Inleiding op het thema: Welkom! Wat gaan we doen? In dit thema maken de kinderen kennis met het nieuwe programma op school. is een pop en een klasgenootje van de kinderen. Samen met doen de kinderen allerlei activiteiten om beter te leren kennen. Welkom op school! Tip voor de volgorde van de activiteiten Week 1 Welkom, tikkertje, Een huis voor, Op bezoek bij Week 2 en de vlinder, Hoe hoog kun jij?, De vlinder, Wakker worden Week 3 Een kaart voor, gaat op pad, Een brief voor, heeft verdriet Week 4 verkent de klas, Gefeliciteerd, Zandtaartjes voor, Rijmen met Week 5 Ochtendgymnastiek, heeft trek, Klassenregels, Mag ik van jou Voorbereiding Een groot deel van de activiteiten vindt plaats in het huis van. De huishoek is hier bij uitstek voor geschikt. Vanuit huis gaat naar school. Daar maakt hij van alles mee. Kijk voor suggesties bij de inrichting van de speelleeromgeving. Overzicht van woorden Bij elke activiteit staan woorden vermeld die een samenhangend geheel vormen. Dit wordt een woordcluster genoemd. Het is belangrijk dat u, aan kinderen met een kleine woordenschat en kinderen die Nederlands als tweede taal leren, de woorden uit dit cluster vooraf apart aanbiedt. Dit noemen we pre-teaching. Ook voor kinderen uit het intensieve arrangement is pre-teaching belangrijk. Deze kinderen pikken de woorden niet vanzelf op uit de activiteit of het verhaal. Gedurende de dag komen de woorden terug in de activiteit zelf, in de hoeken en bij het creëren en grijpen van kansen. Het apart aanbieden van de woorden uit het cluster zou een vast moment kunnen zijn tijdens de ochtendkring. In een groep met veel VVE-kleuters doen dan alle kleuters hieraan mee, in andere groepen alleen de NT2-kinderen of de kinderen in het intensieve arrangement. pagina 1 van 6
Woordclusters Activiteit 1 Activiteit 2 Activiteit 3 Activiteit 4 Activiteit 5 ik tikkertje wonen benieuwd zijn de kinderen jij/je rennen thuis op visite gaan het schoolplein het oog tikken de etage wonen de basisschool de hand hardlopen het huisnummer de woonkamer het hek het haar weglopen metselen gezellig buitenspelen Activiteit 6 Activiteit 7 Activiteit 8 Activiteit 9 Activiteit 10 klimmen de vlinder de slaapkamer de het stoplicht (ansicht)kaart het klimrek vliegen slapen de postzegel het zebrapad omhoog vleugels wakker de brievenbus oversteken opzij hetzelfde opstaan opschrijven wachten omlaag de kleur het bed sturen (zenden) pas op! balanceren Activiteit 11 Activiteit 12 Activiteit 13 Activiteit 14 Activiteit 15 de post pijn het lokaal blij het zand de brief troosten de bouwhoek spannend nat de envelop verdrietig het blok verjaardag droog de e-mail vallen de plant trakteren het taartje typen aardig bouwen de slinger de kaars au het bouwwerk de zeef Activiteit 16 Activiteit 17 Activiteit 18 Activiteit 19 Activiteit 20 de bal springen trek hebben de regel de schaar gooien omhoog het tussendoortje afspreken knippen vangen omlaag het is op opsteken de lijm zacht hoog, hoger, het gulzig rustig plakken hoogst hard laag, lager, het buikpijn zacht het papier laagst de voeten De vetgedrukte woorden zijn ook beschikbaar op een woordkaart. pagina 2 van 6
Woordkaarten De andere woordkaarten voor dit thema zijn: de juf zwaaien de muts de huishoek de struik de jas de middag de avond de rij het pakje het rietje groepjes van drie het digibord de bladzijde de computer de kring voorlezen goed zo! de stempel het kwastje de letter uitblazen de ochtend de schep het toilet de keuken Waar werk je aan? Zie de bijlage voor de doelen. pagina 3 van 6
Bijlage: doelen bij het thema Welkom Activiteit Domein Doelen groep 1 Doelen groep 2 1. Welkom! Sociaalemotioneel Ontdekt de verschillen en Ervaart de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de overeenkomsten tussen zichzelf en de andere kinderen in de groep. andere kinderen in de groep, bijvoorbeeld in lichaamskenmerken,karaktereigenscha ppen, voorkeuren/afkeuren, afkomst en traditie. Heeft kennis van zichzelf. Heeft kennis van de ander. 2. tikkertje Motoriek Rent bij tikkertje door de zaal heen. Loopt weg voor de tikker. 3. Een huis voor Rekenen Koppelt getallen aan concrete objecten. De volgorde van de getalsymbolen in de getallenrij tot 10 herkennen en kunnen leggen. 4. Op bezoek bij Gebruikt aangeboden woorden actief tijdens de taalles (met correct gebruik van de lidwoorden). Gebruikt aangeboden woorden actief tijdens de taalles (met correct gebruik van de lidwoorden). 5. en de vlinder Gebruikt de begrippen verhaal/boek lezen. Wijst de leesrichting aan (links naar rechts. Luistert met aandacht naar de Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal. Begrijpt dat tekst en illustratie samen een verhaal vertellen. leerkracht als deze een op leeftijd afgestemd prentenboek interactief voorleest. 6. Hoe hoog kun jij? Motoriek Klimt tot de helft omhoog, opzij en naar beneden in het klimraam in schuine stand. Loopt over een bank. Stapt een bank op en af. Klimt alternerend tot de hoogste sport opzij, omhoog en naar beneden in het klimraam in schuine stand. Loopt over een smalle balk (omgekeerde bank). 7. De vlinder Doet mee aan woord/klank spelletjes, bv. woorden in lettergrepen verdelen en daarbij klappen. Beantwoord wie-, wat-, waar-vragen, aanwijs-, keuze- en invulvragen. Benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en dingen met gebruik van complexe zinsconstructies. Beantwoordt tegendeelvragen en meerkeuzevragen. Stelt vragen en gebruikt vraagzinnen om ergens meer over te weten te komen. 8. Wakker worden Rekenen Kent het dagritme (ochtend, middag, avond, nacht) vanuit herkenbare gebeurtenissen (slapen, ontbijten, naar school gaan, avondeten, televisie Herkent het dagritme als cyclisch tijdsproces en benoemt de volgorde in de dagindeling (ochtend, middag, avond, nacht). pagina 4 van 6
9. Een kaart voor 10. gaat op pad 11. Een brief van 12. heeft verdriet 13. verkent het klaslokaal 14. Gefeliciteerd 15. Zandtaartjes voor Sociaalemotioneel Rekenen kijken). Kent de begrippen duurt lang en duurt kort. Begrijpt dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot communicatie. Wijst de leesrichting aan (van links naar rechts). Beschrijft concrete voorwerpen en situaties. Begrijpt dat tekenen en tekens produceren mogelijkheid biedt tot communicatie. Troost iemand die gevallen is. Herkent een trefwoord in een reeks of verhaal. Drukt n.a.v. vragen zijn gevoelens of mening verbaal correct uit (bang, blij, boos, voorkeur voor activiteit aangeven). Zegt naar aanleiding van een gebeurtenis of er ergens een, twee of drie van zijn. Overziet hoeveelheden tot vier ineens Herkent tijdsbegrippen in betekenisvolle, dagelijkse situaties en gebruikt de begrippen correct: dag, nacht, ochtend, middag, avond, vandaag, gisteren, morgen, morgenvroeg, gisteravond, vroeg, vroeger, laat, later, eerder, nu, toen, straks, lang, kort, even, snel. Kan gebeurtenissen in de goede volgorde beschrijven en rangschikken (met foto s, plaatjes, in woorden) en kan deze volgorde uitleggen. Weet dat je briefjes, boeken, tijdschriften, etc. kunt lezen om iets te weten te komen. Weet dat je iets kunt opschrijven (op papier of op de computer) als je iets wilt vertellen. Benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en dingen met gebruik van complexe zinsconstructies (verschillende werkwoordsvervoegingen, samengestelde zinnen (omdat, want, maar) en volgorde )toen, daarna). Weet dat je briefjes, boeken, tijdschriften, etc. kunt lezen om iets te weten te komen. Weet dat je iets kunt opschrijven (op papier of computer) als je iets wilt vertellen. Troost iemand die bang of verdrietig is. Houdt rekening met de gevoelens en wensen van anderen. Doet mee aan woord/klank spelletjes, bv woorden in lettergrepen verdelen en daarbij klappen. Drukt gevoelens of een mening uit, op een voor onbekenden begrijpelijke wijze. Hoeveelheden tot tenminste 12 globaal kunnen schatten, tellen en weergeven. (neerleggen, tekenen) Hoeveelheden tot en met tenminste 10 pagina 5 van 6
zonder tellen. kunnen representeren met bijvoorbeeld vingers, streepjes of stippen. Kleine getalpatronen tot tenminste 6 herkennen, zonder tellen door gebruik te maken van patronen en structuren 16. Rijmen met Deelt een zin op in woorden en samengestelde woorden in afzonderlijke componenten. Herkent en benoemt enkele letters, bijvoorbeeld de eigen naam. Herkent beginrijm in langgerekte woorden. 17. Rekenen Telt akoestisch heen en terug t/m 10. Zegt de telrij (akoestisch) op t/m Ochtendgymnast iek tenminste 20. Kan vanaf verschillende getallen t/m 20 verder tellen en vanaf verschillende getallen t/m 10 terugtellen. Kan omgaan met de (betekenis) van nul in telrijsituaties. 18. heeft trek Wijst het juiste plaatje aan na noemen van een woord. Wijst het juiste plaatje aan na omschrijving van een woord. 19. De klassenregels Beantwoordt wie, wat, waar vragen, aanwijs-, keuze- en invul vragen. Begrijpt gedragsaanwijzingen. Begrijpt oorzaak/ gevolg relaties en middel/doel relaties (oplossingen voor problemen). 20. Mag ik van Sociaalemotioneel Deelt materiaal met andere leerlingen. Vraagt of hij iets mag gebruiken van jou? Vraagt aan een andere of hij een een ander. voorwerp van hem mag gebruiken (pakt het niet af). Helpt op verzoek anderen bij het uitvoeren van een taak (even helpen tillen). pagina 6 van 6