Bijlage 1: Vakantieregelgeving



Vergelijkbare documenten
3.2 Individueel KeuzeBudget

Alfabetisch trefwoordenregister

Artikel 17:1:1:1 Voorwaarden pagina 1 van 3

Negenenveertigste wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling

gelet op de bereikte overeenstemming in de commissie voor Georganiseerd Overleg;

95e Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling

Regeling Generatiepact Noord-Hollands Archief

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Regeling Menukaart arbeidsvoorwaarden 2006

Bijlage 1 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 1 CAR teksten

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

Hoofdstuk 17 Opleiding en ontwikkeling. Voorblad. A. Opmerkingen

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

Bijlage 2 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 2 CARUWO teksten

Regeling opleiding en ontwikkeling

Bijlage 1: Aanpassingen Arbeidsvoorwaardenregeling Hilversum (ARH) i.v.m. IKB

Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer Gezien het voorstel van de afdeling Concernadvies van 1 december 2016;

Besluiten vast te stellen de Regeling generatiepact gemeente Nijmegen. Hoofdstuk 5 a AGN: Regeling Generatiepact gemeente Nijmegen

Modelformulieren Gesprekscyclus. Bijlage WGB 08-2g

Bijlage 1 (bron: verplaatsingskostenregeling woon-werkverkeer provincie Zuid-Holland 2013)

ABVAKABO Ot:Ji. Onderhandelingsresultaat CAO waterschappen 2012 en 2013

IKAP-Regeling rijkspersoneel

Regeling Begeleiding Van Werk Naar Werk bij reorganisaties

Aanpassing van de CAO Energie als gevolg van de invoering van het Benefit Budget

Regeling Studiefaciliteiten gemeente Oldambt

: aan medewerkers die 72 maanden of minder voor het behalen van hun AOW leeftijd zijn

ARBEIDSDUUR. Keuzemogelijkheden voor militairen BURGERS PAGINA 6. T wee uren langer of korter werken

Generatiepact Rijswijk

OPTIMALE INDIVIDUELE INZETBAARHEID. Definitieve versie vastgesteld in het OAW, 15 juni 2015, aangevuld met artikel 3.6 op 19 november 2015.

Regeling tot wijziging van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag (ARG) herdruk als gevolg van de invoering van het IKB

A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

Zundertse Regelgeving

Regeling Studiefaciliteiten. (Ter uitvoering van hoofdstuk 17 van de Uitwerkingsovereenkomst (UWO)

Onderhandelingsakkoord CAO RDW Oktober 2007

Hoofdstuk 17 wordt inclusief koptekst gewijzigd en komt als volgt te luiden

datum ons kenmerk contactpersoon 22 december LB mw. I.A.L. Blom-Meeusen

Ledenbrief 15/052 CvA/LOGA 15/10, d.d. 23 juni 2015 inzake wijzigingen CAR-UWO i.v.m. wijzigingen Wet arbeid en zorg Eijsden-Margraten

2. Het salaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%, worden uitgedrukt in een bedrag per uur

Veel gestelde vragen en antwoorden over het Generatiepact Woondiensten

Verordening van 6 november 2012 tot wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling

B. De toelichting op artikel 6:4:1a wordt gewijzigd en komt te luiden:

Voorstel raad en raadsbesluit

c. de vergoeding in geld voor wacht- en storingsdienst, gemiddeld per maand over de voorafgaande periode van 12 maanden;

CVDR. Nr. CVDR19688_5

Vakantie, vakantietoelage en (zwangerschaps- en bevallings)verlof

Hoofdstuk 6 Vakantie, vakantietoelage en (zwangerschaps- en bevallings)verlof

De zesde wijziging car-uwo 2016 gemeente Marum. gelet op de ledenbrieven van het LOGA nummer 16/083 en 16/089;

Hoofdstuk 3 CAO Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening

Medewerkers ontwikkeling Studiefaciliteitenregeling Versie 1 maart 2015: definitief 1.0

HOOFDSTUK 10d VAN WERK NAAR WERK-AANPAK EN VOORZIENINGEN BIJ WERKLOOSHEID

Generatiepact voor de branche Woondiensten

CVDR. Nr. CVDR359207_1. Studiefaciliteiten. Studiefaciliteiten. Regeling studiefaciliteiten. 17 mei Officiële uitgave van Leeuwarden.

Deel 2: basisregelingen

Nummer: Versie: 1.1. Vastgesteld door het DB d.d. Instemming OR RAV d.d.

Gelet op de LOGA- circulaire van 29 juni 2016, U en 10 november 2016, U2016,

Van werk naar werk-aanpak en voorzieningen bij werkloosheid

GEMEENTEBLAD. Nr Wijziging CAR-UWO. 22 december Officiële uitgave van gemeente Olst-Wijhe.

BIJLAGE 3. RELEVANTE WETTELIJKE BEPALINGEN Aan deze bijlage kunnen geen rechten worden ontleend. 3-A Burgerlijk Wetboek 7 Titel 10

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Aanvullende rechtspositieregeling voor de ambtenaar in een instelling voor kunsteducatie

Voorwaardenregeling gemeente Katwijk - Uitvoeringsregeling hoofdstuk 3

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

PROVINCIAAL BLAD. Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent levensfase Levensfaseregeling Noord-Brabant

Gelet op de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Katwijk;

Generatiepact Enschede

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van

nummer 10 van 2005 Vaststelling Regeling opleiding en ontwikkeling

Van de T salarisschalen T22 t/m T33 vervalt de garantie-lijn. Hiervoor in de plaats komt één bedrag

Deel 2: basisregelingen

Hieronder worden eerst de bepalingen uit de Wet arbeid en zorg behandeld en daarna volgen de aanvullende bepalingen uit de CAO.

Voorstel raad en raadsbesluit

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Tools Vakantiedagen

c. Werknemers die werkelijk in drieploegendienst werkzaam zijn hebben recht op een verlofdag extra.

LAWA Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen

Concept Regeling Generatiepact MGR

Onderhandelingsresultaat CAO waterschappen 2012 en 2013

REGELING TOT WIJZIGING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE DEN HAAG HERDRUK

In dit hoofdstuk is opgenomen hoe werkgever en werknemer hieraan concreet vorm kunnen geven.

provinciaal blad besluiten: ARTIKEL I De Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:

invoering van het IKB per 1 januari 2017 na bereikte overeenstemming met de commissie voor georganiseerd

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

Reglement Seniorenregeling Dierhouderij 2018

PROVINCIAAL BLAD. ARTIKEL I de Regeling Begeleiding Van Werk Naar Werk bij reorganisaties opnieuw vast te stellen. De regeling luidt als volgt:

Zesde wijziging CAR-UWO 2016 gemeente Leek. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek;

Onderhandelingsakkoord CAO CAOP (looptijd: t/m )

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN. Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

REGELING GESPREKSCYCLUS GEMEENTE APPINGEDAM 2016

Gemeente Stadskanaal: Besluit tot wijziging CAR-UWO (per 1 januari 2017)

Begripsomschrijving. Carlar hoofdstuk 18 suppl. m.i.v

Overeenstemming bereikt met de commissie van het GO op 13 september 2018.

Hoofdstuk 9 Duurzame inzetbaarheid Paragraaf A Persoonlijk budget Artikel 9.1 Aanspraak Artikel 9.2 Hoogte Artikel 9.3 Aanwending

H o o f d k a n t o o r

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Deel 3: overgangsrecht

PROVINCIAAL BLAD. maken bekend dat door Gedeputeerde Staten in hun vergadering van 23 juni 2015, nr. A.17, is vastgesteld hetgeen volgt:

CAO á la Carte: fiscale regeling woon-werkverkeer UMCG

Transcriptie:

Pagina 1 van 22 Bijlage 1: Vakantieregelgeving Per 1 januari 2012 luidt de SAW tekst in deel 1 als volgt: SAW paragraaf 3.2 Individueel Keuzebudget Artikel 3.2.6 Doelen De ambtenaar kan zijn aanspraken uit het IKB inzetten voor de volgende doelen: 7. Verlof De ambtenaar kan met het budget verlof kopen. In het IKB mag verlof gekocht worden, waarbij het verlofsaldo van de medewerker niet hoger mag worden dan 22 keer de arbeidsduur die in de aanstelling is vastgelegd. Met IKB gekocht verlof kent geen vervaltermijn. Eventuele aanpassingen van het salaris met terugwerkende kracht leiden niet tot een herberekening van een eerder gekocht verlofuur. Op de verlofuren die de ambtenaar uit het budget koopt zijn de artikelen 4.2.1 lid 4, artikel 4.2.2 en, 4.2.3 lid 5 SAW van toepassing. SAW paragraaf 4.2 Verlof Artikel 4.2.1 Recht op verlof 1. Ieder kalenderjaar heeft de ambtenaar recht op basisverlof met behoud van bezoldiging en IKBcollectief. 2. Het basisverlof bedraagt vier keer de in de aanstelling vastgelegde gemiddelde arbeidsduur per week. 3. De ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar is aangesteld of wordt ontslagen, heeft recht op een evenredig deel van het basisverlof dat voor een geheel kalenderjaar voor hem zou gelden. 4. Voor verlofuren waarop de ambtenaar recht heeft, maar die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn verleent, wordt een vergoeding gegeven. Deze vergoeding bedraagt 1/156ste van het salaris per maand op ontslagdatum van de ambtenaar voor elk niet verleend verlofuur.

Pagina 2 van 22 Artikel 4.2.2 Aanvragen verlof 1. De ambtenaar dient een verzoek in om verlof op te nemen. Door of namens het dagelijks bestuur wordt beslist over de duur van het verlof en op welke tijdstippen het verlof wordt verleend. 2. De ambtenaar dient een verzoek om langdurig verlof voor meer dan één maand en minder dan drie maanden tenminste drie maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk bij het dagelijks bestuur in. Bij een langdurig verlof van drie maanden of langer moet de aanvraag tenminste zes maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk bij het dagelijks bestuur worden ingediend. 3. In afwijking van het tweede lid kan het bevoegd gezag in daartoe aanleiding gevende gevallen toestaan dat een kortere aanvraagtermijn in acht wordt genomen. 4. De aanvraag om toekenning van langdurig verlof bevat de volgende gegevens: a. de gewenste datum van ingang van de verlofperiode; b. het aantal uren verlof dat wordt opgenomen; c. de verdeling van de uren verlof over de weken; 5. Bij de beslissing over een verlof verzoek wordt, voor zover de belangen van de dienst en die van de andere ambtenaren dit toelaten, zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ambtenaar. 6. Ingeval door of namens het dagelijks bestuur niet wordt ingestemd met de verlofaanvraag, dan wordt dat schriftelijk en gemotiveerd binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van het verzoek meegedeeld. Artikel 4.2.3 Opnemen verlof 1. In het kader van een goede zorg voor gezondheid en vitaliteit dient het basisverlof in beginsel in het jaar van toekenning te worden opgenomen en verleend. 2. Het basisverlof kan worden gesplitst, maar wordt in beginsel voor tenminste tien werkdagen aaneensluitend verleend. 3. Het basisverlof wordt desgevraagd zoveel mogelijk, in het bijzonder wat betreft de aaneengesloten periode als bedoeld in het vorige lid, verleend in het tijdvak van 1 mei tot 1 oktober. 4. Het basisverlof wordt verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. Is aan de ambtenaar om redenen van dienstbelang in enig kalenderjaar het basisverlof niet of niet geheel verleend, dan wordt hem het nog niet genoten basisverlof zoveel mogelijk in het eerstvolgende, doch uiterlijk voor 1 juli van het volgende kalenderjaar verleend. 5 Indien de ambtenaar aannemelijk kan maken dat hij wegens ziekte op uren van het verlof verhinderd zou zijn geweest zijn arbeid te verrichten, worden die uren als niet opgenomen verlof aangemerkt.

Pagina 3 van 22 Artikel 4.2.4 Recht op opnemen verlof op religieuze dagen 1. De ambtenaar heeft het recht op het opnemen van verlof uit zijn verloftegoed op de voor hem geldende religieuze dagen. 2. Dit recht kan niet worden ontzegd op grond van zwaarwegend dienstbelang. Artikel 4.2.5 Compensatie bij niet verlenen basisverlof wegens dienstbelang 1. Indien het belang van de dienst het onvermijdelijk maakt, dat het basisverlof of het aaneengesloten gedeelte daarvan wordt genoten buiten het in artikel 4.2.3, lid 3 SAW, genoemde tijdvak, kan door het dagelijks bestuur de duur van het basisverlof of het aaneengesloten deel daarvan met 1/3 worden verlengd. Dit verlof kent dezelfde vervaltermijn als het oorspronkelijke basisverlof. 2. Aan de ambtenaar die tijdens zijn basisverlof bepaalde voordelen welke aan zijn functie zijn verbonden misloopt, kan deswege een vergoeding worden toegekend. Artikel 4.2.6 Intrekking verlof wegens dienstbelang 1. Verleend verlof kan worden ingetrokken, met uitzondering van de redenen genoemd in artikel 4.2.4 SAW, wanneer dringende redenen van dienstbelang dat noodzakelijk maken. Indien ten gevolge daarvan de ambtenaar op een bepaalde dag slechts gedeeltelijk verlof geniet, worden de uren van deze dag niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal genoten verlofuren. 2. Indien de ambtenaar ten gevolge van de intrekking van het verlof geldelijke schade lijdt, wordt deze schade hem vergoed. Artikel 4.2.7 Vervaltermijn 1. Indien in enig kalenderjaar het basisverlof geheel of gedeeltelijk niet is verleend, wordt: het niet genoten verlof in de eerste helft van het volgend kalenderjaar verleend, tenzij het belang van de dienst of de belangen van de andere ambtenaren zich daartegen verzetten. 2. Het bepaalde in het voorafgaande lid geldt met dien verstande, dat de ambtenaar in enig kalenderjaar nimmer meer basisverlofuren kan opnemen dan twee maal het hem bij of krachtens artikel 4.2.1 SAW toekomende aantal uren, tenzij op een desbetreffend verzoek van de ambtenaar uitdrukkelijk anders is beslist. 3. Het basisverlof van een kalenderjaar vervalt 6 maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin het recht is ontstaan, tenzij de ambtenaar niet in staat is geweest om dit verlof op te nemen. 4. Het basisverlof dat niet als gevolg van het derde lid vervalt, vervalt na verloop van twee kalenderjaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin het recht is ontstaan. 5. In gevallen waarin dit artikel niet voorziet stelt het dagelijks bestuur bijzondere regelen vast.

Pagina 4 van 22 Artikel 4.2.8 Verlofrecht bij bijzondere omstandigheden 1. Voor de ambtenaar die wegens oorzaken anders dan die bedoeld in artikel 4.2.1 SAW niet gedurende het volle kalenderjaar, dan wel niet volledig, arbeid verricht, wordt het recht op het basisverlof van het lopende kalenderjaar, naar evenredigheid verminderd. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien geheel of gedeeltelijk geen arbeid wordt verricht wegens: a. ziekte; b. zwangerschaps- en bevallingsverlof van de vrouwelijke ambtenaar; c. re-integratieactiviteiten als bedoeld in artikel 5.2.1 SAW. 3. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid en in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, heeft de ambtenaar geen recht op verlof: a. voor de tijd gedurende welke hij geheel of gedeeltelijk ziek is en deze ziekte door zijn opzet is ontstaan; b. voor de tijd gedurende welke hij geheel of gedeeltelijk ziek is tengevolge van een gebrek waarover hij in het kader van de medische keuring bij aanstelling opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven; c. voor de tijd gedurende welke hij door zijn toedoen genezing belemmert of vertraagt; d. voor de tijd gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid niet verricht; e. voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door het bevoegd gezag of door een door hen aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en getroffen maatregelen die er op gericht zijn hem in staat te stellen de eigen of andere passende arbeid te verrichten. Artikel 4.2.9 Verlof en ziekte 1 De ambtenaar kan tijdens ziekte verlof opnemen. 2 Bij de ambtenaar die wegens ziekte gedeeltelijk arbeid verricht, worden bij het opnemen van het verlof de uren voor de gehele geroosterde arbeidsduur in mindering gebracht op het basisverlof. Artikel 4.2.10 Overgangsbepaling 1. De vervaltermijn uit artikel 4.2.7 SAW geldt niet voor verlof ontstaan voor 31 december 2012. 2. Het basisverlof van het kalenderjaar 2012 vervalt 8 maanden na 31 december 2012, te weten op 1 september 2013, tenzij de ambtenaar niet in staat is geweest om dit verlof op te nemen. Het basisverlof van het kalenderjaar 2012 waarbij de ambtenaar niet in staat was het op te nemen, vervalt na verloop van 2 kalenderjaren na 31 december 2012.

Pagina 5 van 22 Bijlage 2: hoofdstuk 10 Verplaatsingskosten Per 1 januari 2012 luidt de SAW tekst in deel 1 als volgt: 10 Verplaatsingskosten 10.1 Vergoeding reiskosten woon/werkverkeer Artikel 10.1.1 Recht vergoeding woon werkverkeer 1. De ambtenaar die geen opdracht heeft om te verhuizen, heeft recht op een vergoeding in verband met kosten voor het dagelijks reizen tussen de woning en de standplaats. 2. Indien de ambtenaar een volledige kalendermaand, anders dan vakantie, niet reist tussen woning en standplaats worden er geen reiskosten vergoed. Artikel 10.1.2 Vergoeding eigen vervoer 1. De vergoeding voor eigen vervoer is 0,19 per kilometer. 2. De afstand tussen de woning en de standplaats wordt bepaald met de ANWB routeplanner waarbij het gebruikelijke vervoermiddel en de gebruikelijke route worden gekozen. 3. De vergoeding wordt toegekend over de hele kilometers van de woning naar de standplaats en van de standplaats naar de woning, met een maximum van in totaal 60 kilometer per reisdag. 4. De ambtenaar die in de regel vijf dagen per week de in artikel 10.1.1, lid 1 SAW benoemde afstand reist, ontvangt een vergoeding, over het aantal, in de praktische regeling van belastingdienst vastgestelde, reisdagen per jaar. 5. De ambtenaar die met enige regelmaat minder dan vijf dagen per week de in artikel 10.1.1, lid 1 SAW benoemde afstand reist, ontvangt een vergoeding naar rato van het aantal dagen dat hij naar het werk reist. Artikel 10.1.3 Vergoeding openbaar vervoer 1. De ambtenaar die in de regel vijf dagen per week de in artikel 10.1.1, lid 1 SAW benoemde afstand per openbaarvervoer reist, ontvangt een vergoeding van de kosten van het openbaarvervoer tegen het laagste tarief op jaarbasis. Deze vergoeding geldt ongeacht het aantal kilometers. 2. De ambtenaar ontvangt een vergoeding eigen vervoer conform artikel 10.1.2 SAW voor de kilometers naar het opstappunt openbaar vervoer en voor de kilometers van het uitstappunt openbaar vervoer tot de standplaats. 3. De ambtenaar kan voor zowel het opstappunt als het uitstappunt kiezen voor de optimale reisroute. 4. De ambtenaar die met enige regelmaat minder dan vijf dagen per week de in artikel 10.1.1, lid 1 SAW benoemde afstand reist, ontvangt een vergoeding naar rato van het aantal dagen dat hij naar het werk reist.

Pagina 6 van 22 Artikel 10.1.4 Overige bepalingen Het dagelijks bestuur kan, bij organisatiewijzigingen volgens artikel 25 Wet op de Ondernemingsraden, een bijzondere regeling vergoeding woon-werkverkeer treffen. 10.2 Vergoeding reis- en verblijfskosten dienstreizen Artikel 10.2.1 Vergoeding reis en verblijfskosten dienstreizen 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder: a. dienstreis: een in opdracht van de dienst door de ambtenaar te maken reis buiten de standplaats. b. motorvoertuig: auto of motorfiets 2. De ambtenaar heeft recht op een vergoeding in verband met reis en verblijfkosten van dienstreizen. 3. Dienstreizen worden in beginsel gemaakt per openbaar vervoer, zulks ter beoordeling door of namens het dagelijks bestuur. 4. De kosten van dienstreizen per openbaar vervoer worden volledig vergoed. 5. De ambtenaar kan, indien hiervoor de in artikel 6.1.6 SAW bedoelde toestemming is verkregen, zijn eigen motorvoertuig gebruiken voor dienstreizen. Indien de ambtenaar geen eigen motorvoertuig in kan of wenst te zetten, zorgt het waterschap voor vervoer vanwege de dienst. 6. De vergoeding voor kosten van dienstreizen per eigen motorvoertuig bedraagt 0,33 per kilometer. 7. De vergoeding voor overige reis en verblijfkosten voor dienstreizen wordt vastgesteld en uitgekeerd overeenkomstig de door het rijk vastgestelde regels (de reisregeling binnenland van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijk relaties). Artikel 10.2.2 Samenloop dienst en woon werkkilometers 1. Uitgangspunt voor dit artikel is een vaste maandelijkse vergoeding volgens paragraaf 10.1.1 SAW. 2. Indien de ambtenaar door het maken van een dienstreis, minder kilometers van de woning naar de standplaats, en/of van de standplaats naar de woning reist, worden deze minder gereden kilometers, in mindering gebracht op de te vergoeden dienstreiskilometers. 3. Lid 2 is niet van toepassing voor zover de ambtenaar voor de kilometers woon/werkverkeer gebruik maakt van een abonnement openbaar vervoer of voor de dienstreis het openbaar vervoer gebruikt en hiervoor een vervoersbewijs aanschaft.

Pagina 7 van 22 Bijlage 3: Tijd- en PlaatsOnafhankelijk Werken Per 1 juli 2012 wordt de volgende tekst in de SAW deel 1 opgenomen: Artikel 4.1.5 Tijd- en PlaatsOnafhankelijk Werken 1. Tijd- en PlaatsOnafhankelijk Werken (TPOW) is in ieder waterschap mogelijk. 2. Leidinggevende en ambtenaar maken planningsafspraken over de hoeveelheid werk, resultaten, competenties, ontwikkeling en bereikbaarheid. 3. De basis voor TPOW wordt gelegd met de modelregeling Tijd- en Plaatsonafhankelijk Werken (TPOW) in deel II van de SAW. 4. Lokaal kan met overeenstemming van het GO of de OR een vergelijkbare regeling of regeling van vergelijkbare strekking gehandhaafd of overeengekomen worden. 5. Indien een waterschap geen vergelijkbare regeling of geen regeling van vergelijkbare strekking, in overeenstemming met het GO of de OR, heeft vastgesteld, dan geldt de modelregeling Tijd- en Plaatsonafhankelijk Werken (TPOW). Per 1 juli 2012 wordt de volgende regeling in de SAW deel 2 opgenomen: Modelregeling Tijd- en Plaatsonafhankelijk Werken Het initiatief voor Tijd- en Plaatsonafhankelijk Werken (TPOW) ligt bij de ambtenaar. TPOW kan in verschillende vormen: flexibel buiten kantoor/werklocatie werken en buiten geroosterde werktijden werken tot structureel thuiswerken. Leidinggevende en ambtenaar maken afspraken over: 1. De te verrichten werkzaamheden; 2. De momenten waarop werkzaamheden moeten zijn afgerond. Leidinggevende en ambtenaar maken afspraken over: 1. De bereikbaarheid voor externen; 2. De bereikbaarheid voor collega s; 3. Vervanging op kantoor tijdens de afwezigheid van de ambtenaar; 4. Over aanwezigheid van de ambtenaar.

Pagina 8 van 22 Leidinggevende en ambtenaar maken afspraken over: 1. De te gebruiken apparatuur door de ambtenaar; 2. De faciliteiten voor TPOW; 3. De arbo aspecten van een werkplek; 4. De veiligheid van de te gebruiken systemen en de afspraken over het primair/direct werken op de server van het waterschap. De afspraken over TPOW tussen leidinggevende en ambtenaar zijn onderdeel van de gesprekscyclus en komen aan de orde in het planning-, functionering- en beoordelingsgesprek

Pagina 9 van 22 Bijlage 4: Aanpassingen SAW in het kader van de nieuwe Werkkostenregeling Vooruitlopend op de nieuwe werkkostenregeling wordt de SAW deel 1 per 1 januari 2013 op de volgende wijze aangepast: Artikel 3.2.3 Opbouw van het collectief pensioengevend deel van het IKB Het collectief pensioengevend IKB wordt per kalendermaand als volgt opgebouwd: 1. Met 8% van de voor de ambtenaar in die maand geldende bezoldiging, met dien verstande dat dit bedrag niet lager kan zijn dan de voor waterschapspersoneel vastgestelde minimum vakantietoelage. Het minimum bedrag is opgenomen in de salaristabel en wordt bij deeltijd naar rato berekend. 2. Met het percentage volgens onderstaande tabel van het voor de ambtenaar in die maand geldende salaris: Berekeningsgrondslag % van het maandsalaris bruto uit te betalen Ambtenaar geboren voor 1-1- 1950 Ambtenaar geboren na 31-12-1949 en voor 1-1-1955 Ambtenaar geboren na 31-12- 1954 en voor 1-1- 1960 Ambtenaar geboren na 31-12-1959 5,12% 5,34% 5,7% 6,4% Voor de ambtenaar: a. Die is geboren voor 1-1-1955 en die niet deelneemt aan de op 30 september 2009 beëindigde seniorenregeling wordt het percentage uit de eerste regel van de tabel in dit lid (het bruto bedrag) verhoogd met 0,36 procentpunt. b. Die is geboren voor 1950, en op 1 april 1997 geen deelnemer was bij het ABP wordt het percentage uit de eerste regel van de tabel in dit lid (het bruto bedrag) verhoogd met 0,22 procentpunt. 3. Met het percentage volgens onderstaande tabel van het maximum salaris van de in die maand voor de ambtenaar geldende functieschaal. Het bedrag wordt naar rato van de in de aanstelling vastgelegde arbeidsduur berekend. Salarisschaal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 % IKB van het maximum salaris van de functieschaal 4,53% 4,08% 3,62% 3,19% 2,85% 2,45% 1,59% 0,99% 0,88% Salarisschaal 10 11 12 13 14 15 16 17 18 % IKB van het maximum salaris van de functieschaal 0,77% 0,68% 0,6% 0,53% 0,48% 0,44% 0,4% 0,36% 0,33% 4. Met 0,2% van het maandsalaris. Deze 0,2% van het bruto maandsalaris wordt netto uitbetaald. Artikel 3.2.6 doel 2 Fiets wordt ingetrokken per 1 januari 2013.

Pagina 10 van 22 Artikel 6.1.5 Schadevergoeding 1. Aan de ambtenaar wordt de schade aan hem toebehorende kleding en uitrusting, geen motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zijnde, vergoed, welke hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, voor zover die schade niet bestaat uit normale slijtage van de goederen. 2. Aan de ambtenaar wordt schade vergoed aan een aan hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen welke hij lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, tenzij: a. die schade bestaat uit de normale slijtage of b. er sprake is van aan opzet of bewuste roekeloosheid grenzende verwijtbaarheid of c. de ambtenaar in de regel 10.000 of meer kilometers per jaar rijdt ten behoeve van de dienst. 3. Het dagelijks bestuur beslist op verzoeken om vergoeding van schade aan motorrijtuigen in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. 4. De vergoeding in lid 1 en 2 zijn netto vergoedingen. De werkgever draagt zorg voor brutering van de vergoeding of keert de vergoeding uit binnen het forfait. Artikel 6.1.7 Schadevergoeding bijzondere omstandigheden Het dagelijks bestuur kan bepalen in welke niet elders voorziene gevallen schadeloosstelling en vergoeding van kosten zullen worden verleend. Deze vergoeding is een netto vergoeding. De werkgever draagt zorg voor brutering van de ver-goeding of keert de vergoeding uit onder het forfait

Pagina 11 van 22 Bijlage 5: Meer- en minder werken Per 1 januari 2013 luidt de SAW tekst in deel 1 als volgt: Artikel 4.1.2 Jaarlijkse keuze meerwerk 1. De ambtenaar met een voltijd aanstelling kan, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, ervoor kiezen zijn gemiddelde wekelijkse arbeidsduur op jaarbasis van 36 uur tijdelijk te verlengen met maximaal 312 uur meerwerk per jaar. De ambtenaar heeft hierdoor dit kalenderjaar een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 42 uur. 2. De ambtenaar met een aanstelling voor 40 uur ( artikel 2.1.10 SAW) kan, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, kiezen voor maximaal 104 uur meerwerk per jaar. 3. Voor de ambtenaar met een deeltijd aanstelling geldt het bepaalde in lid 1 naar rato van de individuele arbeidsduur. 4. De keuze voor meerwerk wordt voor één kalenderjaar gemaakt. 5. De ambtenaar ontvangt maandelijks een vergoeding voor meerwerk ter grootte van het salaris per uur over het gemiddeld overeengekomen aantal uren meerwerk per maand. 6. De tijdelijk verlengde arbeidsduur werkt door in de pensioenopbouw. Hiertoe wordt de deeltijdfactor verhoogd die met betrekking tot het ruiljaar aan ABP wordt doorgegeven. a. De verhoogde deeltijdfactor wordt vastgesteld als het product van de deeltijdfactor en een verhogingsfactor. Deze verhogingsfactor is het quotiënt van het pensioengevend inkomen bij verlengde arbeidsduur zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel gedeeld door het pensioengevend inkomen zonder de verlenging van de arbeidsduur zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel. 7. De tijdelijke verlenging van de arbeidsduur heeft geen consequenties voor de aanspraken op grond van andere arbeidsvoorwaarden. 8. De ambtenaar die wenst te kiezen voor een langere arbeidsduur als bedoeld in dit artikel, dient hiertoe voor 1 november een schriftelijk verzoek in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan het verzoek op organisatorische gronden, budget, formatie, begroting en/of het niet voorhanden zijn van voldoende werk en/of geld afwijzen. Een afwijzing van het verzoek gebeurt schriftelijk en gemotiveerd. 9. Op de ambtenaar die bij aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft gebruik maakt van een regeling voor langdurig verlof of een aanvraag heeft ingediend om in dat kalenderjaar daarvan gebruik te maken, is dit artikel niet van toepassing. Ook voor de ambtenaar aan wie gedeeltelijk FPU ontslag is verleend staat de keuze voor meerwerk in het kader van dit artikel niet open. 10. Ambtenaren die op 1 januari van het kalenderjaar een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO of WIA ontvangen zijn uitgesloten van de toepassing van dit artikel. 11. Het is niet mogelijk om binnen hetzelfde ruiljaar gelijktijdig de keuzemogelijkheid meerwerk te combineren met de keuzemogelijkheid minderwerk (artikel 4.1.3).

Pagina 12 van 22 Artikel 4.1.3 Jaarlijkse keuze minder werken 1. De ambtenaar met een voltijd aanstelling kan, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, ervoor kiezen zijn gemiddelde wekelijkse arbeidsduur op jaarbasis van 36 uur tijdelijk te verkorten met hooguit 312 uur per jaar. De ambtenaar heeft hierdoor dit kalenderjaar een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 30 uur. 2. Voor de ambtenaar met een deeltijd aanstelling geldt het bepaalde in het vorige lid naar rato van de individuele arbeidsduur. 3. De keuze voor minder werken wordt voor één kalenderjaar gemaakt. 4. De keuze voor minder werken heeft tot 10% vermindering van de arbeidsduur geen gevolgen voor de hoogte van de berekeningsgrondslag voor het pensioen. 5. De tijdelijke vermindering van de arbeidsduur heeft met uitzondering van het bepaalde in lid 4 gevolgen voor de aanspraken op grond van andere arbeidsvoorwaarden. 6. De ambtenaar die wenst te kiezen voor een kortere arbeidsduur dan zijn aanstellingsduur, dient hiertoe voor 1 november een schriftelijk verzoek in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan het verzoek op grond van organisatorische gronden of formatie afwijzen. Een afwijzing van het verzoek gebeurt schriftelijk en gemotiveerd. 7. Het is niet mogelijk om met betrekking tot of binnen hetzelfde ruiljaar de keuzemogelijkheid om minder werken te combineren met de keuzemogelijkheid meer werken (artikel 4.1.2).

Pagina 13 van 22 Bijlage 6: Onderzoeksopdracht ontwikkeling meetinstrument arbeid onder sterk bezwarende omstandigheden (SBO) Geacht bestuur van het A&O fonds, Cao-partijen zijn in gesprek over de modelregelingen die in deel II SAW staan. Over één van die modelregelingen, de modelregeling Compensatie van arbeid onder sterk bezwarende omstandigheden, wordt door partijen verschillend gedacht. We delen met elkaar dat alles gedaan moet worden om bezwarende omstandigheden weg te nemen. Alleen als dit in een uitzonderingssituatie niet mogelijk is, kan er sprake zijn van een financiële compensatie. In de praktijk heeft dit uitgangspunt tot veel verschillende regelingen geleid. De regelingen verschillen in de wijze waarop inzicht in de bezwarende omstandigheden wordt verkregen en de regelingen verschillen in de wijze waarop de bezwarende omstandigheden gecompenseerd worden. Dit maakt harmonisatie complex, tijdrovend en duur. We hebben afgesproken met hulp van het A&O fonds en het KAM platform een bij de sector passend meetsysteem bezwarende omstandigheden te ontwikkelen. Dit meetsysteem kan ook een preventieve functie hebben en of een koppeling met de RIE. Daarna zal een paritaire werkgroep de opdracht krijgen om het LAWA een advies te geven over een bij dit meetsysteem passende compensatie regeling. Kwantitatief en zeker kwalitatief onderzoek bij een complex onderwerp als dit vergt deskundigheid. Het LAWA wil het A&O fonds vragen KAM deskundigen te betrekken bij het ontwikkelen van een meetsysteem. Tot slot ziet het LAWA een actieve rol voor het bestuur van het A&O fonds met tussentijdse toets momenten. Zij denkt hierbij minimaal aan de onderzoeksopzet. Het LAWA vraagt het A&O fonds dit onderzoek in het najaar te starten en in het eerste kwartaal 2013 op te leveren. Voor vragen kunt u contact opnemen met Arjan Guijt (070-3519862 of AGuijt@uvw.nl). Met vriendelijke groet, Ingrid Blom-Meeusen Secretaris LAWA

Pagina 14 van 22 Bijlage 7: Paritaire werkgroep advies compensatie regeling sterk bezwarende omstandigheden Paritaire werkgroep Na afronding van de onderzoeksopdracht door het A&O fonds (zie bijlage 6) zal een paritaire werkgroep het LAWA adviseren over een bij een meetsysteem passende compensatie regeling. 1. Onderzoek Het LAWA vraagt het A&O fonds en het KAM platform een bij de sector passend meetsysteem sterk bezwarende omstandigheden te ontwikkelen. Dit meetsysteem kan ook een preventieve functie en/of een koppeling met de RIE hebben. Deze paritaire werkgroep zal het LAWA adviseren over een bij dit meetsysteem passende compensatie regeling. De werkgroep start na oplevering van het onderzoek genoemd in bijlage 6. De samenstelling van deze werkgroep is van cruciaal belang en zal door het LAWA in de tweede helft van 2012 definitief worden vastgesteld. 2. Paritaire werkgroep Samenstelling Naam Voorzitter Marta Rotgers 2 of 3 leden van de vakbonden.. 2 of 3 werkgeversvertegenwoordigers.. Secretaris Arjan Guijt 3. Proces De werkgroep begint met haar werkzaamheden na afronding van het onderzoek door het A&O fonds. Na bevestiging door het A&O fonds dat het onderzoek wordt uitgevoerd zal een planning worden opgesteld. Het TLAWA wordt hierover geïnformeerd. Tekst Cao akkoord: Compensatie bezwarende arbeidsomstandigheden Partijen delen met elkaar dat alles gedaan moet worden om bezwarende omstandigheden weg te nemen. Alleen als dit in een uitzonderingssituatie niet mogelijk is, kan er sprake zijn van een financiële compensatie. In de praktijk heeft dit uitgangspunt tot veel verschillende regelingen geleid. De regelingen verschillen in de wijze waarop inzicht in de bezwarende omstandigheden wordt verkregen en de regelingen verschillen in de wijze waarop de bezwarende omstandigheden gecompenseerd worden. Partijen hebben afgesproken in 2012 met hulp van het A&O fonds en het KAM platform een bij de sector passend meetsysteem bezwarende omstandigheden te ontwikkelen. Dit meetsysteem kan ook een preventieve functie hebben en of een koppeling met de RIE. Vervolgens krijgt een paritaire werkgroep de opdracht om het LAWA een advies te geven over een bij dit meetsysteem passende compensatie regeling. Deze aanpak vergt meer tijd dan we hebben tot de overgang van modelregelingen naar basisregelingen. Bij deze overgang op 1 januari 2013 blijven de huidige lokale regelingen voorlopig bestaan. Wordt de modelregeling lokaal gebruikt dan wordt de modelregeling per 1 januari 2013 een lokale regeling van het betreffende waterschap.

Pagina 15 van 22 Bijlage 8: Inventariserend onderzoek naar vergoeding extra kilometers woon/werkverkeer ten gevolge van fusie of reorganisatie Het LAWA heeft binnen het CAO akkoord een afspraak gemaakt voor een inventariserend onderzoek. Onderstaand is de vraagstelling geformuleerd en worden de samenstelling van de paritaire werkgroep en het proces geschetst. 1. Inventariserend onderzoek Partijen willen inzicht krijgen in de binnen de sector gemaakte afspraken over de vergoedingen voor extra kilometers woon/werkverkeer bij fusie en reorganisatie. Daarnaast willen partijen een beeld krijgen hoe deze afspraken in een voor ons relevante omgeving vorm krijgen. Bij relevante omgeving denken partijen in ieder geval aan de Water- en nutsbedrijven, de rijksoverheid, de Regionale UitvoeringsDiensten, gemeentelijke fusies in een groter gebied en Provincies. 2. Paritaire werkgroep (definitief samen te stellen najaar 2012) Samenstelling Naam Voorzitter.. 3 leden van de vakbonden.. 2 hoofden P&O.. Adviseur AWVN: Henk van de Pol Secretaris: Ingrid Blom 3. Proces De werkgroep kan eind 2012 starten. De verwachting is dat de werkgroep met drie vergaderingen tot de gevraagde schets van de situatie kan komen, zomer 2013.

Pagina 16 van 22 Bijlage 9: Eerste opzet voor een hoofdstuk Activerend Personeelsbeleid 1 Uitgangspunt Artikel 1 Activerend Personeelsbeleid Het dagelijks bestuur en de ambtenaar zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor duurzame inzetbaarheid; het dagelijks bestuur voor een activerend personeelsbeleid in het waterschap en de ambtenaar actief voor de eigen inzetbaarheid. De afspraken zijn gericht op optimale inzetbaarheid van de ambtenaar. Die daarmee in staat is werk te behouden en te krijgen. 2 Regeling Gesprekscyclus De regeling gesprekscyclus stelt nadere regels over de te volgen gesprekscyclus. Artikel 2.1 Gesprekscyclus 1. De gesprekscyclus bestaat in beginsel uit drie gesprekken per jaar tussen de leidinggevende en de ambtenaar. In deze gesprekken komen planning, voortgang en beoordeling aan de orde. Het moment van beoordeling kan, indien gewenst, samenvallen met het moment waarop planningsafspraken worden gemaakt. 2. Binnen de gesprekscyclus komen ontwikkeling, loopbaan, mobiliteit, vitaliteit, opleiding, arbeidomstandigheden en Tijd- en PlaatsOnafhankelijk Werken aan de orde. 3. De gesprekken in de cyclus kunnen op verzoek uitgebreid worden met een Persoonlijk Ontwikkelingsperspectief als bedoeld in artikel 2.6 SAW, een vitaliteitgesprek artikel 2.7 SAW, een loopbaangesprek artikel 4.2 SAW of een afronding loopbaan artikel 4.5 SAW. Artikel 2.2 Planningsgesprek 1. Leidinggevende en ambtenaar maken ieder jaar, na gezamenlijk overleg, vóór 31 maart concrete planningsafspraken. 2. De ambtenaar wordt uitgenodigd van tevoren zijn opvattingen met betrekking tot de te maken planningsafspraken kenbaar te maken. 3. De leidinggevende en de ambtenaar kunnen afspreken dat andere personen aanwezig zijn op het moment dat er concrete planningsafspraken worden gemaakt. 4. In het planningsgesprek worden concrete afspraken gemaakt over de te behalen resultaten en competentieontwikkeling. Afspraken over (te ontwikkelen) competenties worden pas gemaakt nadat de organisatie een competentiewoordenboek/systeem heeft vastgesteld waarover overeenstemming is bereikt met de Ondernemingsraad. Tevens komen de wensen, ambities, vitaliteit, loopbaan en ontwikkelmogelijkheden van de ambtenaar aan de orde en hierover worden concrete afspraken gemaakt. 5. De te maken planningsafspraken dienen haalbaar, realistisch en uitdagend te zijn voor de ambtenaar. 6. De planningsafspraken worden schriftelijk vastgelegd. Een modelplanningsformulier is opgenomen in deel II van de SAW. De leidinggevende en de ambtenaar fiatteren de gemaakte afspraken.

Pagina 17 van 22 7. Als de leidinggevende en de ambtenaar het niet eens worden over de te maken planningsafspraken beslist de leidinggevende. De ambtenaar kan schriftelijk zijn zienswijze kenbaar maken en tekent daarna de afspraken voor gezien. Artikel 2.3 Voortgangsgesprek 1. De leidinggevende en de ambtenaar bespreken halverwege het jaar tenminste eenmaal de voortgang van de gemaakte afspraken. Hierbij kan onder meer aandacht worden besteed aan de wijze waarop de werkzaamheden worden verricht, de randvoorwaarden om de resultaten te bereiken, de arbeidsomstandigheden en de wijze van leidinggeven. Ook de afspraken gemaakt in het kader van Persoonlijk Ontwikkelingsperspectief, loopbaan of vitaliteit worden besproken. In overleg met de ambtenaar kan de leidinggevende besluiten dat een door hem aangewezen ambtenaar het voortgangsgesprek voert. 2. Het voortgangsgesprek heeft tot doel de realisering van de vastgelegde planningsafspraken te volgen en te ondersteunen. Zo nodig worden de afspraken nader ingevuld, aangevuld dan wel bijgesteld. Afspraken over nadere invulling, aanvulling of bijstelling worden schriftelijk vastgelegd. Een modelvoortgangsformulier is opgenomen in deel II van de SAW. 3. De leidinggevende en de ambtenaar kunnen afspreken dat andere personen bij het bespreken van de voortgang aanwezig zijn. 4. Als de leidinggevende en de ambtenaar het niet eens worden over de te maken afspraken beslist de leidinggevende. De ambtenaar kan schriftelijk zijn zienswijze kenbaar maken en tekent daarna de afspraken voor gezien. Artikel 2.4 Evaluatie- en beoordelingsgesprek 1. Vóór 1 december van ieder jaar dient tussen leidinggevende en ambtenaar een evaluatie- en beoordelingsgesprek te hebben plaatsgevonden. Zo nodig vinden extra gesprekken plaats. 2. Minimaal één week voordat het evaluatie- en beoordelingsgesprek zal plaatsvinden, ontvangt de ambtenaar de conceptbeoordeling. 3. De ambtenaar wordt uitgenodigd voordat het evaluatie- en beoordelingsgesprek plaatsvindt zijn opvatting op/over zijn eigen functioneren en de gemaakte afspraken hierover kenbaar te maken. 4. In het evaluatie- en beoordelingsgesprek evalueren de leidinggevende en de ambtenaar de realisatie van de gemaakte afspraken als bedoeld in de artikelen 2.2 en 2.3 SAW. 5. De leidinggevende kent een eindoordeel A, B, C, D, of E als bedoeld in artikel.. SAW toe aan het totale functioneren van de ambtenaar. Deze score wordt vastgelegd in een beoordelingsformulier (waarvan een model is opgenomen in de modelregelingen Deel II SAW). Een beslissing tot toekenning van een eindoordeel wordt de ambtenaar uiterlijk voor 31 december, schriftelijk meegedeeld. 6. De leidinggevende en de ambtenaar kunnen afspreken dat andere personen bij het evaluatie- en beoordelingsgesprek aanwezig zijn. 7. De leidinggevende kan, al dan niet op aanvraag van de ambtenaar, ten behoeve van de uit te brengen beoordeling inlichtingen bij derden inwinnen. Hij deelt de ambtenaar mee welke informatie hij van deze derden heeft ontvangen. 8. Indien de ambtenaar weigert deel te nemen aan het evaluatie- en beoordelingsgesprek of daaraan niet kan deelnemen terwijl uitstel naar het oordeel van de leidinggevende niet verantwoord is, kan de leidinggevende besluiten de beoordeling buiten aanwezigheid van de ambtenaar uit te brengen. De leidinggevende stelt de ambtenaar hiervan tijdig schriftelijk en gemotiveerd in kennis.

Pagina 18 van 22 9. De leidinggevende ondertekent het beoordelingsformulier voor akkoord. De ambtenaar ondertekent het beoordelingsformulier voor gezien. Indien de ambtenaar het niet eens is met de beoordeling kan hij binnen twee weken de geschilpunten op het beoordelingsformulier vermelden. 10. Indien de ambtenaar niet binnen twee weken zijn geschilpunten kenbaar heeft gemaakt wordt de beoordeling, door de beoordelingsbevoegde vastgesteld. 11. De ambtenaar die zijn geschilpunten als bedoeld in lid 9 kenbaar heeft gemaakt wordt binnen twee weken nadat hij dit heeft gedaan in de gelegenheid gesteld deze bezwaren mondeling toe te lichten bij de beoordelingsbevoegde. 12. De beoordelingsbevoegde wijzigt de beoordeling, voor zover hij de bezwaren van de functionaris deelt. Wanneer hij geheel aan de bezwaren tegemoet komt, stelt hij de beoordeling vast. Indien de leidinggevende de bezwaren niet deelt wordt de beoordeling uiterlijk na 6 weken nadat deze is uitgebracht vastgesteld door de beoordelingsbevoegde. 13. Tegen de besluiten als bedoel in lid 10 en lid 12 staat bezwaar en beroep open als bedoeld in de Algemene wet Bestuursrecht. Artikel 2.5 Samenloop beoordeling en planning In overleg kan bepaald worden dat het evaluatie- en beoordelingsgesprek als bedoeld in artikel 2.4 SAW samenvalt met het moment waarop afspraken worden gemaakt als bedoeld in artikel 2.2 SAW. Dit gesprek dient dan wel vóór 1 december van enig jaar plaats te vinden. Artikel 2.6 Persoonlijk OntwikkelingsPerspectief 1. De ambtenaar heeft ieder jaar, in aanvulling op de afspraken uit de reguliere gesprekscyclus, recht op een gesprek met de leidinggevende over opleiding, ontwikkeling, carrière en mobiliteit. Het gesprek en de afspraken, het Persoonlijk OntwikkelingsPerspectief (POP) worden vastgelegd in het personeelsdossier. Met het oog op de toekomstige ontwikkeling van de ambtenaar kan indien gewenst een individuele employabilityscan zoals bedoeld in artikel 5.1 SAW deel uit maken van het POP. 2. In het POP worden in ieder geval afspraken gemaakt over: de ontwikkelingsdoelstellingen van de ambtenaar en hoe die passen binnen de doelstellingen van de waterschapsorganisatie; de te volgen opleiding(en); de duur van de te volgen opleiding(en) wie welk deel van de studiekosten voor zijn rekening neemt; een eventuele terugbetalingsregeling; hoe om te gaan met de tijd die gemoeid is met de te volgen opleiding(en); de te verwachten voortgang en resultaten; de wijze waarop het waterschap medewerking verleent om de afspraken na te kunnen komen; de consequenties bij onderbreking of afbreking van de opleiding; de omstandigheden onder welke een te volgen studie kan worden onderbroken of gestopt. Artikel 2.7 Vitaliteitgesprek De ambtenaar heeft, in aanvulling op de afspraken uit de reguliere gesprekscyclus, recht op een vitaliteitgesprek met de leidinggevende over carrière, mobiliteit, tweede loopbaan, gezondheid, vitaliteit en welzijn. De afspraken en inzet van instrumenten worden vastgelegd in het personeelsdossier of persoonsdossier.

Pagina 19 van 22 3 Studiefaciliteiten Artikel 3.1 Opleidingsplan en opleidingsbudget 1. Het dagelijks bestuur stelt een opleidingsplan en een opleidingsbudget vast ter hoogte van een bedrag dat minimaal gelijk is aan 2,5% van de loonsom. 2. Het opleidingsplan wordt met de OR besproken. Artikel 3.2 Vergoeding en verlof bij verplichte opleiding 1. Indien uit de gesprekken van de gesprekscyclus volgt dat de ambtenaar verplicht is een opleiding te volgen, waarmee direct of indirect het belang van een goede uitoefening van de huidige of toekomstige functie wordt gediend, worden de opleiding en de daaraan verbonden kosten volledig door het waterschap vergoed. 2. Onder opleiding wordt ook verstaan het doorlopen van een procedure bij een erkende EVC-aanbieder om te meten in welke mate getoonde competenties, respectievelijk bewijzen daarvan, voldoen aan de (opleiding)standaarden. 3. Voor opleidingen als bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt dat: a. Betaald verlof wordt toegekend voor het bijwonen van lessen of het afleggen van examens tijdens diensttijd; b. Extra verlof wordt toegekend voor het bijwonen van de lessen of het afleggen van examens buiten diensttijd. 4 Loopbaanfaciliteiten Artikel 4.1 Doelgroep loopbaangesprek en loopbaanbudget Met de ambtenaar als bedoeld in art. 2.1.8 SAW wordt een loopbaangesprek gevoerd en de ambtenaar krijgt een individueel loopbaanbudget toegewezen. Artikel 4.2 Het loopbaangesprek 1. Met de ambtenaar als bedoel in art. 2.1.8 SAW wordt jaarlijks een loopbaangesprek gehouden. 2. Het loopbaangesprek heeft tot doel de competenties van de ambtenaar verder te ontwikkelen en in te zetten waar dat in verband met de bedrijfsvoering en de loopbaanontwikkeling van de ambtenaar belangrijk is. Het loopbaangesprek is gericht op het bevorderen van de mobiliteit van de ambtenaar. Daarnaast is het loopbaangesprek bedoeld om meer beweeglijkheid in de organisatie te krijgen, waardoor de flexibiliteit wordt vergroot. 3. In het loopbaangesprek worden naast de ontwikkeling van de ambtenaar tevens de mogelijkheden (functies), inspanningen (functioneren, inzet loopbaanfaciliteiten) en condities (van de aanstelling/benoeming) besproken in relatie tot: a. de ambities van de ambtenaar; b. de behoefte van de organisatie.

Pagina 20 van 22 Artikel 4.3 Loopbaanbudget 1. Het loopbaanbudget bedraagt 2.500,-. Het budget kan in de plaatsingsperiode zoals bedoeld in artikel 2.1.8 lid 3 SAW één keer in gezet worden voor loopbaanfaciliteiten om zicht te krijgen op de kwaliteiten, ontwikkeling, ambities, mogelijkheden etc. en vorm en sturing te geven aan de eigen loopbaan. 2. Over de in te zetten loopbaanfaciliteiten worden tussen de ambtenaar en zijn leidinggevende afspraken gemaakt in het loopbaangesprek. 3. De faciliteit loopbaanbudget is gekoppeld aan de plaatsingsduur in één functie. Er is opnieuw recht op het loopbaanbudget bij een volgende plaatsing in een andere functie op basis van artikel 2.1.8 lid 3 SAW. Artikel 4.4 Tweede loopbaan De ambtenaar kan eenmalig aanspraak maken op het loopbaanbudget om de loopbaan in de vorm van een tweede loopbaan een geheel nieuwe wending te geven. Afspraken over een tweede loopbaan zijn onderdeel van een in overleg met de leidinggevende gemaakte afspraken in het vitaliteitgesprek. Artikel 4.5 Afronding loopbaan 1. De ambtenaar heeft, in aanvulling op de afspraken uit de reguliere gesprekscyclus, recht op een gesprek met de leidinggevende over de afronding van zijn loopbaan. Het gesprek en de afspraken worden vastgelegd in het personeelsdossier. 2. Drie jaar voor het bereiken van de AOW leeftijd wordt verplicht een gesprek gevoerd over de afronding van de loopbaan. 3. De ambtenaar en de leidinggevende bespreken wensen als coachen, kennis overdracht, flexibele pensionering, deeltijdpensioen of op basis van artikel 8.1.3 lid 2 SAW de wens tot werken na de AOW gerechtigde leeftijd. 4. De ambtenaar en de leidinggevende bespreken welke instrumenten uit het activerend personeelsbeleid een bijdrage leveren aan de inzetbaarheid en vitaliteit van de ambtenaar. Artikel 4.6 Individuele employabilityscan 1. Een individuele employabilityscan vindt plaats: a. op verzoek van de ambtenaar; b. op basis van activerend personeelsbeleid als bedoeld in artikel 1 SAW. 2. De individuele employabilityscan kan leiden tot maatregelen om de employability van de ambtenaar te verbeteren. 3. De afspraken over in het vorige lid bedoelde maatregelen worden opgenomen in het POP, waarbij de direct leidinggevende en de ambtenaar wederzijds zijn verplicht om zich maximaal in te spannen om uitvoering te geven aan het POP.

Pagina 21 van 22 Artikel 4.7 Individueel KeuzeBudget Het Individueel KeuzeBudget geeft de ambtenaar de mogelijkheid keuzes te maken die aansluiten bij de behoeften en de levensfase waarin de ambtenaar zich bevindt om zodoende zijn vitaliteit te bevorderen. Artikel 4.8 Algemene instrumenten loopbaan en ontwikkeling De ambtenaar kan in het kader van activerend personeelsbeleid en de in dit hoofdstuk genoemde gesprekken een diversiteit aan instrumenten inzetten. Gedacht kan worden aan: loopbaanadvies; coachen; mentor; assessment; psychologisch onderzoek; opleidingen; EVC meting bij een erkende EVC aanbieder; cursussen en trainingen; vitaliteitscan; medische keuring; fitheidtest. 5 Herplaatsing Artikel 5.1 Herplaatsing in het kader van reorganisatie 1. De ambtenaar die op basis van een reorganisatie zoals genoemd in artikel SAW boventallig is verklaard heeft, met inachtneming van het bepaalde onder lid 6 sub a, recht op een herplaatsingtermijn van 1,5 jaar. 2. Binnen twee maanden na het vaststellen van boventalligheid stelt het dagelijks bestuur in overleg met de boventallig verklaarde ambtenaar een actieplan van werk naar werk vast. Het dagelijks bestuur en de ambtenaar komen daarbij een wederzijdse inspanningsverplichting overeen om het maximale te doen om betrokkene naar ander werk te begeleiden. In dit actieplan wordt vastgelegd welke reintegratie-instrumenten gedurende de herplaatsingtermijn zullen worden ingezet. 3. Indien na afloop van de herplaatsingtermijn het actieplan voor de boventallige verklaarde ambtenaar niet heeft geleid tot het vinden van werk, komen partijen een vervolgplan overeen. In dit vervolgplan wordt vastgelegd of een wijziging van strategie nodig is, en welke instrumenten gedurende de WW- en bovenwettelijke WW-fase moeten worden ingezet om de re-integratie alsnog succesvol te laten verlopen. 4. Het dagelijks bestuur betaalt, binnen redelijke grenzen, de kosten van het re-integratieinstrumentarium uit het actieplan en vervolgplan. 5. Bij gelijke geschiktheid, of te maken geschiktheid, heeft de boventallige of de al ontslagen ambtenaar bij vacatures die na de reorganisatie binnen het waterschap ontstaan de voorkeur boven andere interne of externe kandidaten. Als er meerdere geschikte of geschikt te maken boventallige ambtenaren op de vacature solliciteren, heeft diegene die het langst boventallig is en een uitkering geniet, de voorkeur. 6. Het dagelijks bestuur kan, op basis van het in artikel.. SAW, bedoelde advies van de Toetsingscommissie, besluiten:

Pagina 22 van 22 a. de in lid 1 bedoelde herplaatsingtermijn te verlengen met de door de Toetsingscommissie aangegeven termijn; b. het op basis van het in lid 4 bedoelde actieplan van werk naar werk overeengekomen reintegratie-instrumentarium, uit te breiden; c. dat de boventallige of al ontslagen ambtenaar met een bovenwettelijke uitkering, geschikt, of geschikt te maken is voor de betreffende functie. Artikel 5.2 Re-integratiemaatregelen bij ontslag minder dan 35% arbeidsongeschikt 1. De ambtenaar die op grond van artikel 8.1.5 lid 3 en 4 SAW (minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en zwaarwegend dienstbelang) wordt ontslagen heeft gedurende de WW- en bovenwettelijke WWfase recht op het re-integratie-instrumentarium zoals beschreven in artikel 5.3 SAW. 2. Het dagelijks bestuur en de ambtenaar leggen vast welke instrumenten worden ingezet. Artikel 5.3 Re-integratie-instrumentarium Op grond van artikelen 5.1 en 5.2 SAW kunnen afspraken worden gemaakt over het gebruik van reintegratie-instrumenten. In ieder geval zijn de volgende re-integratie-instrumenten beschikbaar: a. in kaart brengen van kennis, vaardigheden, belangstelling en mogelijkheden op de arbeidsmarkt, in de vorm van een loopbaanscan, competentietoets, assessment en het certificeren van in de praktijk opgedane kennis en vaardigheden (EVC); b. om- her- en bijscholing; c. detachering, of indiensttreding bij een outplacementbureau of re-integratiebedrijf; d. begeleiding bij het opzetten van een eigen bedrijf. Het dagelijks bestuur heeft de mogelijkheid om het re-integratie-instrumentarium uit dit artikel aan te bieden aan groepen van ambtenaren die (nog) geen herplaatsingkandidaat zijn maar bij organisatie onderdelen werken waar boventalligheid dreigt. Artikel 5.4 Sancties bij onvoldoende inspanning 1. Indien de boventallige of ontslagen ambtenaar als bedoeld in artikelen 5.1 of 5.2 SAW zich onvoldoende inspant kan het dagelijks bestuur aan hem de volgende sancties opleggen: a. een vermindering van het salaris zoals bedoeld in artikel 7.1.2 lid 1 sub e; b. geheel of gedeeltelijk terugbetalen van gemaakte kosten bij de toepassing van artikel 5.3 SAW; c. geheel of gedeeltelijk verlies van rechten als bedoeld in hoofdstuk 9. 2. Het sanctieregime van de WW is van overeenkomstige toepassing op de bovenwettelijke WW-regeling uit hoofdstuk 9 SAW. Artikel 6 Overige bepaling Het dagelijks bestuur is bevoegd te beslissen in gevallen waarin dit hoofdstuk naar zijn oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet. Dat geldt tevens voor niet voorziene gevolgen voor de ambtenaar.