Samenvatting Derde Toetsing primaire waterkeringen Delfland ( )

Vergelijkbare documenten
Verlengde Derde Toetsronde Primaire Waterkeringen LRT3+ P. Goessen, R. Mom. 29 oktober Definitief. Ingenieursbureau, cluster Onderzoek.

ZUID HOLLAND. Derde Ronde Toetsing Primaire Waterkeringen. provincie. Verbondende Waterkering 9 -Europoortkering II en Hartelkering. M.

LEGGER DELFLANDSEDIJK, Rivierdijk. legger (15 maart 2011)

Errata Vuistregels voor beheerdersoordeel bij de toetsing van Niet-Waterkerende Objecten (NWO s)

Beoordeling Indirecte faalmechanismen

Katern 5 Dijken en dammen

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid. 2016/17 digitaal cursus naslagwerk 2016/17 totaal

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid

Primaire waterkeringen getoetst. Landelijke Rapportage Toetsing 2006

Toelichting actualisatie legger Delflandse Dijk deel zeedijk, traject Hoek van Holland - Maeslantkering

provincie ZUID HOLLAND Derde Ronde Toetsing Primaire Waterkeringen Dijkringgebied 19 - Rozenburg M. Hovestad januari Provincie Zuid-Holland

LEIDRAAD TOETSEN OP VEILIGHEID REGIONALE WATERKERINGEN

Uitvoeringsbesluit regionale waterkeringen West-Nederland 2014

ij'. Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat .~ \~

ZUID HOLLAND. Derde Ronde Toetsing Primaire Waterkeringen. provincie. M. Hovestad. Dijkringgebied 22 - Eiland van Dordrecht

ZUID HOLLAND. Derde Ronde Toetsing Primaire Waterkeringen. provincie. Dijkringgebied 25 - Goeree-Overflakkee. M. Hovestad

Voorschrift Toetsen op Veiligheid

Verlengde derde toets primaire waterkeringen

Addendum op het Voorschrift Toetsen op Veiligheid 2006 m.b.t. primaire waterkeringen van de categorie c

Leggerzones Zandige kust (duinen) Leggerzones Dijk in Duin (Noordwijk)

Leggerzones Zandige kust (duinen) Leggerzones Dijk in Duin (Noordwijk)

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen

Leggerzones Zandige kust (duinen) Leggerzones Dijk in Duin (Noordwijk)

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Simon Vereeke Ruud Bosters Paul Geernaert Ernst Jonker Leden Pb

De veiligheid van de primaire waterkeringen in Nederland. Voorschrift Toetsen op Veiligheid voor de tweede toetsronde (VTV)

Leggerzones Zandige kust (duinen) Leggerzones Dijk in Duin (Noordwijk)

DERDE TOETSING DIJKRING 14 TRAJECT GEKANALISEERDE HOLLANDSE IJSSEL

: Zomerbedverlaging Beneden IJssel : Onderzoek invloed inrichting uiterwaard op veiligheid primaire waterkering

Projectoverstijgende verkenning van innovatieve dijkverbeteringsoplossingen voor de waddenzeedijken. Hiermee kunnen we noodzakelijke verbeteringen

Op de voorstellen van gedeputeerde staten van Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland;

Toetsing regionale keringen Hoogheemraadschap van Delfland

ZUID HOLLAND. Derde Ronde Toetsing Primaire Waterkeringen. provincie. Verbondende Waterkering 11 - Haringvlietdam. M. Hovestad

Digitaal Rapportageformat. Uitwerking van paragraaf van Katern 3, Presentatie van de Veiligheid, uit het VTV 2006 (blz. 87)

Primaire waterkeringen getoetst

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Achtergrondrapport Wieringermeerdijk (dijkring 13)

Keywords Grasbekleding erosie buitentalud (GEBU), hydraulische belasting, stormduur, Bovenrivierengebied

Samenvatting. Toetsing veiligheid. Diefdijklinie

Peilbesluit Waddenzeedijk Texel Auteur Registratienummer Datum

SAMENVATTEND RAPPORT VERLENGDE DERDE TOETSRONDE WETTERSKIP FRYSLAN

Leidraad Kunstwerken in regionale waterkeringen

Onderwerp: wijziging Waterverordening Hoogheemraadschap

Veiligheidsoordeel beheersgebied Hollandse Delta. Resultaten verlengde 3 e toetsronde Primaire Waterkeringen

Leggerdocument sluiscomplex Heumen

Keywords GEBU, kwaliteit grasmat. Contactpersoon Marit Zethof

Handelingsperspectief hoge gronden en waterveiligheid

Doorsnede parkeergarage en beschermingszone primaire kering (bron: bestemmingsplan)

ZUID HOLLAND. Derde Ronde Toetsing Primaire Waterkeringen. provincie. Dijkringgebied 14 - Zuid-Holland. M. Hovestad

DIJKRINGVERBINDENDE WATERKERING HOLLANDSCHE IJSSELKERING

TOETSRAPPORTAGE VERLENGDE DERDE TOETSING LEKDIJK, DIJKRING 14, 15 EN 44 HOOGHEEMRAADSCHAP DE STICHTSE RIJNLANDEN. 3 oktober 2013 DM Definitief

Leggerzones Zandige kust (duinen) Voor de zandige kust gelden ander criteria betreffende de Kernzone, Beschermingszone en de Buitenbeschermingszone:

De ondergrond in de 4 e toetsronde

Derde toets primaire waterkeringen. Landelijke toets

Leggerdocument sluis Sint Andries

Veiligheid primaire waterkeringen,

De veiligheid van de primaire waterkeringen in Nederland

Bomentoets 3 bomen Dorpsstraat Capelle aan den IJssel

PLANBESCHRIJVING BORRENDAMME, POLDER SCHOUWEN, CAUWERSINLAAG, HAVENKANAAL WEST PZDT-R ONTW. VERBETERING STEENBEKLEDING

Veilig achter duin en dijk Hoogwaterbeschermingsprogramma

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid. 2016/17 digitaal cursus naslagwerk 2016/17 totaal

Aan Miriam Roseleur (HHvD), Jeroen Rietdijk (HHvD), Jorrit Bakker (HHvD) Kenmerk GEO Doorkiesnummer +31(0)

Leggerzones Zandige kust (duinen) Voor de zandige kust gelden ander criteria betreffende de Kernzone, Beschermingszone en de Buitenbeschermingszone:

Tabel 1 Verbetermaatregel kade verbetering (licht grijs geen onderdeel van deze kredietaanvraag) Verbetermaatregel. A Reitdiep

Legger primaire waterkeringen Waterschap Brabantse Delta ONTWERP

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

(ONTWERP) PROJECTPLAN WATERWET

Hydraulische Randvoorwaarden 2011concept

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid

Type voorbeeld Het voorbeeld betreft de beoordeling van een waterkering op Piping en heave (STPH) met de focus op het schematiseren van de ondergrond.

Niet Digit beschikbaar. Integrale rapportage verlengde. weergave activiteiten verlengde derde toetsronde

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen

Pipingberm Horstermeer VO2-282B. Geotechnisch advies (versie 2) Techniek, Onderzoek & Projecten Onderzoek & Advies

Beoordelen met nieuwe normen. Astrid Labrujère (RWS-WVL)

Bijlage A. Begrippenlijst

Verbeterd toetsen op duinafslag

DERDE TOETSING DIJKRING 44 TRAJECT LEKDIJK, AMERONGEN-LEKKANAAL

STOWA. NWO bebouwing op regionale keringen

Beleidsregels Buitendijkse regionale waterkeringen

Beschrijving deelgebied Bastion in Terheijden

Gedetailleerde toets zettingsvloeiing t.b.v. verlengde 3e toetsing

Dijkversterking Omringkade Marken

Vollenhoverkanaaldijk. Vollenhovermeerdijk Kadoelermeerdijk

Assetmanagement bij waterkeringen

Gevoeligheidsanalyse van de invoerparameters voor Graserosie Buitentalud (GEBU) Traject 47-1

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid. 2016/17 digitaal cursus naslagwerk 2016/17 totaal

Betreft Ontwikkelingsprogramma Regionale Keringen - fase 2: Aanscherping restbreedte benadering

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied

2013? Provinciale Staten van Noord-Holland: Besluiten: Uitgegeven op 4 juni Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Urk (1/2) Inventarisatie buitendijkse regionale waterkeringen. T. Blaakmeer-Kruidhof

Veiligheidsnormering kaden binnenboezem

Pipingonderzoek WTI2017

Technisch Rapport Duinwaterkeringen en Hybride Keringen 2011

Samenvattende notitie Toetsing primaire waterkering

Nie uw-ne uzen-oost - '111 ~) (; srzo r;'r:99342-t@ij 4 augustus7999. document code: datum: INVENTARISATIE- TOETS- EN VOORONTWERPDOCUMENT:

Opgemerkt wordt dat daar waar in dit factsheet wordt gesproken over het OI2014 hiermee versie 4 van dit document bedoeld wordt.

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid. 2016/17 digitaal cursus naslagwerk 2016/17 totaal

Overstromingsrisico van dijkringgebieden 14, 15 en 44

REGISTRATIENUMMER

Stabiliteit Lekdijk nabij 't Waal

Regeling veiligheid primaire waterkeringen Bijlage I Procedure

Transcriptie:

Samenvatting Derde Toetsing primaire waterkeringen Delfland (2006-2011) Hoogheemraadschap Delfland in samenwerking met INFRAM BV. VERSIE: 3.1 DATUM: 15 februari 2010

Projectgegevens Titel: Samenvatting Derde Toetsing primaire waterkeringen Delfland (2006-2011) Versie: 3.0 Projectnummer: 08i033 Opgesteld door: Herman Graaff (INFRAM BV) Jan Tigchelaar (Hoogheemraadschap van Delfland)

Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 2 Overzicht primaire waterkeringen Delfland 3 2.1 Algemeen 3 2.2 Zee- en rivierwaterkering, de Delflandsedijk 3 2.3 Zeewering 4 2.4 Haven Scheveningen 5 2.5 Aansluitconstructies 6 2.6 Beheer van primaire waterkeringen door Delfland 6 3 Gevolgde werkwijze 8 3.1 Algemeen 8 3.2 Methodisch oordeel 8 3.3 Methodiek beheerdersoordeel 9 3.4 Veiligheidsoordeel van de beheerder 9 4 Resultaten tweede toetsronde en realisatie verbeterpunten 11 4.1 Overzicht resultaat tweede toetsronde 11 4.2 Zee- en rivierwaterkering, de Delflandsedijk tweede toetsronde 12 4.3 Zeewering tweede toetsronde 14 4.4 Haven Scheveningen 14 5 Resultaten Derde toetsronde 15 5.1 Algemeen overzicht derde toetsronde 15 5.2 Zee- en rivierwaterkering, de Delflandsedijk 16 5.3 Zeewering 20 5.4 Haven Scheveningen 21 5.5 Aansluitconstructies 22 6 Ervaringen met de toetsing 23 7 Conclusies en vervolg 26 7.1 Eindoordeel 26 7.2 Gevolgen derde toetsronde 26 8 Referenties 29 Bijlage I primaire waterkering Delflandsedijk Bijlage II primaire waterkering Zeewering Bijlage III primaire waterkering Haven Scheveningen Bijlage IV ligging zwakke schakel Delflandse Kust en Scheveningen Bijlage V overzicht veiligheidsoordeel Delflandsedijk (excl. NWO s) Bijlage VI overzicht veiligheidsoordeel Zeewering (excl. NWO s) Bijlage VII overzicht veiligheidsoordeel Haven Scheveningen (excl. NWO s, incl. aansluitconstructies) Bijlage VIII overzicht beoordeling NWO s (incl. detailtoets) 1

1 Inleiding In de Wet op de Waterkering (WoW) (vanaf 22 december 2009 Waterwet) is bepaald dat de beheerders van primaire waterkeringen iedere vijf jaar (en in de volgende toetsronde conform Waterwet) aan Gedeputeerde Staten verslag dienen uit te brengen over de algemene waterstaatkundige toestand van de primaire waterkeringen in hun beheersgebied. Deze rapporten dienen als basis voor de rapportages die het college van Gedeputeerde Staten iedere vijf jaar (6 jaar) aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat dient uit te brengen over de veiligheid van de dijkringgebieden in hun provincie. De insteek van deze vijfjaarlijkse waterstaatkundige beoordeling en rapportage is een toetsing, waarbij volgens wettelijk vastgestelde richtlijnen wordt onderzocht of de primaire waterkeringen in staat zijn om op de voorgeschreven peildatum weerstand te bieden aan wettelijk vastgelegde hydraulische randvoorwaarden; de toetsing op veiligheid. De peildatum voor deze toetsronde is 15 januari 2011. Dit betekent dat de toetsing dient te worden toegepast op de feitelijke staat waarin de keringen zich bevinden op de genoemde datum. Delfland is als beheerder van een deel van de primaire waterkering van het dijkringgebied 14 verantwoordelijk voor de uitvoering van de toetsing en de rapportage hiervan aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Met de provincie is afgesproken dat Delfland uiterlijk 15 september 2010 verslag zal uitbrengen. De Provincie Zuid-Holland heeft de rol van toezichthouder op de uitvoering van de toetsing van alle waterkeringen die in de provincie zijn gelegen en stelt op basis van de toetsrapportages van de beheerders een provinciaal oordeel op voor de waterkeringen en de dijkring als geheel. Het Rijk (de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat) is verantwoordelijk voor de regie van het gehele proces en de totstandkoming van de richtlijnen en hydraulische randvoorwaarden, het wettelijk toetsinstrumentarium (WTI2006). Ook houdt het Rijk (Inspectie van Verkeer en Waterstaat) toezicht op de wijze waarop de provincies hun rol van toezichthouder vervullen. Aan het einde van het proces stelt het Rijk de Landelijke Rapportage Toetsing op en een evaluatie van het gehele proces. Aan de hand van de resultaten van de toetsing kan worden besloten of in geval de waterkering niet aan de norm voldoet - verbetermaatregelen nodig zijn of in geval er geen veiligheidsoordeel gegeven kan worden nader onderzoek nodig is. Hiermee is de toetsing een belangrijk onderdeel van de instandhouding en verbetering van de waterveiligheid in Nederland. Twee toetsrondes (1996-2001 en 2001-2006) zijn inmiddels doorlopen. De derde toetsronde (2006-2011) is landelijk - in volle gang. Tussen 2007 en 2010 heeft Delfland de derde toetsronde uitgevoerd voor alle primaire waterkeringen die in het beheersgebied van Delfland liggen. Dit rapport is een samenvatting van de voor deze toetsing verschillende opgestelde rapportages en geeft een overzicht van de resultaten van de toetsing. 2

2 Overzicht primaire waterkeringen Delfland 2.1 Algemeen Alle primaire waterkeringen in het beheergebied van Delfland zijn van de categorie a. Dit zijn waterkeringen die dijkringgebieden omsluiten en direct buitenwater keren. Het beheergebied van Delfland maakt volledig onderdeel uit van dijkringgebied 14 ( centraal Holland ). De waterveiligheid van dijkring 14 is niet alleen de verantwoordelijkheid van Delfland maar ook van andere waterschappen en het Rijk die primaire waterkeringen in het dijkringgebied beheren. Dit zijn: 1. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2. Het Hoogheemraadschap van Rijnland 3. Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden 4. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht/Waternet 5. Rijkswaterstaat directie Utrecht In het beheergebied van Delfland zijn verschillende typen waterkeringen te onderscheiden. Voor het overzicht zijn de primaire waterkeringen onderverdeeld in: Zee- en rivierwaterkering, Delflandsedijk Zeewering Haven Scheveningen Deze primaire waterkeringen kunnen bij extreme omstandigheden worden bedreigd door bedreigingen uit zee en door hoge rivierafvoeren. Een overzicht van de primaire waterkeringen is ingevoegd als bijlage I. Dit hoofdstuk beschrijft het areaal en beheer van Delfland. 2.2 Zee- en rivierwaterkering, de Delflandsedijk Algemeen De primaire waterkering Delflandsedijk bestaat uit een dijkdeel, waterkerende kunstwerken en bijzondere waterkerende constructies. Daarnaast bevinden zich niet waterkerende objecten in het dijklichaam (NWO s). Dijk De Delflandsedijk loopt van Parksluizen in Rotterdam tot Hoek van Holland en heeft een totale lengte van circa 31 km. Vanaf de Parksluizen te Rotterdam tot de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg is dit een rivierdijk. Vanaf de Maeslantkering tot aan Hoek van Holland gaat het om een zeedijk. Een overzicht van de Delflandsedijk is ingevoegd als bijlage I. De Hydraulische Randvoorwaarden voor de Delflandsedijk zijn in vergelijking met de vorige toetsing gewijzigd. De belangrijkste reden hiervoor is dat rekening is gehouden met een hogere kans op het niet sluiten van de Maeslantkering (deze is aangepast van 1/1000 naar 1/100 per sluitvraag). Als gevolg hiervan dient het gedeelte van de Delflandsedijk ten oosten van de Maeslantkering (de rivierdijk) te worden getoetst bij een hogere waterstand. 3

Voor een groot gedeelte van de Delflandsedijk geldt dat een aanzienlijk voorland aanwezig is aan de rivierzijde / zeezijde van de dijk. Dit voorland is van invloed op de golfbelasting die optreedt op de Delflandsedijk, omdat het een dempende werking op de golven heeft. Waterkerende Kunstwerken en bijzondere waterkerende constructies In de Delflandsedijk bevinden zich negen waterkerende kunstwerken en bijzondere waterkerende constructies die onderdeel uitmaken van de primaire keringen. Deze constructies en hun overgangen op het omringende grondlichaam worden afzonderlijk getoetst. Het gaat om de volgende objecten (en typering volgens VTV2006): 1 Gemaal Westland (type III) 2 Keersluis Gemeentehaven Maassluis (type I) 3 Spuisluis Boonerhaven Vlaardingen (type I) 4 Schutsluis Delflandse Buitensluis Vlaardingen (type I) 5 Spuisluis Schiedam (type I) 6 Schutsluis Buitensluis Schiedam (type I) 7 Kistdam Havendijk Schiedam (type II) 8 Keerwandconstructie Hudsonstraat Roterdam (type II) 9 Complex Parksluizen Rotterdam (type I) Niet waterkerende objecten Er bevinden zich 18045 niet-waterkerende objecten (NWO) in of nabij de Delflandsedijk. Dit zijn objecten die geen functioneel deel uitmaken van de waterkering, maar door hun ligging of falen wel een mogelijk negatief effect kunnen hebben op het waterkerend vermogen van de betreffende kering. Om deze reden maken deze NWO s deel uit van de toetsing. Het gaat hierbij om 6709 vormen van begroeiing, 578 gebouwen, 7433 kabels, 2349 pijpleidingen, 632 mantelbuizen, 299 vormen van bestrating en 45 overige objecten. Deze aantallen wijken af van de aantallen die in de tweede toetsronde zijn geïnventariseerd. In tegenstelling tot de tweede toetsronde zijn nu alle relevante objecten in de keurzonering geïnventariseerd. Opgemerkt wordt dat bovengenoemde aantallen mogelijk nog wijzigen in verband met nadere interpretatie van alle ingewonnen informatie. 2.3 Zeewering Algemeen De primaire waterkering zeewering bestaat uit duinen, dijken en waterkerende kunstwerken. In deze duinen bevinden zich niet waterkerende objecten (NWO s). De haven van Scheveningen, bestaande uit dijken en een waterkerend kunstwerk, is in deze toetsing als apart deel van de primaire waterkering beschouwd omdat toetswijze en complexiteit wezenlijk verschillen van het overige deel van de zeewering. In de zeewering liggen twee zwakke schakels: zwakke schakel Delflandse Kust en zwakke schakel Scheveningen. Een overzicht van de zeewering is ingevoegd als bijlage II. 4

Duinen De zeewering tussen Hoek van Holland (raai 11850) en de noordelijke landscheiding van Delfland (raai 9750) heeft een lengte van circa 23 kilometer en bestaat over een lengte van ca. 20 kilometer uit duinen (het overige deel van de zeewering betreft de waterkeringen rondom Scheveningen Haven). Van deze duinen zijn alleen het traject ten noorden van Scheveningen (raai 9750 9900) en het traject ter hoogte van Hoek van Holland (raai 11700 11850) in de toetsing meegenomen. Het duingebied tussen raai 11700 en 10200 is buiten beschouwing gelaten. Dit traject is op grond van een in 2003 uitgevoerde extra toets aangewezen als Zwakke Schakel (Delflandse Kust), omdat deze in 2020 niet meer zouden voldoen aan de veiligheidsnorm. Voor dit traject is inmiddels een verbeteringsplan opgesteld. Voor de peildatum wordt gestart met de uitvoering. Om deze reden mag worden verondersteld dat de zeewering hier voldoet aan de ontwerpnorm en hoeven de trajecten niet aanvullend te worden getoetst. In het genoemde traject wordt 35 ha natuur gecompenseerd in verband met de aanleg van de tweede Maasvlakte. Deze compensatie ligt tussen de raaien 11400 en 11750. Voor een overzicht van de zwakke schakels wordt verwezen naar bijlage IV. Het duingebied tussen raai 10170 en 9900 is om dezelfde reden aanwezen als Zwakke Schakel (Scheveningen). Uit nader onderzoek bleek dat niet het gehele traject diende te worden verbeterd maar slechts een deel (raaien 10075-9985). Voor dit deel is inmiddels een verbeteringsplan (dijk in duin) opgesteld. Voor de peildatum wordt gestart met de uitvoering. Om deze reden mag worden verondersteld dat de zeewering hier voldoet aan de ontwerpnorm en hoeven de trajecten niet aanvullend te worden getoetst. Het restant van het traject (10170-10075 en 9985-9900) zal niet worden verbeterd en dient daarom getoetst te worden. Het deel tussen raai 10170 en 10200 betreft de havenmond van Scheveningen. NWO s In de te toetsen duintrajecten zijn enkel NWO s geïnventariseerd die wezenlijk van invloed kunnen zijn op het mechanisme duinafslag en daarmee de veiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Dit is bij gebrek aan een toetsintrumentarium voor de kust - beoordeeld aan de hand van samen met het Hoogheemraadschap van Rijnland opgestelde vuistregels voor het beheerdersoordeel. Het gaat in totaal om 1 leiding (de AMOCO-leiding, raaien 11725-11700) en 6 gebouwen (zes bunkers, raaien 9795-9760). In praktijk zijn vele tientallen NWO s aanwezig in de genoemde trajecten. Deze NWO s zijn voor de toetsing niet relevant. 2.4 Haven Scheveningen Algemeen De haven van Scheveningen vormt onderdeel van de primaire waterkering zeewering en bestaat uit dijken en waterkerende kunstwerken en heeft een lengte van ongeveer 2,7 km. In deze dijken bevinden zich niet waterkerende objecten (NWO s). Een overzicht van de haven Scheveningen is ingevoegd als bijlage III. 5

Dijk De zeewering ter hoogte van de haveningang is onderbroken. Daarom hebben de grondlichamen rondom de haven de functie van primaire waterkering. Deze grondlichamen bestaan volledig uit zand en zijn bedekt met een bekleding of met bebouwing. De grondlichamen zijn als dijk beoordeeld vanwege de bebouwing, de bekleding en op enkele plaatsen beperkte breedte. De situatie is hier complex omdat er veel bebouwing en infrastructuur in en om de waterkering aanwezig is. Waterkerende kunstwerken Naast de dijklichamen bevindt zich in de haven ook een stormvloedkering. Deze is gelegen tussen de Tweede Binnenhaven en het Verversingskanaal. Wanneer de stormvloedkering faalt, fungeren het achtergelegen gemaal en de tussenliggende dijken als tweede keermiddel. De stormvloedkering, het gemaal en de dijken maken daarmee onderdeel uit van de primaire kering en zijn daarmee onderdeel van deze toetsing. De stormvloedkering is niet opgenomen in de huidige legger, grote delen van het dijklichaam en het gemaal wel. Delfland heeft de wens om de stormvloedkering en de overige delen van de dijken in een nieuwe legger te borgen. Daarvoor is het noodzakelijk om eerste de nieuwe basiskustlijn vast te stellen. Naar verwachting zal de wijziging van de legger zeewering in 2012 gereed zijn. NWO s In, op of nabij de waterkering bij Scheveningen Haven bevinden zich 542 niet-waterkerende objecten. Het gaat hier om 15 vormen van begroeiing, 55 gebouwen, 166 kabels en 306 pijpleidingen en mantelbuizen. Opgemerkt wordt dat bovengenoemde aantallen mogelijk nog wijzigen in verband met nadere interpretatie van alle ingewonnen informatie. 2.5 Aansluitconstructies Op drie plaatsen gaan de duinen over in een dijklichaam. Bij deze zogeheten aansluitconstructies kunnen zich negatieve effecten voordoen als gevolg van extra afslag van de duinen of een hoge hydraulische belasting op de dijk. In Delfland bevinden zich drie aansluitconstructies; één bij Hoek van Holland waarbij de Delflandsedijk overgaat in duin nabij de strandweg (dijkpaal 238) en twee bij Scheveningen Haven waar de duin overgaat in dijk en vice versa (respectievelijk noordelijke en zuidelijke zijde). Hierbij wordt opgemerkt dat het wettelijk is voorgeschreven dat de Haven van Scheveningen (Noordzeedijk) in de toetsing als dijk wordt beschouwd terwijl de waterkering grote overeenkomsten met een duin vertoont. Dit heeft ook tot gevolg dat er bij Scheveningen geen fysiek aanwezige aansluitconstructies aanwezig zijn. Desondanks worden deze twee (theoretische) overgangen wel getoetst. 2.6 Beheer van primaire waterkeringen door Delfland Beheer Goed beheer en onderhoud is essentieel voor het functioneren van de waterkeringen en daarmee voor de veiligheid. Veiligheid staat voorop. Delfland zorgt er dan ook voor dat alle keringen en bijbehorende kunstwerken goed blijven functioneren. Delfland is voornemens het beheer in de 6

toekomst verder te verbeteren, onder andere met een geautomatiseerd plannings- en onderhoudsprogramma. Ook wil Delfland zoveel mogelijk rekening houden met de natuur bij het beheer en onderhoud van de keringen. Het werk zal worden gedaan conform de Gedragscode Flora- en faunawet en bij grasbekleding zal Delfland ecologisch maaibeheer toepassen. Met betrekking tot de zeewering heeft Delfland de ambitie om een dynamische kust te ontwikkelen, die het achterland beschermt volgens de wettelijke veiligheidsnorm én waar ruimte is voor natuur. Vergunning en handhaving Delfland geeft door middel van vergunningverlening en handhaving invulling aan de ge- en verbodsbepalingen in de Keur Delfland 2008. Door voorlichting, overleg, vergunningverlening en, indien nodig, handhaving maakt Delfland duidelijk wat wel en niet mag op en om de waterkeringen. Omgeving Het beheergebied van Delfland is dichtbevolkt en sterk verstedelijkt. De ruimte is schaars. Delfland anticipeert in initiatieven van andere overheden en omgevingspartijen zodat in ruimtelijke plannen rekening gehouden wordt met ondermeer de waterkeringen. Dit leidt bijvoorbeeld tot het opnemen van waterkeringszones in bestemmingsplannen (watertoets). 7

3 Gevolgde werkwijze 3.1 Algemeen De toetsing bestaat uit een methodisch oordeel, waarbij aan de hand van het WTI de veiligheid wordt bepaald (toetsregels) en het beheerdersoordeel, waarin vanuit de beheerservaringen een beoordeling wordt gegeven van de veiligheid van de waterkeringen. Het methodisch oordeel en het beheerdersoordeel leiden gezamenlijk tot een veiligheidsoordeel van de beheerder. 3.2 Methodisch oordeel Bij het bepalen van het methodisch oordeel zijn voor ieder dijkvak, duintraject, waterkerend kunstwerk en bijzondere waterkerende constructie alle toetssporen doorlopen die voor de betreffende kering van toepassing zijn. Hierbij is het wettelijk toetsinstrumentarium gebruikt, bestaande uit het Voorschrift Toetsen op Veiligheid Primaire Waterkeringen en de Hydraulische Randvoorwaarden 2006. De grootte van de hydraulische belasting wordt bepaald door de normfrequentie. Voor dijkring 14 geldt een wettelijke normfrequentie van 1/10.000 (1/jaar). Ieder methodisch toetsspoor levert een score goed, voldoende, onvoldoende of geen oordeel : bij de score goed voldoet de kering aan de ontwerpkwaliteit; bij de score voldoende scoort de kering niet meer aan de ontwerpkwaliteit, maar is de sterkte onder de geldende randvoorwaarden nog steeds voldoende groter dan de belasting en voldoet de waterkering aan toetskwaliteit. bij een score onvoldoende is de sterkte van de kering onvoldoende om de belasting onder maatgevende omstandigheden te kunnen weerstaan. Dit impliceert overigens niet dat er sprake is van een acuut onveilige situatie. De werkelijke sterkte van de kering ligt meestal hoger dan de sterkte waarmee gerekend wordt. bij een score geen oordeel zijn er onvoldoende gegevens of is het instrumentarium niet toereikend om met behulp van de toetsregels tot een oordeel te komen. Van alle toetssporen is de meest negatieve score doorslaggevend voor het uiteindelijke oordeel voor het betreffende object. Het gaat daarbij om de volgende toetssporen: Dijken en dammen Hoogte Stabiliteit Piping en Heave Macrostabiliteit buitenwaarts Macrostabiliteit binnenwaarts Microstabiliteit Bekleding Voorland Aansluitingsconstructies Niet-waterkerende objecten 8

Duinen Duinafslag Winderosie Niet-waterkerende objecten Aansluitconstructies Waterkerende Kunstwerken Hoogte Stabiliteit Stabiliteit van constructie en grondlichamen Sterkte van (waterkerende) constructieonderdelen Piping en Heave Stabiliteit voorland Betrouwbaarheid sluiting 3.3 Methodiek beheerdersoordeel Het beheerdersoordeel is gebaseerd op de inzichten van de objectbeheerders van de verschillende waterkeringen. Deze inzichten bestaan uit visuele waarnemingen en ervaringen die in het verleden met het object zijn opgedaan. Op basis hiervan wordt een oordeel opgesteld over de kwaliteit van de betreffende kering. Het beheerdersoordeel kan een belangrijke toegevoegde waarde hebben. Dit is vooral het geval wanneer bepaalde factoren aanwezig zijn die van invloed zijn op de veiligheidssituatie, maar niet in de systematiek van de toetregels zijn meegenomen. Het beheerdersoordeel kan zowel inzichten bieden over onveilige situaties die in de toetsregels niet aan het licht zijn gekomen, als inzichten bieden waarmee aantoonbaar kan worden gemaakt dat een negatief oordeel volgens de toetsregels in de praktijk niet tot een gevaarlijke situatie leidt. Ook kan het beheerdersoordeel uitkomst bieden wanneer onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om volgens de toetsregels tot een oordeel te komen (de toetsregels leveren dan de score geen oordeel op). Het beheerdersoordeel leidt tot de volgende scores: Beheerdersoordeel volgt het methodisch oordeel op basis van de toetsregels Beheerdersoordeel wijkt af van het methodisch oordeel en is voldoende Beheerdersoordeel wijkt af van het methodisch oordeel en is onvoldoende Het beheersderoordeel dient altijd een oordeel te geven over de waterkering. 3.4 Veiligheidsoordeel van de beheerder Het veiligheidsoordeel van de beheerder is de uiteindelijke afweging tussen het oordeel op basis van de toetsregels en het beheerdersoordeel, zoals weergegeven in onderstaande figuur. Uitgangspunt hierbij is dat in principe de toetsregels worden gevolgd, tenzij de beheerder een goede motivatie kan overleggen om hiervan af te wijken en het beheerdersoordeel te volgen. 9

Voor het veiligheidsoordeel van de beheerder voor een bepaald toetsspoor en een bepaalde kering bestaan drie mogelijkheden: Voldoet aan de norm Voldoet niet aan de norm Nader onderzoek nodig Beoordeling op basis van toetsregels Beheerdersoordeel Afweging welk van beide beoordelingen de doorslag dient te krijgen Veiligheidsoordeel beheerder 10

4 Resultaten tweede toetsronde en realisatie verbeterpunten 4.1 Overzicht resultaat tweede toetsronde In de tweede toetsronde (2001-2006) hebben de waterkeringen binnen het beheergebied van Delfland op een aantal plaatsen de methodische score onvoldoende of geen oordeel gekregen. De resultaten zijn in Tabel 1 weergegeven. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de oorzaak van deze scores en wordt tevens aangegeven of inmiddels maatregelen getroffen zijn. Onderdeel Totaal Goed/voldoende Onvoldoende geen oordeel Dijken en dammen 1 30,3 km 27,4 km 0,4 km 2,5 km Niet waterkerende objecten 2 3430 st 956 st - 2474 st Kunstwerken 9 st 4 st 1 st 4 st Duinen 21,0 km 16,2 km 2,5 km 2,3 km Niet waterkerende objecten 2 3 st 1 st 0 st 2 st Kunstwerken 1 st 0 st 0 st 1 st Aansluitconstructies 3 1 st 1 st 0 st 0 st Haven Scheveningen 4 2,7 km - - 2,7 km Tabel 1 Toetresultaten tweede toetsronde (2001-2006) 1 De bekleding is niet getoetst vanwege het ontbreken van Hydraulische Randvoorwaarden. 2+3 De inventarisatie en toetsing van NWO s is vanwege de complexiteit, de hoeveelheid en het beperkte toetsinstrumentarium niet volledig uitgevoerd. Dit geldt voor zowel de Delflandsedijk als de zeewering. Daarom ligt dit aantal lager dan in de derde toetsing. 3 In de tweede toetsronde is enkel de aansluitconstructie tussen de Delflandsedijk en de duinen getoetst. Het was niet mogelijk beide aansluitconstructies tussen de duinen en de haven van Scheveningen te toetsen vanwege het ontbreken van hydraulische randvoorwaarden voor de haven van Scheveningen. 4 Omdat voor de Haven Scheveningen geen methodische toetsing mogelijk was, is destijds enkel het beheerdersoordeel gegeven. Dit luidde geen oordeel. In Tabel 2 is de samenvattende score van het veiligheidsoordeel van alle primaire waterkeringen van Delfland uit de tweede toetsronde weergegeven. Hierbij is het percentage van de scores berekend als de verhouding tussen de totale lengte van de dijk- en/of duinvakken waarover het betreffende oordeel gegeven kan worden ten opzichte van de totale lengte van de waterkering (53.0 km). Kunstwerken, aansluitingsconstructies en NWO s zijn niet meegenomen in deze lengtebeschouwing. 11

Voldoet aan norm Voldoet niet aan norm % geen oordeel Tweede toetsronde 1 80,3 % 5,5 % 14,2 % Locaties primaire waterkering met NWO s 28 % 0% 72 % 1 exclusief de score toetsing waterkering met NWO s Tabel 2 Overzicht veiligheidsoordeel tweede toetsronde Naar aanleiding van bovengenoemde scores is in de tweede toetsronde een actielijst opgesteld voor het uitvoeren van nader onderzoek, het treffen van beheermaatregelen en/of verbeteringen. In de opsommingen in paragrafen 4.2, 4.3 en 4.4 is per bullit aangeven met welk actiepunt uit de actielijst dit correspondeert (A t/m U). Alle actiepunten zjin in de derde toetsronde meegenomen. 4.2 Zee- en rivierwaterkering, de Delflandsedijk tweede toetsronde Bij de Delflandsedijk zijn in de vorige toetsronde een aantal scores onvoldoende en geen oordeel opgetreden: Veel waterkeringen met NWO s kregen de score geen oordeel als gevolg van het ontbreken van een handzame en efficiënte toetsmethodiek waardoor niet duidelijk was welke detailgegevens benodigd waren. Een groot deel van de NWO s is geïnventariseerd. (A t/m F, T, U). De Stabiliteit Voorland heeft op enkele plaatsen op het traject S24 S16 de score geen oordeel gekregen. Dit vanwege het feit dat tot in zowel het buiten- als binnentalud bijna aaneensluitende bebouwing aanwezig is en de veiligheid door de aanwezigheid van deze NWO s methodisch, met de op dat moment aanwezige leidraden, niet goed te bepalen was. Ook voor de bekleding is de score geen oordeel toegekend als gevolg van het ontbreken van hydraulische randvoorwaarden (welke door het Rijk had moeten worden aangeleverd). Voor het gedeelte van de dijk dat als rivierdijk is aangemerkt, betreft dit de buitenwaartse bekleding. Voor de zeedijk betreft het zowel de buitenwaartse-, kruin- en binnenwaartse dijkbekleding. In de derde toetsronde is de bekleding getoetst. (G+H). De kruinhoogte scoorde in de tweede toetsronde over een lengte van 350 m onvoldoende (Dp229- Dp233). De dijk is op dit traject verhoogd in 2006. (I). Het voorland tussen S005-S008 en S021-S033 is mogelijk zettingsvloeiingsgevoelig zand aangetroffen. Een zettingsvloeiing is een taludinstabiliteit waarbij zand wegvloeit op de manier van een (dikke) vloeistof. De voorlandbreedte op de twee dijktrajecten was onvoldoende om te kunnen concluderen dat de dijk niet zal worden aangetast indien een zettingsvloeiing optreedt. Deze trajecten worden in de derde toetsronde nader getoetst. (J). Uit in 2003 uitgevoerd detailonderzoek kwam naar voren dat voor wat betreft het faalmechanisme macrostabiliteit nog geen oordeel kon worden gegeven. De reden hiervan is dat in zowel het binnentalud als het buitentalud van de waterkering bijna uitsluitend bebouwing staat en hiervoor nog geen toetsmethodiek voorhanden is. De provincie Zuid- 12

Holland heeft in augustus 2006 aangegeven dat zij contact zal zoeken met Rijk om tot een oplossing te komen voor dit probleem. Inmiddels heeft dit niet geleid tot een uitgekristalliseerd toetsinstrumentarium maar wel tot het vuistregels voor het opstellen van het beheerdersoordeel door de Provincie. (K). Voor het dijktraject S000 en S002 (Schiedam) kon in 2003 niet tot een voldoende score worden gekomen voor wat betreft het afschuiven van de vooroever, Hiervoor was geavanceerd onderzoek nodig naar de reststerkte van het voorland. Dit is in de derde toetsronde uitgevoerd. (L). Van de kunstwerken scoorde Gemaal Westland onvoldoende vanwege de te lage achterloopsheidconstructie. Deze constructie is verhoogd in 2006. (M) In 2003 is door Delfland aangegeven dat het stortebed voor de Buitensluis te Schiedam niet meer overal conform bestek aanwezig. is. Dit leidde destijds niet direct tot de score onvoldoende, maar de verwachting dat bij de derde toetsronde dit wel het geval zou zijn. Als belangrijkste argumenten zijn aangevoerd de (waarschijnlijk) zwaardere hydraulische randvoorwaarden alsmede de verwachte toename van (golf)bewegingen als gevolg van de scheepvaart. De bestorting is in het najaar van 2006 hersteld door de onderhoudsplichtige, zijnde de gemeente Schiedam. (N). In de tweede toetsronde bleek dat de betrouwbaarheid van de bewegingswerken in de Buitensluis te Schiedam niet voldoende was. Inmiddels is hiervoor een aantal acties ingezet door de onderhoudsplichtige, zijnde de gemeente Schiedam. Deze werkzaamheden zjin afgerond in het najaar van 2006. (O). Voor het dagelijks functioneren van het sluizencomplex Parksluizen bleek een ingrijpende renovatie noodzakelijk. Hierbij zijn met name de deuren onder handen genomen. De onderhoudsplichtige van de Parksluizen (de gemeente Rotterdam) heeft het complex gerenoveerd. De onderbouw stamt uit 1930 en maakt geen onderdeel uit van de renovatie, terwijl het een zwak element betreft. Dit maakte een herberekening van de constructieonderdelen noodzakelijk. Deze berekening is uitgevoerd en leidde tot de score geen oordeel.(p). De keersluis Maassluis kreeg voor het toetsspoor sterkte van constructieonderdelen de score geen oordeel vanwege de onzekerheid ten aanzien van de aansluitende kistdamconstructie. Uit nader detail onderzoek bleek dat de constructie volledig aan de norm voldeed en er dus geen verbetermaatregelen nodig waren. Tevens is destijds afgesproken dat voor de keersluis Maassluis binnen twee jaar een sluitingsprocedure moet zijn opgesteld en geïmplementeerd. Dit is inmiddels gebeurd. (Q). De keersluis te Maassluis heeft in 2003 voor het toetsspoor niet-sluiten de toetsscore goed gekregen op voorwaarde dat de opgestelde procedure voor het sluiten van de deuren binnen 2 jaar formeel zou zijn vastgesteld en geïmplementeerd zou zijn binnen Delfland. Deze sluitingsprocedure is op 3 oktober 2005 vastgesteld door de secretaris-directeur, de heer F.P. Spaak. (R). Vanwege de veranderingen in het WTI waren voor meerdere kunstwerken herberekeningen noodzakelijk. Dit leidde tot de score voldoende of goed voor de kunstwerken en bijzonder waterkerende constructies Stormvloedkering Scheveningen, schutsluis Vlaardingen, Buitensluis Schiedam, Kistdamconstructie Havendijk Schiedam en Keerwandconstructie Hudsonstraat Rotterdam. Voor de overige kunstwerken en bijzonder waterkerende constructies leidde dit tot de score geen oordeel. (S). 13

4.3 Zeewering tweede toetsronde Ook bij de toetsing van de zeewering is in de vorige toetsronde een aantal scores onvoldoende en geen oordeel toegekend: Het profiel ter hoogte van de Keizerstraat in Scheveningen scoorde onvoldoende. In 2004 is daarom een zandsuppletie als tijdelijke maatregel uitgevoerd waardoor deze zeewering weer aan de norm voldeed. Tevens is het traject opgenomen in de Zwakke Schakels, waarmee ook op lange termijn in versterking zal worden geïnvesteerd. (W). In 2003 is een aantal profielen (waaronder raai 9954) tussen Scheveningen (haven) en Wassenaar onvoldoende getoetst. Om lokaal de veiligheid te verhogen, zijn door Rijkswaterstaat standsuppleties uitgevoerd bij ondermeer Scheveningen (700.000 m 3 in 2004). Hierdoor is niet meer noodzakelijk om Rijkwaterstaat te verzoeken strandsuppleties uit te voeren. Naast deze voorlopige maatregelen is in 2003 gestart met het studieproject Zwakke Schakels, waarin Delfland zoekt naar maatregelen om tot een duurzame kustveiligheid te komen, nu en in toekomst. Inmiddels is een begin gemaakt met het uitvoeringsproject. (Y). De duinen bij Ter Heijde zijn over een lengte van 1 km als onvoldoende aangemerkt. In 2003 en 2004 zijn tijdelijke maatregelen getroffen om de veiligheid tegen overstroming van het achterland te borgen. Tevens is dit traject opgenomen in de Zwakke Schakels, waarmee ook op lange termijn in versterking zal worden geïnvesteerd. (V). Over een lengte van 750 m tussen raai 10996 en 11072 is sprake van een score onvoldoende op het beoordelingsspoor Winderosie. Er komen kale plekken voor in een steeds minder vitaal wordende begroeiing op of nabij het grensprofiel. In 2006 is nader onderzoek gedaan naar de oorzaak hiervan. Hieruit bleek dat de hoge schelpconcentratie hiervan de oorzaak lijkt te zijn. Delfland heeft de Helpdesk Waterkeren hierover geraadpleegd. Door hen werd aangegeven dat geen maatregelen nodig zijn. (X). Voor een groot gedeelte van de duinen met NWO s is de score geen oordeel toegewezen, omdat onvoldoende bekend was wat de invloed van de bebouwing hier is. Aanbevolen werd dit nader te onderzoeken. Besloten is dit onder te brengen bij het initiatief van Provincie Zuid-Holland om tot een beoordelingsmethodiek van de NWO s te komen. (U). 4.4 Haven Scheveningen Het dijklichaam ter hoogte van de Scheveningse Haven bestaat uit een zandlichaam met aangesloten bebouwing in buiten- en binnentalud. Omdat van de dijk en NWO s onvoldoende gegevens bekend waren, heeft dit dijklichaam de score geen oordeel gekregen voor de macrostabiliteit binnenwaarts en buitenwaarts. Tevens ontbraken de hydraulische randvoorwaarden voor de toetsing. Hierdoor kreeg het dijklichaam als geheel de score geen oordeel. 14

5 Resultaten Derde toetsronde 5.1 Algemeen overzicht derde toetsronde In dit hoofdstuk worden de resultaten van de derde toetsronde gepresenteerd en nader toegelicht in de paragrafen 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5. Er is onderscheid gemaakt tussen de in paragraaf 2.1 genoemde primaire waterkeringen. Zie Tabel 3. Toetsspoor Lengte in [km] / stuks Methodisch oordeel Beheerders oordeel Veiligheids oordeel Zee- en rivierwaterkering, de Delflandsedijk Goed Hoogte (HT) 30,3 29,5 0,8 0 0 30,3 0 0 30,3 0 0 Stabiliteit (ST) Piping en Heave (STPH) 30,3 19,6 10,7 0 0 30,3 0 0 30,3 0 0 Macrostabiliteit Buitenwaarts (STBU) 30,3 0 30,3 0 0 30,3 0 0 30,3 0 0 Macrostabiliteit Binnenwaarts (STBI) 30,3 0 30,3 0 0 30,3 0 0 30,3 0 0 Microstabiliteit (STMI) 30,3 0 30,3 0 0 30,3 0 0 30,3 0 0 Bekleding (STBK) 30,3 25,7 0,7 0,9 3,0 30,3 0 0 26,4 0,9 3,0 Voorland (STVL) 30,3 0 30,0 0,2 0,1 30,3 0 0 30,0 0,2 0,1 Kunstwerken (KW) 9 4 3 1 1 7 2 0 9 0 0 Niet Waterkerende Objecten (NWO) 18045 0 13033 0 5012 16688 1357 0 14390 0 3655 Zeewering Duinafslag (DA) 20,0 20,0 0 0 0 20,0 0 0 20,0 0 0 Winderosie (WE) 20,0 20,0 0 0 0 20,0 0 0 20,0 0 0 Niet Waterkerende Objecten (NWO) 7 0 0 0 7 0 7 0 7 0 0 Haven Scheveningen Hoogte (HT) 2,7 2,7 0 0 0 2,7 0 0 2,7 0 0 Stabiliteit (ST) Piping en Heave (STPH) 2,7 0 2,7 0 0 2,7 0 0 2,7 0 0 Macrostabiliteit Buitenwaarts (STBU) 2,7 0 2,7 0 0 2,7 0 0 2,7 0 0 Macrostabiliteit Binnenwaarts (STBI) 2,7 0 2,7 0 0 2,7 0 0 2,7 0 0 Microstabiliteit (STMI) 2,7 2,7 0 0 0 2,7 0 0 2,7 0 0 Bekleding (STBK) 2,7 0 0 0 2,7 0 2,7 0 0 0 2,7 Voorland (STVL) 2,7 0 0 0 2,7 2,7 0 0 0 0 2,7 Kunstwerken (KW) 1 0 1 0 0 1 0 0 1 0 0 Niet Waterkerende Objecten (NWO) 542 0 351 0 191 542 0 0 351 0 191 Voldoende Onvoldoende Geen Oordeel Volgt toetsregels Voldoende Onvoldoende Voldoet aan de norm Voldoet niet aan de norm Nader onderzoek nodig Aansluitconstructies 3 1 2 0 0 3 0 0 3 0 0 Tabel 3 Overzicht toetsresultaat derde toetsronde, peildatum 15 januari 2011 Voor een overzichtstekening van het veiligheidsoordeel van de Delflandsedijk, de zeewering en Haven Scheveningen wordt verwezen naar respectievelijk bijlage V, bijlage VI en bijlage VII. In dit veiligheidsoordeel is de invloed van niet waterkerende objecten niet verwerkt. 15

In de navolgende paragrafen wordt het toetsresultaat nader toegelicht. Indien het toetsresultaat een uitwerking is van het actieplan, dat naar aanleiding van de uitkomsten van de tweede toetsronde is opgesteld, is dit aangegeven met een verwijzing door middel van een letter. 5.2 Zee- en rivierwaterkering, de Delflandsedijk 5.2.1 Hoogte De toetsing op hoogte heeft voor alle dijkvakken de methodische score goed opgeleverd met uitzondering van het gedeelte ter plaatse van dp D231, waar de score voldoende is. Het beheerdersoordeel volgt dit oordeel, waarmee veiligheidsoordeel voor de hoogte van de Delflandsedijk luidt dat deze voldoet aan de norm. Bij deze beoordeling is aangenomen dat het huidige voorland, wat geometrie en kade en oeverconstructie betreft, onaangetast blijft bij maatgevende hydraulische omstandigheden. Het voorland met constructies heeft een belangrijke golfdempende werking; zonder deze golfdemping kan er op een aantal plaatsen onder maatgevende omstandigheden een dusdanige golfoverslag ontstaan dat alsnog tot de score onvoldoende zou zijn gekomen. Deze aanname is realistisch, omdat de oeverconstructies, waaronder kademuren en caissons, voldoende sterk en stabiel zijn. Niet overal langs de Delflandsedijk maken de oeverconstructies functioneel onderdeel uit van de waterkering en zijn dus ook als zodanig niet in de legger vastgelegd. Delfland is voornemens om voor de peildatum deze constructies in de legger Delflandsedijk op te nemen. Op een aantal trajecten is het overslagdebiet (de hoeveelheid overslaand water) onder maatgevende hoogwateromstandigheden groter dan 0,1 liter per seconde per strekkende meter dijk. De score op hoogte is op dat moment niet alleen afhankelijk van de toetsing op hoogte, maar ook van de toetsing van de stabiliteit en de bekleding. Deze zaken beïnvloeden namelijk het waterkerend vermogen van de dijk op het moment dat deze wordt geconfronteerd met een aanzienlijke golfoverslag. Omdat deze onderdelen op deze trajecten de score goed hebben gekregen ten aanzien van de stabiliteit van de bekleding (zie paragraaf 5.2.3), is tot een positief oordeel gekomen voor de toets op hoogte. 5.2.2 Stabiliteit De toetsing op stabiliteit is uitgevoerd voor alle toetsingscriteria die voor stabiliteit zijn opgesteld. Op basis van de toetsregels scoort de dijk over het gehele traject voldoende, met uitzondering van twee trajecten, waar de score onvoldoende (S2 S0) en geen oordeel (S53- S52) is voor de stabiliteit van het voorland. Twee andere trajecten (S5-S8 en S33 S21) zijn reeds in 2007 geavanceerd getoetst. Het S5-S8 voldeed daarbij aan de norm. Het traject S33- S21 niet vanwege de kans op instabiliteit van het voorland (zettingsvloeiing). Door de reeds aanwezige oever/kadeconstructie in de legger Delflandsedijk op te nemen wordt dit 16

faalmechanisme uitgesloten. Omdat deze leggerwijziging voor de peildatum zal plaatsvinden, luidt het veiligheidsoordeel op de peildatum voldoet aan de norm. (J). Het traject S2 S0 scoort onvoldoende voor de stabiliteit van het voorland. In 2006 is gestart met een gedetailleerde toetsing op dit onderdeel. Hieruit volgde de toetsscore onvoldoende. Uit nader onderzoek in 2007 bleek dat verbetermaatregelen op dit traject noodzakelijk zijn. Het beheerdersoordeel volgt dit oordeel, waarmee het veiligheidsoordeel voor dit traject voldoet niet aan de norm luidt. (L). Voor het traject S53 - S52 geldt dat geavanceerd grondonderzoek nodig is om de verwekingsgevoeligheid van de zandlagen nader te onderzoeken. Op basis hiervan kan mogelijk alsnog de score voldoende worden toegekend. Omdat dit geavanceerde onderzoek wat betreft planning en budget niet binnen deze toetsing kan plaatsvinden, luidt het oordeel op basis van de toetsregels geen oordeel. Het beheerdersoordeel volgt het methodisch oordeel. Hiermee is het veiligheidsoordeel nader onderzoek nodig. Op de Delflandsedijk is op sommige strekkingen een spoorlijn aanwezig. Er is een inschatting gemaakt dat de belasting van de trein bij extreme condities een negatieve invloed heeft op de stabiliteit van de waterkering. Dit heeft tot gevolg dat de betreffende trajecten voldoende scoren uitgaande van het ontbreken van treinbelasting. Deze situatie zal met de spoorbeheerder nader moeten worden afgesproken. Voor alle overige trajecten geldt dus de score voldoende op basis van de toetsregels. Het beheerdersoordeel heeft geen aanvullende inzichten opgeleverd. Hiermee is het veiligheidsoordeel voldoet aan de norm. 5.2.3 Bekleding Zowel de grasbekleding als de harde bekleding op de Delflandsedijk is getoetst volgens de toetsregels. Het beheerdersoordeel heeft voor zowel de grasbekleding als de harde bekleding geen aanvullende inzichten opgeleverd. De grasbekleding heeft bij de methodische toets voor de gehele dijk de score goed opgeleverd. Omdat de beheerder geen reden ziet om af te wijken van het methodisch toetsoordeel, luidt het veiligheidsoordeel: voldoet aan de norm. De harde bekleding heeft op enkele trajecten op basis van de toetsregels de score onvoldoende of geen oordeel gekregen. Het gaat hier om de volgende situaties: Dijkvak 7 (S033 S24) onvoldoende : Op dit dijkvak bevinden zich kinderhoofdjes die lokaal zijn weggedrukt en bovendien op zand zijn geplaatst. Doordat deze lokaal zijn weggedrukt, is het niet mogelijk de toplaag te toetsen. Omdat de onderlaag uit zand bestaat, is er geen sprake van reststerkte. Uit de methodische toets wordt geconcludeerd dat de bekleding onvoldoende is. Het beheerdersoordeel biedt geen aanvullende inzichten op grond 17

waarvan van dit oordeel dient te worden afgeweken. Het veiligheidsoordeel luidt daarmee voldoet niet aan de norm. Dit betreft in totaal ongeveer 900m. Dijkvak 14 (D004) geen oordeel : Omdat gegevens over de bekleding onder de berm op het talud ontbreken is nader onderzoek noodzakelijk om de natuurstenen op het talud, de stoeptegels op de berm en de verschillende overgangsconstructies te toetsen. Voorlopig kan daarom geen score aan Dijkvak 14 worden toegekend. Het beheerdersoordeel heeft ook geen aanvullende inzichten opgeleverd. Het veiligheidsoordeel luidt nader onderzoek nodig. Dit betreft in totaal ongeveer 200m. Dijkvak 18A (D035) geen oordeel : Gegevens over de plaatselijk aangetroffen betonklinkers ontbreken. Om de op het buitentalud gelegen betonklinkers te kunnen toetsen is nader onderzoek noodzakelijk. Voorlopig kan daarom geen score aan Dijkvak 18A worden toegekend. Ook het beheerdersoordeel heeft geen aanvullende inzichten opgeleverd. Het veiligheidsoordeel luidt daarmee nader onderzoek nodig. Dit betreft in totaal ongeveer 200m. Dijkvak 26A (D115) geen oordeel : Ter plaatse van dp D115 is onder het granulair filter geen klei aangetroffen. Nader onderzoek is noodzakelijk om een eindscore te kunnen bepalen voor de toetsing op Erosie van de onderlagen. Voorlopig kan daarom geen score aan Dijkvak 26A worden toegekend. Het beheerdersoordeel heeft geen aanvullende inzichten opgeleverd. Het veiligheidsoordeel luidt nader onderzoek nodig. Dit betreft in totaal ongeveer 600m. Bestrating en wegen worden beschouwd als niet waterkerende objecten. Daar waar deze objecten de fysieke functie van bekleding zouden kunnen vervullen, is bij de toetsing veiligheidshalve uitgegaan van zachte bekleding (zonder gras). Dit gaat om maximaal 2 km. Vanwege het ontbreken van informatie was het niet mogelijk deze strekkingen niet methodisch worden getoetst. Dit leidt tot de methodische score geen oordeel. Het beheerdersoordeel geeft geen nadere inzichten en volgt daarom het methodisch oordeel. Het veiligheidsoordeel luidt daarom nader onderzoek nodig. 5.2.4 Kunstwerken De beoordeling van de kunstwerken op basis van de toetsregels heeft voor alle kunstwerken de score goed of voldoende opgeleverd, met uitzondering van de Keerwandconstructie Hudsonstraat te Rotterdam ( onvoldoende ) en Complex Parksluizen te Rotterdam ( geen oordeel ). In beide gevallen heeft het beheerdersoordeel inzichten opgeleverd die aanleiding geven om van deze score af te wijken. Voor beide geldt dat het beheerdersoordeel de score voldoende oplevert en het veiligheidsoordeel voldoet aan de norm luidt. Ter onderbouwing geldt het volgende: Ten aanzien van de Keerwandconstructie in de Hudsonstraat in Rotterdam geldt dat de methodisch score onvoldoende voortkwam uit de sterkte van de stalen wand. Bij primaire keringen dient hiervoor veiligheidsklasse III te worden gehanteerd. Wanneer hiermee gerekend wordt, voldoet de stalen wand niet. Gelet op de feitelijke situatie geldt echter dat de stalen wand een zeer beperkte kerende hoogte heeft (orde 1m). Omdat er bovendien door het aanwezige 18

voorland (ca. 150 meter lang) geen mogelijkheid is voor het ontstaan van golfslag bij maatgevende omstandigheden, zal de belasting op de keerwandconstructie buitengewoon laag zijn (maximaal 0,5m water). De eventuele belasting als gevolg van water tegen de damwand aan de buitenzijde werkt positief op de stabiliteit van de damwand; voor het grootste deel is de damwand een grondkerende constructie (van grond aan de binnenzijde van de waterkering). Het scenario dat onder maatgevende hoogwateromstandigheden de constructie op dit punt zou bezwijken lijkt daarmee onwaarschijnlijk. Tevens bevindt zich achter de keerwand grond met een dusdanig ruim profiel dat zelfs als de keerwand bezwijkt er nog geen sprake zal zijn van inundatie. Tenslotte geldt dat de constructie in goede staat is, er zijn geen vervormingen en de betonnen deksloof is in goede conditie. In 2003 is door Delfland aangegeven dat het stortebed voor de Buitensluis te Schiedam niet meer overal conform bestek aanwezig was. Dit leidde in de tweede toetsronde destijds niet direct tot de score onvoldoende maar wel tot de noodzaak voor het herstel van de bestorting. De bestorting is in het najaar van 2006 hersteld door de onderhoudsplichtige, zijnde de gemeente Schiedam. (N). Het is wenselijk deze bestorting te blijven monitoren om gedane aannames te verifiëren. Het complex Parksluizen Rotterdam krijgt volgens de toetsregels de score geen oordeel. Reden hiervoor is dat onvoldoende gegevens bekend zijn om tot een oordeel te komen over de draagkracht van de paalfundering. Ook in de tweede toetsronde was de score geen oordeel. In de afgelopen jaren is het complex ingrijpend gerenoveerd door de onderhoudsplichtige, de gemeente Rotterdam. De onderbouw maakte geen deel uit van de renovatie. Om tot een beargumenteerd beheerdersoordeel te komen, is onderzoek gedaan naar mogelijke verzakkingen die sinds de tweede toetsronde zijn opgetreden. Hieruit blijkt dat deze volledig zijn toe te schrijven aan de algemene bodemdaling, die door de kanteling van Nederland optreedt (Witteveen en Bos, 2009). Bovendien laten de metingen zien dat de verzakkingen niet tot scheefstand leiden. Het veiligheidsoordeel luidt daarom voldoet aan de norm. (S+P). Voor de overige waterkerende kunstwerken en bijzondere waterkerende constructies heeft het beheerdersoordeel geen aanvullende inzichten opgeleverd. Hiermee geldt voor alle kunstwerken het veiligheidsoordeel voldoet aan de norm. 5.2.5 NWO s Voor de beoordeling van de invloed van NWO s op de primaire waterkeringen is deze toetronde een eenvoudige toetsmethode beschikbaar gekomen (A). Deze methode is alleen bruikbaar voor dijken. Om deze methode te gebruiken zijn voor de gehele Delflandsedijk beoordelingsprofielen opgesteld (D). Tevens zijn alle objecten op en nabij de dijk geïnventariseerd (B+C+E). Vervolgens is gekeken of de geïnventariseerde objecten zich binnen of buiten het beoordelingsprofiel bevonden. Dit betreft de eenvoudige toets. Wegens het ontbreken van volledige gegevens, is voor de objecten binnen het beoordelingsprofiel geen gedetailleerde toetsing uitgevoerd. Om toch een beoordeling van de waterkering inclusief NWO s te kunnen maken, is gekozen voor het aanvullend opstellen van een beheerdersoordeel op basis van de 19

vuistregels zoals opgesteld door Provincie Zuid-Holland en goedgekeurd door Inspectie voor Verkeer en Waterstaat. Er is een inventarisatie gemaakt van de aanwezige NWO s. In de eenvoudige toets is voor ieder object bekeken hoe dicht het object zich op de dijk bevindt. Als deze zich binnen het gedefinieerde beoordelingsprofiel bevindt, is er mogelijk sprake van een beïnvloeding van de waterkerende functie van de kering. Voor 5012 locaties is dit het geval (score geen oordeel. De overige 13.033 locaties vallen buiten dit profiel en krijgen de score voldoende. Het beheerdersoordeel heeft voor 1357 van de 3662 locaties met de score geen oordeel uitgewezen dat op basis van de vuistregels geen sprake is van een mogelijke beïnvloeding door het object. Deze 1357 locaties hebben daarmee alsnog de score voldoende gekregen. Voor de overige objecten heeft het beheerdersoordeel geen nieuwe inzichten opgeleverd. Dit leidt tot het volgende veiligheidsoordeel: 14390 locaties voldoen aan de norm 3655 locaties nader onderzoek nodig. Opgemerkt wordt dat bovengenoemde aantallen mogelijk nog wijzigen in verband met nadere interpretatie van alle ingewonnen informatie. De locaties waarvoor nader onderzoek nodig is, dienen gedetailleerd te worden getoetst (zie hoofdstuk 4). Een overzicht van de toetsresultaten is ingevoegd als Bijlage VIII. 5.3 Zeewering 5.3.1 Duinen Zoals toegelicht in paragraaf 2.1.2 zijn de duintrajecten die onderdeel uitmaken van de Zwakke Schakels èn zullen worden verbeterd niet getoetst. Hiervoor direct de score goed toegekend, omdat mag worden verondersteld dat deze op de peildatum voldoen aan de ontwerpsterkte. De overige trajecten zijn getoetst op duinafslag en winderosie en hebben hierbij de score goed gekregen. Uitzondering hierop vormen de trajecten 10170-10075 en 9985-9900 te Scheveningen. Deze trajecten scoren voldoende op het mechanisme afslag. Het mechanisme winderosie is niet relevant van de strekkingen in verband met de mate van bekleding/bebouwing. Het beheerdersoordeel heeft voor de duinen geen aanvullende inzichten opgeleverd. Daarmee is het veiligheidsoordeel voor de gehele zeewering voor de toetssporen duinafslag en winderosie voldoet aan de norm 5.3.2 NWO s De duinen met niet waterkerende objecten zijn niet met de toetsregels beoordeeld omdat een methodiek ontbrak. Dit is bevestigd door het Rijk (Helpdesk Water). Daarom krijgen deze strekkingen de methodische score geen oordeel. Tevens waren de vuistregels voor het opstellen van het beheerdersoordeel niet toepasbaar voor de duinen. In samenspraak met het 20

Hoogheemraadschap van Rijnland zijn vuistregels opgesteld voor het beheerdersoordeel van duinen waarin NWO s aanwezig zijn. Aan de hand hiervan zijn de strekkingen met de AMOCO leiding bij Hoek van Holland en de bunkers ten noorden van Scheveningen beoordeeld. Van de AMOCO-leiding is door de beheerder vastgesteld dat deze ver boven het afslagprofiel ligt en dus geen invloed op het waterkerend vermogen heeft. Op basis hiervan is het beheerdersoordeel voldoende toegekend. Het veiligheidsoordeel volgt deze score en is voldoet aan de norm. Voor de bunkers geldt dat deze bij bezwijken zeer lokaal binnen de afslagzone kunnen leiden tot extra erosie en/of afslag. Omdat de duinen ter plaatse zeer breed zijn, is de kans dat het waterkerend vermogen ter plaatse te sterk verminderd zeer klein. Op basis hiervan hebben de objecten het beheerdersoordeel voldoende gekregen. Het veiligheidsoordeel luidt daarom voldoet aan de norm. Een overzicht van de toetsresultaten is ingevoegd als Bijlage VIII. 5.4 Haven Scheveningen 5.4.1 Hoogte De toetsing op hoogte van de dijklichamen bij de Scheveningse Haven heeft de score goed opgeleverd. Het beheerdersoordeel volgt het methodisch oordeel waardoor het veiligheidsoordeel luidt: voldoet aan de norm. 5.4.2 Stabiliteit De stabiliteit van de dijklichamen van Scheveningen Haven is beoordeeld volgens de toetsregels voor de verschillende toetssporen voor stabiliteit. Hierbij is voor het toetssporen stabiliteit binnenwaarts, buitenwaarts en piping en heave de methodische score voldoende en voor het toetsspoor microstabiliteit de score goed bepaald. Het beheerdersoordeel volgt voor de genoemde sporen het methodisch oordeel waardoor het veiligheidsoordeel voor deze sporen voldoet aan de norm luidt. Dit geldt voor een lengte van 2,7 km. Voor het toetsspoor stabiliteit bekleding daarentegen is het methodisch oordeel geen oordeel. De score geen oordeel voor de bekleding heeft betrekking op de aanwezige steenbekleding en betreft het gehele traject met uitzondering van het Norfolk terrein en het verversingskanaal. Het oordeel wordt veroorzaakt door het ontbreken van een geschikt toetsinstrumentarium. Dit is overlegd met het Rijk (via de Helpdesk Water). Het beheerdersoordeel is voldoende. Voor het veiligheidsoordeel voor dit mechanisme is de score nader onderzoek toegekend. Dit geldt ook voor het toetsspoor stabiliteit voorland met het methodisch en beheerdersoordeel van respectievelijk geen oordeel en volgt methodisch oordeel. De score geen oordeel voor het voorland is het gevolg van het feit dat op het gehele traject zettingsvloeiing kan voorkomen met gevolgen voor de waterkering. Dit geldt voor een lengte van 2,7 km. Voor het uitvoeren van een geavanceerde toets ontbreekt in dit stadium voldoende informatie. 21