ECLI:NL:GHARL:2017:9611

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:613

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHARL:2017:1064

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHARL:2015:708

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:GHARL:2013:8747

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHARL:2015:536

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:GHARL:2015:814


ECLI:NL:GHARL:2016:1535

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591


ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV0713 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4367

ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00546

ECLI:NL:GHARL:2017:6787

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHDHA:2017:1555

ECLI:NL:GHARL:2014:7457

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

NTFR 2010/203 met annotatie van Castelijn FutD V-N 2009/65.1.1

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 april 2016, nummer Awb 15/2747, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:GHSHE:2017:190

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:GHARL:2017:1065


ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:GHARN:2005:AT7887

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234


ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/00054

ECLI:NL:GHAMS:2014:310

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar

Geen recht op stakingslijfrente-aftrek ter gelegenheid van overdracht melkveebedrijf

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:1284, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

ECLI:NL:RBZWB:2014:747

ECLI:NL:GHARN:2006:AW2040

ECLI:NL:GHDHA:2013:3122

Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Uitspraak van 26 maart 2014 [X] te [Z], belanghebbende, de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,

Uitspraak. Viditax (FutD), FutD GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN. locatie Arnhem nummer: 16/00615 uitspraakdatum: 8 augustus 2017

ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/01325

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHDHA:2019:80

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:GHDHA:2017:826

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:GHARL:2015:4294

ECLI:NL:RBNNE:2013:6459

Transcriptie:

ECLI:NL:GHARL:2017:9611 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 07-11-2017 Datum publicatie 10-11-2017 Zaaknummer 16/01141 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2016:3790, Bekrachtiging/bevestiging Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Alleen de in het betreffende jaar betaalde lijfrentepremie is aftrekbaar. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Viditax (FutD), 10-11-2017 FutD 2017-2845 Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN locatie Leeuwarden nummer 16/01141 uitspraakdatum: 7 november 2017 Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 augustus 2016, nummer LEE 16/1544, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur) 1 Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar een aanslag 2010 in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend. 1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tevens aangemerkt als verzoek om de aanslag ambtshalve te verminderen. Dat verzoek heeft hij afgewezen. 1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, het beroep mede aangemerkt als rechtstreeks beroep tegen de beslissing van de Inspecteur om de aanslag niet ambtshalve te verminderen, en dat beroep ongegrond verklaard. 1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank, voor zover betrekking hebbend op de beslissing van de Inspecteur om de aanslag niet ambtshalve te verminderen, hoger beroep ingesteld. 1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2017. Van de zitting is een procesverbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. 2 Vaststaande feiten 2.1. Belanghebbende heeft bij [A] N.V. een lijfrenteverzekering afgesloten, met als ingangsdatum 1 april 2007 en als einddatum 1 januari 2041. 2.2. In de jaren 2007 tot en met 2010 heeft belanghebbende de volgende bedragen aan premie betaald: Jaar Bedrag 2007 620 2008 550 2009 400 2010 600 2.3. Belanghebbende heeft in zijn aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2010 een bedrag van 2.400 in aftrek gebracht als premies voor lijfrenten. 2.4. Bij brief van 13 juli 2013 heeft belanghebbende onder andere het volgende aan de Inspecteur geschreven: "Bij het invullen van de belastingaangifte 2010 bleek dat ( ) drie voorgaande jaren er geen rekening was gehouden met de aftrek van 600,-- Reden waarom ik dit in 2010 alsnog heb gedaan, 4 x 600,-- = 2 400,--" 2.5. Bij de aanslagregeling voor het onderhavige jaar heeft de Inspecteur ter zake van de lijfrentepremie een correctie aangebracht van 1.800. Voor de jaren 2008 en 2009 heeft hij de aftrek alsnog verleend door de aanslagen ambtshalve te verminderen. Voor het jaar 2007 heeft hij belanghebbende bij brief van 13 mei 2016 ten behoeve van de verzekeraar een verklaring verstrekt, waarin is opgenomen dat loonheffing achterwege kan blijven voor zover de termijnen niet hoger zijn dan 620; dit is het totaal van de betaalde premies voor zover die niet in de inkomstenbelasting aftrekbaar zijn.

3 Geschil 3.1. In geschil is of de Inspecteur evenvermelde correctie terecht heeft aangebracht, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt. 3.2. Belanghebbende stelt dat de Inspecteur in de contacten met hem niet correct heeft gehandeld, dat hij gedurende anderhalf jaar geen reactie van de Inspecteur had ontvangen, ten gevolge waarvan hij mocht aannemen dat de aanslag buiten incasso was gesteld, en dat de Inspecteur onwaarheden heeft gebruikt om hem te bewegen af te zien van verder bezwaar. 3.3. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat bij de aanslagregeling naar het juiste bedrag rekening is gehouden met het in 2010 door belanghebbende betaalde bedrag aan lijfrentepremie van 600. 4 Beoordeling van het geschil 4.1. De belastingrechter is bevoegd in geschillen die betrekking hebben op de heffing van belasting. Hij kan niet oordelen over invordering of klachten over de bejegening van belastingplichtigen door de Belastingdienst. Voor zover de stellingen van belanghebbende geen betrekking hebben op de hoogte van de aanslag, zal het Hof deze daarom niet behandelen. 4.2. Het Hof begrijpt het hoger beroep aldus, dat belanghebbende de in de jaren voor 2010 betaalde lijfrentepremies bij de vaststelling van de onderhavige aanslag in aanmerking wil zien komen. 4.3. Ingevolge het bepaalde in artikel 3.130, eerste lid, van de Wet IB 2001 komen premies voor lijfrenten voor aftrek in aanmerking op het tijdstip waarop deze zijn betaald of verrekend, voorzover de verrekening niet leidt tot een schuldig gebleven bedrag. 4.4. Belanghebbende heeft in 2010 aan lijfrentepremies een bedrag van 600 betaald. De Inspecteur heeft dat bedrag in aftrek toegestaan. De in eerdere jaren betaalde premies kunnen niet bij de vaststelling van het belastbare inkomen over 2010 in aanmerking worden genomen. Dit brengt mee dat de Inspecteur bij de aanslagregeling de aftrek van lijfrentepremies terecht heeft beperkt tot het in 2010 door belanghebbende betaalde bedrag van 600. 4.5. Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is ook in zoverre ongegrond. Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond. 5 Griffierecht en proceskosten Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6 Beslissing Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier. De beslissing is op 7 november 2017 in het openbaar uitgesproken. De griffier, De voorzitter, (H. de Jong) (J.W. van Knobelsdorff) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 november 2017 Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH DEN HAAG. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in

cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.