voedingsgebied is uitgegaan. Aandeel niet-westers allochtone leerlingen per school In tabel 2 is het aantal scholen weergegeven per gemeentecluster naar het aandeel niet-westers allochtone leerlingen dat op een school onderwijs volgt. De tabel laat alleen het laatste schooljaar zien. In bijlage 1 is een tabel met de schooljaren 2009-2010 tot en met 2012-2013 opgenomen. Tabel 2 maakt duidelijk dat in de G4 op relatief veel van de scholen 70% of meer niet-westers allochtone leerlingen zitten, terwijl in de G32 en overige gemeenten het grootste deel van de scholen tot 20% niet-westers allochtone leerlingen heeft. Tabel 2. Aantal scholen per gemeentecluster naar aandeel niet-westers allochtone leerlingen Schooljaar Gemeente cluster Tot 20% % Van 20% tot 50% % Van 50% tot 70% % 70% of meer % Totaal % 2013-2014 G4 138 22,1% 179 28,6% 99 15,8% 209 33,4% 625 100% G32 844 60,6% 372 26,7% 92 6,6% 85 6,1% 1.393 100% Overig 4.300 89,8% 416 8,7% 49 1,0% 25 0,5% 4.790 100% Totaal 5.282 77,6% 967 14,2% 240 3,5% 319 4,7% 6.808 100% In de loop van de tijd is een verschuiving te zien (zie tabel in bijlage 1). In de G4 zien we een afname van het aandeel scholen dat 70% of meer niet-westers allochtone leerlingen op school heeft (concentratiescholen); het aandeel scholen dat 20% tot 50% en het aandeel scholen dat 50% tot 70% niet-westers allochtone leerlingen op school heeft, neemt toe. In de G32 is geen duidelijke ontwikkeling te zien. In de overige gemeenten neemt het aandeel scholen dat tot 20% niet-westers allochtone leerlingen op school heeft enigszins af en het aandeel scholen dat 20% tot 50% nietwesters allochtone leerlingen op school heeft enigszins toe. Mate van afspiegeling van voedingsgebied In tabel 3 is het aantal scholen weergegeven per gemeentecluster, waarbij het verschil is aangegeven in het feitelijke aandeel niet-westers allochtone leerlingen op de school en het verwachte aandeel niet-westers allochtone leerlingen. Hier is te zien dat in de G4 op relatief veel 1 Wolfgram, Peter m.m.v. Jan Tito & Guido Walraven, Leerlingen, basisscholen en hun buurt, Amsterdam/Rotterdam: Kenniscentrum gemengde scholen, 2009. 5

scholen verschillen zijn tussen het daadwerkelijke en het verwachte aandeel niet-westers allochtone leerlingen. Er zijn met name relatief veel scholen met meer niet-westers allochtonen dan verwacht. In de G32 en vooral in de overige gemeenten komt het daadwerkelijk aandeel niet-westers allochtonen op scholen beter overeen met de verwachting. Tabel 3. Verschil in het daadwerkelijke aandeel niet-westers allochtone leerlingen op de school en het verwacht aandeel niet-westers allochtone leerlingen naar gemeentecluster Schooljaar Gemeente Cluster Meer dan 20% minder tov Van 20% tot 10% minder tov Van 10% minder tot 10% meer tov Van 10% tot en met 20% meer tov G4 21 3,4% 84 13,4% 333 53,3% 117 18,7% 2013-2014 G32 12 0,9% 118 8,5% 1.019 73,2% 116 8,3% Overig 8 0,2% 102 2,1% 4.409 92,0% 166 3,5% Totaal 41 0,6% 304 4,5% 5.761 84,6% 399 5,9% De middelste categorie uit tabel 3 laat zien welke scholen min of meer een afspiegeling zijn van hun voedingsgebied. Bij de eerste meting in schooljaar 2005-2006 vormden zes op de tien scholen een afspiegeling van de buurt. Met de nu gehanteerde andere manier van meten blijken ruim acht van de tien scholen een redelijke afspiegeling te vormen van het voedingsgebied in de schooljaren 2009-2010 tot en met 2012-2013 (zie bijlage 1). De ontwikkeling van deze zogenoemde afspiegelingsscholen wordt weergegeven in figuur 2.1. Ook daaruit blijkt, dat over het geheel genomen het aandeel afspiegelingsscholen toeneemt. Dit komt vooral door de ontwikkeling in de G4. Die is toe te schrijven aan een afname van het aantal scholen waar het daadwerkelijk aandeel niet-westers allochtonen op de school minder is dan verwacht. Figuur 2.1 Aandeel scholen waarbij verwacht en daadwerkelijk aandeel niet-westers allochtone leerlingen overeenkomt 6

Nader onderzoek naar scholen die wel of niet evenwichtiger zijn geworden Wanneer je kijkt naar de gemiddelde ontwikkeling over de laatste jaren, dan lijkt de segregatie af te nemen. Hoe zit dat wanneer je kijkt naar verschillende groepen scholen? Om te beginnen kijken we naar scholen die evenwichtiger zijn geworden en scholen die minder evenwichtig zijn geworden. Als je naar de (vijf) categorieën in tabel 3 kijkt, dan onderzoeken we scholen die duurzaam naar een andere categorie zijn gegaan. Scholen die evenwichtiger worden schuiven op naar de middelste categorie, zij worden dus minder zwart of minder wit. Scholen die minder evenwichtig worden komen verder van de middelste categorie te staan, zij worden zwarter of witter. In de jaren 2010 tot en met 2013 hebben 320 scholen een evenwichtiger leerling samenstelling gekregen, terwijl 285 scholen minder evenwichtig zijn geworden. In de G32 en G4 zijn scholen gemiddeld genomen evenwichtiger geworden, in de overige gemeenten minder evenwichtig. Scholen die aan het begin van de periode 2010-2013 van categorie zijn gewisseld, zijn vaker evenwichtiger geworden dan scholen die aan het in latere jaren wisselden. De afname van segregatie lijkt zodoende te stabiliseren. Bij scholen die evenwichtiger zijn geworden is te zien, dat over de gehele linie het verwachte aantal niet-westers allochtone leerlingen toeneemt. De verschillen in daadwerkelijke aantallen niet-westers allochtone leerlingen zijn groter dan bij het verwachte aantal leerlingen. Dit is een indicatie dat op deze scholen mogelijk aandacht wordt besteed aan een evenwichtiger verdeling. Het is namelijk niet zo dat het verwachte aantal (dat als demografische component buiten de invloedsfeer van de school ligt) voor het belangrijkste deel maakt dat er meer evenwichtigheid is. Het is vooral het verschil in het daadwerkelijk aantal niet-westers allochtone leerlingen dat de school evenwichtiger maakt qua samenstelling. Opvallend is ook dat de leerlingenaantallen gemiddeld genomen zijn gegroeid in het jaar van de verandering. Hierdoor hebben scholen de ruimte en mogelijkheden om iets te doen aan de evenwichtigheid van de leerling samenstelling. Bij scholen die minder evenwichtig zijn geworden, gaan veel scholen naar een categorie met meer niet-westers allochtone leerlingen dan verwacht. Dit zijn relatief kleinere scholen, die ook nog met een (sterke) afname van het totaal aantal leerlingen te maken hebben. Zij hebben minder ruimte om aandacht te geven aan de evenwichtigheid van de leerling samenstelling. Groei en krimp van leerling aantallen kan te maken hebben met zowel algemene demografische trends in een regio als met keuzegedrag van ouders (bijvoorbeeld witte vlucht of ook wel zwarte vlucht ). Tabel 4 gaat nader in op de demografische ontwikkelingen. In die tabel is voor de verschillende categorieën scholen de gemiddelde ontwikkeling in leerlingenaantallen weergegeven. Daarbij is de stand van het laatste jaar (2013) vergeleken met de stand in het eerste jaar (2009). Fusies, opheffingen en nieuw gestichte scholen zijn voor dit doel buiten beschouwing gelaten. De ontwikkeling in de onderzoeksperiode sluit aan bij de ontwikkeling van leerlingenaantallen op het moment dat de school van categorie wisselt. Scholen die evenwichtiger worden zijn groeiende scholen. Scholen die onevenwichtiger worden en witter of te wit worden die groeien ook iets. Scholen die onevenwichtiger worden en zwarter of te zwart worden zijn sterk krimpende scholen. 7

Tabel 4. Verschil in totaal aantal leerlingen van scholen die meer of minder evenwichtig zijn geworden Verschil in totaal Evenwichtscategorie aantal leerlingen Aantal scholen Van 'te wit' of 'witter' naar betere afspiegeling 16,1 113 Van 'te zwart' of 'zwarter' naar betere afspiegeling Van betere afspiegeling naar 'witter' of 'te wit' Van betere afspiegeling naar 'zwarter' of 'te zwart' 11,9 162 6,8 71-26,0 168 Totaal -0,2 514 Je kunt ook nagaan in hoeverre scholen veranderen door reguliere instroom (in groep 1) en uitstroom (in groep 8) of door tussentijdse stromen. De percentages tussen tussentijdse in- en uitstroom verschillen niet heel sterk bij scholen die evenwichtiger worden, terwijl die bij scholen die onevenwichtiger worden wel erg sterk verschillen. Scholen die van evenwichtiger naar te zwart gaan kennen in dat jaar een lage tussentijdse instroom van niet-westers allochtone leerlingen en een hoge tussentijdse uitstroom van deze leerlingen. Denominatie van scholen Zijn er ook verschillen rond afspiegeling als je kijkt naar denominatie? Tabel 4 laat het volgende beeld zien. Protestants-Christelijke scholen zijn het vaakst scholen waarbij verwachting en werkelijkheid dicht bij elkaar liggen (90,5%); Rooms-katholieke scholen zitten daar dichtbij. Openbare en algemeen bijzondere scholen (zoals Dalton of Montessori) volgen met bijna 81%. Antroposofische scholen hebben relatief vaak minder niet-westers allochtone leerlingen dan op basis van het voedingsgebied kan worden verwacht en dat geldt in zekere mate ook voor gereformeerd vrijgemaakte en reformatorische scholen. Islamitische, Hindoestaanse en Evangelische broederschap scholen ( overig niet-westers ) hebben juist vaak meer niet-westers allochtone leerlingen dan verwacht. In bijlage 1 is de ontwikkeling in de tijd te zien. Tabel 5. Verschil in het daadwerkelijke aandeel niet-westers allochtone leerlingen op de school en het verwacht aandeel niet-westers allochtone leerlingen naar denominatie Schooljaar Denominatie Meer dan 20% minder tov Van 20% tot 10% minder tov Van 10% minder tot 10% meer tov Openbaar 7 0,3% 58 2,6% 1.812 80,9% Van 10% 20% ve Rooms-Katholiek 6 0,3% 67 3,3% 1.784 88,0% Protestants-Christelijk 6 0,3% 67 3,9% 1.569 90,5% Algemeen bijzonder 6 1,9% 40 12,5% 259 80,9% 2013-2014 Reformatorisch 8 4,8% 18 10,8% 140 84,3% Gereformeerd vrijgemaakt 2 1,8% 21 18,8% 89 79,5% Overig westers 1 1,1% 7 8,0% 69 79,3% Antroposofisch 5 7,1% 26 37,1% 39 55,7% Overig niet-westers 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0% Totaal 41 0,6% 304 4,5% 5.761 84,6% 8

In hoeverre komt dit beeld overeen met het eerste onderzoek naar schooljaar 2005-2006? Er zijn drie ontwikkelingen te zien. In het eerste onderzoek schommelden de grotere denominaties (openbaar, algemeen bijzonder, protestants-christelijk en rooms-katholiek) rond het gemiddelde, terwijl PC en RK daar nu boven zitten. De groep overige westers zat toen beduidend onder het gemiddelde, maar zit daar nu heel dichtbij. Bij de groep overig niet-westers was eerder in 24% van de gevallen sprake van afspiegelingsscholen, en van de 52 scholen in die groep is er nu geen enkele een afspiegeling van het voedingsgebied. Alle scholen uit die groep zijn nu zwarter of te zwart (om de formulering uit het eerste rapport te gebruiken voor de categorieën 10-20% of boven 20% hoger dan verwacht). Deze laatste ontwikkeling is vanuit het gezichtspunt van segregatie bezien natuurlijk negatief en ook zorgelijk; de twee andere ontwikkelingen zijn juist positief. 9

3. Andere maatstaven voor segregatie Nagaan of de schoolpopulatie een afspiegeling vormt van de buurt of het voedingsgebied is een eerste en eenvoudige maatstaf voor segregatie. Het is voor een deel echter geen adequate maatstaf, omdat witte scholen in witte buurten en zwarte scholen in zwarte buurten weliswaar een afspiegeling vormen van hun omgeving, maar ook segregatie in het onderwijs laten zien. De woonsegregatie spiegelt zich hier immers in de onderwijssegregatie. Daarom zijn onderzoekers op zoek gegaan naar maatstaven die dat bezwaar niet hebben en dat zijn vooral maten die niet enkelvoudig zijn maar meervoudig. Een duidelijk voorbeeld daarvan vormen Ladd, Fiske en Ruijs (bijvoorbeeld 2009 2 ). Zij vergelijken de populatie van een school met de populatie van de gemeente waar de school staat aan de hand van vijf maatstaven voor segregatie (uit de Amerikaanse literatuur). Die vijf maten zijn in twee categorieën in te delen. De eerste categorie geeft de mate weer waarin leerlingen met een migrantenachtergrond geconcentreerd zijn in bepaalde scholen. Dat zijn dus nog steeds enkelvoudige maatstaven (die ook mede afhangen van de het aandeel migrantenleerlingen in een stad). De tweede categorie biedt samengestelde maatstaven, die laten zien in welke mate migrantenleerlingen en andere leerlingen ongelijk verdeeld zijn over scholen. (Die maatstaven zijn vaak minder afhankelijk van het aandeel migrantenleerlingen in een stad.) De maatstaven zijn: 1. percentage niet-westers allochtone leerlingen op scholen met meer dan 50 procent nietwesters allochtone leerlingen; 2. percentage niet-westers allochtone leerlingen op scholen met meer dan 70 procent nietwesters allochtone leerlingen; 3. Isolatie index: een kengetal dat aangeeft in welke mate niet-westers allochtone leerlingen op scholen zitten met andere niet-westers allochtone leerlingen; 4. Verschil index ; een kengetal dat aangeeft in welke mate niet-westers allochtone leerlingen ongelijk zijn verdeeld over scholen; 5. Segregatie index (van Gorard): een kengetal dat de proportie van leerlingen aangeeft dat van school zou moeten wisselen, om een volledig gelijkmatige verdeling binnen de gemeente te verkrijgen. Ladd, Fiske en Ruijs gebruikten deze maatstaven, om de G4 en G32 in de jaren 1997 tot en met 2005 te onderzoeken. Zij concluderen, dat de verdeling van migrantenleerlingen in hoge mate onevenwichtig was in die jaren maar niet hoger in 2005 dan in 1997. Met andere woorden de segregatie was toen zowel vrij stabiel als vrij hoog. Uit de verschil index blijkt bijvoorbeeld, dat ruim 60% van de leerlingen naar andere scholen zou moeten gaan om evenwicht te bereiken; en uit de segregatie index dat migrantenleerlingen 45% halen van de mogelijke gelegenheid om met leerlingen zonder migranten achtergrond op school te zitten (de maximum exposure rate ). De vijf maatstaven gebruiken we hier voor onderzoek naar de 38 gemeenten in de jaren 2009-2010 tot en met 2013-2014. Het blijkt, dat twee van de drie samengestelde maatstaven over die jaren een zelfde trend laten zien, namelijk dat de segregatie afneemt. (De derde maatstaf, de segregatie index van Gorard, nemen Ladd, Fiske en Ruijs vooral op om ook vergelijkingen met de Verenigde Staten te kunnen maken. Uit hun vergelijking op alle maatstaven blijkt, dat het segregatieniveau in de G36 hoog is, even hoog of soms zelfs hoger dan in steden in de Verenigde Staten. ) 2 Ladd, Helen F., Edward B. Fiske & Nienke Ruijs, Parental choice in the Netherlands: Rising concerns about segregation, paper voor de 2009 National Conference on School Choice, Vanderbilt University. 10

Ad 1. Ruim een kwart van de niet-westers allochtone leerlingen in Nederland gaat naar een basisschool waar meer dan de helft van alle leerlingen niet-westers allochtoon is. In de G4 is dit aandeel een stuk hoger dan in de overige gemeenten (rond de 70%). Ad 2. Iets meer dan 20% van de niet-westers allochtone leerlingen zit op een school met meer dan 70% niet-westers allochtone leerlingen. In de G4 is dit aandeel veel hoger dan in andere gemeenten (tussen de 50 en 60%). Dit wekt geen verbazing, gezien het hoge aandeel niet-westers allochtonen dat in de G4 onderwijs volgt (vgl. tabel 2). Ad 3. De isolatie index laat zien, in welke mate niet-westers allochtone leerlingen op scholen zitten met andere niet-westers allochtone leerlingen. Dat is in de G4 het vaakst het geval, gevolgd door andere grote gemeenten. De isolatie-index neemt in de G4 de laatste jaren wel af. Ad 4. De verschil index laat eenzelfde beeld zien als de vorige maten. De hoogste indexscores vinden we in de G4, gevolgd door de G32. De verschil index neemt in de G4 redelijk sterk af. Ad 5. De segregatie index geeft de proportie van leerlingen aan dat van school zou moeten wisselen, om een volledig gelijkmatige verdeling binnen de gemeente te verkrijgen. De waarden liggen bij deze index veel dichter bij elkaar dan bij de andere indices. Dat komt vooral omdat de G4 hier het laagst op scoort. De G4 en G32 nader beschouwd De figuur hieronder laat de ontwikkeling zien van vijf segregatiematen in de vier grote steden. Voor de periode 1997-2005 zijn de gegevens daarvoor ontleend aan Ladd, Fiske en Ruijs, voor de periode 2009-2013 aan DUO. De doelgroep is enigszins anders gedefinieerd, Ladd, Fiske en Ruijs zijn van de oude gewichtenregeling uitgegaan, DUO van niet-westers allochtone leerlingen. Desondanks laat vergelijking zien dat de maten redelijk goed op elkaar aansluiten. Verder is hieruit af te leiden dat in de jaren 1997 tot en met 2005 gemiddeld genomen in de vier grote steden een stijging van de segregatie te zien was, terwijl de segregatie in de laatste jaren afneemt. Figuur 3.1 Vijf maten voor segregatiein de vier grote steden, in de periode 1997-2005 (Ladd, Fiske en Ruijs) en 2009-2013 (DUO-gegevens) 11

Waarom zijn de jaren tussen 2005 en 2009 hier niet opgenomen? Omdat iedere reeks op zich uitgaat van dezelfde data en daardoor consistent is, terwijl bij een vergelijking met de tussenliggende jaren problemen ontstaan. Ladd, Fiske en Ruijs hebben hun reeks tot en met 2005 doorgetrokken, omdat in 2006 de nieuwe gewichtenregeling in gebruik werd genomen. DUO is de reeks begonnen in 2009, omdat toen het onderwijsnummer in gebruik werd genomen. Tabel 6 laat de ontwikkeling zien van de vijf segregatiematen voor de G32. Ook hier is te zien dat de segregatie over de hele linie genomen is gestegen tussen 1997 en 2005. In 2009 waren de meeste maten lager dan in 2005, ongeveer op het niveau van 1997. In 2013 zijn deze gemiddeld genomen nog verder gedaald in de G32. Tabel 6. Vijf maten voor segregatie in de G32, in de periode 1997-2005 (Ladd, Fiske en Ruijs) en 2009-2013 (DUO-gegevens) Ladd, Fiske en Ruijs DUO 1997 2005 2009 2013 Isolatiematen > 50% doelgroepleerlingen 0,289 0,35 0,277 0,269 > 70% doelgroepleerlingen 0,16 0,197 0,167 0,156 Isolatie index 0,37 0,405 0,369 0,36 Balansmaten Verschil index 0,525 0,561 0,416 0,4 Segregatie index 0,264 0,304 0,213 0,198 12

4. Discussie: mogelijke verklaringen De algemene trend vanaf 2009 lijkt er een te zijn van afnemende segregatie. Een belangrijke vraag is nu, hoe we die daling van de segregatie kunnen verklaren? Komt dat bijvoorbeeld door demografische ontwikkelingen, door labels die we gebruiken of door beleidsmaatregelen die worden ingezet? Voor FORUM is een verklaring van de daling van belang, ook omdat beleidsmakers (bijvoorbeeld van schoolbesturen en gemeenten) zouden moeten weten hoe ze die dalende trend kunnen versterken. Er is nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de dalende trend. Maar als bijdrage aan de discussie over verklaringen kunnen we wel het volgende zeggen. Aandeel niet/westers allochtone leerlingen? De gemiddelde daling van de segregatiematen in de G4 zou beïnvloed kunnen zijn door de daling van het aandeel niet-westers allochtone leerlingen (zie tabel 1). Dat is goed voor te stellen als de daling zich manifesteert op scholen met een hoog aandeel niet-westers allochtonen, waardoor de verhouding met het aandeel andere leerlingen evenwichtiger kan worden. Maar het aandeel nietwesters allochtonen stijgt juist in de G32 en overige gemeenten, dus de afname van de segregatie kan daar niet verklaard worden door het aandeel niet-westers allochtone leerlingen. Beleidsmaatregelen? Komt de daling dan wellicht door beleidsmaatregelen? Dat is niet waarschijnlijk wanneer je kijkt naar het aantal gemeenten dat specifiek beleid voert op dit gebied. FORUM heeft recent laten onderzoeken in welke gemeenten in het kader van de lokale educatieve agenda over het bestrijden van segregatie en het stimuleren van sociale cohesie wordt gesproken 3. Het aantal gemeenten dat beleid voert om segregatie te bestrijden blijkt duidelijk afgenomen in vergelijking met eerdere onderzoeken. Het thema staat lang niet meer zo hoog op de politieke agenda als een paar jaar geleden en er waren ook toen al weinig gemeenten die actief beleid voerden. Bovendien zijn de weinige gemeenten die nu wel iets doen aan bijvoorbeeld een gezamenlijke aanmeldleeftijd terughoudend om daarover in termen van desegregatie te spreken. Ledoux e.a. (2013: 37-38) wijzen er ook op dat (etnische) onderwijssegregatie door gemeenten wordt weg gedefinieerd. Als onderdeel van het beleid ter bestrijding van segregatie in het onderwijs zijn er in de periode 2008-2011 in twaalf gemeenten pilots uitgevoerd. Biedt een nadere beschouwing van die pilots wellicht aanwijzingen voor ene verklaring van de dalende trend? De pilots zijn in 2012 door Regioplan geëvalueerd 4. In de evaluatie is onder andere aandacht besteed aan kwantitatieve opbrengsten. Hierover concludeerden de onderzoekers: De kwantitatieve opbrengsten van de pilots zijn lastig in kaart te brengen. De populatie van de meeste scholen in de pilotgemeenten is nog niet zichtbaar van karakter veranderd. In de meeste gemeenten zijn er slechts kleine verschuivingen te zien tussen de categorieën scholen met weinig en met veel leerlingen van niet-westerse afkomst. In negen van de twaalf pilotgemeenten hebben we wel een indicatie gevonden van een meer gemengde instroom op zwarte en concentratiescholen. We benadrukken dat het om een indicatie gaat. Het is nog te vroeg om alleen op basis van de cijfers over 2010 conclusies te trekken over de effecten van de pilots en verbanden te leggen tussen veranderingen in de samenstelling van scholen en het gevoerde beleid in de pilots. De instroom is van veel meer factoren afhankelijk. Voor een goede effectmeting zijn gegevens over meerdere jaren nodig. 3 Guuske Ledoux e.a., Bestrijding van onderwijssegregatie in gemeenten. Amsterdam: Kohnstamm Instituut, 2013. In opdracht van en in samenwerking met FORUM. 4 M. Brink, C.T.A. van Bergen, Tegengaan segregatie in het basisonderwijs: monitoring van de OCW-pilots. Eindrapport, Regioplan Beleidsonderzoek, Amsterdam, 2012. 13

Het onderzoek van Regioplan kende een aantal beperkingen. Het werd heel kort op de pilots uitgevoerd, beruste op een beperkt aantal gegevens, en bovendien moest worden geput uit verschillende, nogal diverse, gegevensbronnen. Inmiddels zijn we een aantal jaren verder. Wat we hier kunnen proberen, is op basis van de door ons gebruikte gegevens een indicatie geven van de ontwikkelingen op het gebied van segregatie in de deelnemende pilotgemeenten. We doen dat met een zekere slag om de arm. Ook omdat in het voorliggende rapport niet specifiek is gekeken naar de uitgevoerde pilots. Wij hebben dan ook niet de pretentie dat wij iets kunnen zeggen over de effecten van deze pilots. In de G4 deden alle gemeenten mee aan de pilots. In de G32 waren de deelnemende gemeenten: Almelo, Amersfoort, Deventer, Eindhoven, Leiden, Nijmegen, Schiedam en Tilburg. Deze G32 gemeenten vergelijken wij met de andere G32 gemeenten. Tabel 7 laat het percentage afspiegelingsscholen (de categorie komt overeen ) zien in de G32, onderverdeeld naar pilotgemeenten (gemiddeld ongeveer 315 scholen) en niet-pilotgemeenten (gemiddeld ongeveer 805 scholen). Het percentage afspiegelingsscholen in de pilotgemeenten is lager dan in niet-pilotgemeenten. Hier staat tegenover dat in de onderzoeksperiode wel sprake is van een sterke toename van het aandeel afspiegelingsscholen in pilotgemeenten. Zeker als dat wordt vergeleken met de ontwikkeling in niet-pilotgemeenten. Tabel 7. Percentage afspiegelingsscholen in de G32 onderverdeeld naar pilotgemeenten en nietpilotgemeenten Schooljaar Pilotgemeenten Niet-pilotgemeenten 2009 60,3% 72,8% 2010 61,6% 73,3% 2011 62,1% 74,4% 2012 65,2% 74,8% 2013 67,2% 74,9% Tabel 8 laat het aantal en aandeel scholen in de G32 zien dat duurzaam evenwichtiger en minder evenwichtig is geworden in de periode 2009-2013. Hieruit blijkt dat in de pilotgemeenten relatief veel scholen duurzaam evenwichtiger zijn geworden, ook als dat wordt vergeleken met de ontwikkeling in niet-pilotgemeenten. Tabel 8. Scholen in de G32 die meer of minder evenwichtig zijn geworden in de periode 2009-2013 onderverdeeld naar pilotgemeenten en niet-pilotgemeenten G32-gemeenten Evenwichtiger % Minder evenwichtig % Totaal % Pilotgemeenten 40 67,8% 19 32,2% 59 100% Niet-pilotgemeenten 72 55,4% 58 44,6% 130 100% Samenvattend neemt het aandeel afspiegelingsscholen in de pilotgemeenten dus sterker toe dan in de overige G32 gemeenten en niet alleen zijn er relatief veel scholen evenwichtiger geworden, dat is ook nog duurzaam gebeurd. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen, of er een causaal verband is tussen deze bevindingen en de (overigens uiteenlopende) beleidsmaatregelen die de pilotgemeenten hebben genomen. Maar de bevindingen vormen wel een indicatie voor het belang van aandacht voor desegregatie. Wanneer bestuurders en beleidsmakers met het thema aan de slag gaan, zoals in de pilots, dan spreekt de gemeenteraad erover, worden er discussies gevoerd met 14

ouders en professionals in het onderwijsveld, en komt er vaak aandacht voor in de pers. Grotere bewustwording van de problematiek kan er toe leiden dat scholen hun aannamebeleid gaan bezien en ouders hun schoolkeuze. Derde generatie? De definitie van niet-westers allochtone leerlingen heeft betrekking op de eerste en tweede generatie. Kinderen uit de derde generatie worden niet als allochtoon gedefinieerd of geregistreerd. Het is niet duidelijk in welke mate dat invloed heeft op de dalende trend in onderwijssegregatie. Voor ouders die bij hun schoolkeuze (bewust of onbewust) rekening houden met de leerling samenstelling op een basisschool maakt de definitie van beleidsmakers echter niet uit. Samenvattend De belangrijkste aanwijzing voor het verklaren van de trend in onderwijssegregatie is, dat gemeente, schoolbesturen, scholen en ouders met het thema bezig gaan en maatregelen nemen, zoals in de twaalf pilots is gebeurd. Nader onderzoek naar een verklaring is echter nodig. 15

5. Conclusie De verschillende benaderingen en maatstaven bieden verschillende manieren om iets te kunnen zeggen over segregatie. Ze kennen allemaal voor- en nadelen, maar belangrijk is dat ze gezamenlijk een beeld geven van de stand van segregatie. Dat beeld wijst voor de regionale verdeling wel dezelfde kant op: segregatie komt vooral voor in de G4, daarna de G32 en tot slot de overige gemeenten. Dit hangt natuurlijk voor een deel ook samen met de mogelijkheden tot segregatie; de groep niet-westers allochtone leerlingen (en de schoolkeuze) is in de G4 nu eenmaal groter dan in de overige gemeenten. De eerste benadering kijkt naar de mate van afspiegeling. Dan komt naar voren dat het daadwerkelijk aandeel niet-westers allochtonen op scholen de laatste jaren meer overeen komt met het verwacht aandeel. Dit komt vooral door de ontwikkeling in de G4. Het wijst erop dat de segregatie in deze jaren is afgenomen. Als wordt gekeken naar scholen die duurzaam minder of meer gesegregeerd zijn geworden in de jaren 2009 t/m 2013, dan wijst de ontwikkeling erop dat de afname van de segregatie aan het stabiliseren is. Verder blijkt dat scholen die minder gesegregeerd raken groeiende scholen zijn. Bij scholen die meer gesegregeerd raken is sprake van relatief meer tussentijdse uitstroom van de groep leerlingen die er verhoudingsgewijs te weinig is ten opzichte van de verwachting (niet-westers allochtone leerlingen op een te witte school en autochtone leerlingen op een te zwarte school). De tweede benadering werkt met andere maatstaven, waaronder samengestelde indices. Met een slag om de arm geven we in onderstaande tabel bij wijze van samenvattende conclusie de gemiddelde ontwikkeling van de drie samengestelde indices weer, zowel in de tijd als uitgesplitst naar gemeentecluster. Tabel 9 laat zien dat de segregatie over de gehele linie daalt. De daling is het sterkst in de G4, gevolgd door de G32. Tabel 9. Gemiddelde ontwikkeling van de 3 indices in de tijd Vergelijking van schooljaren G4 G32 Overige gemeenten 2009 > 2010-1,5% -0,7% -0,1% 2010 > 2011-1,7% -0,6% 0,5% 2011 > 2012-1,9% -1,6% -0,6% 2012 > 2013-1,7% -0,7% -1,4% Volgens FORUM is het heel positief dat alles erop wijst dat de segregatie van niet-westers allochtone leerlingen in het Nederlandse basisonderwijs de laatste jaren is afgenomen. Ook de aanwijzing dat die daling verklaard kan worden door aandacht voor het thema van alle betrokkenen, zoals de pilots laten zien, is voor FORUM van belang. Ook al is voor het verklaren van de trend in onderwijssegregatie nog nader onderzoek nodig, toch is duidelijk dat de inzet van gemeente, scholen, schoolbesturen en ouders hier verschil kan maken. Die inzet is ook nodig om de segregatie in het onderwijs verder terug te dringen, want hoewel de trend een daling te zien geeft is er nog steeds veel segregatie, wat FORUM betreft teveel. 16

Verantwoording Deze factsheet is gebaseerd op een onderzoek waartoe FORUM een opdracht heeft gegeven aan het landelijk Kenniscentrum Gemengde Scholen. Het is deels een vervolg op een onderzoek van het Kenniscentrum naar de samenstelling van schoolpopulaties en buurtpopulaties (Wolfgram e.a., 2009). Voor cijfers over de periode vanaf het eerste onderzoek heeft het Kenniscentrum contact gezocht met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Het Kenniscentrum wil graag de volgende mensen bedanken voor hun medewerking en samenwerking: Cees Buis (OCW); Erik Fleur, Robin Mulder en Ton Veugen (DUO). De feitelijke basis voor deze factsheet is ontleend aan een notitie van Robin Mulder en Erik Fleur, Segregatie in het basisonderwijs, Zoetermeer: DUO/IP, 2014. Robin Mulder is daarvoor de contactpersoon. Guido Walraven, coördinator van het Kenniscentrum, is verantwoordelijk voor de tekst van deze factsheet. Voor de publicatie daarvan is FORUM eindverantwoordelijk. 17

BIJLAGEN Bijlage 1 Tijdreeks van tabel 2. Aantal scholen per gemeentecluster naar aandeel niet-westers allochtone leerlingen Schooljaar Gemeente cluster Tot 20% % Van 20% tot 50% % Van 50% tot 70% % 70% of meer % Totaal % G4 133 21,5% 163 26,3% 74 12,0% 249 40,2% 619 100% G32 848 60,1% 376 26,7% 91 6,5% 95 6,7% 1.410 100% 2009-2010 Overig 4.527 90,8% 377 7,6% 55 1,1% 29 0,6% 4.988 100% Subtotaal 5.508 78,5% 916 13,1% 220 3,1% 373 5,3% 7.017 100% G4 135 21,5% 169 26,9% 73 11,6% 252 40,1% 629 100% G32 852 60,1% 378 26,7% 93 6,6% 95 6,7% 1.418 100% 2010-2011 Overig 4.489 90,4% 395 8,0% 53 1,1% 28 0,6% 4.965 100% Subtotaal 5.476 78,1% 942 13,4% 219 3,1% 375 5,3% 7.012 100% G4 135 21,6% 169 27,0% 84 13,4% 237 37,9% 625 100% G32 858 60,9% 366 26,0% 90 6,4% 95 6,7% 1.409 100% 2011-2012 Overig 4.450 90,2% 400 8,1% 57 1,2% 25 0,5% 4.932 100% Subtotaal 5.443 78,1% 935 13,4% 231 3,3% 357 5,1% 6.966 100% G4 133 21,2% 180 28,8% 85 13,6% 228 36,4% 626 100% G32 850 60,6% 367 26,2% 95 6,8% 91 6,5% 1.403 100% 2012-2013 Overig 4.389 90,1% 406 8,3% 51 1,0% 27 0,6% 4.873 100% Subtotaal 5.372 77,8% 953 13,8% 231 3,3% 346 5,0% 6.902 100% G4 138 22,1% 179 28,6% 99 15,8% 209 33,4% 625 100% G32 844 60,6% 372 26,7% 92 6,6% 85 6,1% 1.393 100% 2013-2014 Overig 4.300 89,8% 416 8,7% 49 1,0% 25 0,5% 4.790 100% Subtotaal 5.282 77,6% 967 14,2% 240 3,5% 319 4,7% 6.808 100% Totaal 27.081 78,0% 4.713 13,6% 1.141 3,3% 1.770 5,1% 34.705 100% 18

Tijdreeks van tabel 3. Verschil in het daadwerkelijke aandeel niet-westers allochtone leerlingen op de school en het verwacht aandeel niet-westers allochtone leerlingen Schooljaar Gemeente cluster Meer dan 20% minder tov Van 20% tot Van 10% minder Van 10% tot en 10% minder tot 10% meer met 20% meer tov tov tov Meer dan 20% meer tov Totaal % G4 33 5,3% 80 12,9% 313 50,6% 125 20,2% 68 11,0% 619 100% 2009-2010 G32 14 1,0% 140 9,9% 987 70,0% 137 9,7% 132 9,4% 1.410 100% Overig 11 0,2% 105 2,1% 4.589 92,0% 159 3,2% 124 2,5% 4.988 100% Subtotaal 58 0,8% 325 4,6% 5.889 83,9% 421 6,0% 324 4,6% 7.017 100% G4 33 5,2% 85 13,5% 323 51,4% 120 19,1% 68 10,8% 629 100% 2010-2011 G32 15 1,1% 136 9,6% 1.002 70,7% 132 9,3% 133 9,4% 1.418 100% Overig 11 0,2% 106 2,1% 4.554 91,7% 174 3,5% 120 2,4% 4.965 100% Subtotaal 59 0,8% 327 4,7% 5.879 83,8% 426 6,1% 321 4,6% 7.012 100% G4 34 5,4% 78 12,5% 327 52,3% 121 19,4% 65 10,4% 625 100% 2011-2012 G32 14 1,0% 133 9,4% 1.009 71,6% 114 8,1% 139 9,9% 1.409 100% Overig 11 0,2% 105 2,1% 4.522 91,7% 180 3,6% 114 2,3% 4.932 100% Subtotaal 59 0,8% 316 4,5% 5.858 84,1% 415 6,0% 318 4,6% 6.966 100% G4 25 4,0% 81 12,9% 332 53,0% 119 19,0% 69 11,0% 626 100% 2012-2013 G32 12 0,9% 125 8,9% 1.019 72,6% 116 8,3% 131 9,3% 1.403 100% Overig 10 0,2% 112 2,3% 4.469 91,7% 170 3,5% 112 2,3% 4.873 100% Subtotaal 47 0,7% 318 4,6% 5.820 84,3% 405 5,9% 312 4,5% 6.902 100% G4 21 3,4% 84 13,4% 333 53,3% 117 18,7% 70 11,2% 625 100% 2013-2014 G32 12 0,9% 118 8,5% 1.019 73,2% 116 8,3% 128 9,2% 1.393 100% Overig 8 0,2% 102 2,1% 4.409 92,0% 166 3,5% 105 2,2% 4.790 100% Subtotaal 41 0,6% 304 4,5% 5.761 84,6% 399 5,9% 303 4,5% 6.808 100% Totaal 264 0,8% 1.590 4,6% 29.207 84,2% 2.066 6,0% 1.578 4,5% 34.705 100% 19

Tijdreeks van tabel 4. Verschil in het daadwerkelijke aandeel niet-westers allochtone leerlingen op de school en het verwacht aandeel niet-westers allochtone leerlingen naar denominatie Schooljaar Denominatie Meer dan 20% minder tov verwacht Van 20% tot 10% minder % tov Van 10% minder tot 10% meer tov Van 10% tot en met 20% meer tov verwacht Meer dan 20% meer % tov Totaal % Openbaar 9 0,4% 65 2,8% 1.849 79,6% 222 9,6% 177 7,6% 2.322 100% Rooms-Katholiek 9 0,4% 84 4,1% 1.810 87,4% 104 5,0% 65 3,1% 2.072 100% Protestants-Christelijk 11 0,6% 61 3,4% 1.609 90,0% 73 4,1% 33 1,8% 1.787 100% Algemeen bijzonder 8 2,5% 48 15,0% 255 79,9% 5 1,6% 3 0,9% 319 100% Reformatorisch 8 4,8% 16 9,6% 142 85,5% 0 0,0% 0 0,0% 166 100% 2009-2010 Gereformeerd vrijgemaakt 5 4,3% 17 14,7% 94 81,0% 0 0,0% 0 0,0% 116 100% Overig westers 0 0,0% 9 11,3% 63 78,8% 6 7,5% 2 2,5% 80 100% Antroposofisch 8 11,3% 24 33,8% 39 54,9% 0 0,0% 0 0,0% 71 100% Overig niet-westers 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0% 9 19,6% 37 80,4% 46 100% Subtotaal 58 0,8% 324 4,6% 5.861 84,0% 419 6,0% 317 4,5% 6.979 100% Openbaar 10 0,4% 63 2,7% 1.864 79,8% 224 9,6% 174 7,5% 2.335 100% Rooms-Katholiek 8 0,4% 85 4,1% 1.812 87,3% 105 5,1% 66 3,2% 2.076 100% Protestants-Christelijk 11 0,6% 64 3,6% 1.608 89,8% 72 4,0% 35 2,0% 1.790 100% Algemeen bijzonder 8 2,5% 48 15,0% 254 79,1% 8 2,5% 3 0,9% 321 100% Reformatorisch 8 4,8% 17 10,2% 141 84,9% 0 0,0% 0 0,0% 166 100% 2010-2011 Gereformeerd vrijgemaakt 7 6,0% 16 13,8% 93 80,2% 0 0,0% 0 0,0% 116 100% Overig westers 0 0,0% 10 11,5% 66 75,9% 8 9,2% 3 3,4% 87 100% Antroposofisch 7 9,9% 24 33,8% 40 56,3% 0 0,0% 0 0,0% 71 100% Overig niet-westers 0 0,0% 0 0,0% 1 2,0% 9 18,0% 40 80,0% 50 100% Subtotaal 59 0,8% 327 4,7% 5.879 83,8% 426 6,1% 321 4,6% 7.012 100% Openbaar 10 0,4% 65 2,8% 1.853 80,3% 217 9,4% 164 7,1% 2.309 100% Rooms-Katholiek 11 0,5% 85 4,1% 1.795 87,0% 103 5,0% 70 3,4% 2.064 100% Protestants-Christelijk 10 0,6% 53 3,0% 1.609 90,4% 73 4,1% 35 2,0% 1.780 100% Algemeen bijzonder 8 2,5% 46 14,2% 257 79,6% 7 2,2% 5 1,5% 323 100% Reformatorisch 8 4,8% 19 11,4% 139 83,7% 0 0,0% 0 0,0% 166 100% 2011-2012 Gereformeerd vrijgemaakt 4 3,4% 18 15,5% 94 81,0% 0 0,0% 0 0,0% 116 100% Overig westers 1 1,1% 5 5,7% 72 82,8% 6 6,9% 3 3,4% 87 100% Antroposofisch 7 10,0% 25 35,7% 38 54,3% 0 0,0% 0 0,0% 70 100% Overig niet-westers 0 0,0% 0 0,0% 1 2,0% 9 17,6% 41 80,4% 51 100% Subtotaal 59 0,8% 316 4,5% 5.858 84,1% 415 6,0% 318 4,6% 6.966 100% Openbaar 8 0,4% 58 2,5% 1.842 80,6% 211 9,2% 166 7,3% 2.285 100% Rooms-Katholiek 6 0,3% 82 4,0% 1.793 87,4% 106 5,2% 64 3,1% 2.051 100% Protestants-Christelijk 6 0,3% 70 4,0% 1.586 90,1% 64 3,6% 34 1,9% 1.760 100% Algemeen bijzonder 8 2,5% 38 11,9% 260 81,5% 9 2,8% 4 1,3% 319 100% Reformatorisch 7 4,2% 18 10,8% 141 84,9% 0 0,0% 0 0,0% 166 100% 2012-2013 Gereformeerd vrijgemaakt 5 4,4% 21 18,6% 87 77,0% 0 0,0% 0 0,0% 113 100% Overig westers 1 1,1% 6 6,9% 72 82,8% 5 5,7% 3 3,4% 87 100% Antroposofisch 6 8,6% 25 35,7% 39 55,7% 0 0,0% 0 0,0% 70 100% Overig niet-westers 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0% 10 19,6% 41 80,4% 51 100% Subtotaal 47 0,7% 318 4,6% 5.820 84,3% 405 5,9% 312 4,5% 6.902 100% Openbaar 7 0,3% 58 2,6% 1.812 80,9% 214 9,5% 150 6,7% 2.241 100% Rooms-Katholiek 6 0,3% 67 3,3% 1.784 88,0% 106 5,2% 64 3,2% 2.027 100% Protestants-Christelijk 6 0,3% 67 3,9% 1.569 90,5% 56 3,2% 35 2,0% 1.733 100% Algemeen bijzonder 6 1,9% 40 12,5% 259 80,9% 9 2,8% 6 1,9% 320 100% Reformatorisch 8 4,8% 18 10,8% 140 84,3% 0 0,0% 0 0,0% 166 100% 2013-2014 Gereformeerd vrijgemaakt 2 1,8% 21 18,8% 89 79,5% 0 0,0% 0 0,0% 112 100% Overig westers 1 1,1% 7 8,0% 69 79,3% 7 8,0% 3 3,4% 87 100% Antroposofisch 5 7,1% 26 37,1% 39 55,7% 0 0,0% 0 0,0% 70 100% Overig niet-westers 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0% 7 13,5% 45 86,5% 52 100% Subtotaal 41 0,6% 304 4,5% 5.761 84,6% 399 5,9% 303 4,5% 6.808 100% Totaal 264 0,8% 1.589 4,6% 29.179 84,2% 2.064 6,0% 1.571 4,5% 34.667 100% 20

Bijlage 2 Overzichten per gemeente Gemeente Schooljaar Aantal leerlingen Aantal vestigingen % nietwesterse leerlingen Gemiddelde schoolgrootte Aandeel afspiegelings scholen Amsterdam 2009-2010 58.037 207 54,3% 280 41,1% 2010-2011 58.773 211 53,3% 279 42,7% 2011-2012 59.680 207 52,3% 288 45,4% 2012-2013 60.151 208 51,1% 289 47,1% 2013-2014 61.182 210 49,7% 291 47,1% Totaal Amsterdam 59.565 209 52,1% 286 44,7% Rotterdam 2009-2010 49.365 184 53,8% 268 49,5% 2010-2011 50.509 189 52,8% 267 48,7% 2011-2012 50.290 188 51,8% 268 48,9% 2012-2013 50.285 188 50,8% 267 48,9% 2013-2014 50.723 187 49,0% 271 48,7% Totaal Rotterdam 50.234 187 51,7% 268 48,9% 's-gravenhage 2009-2010 42.993 137 46,9% 314 58,4% 2010-2011 43.915 137 46,5% 321 57,7% 2011-2012 44.296 137 45,8% 323 59,9% 2012-2013 44.618 137 44,7% 326 56,9% 2013-2014 45.139 136 43,4% 332 58,8% Totaal 's-gravenhage 44.192 137 45,5% 323 58,3% Utrecht 2009-2010 25.424 91 35,1% 279 62,6% 2010-2011 26.383 92 34,5% 287 67,4% 2011-2012 27.058 93 34,2% 291 63,4% 2012-2013 27.860 93 33,4% 300 68,8% 2013-2014 28.518 92 32,6% 310 68,5% Totaal Utrecht 27.049 92 34,0% 293 66,2% Almere 2009-2010 21.237 78 37,0% 272 55,1% 2010-2011 21.165 79 37,7% 268 51,9% 2011-2012 21.150 76 38,0% 278 59,2% 2012-2013 21.048 76 38,6% 277 65,8% 2013-2014 20.543 73 38,4% 281 63,0% Totaal Almere 21.029 76 37,9% 275 59,0% Eindhoven 2009-2010 16.894 57 25,8% 296 57,9% 2010-2011 17.062 56 26,2% 305 53,6% 2011-2012 17.136 56 26,6% 306 51,8% 2012-2013 17.197 56 26,3% 307 57,1% 2013-2014 17.311 56 26,3% 309 57,1% Totaal Eindhoven 17.120 56 26,3% 305 55,5% Tilburg 2009-2010 17.332 56 22,8% 310 53,6% 2010-2011 17.254 56 23,0% 308 60,7% 2011-2012 17.097 56 23,0% 305 58,9% 2012-2013 16.965 56 22,9% 303 64,3% 2013-2014 16.816 56 22,9% 300 67,9% Totaal Tilburg 17.093 56 22,9% 305 61,1% 21

Gemeente Schooljaar Aantal leerlingen Aantal vestigingen % nietwesterse leerlingen Gemiddelde schoolgrootte Aandeel afspiegelings scholen Amersfoort 2009-2010 15.790 49 19,3% 322 61,2% 2010-2011 15.888 50 19,5% 318 68,0% 2011-2012 15.873 50 19,5% 317 68,0% 2012-2013 15.884 50 19,7% 318 70,0% 2013-2014 15.957 49 19,5% 326 77,6% Totaal Amersfoort 15.878 50 19,5% 320 69,0% Haarlemmermeer 2009-2010 15.618 59 17,5% 265 81,4% 2010-2011 15.692 60 18,1% 262 83,3% 2011-2012 15.694 60 18,2% 262 85,0% 2012-2013 15.607 60 18,0% 260 80,0% 2013-2014 15.446 59 18,2% 262 78,0% Totaal Haarlemmermeer 15.611 60 18,0% 262 81,5% Breda 2009-2010 15.340 45 16,5% 341 66,7% 2010-2011 15.471 46 17,0% 336 58,7% 2011-2012 15.608 46 17,2% 339 63,0% 2012-2013 15.630 46 17,1% 340 60,9% 2013-2014 15.637 45 17,3% 347 64,4% Totaal Breda 15.537 46 17,0% 341 62,7% Apeldoorn 2009-2010 14.279 72 10,9% 198 84,7% 2010-2011 14.209 72 10,7% 197 83,3% 2011-2012 14.105 71 10,7% 199 85,9% 2012-2013 14.027 71 10,8% 198 83,1% 2013-2014 13.697 71 11,0% 193 85,9% Totaal Apeldoorn 14.063 71 10,8% 197 84,6% Zaanstad 2009-2010 14.127 48 24,3% 294 64,6% 2010-2011 14.122 50 24,7% 282 66,0% 2011-2012 14.041 49 24,5% 287 73,5% 2012-2013 13.980 49 24,7% 285 73,5% 2013-2014 13.744 49 24,9% 280 75,5% Totaal Zaanstad 14.003 49 24,6% 286 70,6% Enschede 2009-2010 13.449 54 22,3% 249 63,0% 2010-2011 13.354 54 22,1% 247 63,0% 2011-2012 13.228 54 22,2% 245 64,8% 2012-2013 13.110 54 22,0% 243 66,7% 2013-2014 13.041 54 21,7% 242 64,8% Totaal Enschede 13.236 54 22,1% 245 64,4% Arnhem 2009-2010 12.240 49 26,8% 250 57,1% 2010-2011 12.300 49 26,5% 251 61,2% 2011-2012 12.421 50 26,5% 248 64,0% 2012-2013 12.576 50 25,8% 252 68,0% 2013-2014 12.577 50 25,4% 252 66,0% Totaal Arnhem 12.423 50 26,2% 250 63,3% 22

Gemeente Schooljaar Aantal leerlingen Aantal vestigingen % nietwesterse leerlingen Gemiddelde schoolgrootte Aandeel afspiegelings scholen 's-hertogenbosch 2009-2010 12.188 45 16,4% 271 75,6% 2010-2011 12.303 45 16,3% 273 82,2% 2011-2012 12.359 44 16,6% 281 81,8% 2012-2013 12.308 44 16,5% 280 79,5% 2013-2014 12.278 44 16,3% 279 75,0% Totaal 's-hertogenbosch 12.287 44 16,4% 277 78,8% Haarlem 2009-2010 11.931 38 21,4% 314 73,7% 2010-2011 12.009 38 21,8% 316 73,7% 2011-2012 12.210 38 21,9% 321 73,7% 2012-2013 12.339 38 21,5% 325 73,7% 2013-2014 12.616 38 21,5% 332 73,7% Totaal Haarlem 12.221 38 21,6% 322 73,7% Groningen 2009-2010 12.120 38 18,3% 319 78,9% 2010-2011 12.136 39 18,2% 311 76,9% 2011-2012 12.125 39 18,4% 311 76,9% 2012-2013 12.165 39 18,6% 312 74,4% 2013-2014 12.257 38 18,4% 323 78,9% Totaal Groningen 12.161 39 18,4% 315 77,2% Nijmegen 2009-2010 12.034 41 20,8% 294 68,3% 2010-2011 11.892 41 20,8% 290 68,3% 2011-2012 11.758 41 20,6% 287 70,7% 2012-2013 11.812 41 20,6% 288 65,9% 2013-2014 11.806 42 20,3% 281 69,0% Totaal Nijmegen 11.860 41 20,6% 288 68,4% Zwolle 2009-2010 11.051 43 13,1% 257 86,0% 2010-2011 11.277 43 12,9% 262 86,0% 2011-2012 11.527 43 12,9% 268 83,7% 2012-2013 11.663 41 12,9% 284 82,9% 2013-2014 11.716 42 12,8% 279 83,3% Totaal Zwolle 11.447 42 12,9% 270 84,4% Zoetermeer 2009-2010 11.244 43 25,4% 261 69,8% 2010-2011 11.115 42 25,7% 265 69,0% 2011-2012 11.129 41 26,1% 271 63,4% 2012-2013 11.081 41 25,9% 270 61,0% 2013-2014 11.072 40 25,9% 277 65,0% Totaal Zoetermeer 11.128 41 25,8% 269 65,6% Ede 2009-2010 11.133 53 11,6% 210 73,6% 2010-2011 11.121 54 11,7% 206 72,2% 2011-2012 10.997 54 12,1% 204 74,1% 2012-2013 10.930 55 12,2% 199 70,9% 2013-2014 10.776 54 12,1% 200 72,2% Totaal Ede 10.991 54 11,9% 204 72,6% 23