Sociaal- Economische Raad

Vergelijkbare documenten
PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang februari 2005 nummer 10

Sociaal- Economische Raad

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang augustus 2002 num mer 50. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Hoofdbedrijfschap Ambachten 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. Inhoudsopgave. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

ONTWERP. Verordening van het Productschap Akkerbouw van 2009, houdende vaststelling bestemmingsheffing

LAATSTE TEKST (februari 2010)

PBO-blad. Inhoudsopgave. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 16 maart 2010; 1 Begripsbepalingen

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang december 2002 num mer 83

Sociaal- Economische Raad

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 13 februari 2007; 1 Begripsbepalingen

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 13 februari 2007;

No. Ho 03/2010. Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;

No. Ho. 01/2014. Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;

1 Begripsbepalingen. 2 Heffingsplicht

ONTWERP-VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING BLOEMBOLLENHANDEL OOGSTJAAR 2013

VERORDENING PA SUBSIDIES STRUCTUURVERSTERKING BROOD EN BANKET 2008

Verordening PT heffing export bloemkwekerijproducten Japan 2009

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Openbare kennisgevingen 2

No. 03/2012. Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;

Artikel 1. Verordening PT vakheffing boomkwekerijproducten 2008

Productschap Diervoeder

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Openbare kennisgevingen 2

Verordening financiering projecten groothandelssector 2013

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bestuurskamer. Wij Beatrix,.. 1 Begripsbepalingen

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 10 mei 2011; 1 Begripsbepalingen

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel

Weet waarvoor u betaalt!

VERORDENING PT BESTEMMINGSHEFFING VERDUURZAAMDE GROENTEN EN FRUIT 2013

No. Ho 02/2012. Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard van 27 mei 2008;

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang december 2009 nummer 82

Onderwerp: Vaststelling Algemene subsidieverordening Purmerend 2014

Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit Hoofdbedrijfschap Detailhandel

Regeling impuls beroepsonderwijs voor landelijke organen 2000

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

2009 (Verordening PT heffing eetbare paddenstoelen en uitgangsmateriaal van groenten 2009)

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

ONTWERP IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR van Aruba, In overweging genomen hebbende:

Gelet op de artikelen 93, 95, 123 en 125 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en gelet op Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Bestuurskamer. Wij Beatrix, enzovoorts

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT 2015

VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING AANBOD BLOEMKWEKERIJPRODUCTEN 2013

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN

Regels voor bedrijveninvesteringszones (Wet op de bedrijveninvesteringszones)

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 oktober 2014

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van..., kenmerk

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor het Brood- en Banketbakkersbedrijf

Wmo-innovatiefonds gemeente Drimmelen

Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit van het Productschap Zuivel

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2010;

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

STADSREGIO AMSTERDAM ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in de sector Glastuinbouw 2015

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Gelet op het artikel 90, tweede en derde lid van de Wet raadgevend referendum;

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 Dienst SoZaWe Nw. Fryslân

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang december 2002 num mer 82

Uitgegeven: 12 februari , no. 11 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Verordening op de Wet sociale werkvoorziening

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Gemeente Harlingen

Gelet op de artikelen 93 en 95 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op artikel 4 van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering;

3. Wettelijke bepalingen over toezicht

ERKENNINGSREGELING VOOR HET BESTRATINGSBEDRIJF

VERORDENING CLIENTENPARTICIPATIE HALTE WERK GEMEENTE HEERHUGOWAARD

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

1 Begripsbepalingen. 2 Retributieplicht

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Beleidsregel subsidiëring medisch haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

de hierna volgende Verordening cliëntenparticipatie Halte Werk gemeente Langedijk 2015 vast te stellen.

heffingsplichtige : een natuurlijk persoon of rechtspersoon of een niet-rechtspersoonlijkheidbezittende

BELEIDSREGEL NADEELCOMPENSATIE KABELS EN LEIDINGEN GEMEENTE EINDHOVEN Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

"VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOESLAG 2015".

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Mandaatbesluit FUMO. Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van de FUMO d.d. 16 september Mandaatbesluit FUMO

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

besluit van de gemeenteraad

Transcriptie:

Sociaal- Economische Raad

Verordeningen blad Bedrijfsorganisatie Tegen een besluit tot goedkeuring van een begroting of een herziene begroting van een bedrijfslichaam kunnen belanghebbenden binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt een beroepschrift indienen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021,2500 EA Den Haag. BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdbedrijfschap Ambachten, HBA 5 Verordening bestemmingsheflng natuursteenbedrijf2007 Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 27 september 2006 houdende regels terzake van de door het hoofdbedrijfschap aan de ondernemers die het natuursteenbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing natuursteenbedrijf 2007) Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gehoord de Commissie natuursteenbedrijf; Gelet op de artikelen 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: l BEGRIPSBEPALING EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; b. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; c. de omzet: omzet behaald met de onderneming op de Nederlandse markt exclusief BTW; d. het hoofdbedrijfschap: het Hoofdbedrijfschap Ambachten; e. werkende: alle personen die in de onderneming werkzaam zijn, hetzij in dienstbetrekking, hetzij niet in dienstbetrekking en betrokken zijn bij zowel direct productieve werkzaamheden als niet-direct productieve werkzaamheden; f. be~temmin~sheffing: heffing die is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 1. Deze verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven waarin het natuursteenbedrijf wordt uitgeoefend. 2. In deze verordening wordt onder uitoefening van het natuursteenbedrijf niet de gespecialiseerde goothandel in natuursteen verstaan.

5 2 DE HEFFINGEN Artikel 3 1. Aan de ondernemers bedoeld in artikel 2, die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin het natuursteenbedrijf wordt uitgeoefend, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd ten behoeve van de promotie van natuursteen en het natuursteenbedrijf, het bevorderen van een goede bedrijfsvoering in het algemeen en de persoonlijke ontwikkeling van ondernemers en werknemers in het bijzonder. 2. Als grondslag voor de heffing geldt de omzet in 2005. 3. De heffingen worden als volgt vastgesteld: a. over de omzet tot 115.000: 3,40 per duizend euro omzet; b. over het gedeelte van de omzet vanaf 11 5.000 tot 225.000: 2,80 per duizend euro omzet; c. over het gedeelte van de omzet vanaf 225.000 tot 450.000: 2,25 per duizend euro omzet; d. over het gedeelte van de omzet vanaf 450.000 tot 2.250.000: 1,90 per duizend euro omzet; e. over omzetten vanaf 2.250.000: 0,20 per duizend euro omzet. 4. De heffing op grond van artikel 3, derde lid, bedraagt ten minste 100,-. 5. In afwijking van het tweede lid, wordt voor ondernemers die de bedrijfsuitoefening na 1 januari 2005 hebben aangevangen als grondslag gehanteerd de omzet over de periode van aanvang van de bedrijfsuitoefening tot en met 31 december 2006, met een maximum van twaalf maanden vanaf de aanvang van de bedrijfsuitoefening. Artikel 4 1. Aan de ondernemers bedoeld in artikel 2, die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin het natuursteenbedrijf wordt uitgeoefend, wordt naast de heffing als bedoeld in artikel 3, een heffing opgelegd ten behoeve van de bedrijfsgezondheidszorg en goede arbeidsomstandigheden in de bedrijven. 2. De heffing bedraagt 40 per in de onderneming werkende, waarbij geldt dat voor werkenden ouder dan 65 en voor administratief werkenden voorzover minder dan 8 uur per week werkzaam, een korting wordt toegepast van 30. 3. De peildatum voor het vaststellen van de in het tweede lid genoemde bedragen is 1 oktober 2006. Artikel 5 1. Aan de ondernemer die lid is van de Algemene Nederlandse Bond van Natuursteenbedrijven (ABN) en over het jaar 2006 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de bruto heffing opgelegd op grond van artikel 3 een aftrek toegestaan van 50%, met een maximum van 50% van de totaal betaalde contributie over 2006 (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit de door de in de eerste volzin genoemde organisatie verstrekte opgave blijkt dat de contributie is betaald. 2. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen, 3

b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. 5. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. 6. Op een verzoek als in het vijfde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist. g 3 DE VASTSTELLING EN OPLEGGING VAN DE HEFFING Artikel 6 1. De voorzitter stelt de grondslag van de heffingen vast. 2. De ondernemer is verplicht om op eerste vordering de voorzitter de gegevens te verstrekken en de boeken en bescheiden over te leggen, die hij naar zijn oordeel nodig heeft om de grondslag van de heffingen te kunnen vaststellen. De voorzitter kan om een accountantsverklaring verzoeken. 3. Indien de ondernemer, ondanks herhaald verzoek, de in het tweede lid bedoelde gegevens of bescheiden niet verstrekt of overlegt stelt de voorzitter de grondslag vast op basis van geschatte cijfers. Artikel 7 De voorzitter stelt de heffingen vast op basis van de ingevolge artikel 6 vastgestelde grondslag. Artikel 8 De artikelen 7 tot en met 10 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing. 4 DE BETALING VAN DE HEFFING Artikel 9 1. De ondernemer is verplicht de opgelegde heffing binnen zes weken na de dagtekening van de heffingsbeschikking te voldoen. 2. Na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn zendt de voorzitter de ondernemer die het binnen die termijn verschuldigde bedrag niet of niet volledig heeft betaald, een herinnering. 3. Indien de ondernemer het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dagtekening van de herinnering niet of niet volledig heeft betaald, maant de voorzitter de ondernemer schriftelijk aan om alsnog binnen tien dagen te betalen. 4. Indien het derde lid wordt toegepast, brengt de voorzitter de ondernemer administratiekosten in rekening. 4

s 5 VERMINDERING VAN HEFFING Artikel 10 1. Bij cumulatie van deze bestemmingsheffingen met een of meer andere aan het HBA te betalen be~temmin~sheffing, vermindert de voorzitter de heffing tot nihil, indien de uitoefening van het natuursteenbedrijf kan worden aangemerkt als een nevenactiviteit ten opzichte van die andere bedrijfsuitoefening of bedrijfsuitoefeningen waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd. 2. De vermindering wordt alleen toegepast ten aanzien van de onderneming waarin één persoon alle bedrijven uitoefent waarvoor bestemmingheffingen zijn opgelegd. Artikel 11 Indien er sprake is van zodanige omstandigheden dat betaling van de volledige heffing of betaling van welk bedrag dan ook in redelijkheid niet kan worden verlangd, kan de voorzitter op aanvraag van de ondernemer het heffingsbedrag verminderen. Artikel 12 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 10 en 11 wordt schriftelijk ingediend binnen zes weken nadat de heffing is opgelegd. 2. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste: a. naam en adres van de aanvrager; b. de dagtekening; c. de dagtekening en het nummer van de heffingsnota waarop de aanvraag betrekking heeft; d. de gronden van de aanvraag; e. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. Artikel 13 Indien door het verstrekken van onjuiste of onvoldoende gegevens ten onrechte vermindering op grond van artikel 10 en 11 is verleend, trekt de voorzitter zijn beschikking op de aanvraag om vermindering in. s 6 OVERIGE BEPALINGEN Artikel 14 De bevoegdheid om de heffingen als bedoeld in artikel 3 en 4 op te leggen alsmede de bevoegdheid om de overige krachtens deze verordening te nemen besluiten te nemen, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 5, zesde lid, is gedelegeerd aan de voorzitter. Artikel 15 1. Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze verordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. 5

2. De voorzitter gebruikt de bij de uitvoering van deze verordening ter beschikking komende gegevens uitsluitend voor de uitvoering van deze verordening. 3. Tot de in het tweede lid bedoelde gegevens hebben uitsluitend toegang de voorzitter en de door deze aangewezen leden van het personeel van het secretariaat. Artikel 16 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 17 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing natuursteenbedrijf 2007. Den Haag, 27 september 2006 P. Kalle voorzitter J.W. Nelson secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 november 2006 en door de Minister van Economische Zaken mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 19 december 2006, nr. EPIMW 6103994. TOELICHTING Brancheschets In het najaar van 2005 heeft het onderzoeksbureau EIM in opdracht van het HBA een representatief branchestructuuronderzoek uitgevoerd. Volgens het onderzoek bevat de natuursteenbranche vier typen bedrijven: ondernemers die vooral gericht zijn op de particuliere markt (circa 50%); ondernemers die vooral gericht zijn op professionele markt (ruim 25%); ondernemers die zich vooral richten op de handel binnen de branche (8%); o overige natuursteenbedrijven zonder duidelijke accenten (13%). De!gemiddelde leeftijd van de bedrijven is 25 jaar; 12% is ouder dan 75 jaar. De op de handel gerichte bedrijven zijn beduidend jonger, tweederde daarvan is jonger dan vijf jaar. Tweederde van de bedrijven heeft een eigen werkplaats. In bijna de helft van de bedrijven werken niet meer dan twee personen. In totaal werken 3400 personen in de branche. Vooral mannen. Bijna een derde is 45 jaar of ouder. Ruim tweederde volgde een vakopleiding bij het Centrum Natuursteen. De brancheomzet voor 2004 is geschat op 380 miljoen euro (excl. BTW). Voor 2005 verwachtten de ondernemers een lichte groei. De (graf)monumenten zorgen voor ongeveer 40% van de omzet; de bouwgerelateerde werken voor eveneens circa 40%; de overige 20% van de totaalomzet wordt behaald door restauratie, onderhoud en handelsactiviteiten. Gevraagd naar de knelpunten die ondernemers ervaren, worden als 'groot' probleem vooral genoemd: het aantrekken van vakbekwaam personeel (27%), de loonkosten (1 6%) en de administratieve lasten (1 4%). 6

Commissie natuursteenbedrijf Zoals blijkt uit artikel 5 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten (Stbl. 2003 479) is een Commissie natuursteenbedrijf ingesteld. De commissie is een orgaan als bedoeld in artikel 88a van de Wet op de bedrijfsorganisatie. Dit houdt in dat de samenstelling van de commissie wordt bepaald door de Bestuurskamer van de SER aan de hand van de geldende criteria voor representativiteit. Volgens het door het bestuur van het HBA vastgestelde 'Besluit Commissie natuursteenbedrijf' heeft de commissie tot taak: - voor ieder begrotingsjaar een jaarplan vast te stellen, dat het beleids- en activiteitenprogramma van de commissie voor de sociaal-economische ontwikkeling van de natuursteenbranche en de behartiging van het gemeenschappelijke belang van de ondernemingen in de branche en de daarbij betrokken personen bevat; - de uitvoering van het hiervoor bedoelde jaarplan, voor zover de commissie daartoe bevoegd is; - het dagelijks bestuur voor ieder begrotingsjaar schriftelijk te adviseren over de begroting voor de dienst natuursteenbedrijf en de aan de ondernemers die het natuursteenbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffingen; - het dagelijks bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over subsidie ten laste van het budget van de commissie; - het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over de uitoefening van de taak van het hoofdbedrijfschap voor zover het betreft de natuursteenbranche. De strategische visie vastgelegd in het door het bestuur van het HBA vastgestelde programma 'Vakkundig naar 2010" geldt voor de commissie als leidraad. Hoofdlijnen van het programma zijn behoud en modernisering van vakmanschap, het versterken van ondernemerschap en modernisering van bedrijfsvoering en verbetering communicatie met potentiële klanten en ook met jongeren. Activiteiten in 2007 Uit de opbrengst van de heffing op grond van artikel 3 worden de activiteiten in de volgende aandachtsgebieden gefinancierd: A. Natuursteenbranche Algemeen De Algemene kosten van de activiteiten voor de natuursteenbranche, zoals de kosten van de commissie, de specifieke kosten voor de natuursteenbranche van registratie en de bestemmingsheffingen en drukwerk en brochures rondom beleid en projecten op het gebied van kwaliteitszorg in brede zin, opstellen van branchecodes, structuuronderzoek, arbeidsomstandigheden (VASt-traject), arbeidsmarkt, milieuzorg, bevordering van het gebruik van ICT en gerichte activiteiten ter versterking van goed ondernemerschap en competentieontwikkelingen bij werknemers. B. Techniek en Promotie De bestemmingsheffing wordt tevens gebruikt voor de activiteiten voor de promotie en voorlichting over natuursteen. Deze activiteiten worden omschreven in een afzonderlijk deel van het jaarplan 2007 voor de natuursteenbranche. Dit betreft o.a. een marketingcampagne, beleidsontwikkeling op dit gebied voor de bouw-, gedenkteken- en de restauratiesector, het ontwikkelen van richtlijnen en productinformatie (Natuursteen 90), het bijhouden van Europese normen, het uitvoeren van Tech-scans bij bedrijven, het ontwikkelen van technische hulpmiddelen voor de natuursteenbedrijven en hun opdrachtgevers en onderzoek en ontwikkeling op dit gebied. Ook de kosten van de medewerkers (en de hiervan afgeleide kosten, zoals huisvesting, automatisering, bureaukosten) die de voornoemde activiteiten uitvoeren, worden van dit deel van de baten van deze bestemmingsheffing gefinancierd.

Uit de opbrengst van de heffing op grond van artikel 4 worden de activiteiten in de volgende aandachtsgebieden gefinancierd: - Bedrijfsgezondheidszorg voor de natuursteenbranche De bedrijfsgezondheidszorg is in de natuursteenbedrijfstak sinds 1 april 1979 opgedragen aan de Stichting Arbouw, waarvoor de stichting Centrum Natuursteen als contractspartij optreedt. In opdracht van de Stichting Arbouw worden door de regionale Arbo-diensten diensten verricht waartoe behoren het verrichten van intrede- en periodieke keuringen, individuele hulpverlening, voorlichting en het verrichten van een eerste onderzoek op de werkplek, alsmede de door de Stichting Arbouw zelf te verrichten v~orlichtin~sactiviteiten in algemene zin en het verzorgen van opleiding en onderzoek. b - Arbeidsomstandigheden en gezondheidszorg Samenwerking met de Stichting Arbouw aan op de natuursteenbranche afgestemde hulpmiddelen ter bevordering van de arbeidsomstandigheden en gezondheidszorg in verband met de arbeid in de natuursteenbedrijfstak in brede zin door o.a. onderzoek en het bijwerken van een A-blad Fysieke belasting en (kwarts)stof, het opstellen van een Programma van Eisen voor het werken op begraafplaatsen en het bevorderen van goede arbeidsomstandigheden als onderdeel van integrale kwaliteitszorg. Ten behoeve van de uitvoering van de diverse activiteiten maakt het HBA gebruik van de bestaande kennis en aanwezige infrastructuur in de sector, verenigd in de Stichting Centrum Natuursteen. Het bestuur is van oordeel dat met deze activiteiten zowel het gemeenschappelijke belang van het bij het hoofdbedrijfschap aangesloten ambacht, als het algemeen belang is gediend. Voorts verdient hier opmerking dat alle activiteiten worden beoordeeld aan de hand van de zgn. PBOtoets. PBO-toets De geplande projecten voldoen aan de voorwaarden die het HBA als publiekrechtelijk bedrijfslichaam aan zijn activiteiten stelt; deze toets omvat de volgende elementen: pbo-gehalte: zij passen binnen de wettelijke taak en bevoegdheden van het HBA; complementariteit: bedoelde activiteiten worden niet of onvoldoende door de markt of door private organisaties opgepakt; non-exclusiviteit: de resultaten staan in beginsel aan alle bedrijfsgenoten, georganiseerden en niet-georganiseerden ter beschikking; i primaat van stimuleren boven reguleren: de activiteiten zijn gericht op het stimuleren van branchegenoten, zonder daarbij dwingende regels op te leggen; draagvlak: de activiteiten zijn afgestemd met de branche; evaluatie: bij elk van de activiteiten is voorzien in een evaluatie. Raming van de opbrengst Naar verwachting zal de opbrengst van de heffing op grond van artikel 3 660.000 bedragen voor aftrek en e 566.000 na correctie met de georganiseerdenaftrek. Deze opbrengst wordt als volgt verdeeld: - A. 40% voor de algemene activiteiten: 226.000; - B. 60% voor techniek en promotie: 340.000; De opbrengst van de heffing op grond van artikel 4 wordt geraamd op 115.000 en aangewend ten behoeve van arbeidsomstandigheden en gezondheidszorg. Voor 2006 werd de opbrengst in totaal geraamd op 700.000.

Per 9 januari 2006 waren 780 ondernemingen waarin het natuursteenbedrijf wordt uitgeoefend ingeschreven bij het HBA. Heffing De verordening kent twee heffingscomponenten; een heffing op grond van de omzet (artikel 3) en een heffing op basis van het aantal werkenden in de onderneming (artikel 4). De opbouw van de heffingscomponent op basis van omzet is degressief. Grote ondernemers betalen relatief gezien minder dan de kleine ondernemingen. De ratio achter deze structuur is het feit dat de activiteiten die worden ontplooid relatief vaker door het kleinbedrijf worden gebruikt. Bovendien zou een evenredige heffing tot onaanvaardbaar hoge heffingen voor de grote bedrijven leiden. Hierbij wordt opgemerkt dat 90% van de bedrijfstak bestaat uit ondernemingen met minder dan 10 werkenden. De heffings~om~onent op basis van het aantal werkenden is een vast bedrag per werkende. Voor administratief personeel en oudere werkenden is een kortingsregeling ingebouwd. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. Gegevens worden ontleend aan het Handelsregister. Wel wordt de ondernemers ten behoeve van het opleggen van een gedifferentieerde heffing gevraagd naar het aantal werkenden en de omzetgegevens. De voordelen hiervan wegen echter op tegen de geringe verhoging van de hiermee gepaard gaande administratieve lasten. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten en indien aan de orde met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. Het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de betrokken projecten gaat uit van de bij de Commissie natuursteenbedrijf betrokken organisaties. Het HBA kan niet vrijelijk over de middelen beschikken. De kosten die het HBA voor de projecten maakt worden volledig betaald uit de opbrengsten van onderhavige heffing en komen ten laste van de ondernemingen in de branche die ook van de projecten profiteren. De voor de financiering van de projecten gebruikte heffingsopbrengsten zijn niet aan te merken als 'staatsmiddelen' zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345102 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen.

ARTIKELEN Artikel 2 De werkingssfeer van de verordening komt overeen met de werkingssfeer zoals blijkt uit het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Hierin is bepaald dat tot de uitoefening van het natuursteenbedrijf wordt gerekend 'het bewerken van natuursteen, al dan niet gepaard gaande met het plaatsen daarvan, of de handel in onbewerkt of bewerkt natuursteen'. Op 4 februari 2005 heeft de Vereniging Nederlandse Natuursteen Importeurs (VNNI) bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verzoek ingediend om de gespecialiseerde groothandelsbedrijven in natuursteen niet langer onder de werkingssfeer van het Hoofdbedrijfschap Ambachten te houden. Het gaat hierbij om ongeveer 15 gespecialiseerde groothandelsondernemingen. Het betreft bedrijven die uitsluitend aan bedrijven (nie~aan particulieren) leveren en geen werken aannemen. Zij oefenen niet het ambachtelijke c natuursteenbedrijf uit. Dit verzoek is door de minister in behandeling genomen. De Sociaal- Economische Raad heeft inmiddels positief over het verzoek geadviseerd. Vooruitlopend op de wijziging in de werkingssfeer van het HBA wordt de werkingssfeer van deze heffingsverordening overeenkomstig het verzoek van de VNNI ingeperkt. Artikel 3 Voor de berekening van de heffing op grondslag van de omzet wordt de omzet of de geschatte omzet afgerond op een veelvoud van f: 1.000, waarbij bedragen tot f: 500 naar beneden worden afgerond en bedragen van 500 en meer naar boven worden afgerond. Artikel 4 Voor elke werkende wordt een vast bedrag geheven. Het basisbedrag voor deze genoemde heffing bedraagt 40 per persoon. Hiervan is 30 bestemd voor de financiering van de gezondheidszorg als hierboven omschreven en 10 voor met name de financiering van de algemene activiteiten gericht op het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Het bedrag van 30 voor de gezondheidszorg is niet verschuldigd voor werkenden ouder dan 65 jaar en personen administratief werkzaam gedurende minder dan 8 uur per week, daar deze categorieën van personen t.a.v. de gezondheidszorg en scholingsactiviteiten een speciale positie innemen. Artikel 5 Dit artikel biedt de mogelijkheid om de ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie een aftrek toe te staan, zoals bedoeld in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie. De organisatie waarvan de leden in ieder geval in aanmerking komen voor de georganiseerdenaftrek is genoemd in het eerste lid. Om te voorkomen dat leden van andere organisaties die een wezenlijke rol spelen in de sociaaleconomische belangenbehartiging van ondernemers die het natuursteenbedrijf uitoefenen daarvan uitgesloten worden, is het vierde lid opgenomen. De tekst correspondeert met de bepaling zoals opgenomen in artikel 5.1 van het Besluit beleidsregel Bestuurskamer. Het dagelijks bestuur bepaalt of een organisatie aan de in het tweede lid genoemde criteria voldoet. Zolang het hierboven bij artikel 2 genoemde verzoek van de VNNI tot inperking van de werkingssfeer van het HBA niet is geëffectueerd, komen eventuele heffingsplichtige VNNIleden op grond van deze bepaling voor de georganiseerdenaftrek in aanmerking. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van f: 91.000 begroot.

Artikel 9 Bij cumulatie van bestemmingsheffingen wordt de be~temmingsheffin~ voor de hoofdactiviteit gehandhaafd en de bestemmingsheffing(en) voor de nevenactiviteit(en) kwijtgescholden, indien het betreft een kleine onderneming waarin in de regel dezelfde persoon alle handelingen verricht die tot de bedrijfsuitoefeningen behoren waarvoor de heffingen worden opgelegd. In dit verband wordt onder hoofdactiviteit verstaan het bedrijf waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd, dat van het totaal der in de onderneming uitgeoefende bestemmingsheffingplichtige bedrijven die zijn genoemd in artikel 3 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten, het grootste deel uitmaakt. Als maatstaf voor de beoordeling of er sprake is van een hoofd- dan wel nevenactiviteit wordt in beginsel uitgegaan van de omzet per bedrijfsuitoefening. Mocht deze maatstaf onredelijk uitwerken door een aanzienlijk verschil in het uurtarief voor de diverse bedrijfsuitoefeningen, dan worden de landelijk gemiddelde uurtarieven meegewogen in de beoordeling. Den Haag, 27 september 2006 P. Kalle voorzitter J.W. Nelson secretaris HBA 6 Verordening bestemmingshefing optiekbedrijf2007 Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 27 september 2006 houdende regels terzake van de aan de ondernemers die het optiekbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing optiekbedrijf 2007) Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het advies van de Commissie optiekbedrijf; Besluit: 5 1 BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; b. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; c. werkzame personen: personen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 1996 die betrokken zijn bij de uitoefening van het optiekbedrijf; d. bestemmingsheffing: heffing die is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 Deze verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven waarin het optiekbedrijf wordt uitgeoefend. 11

S 2 DE HEFFING Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin het optiekbedrijf wordt uitgeoefend, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd ten behoeve van projecten ter bevordering van het ondernemerschap en verbetering van het imago. 2. De heffing bedoeld in het eerste lid bedraagt voor iedere onderneming waarin het optiekbedrijf wordt uitgeoefend: a. 250 voor ondernemingen met O en 1 werkzame persoon; b. 500 voor ondernemingen met 2 tot 5 werkzame personen; c. 750 voor ondernemingen met 5 tot l O werkzame personen; d. 1.000 voor ondernemingen met 10 tot 50 werkzame personen. 3. Niet heffingplichtig is de ondernemer die uitsluitend naar buiten treedt onder een collectieve handelsnaam van een samenwerkingsformule die meer dan 13 aangesloten vestigingen heeft. Artikel 4 Aan de ondernemer die lid is van de Nederlandse Unie van Optiekbedrijven (NUVO) en over het jaar 2006 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de bruto heffing een aftrek toegestaan van 50% met een maximum van 50% van de betaalde contributie over 2006 (excl. BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit de door de in de eerste volzin genoemde organisatie verstrekte opgave blijkt dat de contributie is betaald. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheden kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen, b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist.

5 3 VERMINDERING VAN HEFFING Artikel 5 1. Bij cumulatie van onderhavige bestemmingsheffing met een of meer andere aan het Hoofdbedrijfschap Ambachten te betalen bestemmingsheffingen, wordt de heffing tot nihil verminderd, indien de uitoefening van het optiekbedrijf kan worden aangemerkt als een nevenactiviteit ten opzichte van die andere bedrijfsuitoefening of bedrijfsuitoefeningen waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd. 2. De vermindering wordt alleen toegepast ten aanzien van de vestiging of onderneming waarin één persoon alle bedrijven uitoefent waarvoor bestemmingsheffingen zijn opgelegd. Artikel 6 Vermindering als bedoeld in artikel 5 wordt slechts verleend op aanvraag. De aanvrager toont aan dat aan de in het desbetreffende artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan. 5 4 OVERIGE BEPALINGEN Artikel 7 De artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 8 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 9 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie. Artikel 10 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing optiekbedrijf 2007. Den Haag, 27 september 2006 P. Kalle voorzitter J.W. Nelson secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskarner van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 november 2006 en door de Minister van Economische Zaken mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 19 december 2006, nr. EPIMW 6103994.

TOELICHTING Brancheschets Door het onderzoeksbureau EIM is laatstelijk eind 2004 in opdracht van het HBA in de optiekbranche een representatief branchestructuuronderzoek uitgevoerd. Ongeveer de helft van de in 2004 werkzame 2100 vestigingspunten richt zich zowel op oogzorg als op de verkoop van monturen, brillenglazen en lenzen. De rest hetzij meer op de verkoop, hetzij meer op de oogzorg. De brancheomzet bedroeg in 2002 circa 640 miljoen (excl. BTW). In 2003 werkten er ongeveer 7400 mensen in de branche, een gestage groei ten opzichte van voorgaande jaren. Er werken evenveel mannen als vrouwen. Ongeveer een derde van de werkzame personen is 45 jaar of ouder. Bijna 40% van de werknemers werkt vijf dagen, ruim 20% vier dagen en de rest korter per week. 38% van de werknemers werkt langer dan vijf jaar bij hetzelfde bedrijf. Driekwart van de werkzame personen in de branche kende in 2003 geen ziekteverzuim. Gevraagd naar de knelpunten die ondernemers ervaren, wordt vooral het aantrekken van bekwaam personeel als groot probleem genoemd (24%); daarnaast ook de loonkosten (16%), de administratieve lasten (14%) en de concurrentie (13%). Omzetniveau, financiering, de locatie van de zaak, milieu- en arbo-eisen worden beduidend minder vaak als (groot) probleem ervaren. Commissie optiekbedrijf Het bestuur van het HBA heeft een Commissie optiekbedrijf ingesteld. De commissie heeft tot taak het HBA-beleid ten aanzien van de optiekbranche vorm te geven. Zij maakt een vertaalslag van de algemene taak en doelstellingen van het HBA. De commissie geeft aan op welke wijze het HBA het meest doeltreffend en doelmatig de sociaal-economische ontwikkeling van de optiekbranche kan bevorderen. De commissie heeft daarin de functie van beleidsadviseur. Daarnaast heeft de commissie een functie bij de uitvoering van het beleid ten aanzien van de optiekbranche. De strategische visie vastgelegd in het door het bestuur van het HBA vastgestelde programma "Vakkundig naar 2010" geldt voor de commissie als leidraad. Hoofdlijnen van het programma zijn behoud en modernisering van vakmanschap, het versterken van ondernemerschap en modernisering van bedrijfsvoering en verbetering communicatie met potentiële klanten en ook met jongeren. De leden van de commissie worden door het dagelijks bestuur van het HBA benoemd op voordracht van Nederlandse Unie van Optiekbedrijven (NUVO). Door de leden van de commissie te benoemen op voordracht van de betrokken brancheorganisatie wordt een zo goed mogelijke aansluiting met de branche bewerkstelligd. De werkzaamheden van de commissie en de branchespecifieke projecten worden betaald uit de opbrengst van de bestemmingsheffing. Werkzaamheden van de commissie in 2007 De werkzaamheden van de commissie zullen zich in 2007 op de volgende aandachtsgebieden/projecten richten: - verbetering arbeidsmarktpositie; - professionaliteit/ondernemerschap; - branche-imago.

De projecten beogen de continuïteit van de optiekbranche te waarborgen en te verstevigen, van de bedrijven in het midden- en kleinbedrijf (mkb) in het bijzonder. De projecten leveren een bijdrage aan de verbetering van de arbeidsmarktpositie, de professionaliteit, het ondernemerschap en het branche-imago. De bestemmingheffing wordt sinds 2002 op verzoek van de NUVO opgelegd. Over dit verzoek heeft de NUVO overleg gehad met Unie van Filiaal- en Franchise- Optiekbedrijven Nederland (UFON). Het verzoek van de NUVO beperkt zich tot het mkb-gedeelte van de branche. Ondernemingen met meer dan 50 werkzame personen zijn om die reden niet heffingplichtig. Ook de ondernemers die deel uitmaken van een samenwerkingsformule behorende tot het grootbedrijf (met 13 of meer aangesloten vestigingen) worden niet tot het MKB-segment gerekend. Met name de - zelfstandige - ondernemingen in het mkb zijn ieder voor zich niet in staat een wezenlijke bijdrage te leveren aan de continuïteit van de optiekbranche. Ook met betrekking tot professionaliteit en ondernemerschap kampen met name de mkb-ondernemingen met een stafmanco. Het ligt dan ook in de rede dat het mkb-segment bijdraagt aan de projecten die in het belang zijn van dat segment. Indirect wordt de oogzorg/optiek laagdrempeliger en toegankelijker omdat met de bijdragen wordt beoogd voor- en toelichting te geven over alles aangaande ogen en oogzorg. Vanwege de brede kennis en kundigheid die in de optiekbranche aanwezig is, heeft dit positieve effecten op de wachtlijsten bij de oogartsen. Publiekrechtelijke regeling Het gaat hier om branchebrede activiteiten in het algemeen en sectoraal belang. Er is dus voldoende gond om deze activiteiten publiekrechtelijk op te pakken. Dit mede omdat zij anders niet zullen worden verricht. De individuele ondernemer in het mkb kan deze activiteiten gelet op de geringe schaal van de mkb-ondernemer niet verrichten. Ook de NUVO heeft onvoldoende middelen om de onderhavige activiteiten te financieren. Het HBA heeft daarom aan het verzoek van de representatieve brancheorganisatie gevolg gegeven. Private belangen De activiteiten zijn met name gericht op de - zelfstandige - ondernemingen in het mkb. Een afweging van de belangen van het grootbedrijf leidde er toe de ondernemingen behorende tot het gootbedrijf buiten de werkingssfeer van deze verordening te houden. Het gaat om ongeveer 6 ondernemingen. Daar waar de activiteiten ook voor het grootbedrijf van belang zouden kunnen zijn, heeft het grootbedrijf bij monde van de UFON aangegeven bereid te zijn op ~rivaatrechtelijke basis een financiële bijdrage te leveren. De activiteiten zijn in het belang van alle ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf. Het van dit deel van de branche verlangen van een bijdrage is derhalve niet onredelijk. Algemeen belang Het richten van de aandacht op oogzorg/optiek in al haar facetten is in het algemeen belang. Het goed zien hangt direct samen met arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld bij beeldschermwerk. Maar ook het aspect goed zien in relatie tot de verkeersveiligheid dient het algemeen belang Het is bij het ~ubliek nog onvoldoende bekend welke handelingen door de opticien, contactlensspecialist en optometrist kunnen worden verricht op het gebied van oogzorg. Het verschaffen van meer inzicht bij het publiek over de kennis en kunde en mogelijkheden van de branche op het terrein van oogzorg, is in het algemeen belang. Het laagdrempeliger maken van oogzorg heeft namelijk een positief effect op de wachtlijsten bij de oogartsen.

Professionalisering van de branche is in het algemeen belang. Goed functionerende ondernemers die stabiele werkgelegenheid en een gezonde werkomgeving bieden dienen de economie van Nederland. Dat ondernemers de wet- en regelgeving goed toepassen is eveneens in het algemeen belang. Sectoraal belang Meer aandacht voor de branche in termen van modisch, modern, deskundig en technisch, resulteert in meer bekendheid van en met de branche, waardoor de arbeidsmarktpositie, de concurrentiepositie en de professionaliteit verbeteren. Toestroom van consumenten en arbeidskrachten resulteert in een verbetering van de continuïteit van de branche. PBO-toets Zoals uit het bovenstaande blijkt voldoen de geplande projecten aan de voorwaarden die het HBA als publiekrechtelijk bedrijfslichaam aan zijn activiteiten stelt; deze toets omvat de volgende elementen: pbo-gehalte: zij passen binnen de wettelijke taak en bevoegdheden van het HBA; e complementariteit: bedoelde activiteiten worden niet of onvoldoende door de markt of door private organisaties opgepakt; non-exclusiviteit: de resultaten staan in beginsel aan alle bedrijfsgenoten, georganiseerden en niet-georganiseerden ter beschikking; primaat van stimuleren boven reguleren: de activiteiten zijn gericht op het stimuleren van branchegenoten, zonder daarbij dwingende regels op te leggen; draagvlak: de activiteiten zijn afgestemd met de branche; e evaluatie: bij elk van de activiteiten is voorzien in een evaluatie. Raming van de opbrengst De netto opbrengst van de heffing wordt voor het jaar 2007 geraamd op 412.500. Voor het heffingsjaar 2006 werd de opbrengst geraamd op 387.000. Blijkens de jaarrekening 2005 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar 431.71 1. Per 9 januari 2006 zijn er 1.550 ondernemingen ingeschreven in het register van het HBA die het optiekbedrijf uitoefenen. Per 25 mei 2005 waren dat er 1.522 en per 12 mei 2004 1.553. Representativiteit De representativiteit van het segment optiekbedrijf bedraagt, blijkens het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten van 6 november 2003,56% op grond van het aantal lid ondernemers en 74% op grond van het aantal werkzame personen. Heffing Het aantal werkzame personen is bepalend voor de hoogte van de heffing. Het doel van deze differentiatie is om, gelet op de samenstelling van de branche, de lasten zo evenredig mogelijk te verdelen. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens worden volledig ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten en indien aan de orde met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel.

Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. Het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de betrokken projecten gaat uit van de bij de Commissie optiekbedrijf betrokken organisatie. Het HBA kan niet vrijelijk over de middelen beschikken. De kosten die het HBA voor de projecten maakt worden volledig betaald uit de opbrengsten van onderhavige heffing en komen ten laste van de ondernemingen in de branche die ook van de projecten profiteren. De voor de financiering van de projecten gebruikte heffingsopbrengsten zijn niet aan te merken als 'staatsmiddelen' zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. Artikelen Artikel 2 Onder het optiekbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het aanmeten van visuele hulpmiddelen, met inbegrip van het doen van subjectieve of objectieve metingen van de ogen of het onderzoeken van de ogen op abnormaliteiten; het bedrijf van het aanmeten, aanpassen, assembleren of afpassen van brillen; het bedrijf van het herstellen van visuele of optische hulpmiddelen. De opticiens/contactlensspecialisten en optometristen vormen samen de optiekbranche. Zij leveren in de regel visuele hulpmiddelen af. Optometrie bevat onder meer het doen van objectieve metingen en het aanmeten en aanpassen van contactlenzen alsmede het beoordelen van en screenen van de ogen op aandoeningen. Artikel 3 De bestemminpheffing wordt opgelegd naast de op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 opgelegde heffing. Artikel 4 Dit artikel biedt de mogelijkheid om de ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie een aftrek toe te staan, zoals bedoeld in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie. De organisatie waarvan de leden in ieder geval in aanmerking komen voor de georganiseerdenaftrek is genoemd in het eerste lid. Om te voorkomen dat leden van andere organisaties die een wezenlijke rol spelen in de sociaal-economische belangenbehartiging van ondernemers in het optiekbedrijf daarvan uitgesloten worden, is het derde lid opgenomen. De tekst correspondeert met de bepaling zoals opgenomen in artikel 5.1 van het Besluit beleidsregel Bestuurskamer. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van f: 168.000 begroot. Onder bruto heffing wordt verstaan het saldo na vermindering op grond van aanvang of beëindiging van de bedrijfsuitoefening in de loop van het heffingsjaar en vermindering op grond van artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007.

Artikel 5 Bij cumulatie van bestemmingsheffingen wordt de bestemmingsheffing voor de hoofdactiviteit gehandhaafd en de bestemmingsheffing(en) voor de nevenactiviteit(en) kwijtgescholden, indien het betreft een kleine onderneming waarin in de regel dezelfde persoon alle handelingen verricht die tot de bedrijfsuitoefening behoren waarvoor de heffingen worden opgelegd. In dit verband wordt onder hoofdactiviteit verstaan het bedrijf waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd, dat van het totaal der in de onderneming uitgeoefende be~ternmingsheffin~s~lichtige bedrijven die zijn genoemd in artikel 3 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten het grootste deel uitmaakt. Artikel 7 Ten aanzien van de bestemmingsheffing zijn de artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen regelen onder meer de wijze waarop de heffing wordt opgelegd en de termijn waarbinnen de heffing moet zijn betaald. Artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 bevat een hardheidsclausule. Een lage omzet is op zichzelf in principe geen grond voor vermindering. Indien de ondernemer kiest voor een kleinschalige bedrijfsuitoefening heeft dit als consequentie dat de kosten in relatie tot de opbrengst relatief hoog zijn. Een recente start van de onderneming kan aanleiding zijn om de heffing te verminderen als de omzet achter blijft bij de bij de start van de onderneming door de ondernemer geraamde omzetprognose. De reden voor toepassing van de hardheidsclausule is dat de start van een bedrijf in de regel gepaard gaat met hoge investerings- en andere aanloopkosten - die zijn begroot op grond van de geraamde omzetprognose - terwijl de klantenkring nog moet worden opgebouwd. De achterblijvende omzet oefent dan een te grote druk uit op het resultaat. De ondernemer moet zelf om toepassing van de hardheidsclausule verzoeken. De onderlinge rangorde van de verschillende verminderings- en aftrekregelingen is als volgt: 1. artikel 5 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 2. artikel 5 Verordening be~temmin~sheffing optiekbedrijf 2007; 3. artikel 12 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 4. artikel 4 Verordening bestemmingsheffing optiekbedrijf 2007. De bruto heffing is het saldo na toepassing van de eerste 3 verminderings- en aftrekregelingen. Den Haag, 27 september 2006 P. Kalle voorzitter J.W. Nelson secretaris

HBA 7 Verordening bestemmingsheffing schoonheidsverzorgingsbedrij~2007 Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 27 september 2006, houdende regels ter zake van de aan de ondernemers die het schoonheidsverzorgingsbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing schoonheidsverzorgingsbedrijf 2007) Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het advies van de Commissie schoonheidsverzorgingsbedrijf; Besluit: 8 1 BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; b. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; c. werkzame personen: personen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 1996 die betrokken zijn bij de uitoefening van het schoonheidsverzorgingsbedrijf; d. be~temmingsheffin~: heffing die is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 De verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven, waarin het schoonheidsverzorgingsbedrijf wordt uitgeoefend. 8 2 DE HEFFING Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening het scho~nheidsverzor~in~sbedrijf uitoefenen, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd ten behoeve van collectieve ~rornotie, onderwijs, scholing en opleiding, onderzoek, voorlichting en professionalisering van de bedrijfsvoering. 2. De heffing bedoeld in het eerste lid bestaat uit: a. een basisheffing van 89,- voor iedere vestiging waarin het schoonheidsverzorgingsbedrijf wordt uitgeoefend; b. een heffing werkzame personen, waarvan de hoogte afhankelijk is van het aantal werkzame personen werkzaam in de onderneming, met toepassing van het in het derde lid opgenomen schema.

3. De heffing werkzame personen bedraagt: aantal werkzame personen heffing werkzame personen Oen 1 nihil 2 f2 25,- 3 e 35,- 4 45,- 5 tot 10 e 55,- 10 tot 20 e 75,- 20 tot 50 95,- 50 en meer 115,- 4. In afwijking van het tweede lid, onder a, bedraagt de basisheffing, indien de ondernemer het bedrijf uitsluitend anders dan in een vestiging uitoefent, 89,- per onderneming. Artikel 4 Aan de ondernemer die lid is van de Algemene Nederlandse Branche Organisatie Schoonheidsverzorging (ANBOS) en over het jaar 2006 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de bruto heffing een aftrek toegestaan van 50%, met een maximum van 50% van de betaalde contributie over 2006 (exclusief BW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit door de in de eerste volzin genoemde organisatie verstrekte opgave is gebleken dat de contributie is betaald. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen, b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist.

$3 VERMINDERING VAN HEFFING Artikel 5 Indien de ondernemer het schoonheidsverzorgingsbedrijf uitoefent in meerdere vestigingen waarvan de gezamenlijke openingstijd niet meer dan 55 uur bedraagt, vermindert de voorzitter de opgelegde heffingen tot het bedrag dat zou zijn opgelegd als de ondernemer één vestiging zou exploiteren. Artikel 6 1. Bij cumulatie van onderhavige bestemmingsheffing met een of meer andere aan het Hoofdbedrijfschap Ambachten te betalen bestemmingsheffingen, wordt de heffing tot nihil verminderd, indien de uitoefening van het schoonheidsverzorgingsbedrijf kan worden aangemerkt als een nevenactiviteit ten opzichte van die andere bedrijfsuitoefening of bedrijfsuitoefeningen waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd. 2. De vermindering wordt alleen toegepast ten aanzien van de vestiging of onderneming waarin één persoon alle bedrijven uitoefent waarvoor bestemming~heffin~en zijn opgelegd. Artikel 7 Vermindering als bedoeld in artikel 5 of 6 wordt slechts verleend op aanvraag. De aanvrager toont ten genoegen van de voorzitter aan dat aan de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan. OVERIGE BEPALINGEN Artikel 8 De artikelen 5 tot en met 14 van de heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 9 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 10 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie.

Artikel 11 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing schoonheidsverzorgingsbedrijf 2007. Den Haag, 27 september 2006 P. Kalle voorzitter J.W. Nelson secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 november 2006 en door de Minister van Economische Zaken mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 19 december 2006, nr. EPMW 6 103994. TOELICHTrNG Brancheschets Nuchtere feitenkennis is onontbeerlijk om succesvol branchebeleid te kunnen voeren; bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs en scholing of richting de overheid (administratieve lasten). Dit geldt niet alleen voor ondernemers- en werknemersorganisaties maar ook voor overheden. Daarnaast zijn betrouwbare cijfers natuurlijk ook nuttig voor de bedrijven zelf. Zij krijgen als het ware een spiegel voorgehouden. Aan de hand van de resultaten kunnen bedrijven nagaan in hoeverre zij afwijken van het branchegemiddelde. Dat kan inspireren tot verandering of de juistheid bevestigen van een al eerder ingeslagen weg. In het najaar van 2005 heeft het onderzoeksbureau EIM in opdracht van het HBA in de schoonheidsverzorgingsbranche een representatief branchestructuuronderzoek uitgevoerd. Volgens dit onderzoek bestaat de branche voor meer dan de helft uit "basisbedrijven": zij voeren hoofdzakelijk basishandelingen uit. Daarnaast is er een kleinere groep meer gespecialiseerd bezig. De overige groep wordt gevormd door de gecombineerde bedrijven; zij halen een behoorlijk deel van hun omzet uit andere activiteiten, zoals voetverzorging. Verreweg de meeste schoonheidsverzorgers (81%) werken in een speciaal daarvoor ingerichte ruimte in of bij het woonhuis. De meeste ondernemers (89%) werken zonder personeel. In de branche werken in totaal ruim 13.000 mensen, bijna allemaal vrouwen, waaronder veel parttimers. De omzet van de branche bedroeg in 2004 ruim een kwart miljard euro. De meeste ondernemers halen een bescheiden omzet: 80% niet meer dan 25.000 euro.(excl. BTW). Slechts 5% haalt een omzet van 75.000 euro of meer. De meerderheid van ondernemers is overigens tevreden over de omzet. Ruim driekwart van de ondernemers geeft de collectieve reclamecampagne 'Laat je huid leven' een rapportcijfer van 7 of hoger. Gevraagd naar de knelpunten die ondernemers ervaren, worden vooral genoemd: de administratieve lasten (35% vindt die een probleem), het omzetniveau (31%), concurrentie (23%) en kennis van het ondernemerschap (20%).

Commissie schoonheidsverzorgingsbedrijf Door het bestuur van het HBA is voor het scho~nheidsverzorgin~sbedrijf een adviescommissie ingesteld. Deze commissie heeft de volgende taken: voor ieder begrotingjaar een jaarplan vast te stellen, dat het beleids- en activiteitenprogramma van de commissie voor de sociaal-economische ontwikkeling van de schoonheidsverzorgingsbranche en de behartiging van het gemeenschappelijke belang van de ondernemingen in de branche en de daarbij betrokken personen bevat; de uitvoering van het in onderdeel 1. bedoelde jaarplan, voor zover de commissie daartoe bevoegd is; het dagelijks bestuur voor ieder begrotingsjaar schriftelijk te adviseren over de begroting voor de dienst schoonheidsverzorgingsbedrijf en de aan de ondernemers die het schoonheidsverzorgingsbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffingen; het dagelijks bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over subsidie ten laste van het budget van de commissie; het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over de uitoefening van de taak van het hoofdbedrijfschap voor zover het betreft de schoonheidsverzorgingsbranche. De leden van de Commissie schoonheidsverzorgingsbedrijf worden door het Dagelijks Bestuur benoemd op voordracht van de Algemene Nederlandse Branche Organisatie Schoonheidsverzorgings (ANBOS). De werkzaamheden van de commissie worden betaald uit de opbrengst van de bestemmingsheffing. De strategische visie vastgelegd in het door het bestuur van het HBA vastgestelde programma 'Vakkundig naar 2010" geldt voor de commissie als leidraad. Hoofdlijnen van het programma zijn behoud en modernisering van vakmanschap, het versterken van ondernemerschap en modernisering van bedrijfsvoering en verbetering communicatie met potentiële klanten en ook met jongeren. Werkzaamheden van de commissie in 2007 De ontwikkelingen en gesignaleerde behoeften in de branche zijn in belangrijke mate richtinggevend voor de activiteiten van de Commissie schoonheidsverzorgingsbedrijf in het begrotingsjaar 2007. De commissie kiest voor de navolgende aandacht~gebiedeni~rojecten: Collectieve promotie Collectieve promotie dient meerdere doelen. In dit verband kunnen worden genoemd het verbeteren van het imago van de schoonheidsspecialist, het verhogen van de bezoekfrequentie, het verhogen van de prijs/waardeverhouding en het onderstrepen van het vakmanschap van de schoonheidsspecialist. Op dit moment concentreert de branchepromotie zich rond de campagne "De schoonheidsspecialist. Gemaakt voor jouw huid". De campagne is zodanig opgezet dat zowel grote als kleine bedrijven, zowel georganiseerden als ongeorganiseerden, zowel met als zonder personeel zich erin kunnen herkennen en erop kunnen inspelen. De Commissie Schoonheidsverzorging ziet in collectieve promotie een noodzakelijk instrument om - mede gezien de ontwikkelingen in de aanpalende sectoren - de branche op het huidige niveau te houden. - Beroepspraktijkvorming (BPV); Het in 2000 door het bestuur van KOC Nederland vastgestelde reglement erkenning leerbedrijven (1 juli 2000) wordt per 1 september 2006 vervangen door een geheel vernieuwd reglement. Echter, aan dit nieuwe reglement is - evenals in 2000 - de branchespecifieke voorwaarde toegevoegd dat de praktijkopleider, ter voldoening aan de eisen van pedagogischdidactische vaardigheid, in het bezit dient te zijn van het diploma Voortgezette Opleiding dan

wel een verklaring kan overleggen van een pedagogische opleiding afgegeven door de Pedagogisch Technische Hogeschool Nederland, dan wel het certificaat heeft behaald van de cursus Trainen en Opleiden voor Praktijkopleiders (TOP) in de schoonheids- en voetverzorging, afgegeven door KOC Nederland. Gelet op het feit dat: ca. 35% van de ondernemers/werknemers in de schoonheidsverzorging in het bezit is van het diploma Voortgezette Opleiding, derhalve door de resterende 65% op andere wijze zal moeten worden voldaan aan de voornoemde voorwaarden, de huidige TOP cursus op grond van tijdsduur en kosten een niet onaanzienlijke drempel blijkt te zijn voor de bedrijven in de schoonheidsverzorging om erkend praktijkopleider te worden, is het de wens te participeren in een nieuw te ontwikkelen training voor de praktijkopleider. Om het aantal leerbedrijven op peil te houden, dan wel uit te breiden naar een aantal waaraan behoefte bestaat, dient bij de ontwikkeling veel aandacht te worden geschonken aan drempelverlaging voor deelname aan een dergelijke training door de ondernemers in de schoonheidsverzorging, zowel in tijd als in geld. De introductie van het competentiegerichte onderwijs in 2008 heeft eveneens gevolgen voor de beroepspraktijkvorming. De praktijkopleider zal moeten worden geïnformeerd over, dan wel worden geschoold in deze nieuwe structuur van onderwijs. Het materiaal dat de praktijkopleider ter beschikking heeft zal wellicht ook moeten worden aangepast aan het kwalificatieprofiel schoonheidsspecialist. De resultaten van het door MKB Nederland/Hoofdbedrijfschap Ambachten in gang gezette onderzoek naar de kosten van de beroepspraktijkvorming in het Midden- en Kleinbedrijf dienen bij dit project te worden betrokken. Commissies theorie- en praktijktoetsing bovenbouw; De Stichting Kwaliteitscentrum Schoonheidsverzorging, Centrum voor vakbekwaamheid in de uiterlijke verzorging, verzorgt sedert medio 2002 de examens in de zogenoemde bovenbouw van schoonheidsverzorging (voortgezette opleiding en specialisaties). Elk jaar worden twee theorie-examens en twee praktijkexamens afgenomen (exclusief mogelijke herexamens) zodat de multiple choice vragen voor in totaal 13 theorievakken tweemaal per jaar moeten worden geactualiseerd en de exameneisen voor zowel praktijk als theorie frequent moeten worden bewaakt en waar nodig bijgesteld. Daartoe zijn commissies samengesteld waarvan de leden op grond van hun kennis en vaardigheden van de verschillende disciplines in staat voldoende theorievragen aan te leveren. Een aantal examens is samengevoegd in één commissie. Met de introductie in 2006 van de nieuwe specialisaties ontharingsmethoden en manuele lymfedrainage lichaam, is een verdere uitbreiding van de commissies in 2006/2007 noodzakelijk. Introductie van het competentiegericht onderwijs; In december 2004 heeft de brancheorganisatie (ANBOS) de Beroepscompetentieprofielen op niveau 3 en niveau 4 goedgekeurd. Aan deze BCP's voor schoonheidsverzorging wordt momenteel uitwerking gegeven door het KBB KOC Nederland door de samenstelling van een kwalificatiedossier en een verantwoordingsdossier. Met enige vertraging als gevolg van gewijzigde richtlijnen door het Ministerie van Onderwijs, wordt nu verwacht van onderwijsinstellingen dat zij ingaande het schooljaar 2008-2009 inhoudelijk vorm geven aan het competentiegericht leren. Daartoe zijn zogenoemde proeftuinen ingericht en zijn 17

onderwijsinstellingen aangemerkt als experimentscholen, waarvan 16 scholen uit het bekostigd onderwijs en een particuliere school. Tijdens bijeenkomsten van de sectie Scholen, waarbij 52 particuliere en gesubsidieerde scholen zijn aangesloten, wordt door deze instellingen aangegeven dat implementatie van het competentiegericht onderwijs als een zware last wordt beschouwd. De scholen - met name de particuliere - zullen in 2007 dan ook in toenemende mate een beroep doen op de brancheorganisatie en het Kwaliteitscentrum. Ter bewaking van de uniformiteit en de kwaliteit in het onderwijs, wil het Kwaliteitscentrum met dit tweede project in 2007 nader uitwerking geven aan de ombuigingsoperatie naar het competentiegericht onderwijs. - Herkenbaarheid van het diploma schoonheidsverzorging; Per 1 augustus 2004 is de externe legitimering -waarbij 51% van het examen extern werd gelegitimeerd - vervallen en vervangen door 100% legitimering door examen- of onderwijsinstellingen. Het gevolg is dat meerdere instellingen het examen kunnen afnemen en een (school-)diploma uitreiken. Ondanks het feit dat een exameninstelling over een goedkeuring van KCE dient te beschikken, vervalt daarmee een belangrijk deel van de herkenbaarheid en uniformiteit. Dit geeft grote onduidelijkheid, zowel voor de werknemers als voor de zich zelfstandig vestigende ondernemer in de schoonheidsverzorging en niet in de laatste plaats voor de consument. In dit derde project worden voor schoonheidsverzorging richtlijnen geformuleerd voor exameninstellingen (naast of in aanvulling op de standaarden van KCE) waardoor het civiele effect van het vakdiploma schoonheidsverzorging kan worden geborgd. Primair dienen de inspanningen er op te zijn gericht dat de kwaliteit van de uitstroom uit het onderwijs schoonheidsverzorging goed wordt bewaakt en dat de producten transparant zijn. Het Kwaliteitscentrum wil graag invulling geven aan deze van haar verlangde taken om zo, in de lijn van de doelstellingen, te blijven werken aan het kwaliteitsniveau van het vak schoonheidsverzorging. - Examens in het Middelbaar Beroepsonderwijs; In het kader van de introductie van het competentiegerichte onderwijs in 2008, is het van groot belang dat voor schoonheidsverzorging een generiek model wordt ontwikkeld voor de examenstructuur in het Middelbaar Beroepsonderwijs. Dit ter verkrijging i.c. het behoud van uniformiteit in deze examens. - Sinds 2001 wordt workshopprogramma aangeboden aan alle bij CRK bekende ondernemers in de schoonheidsverzorging. Er is een bestendige belangstelling voor de workshops zoals 'Kies gericht en verhoog uw omzet', 'Een succesvolle schoonheidssalon' en 'Leidinggeven & Motiveren'. De Commissie schoonheidsverzorging hecht aan een verdere professionalisering van de branche schoonheidsverzorging, ook voor wat betreft de bedrijfsvoering. Het workshopprogramma krijgt in 2007 dan ook een vervolg. Onderzoek zelfstandige exameninstelling De ontwikkelingen in het KBB KOC Nederland te Nieuwegein, zoals die de laatste tijd vorm hebben gekregen, zijn voor de participerende branches in de uiterlijke verzorging - met name voet- en schoonheidsverzorging - aanleiding geweest zich nader te bezinnen op de toekomst en de continuering van de examinering in het Middelbaar Beroepsonderwijs. Naar het zich laat aanzien, ontstaat er een discrepantie tussen de Haarverzorging enerzijds en de beide andere branches in de uiterlijke verzorging anderzijds, wat aanleiding kan zijn te overwegen de examinering van schoonheidsverzorging vanuit een meer verzelfstandigde positie vorm en inhoud te gaan geven.

Infolijn schoonheidsverzorging De commissie kent al vele jaren een infolijn voor de schoonheidsverzorging waar zowel de schoonheidsspecialist (branchebreed) als de consument informatie kan verkrijgen ten aanzien van het vak schoonheidsverzorging en de bedrijfsvoering. De behoefte aan op de branche gerichte informatie groeit zoals mag blijken uit het aantal telefoongesprekken en e-mail berichten. Werd de infolijn in 2005 door ca. 17.500 ondernemers en consumenten geraadpleegd, in 2006 bedraagt dit aantal naar verwachting ruim 18.000. In het afgelopen jaar is veelvuldig informatie opgevraagd over: het startedovernemen van een onderneming; nieuwe behandelmethoden, onderwijs en opleidingen; problematiek van de zorgverzekeraars; het in dienst nemen van personeel, arbeidsovereenkomst en beloning van personeel; verzekeringen wettelijke aansprakelijkheid en beroepsaansprakelijkheid; huur en verhuur van (een deel van) de onderneming; stoppen en verkoop van de onderneming. Over het algemeen kan worden gesteld dat de vraagstellingen steeds concreter en directer is en daarmee worden hoge eisen gesteld aan de informatielijn. Code van de schoonheidsspecialist in depraktijk Om de Code van de schoonheidsspecialist meer toegankelijk te maken voor de ondernemers in de schoonheidsverzorging, is in 2001/2002 een op de praktijk van alle dag gerichte training ontwikkeld, inclusief de film 'De Code in de praktijk' en een daarop aansluitend praktijkhandboek/docentenhandleiding. Uit een in 2005 gehouden evaluatie met de docenten van deze training is naar voren gekomen dat de cursusdag een andere indeling behoeft en dient te worden aangepast aan de actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. PBO-toets De geplande projecten voldoen aan de voorwaarden die het HBA als publiekrechtelijk. bedrijfslichaam aan zijn activiteiten stelt; deze toets omvat de volgende elementen: o pbo-gehalte: zij passen binnen de wettelijke taak en bevoegdheden van het HBA; o complementariteit: bedoelde activiteiten worden niet of onvoldoende door de markt of door private organisaties opgepakt; o non-exclusiviteit: de resultaten staan in beginsel aan alle bedrijfsgenoten, georganiseerden en niet-georganiseerden ter beschikking; primaat van stimuleren boven reguleren: de activiteiten zijn gericht op het stimuleren van branchegenoten, zonder daarbij dwingende regels op te leggen; o draagvlak: de activiteiten zijn afgestemd met de branche; o evaluatie: bij elk van de activiteiten is voorzien in een evaluatie. Raming van de opbrengst De netto opbrengst van de heffing wordt voor 2007 geraamd op 775.000. Voor 2006 werd de opbrengt geraamd op 720.000. Volgens de jaarrekening 2005 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar 805.355. Per 9 januari 2006 waren 10.741 vestigingen waarin het schoonheidsverzorgingsbedrijf wordt uitgeoefend ingeschreven bij het HBA. Per 25 mei 2005 waren dat er 10.100. Representativiteit De representativiteit van het segment schoonheidsverzorgingsbedrijf bedraagt, blijkens het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten van 6 november 2003,70% op grond van omzet.

Heffing De structuur van be~temmingsheffin~ is ten opzichte van heffingsjaar 2006 niet gewijzigd. De heffingsstructuur van 2006 was ten opzichte van 2005 gewijzigd. De basisheffing is toen van f: 93 verlaagd naar 89. Ook de heffing werkzame personen is toen aangepast. In de lagere categorieën (tot 10 werkzame personen) is deze heffing met C 1,50 verlaagd. De drie hoogste categorieën zijn verhoogd met respectievelijk 8,50, 18,50 en 28,50. Hierdoor wordt nog meer rekening gehouden met de draagkracht van de kleine en grote ondernemingen in de branche, met als doel de lasten zo evenredig mogelijk te verdelen. Voor ambulante onderneming bedraagt de basisheffing 89,-. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens worden volledig ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten en indien aan de orde met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. Het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de betrokken projecten gaat uit van de bij de Commissie schoonheidsverzorgingsbedrijf betrokken organisatie. Het HBA kan niet vrijelijk over de middelen beschikken. De kosten die het HBA voor de projecten maakt worden volledig betaald uit de opbrengsten van onderhavige heffing en komen ten laste van de ondernemingen in de branche die ook van de projecten profiteren. De voor de financiering van de projecten gebruikte heffingsopbrengsten zijn niet aan te merken als 'staatsmiddelen' zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. Artikelen Artikel 3 De bestemmingsheffing wordt opgelegd naast de op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 opgelegde heffing. In het derde lid is tot uitdrukking gebracht dat ook ondernemers die hun bedrijf niet in een vestiging uitoefenen - zoals ambulante ondernemers - heffingplichtig zijn. Voor deze ondernemers is de heffing gelijk aan de heffing voor ondernemers die één vestiging exploiteren. Artikel 4 Dit artikel biedt de mogelijkheid om de ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie een aftrek toe te staan, zoals bedoeld in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo). De organisaties waarvan de leden in ieder geval in aanmerking komen

voor de georganiseerdenaftrek zijn genoemd in het eerste lid. Om te voorkomen dat leden van andere organisaties die een wezenlijke rol spelen in de sociaal-economische belangenbehartiging van ondernemers in het scho~nheidsverzor~ingsbedrijf daarvan uitgesloten worden, is het derde lid opgenomen. De tekst correspondeert met de bepaling zoals opgenomen in artikel 5.1 van het Besluit beleidsregels Bestuurskamer. Het dagelijks bestuur bepaalt of een organisatie aan de in het tweede lid genoemde criteria voldoet. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van 158.050 begroot. Onder bruto heffing wordt verstaan het saldo na vermindering op grond van aanvang of beëindiging van de bedrijfsuitoefening in de loop van het heffingsjaar en vermindering op grond van artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007. Artikel 5 Het aantal uren is gerelateerd aan de maximale openstellingstijd zoals dat op basis van de Winkelsluitingswet 1992 vóór 1 juni 1996 was geregeld. Hoewel de wettelijke toegestane openingstijden zijn verruimd, is in de verordening vastgehouden aan het criterium van 55 uur. Aangezien deze verminderingsmogelijkheid voornamelijk is bedoeld voor de kleine ondernemingen is het niet redelijk het criterium in overeenstemming te brengen met de wettelijke maximaal toegestane openingstijd. Artikel 6 Bij cumulatie van bestemmingsheffingen wordt de bestemmingsheffing voor de hoofdactiviteit gehandhaafd en de bestemmingsheffing(en) voor de nevenactiviteit(en) kwijtgescholden, indien het betreft een kleine onderneming waarin in de regel dezelfde persoon alle handelingen verricht die tot de bedrijfsuitoefening behoren waarvoor de heffingen worden opgelegd. In dit verband wordt onder hoofdactiviteit verstaan het bedrijf waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd, dat van het totaal der in de onderneming uitgeoefende bestemmingsheffingsplichtige bedrijven die zijn genoemd in artikel 3 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten het grootste deel uitmaakt. Artikel 8 Ten aanzien van de bestemmingsheffing zijn de artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen regelen onder meer de wijze waarop de heffing wordt opgelegd en de termijn waarbinnen de heffing moet zijn betaald. Artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 bevat een hardheidsclausule. Een lage omzet is op zichzelf in principe geen grond voor vermindering. Indien de ondernemer kiest voor een kleinschalige bedrijfsuitoefening heeft dit als consequentie dat de kosten in relatie tot de opbrengst relatief hoog zijn. Een recente start van de onderneming kan aanleiding zijn om de heffing te verminderen als de omzet achter blijft bij de bij de start van de onderneming door de ondernemer geraamde omzetprognose. De reden voor toepassing van de hardheidsclausule is dat de start va neen bedrijf in de regel gepaard gaat met hoge investerings- en andere aanloopkosten - die zijn begroot op grond van de geraamde omzetprognose - terwijl de klantenkring nog moet worden opgebouwd. De achterblijvende omzet oefent dan een te grote druk uit op het resultaat. Niet voor vermindering komen in aanmerking die ondernemers die, hoewel hoge aanloopkosten zijn gemaakt, een kleinschalige bedrijfsuitoefening met lage omzet beogen. De ondernemer moet zelf om toepassing van de hardheidsclausule verzoeken.

De onderlinge rangorde van de verschillende verminderings- en aftrekregelingen is als volgt: 1. artikel 5 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 2. artikel 5 Verordening be~temmingsheffin~ schoonheidsverzorgingsbedrijf 2007; 3. artikel 6 Verordening bestemmingsheffing schoonheidsverzorgingsbedrijf 2007; 4. artikel 12 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 5. artikel 4 Verordening be~temmingsheffin~ schoonheidsverzorgingsbedrijf 2007. De bruto heffing is het saldo na toepassing van de eerste 4 verminderings- en aftrekregelingen. Den Haag, 27 september 2006 P. Kalle voorzitter J.W. Nelson secretaris HBA 8 Verordening bestemmingsheffing voegbedrijf2007 Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 27 september 2006, houdende regels terzake van de door het hoofdbedrijfschap aan de ondernemers die het voegbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing voegbedrijf 2007) Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het advies van de Commissie voegbedrijf; Besluit: 8 1 BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; b. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; c. werkzame personen: personen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 1996 die betrokken zijn bij de uitoefening van het voegbedrijf; d. bestemmingsheffing: heffing die is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 De verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven, waarin het voegbedrijf wordt uitgeoefend.

S 2 DE HEFFING Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening het voegbedrijf uitoefenen, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd ten behoeve van de bevordering van de sociaal economische ontwikkeling van de voegbranche door middel van scholing en opleiding, informatieverstrekking en workshops, ICT, imagoverbetering, ontwikkeling van erkenningsregelingen, onderzoek, een helpdesk en deelname aan normcommissies en regelgevende instanties. 2. De heffing bedoeld in het eerste lid bedraagt voor iedere onderneming waarin het voegbedrijf wordt uitgeoefend: a. 100 voor ondernemingen met O en 1 werkzame persoon; b. 150,- voor ondernemingen met 2 tot 5 werkzame personen; c. 175,- voor ondernemingen met 5 tot 10 werkzame personen; d. 200,- voor ondernemingen met 10 tot 15 werkzame personen; e. 250,- voor ondernemingen met 15 tot 20 werkzame personen; f. 300,- voor ondernemingen met 20 tot 30 werkzame personen; g. 400,- voor ondernemingen met 30 tot 60 werkzame personen; h. 600,- voor ondernemingen met 60 of meer werkzame personen. Artikel 4 1. Aan de ondernemer die lid is van de Vereniging Nederlandse Voegbedrijven (VNV) en over het jaar 2006 aan deze vereniging contributie heeft betaald, wordt een aftrek toegestaan van 50% van de bruto heffing met een maximum van 50% van de betaalde contributie over 2006 (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit door de vereniging verstrekte opgaven blijkt dat de contributie is betaald. 2. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen, b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. 4. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. 5. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist.

8 3 VERMINDERING VAN HEFFING Artikel 5 De voorzitter vermindert de opgelegde heffing met 25% indien van de omzet in de onderneming over het jaar 2006, minder dan 25% is behaald bij de uitoefening van het voegbedrijf. Artikel 6 1. Bij cumulatie van onderhavige bestemmingsheffing met een of meer andere aan het Hoofdbedrijfschap Ambachten te betalen bestemmingsheffingen, wordt de heffing tot nihil verminderd, indien de uitoefening van het voegbedrijf kan worden aangemerkt als een nevenactiviteit ten opzichte van die andere bedrijfsuitoefening of bedrijf~uitoefenin~en waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd. 2. De vermindering wordt alleen toegepast ten aanzien van de vestiging of onderneming waarin één persoon alle bedrijven uitoefent waarvoor bestemmingsheffingen zijn opgelegd. Artikel 7 Vermindering als bedoeld in artikel 5 en 6 wordt slechts verleend op aanvraag. De aanvrager toont ten genoegen van de voorzitter aan dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. De voorzitter kan de ondernemer daartoe verzoeken een accountantsverklaring over te leggen. 9 4 OVERIGE BEPALINGEN Artikel 8 De artikelen 5 tot en met 14 van de heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 9 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 10 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 11 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing voegbedrijf 2007. Den Haag, 27 september 2006 P. Kalle voorzitter J.W. Nelson secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 november 2006 en door de Minister van Economische Zaken mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 19 december 2006, nr. EPIMW 6103994.

TOELICHTING Brancheschets EIM onderzoek Nuchtere feitenkennis is onontbeerlijk om succesvol branchebeleid te kunnen voeren; bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs en scholing of richting de overheid (administratieve lasten). Dit geldt niet alleen voor ondernemers- en werknemersorganisaties maar ook voor overheden. Daarnaast zijn betrouwbare cijfers natuurlijk ook nuttig voor de bedrijven zelf. Zij krijgen als het ware een spiegel voorgehouden. Aan de hand van de resultaten kunnen bedrijven nagaan in hoeverre zij afwijken van het branchegemiddelde. Dat kan inspireren tot verandering of de juistheid bevestigen van een al eerder ingeslagen weg. In het najaar van 2005 heeft het onderzoeksbureau EIM in opdracht van het HBA in de voegbranche een representatief branchestructuuronderzoek uitgevoerd. Volgens dit onderzoek telt de branche drie typen bedrijven: ondernemers die vooral gericht zijn op de nieuwbouw (41%); ondernemers die vooral gericht zijn op renovatiehestauratie (24 %); overige bedrijven (35%). De gemiddelde leeftijd van de bedrijven is 12 jaar; 40% is jonger dan 6 jaar. 60% van de bedrijven is een éénpersoonsbedrijf. In totaal zijn er 2900 mensen werkzaam in de branche, bijna allemaal fulltime. Een derde is 45 jaar of ouder. Ongeveer de helft van de bedrijven heeft in 2004 personeel ingeleend. De werkgelegenheid in de branche was de laatste jaren vrij stabiel. De over 2004 behaalde brancheomzet wordt geschat op ruim 150 miljoen euro (excl. BTW). Tweederde van de ondernemers realiseerde een omzet van nog geen 75.000 euro; 13% een omzet van meer dan 250.000 euro. Een derde van de ondernemers verwacht voor 2005 een beter bedrijfsresultaat dan voor 2004. Gevraagd naar ervaren knelpunten, worden door ondernemers als groot probleem vooral genoemd: het aantrekken van vakbekwaam personeel (1 7%), concurrentie (12%), de loonkosten (1 1 %) en de milieueisen (10%). De bouwaubeidsmarkt Volgens een uitgave van september 2005 van het Economisch Instituut voor Bouwnijverheid (EIB) "De bouwarbeidsmarkt op weg naar 2010" zijn de vooruitzichten voor de werkgelegenheid gunstig. Verwacht wordt dat de werkgelegenheid in de bouw tussen 2005 en 2010 met gemiddeld ruim 1 procent per jaar zal toenemen. Tegelijkertijd tekent zich een aantal ontwikkelingen af, die een bedreiging vormen voor de arbeidsvoorziening. Op de eerste plaats is dat de vergrijzing van het arbeidsbestand, als gevolg van de vergrijzing van de bevolking en de toegenomen participatie van ouderen aan het arbeidsproces. Een tweede bedreiging is de afnemende belangstelling van leerlingen in het beroepsonderwijs voor een uitvoerend bouwberoep. Dit heeft zowel kwantitatieve als kwalitatieve gevolgen voor de instroom in het arbeidsbestand. Op de derde plaats vormt de opkomst van flexibele vormen van personeelsvoorziening (uitbreiding EU) een bedreiging. Dit fenomeen leent zich overigens moeilijk voor analyse.

De voegbranche Ook de voegbranche heeft met vergrijzing te maken, wat blijkt uit de groei van de leeftijdsgroep 55 jaar en ouder. Om de uitstroom te compenseren en de vergrijzing tegen te gaan, dient de instroom van nieuwkomers, waaronder jongeren, aanzienlijk te zijn. Bij voortduring is hiervoor extra inspanning nodig. Voorts blijkt dat er in toenemende mate vraag is naar grotere vakkennis. Steeds meer bedrijven in de voegbranche verlegen hun activiteiten van nieuwbouw mede naar renovatie- en restauratieprojecten en dienen daartoe over een bredere kennis van totaal gevelonderhoud te beschikken. Tevens valt veel winst te behalen door betere samenwerking tussen industrie en voegbedrijven op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe materialen en apparatuur. Verder zullen arbeidspooling, certificering en/of erkenning, marktbewerking en arbeidsomstandigheden een positief effect hebben. Voorwaarde hiervoor is dat de professionalisering van voegbedrijven dient te worden gestimuleerd opdat de marktpositie wordt verbeterd en de informatievoorziening meer toegankelijk en grootschaliger wordt. Commissie voegbedrijf Door het bestuur van het HBA is voor het voegbedrijf een adviescommissie ingesteld. Deze commissie heeft de volgende taken: - voor ieder begrotingsjaar een jaarplan vast te stellen, dat het beleids- en activiteitenprogramma van de commissie voor de sociaal-economische ontwikkeling van de voegbranche en de behartiging van het gemeenschappelijk belang van de ondernemingen in de branche en de daarbij betrokken personen bevat; - de uitvoering van het in onderdeel 1. bedoelde jaarplan, voor zover de commissie daartoe bevoegd is; - het dagelijks bestuur voor ieder begrotingsjaar schriftelijk te adviseren over de begroting voor de dienst voegbedrijf en de aan de ondernemers die het voegbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffingen; - het dagelijks bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over subsidie ten laste van het budget van de commissie; - het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over de uitoefening van de taak van het hoofdbedrijfschap voor zover het betreft de voegbranche. De strategische visie vastgelegd in het door het bestuur van het HBA vastgestelde programma "Vakkundig naar 201 0" geldt voor de commissie als leidraad. Hoofdlijnen van het programma zijn behoud en modernisering van vakmanschap, het versterken van ondernemerschap en modernisering van bedrijfsvoering en verbetering communicatie met potentiële klanten en ook met jongeren. Werkzaamheden van de commissie in 2007 De ontwikkelingen en gesignaleerde behoeften in de branche zijn in belangrijke mate richtinggevend voor de activiteiten van de Commissie voegbedrijf in het begrotingsjaar 2007. De commissie kiest voor de navolgende aandachtsgebieden/projecten: - opleidingen/arbeidsmarktbeleid; - informatievoorziening aan de branche; - ICT; - informatiebijeenkomsten/workshops; - imagoverbetering; - onderzoek "doorstrijken"; - erkenningsregeling(en); - technisch informatiepunt/helpdesk; - deelname aan normcommissies/regelgevende instanties.

De commissie heeft ervoor gekozen met ingang van 2007 dit veelomvattende onderwerp op te delen in separate - herkenbare - deelonderwerpen: - Lesstof omvormen tot competentiegericht leren; De onderwijsvorm in Nederland wijzigt zich. Voortschrijdend inzicht in het onderwijs heeft ertoe geleid dat het systeem waarbij de lesstof op eindtermen is gebaseerd en waarbij het einddoel bijvoorbeeld het maken van een praktijkwerkstuk, niet meer zaligmakend is. Het nieuwe systeem "competentiegericht leren" gaat ervan uit dat mensen kennis opbouwen door die nieuwe informatie te relateren aan de kennis en ervaringen die zij al hebben. Bij competentiegericht leren worden kennis, inzicht en verschillende soorten vaardigheden geïntegreerd toegepast. Anders dan bij het "eindtermen systeem" wordt van de leerling meer eigen initiatief, inzet en beoordelingsvermogen verwacht. De leerling zal zich eigen moeten maken zich te oriënteren op de weg naar het einddoel in plaats van het einddoel op zich. De huidige lesstof is nog gebaseerd op het eindtermen systeem. Deze lesstof zal derhalve omgezet moeten worden naar competentiegerichte leervormen, hetgeen in de praktijk betekent dat de opdrachten omgevormd moeten worden tot probleem of vraagstellingen. Daarnaast dienen documenten ontwikkeld te worden waardoor de docent/instructeur de leerling kan begeleiden. Concreet betekent dit dat de huidige 50 praktijkopdrachten herschreven dienen te worden conform bovenvermelde doelstellingen. Daarnaast dienen documenten per "doelen" ontwikkeld te worden, opdat een eenduidige beoordeling mogelijk wordt. - Brancheproject "leren en werken"; De Commissie voegbedrijf onderkent het belang van het door het HBA geïnitieerde project "leren en werken". In de voorbereiding heeft de commissie contact opgenomen met de verwante vereniging Het Hellende Dak - HHD, teneinde te beproeven of een gezamenlijke inspanning ten behoeve van dit project mogelijk is. Een en ander heeft geleid tot het ondertekenen van de intentieverklaringen die met betrekking tot dit project zijn opgesteld. Vanuit deze gezamenlijkheid is het Bouwopleidingscentrum Gespecialiseerde Aannemers (BGA) gevraagd de doelstellingen van dit voeg/dakdekkers project, zijnde 125 duale trajecten, te realiseren. Voor een nadere toelichting op het project "leren en werken" moge de navolgende toelichting dienen. In de voeg- en dakdekkersbranche is behoefte aan aanzienlijke vergroting van duale trajecten op alle niveaus. Dit blijkt ook onder meer uit het rapport "De Bouwarbeidsmarkt op weg naar 2010" (uitgave sept. 2005, EIB). De behoefte aan nieuwe gekwalificeerde werknemers neemt drastisch toe. Jaarlijks zijn er circa 300 nieuwkomers in de betreffende branches nodig om aan de vraag te kunnen voldoen. Daarnaast worden door opdrachtgevers steeds hogere eisen gesteld aan de gespecialiseerde aannemers. Het personeel moet hier vanzelfsprekend ook aan voldoen. Uit de behoeftepeiling (EIB) blijkt dat niveau 2 niet altijd meer voldoet. De structuur is verouderd en uitbreiding van het takenpakket is noodzakelijk. Er is een tekort op uitvoeringsniveau en op termijn zal een tekort op middenkaderniveau gaan ontstaan. In eerste instantie gaat het in dit project om zittende werknemers zonder het beoogde kwalificatieniveau. Doel is een zo hoog mogelijk scholingsniveau in de branche te realiseren. Tevens zal gekeken worden naar werkzoekenden met de potentie in zich om dakdekker of voeger te worden. In dit project zal gebruik worden gemaakt van reeds ontwikkelde EVCmethodieken, met behulp van het door Senter bekostigde project "Hoger op het Dak" en "Verband in Gevelwerk". Tot november 2007 gaat BGA zich inzetten om minimaal 125 personen uit de voeg- en dakdekkersbranche te motiveren om zich binnen een duaal traject te laten opscholen tot een hoger gekwalificeerd niveau.