Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2016 Index

Vergelijkbare documenten
Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2016 Index

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2015 Index

Verantwoord beleggen beleid Stichting Pensioenfonds voor Fysiotherapeuten

beleggen BPL pensioen belegt maatschappelijk verantwoord

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2017 Index

11. Bijlage 2: Beleidsdocument Verantwoord Beleggen

De leden van de beleggingscommissie. 10 januari 2011 Beleid Maatschappelijk Verantwoord Beleggen

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2016

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2015 Index

Verantwoord beleggen beleid

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2014 Index

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2015

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2012 Index

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2014

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2014 Index

CZ Code maatschappelijk verantwoord beleggen 2016

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2014 Index

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2016

10 oktober Beleid Verantwoord Beleggen

Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandelindustrie september 2015

Welke beleggingen sluiten wij uit?

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2017 Index

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2015

Beleid Duurzaam Beleggen Bpf Bakkers

FONDS SLUYTERMAN VAN LOO. Formulering van een verantwoord beleggingsbeleid

Maatschappelijk Verantwoord beleggen Beleid

Beleidsdocument Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. Stichting Pensioenfonds voor Fysiotherapeuten januari 2017

Verantwoord Beleggen Rapportage H Syntrus Achmea Beleggingspools

Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten

Verantwoord Beleggen Rapportage H Syntrus Achmea Beleggingspools

Verantwoord Beleggen Rapportage 1e halfjaar 2016 Achmea IM Beleggingspools

Beleid Duurzaam Beleggen. Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd

Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties. Beleid voor verantwoord beleggen

Jaarverslag verantwoord beleggen 2015

verantwoord beleggen

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2017 Index

Beleid voor Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. Stichting Pensioenfonds voor de Architectenbureaus

Voorwoord. Namens alle medewerkers van WMP, Hoogachtend, w.g. B. Nienhaus Directeur

Maatschappelijk Verantwoord Beleggingsbeleid

CZ Code maatschappelijk verantwoord beleggen 2017

Beleidsdocument Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. Stichting Pensioenfonds voor Fysiotherapeuten oktober 2017

Ontwikkelingen rondom het maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid van Pensioenfonds Vervoer

Verantwoord Beleggen Rapportage H Syntrus Achmea Beleggingspools

Beleid ethisch beleggen

DoubleDividend Management B.V. Onze visie op het uitsluiten van ondernemingen vanwege betrokkenheid bij controversiële activiteiten

DoubleDividend Management B.V.

Maatschappelijk verantwoord beleggen beleid Stichting Pensioenfonds Achmea

Verantwoord Beleggen Rapportage H Syntrus Achmea Beleggingspools

11. Bijlage 2: Beleidsdocument Verantwoord Beleggen

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2015

STICHTING PENSIOENFONDS HOLLAND CASINO. ESG Beleid (versie 28 april 2016)

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2014

Jaarverslag 2017 van Pensioenfonds Vervoer Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. Jaarverslag Maatschappelijk verantwoord beleggen

Het Verantwoord Beleggingsbeleid van Ahold Pensioenfonds

1. Verantwoord beleggen bij Wealth Management Partners: van principes tot praktijk

Verantwoord beleggen bij het ABN AMRO Pensioenfonds

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2015 Index

CZ Code maatschappelijk verantwoord beleggen 2018

Beleid verantwoord beleggen Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2013 Index

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de handel in Bouwmaterialen (Bpf HiBiN) ESG Beleid

Beleid Maatschappelijk Verantwoord Beleggen

CZ Code maatschappelijk verantwoord beleggen 2014

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2014 Index

Beleid ethisch beleggen

Maatschappelijk Verantwoord Beleggingsbeleid

Maatschappelijk Verantwoord Beleggingsbeleid

Verantwoord beleggen bij ABN AMRO Pensioenfonds

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2013 Index

Verantwoord Beleggen Rapportage H Stichting BPF voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf

Beleid Verantwoord Beleggen

Betrokkenheidsbeleid Aegon Nederland

Het Verantwoord Beleggingsbeleid van Ahold Pensioenfonds

Verantwoord Beleggen Rapportage 2e halfjaar 2016 Achmea IM Beleggingsfondsen

Voorwoord. Namens alle medewerkers van WMP, Hoogachtend, w.g. B. Nienhaus Directeur

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2013 Index

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2016

pggm.nl PGGM Overtuigingen en Uitgangspunten ten aanzien van Verantwoord Beleggen

Maatschappelijk Verantwoord Beleggen en Corporate Governance

Code maatschappelijk verantwoord beleggen 1 januari 2010 PF-B-2009 / 324

Het Verantwoord Beleggingsbeleid van Ahold Pensioenfonds

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2015 Index

Maatschappelijk verantwoord beleggen en Corporate governance

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2013 Index

Verantwoord beleggen bij het ABN AMRO Pensioenfonds

Maatschappelijk Verantwoord Beleggen

Maatschappelijk Verantwoord Beleggen

Eerste halfjaarverslag 2018 Maatschappelijk Verantwoord Beleggen

Stichting Spoorwegpensioenfonds. Beleid voor betrokken aandeelhouderschap

Kwartaalrapportage Duurzaam Beleggen Q2 2019

1. Wijzigingen per 1 juli 2018

Viertal pijlers voor verantwoord beleggen

Verslag verantwoording betrokken aandeelhouderschap 2016

Rapportage maatschappelijk verantwoord beleggen over 2017

Internationale verdragen: overig. + ILO-declaraties en principes. + OESO-richtlijnen. + Parijs-akkoord

MEESMAN AANDELENFONDSEN WORDEN DUURZAAM EN BELASTINGEFFICIËNT

Verslag verantwoording betrokken aandeelhouderschap 2016

Rapportage Verantwoord Beleggen Tweede halfjaar 2012 Index

Transcriptie:

Rapportage Verantwoord Beleggen Eerste halfjaar 2016 Index 1 Inleiding Verantwoord Beleggen 2 Uitsluitingsbeleid 3 Engagement 4 Collectief engagement 5 Corporate governance en stemmen 6 Bijlagen

1 Inleiding Verantwoord beleggen Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL) past sinds 2008 instrumenten van verantwoord beleggen toe bij het beheer van haar vermogen. In deze halfjaarlijkse rapportage leest u over de laatste stand van zaken met betrekking tot deze instrumenten en vindt u terug welke activiteiten BPL heeft ondernomen. Op de website www.bplpensioen.nl vindt u de beleidsdocumenten en rapportages waarnaar in dit rapport wordt verwezen. Deze inleiding geeft een overzicht van de achtergrond van het BPL verantwoord beleggen beleid. 1. Wat houdt verantwoord beleggen in? BPL heeft de overtuiging dat verantwoord beleggen bijdraagt aan het realiseren van een goed en betaalbaar pensioen voor huidige en toekomstige generaties. Daarom besteedt BPL in het beleggingsbeleid waar nodig en mogelijk aandacht aan duurzaamheid en houden we rekening met ecologische, sociale en governance (ESG)-informatie. Maatschappelijk verantwoord ondernemen door ondernemingen waarin belegd wordt speelt hierbij een belangrijke rol. 2. Wat zijn de uitgangspunten? Voor het verantwoord beleggen beleid hanteert BPL de principes van het Global Compact van de Verenigde Naties als uitgangspunt. Deze principes hebben betrekking op vier hoofdthema s: Mensenrechten Arbeidsnormen Milieu Anticorruptie Het VN Global Compact bestaat uit tien breed geaccepteerde principes (zie bijlage 1). Deze principes vinden hun oorsprong in internationale verdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en principes van de International Labour Organisation (ILO). Het VN Global Compact verlangt van bedrijven dat zij binnen hun eigen invloedsfeer kernwaarden op het gebied van mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anticorruptie omarmen, ondersteunen en uitoefenen. 3. Wat doet BPL? Voor het verantwoord beleggen beleid hanteert BPL een generieke aanpak waarbij gebruik wordt gemaakt van vier instrumenten: 1. Uitsluiting, van producenten van controversiële wapens en structurele schenders van het VN Global Compact; 2. Engagement, het aangaan van de dialoog met ondernemingen; 3. Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen; 4. Landenbeleid ten aanzien van staatsobligaties. Om deze instrumenten in de praktijk doeltreffend toe te passen kiest BPL ervoor haar beleggingen zo veel als mogelijk onder te brengen in discretionaire mandaten. 4. Aanvullende beleidsinstrumenten ESG integratie Aandelen Bij het beheer van de fundamentele aandelenportefeuilles van BPL wordt een ESG integratiestrategie toegepast. Duurzaamheidsfactoren worden op een systematische en consistente manier geïntegreerd in het beleggingsproces. Dit vanuit de overtuiging dat het inzichtelijk maken van relevante ecologische, sociale en goed bestuur (ESG) factoren en daarmee verbonden bedrijfsspecifieke risico s bijdraagt aan het maken van beter geïnformeerde beleggingsbeslissingen en dus in potentie bijdraagt aan een hoger voor risico gecorrigeerd rendement van de beleggingen in portefeuille. ESG-integratie in het beleggingsproces vindt plaats in drie stappen: 1. Automatische aanpassing van de koerswinstverhouding ESG-informatie wordt in de vorm van een rating standaard opgenomen in het gebruikte waarderingsmodel. De ESG-rating resulteert automatisch in een opslag of afslag van de in het waarderingsmodel berekende koers-winstverhouding van een aandeel. 2. Interpretatie door de sectoranalist De op- of afslag wordt door een sectoranalist geanalyseerd. Voor deze analyse gebruikt de sectoranalist onder meer ESG-sectoranalyses en ESG-bedrijfsprofielen. 2

Op basis van deze analyse wordt de standaard op- of afslag van de koers-winstverhouding mogelijk aangepast. De uiteindelijke opslag of afslag is ingegeven door een inschatting van: de materialiteit van de gesignaleerde ESG risico s of kansen voor de onderneming (strategisch belang); de mate waarin deze risico s of kansen bekend zijn in de markt, en de markt deze meeneemt in haar verwachtingen. 3. Vastlegging In een bedrijfsprofiel beargumenteert de sectoranalist waarom een aandeel opgenomen is in de beleggingsportefeuille. Een ESG-paragraaf is standaard onderdeel van dit bedrijfsprofiel. Deze paragraaf is enerzijds een samenvatting van de belangrijkste ESG-thema s van het bedrijf. Anderzijds wordt aangegeven op welke manier de ESG-informatie bepalend is geweest op de berekening van de lange termijn intrinsieke waarde van het bedrijf. Ontwikkelde markten bedrijfsobligaties Een ESG-factor is integraal onderdeel van de beheer strategie voor de bedrijfsobligatieportefeuille. De portefeuille wordt gestuurd op kwantitatieve en kwalitatieve factoren. De ESG-factor is onderdeel van de kwalitatieve factoren (naast informatie over bijvoorbeeld kostenefficiëntie, geografische spreiding en managementstrategie) en draagt bij aan een kwalitatief betere beoordeling van de risicovergoeding op een obligatie. Dit doordat er een vollediger beeld van de risico s van een obligatie uitgevende instelling ontstaat. Het gewicht van de ESG factor verschilt per sector en uitgevende instelling, de sectorspecialist bepaalt deze via een beoordelingsmatrix. Ontwikkelde markten staatsobligaties Aan de hand van macro-economische- en ESG-factoren, de rentetermijnstructuur en de marktomstandigheden ontstaat in binnen het beleggingsproces voor de ontwikkelde markten staatsobligatieportefeuille een visie op toekomstige renteontwikkelingen. Vanuit de overtuiging dat een afgewogen combinatie van macro-economische cijfers en ESG-factoren het meest betrouwbare beeld van de risico s en kredietwaardigheid van landen wordt ESG-informatie ook volledig geïntegreerd bij het beheer van de staatsobligatieportefeuille. Opkomende markten staatsobligaties BPL belegt een deel van haar vermogen in staatsobligaties van opkomende landen. BPL doet dit op innovatieve wijze door bij het samenstellen van de gehanteerde benchmark te kijken naar ESG-factoren in plaats van omvang van uitstaande leningen. De ESG-factoren die worden gebruikt hebben een sterk maatschappelijk karakter en zijn gebaseerd op onder meer: energieafhankelijkheid, vervuiling, uitputting van grondstoffen, onderwijs, economische ongelijkheid, mate van sociale bescherming, het democratisch bestel, politieke effectiviteit en zakelijke rechten. Deze factoren zijn van meerwaarde omdat zij inzicht geven in de mate waarin landen een duurzame economische ontwikkeling nastreven. Dit wordt van belang geacht vanuit de overtuiging dat productieve landen en landen die tekortkomingen in het politieke en sociale kader beheersen beter in staat zijn om aan hun soevereine verplichtingen op de lange termijn te voldoen. Waaronder ook het maken van periodieke rentebetalingen en de aflossing op staatsobligaties. Hoewel de ESG-factoren een sterk maatschappelijk karakter hebben zijn deze factoren in eerste instantie bedoeld om risico te beheersen en niet om een normatieve ondergrens te bepalen. Best-in-class analyse Als aanvullend instrument past BPL een best-in-class beleggingsbeleid toe. Dit beleid wordt specifiek toegepast op beleggingen in financiële instellingen. Deze aanpak is omarmd naar aanleiding van zorgen over het beleggen in financiële instellingen, in het bijzonder in investment banks. Deze zorgen zijn enerzijds financieel van aard en anderzijds maatschappelijk. De zorg over financiële instellingen is veelal terug te voeren op de constatering dat financiële instellingen de afgelopen decennia meer voor eigen winst en voor de belangen van hun aandeelhouders hebben gehandeld met als gevolg verwevenheid van de basisfunctie van financiële instellingen en speculatieve activiteiten van financiële instellingen op financiële markten. Bijvoorbeeld, doordat banken belangrijk voor de economie zijn en politici er belang bij hebben banken in financiële nood te redden, wordt als het mis gaat 3

schade die is opgelopen door genomen risico s afgewenteld op de samenleving. Als het goed gaat, vloeien de baten echter richting de banken. In plaats van dienstbaar te zijn aan de samenleving, schaden banken op deze manier juist de samenleving. staatsobligatie in portefeuille wordt alleen overwogen indien de prestaties van het uitgevende land op deze terreinen voldoen aan een vooraf gestelde ondergrens. Deze ondergrens staat symbool voor de verantwoord beleggen uitgangsprincipes van het pensioenfonds. De best-in-class analyse wordt uitgevoerd op basis van naar thema s ingedeelde selectiecriteria. Hierbij is aan de thema s corporate governance, financiële stabiliteit en transparantie producten een relatief hoog gewicht toegekend in de analyse. Landenbeleid BPL past op de gehele staatsobligatieportefeuille een landenbeleid in de vorm van een uitsluitings- en selectiebeleid toe. Landen die op voorhand zijn uitgesloten evenals landen die niet voldoen aan de selectiecriteria vormen tezamen de landenlijst. Uitsluitingsbeleid Landen worden op voorhand uitgesloten wanneer aannemelijk is dat: De onderzoeksresultaten van de volgende instituten worden gebruikt om de landenprestaties inzichtelijk te maken: Freedom House met de Freedom in the World index, ITUC met de ITUC Global Rights index; EPI (Yale) met de Environmental Performance Index Transparency International met de Corruption Perception Index. 5. Reikwijdte van het verantwoord beleggen beleid Aandelen BPL belegt direct in aandelen, waarbij de aandelenportefeuille is gespreid over stijl, regio, grootte en manager. Het generieke beleid is van toepassing op 90% van de totale aandelenportefeuille. Op beleggingen in het Statestreet opkomende markten aandelenfonds kan het BPL verantwoord beleggen beleid niet worden toegepast. 1. Er een schending is van het non-proliferatieverdrag; 2. Machthebbers op systematische wijze de fundamentele mensenrechten van (hun) burgers schenden op grove wijze schenden; 3. Vanwege een hoge mate van corruptie toevertrouwde middelen in dergelijke landen niet ten goede komen aan duurzame ontwikkeling van de economische situatie en welvaart van de bevolking. 4. Door de ernst van opgelegde economische sancties de stabiliteit van de waarde van beleggingen in dat land serieus worden bedreigd. Een belangrijk handvat bij het uitvoeren van het uitsluitingsbeleid is de Sanctiewet 1977. BPL hanteert de Sanctiewet 1977 als signaalfunctie om te bepalen of landen voldoen aan bovenstaande uitgangspunten en in aanmerking komen voor uitsluiting op voorhand. Selectiebeleid BPL stelt minimumeisen aan landen wat betreft bescherming mensenrechten, bescherming arbeidsrechten, naleven milieuafspraken en corruptiebestrijding. Opname van een Bij de fundamentele beleggingsstrategieën evenals de laag volatiliteitstrategieën past BPL een best-in-class strategie toe ten aanzien van beleggingen in financiële instellingen. Dit specifieke beleid is van toepassing op 81% van het binnen aandelen beheerd vermogen. De ESG integratiestrategie wordt momenteel structureel en aantoonbaar toegepast op de fundamentele beleggingsstrategieën in beheer bij Achmea IM wordt daarmee ingezet op 62% van de aandelenportefeuille. Vastrentende waarden BPL heeft eigen beleggingsmandaten die beheerd worden door Achmea IM. Op deze mandaten is het BPL uitsluitingsbeleid en het landenbeleid van toepassing. Dit betekent dat in de bedrijfsleningenportefeuille niet wordt belegd in producenten van controversiële wapens en ondernemingen die structureel de principes van het VN Global Compact schenden. De ESG-integratie strategieën voor vastrentende waarden zijn op 87% van het vermogen in deze beleggingscategorie van toepassing. De benchmark aanpassingen op basis van 4

ESG factoren wordt toegepast op beleggingen in opkomende markten. Dit vertegenwoordigt 16% van het vermogen dat belegd is in staatsobligaties. Alternatieve beleggingen BPL belegt in het Interpolis Pensioenen Private Equity II fonds. Voor dit fonds worden duurzaamheidscriteria gehanteerd zoals het respecteren van de uitgangspunten van het VN Global Compact en worden beleggingen in ondernemingen die wapens produceren uitgesloten. Met betrekking tot de beleggingen in infrastructuur laat het pensioenfonds zich informeren als er het concrete voornemen bestaat in nieuwe projecten te investeren, zoals gevangenissen. Op dat moment kan het fonds besluiten of het zich met een dergelijke belegging kan verenigen. 6. Hoe legt BPL verantwoording af? Transparantie is onafscheidelijk verbonden aan een goed verantwoord beleggen beleid. BPL rapporteert daarom tweemaal per jaar hoe zij de afgelopen periode invulling gaf aan het beleid. Ook wordt er gerapporteerd over de wijze waarop instrumenten zijn ingezet op sociale, governance en milieuthema s. BPL rapporteert via een verantwoord beleggen rapportage en het jaarverslag. Met behulp van een zogenoemd vote disclosure system wordt inzicht in het stemgedrag gegeven. De rapportages, het systeem en bijbehorende beleidsdocumenten zijn toegankelijk via www.bplpensioen.nl. Deze rapportage De gekozen instrumenten, gemaakte keuzes en recente ontwikkelingen worden in het vervolg van dit verslag in afzonderlijke hoofdstukken besproken. Dit is een geïntegreerde rapportage, de informatie met betrekking tot verantwoord beleggen in dit rapport heeft derhalve betrekking op de beleggingen van BPL.. 5

2 Uitsluitingsbeleid De keuze om niet te beleggen in ondernemingen of landen is afhankelijk van diverse factoren. Een factor waar BPL rekening mee houdt is dat investeringen negatieve gevolgen voor de samenleving mogen hebben. Concreet betekent dit dat BPL niet belegt in ondernemingen als deze controversiële producten produceren of ongewenst gedrag vertonen. Voor beleggingen in staatsobligaties wordt een landenbeleid gehanteerd. Wanneer een onderneming betrokken is bij een controversieel product, veelal een kernactiviteit van de onderneming, hanteert BPL op voorhand een uitsluitingsbeleid. Een engagementbeleid is dan niet reëel, het is immers lastig de onderneming over te halen een ander product te produceren. Het uitsluitingsbeleid van BPL richt zich hier op één enkel product, controversiële wapens. Daarnaast is ervoor gekozen niet te beleggen in ondernemingen die de uitgangspunten van het VN Global Compact structureel schenden. Voordat hier daadwerkelijk een onderneming wordt uitgesloten wordt eerst de dialoog gevoerd met ondernemingen die het VN Global Compact (dreigen te) schenden. Dit met de intentie een positieve gedragsverandering te bereiken. 1. Wat zijn de criteria? Controversiële wapens? Voor BPL zijn wapens controversieel wanneer deze wapens onevenredig veel leed en slachtoffers veroorzaken en onderscheid maken tussen burger- en militaire doelen. Ook na afloop van een conflict veroorzaken deze wapens nog op aanzienlijke schaal slachtoffers en ontwrichten deze de maatschappij en de economie. In de praktijk gaat het om de volgende typen wapens: Nucleaire wapens Biologische wapens Chemische wapens Antipersoonsmijnen Clustermunitie Munitie met verarmd uranium Witte fosfor bommen Bij het bepalen van de definitie van controversiële wapens zoekt het pensioenfonds aansluiting bij internationale verdragen die door Nederland zijn ondertekend en bij het beleid van de Nederlandse overheid. Het volledige uitsluitingsbeleid kunt u terugvinden op de website www.bplpensioen.nl. Structurele VN Global Compact schenders Indien een onderneming gedurende twee jaar het VN Global Compact schendt kan BPL beslissen een onderneming uit te sluiten van het belegbaar universum. Bij dit besluit worden eventuele inzichten verkregen uit onder meer het engagementprogramma meegewogen. Als het pensioenfonds tot uitsluiting overgaat worden alle beleggingen in desbetreffende entiteit verkocht. De vaststelling van de lijst van schenders van het VN Global Compact vindt eenmaal per jaar plaats. Landenbeleid BPL past op de gehele staatsobligatieportefeuille een landenbeleid in de vorm van een uitsluitings- en selectiebeleid toe. Landen die op voorhand zijn uitgesloten evenals landen die niet voldoen aan de selectiecriteria vormen tezamen de landenlijst. Uitsluitingsbeleid Landen worden op voorhand uitgesloten wanneer aannemelijk is dat: Er een schending is van het non-proliferatieverdrag; Machthebbers op systematische wijze de fundamentele mensenrechten van (hun) burgers schenden op grove wijze schenden; Vanwege een hoge mate van corruptie toevertrouwde middelen in dergelijke landen niet ten goede komen aan duurzame ontwikkeling van de economische situatie en welvaart van de bevolking. Door de ernst van opgelegde economische sancties de stabiliteit van de waarde van beleggingen in dat land serieus worden bedreigd. Een belangrijk handvat bij het uitvoeren van het uitsluitingsbeleid is de Sanctiewet 1977. BPL hanteert de Sanctiewet 1977 als signaalfunctie om te bepalen of landen voldoen aan bovenstaande uitgangspunten en in aanmerking komen voor uitsluiting op voorhand. Selectiebeleid BPL stelt eisen aan landen wat betreft duurzaamheidsprestaties. Prestaties van landen inzake bescherming mensenrechten, bescherming arbeidsrechten, naleven milieuafspraken en corruptiebestrijding worden hiervoor getoetst. Op- 6

name van een staatsobligatie in portefeuille wordt alleen overwogen indien duurzaamheidsprestaties van het uitgevende land voldoen aan een vooraf gestelde ondergrens. Deze ondergrens staat symbool voor de verantwoord beleggen uitgangsprincipes van BPL. De onderzoeksresultaten van de volgende instituten worden gebruikt om de landenprestaties inzichtelijk te maken: Freedom House met de Freedom in the World index, ITUC met de ITUC Global Rights index; EPI (Yale) met de Environmental Performance Index en Transparency International met de Corruption Perception Index. of een onderneming een of meerdere principes van het VN Global Compact schendt (tabel 02.2). Landenbeleid BPL toetst of landen uit haar beleggingsuniversum voldoen aan: 1. De gestelde normatieve ondergrens (uitsluitingsbeleid), 2. Voldoen aan ESG-selectiecriteria (selectiebeleid) De uitkomsten van de analyses worden jaarlijks besproken in de beleggingsadviescommissie van BPL en met een advies voorgelegd aan het bestuur. Het bestuur van het pensioenfonds bekrachtigt jaarlijks de wijzigingen in de landenlijst en bepaalt daardoor de samenstelling van de landenlijst. Best-in-Class analyse financiële instellingen Als aanvullend instrument past BPL een best-in-class analyse toe. Dit beleid wordt specifiek toegepast op beleggingen in financiële instellingen. Deze aanpak is omarmd naar aanleiding van zorgen over het beleggen in financiële instellingen, in het bijzonder in investment banks. Deze zorgen zijn enerzijds financieel van aard en anderzijds maatschappelijk. De best-in-class analyse wordt uitgevoerd op basis van naar thema s ingedeelde selectiecriteria. Hierbij is aan de thema s corporate governance, financiële stabiliteit en transparantie producten een relatief hoog gewicht toegekend in de analyse. 2. Hoe wordt de uitsluitingslijst samengesteld? Controversiële wapens Het onafhankelijke Zweedse onderzoeksbureau Ethix stelt ieder halfjaar vast welke ondernemingen betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens (tabel 02.1). Daartoe bekijkt het onderzoeksbureau het hele belegbaar universum. Wanneer het onderzoeksbureau betrokkenheid bij productie van controversiële wapens vaststelt leidt dat tot uitsluiting. VN Global Compact schendingen Ethix toetst tevens het hele belegginsuniversum op structurele schendingen van het VN Global Compact en stelt vast Best-in-Class analyse financiële instellingen De best-in-class analyse wordt uitgevoerd aan de hand van criteria die onder te verdelen zijn in 6 categorieën: 1. Corporate Governance Score 2. Financiële stabiliteit 3. Transparante Producten 4. Milieu-impact van financieringen 5. Risico van het verzekeren van klimaatrisico s 6. Verantwoord Beleggen BPL rangschikt financiële instellingen op basis van de prestaties op bovengenoemde factoren. Bij het samenstellen van de rangschikking wordt de nadruk gelegd op de eerste drie van bovengenoemde categorieën. Deze hebben te maken met de stabiliteit van het financiële systeem en de mate waarin financiële instellingen hieraan al dan niet bijdragen of aan blootgesteld zijn. De opvatting van BPL is dat goede prestaties op deze factoren relevant zijn voor solide financiële resultaten op de lange termijn. BPL belegt niet in een financiële instelling indien de onderneming voor 2 opeenvolgende jaren tot de laagste 10% van de rangschikking behoort. Indien vastgesteld is dat een onderneming uitgesloten dient te worden vanwege structurele ondermaatse prestaties worden posities in de aandelenportefeuilles direct verkocht en stapsgewijs afgebouwd in de bedrijfsobligatieportefeuilles. 7

Tabel 2.1 Uitsluitingslijst controversiële wapens per 1 juli 2016. Bron: Ethix SRI Advisors + indicatieve AFM lijst AECOM Aerojet Rocketdyne Holdings Aeroteh Airbus Group NV Areva S.A. Aryt Industries Ltd Babcock International Group PLC BAE Systems PLC Boeing Co. Booz Allen Hamilton Holding Corp Brookfield Asset Management Inc. BWX Technologies Inc CACI International Inc Constructions Industrielles de la Mediterranee SA Doosan Co Ltd Engility Holdings Inc Exelis Inc Finmeccanica S.p.A. Fluor Corp. General Dynamics Corp. GrafTech International Ltd. Hanwha Corp. Harris Corp. Honeywell International Inc. Huntington Ingalls Industries Jacobs Engineering Group Inc. L-3 Communications Holdings Inc. Larsen & Toubro Ltd. Leidos Holdings Inc Lockheed Martin Corp. Moog Inc. Motovilikhinskiye Zavody PAO Northrop Grumman Corp. Orbital ATK Inc. Poongsan Corp Poongsan Holdings Premier Explosives Ltd Raytheon Co. Rolls-Royce Group PLC S&T Dynamics Co Ltd S&T Holdings Co Ltd SAFRAN S.A. Serco Group SGL Carbon SE Textron Inc. Thales S.A. Ultra Electronics Holdings PLC United Technologies Walchandnagar Industries Ltd Per 1 juli 2016 is van de ondernemingen in het beleggingsuniversum betrokken bij de productie van biologische- en/of chemische wapens. Tabel 2.2 Uitsluitingslijst VN Global Compact schenders per 1 juli 2016. Bron: Ethix SRI Advisors + besluitvorming BPL AES Corp. Alstom S.A. Bank Hapoalim B.M. Bank Leumi Le-Israel B.M. Barclays Africa Group Limited CEMEX S.A.B. de C.V. Centrais Eletricas Brasileiras S.A. - Eletrobras Centrais Eletricas Brasileiras SA-Eletrobras Pfd B Chevron Corp. Cintas Corp. Deutsche Telekom AG Dexia S.A. Dongfeng Motor HeidelbergCement AG Hewlett Packard Enterprise Co Incitec Pivot Ltd. Mizrahi Tefahot Bank Ltd. NK Lukoil Potash Corp. of Saskatchewan Inc. T-Mobile US Inc. TransCanada Vale S.A. Vale SA Pfd A Wal-Mart de Mexico SAB de CV Wal-Mart Stores Inc.

Tabel 2.3 Uitsluitingslijst slechts presterende financiële instellingen per 1 juli 2016. Bron: Ethix SRI Advisors + besluitvorming BPL Aandelen Bedrijfsobligaties Bank of America Corporation x x Bankia, S.A. x x Barclays Africa Group Limited x x Barclays PLC x x Credit Agricole S.A. x Fifth Third Bancorp x Hannover Rueckversicherungs AG x JPMorgan Chase & Co. x x Lloyds Banking Group PLC x x Partners Group Holding AG x SEI Investments Company x The Goldman Sachs Group x x The Royal Bank of Scotland x x Wells Fargo & Company x x Tabel 2.4 Landenlijst. Bron: Achmea IM + besluitvorming BPL Land China Iran Ivoorkust Kazakhstan Libanon Rusland Deze tabel bevat alleen landen waarin BPL op basis van de samenstelling van de voor het pensioenfonds relevante benchmarks (iboxx Sovereigns, JPM EMBI en JPM GBI-EM) kan beleggen. Landen die niet voldoen aan de uitgangsprincipes van het pensioenfonds maar waar sowieso niet in belegd gaat worden zijn: Noord-Korea, Somalië, Soedan, Zuid-Soedan, Syrië, Centraal-Afrikaanse Republiek en Zimbabwe. 9

3 Rapportage Engagement Een onderneming is gericht op het maken van winst. Het streven naar maximale winst kan op bepaalde momenten op gespannen voet staan met internationale richtlijnen voor verantwoord ondernemen, zoals het VN Global Compact. In een context waar ondernemingen deze internationale richtlijnen systematisch schenden wordt gedrag onverantwoord. Onverantwoord gedrag vormt een risico voor de continuïteit van winst op de lange termijn en het is dus in het belang van de onderneming en al haar belanghebbenden dat richtlijnen voor verantwoord ondernemen worden gerespecteerd. Daarom gaat BPL de dialoog aan met ondernemingen. Het doel van deze dialoog is het stellen van duidelijke kaders, het ontwikkelen van kennis bij ondernemingen en het definiëren van 'good practices'. Op deze manier draagt het pensioenfonds bij aan het bewaken van het juiste evenwicht en beschermt het haar belangen. 1. BPL en de dialoog Engagement is het aangaan van de dialoog met ondernemingen. Het is het centrale middel in het verantwoord beleggen beleid. Met het aangaan van de dialoog wil BPL het duurzame gedrag van ondernemingen verbeteren en tegelijkertijd aandeelhouderswaarde vergroten. De dialoog wordt op diverse manieren gevoerd: 1. proactief; een onderneming wordt aangesproken op de (neven)effecten van haar bedrijfsprocessen; 2. reactief; een onderneming wordt aangesproken op ongewenste activiteiten en gedragingen; 3. ter bevordering van een algemene standaard op bijvoorbeeld sectorniveau. 2. De minimale uitgangspunten De beginselen van het VN Global Compact (zie bijlage 1) vormen een minimaal uitgangspunt voor verantwoord ondernemen. Structurele schendingen van het VN Global Compact vergroten het risico op nadelige gevolgen voor de onderneming, haar directe omgeving zoals lokale gemeenschappen of het milieu en voor andere belanghebbenden. Activiteiten die (mogelijk) leiden tot een schending van de principes van het VN Global Compact staan veelal in de belangstelling van niet-gouvernementele organisaties (NGO s) en de media en schaden het milieu, lokale gemeenschappen en daarmee de reputatie van de ondernemingen. In de praktijk leiden deze schendingen ook vaker tot rechtszaken, die boetes of het uitbetalen van schadeclaims door de ondernemingen tot gevolg kunnen hebben. Dit zijn directe negatieve financiële effecten, die ook de belangen van aandeelhouders schaden. Belangrijke aandachtspunten bij het voeren van een dialoog zijn dat ondernemingen dienen te voorkomen dat zij zich schuldig maken aan structurele schendingen van de beginselen van het VN Global Compact. Mochten zij zich daaraan wel schuldig maken, dan is het noodzakelijk dat zij deze schendingen opheffen en voorkomen dat de schendingen in de toekomst opnieuw zullen optreden. Daarnaast kan ook de dialoog worden aangegaan over onderwerpen die gerelateerd zijn aan maatschappelijk verantwoord ondernemen, de rapportage daarvan en aan corporate governance gerelateerde onderwerpen. Dit met het doel de kansen en risico s van een onderneming beter in kaart te krijgen en met als doel het duurzame gedrag van ondernemingen te verberen en aandeelhouderswaarde op de langere termijn te creëren. 3. Het engagementproces Ieder jaar bepaalt BPL in samenspraak met de engagementdienstverlener welke twee thema s centraal staan in het engagementtraject. Om goed geïnformeerd en gedegen een dialoog te voeren worden mede namens BPL op de gekozen onderwerpen themaonderzoeken uitgevoerd. Op basis van onderstaande thema s zijn in het recente verleden dialogen met ondernemingen gestart: 1. Global Compact schendingen arbeidsomstandigheden (o.a. kinderarbeid) 2. Global Compact milieuschendingen 3. Global Compact schendingen corruptie 4. Global Compact schendingen mensenrechten 5. Eco-efficiëntie in de metaal- en cementindustrie 6. Veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector 7. CO 2 management in de vastgoedsector (opgestart Q1 2014) 8. Kwaliteit van bestuur en toezicht (opgestart Q1 2014) 9. Sociale kwesties in de voedingsmiddelen- en landbouwketen (opgestart in Q3 2014)

4. Engagementthema s opgestart in 2016 Aan het eind van 2015 heeft BPL gekozen voor het toevoegen van de onderstaande thema s aan het engagementprogramma: 1. Milieu-uitdagingen bij producenten van fossiele brandstoffen 2. Verantwoord belastingbeleid Tabel 3.1 Totaal aantal activiteiten per thema en regio Bron: Robeco en Achmea IM Het eerste thema s is inmiddels opgestart en voortgang wordt in deze rapportage nader toegelicht. 5. Engagement namens BPL Engagement is een zaak van lange adem. Voor de diverse trajecten wordt uitgegaan van een looptijd van drie jaar. Tijdens deze doorlooptijd zijn er ook periodes zonder noemenswaardige voortgang in de dialoog. Vaak is dit het geval tijdens het opstarten van een dialoog of bij herbezinning van een gekozen strategie, in geval de voortgang niet de gewenste resultaten laat zien. Anders dan bij het instrument uitsluiting waarbij pensioenfondsen op voorhand niet beleggen in ondernemingen, geldt voor engagement dat er wel belegd wordt in ondernemingen die ter discussie staan. BPL heeft dan als aandeelhouder de mogelijkheid om het management aan te sporen het beleid of activiteiten te wijzigen. 6. en in engagementprogramma Per medio 2016 voert BPL op de vijf vaste thema s (de vier Global Compact aandachtsgebieden en goed ondernemingsbestuur) en op vier milieuthema s, zes sociale thema s en twee goed bestuur thema s 43 dialogen met 38 ondernemingen. Tabel 3 geeft inzicht in het aantal dialogen uitgesplitst naar: 1. ESG-thema 2. Beleggingsregio Vermeldenswaardige ontwikkelingen binnen de engagementthema s zijn in de komende paragrafen toegelicht. Voor ieder thema is inzichtelijk gemaakt welke ondernemingen zijn opgenomen in het engagementprogramma. Per onderneming is kort de teneur van de dialoog aangegeven. Global Compact schendingen Mensenrechten Het doel van dit engagementthema is het opheffen van de geconstateerde mensenrechtenschendingen en het ontwikkelen van beleidssystemen en rapportages die verband houden met het voorkomen van nieuwe schendingen. Structurele schendingen van de beginselen van mensenrechten kunnen betrekking hebben op de activiteiten van ondernemingen in landen met controversiële regimes. Door hun activiteiten in deze landen genereren de ondernemingen inkomsten voor de betreffende regimes, die deze inkomsten vervolgens vaak niet ten goede laten komen aan de lokale bevolking. Daarnaast komt het voor dat lokale gemeenschappen direct worden geschaad door de activiteiten van de ondernemingen. Andere voorbeelden van schendingen op het gebied van mensenrechten zijn onrechtmatigheden tegen de lokale bevolking door personeel of ingehuurde veiligheidsdiensten van ondernemingen. De onderneming moet aantonen dat de schending van de VN Global Compact principes is opgeheven. Het is wenselijk dat een externe, onafhankelijke partij vaststelt dat de schending is opgeheven. 11

Tabel 3.2 Voortgang Global Compact schendingen Mensenrechten Bron: Robeco en Achmea Investment Management Anglo American Bunge Ltd. Exxon Mobil Corp. General Motors Glencore International Newmont Mining Corp. Rio Tinto Stora Enso Oyj (zwart = gewijzigde status, grijs = status quo) Voortgang Global Compact schendingen arbeidsomstandigheden Het doel van dit engagementthema is het opheffen van de gevonden schendingen van het VN Global Compact en het ontwikkelen van beleid, systemen en rapportages die verband houden met het voorkomen van nieuwe schendingen. Structurele schendingen van het VN Global Compact, in het bijzonder de principes die gaan over arbeidsnormen, vormen financiële en reputatierisico s voor de onderneming en voor belanghebbenden zoals aandeelhouders. en dienen te voorkomen dat zij zich schuldig maken aan structurele schendingen van deze beginselen van het VN Global Compact. Mochten zij zich daaraan wel schuldig maken, dan is het wenselijk dat zij deze schendingen opheffen en voorkomen dat schendingen in de toekomst opnieuw zullen optreden. Structurele schendingen van de beginselen over arbeidsomstandigheden kunnen betrekking hebben op kinderarbeid en andere vormen van gedwongen arbeid in de ketens van toeleveranciers van ondernemingen. Ook discriminatie van bijvoorbeeld zwangere vrouwen of personeel van een bepaalde etnische achtergrond komt voor, zowel binnen bedrijven zelf als binnen de ketens. schendingen, implementatie, dialoog belanghebbenden, rapportages dialoog, externe verificatie en transparantie. Tabel 3.3 Voortgang Global Compact schendingen arbeidsomstandigheden Bron: Robeco en Achmea Investment Management Voortgang Koninklijke Ahold N.V. Vodafone Group PLC (zwart = gewijzigde status, grijs = status quo) Global Compact milieuschendingen Het doel van dit engagementthema is het opheffen van de gevonden schendingen van het VN Global Compact en het ontwikkelen van beleid, systemen en rapportages die verband houden met het voorkomen van nieuwe milieuschendingen. Structurele schendingen van het VN Global Compact, in het bijzonder de principes die gaan over milieu, vormen financiele, operationele en reputatierisico s voor de onderneming en voor haar belanghebbenden zoals aandeelhouders. en dienen daarom te voorkomen dat zij zich schuldig maken aan structurele schendingen van deze beginselen van het VN Global Compact. Mochten zij zich daaraan wel schuldig maken, dan is het wenselijk dat zij deze schendingen opheffen en voorkomen dat de schendingen in de toekomst opnieuw optreden. De dialoog wordt gevoerd aan de hand van SMARTdoelstellingen. De onderneming moet aantonen dat schending van de VN Global Compact principes structureel is opgeheven waarbij het wenselijk is dat een externe onafhankelijke partij vaststelt dat de schending is opgeheven. Bij het opheffen van de schending moet ook gedacht worden aan het nemen van corrigerende maatregelen, schadeloosstelling van betrokkenen en het opzetten en uitvoeren van herstelplannen. Om een schending effectief te verhelpen wordt op basis van SMART-doelstellingen de dialoog gevoerd op onder meer de volgende aandachtsgebieden; beleid voorkomen 12

Tabel 3.4 Voortgang Global Compact milieuschendingen Bron: Robeco en Achmea Investment Management Voortgang Tabel 3.5 Voortgang Global Compact schendingen corruptie Bron: Robeco en Achmea Investment Management Voortgang BHP Billiton Eni SpA Positief Duke Energy Corp. succesvol GlaxoSmithKline Positief Exxon Mobil Corp. succesvol Royal Philips NV Entergy Corp. Freeport-McMoRan Copper & Gold Tyco International (zwart = gewijzigde status, grijs = status quo) Newmont Mining Corp. Rio Tinto PLC Royal Dutch Shell PLC (zwart = gewijzigde status, grijs = status quo) Global Compact schendingen corruptie Omkoping en corruptie zijn niet verenigbaar met goed ondernemingsbestuur en hebben een negatieve invloed op de (creatie van) aandeelhouderswaarde. Het leidt tot nadelige economische, sociale en politieke uitkomsten. Overtredingen van internationale principes op het gebied van anticorruptie kunnen schadelijk zijn voor de reputatie van een bedrijf en de waarde van merken. Sociale kwesties in de voedingsmiddelen- en landbouwketen en in de voedingsmiddelenketen staan onder druk om meer inzicht te geven waar basismaterialen vandaan komen en op welke manier ze worden geproduceerd. Schandalen op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten of ontbossing in de toeleveringsketen kunnen voedingsmiddelenproducenten of supermarktketens snel raken. Partijen in de keten nemen dan vaak de beslissing om de inkoop op te schorten totdat de schandalen opgelost zijn. Aandeelhouderswaarde kan hierdoor onder druk komen te staan. Beleggers willen dat onder-nemingen voldoende zijn voorbereid om deze risico s het hoofd te bieden. Eén van de universele principes van het VN Global Compact is gericht op corruptie. Dit principe roept bedrijven op om preventieve en handhavingsmaatregelen in te stellen en een effectief systeem op te zetten voor de bestrijding van corruptie. Dit engagementthema heeft als doel het anticorruptiebeleid en de maatregelen tegen corruptie bij bedrijven te verbeteren. Daarnaast moet ook voldoende duidelijk worden gemaakt welke acties worden ondernomen tegen werknemers, agenten en onderaannemers die betrokken zijn bij beschuldigingen in verband met corruptie. Hierbij is het belangrijk dat er transparant wordt gecommuniceerd over verrichte onderzoeken en over doorgevoerde veranderingen. Om te identificeren welke risico s relevant zijn voor de beleggingsportefeuilles, zijn tien belangrijke grondstoffen met wijdverspreide maatschappelijke problemen geïdentificeerd. Daarnaast zijn ondernemingen die afhankelijk zijn van deze grondstoffen geselecteerd voor verder onderzoek. De tien onderzochte grondstoffen zijn palmolie, soja, cacao, koffie, thee, suiker, katoen, hazelnoot, gerstemout en zuivel. Uit het vooronderzoek is gebleken dat vijf relevante thema s kunnen worden vastgesteld waarover met de ondernemingen de dialoog kan worden aangegaan. Dit zijn achtereenvolgens: mensenrechten, waaronder gedwongen verhuizing van lokale bewoners en een verminderde toegang tot water; arbeidsrechten, waaronder kinderarbeid en onveilige arbeidsomstandigheden; duurzame agrarische productie, waaronder bodemerosie en het gebruik van chemicaliën; eerlijk loon, het minimum inkomen dat een (land)arbeider moet verdienen om te voorzien in de ba- 13

sisbehoeften (voedsel, onderdak, kleding, ziekenzorg en scholing); kleine boeren problematiek, prijsdruk, ondervoeding en niet-duurzaam grondgebruik. Ten aanzien van deze deelgebieden is onderstaand ondernemingsgedrag van groot belang: NGO s is cruciaal voor de voorbereiding van kleine boeren als toeleveranciers van de onderneming. Tabel 3.6 Voortgang Sociale kwesties in de voedingsmiddelen- en landbouwketen Bron: Robeco en Achmea Investment Management Voortgang Mensenrechten Van ondernemingen wordt verwacht dat zij een mensenrechtenbeleid ontwikkelen en, waar mogelijk, impactanalyses op het gebied van mensenrechten uitvoeren om te identificeren op welke productiegebieden schending van mensenrechten een risico is voor de ondernemingsactiviteiten. Arbeidsrechten ILO-conventies op het gebied van kinderarbeid, gedwongen arbeid, discriminatie en vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling dienen door ondernemingen te worden gerespecteerd. Door handhaving van deze gedragscode in de relatie tot de toeleveranciers kan de invloed van de onderneming ook reiken tot de werknemers van die toeleveranciers. Ahold Archer Daniels Midland Associated British Foods Plc Carrefour Coca Cola Enterprises, Inc. Heineken Mondelez International Nestlé SABMiller Plc Tesco Plc Unilever (zwart = gewijzigde status, grijs = status quo) Duurzame agrarische productie en die blootstelling hebben aan veeteelt, soja en palmolie dienen een beleid te ontwikkelen ten aanzien van ontbossing en waterschaarste. Transparantie hierover is van groot belang. Eerlijk loon Het betalen van een minimumloon zien we als een wettelijk basisvereiste. Aanvullend wordt verwacht dat ondernemingen beleid ontwikkelen om te zorgen voor een eerlijk loon voor hun werknemers en dat zij met hun toeleveranciers bespreken hoe een eerlijk loon ook in de keten kan worden bereikt. Kleine boeren problematiek en dienen landbouwtechnieken te stimuleren die de hulpbronnen, waar kleine boeren van afhankelijk zijn, in stand houden en tegelijkertijd de landbouwproductie maximaliseren. Dit kan worden gedaan door grondstoffen voor de landbouw of training te leveren. Samenwerking met 14 Kwaliteit van bestuur en toezicht De kwaliteit van ondernemingsbestuur en toezicht heeft een directe relatie met de prestaties van de onderneming. Naast de kwaliteiten van de individuele bestuursleden speelt de samenstelling van het bestuur een belangrijke rol in de kwaliteit van het ondernemingsbestuur. Diversiteit in ervaring, geslacht of etniciteit zorgt voor een goede mix van kenmerken waardoor een Raad van Bestuur of Raad van Commissarissen als geheel beter kan functioneren. Binnen dit engagement is ervoor gekozen de aandacht te richten op de verzekeringssector. Enerzijds is dit een sector waar goed bestuur in het algemeen en de kwaliteit van goed toezicht een hoge mate van financiële materialiteit kent. De risico s van zwak bestuur zijn binnen de sector groot te noemen. Anderzijds is deze sector nog niet goed vertegenwoordigd in het lopende engagement-programma, terwijl de omvang van deze ondernemingen in de benchmark en portefeuille groot is. In de loop van 2014 is een tiental Europese verzekeringsmaatschappijen geïdentificeerd voor toevoeging aan het engagementprogramma. Daarnaast zijn de best-practices

rondom het nominatieproces en de samenstelling van het bestuur binnen de sector in kaart gebracht. Per onderneming is op een aantal relevante punten een nulmeting gehouden. Door de best-practices hiertegen af te zetten is inzichtelijk gemaakt op welke vlakken per onderneming relevante engagement-doelstellingen liggen. Deze doelen kunnen op de volgende vlakken liggen: inrichting van het nominatieproces onafhankelijkheid van bestuurders openbaarheid van biografieën zelf-evaluatie diversiteit Tabel 3.7 Voortgang kwaliteit van bestuur en toezicht Bron: Robeco en Achmea Investment Management Voortgang Allianz SE Een goed functionerend corporate governance systeem kan bijdragen aan lange termijn aandeelhouderswaarde. Internationale en nationale principes en codes verschaffen richtlijnen voor goede corporate governance. Corporate governance kent vele aspecten die van belang zijn waaronder: beloningsbeleid, aandeelhoudersrechten, transparantie, effectief toezicht op management, onafhankelijke audit en risk management. In de eerste helft van 2016 is met twaalf Nederlandse ondernemingen door zowel Robeco als Achmea IM in Eumedion verband de dialoog aangegaan rond de kwestie goed bestuur. In de meeste gevallen vond de dialoog plaats op het vlak van beloningsbeleid, maar ook is regelmatig gesproken over de borging van aandeelhoudersrechten, het functioneren Raad van Commissarissen, en de auditfunctie bij de onderneming. AXA SA Baloise-Holding AG BNP Paribas SA Danske Bank A/S Hannover Rueckversicherungs AG ING Groep NV MetLife, Inc. Muenchener Rueckversicherungs AG SCOR SE Swiss Life Holding AG Swiss Re AG Zurich Financial Services Group (zwart = gewijzigde status, grijs = status quo) onsuccesvol Veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector Ondanks de grote verscheidenheid aan spelers in de productieketen van kleding, wordt de retailmarkt gekenmerkt door een relatief klein aantal aanbieders van eindproducten. De aanbieders, de grote multinationals, houden zich bezig met ontwerp, marketing en verkoop en hebben de beste kansen om goede winstmarges te realiseren. De textielsector is wereldwijd enorm competitief, met een keten die bijzonder gelaagd is en daardoor complex. Hoewel de productketen lang kan zijn, hebben deze multinationals over het algemeen slechts een relatie met de eerstvolgende schakel in de toeleveringsketen. Hierdoor ontbreekt het toezicht op activiteiten in de productie-keten. Een bijkomende factor is dat in veel landen met de wet- en regelgeving ten aanzien van veilige arbeidsomstandigheden niet goed is ontwikkeld. Goed ondernemingsbestuur De corporate governance structuur van een onderneming specificeert de rechten en verantwoordelijkheden van de verschillende belanghebbenden, zoals de directie, commissarissen, aandeelhouders en overige belanghebbenden. Een adequaat functionerend corporate governance systeem richt zich op de lange termijn continuïteit van een onderneming en beschermt de belangen van aandeelhouders. Het is dan ook belangrijk om beleid en managementsystemen te ontwikkelen die verder gaan dan enkel voldoen aan de lokale wet- en regelgeving. Dit is noodzakelijk om zowel directe risico s op het gebied van veiligheid voor medewerkers als ook indirecte risico s op het gebied van bijbehorende reputatie-schade in te perken. Specifieker zijn risico s op het gebied van brandveiligheid, constructieveiligheid van gebouwen, het gebruik van chemicaliën, hygiëne en sanitatie in de toeleveringsketen van belang in beeld te hebben. 15

Het doel van dit engagementthema is het verbeteren van beleid en gedrag van ondernemingen met betrekking tot de veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector. Er zijn doelen gesteld op de volgende gebieden: beleid en risicoanalyse, risicobeheersing, transparantie. De rol en invloed van kleding en textielbedrijven binnen de markt is ontoereikend om alle misstanden op te lossen die zich voordoen in de keten. Samenwerking (tussen overheid, leveranciers, retail en NGO s) en controle op onderaannemers is dan ook een belangrijk aandachtsgebied. Tabel 3.8 Veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector Bron: Robeco en Achmea Investment Management Voortgang Associated British Foods Positief Burberry Group Succesvol Hennes & Mauritz Succesvol Inditex Positief Kering Succesvol LVMH Moet Hennesey Louis Vuitton Succesvol Marks & Spencer Group VF (zwart = gewijzigde status, grijs = status quo) CO 2 management in de vastgoedsector Een groot deel van de menselijke CO 2-uitstoot is afkomstig van de gebouwde omgeving. In de vastgoedsector is dus veel potentie aanwezig om CO 2-uitstoot in te perken en de impact op het milieu te verlagen. Een minstens zo belangrijke motivatie om noodzakelijke CO 2 besparingen te realiseren is de overtuiging dat duurzaam vastgoed op termijn beter zal renderen dan vastgoed dat niet duurzaam is. Gebouwen met gunstige energielabels zijn eenvoudiger in de markt te zetten en hebben betere verwachting ten aanzien van de bezettingsgraad. Daarnaast wordt minder risico gelopen op het vlak van aanpassingen in het door de overheid gevoerde milieubeleid. Op basis van de 'Global Real Estate Sustainability Benchmark' (GRESB) score kunnen fondsmanagers hun duurzaamheidbeleid tegen het licht houden en verbeteringen doorvoeren. GRESB maakt scores voor ongeveer 350 vastgoedfondsen en rangschikt deze in vier kwadranten. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen starters op het gebied van duurzaamheidbeleid en de best presterende ondernemingen, waarbij ondernemingen prestatie-indicatoren volledig hebben geïntegreerd bij het beheer van de vastgoedportefeuille. De best presterende fondsen bevinden zich met name in Australië en Nieuw Zeeland, gevolgd door de Europese vastgoedfondsen. De Noord-Amerikaanse fondsen volgen en de Aziatische vastgoedfondsen scoren het slechtst. De eerste set ondernemingen waarmee het engagement wordt opgestart bevat acht vastgoedfondsen. Het is mogelijk dat hieraan later additionele fondsen worden toegevoegd. De doelstellingen binnen dit engagementthema zijn onderverdeeld in: 1. het beleid op het gebied van klimaatverandering; 2. de verankering van duurzaamheidsindicatoren binnen bedrijfsprocessen; 3. prestaties ten aanzien van energie en CO 2 reductiedoelstellingen; 4. de mate van transparantie daarin; 5. dialoog met huurders. Deze laatste doelstelling is toegevoegd vanuit de gedachte dat klimaatverandering een zaak is van zowel verhuurders als huurders. Tabel 3.9 Voortgang CO 2 management in de vastgoedsector Bron: Robeco en Achmea Investment Management Voortgang Hammerson plc Link Real Estate Investment Trust Unibail-Rodamco succesvol Simon Property Group, Inc. Neutraal Sun Hung Kai Properties Ltd. Negatief (zwart = gewijzigde status, grijs = status quo) ESG risico s en kansen in de (bio)-farmaceutische industrie De (bio)-farmaceutische industrie heeft te maken met een aantal risico s zoals prijsstijgingen van geneesmiddelen, de 16

maatschappelijke onhoudbaarheid van toenemende zorgkosten en reputatieschade door negatieve media-aandacht. Aan de andere kant hebben (bio)-farmaceutische ondernemingen een innovatieve kracht, is er een trend om geneesmiddelen te leveren op basis van waarde en is er sprake van actieve patiëntbetrokkenheid. Gezondheidszorg op basis van waarde wordt steeds belangrijker als bron van waardecreatie voor de sector. Deze trend houdt in dat ondernemingen de waarde van het gerealiseerde gezondheidseffect gebruiken als basis voor het vaststellen van prijzen. Dit in tegenstelling tot het gangbare marktmechanisme. Binnen dit engagementthema is een aantal doelen gesteld die relevant zijn voor de ondernemingen in het engagementprogramma. Het betreft doelen op een vijftal aandachtsgebieden, waarbij zowel sociale aspecten maar ook beheersmaatregelen een belangrijke rol spelen. Het zijn: Toegang tot gezondheidszorg en dienen strategieën te hebben of te ontwikkelen om toegang tot de gezondheidszorg voor de minst ontwikkelde landen mogelijk te maken. Niet alleen vanuit een sociaal perspectief is dit wenselijk, maar het is ook belangrijk vanuit het perspectief dat dit toekomstige afzetmarkten zijn met een groeiende middenklasse Tegelijk moeten ondernemingen efficiënte risicobeheerprocessen opzetten die de veiligheid en de kwaliteit van geneesmiddelen waarborgen. De antipsychotica Risperdal en Invega van Johnson & Johnson bijvoorbeeld, hebben de onderneming veel winst opgeleverd. Maar de onderneming heeft ook al miljoenen betaald aan de Amerikaanse overheid en is nu verwikkeld in een groot aantal rechtszaken over onrechtmatige marketingactiviteiten en ernstige bijwerkingen van deze middelen. Het is ook essentieel dat de toonaangevende rol die de (bio)-farmaceutische industrie vervult in het verschaffen van kwalitatief hoogstaande geneesmiddelen aan patiënten op één lijn ligt met een bij de economische omstandigheden in het betreffende land passend prijsniveau om zo goede toegang tot betaalbare geneesmiddelen te waarborgen. Bovendien wordt van ondernemingen verwacht dat ze beleid hebben geformuleerd over de transparantie van het klinisch onderzoek dat zij uitvoeren in hun zoektocht naar wetenschappelijke voortgang en volksgezondheid. Verder zou binnen ondernemingen een effectief implementatie- en controle-*mechanisme voor het anti-omkopingsbeleid moeten bestaan. Dit om kostbare rechtszaken, hoge boetes en aantasting van de merkwaarde te voorkomen. Tot slot halen ondernemingen concurrentievoordeel uit constante R&D-investeringen voor de ontwikkeling van innovatieve geneesmiddelen. Bedrijfsethiek (Bio)-farmaceuten dienen een anti-omkopingssysteem te hebben, dienen dit te implementeren en in het geval de onderneming disciplinaire maatregelen krijgt opgelegd, dient ze transparant hierover te zijn. Transparantie bij klinisch onderzoek Het is van belang om (historische) resultaten van klinische onderzoeken te publiceren, waardoor beleggers beter geïnformeerd zijn. Ook zou dit betekenen dat proefpersonen niet onnodig meermaals dezelfde (onsuccesvolle) tests hoeven te ondergaan. Productkwaliteit Risicobeheersmaatregelen zijn van cruciaal belang in een sector waar productieactiviteiten veelal zijn uitbesteed naar opkomende markten. Rechtszaken rondom slecht functionerende medicatie of hulpmiddelen kunnen ondernemingen grote reputatie- en financiële schade toedoen. Innovatiemanagement Toekomstige groei valt of staat met innovatie. Het is van belang binnen de onderneming een cultuur van innovatie te kweken. (Bio)-farmaceutische ondernemingen zouden zich moeten richten op innovatieve R&D projecten en afzien van generieke merkstrategieën. 17